Aan de orde is de voortzetting van het debat over de brief van de minister-president (19637, nr. 1114) over de uitvoering van de motie-Dijsselbloem c.s. (19637, nr. 1113).

Minister Balkenende:

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de Kamer voor de inbreng in eerste termijn. Zelf wil ik graag de algemene, politieke en staatsrechtelijke vragen beantwoorden. De minister van Justitie zal ingaan op de specifieke vragen rond de terugkeer. Minister Zalm zal ingaan op de vragen die meer specifiek aan hem zijn gericht. Ik zal eerst enkele algemene aspecten aan de orde stellen. Daarna zal ik spreken over het thema eenheid van kabinetsbeleid. Waarna ik in zal gaan op de vraag waarom er nu kan worden gewerkt aan een opschorting van de uitzetting, terwijl dat eerst niet kon. Ten slotte ga ik in op de portefeuillewisseling.

Ik vraag de Kamer nadrukkelijk de bijzondere politieke en staatsrechtelijke situatie onder ogen te zien. Wij moeten niet de indruk willen wekken dat dit een normale politieke en staatsrechtelijke situatie is en van daaruit het debat voeren. De situatie is echt uniek en vraagt dan ook om een beoordeling die over en weer met die situatie rekening houdt. In de context van een demissionair kabinet na verkiezingen, met een andere samenstelling van de Kamer dan waaruit het kabinet was voortgekomen en met een formatie van een nieuw kabinet die aan de gang is, vroeg de Kamer in twee moties om maatregelen van het kabinet ten aanzien van de terugkeer van asielzoekers uit de periode van voor de nieuwe Vreemdelingenwet. Het gaat om maatregelen die het kabinet in missionaire status nooit heeft willen nemen en waarvoor in die tijd ook geen Kamermeerderheid was. Dat is een uitzonderlijke situatie, maar wel een politieke realiteit.

In die situatie steunde een Kamermeerderheid een motie van afkeuring tegen de handelwijze van de eerstverantwoordelijke minister, de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Het kabinet moest deze situatie onder ogen zien. Dat was, gegeven de situatie die ik zojuist schetste, erg moeilijk en kostte veel tijd, ook omdat er in de parlementaire geschiedenis geen voorbeelden zijn van zo'n situatie. Het vraagt dan ook om zorgvuldige omgang met alle relevante aspecten. Ik verantwoord mij vandaag over de beslissing die wij gisteren hebben genomen. De Kamer heeft de neerslag daarvan gekregen in een brief en de daarop gebaseerde verklaring die ik heel vroeg vanochtend hier heb afgelegd.

Ik heb bij de besprekingen in de ministerraad drie aspecten in de beschouwing betrokken: de inhoudelijke, de staatsrechtelijke en de politieke. Ik heb daarbij het landsbelang en met name de regeerbaarheid van het land in deze bijzondere situatie als belangrijkste maatstaf voor een beslissing genomen. Ik wilde daarbij de Kamer zo goed mogelijk tegemoetkomen nu er een uitspraak van afkeuring lag. Dat was ook de nieuwe politieke realiteit. Ik moest dus in en met het kabinet gisteren een oplossing vinden voor de meerderheidsopvatting in de Tweede Kamer over de inhoud van het beleid, de opvatting van het demissionaire kabinet en de partijen die dat kabinet dragen en het feit dat wij de opdracht hebben alles te doen wat in het belang van het land gedaan moet worden. Wij hebben het dan over de regeerbaarheid van het land.

In die zeer moeilijke situatie heb ik ervoor gekozen eerst de inhoud te bespreken en een tegemoetkoming te formuleren richting de Kamer. Dat was lastig, maar in het kabinet kon ik een meerderheid vinden voor een wijziging in de uitvoeringspraktijk van de terugkeer. De minister van Justitie zal, zoals ik al aangaf, daarop nader ingaan.

Vervolgens lagen de staatsrechtelijke en politieke aspecten voor in deze bijzondere omstandigheden. De ministers van VVD-huize konden de koerswijziging ten aanzien van de terugkeer niet onderschrijven. Normaal gesproken volgt dan een kabinetscrisis. Alleen verdergaan met negen CDA-ministers zou kunnen, maar ik achtte dat ongewenst. Niet alleen de mijns inziens gewenste checks and balances in het kabinet waren in het geding, maar vooral ook de verantwoordelijkheid voor bijvoorbeeld de missie in Afghanistan of de relatie met de Nederlandse Antillen en Aruba. Met deze onderwerpen kan niet lichtzinnig worden omgegaan. Deze zaken moeten bij voorkeur door ervaren en ingewerkte ministers worden behandeld.

Ik heb toen een klemmend beroep op de VVD-ministers gedaan om in het landsbelang te blijven zitten in de regering. Dat moest in mijn ogen doorslaggevend zijn. Ik ben de VVD-ministers dan ook erkentelijk dat zij uiteindelijk ruimte hebben gevonden op mijn verzoek in te gaan, waarmee zij het belang van het land hebben laten voorgaan. Zij hebben zich neergelegd bij de meerderheidsbesluitvorming in het kabinet. Hun standpunt heeft minister Zalm gisteravond toegelicht en daarvoor bestond ook ruimte. Natuurlijk moest er in dit geval een oplossing gevonden worden voor verantwoordelijkheden en portefeuilles. Die is gevonden door de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie en de minister van Justitie op onderdelen van portefeuille te laten wisselen, zodat de minister van Justitie nu verantwoordelijk is geworden voor het vreemdelingenbeleid. Ik zal daar straks nader op ingaan.

Gelet op de verschillende politieke aspecten – ik noemde in het bijzonder de politieke en staatsrechtelijke situatie – gelet op de regeerbaarheid van het land en gelet op de meerderheidsopvatting van de Kamer meen ik met en in het kabinet een acceptabele oplossing te hebben gevonden. Wees ervan verzekerd dat ik ook in deze bijzondere situatie de eenheid zal bewaken en dat ik zal blijven zoeken naar een werkbare situatie voor de Kamer. Ik vraag van mijn kant of de Kamer dat wil inzien en of zij daarnaar wil handelen. De regeerbaarheid van het land is een gemeenschappelijk belang en een gedeelde verantwoordelijkheid.

Dat brengt mij bij het thema eenheid van kabinetsbeleid. Verschillende leden hebben gevraagd in hoeverre de ministers van VVD-huize gebonden zijn aan het kabinetsbesluit dat gisteren is genomen. Er zijn ook uitlatingen gedaan in de media. In antwoord op deze vraagstelling wijs ik op het volgende. Ons staatsrecht kent het uitgangspunt van de eenheid van het kabinetsbeleid, zoals verwoord in artikel 45, derde lid, van de Grondwet. Daar staat: de ministerraad beraadslaagt en besluit over het algemeen regeringsbeleid en bevordert de eenheid van dat beleid. In het reglement van orde voor de ministerraad is dit uitgangspunt nader uitgewerkt. Zie vooral artikel 12, tweede lid: In geen geval handelt een minister of staatssecretaris tegen een besluit van de raad.

In een demissionair kabinet en in deze unieke casus geldt het principe van de eenheid van het kabinetsbeleid uiteraard onverkort. Tegelijkertijd kunnen er in bijzondere omstandigheden uitzonderingen op deze hoofdregel worden toegelaten, zoals uitlatingen die in partijpolitiek verband of gedurende een verkiezingscampagne worden gedaan. Het gaat dus om bijzondere situaties met een bijzondere politieke betekenis die een coalitiefractie zeer aangaan. Dat is ook hier het geval, zoals ik in het slot van mijn brief van gisteren heb aangegeven.

Van een bewindspersoon kan niet worden verlangd dat deze volledig het zwijgen bewaart bij een beleidswijziging die niet strookt met een jarenlang gevoerd en breed gesteund beleid dat behoort tot de kernpunten van diens politieke overtuiging en van diens politieke partij. Dan moet er ook ruimte zijn om deze bezwaren, die op zichzelf niemand zullen verbazen, te uiten en toe te lichten. Over het door andere bewindspersonen in staatsrechtelijke zin gedragen kabinetsbeleid kan er uiteraard geen misverstand bestaan. Ik heb de zeer bijzondere situatie uitvoerig geschetst en ik vraag daarvoor begrip.

In die specifieke context moeten ook de uitspraken van de ministers Zalm en Verdonk op hun persconferentie gisteren worden gezien. Gezien de unieke situatie waarin wij ons bevinden, heeft de ministerraad de ministers Zalm en Verdonk ruimte gegeven om hun gezichtspunten ten aanzien van het kabinetsbesluit toe te lichten. Het reglement van orde voor de ministerraad laat dit toe, indien de ministerraad daarmee instemt.

De heer Pechtold (D66):

Ik ben blij met deze uitleg. De minister-president en ik hebben dit al eerder betoogd. Ik was toen ook blij dat er wat meer ruimte was om beleid vanuit partijpolitiek te bekijken. Het gaat om de partij of de verkiezingen. Dit vond wel allemaal plaats op het ministerie van Algemene Zaken. Was het daar bij gebleven en als de minister-president nu zegt dat het hierbij blijft, dan kan ik hem een eind tegemoet komen. Ik hoorde echter zojuist op Radio 1 een interview met de heer Kamp die het nog eens dunnetjes overdeed. Daarom vraag ik aan de minister-president of wij kunnen verwachten dat alle bewindslieden van VVD-huize dit herhalen of zegt hij: het was een bijzondere situatie gisteren? Ik wil dan nog een heel eind met hem meedenken al gaat hij dan verder dan de casus die wij ongeveer een jaar geleden samen hebben behandeld, maar goed, ook hij is gericht op vernieuwing en verbetering. Wil de minister-president nu toezeggen dat het hierbij blijft? Het gaat mij erom dat de bewindslieden van VVD-huize zich aan de Grondwet gebonden weten en aan de artikelen die zojuist zijn genoemd en dat wij de komende weken en maanden van vergelijkbare situaties verschoond blijven.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik zal eerst mijn betoog afronden en in aansluiting daarop zal ik antwoord geven op de vraag van de heer Pechtold.

Zoals bekend hebben beide ministers gezegd dat zij het kabinetsbesluit niet toejuichen; zij hebben er grote moeite mee. Ik heb gisteren al gezegd dat het geen gemakkelijke beraadslagingen zijn geweest in het kabinet. De ministers Zalm en Verdonk hebben aangegeven dat zij eigenlijk met de andere VVD-bewindsperso­nen uit het kabinet hadden willen stappen. In het belang van de regeerbaarheid van het land hebben zij dit, na een dringend appel van mijn kant, in deze demissionaire fase niet gedaan. Ik ben hen daarvoor erkentelijk. Ik wil benadrukken dat de uitvoering van het kabinetsbesluit in al zijn aspecten is gewaarborgd op basis van de eenheid van kabinetsbeleid zoals verwoord in het zojuist genoemde artikel uit het reglement van orde. Uit de Grondwet en het reglement van orde vloeit voort dat ministers staatsrechtelijk gezien een collectieve verantwoordelijkheid hebben voor het kabinetsbeleid. Dit geldt dus ook voor de VVD-ministers in het kabinet. Hierover bestaat geen misverstand.

Ik kom nu op de vraag van de heer Pechtold. Wij hebben gisteren afgesproken dat de ministers een toelichting zouden geven op de politieke positiebepaling van het "VVD-smaldeel", om het zo maar even te noemen. De opmerkingen van minister Kamp hebben daar ook mee te maken. Wij hebben duidelijk willen zeggen dat er sprake is van een meerderheidsbesluit waar de bewindsliezen van VVD-huize zich tegen hebben gekeerd. Zij zijn het hier niet mee eens. Vervolgens heb ik aan deze bewindslieden gevraagd of zij hun functie wilden behouden in het belang van de regeerbaarheid van ons land. Wij hebben toen met elkaar vastgesteld dat het meerderheidsbesluit nadat het besluit was genomen, kabinetsbeleid is en dat het kabinetsbeleid geldt voor iedereen. Dit betekent dat alle bewindslieden verantwoordelijkheid dragen voor het beleid, hoewel zij heel duidelijk te kennen hebben gegeven dat dit besluit niet hun besluit is.

De heer Pechtold (D66):

Ik wil aanhaken op het woord regeerbaarheid dat ik overigens een zwaar woord vind. De minister-president heeft dit woord geadstrueerd met twee voorbeelden: Uruzgan en de Antillen en Aruba. Vorige week was Uruzgan geen belemmering voor een VVD-minister om zich kandidaat te stellen voor het voorzitterschap van de Kamer. Dan houden wij de Antillen over. Ik neem aan dat dit nu niet het grootste probleem is – ik mag ook uit enige ervaring spreken – dat er kennelijk toe leidt dat VVD-ministers keer op keer verklaringen afgeven. Ik kom daarom terug op mijn hoofdvraag van zojuist. Houdt dit nu op na vanavond en na vandaag? Ik krijg graag die toezegging van de minister-president. Dan komen wij niet terug op de voorbeelden, want het wordt nu ook tijd om hier zand over te strooien, maar ik wil wel de toezegging dat dit vanaf nu niet meer zal gebeuren.

Minister Balkenende:

Gelet op de situatie van gisteren zullen de bewindspersonen uiteraard terughoudend zijn over hun eigen politieke positiebepaling toen het besluit is genomen waar zij het niet mee eens waren. De VVD-bewindslieden hebben voluit het recht om te zeggen dat zij het hier niet mee eens waren. Zij mogen dat zeggen en het zou gek zijn als zij het niet deden, want hun is niet voor niets die ruimte geboden. Dit neemt niet weg dat allen verantwoording dragen voor dit beleid nu dit besluit is genomen.

Ik kom nu op de vraag waarom er nu opeens dingen mogelijk zijn die eerder niet mogelijk waren. Waarom kunnen de uitzettingen nu worden opgeschort, terwijl van de zijde van het kabinet eerder is betoogd dat dit niet zou kunnen? De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie heeft in brieven aan de Kamer en tijdens de debatten gezegd dat het instellen van een moratorium ongewenste repercussies zou hebben voor de handhaving van de Vreemdelingenwet en de uitvoering van het vreemdelingenbeleid. Daarbij is onder meer gewezen op het ontstaan van rechtsongelijkheid, de aanzuigende werking, de juridische aanspraken en het wekken van verkeerde verwachtingen. Wij hebben thans een andere staatsrechtelijke en politieke situatie. De Kamer heeft herhaaldelijk de wens geuit om, hangende een eventuele regeling van een generaal of een specifiek pardon, geen onomkeerbare beslissingen te nemen ten aanzien van een categorie vreemdelingen die hun eerste aanvraag onder de oude Vreemdelingenwet hebben ingediend. Na het aannemen door de Kamer van een motie van afkeuring heeft het kabinet gemeend de Kamer tegemoet te komen door thans, gedurende de demissionaire periode, de gedwongen uitstroom uit het project niet te effectueren ten aanzien van de groep asielzoekers die in de laatste fase van behandeling zijn bij het terugkeerproject wanneer dat op humanitaire bezwaren stuit, in het bijzonder bij gezinnen met kinderen.

Uiteraard nemen wij daarmee nog steeds risico's, bijvoorbeeld de kans dat er juridische procedures worden gevoerd om toegang tot de regeling te krijgen. Wij moeten thans de risico's accepteren. Het kon niet anders, gegeven de nieuwe politieke situatie. Dat heb ik betoogd in mijn brief. De juridische aspecten van een en ander zal de minister van Justitie, zoals aangekondigd, straks behandelen.

De heer Rutte (VVD):

Ik kan niet anders dan constateren dat het kabinet om uit dit politieke probleem te komen een zeer groot risico neemt. Onderdeel van de brief van de minister van Justitie van 7 december zijn de juridische aanspraken. Ik noem ook de kwestie van de rechtsongelijkheid, de verkeerde verwachtingen en de aanzuigende werking. Het kan niet anders dan dat het gelezen wordt als het feitelijk voorsorteren op een generaal pardon. In die brief van de minister van Justitie is immers sprake van het grote risico dat wij daar geleidelijk naar afglijden.

Minister Balkenende:

De minister van Justitie zal ingaan op de risico's en de inschatting daarvan. In de brief wordt heel nadrukkelijk gezegd dat niet vooruit wordt gelopen op een eventuele nadere regeling. Het gaat om een specifieke maatregel, namelijk het niet effectueren van uitzetting. De context is bekend uit de brief. Die maatregel is niet genomen zonder daarvan de risico's te zien. Er is keer op keer een meerderheid in de Kamer die tot uitspraken komt. Dat heeft laatstelijk geleid tot een motie van afkeuring over de handelwijze van de minister voor V en I. Ik kan er als minister-president niet aan voorbijgaan dat er een onwerkbare situatie kan ontstaan als wij voortdurend worden geconfronteerd met een dergelijke meerderheid. Na de eerste motie van afkeuring kan er immers een volgende komen tegen een andere minister. Dat raakt aan de regeerbaarheid. Wij willen niet vooruitlopen op eventuele afspraken die gemaakt kunnen worden in de formatie. Tegen die achtergrond hebben wij gemeend er goed aan te doen om rekening te houden met de gevoelens van de Kamer.

De heer Rutte (VVD):

Ik heb begrip voor de politieke complexiteit. De gekozen constructie, in de woorden van de minister-president, is juridisch kwetsbaar. In het licht van de brief van de minister van Justitie is de constructie zeer kwetsbaar in termen van het voorsorteren op een generaal pardon. Ik breng de minister-president in herinnering dat deze regering gebaseerd is op vier pijlers: de hervormingsagenda van de sociale zekerheid, het gezond maken van de economie, het op orde krijgen van de schatkist en het eindelijk goed regelen van het asiel- en immigratiebeleid. Met de gisteren gemaakte beweging is de vierde pijler ontvallen aan het kabinetsbeleid.

Minister Balkenende:

Deze vraag moet beantwoord worden in het licht van de buitengewoon complexe politieke situatie. De motie van de heer Bos heeft tot een discussie geleid. De moeilijkheid daarbij is dat het niet gaat om een regeling ten principale, maar om de uitvoeringspraktijk. Het demissionaire kabinet werkt echter op de grondslagen van het ingezette beleid. Dat beleid stuit nu op een meerderheid in het parlement. Daarmee moet ik rekening houden. Een voortdurende confrontatie met meerderheden met dezelfde boodschap maakt dat er een onwerkbare situatie ontstaat. Wij moesten daarom de knoop doorhakken. Er is een beweging naar de Kamer gemaakt, rekening houdend met de aangenomen motie. Als gevolg daarvan moet een werkbare situatie ontstaan. Ik kan mij goed voorstellen dat u zich daar niet mee kunt verenigen; dat is ook uw recht. Ik moet er echter op letten dat Nederland kan worden geregeerd in deze lastige situatie. Er is geen nieuw kabinet en geen nieuw beleid, maar wel een bepaalde Kamermeerderheid die steeds manifest is. Ik hoop dat u daarvoor begrip heeft. Tegen die achtergrond is de brief geschreven en zijn de besluiten genomen.

De heer Rutte (VVD):

Ik heb vanzelfsprekend begrip voor de bijzondere politieke positie waarin het kabinet zich bevindt. Ik kan de gekozen oplossing echter niet anders beschouwen dan als het weghalen van één van de vier pijlers onder het kabinet dat u de afgelopen jaren heeft vormgegeven. De eerste keer dat de Kamer het machtsmiddel gebruikt van een meerderheid in deze bijzondere situatie, kiest de regering ervoor om een pijler onder het kabinet weg te halen. Ik maak mij erover zorgen dat in de komende weken moties worden aangenomen die niet raken aan het kabinetsbeleid maar wel degelijk van invloed zijn op belangrijke zaken, zoals begrotingen van departementen of trajecten die in het verleden zijn ingezet met grote steun van coalitiepartijen en het kabinet. Als het zo gemakkelijk is om een pijler onder het kabinetsbeleid weg te halen, hoe gemakkelijk is het dan niet om als zich opnieuw een meerderheid voordoet, opnieuw te buigen voor de Kamer?

Minister Balkenende:

Ik begrijp uw signaal heel goed. Dat signaal komt eigenlijk naadloos overeen met hetgeen ik in het begin heb gezegd, namelijk dat in deze situatie van een kabinet altijd terughoudendheid wordt verlangd vanwege de demissionaire status. Tegelijkertijd moet ook de Kamer zich bewust zijn van deze bijzondere situatie. Om die reden is door het kabinet kritiek geuit op het feit dat een motie aan de orde wordt gesteld over een thema dat niet aan de orde is geweest in een onderhandelingsfase. Daardoor ontstond een discussie over de uitvoering terwijl de regeling zelf niet aan de orde was gesteld. Over en weer zou in deze fase het kernwoord "terughoudendheid" moeten zijn.

De heer Rutte (VVD):

Ik beluister uit uw woorden dat u tegen de Kamer zegt: dit was eens maar nooit weer.

Minister Balkenende:

Veel premiers hebben dat gezegd, dus daar moet ik een beetje mee oppassen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik permitteer mij één vraag die steeds prangender wordt. Ik sluit mij op dit punt enigszins aan bij de heer Wilders. Die vraag luidt: wat wil de VVD? Waarom heeft die partij de ministers niet teruggetrokken? Waarom neemt de VVD zelf geen stappen? De VVD is volstrekt onduidelijk. Ik hoor de heer Rutte blazen maar het is mij volstrekt onduidelijk welke stappen de VVD-fractie had willen zetten.

De heer Rutte (VVD):

Ik zal u bijlichten zodat u het verdere debat goed kan volgen. De situatie is als volgt. De Kamer heeft in meerderheid een beleidswijziging doorgevoerd die naar onze overtuiging ongepast is in een demissionaire situatie. Het kabinet heeft echter besloten om daar toch aan tegemoet te komen. Voor de partij, de fractie en de bewindslieden van de VVD is dat niet aanvaardbaar. Wij willen echter in deze demissionaire situatie verantwoordelijkheid nemen voor de continuïteit van het landsbestuur. Ik vraag de minister-president, die wel degelijk een, naar mijn mening verstrekkende, inhoudelijke beleidswijziging heeft doorgevoerd in het asiel- en immigratiebeleid hoe hij dat duidt tegen de achtergrond van het feit dat dit is afgedwongen door een Kamermeerderheid. Hoe gaat hij in de toekomst om met vergelijkbare zaken, zeker als die niet een pijler onder het kabinetsbeleid betreffen?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik vraag de minister-president of hij het met mij eens is dat de VVD-fractie en het kabinet niet van mening verschillen over de ingezette lijn. Ik ben blij dat de heer Rutte mij en de rest van de Kamer heeft bijgelicht want dat was inderdaad nodig. Ik stel vast dat de VVD-fractie de koers van de premier en de VVD-bewindslieden volledig ondersteunt.

Minister Balkenende:

Ik ga graag over op mijn derde thema. Feitelijk gaat het om de vraag hoe wij politiek en staatsrechtelijk omgaan met de situatie waarin wij ons bevinden. Gaat het om een grote beleidswijziging? De minister van Justitie zal daar nader op ingaan. Wij houden rekening met de wens van de Kamer om de effectuering van uitzettingen op te schorten. Dat is wat het kabinet heeft gedaan. Wij hebben het op deze manier geformuleerd om rekening te houden met de duidelijke gevoelens van de meerderheid van deze Kamer. Wij onderstrepen dat het niet aan dit kabinet is om te komen tot nieuw beleid. Dat is ook het punt dat eerst heeft gespeeld naar aanleiding van de motie van de heer Bos. Ik vind wel dat de Kamer op moet passen niet te spreken in termen van"beleidswijziging". Aan de orde is de maatregel die wij hebben genomen in antwoord op het verzoek van de Kamer. Voor het overige kan er in deze fase niet genoeg worden gehamerd op het belang van terughoudendheid van zowel de Kamer als het kabinet. Mevrouw Halsema heef grote woorden gebruikt door te zeggen dat het kabinet een staatsrechtelijke rommel heeft laten ontstaan. Dat deel ik helemaal niet met haar. Als wij de zaak via de reguliere weg hadden bewandeld, namelijk eerst in de kabinetsformatie over de regeling ten principale spreken en vervolgens over de uitvoering, dan hadden wij dit debat ook niet gehad. Dat is de complexe situatie waarin alles door elkaar gaat lopen, en dat is ook het lastige. Daarom kan ik mij ook niet vinden in de kwalificatie die mevrouw Halsema heeft verbonden aan de opstelling van het kabinet.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Die kwalificatie houd ik graag staande. Er is inderdaad een staatsrechtelijke rommel ontstaan, en u lijkt steeds te vergeten dat het kabinet demissionair is en de Kamer niet. Ik heb nog één opmerking, die eigenlijk als ondersteuning voor u bedoeld is. Ik kan mij namelijk voorstellen dat u in deze verhoudingen erg omzichtig omgaat met de VVD-fractie. Maar aangezien de VVD-fractie geen enkele stap onderneemt jegens u en uw kabinet, verleent de VVD-fractie volop steun aan opschorting van de uitzettingen, en dat is goed nieuws.

De heer Rutte (VVD):

Mevrouw Halsema vraagt naar de bekende weg. Hier is natuurlijk totaal geen sprake van, en dat weet zij ook. Mevrouw Halsema heeft gezegd dat het kabinet demissionair en de Kamer missionair is. De minister-president heeft in dit debat een klemmend beroep op de Kamer gedaan om als Kamer en kabinet op een verstandige wijze met elkaar om te gaan. Hij wordt echter onmiddellijk geschoffeerd door de voorzitter van de GroenLinks-fractie, die zegt dat zij daaraan geen boodschap heeft, en dat de Kamer missionair is. Ik begrijp hieruit dat wij dus gewoon doorgaan met de praktijken van de afgelopen weken. Dit is staatsrechtelijk onverantwoord!

Minister Balkenende:

Het derde punt dat ik had aangekondigd gaat over de vraag die is gesteld over de portefeuillewisseling. Hierover is het nodige gezegd in de brief aan de Kamer en hierover zijn de nodige opmerkingen gemaakt. De portefeuillewisseling dient vanzelfsprekend niet geïsoleerd te worden bezien. De motie van afkeuring richtte zich tot een minister en een kabinet die reeds demissionair waren. Wij hebben dus te maken met een uitzonderlijke situatie. Wij hadden te maken met de motie-Bos en de motie-Dijsselbloem over het terugkeerbeleid. Wij hebben het in het bijzonder over de motie van de heer Dijsselbloem inzake de afkeuring van de handelwijze. Wij hebben het over een kabinetsbesluit over de uitvoering van het terugkeerbeleid, een besluit waarmee de VVD-ministers zich niet konden verenigen. En wij hebben te maken met de conclusie dat VVD-ministers zouden blijven, ondanks het feit dat zij het besluit politiek niet konden dragen. Dat is de context waarin wij hebben gesproken over inhoud en portefeuille.

Staatsrechtelijk verkeert het kabinet in de situatie dat het ontslag van alle bewindspersonen reeds is aangeboden. Daarmee stond het kabinet ook voor de uitzonderlijke en unieke vraag hoe in deze omstandigheden, waarin een collectieve ontslagaanvraag feitelijk geen betekenis heeft, om te gaan met de wensen van de Kamer – zie de motie – en daaraan gevolgen te verbinden. Tegelijk heeft het kabinet ook rekening te houden met wat van bewindspersonen kan worden gevergd. Dit tezamen en in volgorde heeft ertoe geleid dat de portefeuillemaatregel is genomen en daarmee wordt recht gedaan aan de uitspraak van de Kamer én aan de demissionaire status van het kabinet. Het is dan ook begrijpelijk dat de minister van Justitie de portefeuille vreemdelingenzaken krijgt. Het is evenzeer begrijpelijk dat dit niet door de minister voor V&I zou kunnen worden gedragen. Het is de combinatie van alles die hiertoe heeft geleid, waarbij wij zijn begonnen met te spreken over de inhoud. Zo is het gegaan, zo is het neergelegd in de brief en dat is ook mijn antwoord op de vraag vanuit de Kamer.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De oud-minister voor Vreemdelingenzaken heeft gisteravond een aantal keren gezegd dat zij niet door wilde met de portefeuille vreemdelingenzaken. Was het voor u dan acceptabel geweest als de minister voor V&I, ongeacht de motie van afkeuring, wél door had willen gaan met de portefeuille vreemdelingenzaken?

Minister Balkenende:

Dat is een als-vraag die volstrekt niet aan de orde is. Ik werd als premier geconfronteerd met een motie van afkeuring. Die vergt een antwoord van het kabinet over hoe het ermee om wil gaan. Als het kabinet een missionaire status heeft, kan een motie van afkeuring worden gevolgd door bijvoorbeeld het zelfstandig aftreden van de bewindspersoon. Dat is zeer wel mogelijk. Het kabinet is nu echter demissionair en moet de lopende zaken behartigen. Het moet rekening houden met de uitspraak van de Kamer en dat heeft het gedaan. Ik moest rekening houden met het besluit dat is genomen waartegen de VVD zich keerde en met wat van bewindspersonen kan worden gevergd. Dat is de reden geweest om voor deze oplossing te kiezen.

Minister Hirsch Ballin:

Voorzitter. Ik zal ingaan op de besluitvorming die betrekking heeft op het vreemdelingenbeleid, aansluitend bij wat de minister-president heeft gezegd. Wat er is gebeurd, is bekend. Er is eergisterenavond een motie aangenomen. Wij hebben de overtuiging dat het onjuist is om beslissingen te nemen die vooruitlopen op een mogelijke pardonregeling, maar dat is volgens mij verder geen punt van discussie. Wij hebben wel onderkend dat er rekening moet worden gehouden met wat de Kamer heeft uitgesproken. Dat heeft tot het besluit geleid om ex-asielzoekers die in de laatste fase van de behandeling zijn in het project Terugkeer gedurende de demissionaire periode niet gedwongen uit te zetten of gedwongen op straat te zetten in de situaties die zijn omschreven in de brief van de minister-president, dus als er sprake is van humanitaire bezwaren. Daarbij hebben wij in het bijzonder het oog gericht op de gezinnen met kinderen, die ook in eerdere discussies aan de orde zijn geweest.

De vragen die ook bij de eerdere besluitvorming en overwegingen een rol speelden, hadden te maken met de zorg dat in feite al werd gesproken over een pardonregeling. Dat is voor ons een duidelijk punt geweest in de verdere ontwikkeling van de discussie over de moties die zijn aangenomen. Wij kunnen, willen en moeten helemaal niet vooruitlopen op discussies die nu over een pardonregeling worden gevoerd. Het gaat om de gedwongen uitzetting in de laatste fase van het project Terugkeer.

Er zijn vragen gesteld over de omgrenzing van de groep. Wij zijn tot de conclusie gekomen dat die goed kan worden gevonden door te spreken over degenen die naar de stand van de besluitvorming van gisteren in het project Terugkeer zijn opgenomen. Wij weten dus om wie het gaat. De verdere beperking is erin gelegen dat zij in de fase zijn gekomen van gedwongen uitzetting uit de opvang of gedwongen verwijdering uit het land. Dat ligt in het verlengde van dat waar de discussie zich op richtte, namelijk de humanitaire bezwaren. Om duidelijkheid te hebben over de vraag om wie het gaat, worden vanaf gisteren geen nieuwe aanmeldingen geaccepteerd voor het project Terugkeer uit de gemeentelijke noodopvang. Daarmee zijn naar mijn overtuiging de onbedoelde neveneffecten zo veel mogelijk beperkt.

Als in een land, niet alleen Nederland, wordt gesproken over pardonregelingen, leidt dat tot bepaalde anticipaties. Dat is niet het gevolg van de besluitvorming van het kabinet van gisteren. Het gevolg ervan is dat er verwachtingen ontstaan over een mogelijke wijziging in het beleid. Zo'n beleidswijziging is evenwel niet aan de orde in de besluitvorming van het kabinet. Dat is een onderwerp bij de kabinetsformatie. Voor de verkiezingen waren bepaalde effecten overigens al zichtbaar. Dit is bekend van alle landen die met pardonregelingen te maken hebben gehad. Dat moeten wij ook onder ogen zien. Vandaar dat ik het hier nog maar even noem.

Mevrouw de voorzitter. Het lijkt mij goed om nog op enkele punten in te gaan die zojuist meer specifiek uit de Kamer naar voren zijn gebracht. De veronderstelling van de heer Bos dat het onze bedoeling is om rekening te houden met de Kameruitspraak, kan ik beamen. Het was ook onze bedoeling om dat te doen in een juridisch houdbare formulering. Ik kan tevens de opmerking van de heer Verhagen bevestigen, dat het gaat om het niet effectueren, dus niet om een ander beleid.

De heer Marijnissen heeft verteld over personen die hij is tegengekomen. Ik hoop dat hij kan begrijpen dat ik nu niet, zonder dat ik meer weet van wat er aan de hand is, kan zeggen tot welke conclusie dit in het kader van de besluitvorming van het kabinet zal leiden. Ik weet overigens niet of een gedwongen terugkeer of een uitzetting uit de opvang aan de orde is bij degenen over wie de heer Marijnissen sprak. Wel ben ik graag bereid om daarover nader van gedachten te wisselen, maar dat moeten wij niet in deze Kamer doen.

Ik hoop dat ik hiermee ook antwoord heb gegeven op de opmerkingen van de heer Rutte. Wat de afbakening betreft, gaat het inderdaad om de bekende groepen. Vandaar dat 13 december fungeert als datum die dat markeert.

De weergave die de heer Wilders van de besluitvorming gaf, vond ik niet juist. Misschien dat daarin de verwarring een zekere rol speelde met de door iedereen volledig erkende en onderkende mogelijkheid dat mensen denken dat er een pardonregeling aankomt en dat zij daarmee alvast rekening kunnen houden. Wat de heer Wilders in dit verband naar voren bracht, zie ik niet als iets wat de mogelijkheid aantast om op een verantwoorde wijze uitvoering aan het besluit te geven om uitzettingen en gedwongen verwijderingen niet te effectueren.

De heer Wilders (PVV):

Ik zeg het volgende enigszins naar analogie van de interruptie die mijn collega van de VVD aan het adres van de minister-president maakte. Ik ben het namelijk niet met u eens. Dit geldt ook voor uw voorganger, mevrouw Verdonk. Zij schreef aan de Kamer over het effectueren van die maatregel dat, wanneer het moratorium op de uitzettingen langer zou worden voortgezet, de gevolgen onder andere kunnen zijn het wekken van verkeerde verwachtingen, rechtsongelijkheid, aanzuigende werking, juridische aanspraken en knelpunten in de uitvoering van de werkzaamheden van de IND. Dit is nogal wat. U kunt dit niet zo maar even van tafel vegen. Het zou u dan ook sieren, als u hier inhoudelijk op wilt ingaan.

Minister Hirsch Ballin:

Zoals de minister-president al heeft aangegeven, discussiëren wij nu in de context van een door de Kamer aangenomen motie. Ik heb uitgelegd dat ik het niet heb over een ander vreemdelingenbeleid of over een pardonbeleid of iets dergelijks. Ik spreek alleen over het besluit om in de omschreven situaties bij degenen over wie ik zojuist sprak, niet over te gaan tot effectuering. Dat is het.

De heer Wilders (PVV):

De minister zit er dan toch enigszins naast, want deze brief van uw voorganger, mevrouw Verdonk, gaat niet over de motie inzake het generaal pardon. Deze brief van mevrouw Verdonk is een reactie op de motie van de heer Dijsselbloem, die ging over het voortzetten van het tijdelijk opschorten van de uitzettingen. Daar staat het letterlijk. Misschien moet ik het op een andere manier vragen. Bent u dus nu in een keer van mening, alleen maar omdat er een motie van afkeuring is aangenomen, dat er geen sprake meer is van bijvoorbeeld een aanzuigende werking en evenmin van rechtsongelijkheid ten opzichte van de mensen die, toen dat moest, Nederland wél netjes verlaten hebben?

Minister Hirsch Ballin:

Over de aanzuigende werking heb ik gezegd dat wij moeten onderkennen dat die gepaard gaat met verwachtingen over een pardonregeling. Gisteren heeft het kabinet alleen niet tot een pardonregeling besloten. Het besluit dat het kabinet gisteren heeft genomen, is juridisch verantwoord. Als u wilt weten of wat wij gisteren hebben geschreven en ik nu toelicht precies hetzelfde is als wat er op 7 december is geschreven, is het antwoord inderdaad nee.

De heer Wilders (PVV):

Ik begrijp dat het antwoord dan nee is, maar ik herhaal dat mevrouw Verdonk dit niet zei naar aanleiding van de invoering van een generaal pardon, maar van de continuering van de stop op het uitzetten van asielzoekers. Zij zei letterlijk dat daar ook een aanzuigende werking van uitging. Die ontstond volgens haar dus niet alleen door het generaal pardon, maar ook door het niet uitzetten. Daar is toch niets aan veranderd? Die negatieve gevolgen doen zich toch ook in dit geval voor?

Minister Hirsch Ballin:

Veranderd is dat wij het nu over een ander besluit hebben dan dat tot een pas op de plaats. Daar schreef de toenmalige minister voor Vreemdelingenzaken over. Over de inhoud van dit besluit kan ik niet meer zeggen dan ik net heb gedaan.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Ik krijg geen antwoord.

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. De brief is bovendien geschreven door de huidige minister, dus de minister die nu aan het woord is.

Minister Hirsch Ballin:

Die brief is geschreven door de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie ad interim. Dat was deze persoon in die hoedanigheid, mocht u het precies willen weten.

De heer Rutte (VVD):

Ik mag toch hopen dat u dat dan was. Of was het iemand anders?

Minister Hirsch Ballin:

Dat was deze persoon in die hoedanigheid.

De heer Rutte (VVD):

Dat is dan toevallig de hoedanigheid die u thans hebt, maar dan zonder ad interim. Dat helpt.

In de brief staat toch echt heel duidelijk dat het niet effectueren van uitzettingen deze gevolgen heeft. Het gaat dus niet om de effecten van een pardonregeling of de effecten van het vermoeden dat er een pardonregeling op grond van dit besluit aankomt. In de brief is toch sprake van de effecten van het tijdelijk stoppen met uitzetten?

Minister Hirsch Ballin:

In de brief werd uitgelegd wat de toenmalige minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie had gezegd over een pas op de plaats. De minister ad interim heeft toen uiteengezet waarom die pas op de plaats in de opvatting van het kabinet zich niet voor verlenging leende. Deze minister zet nu uiteen waarom het kabinet meent dat het besluit van gisteren, met de omgrenzingen, juridisch en praktisch houdbaar is.

De heer Rutte (VVD):

Als een pas op de plaats deze draconische effecten al meebrengt, wat zijn dan wel niet de effecten van het besluit dat het kabinet heeft genomen?

Minister Hirsch Ballin:

Mij lijkt dat het weinig zin heeft om nadere uiteenzettingen te geven van een besluit dat inmiddels achterhaald is door nieuwe besluitvorming, die in ieder geval niet hetzelfde is.

De heer Pechtold (D66):

Ik ga graag in op het begrip uitvoerbaarheid en het begrip dat ik zo juist hoorde: juridisch en praktisch een pas op de plaats.

Minister Hirsch Ballin:

Nee, dat hanteerde ik niet.

De heer Pechtold (D66):

Dan mag de minister daar straks op ingaan. Wij zijn hier uren en uren bijeen geweest. Zowel de ambtsvoorganger van de minister als de minister-president als andere fracties hebben ons voorgehouden dat wat wij wilden – geen pardonregeling, maar een pas op de plaats, een uitzettingsstop – niet uitvoerbaar was. De nieuwe minister zegt nu dat hij juridisch en praktisch een pas op de plaats kan maken. Ik vind het prettig als de minister daar uitvoeriger op ingaat. Waarom kan dit nu wel, terwijl ons eerst is voorgehouden dat dit niet kon?

Minister Hirsch Ballin:

Het kabinet heeft eerst bij monde van de minister-president en vervolgens van mij uiteengezet waarom het meent dat het achter dit besluit kan staan. Niemand beweert dat het een besluit zonder risico's is en dat het geen vragen kan oproepen. Wel beweer ik dat ik voor het besluit over de groep, zoals ik die omgrensd heb en met de aangegeven beoordeling, dus de humanitaire toespitsing, verantwoordelijkheid wil dragen. Ik geloof niet dat het veel zin heeft dat ik verder nog in discussie treed over de vraag hoe het kabinet op eerdere moties in eerdere fasen van de besluitvorming heeft gereageerd.

De heer Pechtold (D66):

ik hecht zeer aan een antwoord, want de minister "ontloopt" een woord, namelijk het woord "uitvoerbaar". Hij zegt nu: "... waar ik kan volstaan, waar ik verantwoording voor kan nemen." Het woord waarmee echter is geschermd, is "uitvoerbaar". Toen de minister deze functie nog niet bekleedde, was ook sprake van eenheid van kabinetsbeleid. Hij moet zich dus ook scharen achter de brieven die eerder namens hem zijn verstuurd en waarin ons is voorgehouden, ook in het debat, zowel door de vorige minister als door de minister-president, dat een en ander niet uitvoerbaar was. Ik wil graag dat de minister nu zegt dat dit besluit uitvoerbaar is.

Minister Hirsch Ballin:

Ik heb al een paar keer Hirsch Ballingezegd, in antwoord op een vraag van de heer Pechtold, dat wij het besluit waarvan de Kamer heeft vernomen, voor onze verantwoording nemen. Niemand beweert hier dat dit probleemloos zal gaan en geen vervolgvragen of risico's zal oproepen. Wij gaan echter aan het werk met het besluit. Ik acht dat dus ook uitvoerbaar. Wij gaan te werk op de manier, zoals ik zojuist in antwoord op de vragen van anderen heb uiteengezet.

De portefeuille Vreemdelingenzaken is een zware portefeuille. Niemand zal de illusie hebben dat het een portefeuille is waarbij geen vragen en problemen in de uitvoering aan de orde kunnen komen, maar het besluit, gelet op de politieke context, bepaald door de aanneming van de moties in deze Kamer, is het besluit dat het kabinet gisteren heeft genomen.

Minister Zalm:

Voorzitter. Ik kan in belangrijke mate aansluiten bij het betoog van de minister-president. Er zijn mij nog enkele vragen gesteld over de persconferentie van gisteren. De heer Pechtold vroeg of ik daar het kabinetsbeleid stond toe te lichten. Het moge duidelijk zijn, ook uit het antwoord van de premier, dat dit geenszins het geval was, integendeel zou ik haast zeggen. Ik lichtte het conflict toe dat op die dag was ontstaan binnen het kabinet, de manier waarop de VVD-bewindslieden hebben geopereerd en hoe wij aankijken tegen de uiteindelijke oplossing. De heer Van der Vlies wees terecht op een abnormale situatie. De VVD-bewindslieden zijn het politiek oneens met het genomen besluit. In normale omstandigheden zou dat hebben geleid tot een kabinetscrisis, maar in de situatie waarin het demissionaire kabinet nu is beland, vonden wij het terugtrekken van zeven ministers uit het kabinet en het daarmee moeilijk regeerbaar maken van het land niet verantwoord. Hoewel wij het politiek oneens zijn en blijven met het besluit zijn wij in het kader van het landsbelang aangebleven.

Dat neemt niet weg dat wij daarmee en daardoor staatsrechtelijk mede verantwoordelijk zijn voor kabinetsbesluiten. Conform artikel 12 van het reglement van orde van de ministerraad zullen wij niet handelen tegen een besluit van de raad in. Dat betekent ook, om het voorzichtig te zeggen, dat wij terughoudend zullen zijn waar het gaat om het actief bestrijden van dit onderdeel van het kabinetsbeleid. Over die terughoudendheid repte de heer Van der Vlies ook. Hij vond het niet gepast, als je lid bent van het kabinet, om dan publicitair kritiek te blijven leveren. Het is overigens goed dat dit conflict binnen het kabinet in alle openheid naar buiten is gebracht. Het past ook bij modernere politieke verhoudingen dat je niet alles met een wollen deken toedekt. Zeker in deze zeer bijzondere situatie van een demissionair kabinet was dat gepast.

Er is een aantal meer specifieke vragen gesteld. Mevrouw Halsema heeft niet zo'n hoge pet op van advocaten. Die zouden zelf nooit op het idee komen dat een beroep op gelijke behandeling mogelijk was; dankzij mijn persconferentie is hen de ogen geopend en hebben ze het allemaal door. Ik vermoed dat dit toch een onderschatting is van de beroepsgroep.

Ik heb ook toegelicht de zinsnede die ik gisteren hanteerde, dat een VVD-minister een besluit zoals vandaag is genomen, niet voor zijn of haar rekening kan nemen. Daaruit is ook voortgevloeid de portefeuillewisseling. Wij zijn staatsrechtelijk gehouden een kabinetsbesluit uit te voeren. Niettemin is het voor een VVD-bewindspersoon niet doenlijk om die portefeuille voor zijn rekening te nemen in de huidige situatie.

De heer Pechtold heeft nog aanstoot genomen aan mijn uitdrukking "een beetje burgemeester in oorlogstijd". Dat is inmiddels in Nederland gewoon spraakgebruik. Ik heb ook toegelicht wat ik ermee bedoelde, namelijk dat je voor een heel moeilijke afweging staat en moet kiezen uit twee kwaden. In dit geval: of wij gaan als VVD-ministers allen weg en maken het land onbestuurbaar of wij blijven in het kabinet en dan zijn wij staatsrechtelijk gebonden aan het beleid en een besluit dat tegen onze zin is genomen.

De heer Marijnissen (SP):

Mevrouw de voorzitter. Ik hoorde de minister-president zeggen dat het in een periode van een demissionair kabinet goed is, dat in het onderlinge verkeer tussen Kamer en kabinet enige terughoudendheid wordt betracht. Sterker: hij had het over opereren op kousenvoeten. Vond de minister-president het optreden van de voormalige minister voor asielzaken in het laatste debat een optreden op kousenvoeten? Ik had meer het idee dat het alles te maken had met het provoceren van de Kamer door niet te willen luisteren naar wat hier werd gezegd. Dat is het eerste wat ik wilde zeggen en ik wil het verder daarbij laten.

Vervolgens nodig ik de heer Hirsch Ballin nogmaals uit om klip en klaar, heel helder, aan te geven over welke groep asielzoekers het gaat als wij de brief van het kabinet lezen. Mijn fractie en medewerkers hebben geprobeerd in sneltreinvaart te analyseren wat is toegezegd. Ik nodig hem toch nog eens uit dat hier heel helder aan te geven. In mijn optiek en in de optiek van mijn fractie hebben wij het namelijk over 23.000 mensen.

De heer Wilders (PVV):

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de regering voor de gegeven antwoorden. Het antwoord van de minister-president, maar ook het antwoord van de minister van Financiën, van de vicepremier, was helder. Personen die lid zijn van het kabinet zijn ten volle verantwoordelijk – ik geloof dat het artikel 12 van het reglement van orde was – voor de besluiten van het kabinet. Ook een partij als de VVD is daar dus ten volle verantwoordelijk voor als zij steun geeft aan het kabinet.

Het antwoord van minister Hirsch Ballin vond ik weinig geloofwaardig. Als eerder zijn ambtsvoorganger heeft gesteld dat het verlengen van het uitzetmoratorium leidt tot een aanzuigende werking, tot rechtsongelijkheid en juridische problemen, kan dit vanwege een motie van afkeuring niet ineens als sneeuw voor de zon verdwijnen. Of de argumenten deugden al in eerste instantie niet of de afweging deugt nu niet. Beide kan niet.

Ik weet dat het wellicht niet direct op een meerderheid in het huis kan rekenen, maar toch wil ik een poging doen om via een motie het besluit van gisterenavond terug te draaien.

De WildersKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet eerder terecht aangaf dat het langer voortzetten van een moratorium op het uitzetten van asielzoekers leidt tot het ontstaan van verkeerde verwachtingen, rechtsongelijkheid, aanzui­gende werking, juridische aanspraken en diverse knelpunten in de uitvoering van de werkzaamheden in de vreemdelingenketen;

van mening dat dit onwenselijk is;

verzoekt de regering, de aangekondigde opschorting van de uitzetting van ex-asielzoekers niet te effectueren, en dus onmiddellijk weer tot uitzetting over te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1116(19637).

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb namens mijn fractie in de eerste termijn enkele voor ons belangrijke vragen gesteld. Ik hecht eraan om daarop kort te reageren. Ik wil gezegd hebben dat ik het betoog van de minister-president, zeker het gedeelte waarin hij sprak over de verantwoordelijkheid van bewindslieden, glashelder en loepzuiver vond en dat wij ons daarin goed kunnen vinden. Ook de opmerkingen die minister Zalm daarover gemaakt heeft, die in één lijn lagen, zijn voor mijn fractie overtuigend. Hetzelfde geldt voor de opmerkingen over de portefeuillemaatregel, die genomen is om recht te doen in de totale context aan de motie van afkeuring. De kernvraag was de opmerking waarmee de minister-president gisteren begon, dat de uitkomst recht doet aan het gevoelen van de Kamer. Ik heb aan het begin gezegd: dit debat dient ertoe om te kijken of dat het geval is. Ik vind het ook correct om hier te melden dat het namens mijn fractie het geval is.

De heer Pechtold (D66):

Mevrouw de voorzitter. Eerder zei ik al dat wij een koevoet nodig hadden om in de afgelopen dagen dat voor elkaar te krijgen wat wij nodig achtten, namelijk het stopzetten van het uitzetten en uiteindelijk een pardon. De wens van de Kamer was het stopzetten van het uitzetten, en dat is bereikt. Dat is ook humaan.

Ik erken dat de nieuwe minister voor Vreemdelingenzaken, de heer Hirsch Ballin, een zware taak heeft. Dat heeft mijn fractie ook bij zijn voorganger erkend. Zij heeft haar waar nodig gesteund, maar ook bekritiseerd. Het is een taak die de minister zwaar neemt en die in de uitvoerbaarheid zijn constante aandacht vergt. Ik ben blij dat de minister ervoor openstaat om individuele gevallen, zoals vandaag door de heer Marijnissen naar voren gebracht, te bekijken. Dat is inderdaad humaan.

De gang van zaken rond het hele debat blijft een staatsrechtelijk bijzonder schouwspel. Rond de vertrouwensregel, die hier al jaren een duidelijk iets was, hebben wij de afgelopen dagen het gevoel gehad getergd te worden. De vraag om 24 uur niet uit te zetten leidde ertoe dat het vertrouwen in de minister moest worden opgezegd. Als dat zo doorgaat, moeten wij het maar op papier gaan vastleggen. Mijn fractie zal zich daar nader op beraden.

Ik dank minister Zalm voor zijn duidelijkheid over politieke statements, waar in de toekomst minder gebruikgemaakt van zal worden. De fractievoorzitter en partijleider van de VVD, de heer Rutte, maakt er meer problemen van dan nodig.

Dit alles was niet nodig geweest. Ik dank de minister-president voor de duidelijkheid die wij hier vandaag hebben gekregen. Vóór het reces van de Kamer is er duidelijkheid voor vele mensen. Voor heel veel mensen in het land is dat van groot belang.

Toen wij uit het vorige kabinet stapten, kondigden wij aan dat wij het kabinet constructief zouden blijven volgen. Ook dit kabinet kan weer constructief op onze medewerking en ons kritisch volgen blijven rekenen.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik zeg de leden van de Kamer dank voor hun inbreng in tweede termijn. Er is mij een vraag gesteld door de heer Marijnissen, namelijk of ik in wil gaan op het optreden van de minister van V&I. Ik begrijp zijn vraag, maar ik vind de situatie op het ogenblik al ingewikkeld genoeg. Dit heeft geleid tot een motie van afkeuring, waarover wij gisteren lange tijd hebben gesproken, aangezien dit een complexe situatie is. Het lijkt mij goed de situatie onder ogen te zien zoals deze is, en met elkaar proberen tot oplossingen te komen, in overleg tussen kabinet en Kamer. Het lijkt mij beter, de oude discussie niet over te doen, waarvoor naar ik aanneem de heer Marijnissen begrip kan opbrengen. Voor het overige zeg ik de leden dank voor hun opmerkingen in tweede termijn.

Minister Hirsch Ballin:

Voorzitter. De heer Wilders gaf zelf al aan dat hij het heel verrassend zou vinden als, na de voorgaande moties die zijn aangenomen, zijn motie ook wordt aangenomen. Voor alle duidelijkheid: het is een motie die geen steun inhoudt voor het gisteren genomen besluit van het kabinet. Het kabinet ontraadt aanneming van deze motie.

Wij hebben het niet over een groep voor wie een pardonregeling of iets dergelijks wordt afgekondigd. Dat is van belang voor de vraag naar de aantallen. Voor de mensen over wie ik het in eerste termijn al had, behorend tot de doelgroep project Terugkeer, wordt niet overgegaan tot gedwongen terugkeer of uitzetting uit de noodvoorziening. Dat betekent dat de vraag van aantallen in deze benadering niet aan de orde komt op de manier die geldt bij een pardonregeling.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, na de behandeling van het VAO Milieuraad te stemmen over de tijdens deze debatten ingediende moties. Dat zal naar verwachting rond 15.30 uur zijn.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven