Aan de orde is de voortzetting van:

de algemene politieke beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota voor het jaar 2006 (30300).

(Zie vergadering van 21 september 2005.)

De voorzitter:

Ik zou graag zien dat er binnen vijf minuten 147 Kamerleden tegenover mij zitten. Gisteren vond ik het wel erg leeg en daarom vraag ik dit nu maar via de fracties.

Door mij zijn schriftelijke antwoorden ontvangen op een aantal vragen, gisteren gesteld in eerste termijn.

Deze antwoorden zullen worden opgenomen in een bijvoegsel bij de Handelingen van deze vergadering.

(Het bijvoegsel is opgenomen aan het eind van deze editie.)1

De beraadslaging wordt hervat.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Graag zeg ik de fractievoorzitters dank voor hun inbreng in eerste termijn. Er zijn gisteren veel onderwerpen aan de orde gesteld. Er is gevraagd naar meer algemene beschouwingen en er zijn concrete vragen gesteld. Ik zal proberen het geheel als volgt geordend te beantwoorden. Eerst zal ik een korte algemene beschouwing geven over de samenhang van het kabinetsbeleid. Vervolgens zal ik stilstaan bij het thema vertrouwen en verantwoordelijkheid, waarover onder andere de heren Rouvoet en Bos hebben gesproken. In het verlengde hiervan, zoals gevraagd door de heer Dittrich, zal ik ook over democratische vernieuwing spreken. Vervolgens spreek ik meer specifiek over het thema koopkracht en olieprijs. Daarna kom ik op de meer algemene discussie over koopkracht en tegelijkertijd spreek ik over solidariteit en ongelijkheid en het vraagstuk van armoede. Dan kom ik toe aan een oordeel over de tegenbegrotingen en de voorstellen van de coalitiefracties. Dan het thema zorg en vervolgens onderwijs met aandacht voor de toekomst van de brede school, waarover de heer Van Aartsen heeft gesproken, en het thema schooluitval en lerarentekort, waarover de heer Dittrich het heeft gehad. Daarna spreek ik over het thema minder regels en geef ik een zeer korte reactie op de voorstellen van de fracties van CDA en VVD. Vervolgens komt het thema mobiliteit en prijzenbeleid aan de orde, evenals de infrastructuur. Hierop volgen veiligheid en integratie. Ik zal ingaan op de stellingen van de leden Verhagen, Bos, Van Aartsen, Halsema, Dittrich en Wilders. Tenslotte kom ik te spreken over het thema Europa, inclusief de brede maatschappelijke discussie en het onderwerp Turkije. Dit zijn naar mijn mening de belangrijkste onderwerpen van discussie uit de eerste termijn van de Kamer. De overige onderwerpen zijn dan ook zoveel mogelijk schriftelijke beantwoord.

Voorzitter. Het kabinet heeft de afgelopen twee jaar veel zaken in beweging gezet. De meerderheid van de Kamer heeft daar op hoofdlijnen haar steun voor uitgesproken. Een ander deel van de Kamer bestrijdt de noodzaak of de richting van de ingezette veranderingen. In veel van de bijdragen in eerste termijn klonk erkenning door voor het feit dat aanpassingen nodig zijn, maar de leden hebben ook veel kritische kanttekeningen geplaatst. Is het allemaal niet te veel, gaat het allemaal niet te snel? Het kabinet trekt zich de zorgen van mensen en de gevoelens van onzekerheid aan. Het is ons immers om de mensen te doen, om hun kansen om in ons land een goed bestaan op te bouwen. Niet alleen nu, maar ook straks.

Ik begrijp waarom mensen zich zorgen maken. Vertrouwde ankerpunten lijken steeds minder houvast te bieden. Dat de wereld om ons heen verandert, is van alle tijden. In deze jaren gebeurt er echter wel veel tegelijkertijd. De aanslagen van 11 september 2001, het vrij plotselinge einde van een periode van ongekende economische groei vlak na de eeuwwisseling en de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh. Dat zijn allemaal ingrijpende gebeurtenissen die de zekerheden van mensen, ook van degenen die het redelijk goed gaat, onder druk hebben gezet. Het is nog moeilijker voor degenen die het in hun persoonlijke leven niet goed gaat, zoals mensen die kortere of langere tijd werkloos zijn, die zijn getroffen door een slechte gezondheid, die wonen in een buurt met problemen, die moeite hebben om de eindjes aan elkaar te knopen of die het gevoel hebben het tempo en de razendsnelle veranderingen in de samenleving niet meer te kunnen bijbenen. In die werkelijkheid heeft het kabinet inderdaad tal van hervormingen doorgevoerd.

Ik begrijp de vraag of het kabinet minder had moeten doen, of het minder in gang had moeten zetten en meer bij het oude had moeten laten. Als wij dat hadden gedaan, hadden wij mensen op een onverantwoordelijke manier in de kou laten staan. Een drijfveer van het kabinet is steeds geweest om het fundament van de samenleving en de economie te versterken zodat wij onze welvaart en onze collectieve voorzieningen ook in de eenentwintigste eeuw veilig kunnen stellen. Juist in een tijd waarin vanzelfsprekendheden verdwijnen, is het van belang om te werken aan nieuwe zekerheden voor de toekomst. Dat is wat het kabinet doet.

De kracht van Nederland ligt van oudsher in de manier waarop wij samen weten in te spelen op veranderingen. Dat geldt niet alleen voor de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog, maar bijvoorbeeld ook voor de ingrijpende hervormingen begin jaren tachtig en voor de manier waarop begin jaren negentig door het toenmalige kabinet economisch orde op zaken is gesteld. Na enkele jaren met een economische groei van 4 à 5%, was er toen een scherpe terugval. U herinnert zich ongetwijfeld de tussenbalans uit 1991 die was gericht op structurele verbetering van de sociale zekerheid en de overheidsfinanciën. Zowel de opbouw als het behoud van onze verzorgingsmaatschappij hebben wij te danken aan ons vermogen tot verandering en modernisering. Onze hedendaagse levensstandaard is mede het gevolg van veranderingen in techniek en wetenschap. Kijk naar de manier waarop wij de bedreiging van het water het hoofd het hebben geboden. Wij hebben van een zwakte een kracht gemaakt.

Elk tijdsgewricht kent zijn perioden van veranderingen. Daarbij past een positieve toekomstgerichte opstelling. De maatregelen die het kabinet heeft genomen, zijn noodzakelijk met het oog op de toekomst en bieden perspectief. Zij zijn noodzakelijk, want Nederland liep van jaar tot jaar achterstand op ten opzichte van de ons omringende landen. Onze concurrentiepositie verslechterde sinds 1997 met 12%. Dat kon zo niet doorgaan. Zij zijn ook noodzakelijk omdat wij over enkele decennia twee keer zo veel 65-plussers in ons land hebben. Het is een illusie om te denken dat de vergrijzing verder geen gevolgen heeft en dat wij rustig stil kunnen blijven zitten.

Dit kabinet past ervoor om de volgende generatie op te zadelen met problemen die wij nu kunnen voorkomen. Doordat wij voortvarend in actie zijn gekomen, is de weg haar herstel ingezet. Werken is aantrekkelijker en lonender gemaakt. In de sociale zekerheid zijn de mogelijkheden van mensen centraal komen te staan in plaats van hun beperkingen. Wij zijn met de sociale partners het gesprek aangegaan over loonmatiging met als resultaat een aantrekkende werkgelegenheid, meer winstgevendheid van bedrijven en meer investeringen. De ingezette maatregelen zijn niet alleen noodzakelijk, zij bieden ook perspectief voor de toekomst.

Dat wij in Nederland langer leven en gezonder oud worden, is van grote waarde. Het nieuwe zorgstelsel staat in het teken van een gezond Nederland, nu en straks, waarbij kwalitatief goede zorg toegankelijk is voor mensen, ongeacht inkomen en gezondheid.

Nederland is een kenniseconomie aan het worden. Alleen zo kan de Nederlandse economie zich goed staande houden in de wereld. Vakmanschap en hoogwaardige dienstverlening bieden werknemers aantrekkelijker en goed betaald werk. Het kabinet ondersteunt de kennissamenleving en investeert daarom in deze periode 2,5 mld. in onderwijs en onderzoek.

De Nederlandse samenleving wordt steeds meer een samenleving waarin initiatief, creativiteit, professionaliteit alle ruimte krijgen. Dit vraagt om modernisering van onze publieke voorzieningen, vooral in de sociale zekerheid. Wie in Nederland werkelijk ondersteuning nodig hebben, laten wij niet vallen, nu niet en straks niet. Maar die stevige solidariteit willen wij wel combineren met meer flexibiliteit en keuzevrijheid, want ook daaraan bestaat sterke behoefte. In overleg met de sociale partners wordt gewerkt aan een flexibele werkloosheidsverzekering, aan modernisering van het pensioen en aan een levensloopregeling; het kabinet vermindert regels voor bedrijven en burgers.

Dit kabinet heeft nadrukkelijk ook een immateriële agenda, gericht op samenhang in de samenleving, op veiligheid en meer respect voor elkaar. De behoefte van mensen aan solidariteit, samenhang en respect is zeer groot en dat blijkt uit alle onderzoeken. Een respectvol omgaan met elkaar kan niet alleen door wetten en regels worden afgedwongen, maar moet worden gevormd, gevoed en onderwezen, en vandaar de niet aflatende inzet van het kabinet om de binding in de samenleving te bevorderen.

Zo werkt dit kabinet aan nieuwe evenwichten in de samenleving. Onze hervormingen zijn noodzakelijk en zij bieden perspectief. De afgelopen twee jaar hebben de moderniseringen voorbereid. Voor de komende twee jaar geeft het kabinet prioriteit aan een goede uitvoering van maatregelen en aan verdere verbetering van publieke dienstverlening. Zorgvuldige uitvoering gaat boven het bedenken van nieuwe plannen. Hoe zorgvuldig de uitvoering van de maatregelen ook zal zijn, zij betekenen toch een verandering. Met de verandering van het zorgstelsel krijgt iedereen te maken. Velen, maar niet iedereen, zullen iets merken van de nieuwe regels voor prepensioen en levensloop. Het blijft mensenwerk. Daar zijn wij eerlijk in, maar wij zullen alles doen om te zorgen dat de veranderingen een goede plek krijgen in het leven van mensen.

Dit alles vertaalt zich in de volgende opgaven op binnenlands terrein in de begroting 2006: een veiliger Nederland; meer mensen aan het werk; minder regels en meer kwaliteit van publieke voorzieningen; meer onderling respect in onze samenleving. Dit zal ik in het verdere verloop van mijn termijn uitwerken in de antwoorden op de thema's en vragen die door u naar voren zijn gebracht. Ik ga nu graag wat verder in op het thema vertrouwen.

De heer Van As (LPF):

Ik stel het bijzonder op prijs dat de premier zegt dat het kabinet inzet op minder regels. Zo is hij ook in 2003 begonnen en bij zijn aantreden. Maar kan de minister-president nu eens concreet aangeven hoeveel regels er de afgelopen drie jaar zijn geschrapt om duidelijk te maken waarover wij het hebben? Laat het kabinet wat dat betreft nu eens een doel stellen en concreet aangeven dat voor iedere nieuwe regel die erbij komt – ik realiseer me dat dit laatste onontkoombaar is – er ook wat wordt ingeleverd. Ik mis een dergelijke concretisering.

De voorzitter:

Minister-president, ik heb gemerkt dat u bij de onderwerpen die u nog wilt uitwerken, het onderwerp minder regels expliciet heeft genoemd.

Minister Balkenende:

Voorzitter, u heeft gelijk; ik kom afzonderlijk terug op het thema regels. De heer Van As vraagt misschien een beetje naar de bekende weg. Dit kabinet heeft gezegd: minder regels en wel -25% in deze kabinetsperiode. Daar zij wij flink mee op streek. Dat gaat miljarden opleveren ten aanzien van administratieve verplichtingen. U weet dat wij het systeem van vergunningen onder ogen zullen zien. Het zal ook zo zijn dat aan het eind van deze periode degene die in het onderwijs werkt, te maken krijgt met minder regels. U zult ook zien dat de ondernemer minder regels voor zich ziet. Dit alles zal bijdragen aan meer ruimte en creativiteit. Ik ben met u van mening, voorzitter, dat het goed is om hier meer in detail op terug te komen, wanneer wij dit onderdeel afzonderlijk bespreken.

De voorzitter:

De heer Rouvoet wil ook nog een vraag stellen of een opmerking maken naar aanleiding van het meer algemene deel.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ja, want ik denk dat mijn punt niet echt terugkomt bij de meer concrete beleidsterreinen. De minister-president heeft gesproken over de bevordering van respect, verdraagzaamheid en binding en de blijvende inzet daarvoor van het kabinet. Misschien is dit wat moeilijk beet te pakken, maar ik heb in mijn eerste termijn gevraagd wat het kabinet concreet gaat doen om meer structuur te geven aan dit aspect, dat gelukkig ook in de troonrede terugkwam. Worden er net als op het vlak van "minder regels" concrete maatregelen overwegen om dit te bevorderen?

Minister Balkenende:

Wij zeggen nu niet dat wij dit in 2006 gaan doen omdat wij dat niet eerder hebben gedaan. U weet dat de thema's maatschappelijke binding, respect en waarden en normen hoog op de agenda staan. Wat doen wij eigenlijk allemaal? Wij praten over burgerschap in het onderwijs. Wij hebben het over meer en betere integratie van nieuwkomers en oudkomers in deze samenleving. Wij hebben het over het werken aan een veiliger samenleving en het bijbrengen van verantwoordelijkheidsbesef. Dat kan het kabinet niet alleen, daar heb je ook scholen en sportverenigingen voor nodig. U weet dat wij initiatieven nemen in de sfeer van maatschappelijke binding. Op al die terreinen zijn wij bezig om het waardebesef te verster ken. U kent de concrete initiatieven en de afzonderlijke beleidsmaatregelen. U weet wat de rol is van mijn ministerie en de inzet van bewindslieden. Op al die terreinen zijn wij bezig om dit thema meer handen en voeten te geven.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik heb in mijn eerste termijn een aantal voorbeelden genoemd, juist uit de politieke discussies van het afgelopen jaar. Ik vraag de minister-president of hij het met mij eens is dat juist ministers en Kamerleden een voorbeeldfunctie vervullen voor het spreken over mensen met wie zij geweldig van mening verschillen qua geloofsovertuiging en dat wij het afgelopen jaar in de Kamer en in de communicatie met het kabinet een aantal voorbeelden hebben gezien die in dat opzicht wat minder gelukkig waren en die het doel dat wij allebei willen bereiken, namelijk meer respect, daardoor niet dichterbij hebben gebracht.

Minister Balkenende:

Ik denk dat de heer Rouvoet en ik het er volstrekt over eens zijn dat je, als je in een pluriform land leeft, elkaar respectvol tegemoet moet treden. Dat geldt ook voor de verschillende geloven, religies en opvattingen. Als dat niet gebeurt, hebben wij een probleem. Wij kunnen tolerantie alleen maar overeind houden wanneer er sprake is van een respectvolle bejegening. Men weet dat ik mij daar altijd voor inzet.

De heer Marijnissen (SP):

Dit is een interessant punt om bij stil te staan. Ik heb in mijn eerste termijn gesproken over de consequenties van het kabinetsbeleid en gezegd dat de impliciete communicatie van een bepaald mensbeeld ook gevolgen heeft voor de manier waarop mensen met elkaar omgaan in de samenleving. Na nauwgezet onderzoek en honderden gesprekken met mensen is mijn stelling dat het kabinetsbeleid juist niet als bijeffect heeft dat die binding ontstaat en dat mensen het voor elkaar opnemen. Sterker, mensen ontwikkelen mede door het kabinetsbeleid een soort cynisch mensbeeld. Ik heb heel veel mensen gevraagd hoe het volgens hen komt dat die ieder-voor-zichmentaliteit zo wijdverbreid is op dit moment. Daarop komen velen met het kabinetsbeleid op de proppen. Wat is uw reactie daarop?

Minister Balkenende:

Wij hebben allemaal onze waarneming. Ik moet zeggen dat ik toch afstand wil nemen wat datgene wat u zegt, namelijk dat wij zouden werken aan een cynisch mensbeeld. Mag ik tegenover uw ervaring even mijn ervaring zetten? Ik kom ook op scholen en in wijken en buurten en ik spreek met mensen van sportverenigingen. En dan valt mij de geweldige creativiteit op. Op scholen ziet men in dat het van groot belang is om respectvol met elkaar om te gaan. Je ziet op scholen en in wijkverenigingen en buurten prachtige voorbeelden van conflictbemiddeling en conflictpreventie. Je ziet ook wat sportverenigingen doen aan het bijbrengen van discipline en respect. Je bemerkt dan een grote mate van herkenbaarheid tussen datgene wat het kabinet en mij beweegt, en datgene wat mensen in de Nederlandse samenleving beweegt. Vorig jaar – dat is mijn laatste voorbeeld – ben ik na de verschrikkelijke moord op Theo van Gogh in veel wijken geweest. Ik ben toen onder de indruk gekomen van de trots die men in wijken voelt om er samen iets van te maken, ook al is dat soms niet gemakkelijk. Al die positieve signalen zijn ook een deel van de werkelijkheid. Wij moeten ervoor oppassen niet te vervallen in somberheid en cynisme.

De heer Marijnissen (SP):

Dat is een geweldige reactie van de minister-president, maar zij is niet to the point. Mijn stelling is dat het cynisme toeneemt, omdat het kabinetsbeleid de bestaande bereidheid uitholt. De minister-president moet mij niet vertellen over de bereidheid van mensen om zich voor verenigingen in te zetten en mantelzorg te plegen. Die bereidheid was er ook al voor het aantreden van dit kabinet. Nederlanders hebben dat altijd gedaan en dat is iets om trots op te zijn. Mijn vraag was evenwel of de minister-president kan begrijpen dat het beleid dat het kabinet de afgelopen drie jaar heeft gevoerd, bij de mensen het beeld oproept dat de politiek niet naast hen staat om het land mooier en beter te maken, maar dat de politiek tegenover hen staat en hen frustreert. En begrijpt hij dat dit leidt tot minder bereidheid om die ieder-voor-zichmentaliteit te laten varen?

Minister Balkenende:

De heer Marijnissen gebruikt de uitdrukking "het beeld bestaat". Inderdaad, beelden bestaan, dat kan ik niet ontkennen. Maar ik stel daar het volgende tegenover. Wij willen het vrijwilligerswerk meer fiscaal tegemoet willen komen, wij hebben de nodige bijeenkomsten georganiseerd over maatschappelijke binding, en wij vragen nu al een paar jaar lang aandacht voor de omgang met elkaar. Wij staan daarvoor, de heer Marijnissen zet de zaken veel te somber neer. Mijn waarneming is echt een andere.

De heer Marijnissen (SP):

De minister-president praat nu over vertrouwen. Ik kom daar nog op terug.

Minister Balkenende:

Dat had ik al verwacht.

Velen hebben gisteren gesproken over het lage vertrouwen van de burger in de overheid. Ik grijp terug op de troonrede, waarin is aangegeven dat dit de regering niet onberoerd laat. Ik licht dat graag toe. Een goede vertrouwensrelatie tussen burger en overheid raakt het hart van onze democratische rechtsstaat. Zoals de heer Rouvoet al zei: gebrek aan vertrouwen is niet alleen een probleem van dit kabinet, maar ook van de politiek, de Kamer, coalitie en oppositie. Het raakt ook bedrijven, vakbonden, maatschappelijke instellingen en organisaties. Nationaal, maar ook internationaal is de trend duidelijk zichtbaar. Ik onderstreep graag wat de heer Bos daarover gisteren zei in het dagblad Trouw. Er is een verband met langer lopende processen die onlosmakelijk met de moderne tijd zijn verbonden, zoals de globalisering en de toenemende kwetsbaarheid van de economie, de komst van mensen met een andere cultuur en religie, en de sociale spanningen in oude wijken. Deze verklaringen betekenen echter niet dat het kabinet wegloopt voor zijn eigen rol en zijn eigen verantwoordelijkheid. Het is waar dat hervormingen van dit kabinet hebben bijgedragen aan verdere onzekerheid, hoe noodgedwongen deze hervormingen ook waren.

Wat gaan wij eraan doen, en hoe zien wij onze eigen rol? Ik noem in dit verband drie belangrijke aspecten. Dit kabinet wil eerlijk zijn, resultaten laten zien en mensen serieus nemen. Wij willen eerlijk zijn. Er kan veel over dit kabinet worden gezegd, maar niet dat het niet eerlijk is geweest. Vanaf dag één hebben wij gezegd wat onze plannen zijn. Wij hebben gezegd dat het niet eenvoudig zou zijn, wij zijn helder geweest en wij zullen dat blijven doen. Eerlijkheid is de grondslag van herstel van vertrouwen.

Mensen willen resultaten zien. Concrete resultaten overtuigen meer dan communiceren over de noodzaak. Wij hebben concrete doelen gesteld waarop wij afrekenbaar zijn. Aan die doelen gaan wij geen nieuwe hervormingen toevoegen, wij zeggen nu heel helder: er komen geen nieuwe grote hervormingen, het gaat ons nu om een zorgvuldige uitvoering. Al onze energie en aandacht gaan daarnaar uit, zodat solide resultaten zichtbaar worden.

De heer Bos (PvdA):

De minister-president daagt uit door te zeggen dat dit kabinet altijd eerlijk is geweest en precies doet wat het altijd heeft gezegd te zullen doen. Ik hoop dat hij nu niet zo flauw doet door te zeggen daar straks op terug te komen, maar gewoon antwoord geeft op een heel concrete vraag. Waarom schrijft dit kabinet in de Miljoenennota dat niemand in Nederland straks meer dan 5% van het inkomen aan ziektekosten kwijt is, terwijl iedereen kan narekenen dat dat voor grote groepen, juist degenen die het meeste ziek zijn en dus het meest afhankelijk van medicijnen zijn, wel het geval is?

Minister Balkenende:

De heer Bos weet dat wij straks uitgebreid over de zorg zullen spreken. Wij hebben steeds aangegeven hoe compensatie in de zorg zal worden verleend, namelijk zorgvuldig. De percentages staan in het Hoofdlijnenakkoord. Wij hebben gezorgd dat er voor de ontwikkeling van de premie die moet worden betaald een evenwichtig plaatje is gemaakt.

De heer Bos (PvdA):

Dat weet ik allemaal, maar ik ga nog eens terug naar wat er in de Miljoenennota staat: niemand is uiteindelijk meer dan 5% van zijn inkomen kwijt aan ziektekosten. Het verhaal van de premie en de toeslag ken ik, maar u rekent een aantal zaken niet mee. U rekent de aanvullende verzekering niet mee, noch de bijbetalingen aan medicijnen, noch het feit dat sommige mensen geen no-claimkorting krijgen. Dan bent u toch gewoon niet eerlijk?

Minister Balkenende:

Mijnheer Bos, wij hebben nooit gezegd dat het zou gaan om een percentage van de totale ziektekosten. Wij hebben het gehad over de premies die moeten worden betaald waar compensatie wordt geboden, en niet over het totaalplaatje. Dat zit ook niet in uw cijfers! U moet mij niet iets in de schoenen schuiven wat niet klopt. U schetst een beeld dat niet klopt, en zegt vervolgens dat ik dat niet waarmaak. U draait de feiten om.

De heer Bos (PvdA):

Wij zullen alle citaten opzoeken. U heeft het helemaal niet gehad over premies, u heeft het gehad over ziektekosten. Volgens u zijn mensen niet meer dan 5% van hun inkomen kwijt aan ziektekosten. Zelfs als u het wel gehad zou hebben over premies, dan nog klopt uw verhaal niet. Voor al die mensen die geen beroep kunnen doen op de no-claimregeling omdat ze veel medicijnen gebruiken, komt, ook als je alleen kijkt naar de premies, het percentage boven de 5 uit. Ik denk ook aan al die mensen die premie betalen voor hun aanvullende verzekering. U rekent die premie niet mee, maar voor de mensen in het land zijn het wel degelijk ziektekosten. Wat u zegt klopt dus gewoon niet.

Minister Balkenende:

Wat u zegt klopt niet. Wij hebben te maken met een gestandaardiseerde premie. Er is daarbij uitgegaan van een bepaald gemiddelde dat vervolgens wordt gecompenseerd. Dat hebben wij beloofd en dat komen wij na. U haalt er nu allerlei dingen bij. U zegt nu dat wij iets hebben beloofd, wat wij echter niet hebben beloofd.

De heer Bos (PvdA):

Ik zal alle citaten boven tafel zien te krijgen die mij in staat stellen om te zeggen dat u het wel beloofd heeft. Overigens kwam de aap zo-even al uit de mouw, namelijk toen u zei dat er is gekeken naar de gemiddelde premie. De gemiddelde premiebetaler bestaat echter niet. Degenen die chronisch ziek zijn, die ouder zijn en die afhankelijk zijn van medicijnen komen niet in uw gemiddelde plaatjes voor. Zij betalen geen gemiddelde premie, nee, zij betalen meer ziektekosten dan u beloofd heeft.

Minister Balkenende:

Ook op dit punt slaat u de plank mis. Voor de ziektekostenpremie wordt compensatie geboden. Uitgangspunt daarbij is niet dat iedereen gecompenseerd wordt voor de toevallige premies die hij of zij betaalt. Wij gaan uit van een gemiddelde. Dat is nodig omdat er in een stelsel van marktwerking differentiatie kan optreden. Om een rekeneenheid te hanteren, kiezen wij voor dat gemiddelde. Dat hebben wij beloofd en dat komen wij ook na.

Voorzitter. Ik vervolg mijn betoog en ben bij het derde punt. Het kabinet neemt mensen serieus. Wij willen inspelen op hun creativiteit door hun ruimte te bieden. Ik kom zelf ook in de wijken. Ik spreek met veel mensen. Wat mij keer op keer opvalt, is de ongekende creativiteit en inzet van mensen. Het is goed om naast mensen te gaan staan, maar je moet ze niet allemaal aan de hand willen nemen. Het is van belang dat burgers de overheid vertrouwen maar omgekeerd moet de overheid ook aan burgers vertrouwen durven geven. Regels, procedures en betutteling drukken wantrouwen uit in plaats van vertrouwen. Mensen ervaren de regelende overheid vaker als hindernis dan als hulp. Ook door regels en bureaucratie te verminderen en ruimte te scheppen, werken wij aan herstel van vertrouwen.

Het thema van vertrouwen raakt ook aan het vraagstuk van bestuurlijke vernieuwing, waarover met name de heer Dittrich sprak. Ik kan hem geruststellen: het kabinet is voornemens om op korte termijn een aantal concrete voorstellen te doen. Invoering van de rechtstreeks gekozen burgemeester, spreiding van gemeenteraadsverkiezingen en verlaging van de voorkeursdrempel bij de Tweede-Kamerverkiezingen. Het kabinet zal dit najaar het Burgerforum en de Nationale conventie laten starten. Eveneens dit najaar zullen de resultaten naar voren komen van het onderzoek naar de positie van de minister-president. Precies zoals wij met elkaar hebben afgesproken.

De heer Marijnissen (SP):

Dan nu maar even de confrontatie gezocht. U zegt dat er meer vertrouwen aan de burgers moet worden gegeven. Laat ik u dan maar rechtstreeks confronteren met een cijfer: 15% van de mensen geeft aan dit kabinet te vertrouwen. Wat is uw commentaar?

Minister Balkenende:

Wij hebben de laatste tijd heel veel cijfers zien. Ik besef dat wanneer je in een tijd van veel onzekerheden op het gebied van onder andere economie en terrorisme, zowel nationaal als internationaal, komt met moeilijke maatregelen, dit het leven niet eenvoudiger maakt. Dat is waar. Er zijn echter ook andere onderzoeken. Als je aan burgers vraagt of het dossier van de VUT ongemoeid moet worden gelaten, dan zeggen ze: nee, er moet iets gebeuren. Als je vraagt of de WAO en de WW ongemoeid gelaten moeten worden, dan wordt ook gezegd dat er veranderingen moeten komen. Weet u, mijnheer Marijnissen, vertrouwen kun je niet proclameren of afdwingen. Daarom zeg ik: je moet eerlijk zijn, je moet resultaten laten zien en je moet vertrouwen geven aan mensen. Daar zijn wij druk mee bezig. Het echte vertrouwen wordt niet bepaald door peilingen en onderzoeken. Dat vertrouwen zal uiteindelijk worden bepaald door de stem van de kiezer in 2007.

De heer Marijnissen (SP):

Dat vind ik toch iets te gemakkelijk. Natuurlijk zijn de verkiezingen in 2007 het moment van de afrekening. Maar dan bent u wel vier jaar of zelfs vijf jaar aan de macht geweest als je het vorige kabinet ook meetelt. Dan hebt u mijns inziens dit land op een aantal terreinen in chaos gestort. Zo beleven heel veel mensen dat. Dat is ook de oorzaak van het enorme wantrouwen bij 85% van de mensen. Uit de Sociale Staat van het Sociaal en Cultureel Planbureau blijkt bijvoorbeeld dat negen van de tien mensen uw voorstellen met betrekking tot de sociale zekerheid juist afwijzen, omdat zij dat een uitholling vinden van de solidariteit. U kunt dan wel zeggen "wij zijn eerlijk en prestatiegericht", maar u bent al drie jaar aan de macht. Hoe kunt u dan zo laag scoren in die vertrouwenpolls? Dat kan niets anders zijn dan dat de richting verkeerd is. De mensen hebben nooit het gevoel gehad dat zij bemoedigd worden. Zij hebben altijd het gevoel te worden gedwarsboomd en te worden beleerd op paternalistische wijze en niet aangemoedigd om dat te doen wat u zojuist zo mooi zei: meer binding in de samenleving. Dit kabinet maakt dit land niet mooier, socialer en beter. Dat is het probleem.

Minister Balkenende:

Dat is uw verhaal. Ik ben het niet eens met u. Wat was de agenda van de burger in 2002? Dat herinneren wij ons nog goed. De moord op Pim Fortuyn, een onstabiel klimaat en een politieke omwenteling van jewelste. Wat zei die burger? De burger zei: ik voel mij onveilig als ik de metro of de trein inga. Wij zijn nu een paar jaar verder en wij zien dat die veiligheid toeneemt. De burger zei destijds: ik ben boos over de wachtlijsten in de zorg. Wij zijn een paar jaar verder en wij zien dat de wachtlijsten behoorlijk worden teruggedrongen. De mensen in het onderwijs klagen over te veel regelzucht. Dit zijn allemaal punten die wij aanpakken. Er is echter tijd nodig om te laten zien dat er resultaten worden geboekt. Wij zijn bezig met de agenda van de burger uit 2002. Ik weet ook wel dat er veel tegenkanting is geweest in de afgelopen tijd. Maar als u kijkt naar het rapport de Sociale Staat zult u zien dat er tal van opmerkingen in staan dat wij in de goede richting gaan. Ik kan eindeloze citaten geven over het opleidingsniveau van de bevolking, de onderwijsprestaties, de kwaliteit van het basisonderwijs, het herstel op de arbeidsmarkt, het positieve gevoel. Ik geloof de heer Marijnissen dan ook helemaal niet. Als je aan Nederlanders vraagt of zij tevreden zijn met hun leefsituatie in dit land, zegt 86% dat zij tevreden of zeer tevreden zijn. Als het beleid van dit kabinet zo rampzalig is als u zegt, klopt er iets niet.

De heer Marijnissen (SP):

Dit grenst aan een wereldvreemdheid die ik wel vaker ontwaar bij de kabinetsleden. Het is onmiskenbaar dat uit alle peilingen blijkt dat het vertrouwen van de bevolking in dit kabinet lager is dan ooit tevoren. Het is niet eens zozeer dat ik u iets misgun. Ik wil u ook wel prijzen voor uw moed. U raakt steeds verder geïsoleerd van uw eigen achterban en van bijvoorbeeld De Vries en de bevolking pruimt u niet, maar toch gaat u door. Daar is moed voor nodig. U geeft net zelf echter aan dat u de onzekerheid onder mensen in onzekere tijden heeft vergroot. Ik reken u dat aan omdat dat voor zeer lange tijd gevolgen kan hebben.

Minister Balkenende:

Wij hadden het onszelf makkelijk kunnen maken. Wij hadden kunnen zeggen: de economie zit tegen, laten wij daarom een aantal moeilijke maatregelen voor ons uitschuiven. Dat is in het verleden vaak gebeurd, ook toen het economisch goed ging. Wij hebben echter gezegd: het is nodig om vragen op het gebied van zorg, van WAO, van regelzucht aan te pakken. Waar is de Nederlandse bevolking het beste mee uit? Met een kabinet dat de moed heeft om die maatregelen te nemen die nodig zijn. Daardoor zijn verbeteringen te zien als het gaat om de concurrentiepositie. Ik heb ook tegen mensen gezegd dat wij een pas op de plaats moeten doen en dat er sprake moet zijn van loonmatiging. Wij moeten namelijk zorgen dat onze concurrentiepositie wordt versterkt. Wij zien dat de zaken in de goede richting gaan. De Nederlandse bevolking heeft meer aan een moedig kabinet dat staat voor de maatregelen die nodig zijn en die perspectief bieden. Je moet je niet laten leiden door peilingen of door vertrouwenscijfers. Je moet de zaken die opgelost moeten worden, aanpakken. Dat is wat van dit kabinet wordt verwacht. Van ons mag worden gevraagd om de problemen die er zijn, aan te pakken. Dat doen wij. Dan moet je de moed hebben om tegen de stroom in te gaan. Er is niets dat mij van dat spoor zal afhouden. Ik schiet er namelijk niets mee op als ik mij laat leiden door vertrouwenscijfers. Die afrekening komt in 2007. Ik ben er zeker van dat de beleidsmaatregelen die wij nu nemen, het vertrouwen zullen versterken. Mensen zullen resultaat zien. Wij gaan de goede kant uit en wij krijgen ook de nodige steun van tal van internationale organisaties. Mensen weten dat wij niet alles bij het oude kunnen laten. Ik sta voor dit beleid, want wat is het alternatief? Een tandje minder en dingen niet doen? Dat doen wij niet. Wij zijn druk bezig om Nederland sterker te maken en daar gaan wij mee door. Dat mag van ons worden verwacht. Dat is belangrijker dan peilingen en onderzoek.

De heer Dittrich (D66):

Gisteren heb ik in de beschouwingen gesproken over mijn overtuiging dat de mensen in Nederland weinig vertrouwen in de politiek hebben. Dat heeft ook te maken met het feit dat zij maar een keer per vier jaar hun stem kunnen uitbrengen en verder geen invloed kunnen uitoefenen. Vorige week hebt u een interview gegeven in Elsevier. Bij mij bestond de indruk dat u de vernieuwing van de democratie niet echt hoog in het vaandel hebt staan. U geeft nu een antwoord dat er allerlei voorstellen aan de Kamer worden voorgelegd. Oké. Gisteren heb ik de vraag gesteld wat u vindt van mijn analyse dat de politieke kaste, die wij hier eigenlijk allemaal zijn, toch de invloed van mensen buiten de deur weet te houden, behalve die stem eens in de vier jaar. Wilt u daarop reageren? Kunt u mij ook eens recht uit uw hart vertellen wat u als leider van dit hervormingskabinet als erfenis wilt achterlaten op het punt van bestuurlijke vernieuwing? Wat wilt u veranderen, zodat mensen zich niet meer buitengesloten voelen?

Minister Balkenende:

Ik ben erg blij dat de heer Dittrich de vraag stelt wat ik wil bereiken. Laten wij dat eerst even nemen. Datgene wat wij met elkaar hebben afgesproken. U en ik zijn van oordeel dat wij de band tussen kiezer en gekozene moeten versterken. Geen misverstand. Dat doen wij ook. Wij werken aan een lagere voorkeursdrempel voor de Tweede Kamer. Wij gaan onverminderd door met de gekozen burgemeester. Wij hebben het gehad over het kiesstelsel. Dat is een lastig onderwerp, waarvoor wij de ogen niet sluiten. Wij hebben afgesproken om te zorgen dat de band tussen kiezer en gekozene wordt versterkt. Hiervoor worden voorstellen gedaan. Wij zullen het debat aangaan met de bevolking via een nationale conventie en een burgerforum. Daar gaan wij gewoon mee door.

Dan het punt dat ik vorige week een paar kritische opmerkingen heb gemaakt die u niet zo goed kon plaatsen. Ik heb uw reactie ook gezien. Waarom heb ik vorige week die opmerking gemaakt? Dat was omdat ik grote moeite heb met de gekozen premier. Dat kan geen verbazing wekken. Wij hebben in de besluiten van het kabinet nooit gekozen voor deze lijn. Wij hebben gezegd dat wij willen praten over de positie, de bevoegdheden en de competenties van de minister-president. Daar gaan wij mee aan de slag. De gekozen premier is maar een keer in het verleden toegepast. Dat was in Israël en daar is men op teruggekomen. Om die reden heb ik gezegd dat wij daarmee uit moeten kijken.

Over het kiesstelsel heb ik de afgelopen tijd gezegd dat ik zeer bereid ben om na te denken over verandering. Met de voorganger van de heer Pechtold, de heer De Graaf, hebben wij heel wat debatten gehad over de versterking van de band tussen kiezer en gekozene. Wij hebben het bijvoorbeeld gehad over enkelvoudige en meervoudige districten. Ik heb minister De Graaf daarin destijds volledig gesteund, dat weet u.

Waar zit bij mij de pijn? Als je zou kiezen voor een kiesstelsel waarin je Nederland opknipt in 150 enkelvoudige districten, dan is mijn boodschap, zoals ook in de bijlage van Elsevier staat, dat het risico aanwezig is dat je in Nederland naar een tweestromenland gaat. Dat vind ik niet passen bij de politieke cultuur, want wij zijn altijd een politieke cultuur geweest van minderheden. Daarom heb ik mij gekeerd tegen een dusdanige hervorming van het kiesstelsel.

Dat waren de achtergronden van mijn opmerkingen over de bestuurlijke vernieuwing. Bij datgene wat is afgesproken, zult u mij aan uw zijde vinden. Dat kom ik na, maar ik wil er wel op wijzen dat ik met twee punten grote moeite heb. Dat is een kwestie van eerlijkheid in het debat. Ik denk ook dat ik die ruimte mag hebben.

De heer Dittrich (D66):

U weet dat D66 een voorstander is van een rechtstreeks gekozen minister-president. Ik weet uit allerlei gesprekken en debatten dat u daar wat anders over denkt. Wij hebben niet alleen afgesproken dat dit bestudeerd zou worden, maar dat er ook allerlei materiaal van het kabinet naar de Kamer zou gaan over de positie van de gekozen minister-president. Als u in de media al zegt dat er eigenlijk niets aan moet veranderen, wekt u wel de schijn dat u helemaal niet meedenkt over hoe wij de burgers in Nederland wat meer directe invloed op de machtsvorming kunnen geven. Die machtsvorming is natuurlijk relevant. Wij weten allemaal dat er van alles gebeurt in de black box van het staatsrecht, de formatie, wanneer de burger zijn stem heeft uitgebracht. Mensen hebben daar helemaal geen invloed op. Mijn analyse is dat zij dat ontzettend graag willen en dat mede daardoor het vertrouwen tussen de politiek en de mensen in Nederland hersteld kan worden. Wilt u daarop reageren?

Minister Balkenende:

Daarover moet geen misverstand bestaan. Er wordt hard gewerkt aan de notitie over de positie van de minister-president. Daarin zal dit onderwerp ook aan de orde komen. De voor- en nadelen daarvan zullen ongetwijfeld worden besproken. De facto kennen wij natuurlijk wel een gekozen minister-president: de lijsttrekker van de partij die de meeste stemmen krijgt, maakt een grote kans om premier te worden. Nederland kent die traditie, dus wij moeten niet doen alsof er niets aan de hand is. Ik stel voor om dit debat voort te zetten als de zojuist door mij aangehaalde notitie er is. Ik ken de positie van de heer Dittrich en hij kent die van mij. Er is dus in ieder geval voeding voor een levendig debat.

De heer Van As (LPF):

In navolging op de discussie die de premier zojuist met de heer Marijnissen heeft gevoerd, merk ik op dat ik de indruk heb dat hij een te optimistisch beeld schetst. De premier zegt dat hij in de wijken is geweest en dat hij heeft geconstateerd dat daar nauwelijks iets aan de hand is. Hoe verklaart hij dan de behoefte aan voedselbanken? Wat is zijn verklaring voor het feit dat het aantal loonbeslagen binnen één van de grootste politiekorpsen in ons land de afgelopen twee jaar is verdrievoudigd? Hoe verklaart de premier dat het aantal zwervers en daklozen in ons land aanzienlijk is toegenomen? Naar mijn idee is er dan wel degelijk iets aan de hand. Ik heb er alle begrip voor dat de premier zegt dat het kabinet in een beroerde situatie van start is gegaan. Wij hebben dan ook de voorstellen gesteund die het kabinet indertijd heeft gedaan. Ook de voorliggende kabinetsmaatregelen zullen wij ondersteunen. Dat neemt niet weg dat wij van mening zijn dat het kabinet niet ver genoeg gaat. Wij hebben daarom een aantal voorstellen ingediend. Hoe staat de premier daar tegenover?

Minister Balkenende:

Ik constateer dat de heer Van As vandaag haast heeft. Hij heeft zojuist namelijk een thema aangehaald dat later aan de orde zal komen, namelijk de regelzucht. Het onderwerp waarop hij nu doelt, hangt nauw samen met de sociale kwaliteit van de samenleving, de armoede en de ongelijkheid. Ook daarop zal het kabinet later in zijn betoog ingaan.

De heer Van As (LPF):

De premier zegt al de hele ochtend dat die onderwerpen later aan de orde zullen komen.

De voorzitter:

Naarmate er meer interrupties zijn, komen die onderwerpen steeds later aan bod.

De heer Van As (LPF):

Dat hoeft geen bezwaar te zijn. Door de wijze waarop de premier zich uitlaat, ontlokt hij een aantal vragen. Hij doet namelijk alsof er niets aan de hand is.

De voorzitter:

Voor de structuur van het debat merk ik op dat de Kamer over algemene punten vragen kan stellen, zelfs als die niet geheel aansluiten bij het punt dat nu aan de orde is. Het is echter aan de regering om de opbouw van het debat te bepalen. Ik waak er dus voor om dat helemaal te doorbreken.

Minister Balkenende:

Wij moeten ervoor waken dat de vertrouwensvraag alleen tot het kabinet wordt gericht. Dat heeft de heer Marijnissen gisteren naar mijn oordeel in zijn betoog te veel gedaan. Mijn stelling is dat dit in een breder perspectief moet worden geplaatst. De heer Rouvoet heeft daarover de opmerking gemaakt dat het een kwestie is van eerlijk zijn. Ik zeg absoluut niet dat ik voorbij ga aan de negatieve aspecten en aan de twijfels en de zorgen. Het tegendeel is het geval. Wel heb ik gezegd dat het zeer negatieve beeld dat de heer Marijnissen heeft geschetst, slechts een deel van de werkelijkheid is. Ik heb mijn woorden daar tegenover geplaatst, omdat ik van mening ben dat het zo hoort. Mijn mening is dat wij soms te ver doorslaan in een bepaalde richting. Als het rapport met de titel "De sociale staat van Nederland" wordt beschouwd als een bewijs dat de richting fout is, wordt er geen recht gedaan aan de realiteit in Nederland.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Vertrouwen en eerlijke politiek zijn de kernwoorden in het betoog van de premier. Op het moment dat hij aantrad, heeft hij opgemerkt dat er sprake was van een structurele economische crisis. Dat was de aanleiding van zijn hervormingsbeleid. Wij en tal van economen hebben dat bestreden. Wij en zij hebben opgemerkt dat er geen sprake was en is van een structurele economische crisis. Inmiddels zijn wij een aantal jaren verder en ik constateer dat de woorden "structurele crisis" niet meer in het betoog van de premier voorkomen. Dat is ook logisch, want het CPB heeft inmiddels gezegd dat er geen sprake is van een structurele crisis. Dit is de langste periode van laagconjunctuur sinds de Tweede Wereldoorlog. Die is mede veroorzaakt door het bezuinigingsbeleid van dit kabinet. Het was dus niet eerlijk om te zeggen dat er een structurele crisis was. De premier is mede verantwoordelijk geweest voor een lange periode van laagconjunctuur. Daarmee heeft hij het consumentenvertrouwen ondermijnd. Kan de premier daarop een reactie geven?

Minister Balkenende:

Op dit punt zie ik de werkelijkheid heel anders dan mevrouw Halsema. Wat was er in 2002 immers aan de hand? Toen ik aantrad als premier, heb ik gezegd dat wij ten opzichte van andere landen een achterstand hadden opgelopen van 12% en dat wij te duur waren geworden. Dat hing samen met de uitbundige economische ontwikkeling aan het eind van de jaren negentig. Ten tweede heb ik gezegd dat wij meer hervormingen nodig hadden. Hoelang hebben wij in Nederland de discussie over de WAO niet voor ons uitgeschoven? Er moesten een keer maatregelen worden genomen en wij moesten de WAO op een andere leest gaan schroeien. Daarnaast was er de discussie over de vraag of wij niet veel te veel regels hadden, wat slecht is voor het ondernemerschap en het ondernemend klimaat in Nederland. Dat waren de situaties die wij aantroffen in 2002. De economische structuur van Nederland was onvoldoende goed en wij begonnen achterstand op te lopen ten opzichte van andere landen. Wat zien wij nu, kijkend naar volgend jaar? Wij zien dat onze groei hoger is dan die van andere landen. Wij zien dat de werkgelegenheid gelukkig weer de goede kant uit gaat. Wij zien dat de werkloosheid in Nederland gelukkig lager is dan in tal van andere landen. Wij zien ook dat er meer flexibiliteit komt. Wij zeiden dat wij iedereen moesten vragen om een pas op de plaats te maken met de inkomens en dat was hard nodig. Ik weet ook wel dat dat natuurlijk leidt tot minder bestedingen door mensen, maar het was nodig om de structuur van onze economie te versterken. Wij hebben natuurlijk geknokt met sociale partners en er zijn demonstraties geweest, maar wij hebben elkaar weten te vinden op de essentiële punten, namelijk dat het noodzakelijk was om te komen tot loonmatiging en dat wij veranderingen en daadkracht bij de hervormingsagenda nodig hadden. Dat heeft ons sterker gemaakt. Wij hebben door de zure appel heen moeten bijten. Het verhaal dat deze regering de zaak alleen maar zou hebben verergerd, klopt gewoon niet. Wij hebben gedaan wat wij moesten doen. De structuur is versterkt en dat kunnen wij op ons conto schrijven.

De voorzitter:

Mevrouw Halsema, nog een laatste korte vraag.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dit was pas mijn eerste interruptie.

De voorzitter:

Laten wij nou niet iedere keer dit soort discussietjes voeren, want dat houdt op. Gewoon een laatste, korte vraag.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik snap het.

De loonmatiging is niet dankzij, maar ondanks de regering totstandgekomen. De afgelopen jaren heeft Nederland het slechter gedaan dan alle Europese landen en dan het Europese gemiddelde. Wij zijn achteruit gehold.

Minister Balkenende:

Ja, maar hoe komt dat?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat hebt u mede veroorzaakt. U hebt het consumentenvertrouwen ondermijnd. U hebt zich gedragen als een Jantje Brinkel die de vinger in de dijk hield, maar ervoor zorgde dat er een vloedgolf over de dijk sloeg. Daar hebt u voor gezorgd.

Minister Balkenende:

Mevrouw Halsema, uw soundbite is aardig, maar uw redenering is onzinnig. Die is echt onzinnig. Wij zagen dat Nederland zich uit de markt prijsde. Wij hebben buitengewoon uitbundig geleefd en dan zie je plotseling dat het niet goed gaat en dat wij een achterstand hebben opgelopen. Toen was de regering zo eerlijk om te zeggen dat wij bepaalde dingen moesten doen, ervoor moesten zorgen dat die loonmatiging er komt en structuurveranderingen moesten doorvoeren. Wat zien wij nu? Een paar jaar geleden was de situatie slecht, maar nu zien wij dat de groei volgend jaar groter is dan het Europese gemiddelde en dat er meer flexibiliteit komt. Wij hebben dus precies datgene gedaan wat wij moesten doen. Ik begrijp dus werkelijk niet dat u de achterstanden die wij in 2002 en 2003 hebben gehad, afschuift op de regering. Wij troffen toch een situatie aan in 2002?

De voorzitter:

Oké, nog één keer. Het was overigens Hans Brinkers.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik neem aan dat dat correct in de Handelingen komt.

Niet alleen ik, maar ook het Centraal Planbureau en talloze economen verschillen fundamenteel van mening met de regering. Toen de premier aantrad, schetste hij een beeld van de Nederlandse economie dat erop neerkwam dat er een structurele economische crisis was. Dat heeft hij bij hoog en bij laag beweerd, om vervolgens om ideologische redenen een rigide bezuinigingspolitiek te kunnen doorvoeren. Juist die bezuinigingspolitiek is een deel van het probleem en geen deel van de oplossing. Daardoor zijn het consumentenvertrouwen en het vertrouwen van mensen in de politiek immers ondermijnd. Die verantwoordelijkheid zou de premier nu eens moeten nemen.

Minister Balkenende:

Ik begrijp werkelijk niet hoe mevrouw Halsema op het punt van de beoordeling van het kabinetsbeleid tot deze conclusie komt. Ik heb zojuist iets gezegd over internationale organisaties. De OESO en het IMF prijzen Nederland voor het structuurveranderingsbeleid. Oud-premier Kok, die te maken heeft met vergelijkingen van landen over de noodzaak van hervormingsbeleid, zegt dat dit beleid nodig is en dat in andere landen te weinig wordt gedaan. Jaar in, jaar uit hebben wij goede commentaren gekregen van de Raad van State op de doorgezette hervormingen. Ik begrijp de kwalificatie van mevrouw Halsema van het kabinetsbeleid dan ook werkelijk niet. Wij hebben gedaan wat nodig is. De Raad van State, die de maatregelen beoordeelt, steunt ons. Mevrouw Halsema zegt echter dat het allemaal niks is en dat het zo niet moet. Op dit punt verschillen wij dus fundamenteel van mening.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik heb in eerste termijn gezegd dat gezien de cijfers over vertrouwen in de politiek, dit vertrouwen niet zal worden hersteld door een burgerpanel of een serie referenda te organiseren. Is de minister-president het met mij eens dat daardoor het vertrouwen niet vanzelf terugkomt?

Ik vind het prima dat het kabinet met voorstellen komt over de positie van de minister-president. De minister-president heeft over zijn interview gezegd als premier te hebben gesproken. Staat daarmee nog overeind dat het kabinet niets voelt voor versterking van de positie van de minister-president via een aanwijzingsbevoegdheid of andere zaken die wijzen in de richting van een presidentieel stelsel?

De Raad van State heeft er op gewezen dat het bij vertrouwen aankomt op een vertrouwenwekkende uitvoering van de in gang gezette maatregelen. De Raad van State heeft er kritiek op dat de Miljoenennota daar nauwelijks aandacht aan besteedt. Wil de minister-president dit punt erbij betrekken? Als maatregelen het vertrouwen vanzelf zullen terugbrengen, is het zaak om die netjes uit te voeren. Anders krijgen wij omtrent februari de rekening gepresenteerd.

Minister Balkenende:

Wordt het vertrouwen automatisch bevorderd met een conventie of een burgerpanel? Nee, er is geen sprake van een een-op-eenrelatie. Het zijn echter instrumenten die kunnen bijdragen aan het vinden van een antwoord op de vraag hoe wij de verhouding kiezer-gekozene zien. Hoe kunnen wij zorgen dat gevoelens die bij de bevolking leven sterker naar voren komen? Het is dus geen panacee, maar het kan er aan bijdragen. Het is uiteindelijk afhankelijk van het verloop van het debat en het uitwisselen van argumenten.

Ik heb in het interview specifieke opmerkingen gemaakt over de gekozen premier. Ik heb daar, zoals bekend, afstand van genomen. Ik heb ook gesproken over de bevoegdheden van de minister-president en zijn rol in het kabinet. Moet die worden versterkt? Ik neem daar geen voorschot op. Een en ander is afhankelijk van het onderzoek en het debat met de Kamer.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De minister-president heeft daarop reeds een voorschot genomen door te zeggen geen aanwijzingsbevoegdheid te willen. Hij heeft gezegd dat ervoor gezorgd moet worden dat het zo ver niet komt.

Minister Balkenende:

Ik heb gezegd dat het werken met aanwijzingsbevoegdheden geen voorzorg, maar nazorg inhoudt. In het interview stel ik dat het op deze wijze spreken over competenties wantrouwen inhoudt. Er moet voor gezorgd worden dat van tevoren duidelijk is wat de agenda is, wat er gerealiseerd moet worden en hoe de eenheid gewaarborgd kan worden. Dat veronderstelt een proactieve houding. In dat kader heb ik gezegd dat een aanwijzingsbevoegdheid de problemen niet oplost.

De heer Rouvoet heeft gelijk met zijn opmerking over zorgvuldige uitvoering van beleid. Wij gaan een paar zware trajecten in, bijvoorbeeld met de verandering van het zorgstelsel. Om die reden wordt er met man en macht aan gewerkt om die invoering zo goed mogelijk te begeleiden. Wij steken daarbij onze nek uit. Minister Hoogervorst heeft gezegd dat het een probleem is als het niet goed gaat. Vandaar dat wij stellen dat in de tweede helft van deze kabinetsperiode niet weer de ene op de andere verandering moet worden gestapeld. Hetgeen wij ons hebben voorgenomen, moeten wij goed uitvoeren. Dat geldt ook voor de nieuwe WAO. Wij doen het maximale voor een goede voorbereiding van de uitvoering.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De minister-president maakt het herstel van vertrouwen afhankelijk van een goede uitvoering van de hervorming. Het is immers geen automatisme. Schrok hij er niet van dat de Raad van State erop wijst dat juist in het jaar dat de uitvoering op gang moet komen de Miljoenennota niets zegt over een zorgvuldige en verantwoorde uitvoering van ingrijpende maatregelen?

Minister Balkenende:

Ik heb het advies van de Raad van State in iets andere zin gelezen. De Raad van State heeft een heel goed advies geschreven over de Miljoenennota. De Raad van State heeft vooral gekozen voor het langetermijnperspectief en heeft daar een aantal behartigenswaardige opmerkingen over gemaakt. Bij de invoering van een stelselverandering gaat het kabinet niet over één nacht ijs. Het vergt zeer veel voorbereiding en daar zijn wij ook druk mee bezig. Wij weten wat de risico's zijn en wij zullen ons maximaal inspannen om ervoor te zorgen dat de invoering goed zal verlopen. Waarschuwingen nemen wij natuurlijk ter harte.

De heer Dittrich (D66):

U hebt nog geen antwoord gegeven op mijn vraag over de relatie kiezer-gekozene en het referendum. D66 en een aantal andere partijen in de Kamer zijn bezig met een initiatief om een referendum mogelijk te maken. Nu wil ik graag van u horen dat het kabinet het op een goede manier zal beoordelen en dit niet zal blokkeren. Ik vind het belangrijk dat mensen in Nederland over concrete onderwerpen hun stem kunnen laten horen. Zij moeten aan de noodrem kunnen trekken. Zij moeten kunnen zeggen dat zij het niet goed vinden wat er in Den Haag besloten is en dat kunnen corrigeren.

Minister Balkenende:

Ik kan u geruststellen. Wij hebben afgesproken dat de voors en tegens van referenda in kaart zullen worden gebracht. Dat is een van de onderdelen van de afspraken die wij eerder dit jaar hebben gemaakt. Daar moet ik in dit stadium naar verwijzen. Minister Pechtold zal met dat stuk komen. Op het initiatief vanuit de Kamer zullen wij op een faire manier ingaan, uiteraard na discussie in het kabinet over dit onderwerp. Wij zullen ook stilstaan bij de verschillende vormen van referenda. Daar krijgen wij een debat over in het kabinet en dat zullen wij op een eerlijke manier doen. Ik zal er ook voor zorgen dat de verschillende posities daarbij aan de orde komen.

Voorzitter. Dan kom ik toe aan de olieprijs en de koopkracht. Ik zal straks uitgebreid ingaan op de vragen over koopkracht en de vermeende toegenomen ongelijkheid, maar ik zal eerst spreken over het ondervangen van de mogelijke effecten van een hoge olieprijs op de koopkracht. Ik heb namens het kabinet al eerder gezegd, en dat herhaal ik hier, dat het kabinet natuurlijk niet blind is voor de nadelige gevolgen van een blijvend hoge olieprijs voor de portemonnee van mensen. Ik zeg u dit toe. Als de olieprijzen op het huidige hoge niveau blijven en de energienota volgend jaar beduidend hoger is dan waar het kabinet nu in de ramingen mee werkt, zijn wij voornemens met compenserende maatregelen te komen. Van belang is dat dit op een zorgvuldige en verantwoorde manier gebeurt. Daarbij is een aantal punten van belang en die ga ik nu toelichten. Daarna zal ik concreet iets zeggen over de timing.

De zorgen van de Kamer heb ik zo begrepen dat een hogere olieprijs leidt tot een verstoring van het koopkrachtbeeld dat nu in de Miljoenennota 2006 is geraamd. Dit koopkrachtbeeld is het eerste richtpunt. De Miljoenennota is zoals gebruikelijk gebaseerd op de raming van het CPB en de Macro-economische Verkenningen. In de MEV wordt voor 2006 uitgegaan van een gemiddelde olieprijs van $50 per vat en een stijging van de energienota met ongeveer € 100. Mede door de orkaan Katrina is de olieprijs ondertussen echter gestegen tot $65 per vat. Zoals altijd zijn de ramingen van alle economische variabelen en dus ook van de koopkracht met de nodige onzekerheid omgeven. Dit jaar geldt dat meer dan in gemiddelde mate voor de olieprijs, die bovendien meer dan gemiddeld in een korte tijd is gestegen. Het CPB geeft daarop een toelichting op pagina 20 van de MEV.

Die bijzondere omstandigheden geven in combinatie een reden om dit nader onder ogen te zien. Het tussentijds bezien van koopkrachtontwikkelingen moet te beargumenteren zijn. Het gaat nu om de vraag of de ontwikkeling van de olieprijs het koopkrachtbeeld voor 2006 aantast. Dit zal echter altijd moeten worden bezien tegen de achtergrond van het totale koopkrachtbeeld. Er kunnen immers ook ontwikkelingen zijn die de koopkracht positief beïnvloeden en daarmee het nadeel van de hogere olieprijs wegnemen. Zo lijkt de eurodollarkoers zich thans iets inflatiedrukkend te ontwikkelen. Bepalend is of door de ontwikkeling van de olieprijs per saldo het koopkrachtbeeld is verslechterd. Het CPB geeft in de MEV aan dat de gevolgen van een hogere olieprijs voor de overheidsfinanciën beperkt zijn. Tegenover een toename van de aardgasbaten staan lagere belastinginkomsten en hogere werkloosheidsuitgaven. Eventuele compenserende maatregelen moeten budgettair verantwoord inpasbaar zijn.

Er is gesuggereerd om bij de compensatie van een verstoring van het koopkrachtbeeld aansluiting te zoeken bij de energienota. Een volgend punt heeft dan ook betrekking op de keuze van de instrumenten. Het is vanzelfsprekend niet de bedoeling dat het kabinetsbeleid op andere terreinen wordt doorkruist. Het kabinet denkt in dit geval niet aan een verlaging van de accijns op motorbrandstoffen of een verlaging van de directe prijs van energie. De prikkel om zuinig met energie en brandstof om te gaan, willen wij natuurlijk instandhouden. Dit spoort ook met de afspraken die de EU onlangs heeft gemaakt. Ik acht een vast bedrag voor de energienota of een grotere belastingvrije voet aan de onderkant van de energiebelasting dan eerder denkbaar, maar ook andere fiscale instrumenten zijn niet uit te sluiten.

Dit betekent dat niet alleen recente gegevens over de olieprijs, maar ook andere economische en budgettaire variabelen beschikbaar moeten zijn om een goede afweging te kunnen maken. Het eerste moment ligt begin december als het CPB met een eerste indicatieve bijstelling voor 2006 komt. Ik zeg u toe dat het kabinet op dat moment de stand van zaken zal opmaken, die zal wegen en een beargumenteerd voorstel zal doen. Dit alles natuurlijk met het doel om waar mogelijk en nodig compensatie te verlenen indien door een hogere energierekening per saldo een verstoring van het voorliggende koopkrachtbeeld optreedt.

De heer Bos (PvdA):

Ik beluister in het antwoord van de minister-president veel goede wil en ik waardeer dit. Ik hoor ook veel ingewikkelde beperkingen en die maken mij wat wantrouwend. Ik wacht dit af.

Rond 1 november weten de burgers in dit land wat de nieuwe tarieven zullen zijn die de nutsbedrijven in rekening zullen brengen. Dan weten wij wat het voor mensen zal betekenen als de olieprijs hoger blijft dan het bedrag waarmee nu wordt gerekend. Wanneer neemt het kabinet de beslissing of er sprake zal zijn van compensatie?

Minister Balkenende:

Ik dank de heer Bos voor zijn waarderende opmerking.

Voor het totaalplaatje zijn wij afhankelijk van de berekeningen van het CPB. Ik heb al gezegd dat wij niet alleen naar de kosten van energie kijken, maar naar het totale koopkrachtbeeld. Dit is onze ingang. Het is ons voornemen om in ieder geval bij de behandeling van de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid begin december dit jaar, over het koopkrachtbeeld te spreken. Wij beschikken dan over de cijfers van het CPB en zullen dan bezien of en, zo ja, welke instrumenten wij kunnen inzetten. Wij zullen daartoe voorstellen doen die begin 2006 hun beslag kunnen krijgen. Ik heb ook gezegd dat ik op de keuze van de instrumenten later terug zal komen. Ik verwijs naar de opmerkingen die ik heb gemaakt in antwoord op de suggestie van de heer Verhagen. Er zijn ook andere fiscale instrumenten denkbaar, maar het lijkt mij goed dat wij die discussie niet nu voeren, maar begin december aanstaande in het licht van de meest recente inzichten.

De heer Bos (PvdA):

Is de doelstelling dan dat het mogelijk moet zijn om, als er ruimte is voor of een noodzaak tot compensatie, die maatregelen per 1 januari te laten ingaan?

Minister Balkenende:

Ik wil mij nu niet vastleggen op die datum, want dit is mede afhankelijk van de instrumenten die zullen worden ingezet. Ik zeg echter toe dat wij onze ogen niet sluiten voor de ontwikkelingen, dat wij begin december op de zaken terugkomen, dat wij natuurlijk streven naar een goed koopkrachtbeeld voor volgend jaar en dat wij daar voorstellen voor zullen doen waarbij natuurlijk rekening wordt gehouden met de mogelijkheden die de heer Verhagen heeft aangereikt. Dit is wat ik nu maximaal kan toezeggen. Ik vraag de Kamer om mij nu niet vast te pinnen op 1 januari, maar wij hebben haar signaal goed verstaan.

De heer Verhagen (CDA):

Dank voor deze toezegging van de minister-president. Dit is een goede manier om in ieder geval helder te maken dat het koopkrachtbeeld niet mag worden verstoord door een olieprijsstijging die de ramingen te boven gaat. In november maken de energiebedrijven de balans op en op basis daarvan treffen zij de voorbereidingen voor het verzenden van de energierekeningen in januari. Ik wil dat er in december besluiten genomen kunnen worden als dit nodig is. Ik denk dan in de systematiek waarover de minister-president ook spreekt zoals de verlaging van de belastingvrije voet in de energiebelasting of het algehele energiebelastingtarief. Ik wil wel zeker stellen dat wij niet pas achteraf iets doen bij de Voorjaarsnota, maar dat wij die maatregelen die noodzakelijk zijn nog dit jaar kunnen nemen.

Minister Balkenende:

Dit is helder. Ik denk dat dit in het verlengde ligt van wat ik zojuist heb gezegd.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik merk dat die toezegging hier met veel applaus in ontvangst wordt genomen. Volgens mij gaat er achter die toezegging echter een andere keuze schuil en ik zou daar graag iets meer over weten. Het koopkrachtbeeld wordt natuurlijk door meer oorzaken verstoord zoals de stijgende zorgpremies. Impliceert de keuze van het kabinet om de gestegen energieprijzen te compenseren dat er geen geld meer is om de premiestijgingen in de zorg te compenseren?

Minister Balkenende:

Je moet je daarbij je niet louter en alleen op de olieprijs baseren. Je moet, en dat is een belangrijk punt, de olieprijs in relatie zien met het koopkrachtbeeld. Dat is de reden dat ik heb gewaarschuwd om geen een-op-eenrelatie te leggen tussen de stijging van de olieprijs en de hoogte van de compensatie. Je moet een weging maken van het huidige koopkrachtbeeld en het koopkrachtbeeld begin december. Vervolgens besluiten wij of en, zo ja, welke voorstellen wij voor compensatie zullen doen. Meer hoef ik nu niet te zeggen, want deze problematiek komt terug bij de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken.

De hoge olieprijs is het aanknopingspunt, omdat die prijs in belangrijke mate kan bijdragen aan een verandering in het koopkrachtbeeld. Na jaren met een negatieve inkomensontwikkeling, is de fase aangebroken dat het koopkrachtbeeld er gunstiger uitziet. Hierop zal in december worden teruggekomen bij de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Wij komen er natuurlijk in december op terug, maar wij verdelen nu wel het geld voor 2006. Als de Kamer akkoord gaat met een algemene compensatie voor de gestegen energieprijzen, betekent dat dan dat chronisch zieken en gehandicapten in de kou komen te staan en niet worden gecompenseerd voor hun gestegen kosten?

Minister Balkenende:

In de komende tijd zal worden gesproken over de hoogte van de ziektekostenpremie en de kosten van de gezondheidszorg. Compensatie voor zwakke groepen is geregeld door middel van de zorgtoeslag. Het is natuurlijk onze inzet om vast te houden en recht te doen aan de financiële instrumenten die wij hebben ingezet.

U suggereert dat er opeens andere dingen zouden kunnen gaan gebeuren. Wij hebben echter een begroting gemaakt aan de hand van de meest recente gegevens. Daarbij is geprobeerd om zo volledig mogelijk te zijn. Nu blijkt dat de stijging van de olieprijzen wel eens kan leiden tot een ander koopkrachtplaatje. Dat is voor het kabinet een aanknopingspunt. Tegelijkertijd houd ik vast aan wat ik eerder heb gezegd en wel dat je deze ontwikkeling in een breder kader moet plaatsen. Dat is de reden dat het kabinet hierop in december terugkomt. Ik denk dat ik het bij deze toezegging moet kunnen laten.

De heer Dittrich (D66):

De D66-fractie vindt het van belang dat het kabinet in de uitwerking die in december naar de Kamer wordt gestuurd, oog houdt voor het belang dat mensen zich bewust zijn van het feit dat energie een schaars goed is. De prikkel om energie te besparen moet dan ook behouden blijven. Voor de vergroening van het belastingstelsel is het van wezenlijk belang dat hiermee rekening wordt gehouden.

Het is zeker niet uitgesloten dat de olieprijs jarenlang op dit hoge niveau blijft liggen. Het is daarom wellicht verstandig dat u samen met minister Brinkhorst uw oog laat gaan over de toekomst van de energie. Bent u daartoe bereid en, zo ja, zult u de Kamer daar dan over informeren?

Minister Balkenende:

Met zijn opmerking over de noodzaak om zuinig om te blijven gaan met energie sluit de heer Dittrich zich bij het kabinetsbeleid aan. Ik zei zojuist namelijk dat wij de prikkel om zuinig met energie en brandstoffen om te gaan in stand willen houden.

Het blijft speculeren of de olieprijs dit hoge niveau zal vasthouden. In New York heb ik verschillende mensen naar hun verwachtingen over de ontwikkeling van de olieprijs gevraagd. Uit hun antwoorden blijkt dat het op dit moment nog te vroeg is om conclusies te trekken. Wij weten niet of de olieprijs op het niveau van $65 blijft hangen. Een dergelijk prijsniveau is voor niemand gunstig. Zelfs de olieproducerende landen zijn niet gelukkig met deze ontwikkeling omdat het tot onzekerheid en instabiliteit leidt.

Het blijft onverminderd belangrijk om andere energiebronnen en duurzame energiebronnen te ontwikkelen. Uit het feit dat één orkaan zo'n groot effect heeft op de olieprijs, blijkt wel hoe kwetsbaar wij zijn. Precies om die reden spreekt minister Brinkhorst intensief met veel partijen over mogelijkheden om de energievoorziening op orde te brengen en over alternatieve, duurzame energiebronnen.

De heer Van As (LPF):

De toezegging van de premier is veel te vrijblijvend. Hij heeft gezegd dat het kwartje van Kok is gebruikt voor extra investeringen in het onderhoud van wegen. Het is mij echter onduidelijk of dat wel of niet heeft geleid tot een surplus. Verder zou het de premier sieren als hij een echt gebaar zou maken, zeker als je daarbij betrekt wat de heer Verhagen hierover gisteren heeft gezegd. Hij laat het nu allemaal een beetje in de lucht hangen door te zeggen: wij wachten eerst even af. Wees nou eens concreet!

Minister Balkenende:

Ik begrijp de vraag van de heer Van As echt niet. In de schriftelijke beantwoording op zijn vragen ben ik ingegaan op het kwartje van Kok. De heer Van As weet dat er in het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken om het kwartje van Kok terug te geven in de vorm van extra middelen voor infrastructuur. Die afspraak is ook nagekomen en dat kan de heer Van As ook lezen. Ten aanzien van het gebaar zeg ik dat wij niet over een blanco cheque spreken. Wij praten niet alleen over een veronderstelling van een olieprijs, want wij hebben gezegd dat het daarvoor nu te vroeg is. Volgens mij vindt iedereen dat. Daarom heb ik gezegd dat wij voornemens zijn om compenserende maatregelen te treffen, maar dat zullen wij in overleg met de Kamer doen op het moment dat wij meer gegevens beschikbaar hebben. Verder dan dat kan en wil ik niet gaan. Dat is geen loze belofte, maar dat is gewoon een harde toezegging!

De heer Van As (LPF):

Beweert u dat de teruggave van het kwartje van Kok middels extra onderhoud aan wegen een surplus is op het reguliere onderhoud? Ik heb begrepen dat wij al tekort schieten ten aanzien van het normale onderhoud.

Minister Balkenende:

Er is afgesproken dat wij het kwartje van Kok teruggeven in de vorm van extra middelen voor infrastructuur en wegen. Dat is opgenomen in het Hoofdlijnenakkoord en zo zit het ook in de boeken. U hoort niet meer tot mijn tweede kabinet. Natuurlijk zijn er gevoeligheden opgetreden in het eerste kabinet, want u weet natuurlijk dat daarover veel discussie heeft plaatsgevonden. De vraag was of het moest leiden tot een lagere prijs aan de pomp of dat wij dat op een andere manier zouden doen. Toen is gezegd dat het redelijk is om de automobilist tegemoet te komen door extra middelen uit te trekken voor infrastructuur, als je niet wilt interveniëren in de prijs aan de pomp vanwege verschillende motieven. Die afspraak is neergelegd in het Hoofdlijnenakkoord. Daarbij hebben wij zelfs rekening gehouden met opvattingen in LPF-kringen.

De heer Marijnissen (SP):

Ik wil hier een heel ander element noemen. Met betrekking tot de olieprijzen wordt min of meer de suggestie gewekt dat dit een lot is dat ons treft. De olieprijzen zijn echter natuurlijk ook een keuze, namelijk van de olieproducerende en -exporterende landen en de oliemaatschappijen. Ik nodig de minister-president uit om met mij en misschien ook anderen na te denken over de vraag wat wij gaan doen aan de winsten van de oliemaatschappijen. Maatschappijen als BP en Shell hebben 30% winst geboekt als je het tweede kwartaal van dit jaar vergelijkt met het tweede kwartaal van vorig jaar. Wat gaan wij daaraan doen? Wij zijn ze aan het financieren. Het is heel interessant om nationaal en internationaal te onderzoeken hoe het bestaande kartel doorbroken kan worden. Wij kunnen daar niet aan voorbij gaan als wij dit debat vandaag voeren.

Minister Balkenende:

Er zijn tijden dat het goed gaat met oliemaatschappijen, maar er zijn ook tijden dat het minder gaat. Shell heeft ook momenten gehad waarop het allemaal niet zo geweldig ging. Dat weet u ook, want u kent de achtergronden daarvan. Als wij hier spreken over de olieprijs, dan hebben wij het gewoon over de wereldmarktprijs. Dat is het aanknopingspunt. De discussie over de winsten van deze ondernemingen is een heel andere. U bent er niet gelukkig mee dat deze ondernemingen in die mate winst maken, maar die discussie gaat veel verder. Moeten wij ons als Tweede Kamer en kabinet gaan mengen in de winsten die worden gemaakt? U weet ook dat een onderneming als Shell nieuwe velden moet exploiteren en dat er onderzoek moet worden gedaan voor de toekomstige energievoorziening. Ik wil hier graag praten over de energieprijs, maar het thema winst vind ik echter een heel ander onderwerp.

De heer Marijnissen (SP):

Zo is een commissariaat voor deze minister-president na zijn premierschap bij Shell al veiliggesteld. Maar zo gemakkelijk gaat het niet.

Minister Balkenende:

Maakt u zich geen zorgen, want ik ben voorlopig nog even bezig.

De heer Marijnissen (SP):

U gaat ook nog eens wederom de winstbelasting verlagen. Dat hebben het vorige kabinet en het kabinet daarvoor ook al gedaan. Wij hebben het hier over een serieus probleem. U kunt het wel wegpoetsen en zeggen "dat gaat mijn macht te boven", maar het is voor politici van het grootste belang om over dit onderwerp na te denken. Als dat kartel van olieproducerende en -exporterende landen prijsafspraken kan maken met de oliemaatschappijen als gevolg waarvan onze burgers betalen, betalen, betalen en de oliemaatschappijen winsten, winsten, winsten kunnen maken, waarover u steeds minder belasting heft, dan is dat een onderwerp om bij stil te staan.

Minister Balkenende:

Ik geloof dat iedereen weet hoe een oliemarkt werkt. Precies om die reden is in het kader van de Europese Unie de afspraak gemaakt om zo verstandig te zijn om niet te interveniëren in de olieprijzen of tegemoetkomingen te geven, omdat dit verstorend kan werken op de marktwerking en de olieprijzen. Daarom heeft de minister van Financiën daarover gesproken en ik deel zijn mening, want het is gewoon waar. Op het moment dat je nu zou zeggen dat je gaat compenseren, dan weet je van tevoren dat het een effect kan hebben op de prijsontwikkeling. Wij hebben nu een debat met elkaar over de vraag van welke wereldmarktprijs voor olie je volgend jaar uitgaat. U stelt een heel andere discussie aan de orde. U wilt kennelijk dat de overheid gaat interveniëren in de winsten die maatschappijen maken. Wij moeten het mechanisme van marktwerking respecteren. Als het te gek wordt, zullen er ongetwijfeld consumentenacties komen. Het is een visie op economische ordening waar u en ik verschillend over denken. Ik vind niet dat wij de wijze waarop wij tegen winsten aankijken moeten vermengen met een reëel iets als de ontwikkeling van de wereldmarktprijs van olie.

De heer Marijnissen (SP):

Ik voorspel dat wij hier nog over komen te spreken. Het zou namelijk best eens kunnen, zoals ook al door anderen is gezegd, dat de olieprijzen verder omhoog gaan en dat de hele wereld grote problemen krijgt met betrekking tot energie.

Minister Balkenende:

Dat is waar.

De heer Marijnissen (SP):

Ik blijf het een verbijsterend gegeven vinden dat wij geconfronteerd worden met gigantische cijfers bij de oliemaatschappijen – in het bedrijfsleven worden de winsten sowieso flink geïncasseerd op dit moment – en dat de belasting op de winsten weer wordt verlaagd.

Minister Balkenende:

Ik wil ook een punt van overeenstemming noemen. Ik ben het ermee eens dat er een risico is als de olieprijs duurzaam op een hoog niveau zou blijven. Dat kan ons allemaal schaden. Wij moeten inderdaad kijken naar alternatieven. Wij hebben net al een discussie gehad over de wijze waarop moet worden omgegaan met winsten. Ik denk dat wij het op dat punt niet helemaal met elkaar eens zijn.

Er is gisteren veel gezegd over solidariteit, armoede en koopkracht. Ik zal daar achtereenvolgens op ingaan. Solidariteit omvat meer dan alleen de koopkrachtplaatjes. Het gaat erom dat wij niet alleen vandaag ons brood verdienen, maar ook morgen en overmorgen. Daarom moeten er meer mensen aan het werk. Dat kan onder andere worden bereikt door loonmatiging en investeringen in onderwijs en innovatie. Het is belangrijk dat het onderwijs toegankelijk wordt gehouden, bijvoorbeeld door het afschaffen van lesgeld voor 16- en 17-jarigen. De zorg moet toegankelijk en betaalbaar worden gehouden, ongeacht inkomen of gezondheid. Daarom is gekozen voor een zorgverzekering met een basispakket dat net zo groot is als het huidige ziekenfondspakket. Er is geen selectie op gezondheid, er wordt geen premie geheven voor kinderen, er bestaat geen eigen risico voor de huisarts en er is een zorgtoeslag. Er wordt gekeken naar het inkomen zoals mensen dat werkelijk beleven, dus naar de draagkracht van huishoudens. Daarom is er extra aandacht voor gezinnen met kinderen en voor ouderen met AOW.

Het thema armoede wordt ook besproken in het rapport De sociale staat van Nederland van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Solidariteit is ook bestrijding van armoede. Het SCP zegt dat voor de meeste groepen de leefsituatie tussen 1993 en 2004 is verbeterd en dat voor de meeste groepen de positieve trend die is ingezet na 1993 in 2004 doorzet. Groepen waarvoor de leefsituatie volgens het SCP meer dan gemiddeld is verbeterd, zijn de jongvolwassenen, de ouderen tussen 65 en 75 jaar, de laagste en de hoogste inkomens, de alleenstaanden en de eenoudergezinnen. Het aantal huishoudens met lage inkomens ging van 16% in 1994 naar 9% in 2001. Voor 2004 raamt het SCP het percentage op 11. Na een moeilijke periode van laagconjunctuur is dat nog altijd fors minder dan tien jaar geleden.

Het kabinet heeft ook aanvullend beleid ontwikkeld dat is gericht op de laagste inkomens en bestrijding van armoede. Er komt een hogere uitkering voor mensen die langdurig in de bijstand zitten en geen arbeidsperspectief hebben, variërend van € 327 voor alleenstaanden tot € 466 voor paren. Daarnaast wordt de AOW-toeslag verhoogd en komt er een korting voor alleenstaande ouderen. Er wordt volop geëxperimenteerd met participatiebanen en werken met behoud van uitkering. Er zijn 15.000 leerwerkbanen en 40.000 jeugdbanen. Er is een taskforce en een plan van aanpak voor scholing van 20.000 vrouwen en meisjes. Armoedebestrijding is veel ruimer dan inkomensbeleid. Het gaat ook om hulpverlening aan kwetsbare groepen, zoals welzijnsbeleid, gemeentelijk beleid en schuldhulpverlening. Daar wordt aandacht aan besteed in het Nationaal actieplan ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting dat sinds 2003 loopt. In de voortgangsbrief 2005 van 14 juni is een overzicht van de maatregelen en de stand van zaken opgenomen.

Het vraagstuk van armoede en solidariteit raakt natuurlijk ook aan dat van de koopkracht.

De heer Bos (PvdA):

U citeert wel heel selectief uit het rapport van het SCP. Een kop uit dat rapport is: "Het jaar 2002 bleek een keerpunt in de ontwikkeling van leefsituatie huishoudens". Daar kan ik niets aan doen, dat hebben zij daar zelf verzonnen. Zij bedoelen daar niet mee dat vanaf het moment dat u aan de macht kwam alles beter werd. Zij bedoelen dat vanaf het moment dat u minister-president werd de verschillen in kansen om wat van het leven te maken en de verschillen in leefsituatie in Nederland toenamen. Het gaat om een vergelijking van de kansen van mensen met een hoog inkomen met die van mensen met een laag inkomen, de kansen van mensen met een hoge opleiding met die van mensen met een lage opleiding en de kansen van mensen die werken met die van mensen die niet werken. Mijn vraag aan de minister-president is hoe hij de toename van die verschillen beoordeelt en hoe hij het beoordeelt dat dit beeld sterker werd vanaf het moment dat hij minister-president werd.

Minister Balkenende:

Laat ik eerst een vraag terug stellen aan de heer Bos. Meent u nu werkelijk dat die verandering in de leefsituatie van mensen uitsluitend toe te schrijven is aan het kabinetsbeleid, aan het kabinet waaraan ik leiding mag geven?

De heer Bos (PvdA):

Als u ons wilt doen geloven dat alles wat goed gaat in dit land, komt doordat u beleid voert, dan vind ik dat ik mag zeggen dat de dingen die mij niet aanstaan, ook met uw beleid te maken hebben.

Minister Balkenende:

Dan moeten wij maar eens even naar de feiten kijken, want ik ben het volstrekt oneens met de heer Bos, al ik begrijp ik zijn vraag. In het rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau staat een leefsituatie-index. Dat is een combinatie van gezondheid, wonen, participatie, sportbeoefening, het bezit van duurzame consumptiegoederen, mobiliteit, vrijetijdsactiviteiten, vakantie en inkomen. Dat is wat de leefsituatie van mensen bepaalt. Wij zien dat in 2004-2005 bepaalde groepen een wat minder goede leefsituatie hebben. Dat zijn jongeren, laag opgeleiden, middeninkomens en paren met kinderen. Met wie het beter gaat in die periode, zijn de alleenstaanden, de eenoudergezinnen en de ouderen en 65-plussers. Dat is wat men analyseert. In het rapport wordt de vermindering toegeschreven aan het feit dat bijvoorbeeld jongeren vanaf 2002 veel minder mogelijkheden kregen: zij kregen minder financiële mogelijkheden, doordat de economie slechter ging draaien.

Wat wij feitelijk zien, is niet een koppeling in de zin van: een kabinet-Balkenende is opgetreden en nu gaat het slechter. Nee, de economie ging slechter draaien. Daarom zie je ook dat daar waar de economie slechter ging draaien, de laag opgeleiden zich minder goed voelden in de samenleving. Dat begrijp ik heel goed; het heeft ook te maken met de inzakkende economische ontwikkeling van de afgelopen jaren. Zo liggen de feiten. Wij zullen ook zeker merken dat wanneer de economie aantrekt, wanneer de structuur van de economie verbetert en wanneer de groei hoger wordt, die cijfers zullen veranderen. Daarom zijn wij ook zo bezig met dit structuurbeleid en met die verandering. Laten wij blij zijn dat wij volgend jaar een economische groei hebben die een stuk hoger is en dat de inkomensontwikkeling gelukkig voor veel mensen weer in de plus zal komen. Dat is een ander beeld geweest in de afgelopen jaren. De slecht draaiende economie weerspiegelt zich in dit soort cijfers, maar wij moeten niet doen alsof de zaak slechter is geworden doordat het kabinet-Balkenende is aangetreden. Dan neemt u dit onderzoek niet serieus.

De heer Bos (PvdA):

Zelfs als de premier gelijk heeft, zelfs als de toenemende ongelijkheid vanaf het moment dat de minister-president aantrad, volledig te verklaren is doordat het slechter ging met de Nederlandse economie, dan nog zal hij zich moeten afvragen of het feit dat het slecht ging met de Nederlandse economie misschien niet ook iets met hem te maken had. Eén ding weet ik heel zeker: de afgelopen jaren hebben alle oppositiepartijen jaar op jaar laten zien dat als je andere keuzen maakte, de economie er nu veel beter voor zou hebben gestaan. Dus zelfs als het allemaal te maken heeft met de economie, heeft u nog steeds een verantwoordelijkheid.

Minister Balkenende:

Ik heb de heer Bos wel eens sterker meegemaakt! Ik heb nu net een debat gehad met mevrouw Halsema over de vraag hoe je de economische ontwikkeling kunt verklaren. Wat zit er feitelijk achter? En wat is dan de realiteit in 2002? Onze concurrentiepositie was behoorlijk verslechterd: wij waren 12% duurder geworden, er was een arbeidsmarkt die onvoldoende flexibel was en er was sprake van het vooruitschuiven van moeilijke onderwerpen zoals de WAO. Zo troffen wij het land aan en toen hebben wij gezegd dat wij die zaken wilden aanpakken. Ik vind het eerlijk gezegd niet getuigen van een goede analyse – om het mild te formuleren – om dan te zeggen: u bent aangetreden en toen is het minder gegaan. Nee, wij hebben juist alles gedaan om de zaak uit de put te trekken; daarmee zijn wij bezig geweest. Wij hebben de noodzaak van hervorming ingezien. Als je dat niet doet, loopt de zaak mis. Ik moet u prijzen omdat u zei dat landen als Frankrijk en Duitsland veel te lang hebben gewacht. Wij hebben moed getoond om vooruitgang te boeken. Dan moet je wel eens tegen de stroom ingaan en heb je pijnlijke maatregelen te nemen, maar wij zien op het ogenblik dat de zaak beter is. Zo liggen de feiten.

De heer Bos (PvdA):

Het is vast geen toeval dat de huidige minister van Financiën, die ook minister van Financiën was vóór 2002, even een kopje koffie is gaan drinken. Hij kon dit niet aanhoren, want er wordt hier wel een heel vertekend beeld van de werkelijkheid gegeven.

De voorzitter:

Het is mijn taak om te zeggen dat de minister van Financiën nu aanwezig is.

De heer Bos (PvdA):

Fantastisch! Die debatten zullen wij met hem vast en zeker ook nog wel hebben, maar de stelling blijft overeind en daar heeft de minister-president geen weerwoord op gegeven. Deze stelling is dat de afgelopen drie, vier jaar elke oppositiepartij hier heeft laten zien dat als je andere keuzen maakte, er tienduizenden banen méér geweest zouden zijn in Nederland en dat de economie meer gegroeid zou zijn. U gaat nu natuurlijk zeggen dat dan het financieringstekort zou zijn opgelopen of dat het bedrijfsleven hogere belastingen zou hebben moeten betalen, maar dat is ook niet waar. Ook dit jaar laat de oppositie zien dat je een eerlijker inkomensbeeld kunt bereiken, een hogere economische groei en tienduizenden banen erbij zonder dat het financieringstekort oploopt en zonder dat je het bedrijfsleven op kosten jaagt.

Minister Balkenende:

Je kunt elk rekenmodel een beetje manipuleren door de variabelen die je erin stopt. Zo liggen de feiten! Dat kan heel makkelijk! De heer Vendrik mag ik hiermee complimenteren, want hij weet precies hoe modellen in elkaar zitten. Ik noem een voorbeeld. Weet u wanneer de economie goed gaat draaien? Als je zegt het minimumloon met 30% te verhogen. Als je er tegelijkertijd voor zorgt dat de uitkeringen dan minder snel omhoog gaan, werkt dat in een model heel goed uit, dan is het aantrekkelijk om te gaan werken. Zo jaag je een model aan. Weet je wat je ook kunt doen? Je kunt, zoals u doet, voorstellen de fiscale aftrekbaarheid van premies te beknotten voor mensen met een middeninkomen. Daarmee komen middelen vrij, maar daar beginnen wij niet aan. De heer Verhagen had volkomen gelijk toen hij in Buitenhof een paar sectoren noemde die goed draaien. Ik zal ingaan op de tegenbegroting, maar het is maar net afhankelijk van wat je erin stopt. Zo komen we er niet!

(Applaus)

De voorzitter:

Het is mij niet duidelijk, wie er nu voor wie klapt.

De heer Marijnissen (SP):

Volgens mij is dit een motie van wantrouwen pur sang richting het CPB. Er is dus geklapt voor de opheffing daarvan! Maar het toeval wil dat het kabinet zich daar ook op baseert, dus dat wordt wat. De heer Zalm beheerst de knoppen dus niet, als ik het goed begrijp.

Minister Balkenende:

Nee, zo ligt het niet. Ik heb iets gezegd over hoe modellen werken, maar ik heb ook aangegeven dat je keuzes maakt. De instrumenten die de PvdA aangeeft om te komen tot meer financiële ruimte, zouden wij niet kiezen. U kunt ervoor kiezen om het mensen met meer dan € 45.000 per jaar onmogelijk te maken hun pensioenpremie af te trekken, maar dat is niet onze keuze. Dat kun je wel doen in modellen. Daarin kun je wel tot mooie cijfers komen, maar wat is de prijs die je daarvoor betaalt?

De heer Marijnissen (SP):

De essentie van uw verhaal is dat u het woord "manipuleren" in de mond neemt. Het is klaarblijkelijk mogelijk om te manipuleren met de systemen van het CPB. U sprak over eerlijkheid, een eigenschap die kenmerkend zou zijn voor dit kabinet. De ambtenaar die dit stukje voor u geschreven heeft, moet u een lesje in eerlijkheid geven. U hebt terecht gesproken over het aantal huishoudens dat in armoede leeft, dat terugloopt van 16 naar 9%. Maar na uw aantreden in 2002 – dat staat op pagina 106 – is dat percentage weer opgelopen tot het niveau van 1994: 16. En die laatste zin wordt nu net weggelaten in het citaat, en dat vind ik niet eerlijk. Dat is op zijn minst de halve waarheid.

Minister Balkenende:

U kunt beter even pagina 114 nemen! Tabel 5.5.

De heer Marijnissen (SP):

Nee, ik blijf bij de pagina waar ik ben! Ik wil dit punt even maken, omdat u naar mijn mening selectief winkelt in dat rapport. De essentie is dat wij het hier wel over mensen hebben, en niet over cijfers. U ziet het aantal voedselbanken in Nederland ook toenemen, evenals de winkels waar mensen gebruikte kleding kunnen kopen. De brieven die ik krijg zijn hemelschreiend; ik wil ze u wel opsturen. U kunt daar niet aan voorbijgaan op de manier waarop u dat twee dagen geleden in de media hebt gedaan. U gaat daar wat schouderophalend aan voorbij: armoede is van alle tijden, dat bestond zelfs in tijden van grote economische groei. Ik spreek u aan als christen-democraat, ik vraag u hoe u dit in het reine met uw geweten brengt, als het gaat om het tonen van erbarmen. De armoede neemt toe, daarvan worden ouderen en mensen met kinderen het slachtoffer. Daden, premier!

Minister Balkenende:

Dacht u dat ik geen pijn voel bij voedselbanken of bij mensen in achterstandssituaties? De afgelopen jaren zijn gezinnen met kinderen op achterstand gezet, juist om ouderen aan de onderkant te ondersteunen. Je mag nooit voorbijgaan aan mensen in achterstandssituaties, is altijd gezegd. Uit de tabel blijkt dat in 1998 en 2002 bijna 10% van de mensen niet kon rondkomen, de definitie die de SCP gebruikt voor het begrip "armoede". Dat percentage is inderdaad opgelopen tot ruim 14 vorig jaar. Net zoals het tien jaar geleden was. Ook als je de analyse van het SCP leest, blijkt dat het niet alleen een kwestie is van de politiek. U weet ook dat het samenhangt met de economische ontwikkeling die toen slecht was. In 1994 deed de economie het niet goed. Daarna is er een uitbundige economische groei geweest in Nederland. Zelfs toen het in 2000 leek dat de bomen tot aan de hemel groeiden, hebben wij te maken gehad met een armoedepercentage van 10. Waar wij de afgelopen jaren hebben geprobeerd om juist degenen in kwetsbare posities te ondersteunen, betreur ik des te meer het verhaal dat u gisteren heeft gehouden als zouden wij ons niets aantrekken van wat er gebeurt. Je moet altijd oog hebben voor de kwetsbaren. Je kunt dan van mening verschillen over de maatvoering, maar u moet niet doen alsof ik het probleem zou bagatelliseren.

De heer Marijnissen (SP):

Ik heb destijds Paars ook verweten een blinde vlek te hebben als het ging om die kant van onze samenleving. Dat verwijt maak ik u dus nu ook. U zegt dat de economie de belangrijkste veroorzaker is. Welnu, ik steun u daarin. Maar was het niet zo dat de Staat het schild der zwakken was? Was het niet zo dat juist de Staat ervoor zou zorgen dat wanneer de economie ongelijkheid zou veroorzaken, mensen niet in armoede komen te leven? Met andere woorden, ik roep u op om uw verantwoordelijkheid te nemen op dit punt. Laat die cijfers nu even zitten. De cijfers zijn indringend, maar de mensen zijn indringender. Ga met hen praten. U kunt hun huishoudboekjes zien. Die mensen kunnen niet rondkomen en u moet daar wat aan doen!

Minister Balkenende:

In 2001 is er een belastingherziening geweest. Als wij nu zien welke groepen sindsdien zijn ondersteund, zijn dat de mensen aan de onderkant. Op pagina 111 van het rapport van het SCP staat letterlijk: "Reeds decennia lang zetten de verschillende kabinetten in op een evenwichtige inkomensontwikkeling met extra aandacht voor de bescherming van de inkomenspositie van de zwakkeren in de samenleving. Het huidige kabinet vormt geen uitzondering op deze traditie. Ook dit wenst voor alle inkomensgroepen eenzelfde koopkrachtontwikkeling waarbij de categorieën aan de onderkant van de inkomensverdeling zoveel mogelijk worden ontzien."

U kunt ook niet voorbijgaan aan het feit dat wij de afgelopen jaren regelmatig hebben gesproken over de bijzondere bijstand als het gaat om extra maatregelen. U kunt wellicht zeggen dat het niet genoeg is. En ik zie ook wel de moeilijke situatie waarin bepaalde mensen zich bevinden. Maar u kunt niet zeggen dat ik eraan voorbijga. U heeft gisteren een nogal rampzalig beeld van onze samenleving geschetst. Ik wijs u erop dat zeer velen tevreden zijn met hun leven.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik zou nu toch het stokje van de heer Marijnissen willen overnemen. Het spijt mij zeer, mijnheer Marijnissen, maar wij moeten het ook even over de cijfers hebben. De cijfers geven namelijk duidelijk aan dat de koopkracht voor de allerarmsten verslechterd is, terwijl de koopkracht voor twee keer modaal sterk is toegenomen. Tussen 2002 en 2006 is twee keer modaal er 1,25% op vooruitgegaan. Nu krijgt die groep er ruim 5% bij, terwijl de mensen op het minimum er op achteruit zijn gegaan. Koopkrachtontwikkeling is rechtstreeks gerelateerd aan uw beleid, zo zeg ik tegen de minister-president.

Minister Balkenende:

De cijfers zijn toch wat anders dan mevrouw Halsema suggereert.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Mag ik vragen waar u uw cijfers dan vandaan haalt? De cijfers die ik noem, komen van het CPB. Of heeft u het CPB nu helemaal gediskwalificeerd?

Minister Balkenende:

Ik heb al mijn cijfers van het ministerie en uit allerlei documenten. Die cijfers worden ook ontleend aan het CPB. U heeft het over twee keer modaal. Weet u welke groep in de moeilijkste situatie heeft gezeten in de jaren tussen 2001 en 2005? Dat waren de alleenverdieners met twee keer modaal. Die gingen er in al die jaren – dat was een keuze in relatie tot de belastinghervorming – 0,5% op vooruit. En dat kom je tegen in deze Sociale staat. Om die reden is het goed dat de alleenverdiener met twee keer modaal en met kinderen nu eindelijk een handreiking krijgt ómdat er kinderen zijn. Zo liggen de feiten. In de voorgaande periode heeft deze groep beduidend meer ingeleverd dan de groep met een modaal inkomen. Ik kan al die cijfers geven. Ik zie ook de cijfers wel over de sociale minima, maar het is niet waar dat er in al die jaren sprake is geweest van denivellering. Dat is gewoon niet waar.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Om uw eigen uitermate slechte koopkrachtbeeld te corrigeren, neemt u de laatste jaren van Paars erbij. Paars was net echter de veroorzaker van al het slechte dat ons is overkomen. U kunt daar niet selectief in winkelen. Ik wil graag kopieën van alle cijfers die u gebruikt, want nu wil ik ze wel eens naast elkaar leggen. U neemt het Centraal Planbureau blijkbaar niet serieus. Wij doen dat wel. Twee maal modaal is er de afgelopen jaren op vooruit gegaan. Dat geldt ook voor de alleenverdiener.

Minister Balkenende:

Dat is niet waar.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Zelfs als u gelijk zou hebben, op basis van uw eigen cijfers, vind ik het nog een genante redenering. Eigenlijk zegt u namelijk dat de mensen vanaf € 60.000 – dat is toch zo'n ƒ 130.000 – het zeer zwaar hebben gehad en er iets op achteruit zijn gegaan. U zegt dus eigenlijk: het is een schande dat de sterkste schouders de zwaarste lasten hebben moeten dragen. Wat ik een schande vind, is dat er niet gecompenseerd is voor de minima. U kunt nu grossieren in morele verontwaardiging en zeggen dat u wel degelijk een schild voor de zwakken wilt zijn, maar feit is dat de mensen die het goed hebben in dit land het beter hebben gekregen en dat de mensen die het moeilijk hebben, het slechter hebben gekregen. Dat zijn de feiten.

Minister Balkenende:

Ik vind dat wij preciezer moeten zijn.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Graag.

Minister Balkenende:

Een van de grote problemen betrof de gezinnen waar één inkomen binnenkwam. Dat blijkt uit dit onderzoek.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Twee maal modaal, daar hebben wij het over, € 60.000.

Minister Balkenende:

Als u spreekt over € 60.000, praat u in brutotermen. U moet kijken naar het besteedbaar inkomen. Dat is niet € 60.000, maar dat is bij alleen-verdieners met twee maal modaal € 36.000. Wat was nu het probleem bij deze groep? Deze groep had geen recht op allerlei faciliteiten. Om die reden is er in al die jaren sprake geweest van slechts een inkomensvooruitgang van 0,5%. Dit is de groep die feitelijk te maken heeft gehad met een achterstand. Niet voor niets is eerder dit jaar gezegd dat wij meer moeten doen aan de middengroep. Ik herinner mij nog het interview van de heer Bos in Trouw, waarin hij zegt dat er tal van gezinnen zijn met een middeninkomen die participeren in de samenleving, maar het soms knap lastig hebben. De heer Bos zei verder, daarin wil ik hem wel bijvallen, dat als je alleen kijkt naar de top van Nederland, je het hebt over de 5% van de mensen die in de hoogste schijf zitten. Dat betekent dat grote groepen te maken hebben met de tweede belastingschijf. Dan heb je het over dit soort situaties. Als je daar nog meer van gaat vragen, is dat niet fair ten opzichte van de gezinnen met kinderen. In 2003, 2004 en 2005 is deze groep er 3,9% op achteruit gegaan. Er is heel veel van deze groep gevraagd. Dan moet u niet zeggen dat die mensen met € 60.000 het zo geweldig goed hebben. Dat blijkt niet uit deze cijfers, ook gegeven het feit dat men geen aanspraak kan doen op tal van faciliteiten.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Als eerste wil ik de toezegging van de premier dat ik alle cijfers krijg die hij hanteert, plus bronvermelding, want dat zijn andere cijfers dan het Centraal Planbureau hanteert. Daar wil ik graag een compleet overzicht van. Ik hoop die toezegging te krijgen.

Het Centraal Planbureau concludeert dat in de periode 2003-2006 mensen op het minimum met kinderen er 0,5% op achteruit zijn gegaan, dat mensen die alleenstaand zijn op het minimum er 3,25% op zijn achteruitgegaan, terwijl twee maal modaal erop vooruit is gegaan. U kunt het blijven ontkennen, maar volgens mij is de werkelijkheid, zoals door het CPB beschreven, dat u zich helemaal niets aantrekt van de stijgende ongelijkheid. Eerlijk gezegd, zou u dat ook gewoon moeten verdedigen, want dat is wat u doet.

Minister Balkenende:

Natuurlijk zie ik de pijnlijke situatie ook. Ik loop daar niet voor weg. Wij hebben echter met elkaar afgesproken hoe wij aankijken tegen de inkomensontwikkeling. U moet rekening houden met de ontwikkeling van 2001, omdat toen een keuze is gemaakt hoe wij omgaan met koopkracht en de verdeling tussen de verschillende huishoudens. Die cijfers moeten dan ook worden meegenomen. Wat hebben wij de afgelopen jaren gedaan? Wij zijn met name opgekomen voor degenen aan de onderkant, de minima, en voor de ouderen. De gezinnen zijn helaas wat op achterstand gezet. Daarom is het goed – juist omdat wij nu ook het oog hebben op kinderen – dat wij nu door de vrijstelling van de premie voor kinderen tot 18 jaar daar nu eindelijk iets aan kunnen doen. Dat vind ik terecht. Voor het overige zeg ik dat wij altijd hebben geprobeerd op een eerlijke manier om te gaan met de verschillende groepen en tot een evenwichtig beeld te komen. Dat zegt het SCP ook.

De voorzitter:

Mevrouw Halsema vraagt nog naar de toezegging als het gaat om de cijfers. Ik zag de minister "ja" knikken, toen u daarom vroeg. Bij dezen staat die toezegging in de Handelingen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Volgens mij hoeft mevrouw Halsema niet verbaasd te zijn over de cijfers waar de minister-president mee schermt, want ik heb net van hem geleerd dat het er maar van afhangt wat je erin stopt bij het CPB.

Minister Balkenende:

Nee, dat is flauw.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dat heb ik u horen zeggen. Daar gaat mijn vraag ook over. Laat ik een keer mogen zeggen dat ik u wel sterker heb meegemaakt. U zegt voortdurend: wij zijn eerlijk over de keuzes die wij maken, ook al doen zij pijn. Als er door verschillende fracties in het parlement andere keuzes worden gemaakt, die eerlijk worden toegelicht, zoals in mijn eigen tegenbegroting, met meer lastenverlichting voor gezinnen, meer reparatie voor de minima, meer vergroening en meer internationale gerechtigheid, doet u dat af als manipuleren. Waarom heeft u ervoor gekozen om de eerlijkheid voor het kabinet te reserveren en de tegenbegrotingen uit het parlement af te doen als manipulatie en het is maar net wat je erin stopt? Dat raakt mij.

Minister Balkenende:

Dat is onzin. Ik zal straks ingaan op de tegenbegrotingen en ik zal daarover uiteraard een aantal positieve opmerkingen maken. Dat is geen punt. Ik heb alleen gezegd dat je goed oog moet hebben voor hoe modellen en uitkomsten tot stand kunnen komen. Als je zegt dat je meer financiële ruimte wilt ten koste van de fiscale aftrekbaarheid van pensioenpremies, heb je financiële ruimte, maar dat heeft wel bepaalde consequenties. Dat werkt door in de modellen, heb ik gezegd.

Dan kom ik op de cijfers. Mijn stelling was dat wij bepaalde groepen hebben ontzien. De AOW ging er in jaren 2003-2005 0,9% op achteruit. Het sociaal minimum 0,5%. De alleenstaande ouder 0,2%. Als je kijkt naar degenen die meer verdienen, zie je cijfers van -2,5% of -3,9%. Wij hebben deze groepen ook in de lastensfeer proberen te ontzien. Je kunt zeggen dat dit niet genoeg is, maar wij hebben wel een onderscheid gemaakt. Je kunt niet zomaar zeggen dat wij de ongelijkheid vergroten, want zo ligt het gewoon niet.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dat was niet mijn stelling. Het gaat mij om het begrip "manipuleren", waar ik zwaar aan til. Ik geef een voorbeeld uit de tabel van de koopkrachtcijfers in de Macro-economische Verkenningen, pagina 118. Daaruit blijkt gewoon dat een deel van de minima 0,25% onder de nul uitkomt. Wij kiezen ervoor om ook die groep naar boven te trekken. Dat is een eerlijke keuze waarvoor wij geld vrijmaken, net als het kabinet keuzes maakt. Ik vind het niet goed dat u in dat verband het woord "manipuleren" gebruikt in de richting van het parlement. Bij iedere keuze die wij maken, moeten wij het geld ergens vandaan halen en heeft dat consequenties.

Minister Balkenende:

Ach, u probeert mij nu op één woordje te vangen. Ik heb gezegd dat wat je eruit krijgt bij modellen, afhankelijk is van wat je erin stopt. Het gaat mij om de werkelijkheid. Wij hebben in de afgelopen jaren debatten gehad over financiële gegevens, koopkrachtbeelden en puntenwolken. De stelling in dit debat is dat wij hebben bijgedragen aan een geweldige ongelijkheid in dit land. Dan zeg ik dat deze wordt weersproken door de cijfers. Ik zal er straks nog iets over zeggen. Wij moeten oppassen dat wij niet het beeld laten postvatten, en daarvoor hebben wij de cijfers ook nodig, dat wij alleen maar bezig zijn met een geweldige denivelleringsoperatie, want zo ligt het niet.

De heer Van der Vlies (SGP):

Is een probleem ook niet dat wij wel maatwerk willen, maar dat wij dat met onze instrumentenkoffer niet bij iedereen terecht kunnen laten komen? Ik denk ook even aan de felle discussie in december 2003, waar wij het hele vorige jaar en een deel van het lopende jaar over hebben gesproken. Nog onlangs hebben wij een brief gekregen met de stand van zaken. Als je kijkt naar de reparatie van de koopkrachtbeelden van de achterliggende tijd, blijkt dat wij wel een aantal instrumenten hebben, maar dat wij toch niet allen bereiken die wij wensen te bereiken. Zou het niet een uitdaging zijn om innovatief te denken in het complex van reguliere maatregelen, zoals bijzondere bijstand, buitengewonelastenaftrek en de komende zorgtoeslag, zodat dat maatwerk dichterbij komt? Met alle respect, deze discussie moet gevoerd worden, maar zij herhaalt zich wel elk jaar. Moeten wij niet een doorslag maken naar instrumenten die dat maatwerk dichterbij brengen? Ik heb daarover gisteren een vraag gesteld, waar ik schriftelijk antwoord op krijg. Dat is procedureel van aard. Ik heb daar wel begrip voor, maar deze voorstellen en de discussie daarover worden midden volgend jaar gedateerd. Dat vind ik een beetje laat. Kan dat niet wat naar voren worden getrokken?

Minister Balkenende:

Ik val de heer Van der Vlies graag bij als hij zegt dat het noodzakelijk is om creatief om te gaan met de vraag of de gewenste groep wordt bereikt. Dat is aan de orde geweest bij het vraagstuk van de buitengewone uitgavenregeling waaraan ook in de brief wordt gerefereerd. De heer Van der Vlies kent de brief van de minister van SZW en de staatssecretaris van Financiën van 19 september jongstleden waaruit blijkt dat die handschoen wordt opgepakt. De vraag staat centraal hoe wij kunnen komen tot een verdere finetuning om de gewenste groep te bereiken. Ik zal in overleg met de bewindslieden nagaan in welk tempo wij dit kunnen achterhalen, want ik vind de opmerking die de heer Van der Vlies heeft gemaakt heel belangrijk. Het gaat er dus om dat wij ook moeten nagaan welke instrumenten wij specifiek inzetten. Op dat punt volg ik de heer Van der Vlies en mij lijkt dat de zojuist door mij aangehaalde brief daartoe een aanknopingspunt kan zijn.

De heer Van der Vlies (SGP):

Het is mij niet ontgaan dat die brief daarvoor een aanknopingspunt kan zijn. Het punt is echter dat het halverwege het jaar 2006 zal gebeuren. Wij moeten reëel zijn en erkennen dat het lang zal duren voordat daaraan beleidsconclusies zijn verbonden en voordat een en ander is geïmplementeerd in het Belastingplan 2007 en in de stukken die in de tweede helft van volgend jaar op de rol staan. Ik vermoed dat wij dan een jaar verder zijn. Is het niet mogelijk om dit versneld te doen? Ik stel voor om alles op alles te zetten en om daartoe dit najaar een aanzet te geven.

De heer Bos (PvdA):

De minister-president heeft zojuist opgemerkt dat wij gezamenlijk hebben afgesproken op welke wijze wij met inkomens zullen omgaan. Ik hecht eraan om duidelijk te zeggen dat wij daarover geen afspraak met hem hebben gemaakt. Tweeënhalf jaar geleden hebben wij er drie maanden aan besteed om dat voor elkaar te krijgen, maar dat is mislukt. Vandaag blijkt dat daarvoor een reden is geweest.

De minister-president heeft terecht verwezen naar opmerkingen die ik in Trouw en elders heb gemaakt over het voorzichtig omgaan met de positie van de middeninkomens en met die van gezinnen met kinderen. Naar mijn idee kunnen die best een extra steuntje in de rug gebruiken. Wij hebben vandaag dan ook plannen laten zien waaruit blijkt dat zij er honderden euro's bij zullen krijgen in vergelijking met datgene wat het kabinet voorstelt. Gisteren heb ik kritiek geleverd op het feit dat het gezin met kinderen met een inkomen op de ziekenfondsgrens er absoluut niet op vooruit zal gaan. Met de berekeningen van het Nibud is dat bevestigd. Waarom verdedigt een minister-president van het CDA een beleid dat tot gevolg heeft dat grote groepen met een minimuminkomen er volgend jaar op achteruit zullen gaan? Dat blijkt uit de gegevens van het Nibud en die van het CPB. De mensen met de hoogste inkomens zullen er echter duizenden euro's op vooruitgaan.

Minister Balkenende:

Uit de gegevens van het CPB blijkt dat alleenstaande AOW'ers op het minimumniveau er 2% op vooruit zullen gaan. Voor sociale minima met kinderen zal het inkomen met 1% stijgen. Voor het minimumloonniveau zal de stijging 1% bedragen. Daaruit blijkt niet dat grote groepen in de min komen. Het beeld is echt anders dan het door de heer Bos geschetste.

De heer Bos (PvdA):

Ik verwijs naar pagina 122 van de MEV. Daarin staat een dikke nul bij alleenstaanden met een minimumuitkering. In de puntenwolk is te zien dat het niet nul is, maar dat het daaronder ligt. Er wordt namelijk geen rekening gehouden met huursubsidie-effecten. Evenmin wordt rekening gehouden met het feit dat het afschaffen van een deel van de ozb voor deze groepen absoluut geen effect heeft. Een groep die in die tabel dus op nul zit, komt daar in het echte leven ver onder. Onder die groep vallen 200.000 huishoudens. Wat is de boodschap van de premier voor al die mensen, nu het weer een beetje beter gaat in Nederland?

Minister Balkenende:

Als wij spreken over tabel 4.7 en figuur 4.7, komen wij uit bij de cijfers die ik zojuist heb genoemd. Ik heb gezegd dat uit de gegevens van het CPB blijkt dat alleenstaande AOW'ers op het minimumniveau er 2% op vooruit zullen gaan. Voor sociale minima met kinderen zal het inkomen met 1% stijgen. Voor het minimumloonniveau zal de stijging 1% bedragen.

De heer Bos (PvdA):

Waarom noemt de premier juist niet het cijfer waarop ik voortdurend doel? Bij 200.000 huishoudens, namelijk alleenstaanden met een minimumuitkering, staat een dikke nul. Naar mijn idee betekent dat veel voor de invulling van de opdracht door een politicus. Dit betekent veel in het licht van de vraag wat de politicus wil met het begrip solidariteit en hoe hij het geld wil verdelen, nu het in Nederland weer een beetje beter gaat. U zorgt er gewoon voor dat die groep – hoe klein u die misschien ook vindt, het zijn wel gewoon 200.000 reële huishoudens – erop achteruitgaat, terwijl de hoogste inkomens er in het tabelletje waarnaar u zo graag verwijst, er gewoon duizenden euro's op vooruitgaan. Dat zijn de harde feiten.

Minister Balkenende:

Wij moeten kijken naar de cijfers van de afgelopen jaren om te bezien wie op een gegeven moment echt zwaar in de min is gekomen en wie procentueel een geringer offer hebben moeten brengen. Ik houd dan staande dat wij ouderen en minima altijd hebben ontzien en dat degenen met hogere inkomens zwaarder zijn belast. Dat blijkt ook uit alle cijfers. Zo liggen de feiten en daar hebben wij rekening mee gehouden. Wat de alleenstaanden betreft: wij hebben nu met name een keuze gemaakt voor de aanwezigheid van kinderen, omdat juist op dat punt achterstanden zijn opgelopen. U maakt een vergelijking met degenen met hogere inkomens, maar mijn stelling is: je kunt niet zeggen dat mensen met twee maal modaal, zonder verder inkomen, met kinderen en zonder alle tegemoetkomingen, kijkend naar het besteedbare inkomen, de rijken in Nederland zijn. Ik hoop dat u die redelijkheid wilt zien. Dat staat volgens mij precies in uw woorden in Trouw, waarin u het juist over dit soort groepen had. U moet ervoor waken om degenen die twee keer modaal of tweeënhalf keer modaal hebben, met kinderen, als "de rijken" af te schilderen, want zo liggen de feiten niet. Als je kinderen hebt, heb je heel wat lasten. Na enkele jaren waarin wij juist ouderen en minima zo veel mogelijk hebben ontzien, is het goed om nu ook oog te hebben voor de groepen die vaak op achterstand zijn gekomen. Daarom hebben wij het gedaan zoals het nu voorligt.

De heer Bos (PvdA):

Ik zie die redelijkheid niet. Ik constateer dat de minister-president niet ontkent wat wij hier zojuist te berde hebben gebracht, namelijk dat er een heel grote groep minima is die er volgend jaar gewoon keihard op achteruitgaat. De minister-president creëert hier het beeld dat je zou moeten kiezen: ofwel je laat de middeninkomens erop vooruitgaan ofwel je doet iets voor de minima. Als hij de tegenbegroting van de PvdA zou lezen, zou hij zien dat je ervoor kunt zorgen dat zowel de minima als de middeninkomens het volgend jaar beter zouden hebben dan volgens zijn plannen als je de lasten eerlijker verdeelt en als je geld investeert op de plekken in Nederland waar dat het hardste nodig is en waar het geld het meeste opbrengt voor ons allemaal. Het enige wat daarvoor nodig is, is dat je ook de hoogste inkomens in Nederland aanspreekt op de noodzaak om een bijdrage te leveren aan economisch herstel. Als er ergens daadkracht nodig is, is het op dat punt. Die daadkracht ontbreekt bij de minister-president volstrekt.

Minister Balkenende:

Mijn beeld is totaal anders, omdat je niet alleen mag kijken naar de mutatie van dit jaar op volgend jaar. Je moet ook bekijken wat er de afgelopen jaren is gebeurd en welke offers je toen hebt gevraagd. Wij kunnen best van mening verschillen, maar ik houd staande dat datgene wat wij nu bieden, verantwoord is in een meerjarig perspectief. Daarbij kan men niet de stelling hanteren dat er sprake is van grote denivellering. Bepaalde groepen hebben ook de afgelopen jaren behoorlijk in de min gezeten. De bevestiging daarvan vind ik ook in dit rapport, waarin ook wordt gemeld dat de leefsituatie van sommige groepen op achterstand is gekomen. Daar moeten wij ook rekening mee houden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik wil er toch nog op terugkomen, omdat wij schijnbaar eindelijk dezelfde cijfers hebben gevonden, namelijk in tabel 4.7 in de MEV. U zegt dat u heel zwaar inzet op gezinnen met kinderen. Ik zou u willen vragen of u voor mij wilt voorlezen welk cijfer er staat bij tweeverdieners die anderhalf keer modaal verdienen; dat is € 45.000, dus minder dan twee keer modaal. Hoeveel krijgen zij in 2006?

Minister Balkenende:

Tweeverdieners met kinderen en met anderhalf keer modaal zitten op nul. Dat klopt. Wij moeten ook rekening houden met zaken als kinderopvang. Dat is een bepaalde groep. Daarom zeg ik ook dat u niet alleen op basis van de mutatie van dit jaar op volgend jaar naar deze groep moet kijken. Je moet ook bekijken wat er de afgelopen jaren is gebeurd. Andere tweeverdieners hebben de afgelopen jaren behoorlijk moeten inleveren. Ik houd staande dat datgene wat gebeurt, tegemoetkomt aan wat er is gebeurd.

Er is nog een ander punt. Van sommige groepen waarbij twee inkomens binnenkomen, wordt inderdaad meer gevraagd. Dat hangt samen met het feit dat de tweede partner soms weinig bijdraagt aan de kosten van het zorgstelsel. Dat vinden wij een reëel punt. Wij vinden het terecht dat wij dan meer solidariteit vragen omdat men in het verleden wel erg goedkoop verzekerd was. Ook dat is iets wat genoemd moet worden.

De oppositie heeft volwaardige tegenbegrotingen ingediend. Daarvoor is een compliment op zijn plaats. De intensiveringen krijgen reliëf door er dekking door ombuigingen en lastenmaatregelen tegenover te zetten. Er is aansluiting gezocht bij het EMU-saldo van het kabinet. Ik constateer dat de oppositie impliciet die doelstelling van het budgettair beleid steunt.

De oppositie is niet gekomen met een gezamenlijke alternatieve begroting. Het is begrijpelijk dat eigen accenten worden gezet. Er zijn ook overeenkomsten. Bij de dekking komen maatregelen voor die in meerdere tegenvoorstellen zijn aan te treffen. Ik noem de aftopping van de fiscale faciliteit van de pensioenopbouw bij de PvdA, de SP en Groenlinks. Bij die partijen is ook lastenverzwaring voor de glastuinbouw en de energie-intensieve bedrijven te zien. Opvallend is dat bij een aantal beleidsterreinen onderling verschillende keuzes worden gemaakt. Ten aanzien van het zorgstelsel treffen wij verschillende taxaties aan. Ook bij de onderkenning van de noodzaak van modernisering van de sociale zekerheid en de mate van nivellering zijn verschillen te zien. Ik zal niet alle voorstellen nalopen. Daar zijn de algemene financiële beschouwingen voor. Ik beperk mij tot een beoordeling op hoofdlijnen.

De alternatieven leunen zwaar op de overheid. De banen die worden gecreëerd zijn vooral overheidsbanen en de marktsector komt er wat dat betreft karig van af.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

In alledrie de plannen worden meer banen gecreëerd in de marktsector dan in het plan van het kabinet. Waar heeft de minister-president het over?

Minister Balkenende:

Mijn stelling is dat in de alternatieve plannen de banen vooral gecreëerd worden in de collectieve sector.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat klopt. Wij creëren 50.000 banen meer dan in het plan van het kabinet. Dat is overwegend in de publieke sector. Daar schaam ik mij niet voor. Het gaat immers om politieagenten, om mensen in de zorg en om onderwijzers en niet om ambtenaren om een ingewikkelde zorgtoeslag uit te voeren. Wij creëren overigens ook meer banen in de markt dan het kabinet. De minister-president kan er een grote mond over hebben. Onder hem is echter de werkeloosheid opgelopen, terwijl wij iets aan de werkgelegenheid doen. Dit is te gemakkelijk.

Minister Balkenende:

Het heeft wel een prijs. Ik kom daar bij de tegenbegroting van GroenLinks op terug.

In de tegenvoorstellen is te zien dat het arbeidsaanbod vooral aan de onderkant van de arbeidsmarkt wordt ontmoedigd. De loonkosten nemen toe en de marginale druk loopt op. Dat maakt het voor mensen snel minder lonend om meer te gaan werken. Extra inspanningen worden afgestraft. Dat is geen beleid waar dit kabinet iets in ziet.

De heer Van As (LPF):

Ik herken hier helemaal niets van. Dit gaat toch niet over onze tegenbegroting?

Minister Balkenende:

Maakt u zich geen zorgen.

De tegenbegrotingen vallen terug op instrumenten waarop eerder de nodige kritiek is gekomen, zoals de loonkostensubsidies. Waar de pensioenopbouw wordt afgetopt, wordt een onverantwoorde hypotheek op de toekomst gelegd. De rekening wordt doorgeschoven naar de toekomst. Belastingontvangsten worden naar voren gehaald. Het gaat om 2,3 mld. Dat is een aanzienlijk bedrag. De begrotingen vertonen een gat van maar liefst 0,4%. Het is een goedkope manier van tijdelijk stimuleren.

De heer Bos (PvdA):

Nu wordt het lichtelijk hilarisch. Bij de voorstellen van het kabinet om VUT en prepensioen af te schaffen doet het kabinet immers hetzelfde. Dan mag het opeens wel ingeboekt worden als een besparing waar Nederland sterker van wordt? Wij willen het pensioen aftoppen voor mensen die hun aftrek behouden tot een inkomen van € 45.000 en daarboven hun eigen verantwoordelijkheid kunnen nemen. Dan is het opeens niet goed? Wij doen precies hetzelfde als het kabinet.

Minister Balkenende:

Ik ontzeg de heer Bos uiteraard niet het recht om de fiscale aftrekbaarheid van pensioenen af te willen toppen. Ik vind echter dat mensen die € 45.000 verdienen normaal moeten kunnen werken aan een pensioenopbouw. Op dat punt verschillen wij van mening. De vergelijking met VUT en prepensioen gaat niet op. Dat heeft te maken met de financiële onhoudbaarheid op de lange duur en met versterking van de arbeidsparticipatie. Dat is een andere discussie.

De heer Bos (PvdA):

Het is allemaal best, maar u zei net dat de oppositie de lasten naar de toekomst schuift omdat er straks geen belasting geheven kan worden over die pensioenuitkeringen. Ik heb gezegd dat u precies hetzelfde doet met VUT en prepensioen en dan heet het opeens niet vooruitschuiven naar de toekomst, maar dan is het verantwoord financieel beleid. Daar kijkt iedereen doorheen.

Minister Balkenende:

Ik zie het totaal anders. Het zijn volstrekt andere grootheden. Het gaat erom de arbeidsparticipatie van ouderen te bevorderen. Wij moeten de problemen onder ogen zien. Het kan niet langer doorgaan zoals het nu is. Dat is heel wat anders dan het inperken van de fiscale aftrekbaarheid.

Voorzitter. Het terugdraaien van het schattingsbesluit WAO legt ook een onverantwoorde hypotheek op de toekomst. De kosten daarvan kunnen op lange termijn oplopen tot 1,3 mld. De werknemers met 1,5 maal modaal moeten door de aftopping van de pensioenopbouw een stevige veer laten. Er wordt een forse rekening bij de hogere inkomens gelegd. De oppositie noemt een besteedbaar inkomen van € 34.000, anderhalf maal modaal, al een hoger inkomen. Verder is de structurele doorwerking van de voorstellen twijfelachtig. Het CPB benoemt veel mitsen en maren en het betwijfelt of de resultaten zullen beklijven.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik ben heel benieuwd waar u die citaten vandaan haalt. Zou u zich er ook over willen uitlaten dat wij meer economische groei produceren dan u en een lager financieringstekort?

Minister Balkenende:

Dat is precies wat ik bedoel. Er ligt een model met een paar uitkomsten, maar de vraag is welke prijs daarvoor moet worden betaald. U kiest bijvoorbeeld voor een geweldige nivelleringsoperatie, meer nog dan de PvdA, maar de vraag is of iedereen dat wil. Op dat punt verschillen wij van mening. Bovendien moeten wij niet alleen oog hebben voor wat wij volgens het model op korte termijn aan banen genereren, maar ook voor hoe het op de lange termijn doorwerkt in de structuur van de economie. Op dat punt staan uw visie en die van het kabinet haaks op elkaar.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U hebt geen flauw benul hoe het doorwerkt op de lange termijn. U weet het niet voor uw eigen beleid en ook niet voor onze voorstellen, omdat het CPB dat gewoon niet kan doorrekenen. Het is een bewijs uit het ongerijmde. Uit de MEV van het CPB blijkt dat het economische herstel bij u vooral wordt ingeluid door de distributiesector en niet door toename van de fabricage en de export van Nederlandse producten. Het economische herstel komt vooral door de doorvoer. Dat is geen verandering van de economie in een duurzame economie. Integendeel, u maakt de economie op de lange termijn heel zwak. Wij creëren echter een duurzame kenniseconomie. Ongeacht de doorrekeningen durf ik nog wel de stelling aan dat onze plannen een stuk duurzamer zijn dan die van u.

Minister Balkenende:

Daar kunnen wij lang over discussiëren. U noemt de sector logistiek. Daar zijn wij sterk in als Nederland en het zou gek zijn als wij daar niets mee zouden doen. Het is akkoord om te kijken of het duurzamer kan. U weet ook uit dat uit de berekening en de analyse van het CPB blijkt dat de positie van Nederland internationaal weer sterker wordt, omdat onze exportpositie verbetert en dat hangt samen met de loonmatiging en een flexibele arbeidsmarkt. U weet ook dat het van groot belang is om het ondernemingsklimaat en het investeringsklimaat in Nederland te verbeteren. Om die redenen werken wij aan verlaging van de vennootschapsbelasting. Daarom voeren wij een bepaald beleid met de kapitaalbelasting. Al die zaken raken de structuur van de economie. Die zaken zijn nodig, ook voor de lange termijn. Ik betwijfel zeer of de keuzen die u maakt goed zijn voor het ondernemingsklimaat en het investeringsklimaat in Nederland. Ik geloof dat wij een riskante weg op zouden gaan als wij uw visie zouden volgen, maar daarover verschillen wij van mening.

De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat er ook sympathieke voorstellen zijn gedaan, bijvoorbeeld een verhoging van de kinderkorting, een verlaging van de schoolkosten, meer ruimte voor schuldhulpverlening, versoepeling van kenniswerkers, maatschappelijke stages en preventie in de sfeer van de jeugdzorg. Daarnaast is het goed om te markeren dat de tegenbegrotingen veel van de fundamentele hervormingen van dit kabinet niet terugdraaien. Te denken valt aan de maatregelen rond VPL – VUT, prepensioen en levensloop – en de WW. Ik denk aan de kortdurende uitkering, de vervolguitkering en de duurverkorting. Kennelijk worden de gunstige gevolgen van deze structuurverbeterende maatregelen onderkend.

De heer Bos (PvdA):

Ik denk dat de minister-president zich rijk rekent. Een tegenbegroting is geen verkiezingsprogramma. Hij weet net zo goed als ik wat het Centraal Planbureau in die paar weken in de zomer kan doorrekenen. Als hij wil weten welke maatregelen de Partij van de Arbeid zou willen terugdraaien die dit kabinet heeft ingevoerd, moet hij ervoor zorgen dat er snel verkiezingen komen. Dan laten wij het iedereen heel snel weten.

Minister Balkenende:

Ach, ik weet dat de heer Bos hier erg op hoopte begin van dit jaar. Ik herinner mij nog het mooie congres van zijn partij in januari waar de gedachte was dat het kabinet nog maar een paar maanden zou aanblijven. Het was even spannend bij een discussie in de Eerste Kamer, maar met dank aan de heren Dittrich, Brinkhorst en Pechtold is dit alles netjes verlopen. Ik denk dat hij en ik er maar vanuit moeten gaan dat het gewoon 2007 wordt. Dan kunnen wij nog verdergaan met de implementatie van onze voorstellen en kan de heer Bos zich voorbereiden op de campagne. Ik stel voor dat wij de komende tijd niet te veel praten over verkiezingen. Laten wij praten over datgene wat nodig is om Nederland sterker te maken, om onze structuur beter te maken, de agenda van hervormingen door te voeren en onze resultaten te laten zien.

De heer Bos (PvdA):

Wij hebben geduld. Ik las vanmorgen in De Telegraaf dat het vertrouwen van de Nederlandse bevolking in dit kabinet alleen maar is afgenomen na de presentatie van de Miljoenennota. Ik zou zeggen: ga vooral zo door.

Minister Balkenende:

Er zal resultaat worden geboekt. In het rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau staat dat de ene peiling vaak weer wordt bestreden door een andere. Dit creëert een eigen werkelijkheid. De echte feiten, de echte resultaten en de echte beoordeling van mensen komen in 2007.

De Partij van de Arbeid en het kabinet hebben iets gemeen. Wij delen de opvatting dat mensen moeten kunnen rekenen op een redelijk inkomen ook als het een keer tegen zit. Wij delen de opvatting dat mensen erop moeten kunnen vertrouwen dat zij goed verzekerd zijn voor het geval zij ziek worden. Wij delen de opvatting dat mensen er zeker van moeten kunnen zijn dat er goed wordt gezorgd voor hun ouders en hun grootouders in het verpleeghuis.

Of de heer Bos het nu wil of niet, ik heb goed kennis genomen van eerdere uitlatingen die hij heeft gedaan, en de tegenstellingen zijn volgens mij minder groot dan de presentatie van de Beterbegroting van de PvdA doet vermoeden. Ik ga er nog steeds vanuit dat hij vindt dat burgers moeten wennen aan onzekerheden, dat hij erkent dat de betaalbaarheid van de verzorgingsstaat een probleem was geworden, dat hij nog steeds pleit voor een sociaal vangnet met een strenge toegang en dat hij nog steeds voorstander is van hervorming van het zorgstelsel.

Kortom, de Partij van de Arbeid neemt de nodige plannen van het kabinet over. Dit is vorig jaar ook gemarkeerd. De PvdA steunt het opheffen van het verschil tussen ziekenfonds en particulier. Het verschil in premie voor de nieuwe zorgverzekering is minder groot dan op het eerste oog wordt gedacht. Van de € 1100 van het kabinet wordt de zorgtoeslag afgetrokken en bij de PvdA en GroenLinks moet bij het bedrag van € 400 nog de inkomensafhankelijke premie worden opgeteld. Kinderen zijn bij de PvdA en het kabinet gratis verzekerd. De verschillen in de uitkomsten voor het inkomen zijn per saldo al met al klein. Bij de PvdA gaat men overigens al vanaf een inkomen van € 27.000, dus nog onder modaal, meer zorgpremie betalen dan in het kabinetsvoorstel. Ook bij GroenLinks pakken volgens het CPB de financieringswijzigingen nadelig uit voor huishoudens met een laag inkomen.

De PvdA zoekt naar vervulling van maatschappelijk nuttige taken. Het kabinet zet hier participatiebanen voor in, de PvdA investeringsbanen. Met de participatiebanen wil het kabinet invulling geven aan het uitgangspunt dat niemand aan de kant mag worden geschoven zonder dat de doorstroming van mensen naar regulier werk in de weg wordt gestaan. Dit is het risico van de investeringsbanen.

GroenLinks heeft cijfers gepresenteerd om trots op te zijn, maar dit komt wel uit iets voort. GroenLinks kiest meer dan de SP en PvdA voor een radicaal ander sociaal en economisch Nederland. GroenLinks kiest voor een maatschappij van kleine bedrijvigheid die zwaar leunt op de overheid met een internationaal bedrijfsleven dat in de klem zit, een eilandje in Europa. Die keuze mag natuurlijk worden gemaakt, maar het is niet onze keuze. Het kabinet kiest voor een samenleving en een economie die verbonden zijn met een internationale omgeving en voor een land waarin ondernemerschap en werken loont. Mijn kritiek op de begroting van GroenLinks is dat de partij het fiscaal klimaat voor het internationaal concurrerend bedrijfsleven verslechtert. Als die bedrijven Nederland mijden, lopen wij honderdduizenden banen mis. Ook de grotere bedrijven die in Nederland actief zijn, krijgen klappen door verhoging van het tarief voor de vennootschapsbelasting en verbreding van de grondslag. Alleen zelfstandigen en het kleine mkb gaan er op vooruit.

GroenLinks kiest verder voor een ongekende nivellering die veel forser is dan bij de PvdA en de SP met alle risico's voor de werkgelegenheid van dien. Midden- en hoge inkomens krijgen een enorme rekening gepresenteerd en wij gaan terug naar de tijd van voor Vermeend en Oort. Een hoger inkomen begint volgens GroenLinks al bij een besteedbaar inkomen van ongeveer € 34.000. Dat is anderhalf keer modaal.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat laatste is niet waar. Het is wel waar dat het milieuvervuilende bedrijfsleven bij ons zwaarder wordt belast. U moet echter ook volledig zijn en niet vergeten te vermelden dat arbeid bij ons veel goedkoper wordt. Dat betekent dat het kennisintensieve bedrijfsleven, waar minister Brinkhorst zo dol op is, een sterkere positie krijgt. Uw reactie is veel te gemakkelijk, want dat is ook van belang voor het internationaal opererende bedrijfsleven, de grotere bedrijven en het duurzame deel van de economie.

Minister Balkenende:

Ik zou mij zorgen maken als het kabinet uw beleid over zou moeten nemen. Ik zou mij daarover zorgen maken, omdat wij ons dan buiten de Europese werkelijkheid zouden plaatsen en het grote consequenties zou hebben voor de veerkracht van onze economie. Hierover kunnen wij uiteraard van mening verschillen. De cijfers zijn mooi. Dat is waar.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De cijfers zijn prachtig. U moet eens naar Scandinavië kijken. Onze voorstellen sluiten veel meer aan bij wat daar gebeurt. In Scandinavië gaat het helemaal zo slecht nog niet met de economie en het arbeidsmarktbeleid. Het gaat zelfs een stukje beter dan in Nederland!

Minister Balkenende:

Die vergelijking gaat niet helemaal op. Ik onderhoud goede contacten met premier Bondevik. Hij heeft mij vaak gezegd dat de situatie van Noorwegen vanwege de hoge olie-inkomsten van dit land niet zonder meer vergeleken kan worden met die van andere landen. De economische politiek van Zweden heeft interessante aspecten. Ik wijs u en de heer Bos er echter wel op dat in het Zweedse systeem wel degelijk prikkels zijn opgenomen voor het activeren van mensen. Onlangs is een vergelijking gemaakt van de sociale ongelijkheid en uitsluiting in verschillende lidstaten. In deze index staat Zweden op de eerste, Noorwegen op de tweede en Nederland op de derde plaats. Dat is een mooie score voor Nederland. U zult zeggen dat het nog beter kan, maar dat laat onverlet dat Nederland op dit punt goed presteert.

De begroting van de SP heet "Peper en zout" als alternatief voor het zuur en zoet van het kabinet. De stimulansen in deze tegenbegroting voor het mkb, zelfstandigen en startende ondernemers zijn het kabinet sympathiek. Dat geldt ook voor de aandacht voor het onderwijs en het pleidooi voor de invoering van een maatschappelijke stage. Maar over de weg naar economisch herstel verschillen wij van mening. Ik wil daar niet voor weglopen.

De SP vernietigt lager betaalde banen met het voorstel het wettelijk minimumloon te verhogen. De SP maakt het voor mensen minder lonend om te gaan werken, vergroot de kloof tussen werkzoekenden en de arbeidsmarkt. Verder wordt werken afgestraft door het afschaffen van de kinder- en arbeidskorting. Wat solidair lijkt, mondt uit in een vergroting van de afstand tussen werkenden en niet-werkenden. De SP loopt weg voor de modernisering van de sociale zekerheid en het zorgstelsel: de WIA en de WW worden namelijk niet activerender gemaakt. De SP schuift de rekening door naar onze kinderen door de aftopping van de pensioenopbouw en het naar voren halen van belastinginkomsten. Op deze punten verschil ik toch echt van mening met de heer Marijnissen.

De heer Marijnissen (SP):

Wie heeft die tekst voor u geschreven?

Minister Balkenende:

Ik spreek hem uit. Dat is het belangrijkste.

De heer Marijnissen (SP):

Wij verhogen het wettelijk minimumloon inderdaad met 2%, omdat wij vinden dat problemen zich concentreren bij mensen die het minimumloon verdienen. Zij dreigen echt door de bodem te zakken. De armoede neemt toe en de middeninkomens verdienen het om er iets bij te krijgen aangezien ze jarenlang dik in de min hebben gezeten. Als de minister-president het daarmee eens is, moet hij de voorstellen uit mijn tegenbegroting steunen. Doet hij dat niet, dan waren het allemaal praatjes voor de vaak. Hij zegt dan dat de inkomensverschillen niet mogen groeien en dat iedereen recht heeft op een redelijk welvaartsniveau, maar vergeet de daad bij het woord te voegen. Daar lijkt het echter wel op uit te draaien, want alle voorstellen uit onze tegenbegroting die de minister-president noemt, zijn verbeteringen ten opzichte van het begrotingsbeleid van het kabinet.

Minister Balkenende:

Wij hebben het vandaag eerder gehad over het vraagstuk van armoede en het feit dat het percentage van mensen onder de armoedegrens is gestegen. Ik heb gezegd dat dit samenhangt met het feit dat onze economie sinds een aantal jaren slecht is gaan draaien en dat mensen minder gemakkelijk aan banen konden komen. Ik heb ook de betreffende groepen genoemd. Het is mijn stellige overtuiging dat de groei hoger wordt en er meer banen gaan ontstaan als de economie aantrekt en dat wij dan ook in staat zullen zijn om dat armoedecijfer, dat ook mij zorgen baart en pijn doet, omlaag te brengen. Daarvoor heb je beleid nodig zoals wij dat voeren, omdat dit zal leiden tot een sterkere economie en meer economische mogelijkheden.

Voorts noemde de heer Marijnissen de middeninkomens. Daarover heb ik al veel gezegd. Uit de stukken blijkt dat minima en ouderen de afgelopen jaren zijn ontzien. Vooral gezinnen met kinderen hebben moeten inleveren. Ook dat komt terug in het rapport van het SCP en daarom is het goed dat deze groep, nu het wat beter gaat, ook eens een tegemoetkoming krijgt. Juist ook vanwege de aanwezigheid van kinderen. Voor het overige verschillen wij van mening over het economische beleid.

De heer Marijnissen (SP):

Ik wil in herinnering roepen dat de Raad van Economisch Adviseurs van de Tweede Kamer in een aantal passages van zijn briefing aan de Kamer suggereert dat dit kabinet met zijn beleid van zuur en zoet een beleid heeft gevoerd waarbij in de eerste jaren is gehakt in de sociale zekerheid en is bezuinigd op collectieve voorzieningen. Het was volgens de raad dan ook verleidelijk om richting de verkiezingen met zoet te gaan strooien. De Raad van Economisch Adviseurs bestaat uit objectieve mensen, buitenstaanders die zijn ingehuurd als adviseurs van de Kamer. Ik geloof dat zij het bij het rechte eind hebben. Ik geloof uit de grond van mijn hart dat de maatregelen die dit kabinet juist heeft genomen om het economisch herstel te bevorderen, contraproductief zijn geweest. Er zijn veel economen, in en buiten de Kamer, die dit standpunt delen. Het zou goed zijn als de premier dat ter harte zou nemen.

Minister Balkenende:

Natuurlijk heb ik ook kennis genomen van de opvatting van de Raad van Economisch Adviseurs. Een van de grote problemen waar je altijd tegenop loopt, is dat economisch adviseurs vaak uiteenlopende standpunten uitdragen. Stel dat dit kabinet en het vorige kabinet die benadering zouden hebben gevolgd en zouden hebben gezegd: laten wij die loonmatiging voor ons uitschuiven, want dan hebben mensen wat meer te besteden. Als wij dat hadden gedaan, dan weet ik zeker dat wij nu niet hadden kunnen zeggen dat onze internationale concurrentiepositie is versterkt. Wij hadden kunnen zeggen: een tandje minder met het financieringstekort. De heer Marijnissen weet ook dat het tekort was doorgeschoten naar 4% en 5% als wij deze maatregelen niet hadden genomen. Je bent dan bezig om de rekening door te schuiven naar de toekomst.

Ook de afgelopen jaren hebben de nodige economen en de nodige internationale economische instanties het kabinet juist geprezen voor het beleid dat werd gevoerd. De OESO zegt niet voor niets dat de vergrijzing van Nederland dit beleid vergt. De IMF zegt dat ook. Bovendien steunt een econoom als Bovenberg het beleid.

De heer Marijnissen (SP):

Maar dat is een CDA-econoom ...

Minister Balkenende:

Hij is in het verleden ook kritisch in onze richting geweest. Toch?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het blijft een CDA-econoom.

Minister Balkenende:

Goed, dan krijgt u uw zin. Dan houden wij het bij de OESO, de IMF, de Raad van State en tal van andere economen, niet zijnde CDA'ers.

De heer Marijnissen (SP):

Kok?

Minister Balkenende:

Kok was ik nog vergeten.

De voorzitter:

Die onderonsjes met de heer Marijnissen zijn wel aardig, maar als hij iets wil zeggen, dan moet dat door de interruptiemicrofoon. Daar geef ik nu echter geen toestemming toe.

Minister Balkenende:

Er zijn genoeg instanties en economen die dit beleid onderschrijven. Ik sta ook voor het beleid. Ik weet natuurlijk ook dat wij veel hebben gevraagd, maar het is mijn vaste overtuiging dat het nodig was om Nederland sterker te krijgen. Wij kunnen inderdaad van mening verschillen over de vraag of het op deze manier had gemoeten. De heer Marijnissen ziet het anders, maar het is echt mijn oprechte overtuiging dat wij het zo hebben moeten doen. Ik zeg dat nu echter niet voor het eerst, maar ik heb dat eigenlijk altijd verdedigd.

De tegenbegroting van de ChristenUnie heet: Groeien in vertrouwen. De voorstellen die de ChristenUnie in de tegenbegroting voorlegt, geven uiting aan het belang van een zorgzame samenleving, wederzijdse betrokkenheid en de menselijkheid als maat. De ChristenUnie wil een bijdrage leveren aan de noodzaak om te werken aan herstel van vertrouwen. Ik heb daar al het nodige over gezegd. De voorstellen die de maatschappelijke binding beogen te ondersteunen, zoals het stimuleren van vrijwilligerswerk, het verrichten van gemeenschapstaken of maatschappelijk nuttige werkzaamheden en de inzet van participatiebanen, zijn sympathiek. Deze voorstellen zijn ook terug te vinden in ons beleid, maar de ChristenUnie legt extra accenten. Van de forse inzet op loonkostensubsidies gericht op oudere en jongere werknemers en voor de bevordering van de arbeidsparticipatie van gehandicapten, heb ik eerder aangegeven dat ik niet terug wil naar een systeem van loonkostensubsidies. Gezinnen met kinderen hebben de aandacht van het kabinet. De fractie van de ChristenUnie wil binnen dat beleid meer aandacht geven aan vrouwen die niet in het arbeidsproces participeren, terwijl het kabinet het accent meer legt op het kunnen combineren van arbeid en zorg. Ook de tegenbegroting van de ChristenUnie is vooral gericht op het creëren van banen bij de overheid.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Wij zouden de opmerkingen stuk voor stuk kunnen langslopen, maar ik pik er even één punt uit. U zegt tussen neus en lippen door dat u al hebt aangegeven dat u niet terugwil naar de loonkostensubsidies. Wij hebben gesteld dat er moet worden gekeken naar wat er loos is op het punt van de jeugdwerkloosheid en dat moet worden bezien wat er algemeen wordt gedeeld op het punt van het langer doorwerken van oudere werknemers. Waarom wordt niet gekozen voor instrumenten waarbij het mes aan twee kanten snijdt? Het voorgestelde instrument leidt tot een lastenverlichting voor het bedrijfsleven, dus voor ondernemers en het mkb. Dat willen wij ook. Er is veel kritiek van het bedrijfsleven op wat het kabinet in dat opzicht doet. Wij zeggen dat het mes aan twee kanten moet snijden. Er moet voor worden gezorgd dat ondernemers jongeren in dienst kunnen nemen door het verstrekken van een loonkostensubsidie. Er moet ook voor worden gezorgd dat jongeren die een klein bijbaantje hebben niet in alle opzichten verplicht premies moeten afdragen voor sociale verzekeringen, waar dat niet relevant is. Dat geeft een geweldige bureaucratische rompslomp. Dat kan worden afgeschaft. Waarom schuift u dat soort argumenten alleen maar weg met de opmerking dat u niet terugwil naar wat ooit is geweest? Het zijn toch nuttige instrumenten?

Minister Balkenende:

Het is inderdaad fnuikend als jonge mensen geen perspectief hebben. Het is fnuikend voor de eigen mogelijkheden, voor de leefsituatie en voor het perspectief dat zij hebben. Begin jaren tachtig was er sprake van een grote jeugdwerkloosheid. Dat heeft pijn gedaan. Mensen hebben jaren aan de kant gestaan. Als wij jongeren werkelijk een kans willen geven, zijn er flankerende maatregelen nodig voor de korte termijn. Wij werken ook aan een sluitende aanpak, bijvoorbeeld met stages, netwerkvorming en versterking van de positie.

Het is de vraag of wij terugmoeten naar een systeem van loonkostensubsidies in de wetenschap dat wij iets anders nodig hebben. De motor van de economie moet gaan draaien. Als de groei volgend jaar 2,5% is, de ondernemingszin terugkomt en de winstgevendheid van bedrijven wordt versterkt, is dat van invloed op de positie van jongeren. Daarom vind ik dat na de afgelopen lastige jaren waarin jongeren plotseling werden geconfronteerd met jeugdwerkloosheid, wij nu moeten werken aan nieuw perspectief. Ik vind dat het instrument waar u voor kiest zijn nut niet heeft bewezen. Ik vind dat wij daar niet aan moeten werken. Wij moeten wel maximaal inzetten om jongeren weer te betrekken bij de arbeidsmarkt. Daar zijn wij mee bezig. Het allerbelangrijkste is echter dat de economie weer gaat draaien. Dat is exact ook de les geweest van de jaren tachtig.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

U geeft hier scherp aan was het verschil is tussen de benadering van het kabinet en die van de fractie van de ChristenUnie. U zegt twee keer dat het allerbelangrijkste is dat de economie weer gaat draaien. Ik vind, dat was ook de strekking van mijn eerste termijn, dat het allerbelangrijkste is dat het vertrouwen van de burgers in de economie en in de politiek weer terugkomt. Wij moeten dus ook bereid zijn om instrumenten die daar geschikt voor zijn en die twee doelen tegelijkertijd dienen op hun eigen merites te beoordelen. Wij kunnen werkgevers en ondernemers een lastenverlichting geven en jongeren weer aan het werk krijgen. Dat geeft ook vertrouwen in de economie en in de politiek. Dat zal dan ook helpen bij het beter laten draaien van de economie. U kiest een andere invalshoek. U kiest primair voor de economie en hoopt dat er een spin-off is naar de jeugdwerkgelegenheid. Ik kies voor een andere invalshoek. Ik kies eerst voor de jeugd.

Minister Balkenende:

Ik ben het met u eens dat de vertrouwensfactor zowel de producent als de consument omvat. Wij zien gelukkig dat er weer meer wordt geïnvesteerd en dat het de goede kant uit gaat met de winstgevendheid. Wij hebben structuurhervormingen nodig. De consumentenkant hangt samen met het koopkrachtbeeld. Ik hoop en verwacht dat het aanzienlijke positievere beeld voor volgend jaar ten opzichte van dat van dit jaar kan bijdragen aan de versterking van het vertrouwen. Die combinatie van zaken kan leiden tot een sterkere economie en dus ook tot een versterking van de positie van jongeren op de arbeidsmarkt.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik heb nog één vraag voor u overstapt op de behandeling van de volgende tegenbegroting. Zou u iets willen zeggen over het koopkrachtbeeld zoals dat door het CPB is berekend voor de tegenbegroting van de ChristenUnie? Daaruit blijkt dat wij er over de volle linie substantieel iets bij doen, gemiddeld 0,75%, en dat sommige groepen, met name die gezinnen die het zo moeilijk hebben, er soms zelfs 2% meer bij krijgen dan in de voorstellen van het kabinet. Het voorstel leidt daarbij niet tot keuzes die voor u onaanvaardbaar zijn in macro-economisch opzicht.

Minister Balkenende:

Ik ben in algemene zin ingegaan op de tegenbegroting. U vraagt nu specifiek naar de inkomenspolitieke kant en die heb ik niet paraat. Als u mij dit toestaat, wil ik daar graag in tweede termijn op terugkomen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik gaf zojuist het algemene beeld daarvan aan, zodat u daar direct juichend op zou kunnen reageren.

Minister Balkenende:

Nee, ik wil dan even precies zien wat erin staat. Ik hoor op een gegeven moment wel een bepaald cijfer, maar ik moet dan de exacte consequenties erbij hebben.

Voorzitter. De SGP-fractie vond inspiratie om met alternatieve voorstellen te komen tot een bedrag van een kleine 2,5 mld. – bijna tot schrik van de heer Van der Vlies zelf, zo leek het wel. Maar als ik het goed zie, betreft het eerder een ondersteuning van het kabinetsbeleid dan een afwijzing ervan. Inhoudelijk is reeds het nodige de revue gepasseerd. Bij deze voorstellen past waardering voor de aandacht voor kwetsbare groepen en immateriële zaken, alsmede voor de aandacht voor veiligheid, voor duurzaamheid en voor de waardevolle samenleving. Over het koopkrachtbeeld is al uitvoerig gesproken. De aandacht voor gezinnen met kinderen en voor kwetsbare groepen zoals chronisch zieken en gehandicapten is aan de orde geweest. Ik heb gewezen op de brief; daarover hebben wij het zo-even gehad. Evenzo hebben wij gesproken over de problematiek van de opgelopen brandstofprijzen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik dank de minister-president voor de aandacht die hij heeft gehad voor onze tegenvoorstellen – het betreft geen tegenbegroting. Het gaat mij evenwel om de accentverlegging van méér van hetzelfde – soms is dat nodig en daarom steunen wij op die onderdelen de kabinetsvoorstellen – naar kwetsbare groepen, gezinnen met kinderen enz. Over deze accentverlegging hoor ik de minister-president nog niet anders dan in constaterende zin spreken. Dit moet hem toch aanspreken?

Minister Balkenende:

Er zitten heel interessante punten in uw tegenvoorstellen. Ik sta hier om het beleid van het kabinet te verdedigen, een beleid waarover wij in augustus uitgebreid met elkaar hebben gesproken. Met alle passen en meten is dit ons verhaal. Het is aan u om op een gegeven moment te zeggen dat u vindt dat bepaalde zaken anders zouden moeten. Ik zie een aantal lijnen in uw denken die ik goed kan plaatsen en die ook passen bij uw politieke beweging, maar ik verdedig hier het kabinetsbeleid en het is aan u om te kijken of u een meerderheid kunt genereren voor onderdelen van uw visie. Ik wacht af hoe ook anderen zullen reageren op uw visie, misschien niet alleen vandaag bij de algemene politieke beschouwingen, maar wellicht ook bij de afzonderlijke begrotingsbehandelingen. Immers, de tegenbegrotingen komen vandaag in algemene zin aan de orde, maar zij komen natuurlijk bij de financiële beschouwingen en ook anderszins nader terug.

De heer Van der Vlies (SGP):

Uiteraard blijven wij daaraan werken en er zullen amendementen komen die op onderdelen inspelen. Daarbij helpt het alvast dat u zegt dat het toch wel sympathieke voorstellen zijn. Dat heeft in deze zaal geklonken en dat neem ik mee.

Minister Balkenende:

Als de heer Van der Vlies zou komen met moties en amendementen in dit debat, zou het nog meer zeggen.

Voorzitter. Ik kom bij de fractie van de LPF. De heer Van As sprak over het kwartje van Kok. Ik denk dat ik daar niet op behoef in te gaan, want het antwoord heb ik eigenlijk al gegeven. Hij sprak voorts over de verhoging van de arbeidskorting. Het kabinet ondersteunt de gedachte om werk meer lonend te maken. Het kabinet heeft daartoe al verschillende maatregelen genomen zoals een verhoging van de arbeidskorting per 1 januari 2006 met € 56. In plaats van verdere verhoging van de arbeidskorting kiest het kabinet voor meer gerichte instrumenten zoals de verhoging van de overheidsbijdrage aan de kinderopvang en de verhoging van de aanvullende combinatiekorting. Dat doen wij op grond van onze participatiemotieven. Dit is de systeemkeuze die wij hebben gemaakt.

De heer Van As (LPF):

Onze tegenbegroting beoogt vooral – dat heeft het Centraal Planbureau ook als zodanig berekend – dat er een structurele verbetering ontstaat van de economie; daarnaast leiden onze maatregelen tot een aanzienlijke verbetering van de koopkracht. Alle werkenden krijgen er bijna € 300 per jaar bij; dat houden zij netto over. Dit betekent een versterking van de maatregelen van het kabinet. Wij hebben al in eerste instantie gezegd dat wij vinden dat de kabinetsmaatregelen ontoereikend zijn. Wij zouden dat meer willen versterken om daarmee een goede impuls aan de economie te geven. Dat is hetgeen waarover wij ook graag het debat met het kabinet aangaan.

Minister Balkenende:

De keuze die u maakt, is er een van verhoging van de arbeidskorting. Dat is een generiek instrument, dat natuurlijk een bepaald effect heeft. Maar u kunt niet om de conclusie heen dat het verhogen van de bijdrage in de kinderopvang, of van de aanvullende combinatiekorting evenzeer economische effecten heeft. Het verschil is dat u kiest voor een generiek instrument, daardoor in omvang beperkter, terwijl wij het meer gericht inzetten, juist op grond van het participatiemotief. Dan kiezen wij voor dit instrument.

De heer Van As (LPF):

Nee, u maakt een denkfout. Onze maatregelen zijn aanvullend op de kabinetsvoorstellen, zij versterken nota bene uw voorstellen. Wat vindt u van deze andere gedachtegang?

Minister Balkenende:

Dan moet u even aangeven hoe u dat wilt financieren.

De heer Van As (LPF):

Dat heeft u in onze tegenbegroting kunnen lezen.

Minister Balkenende:

Het gaat erom, met alle budgettaire randvoorwaarden, dat je bekijkt hoe de werking van de arbeidsmarkt kan worden versterkt. Inderdaad, een arbeidskorting heeft een effect, maar dat zit al in de boeken. Als je meer wilt doen, kiest het kabinet voor een meer gericht instrument als de combinatiekorting. Waarom? Omdat dit het patroon van deelname aan arbeid, vooral door vrouwen, versterkt. U zegt dat er nog meer zou moeten gebeuren. Wij vinden dat de door ons ingezette instrumenten voldoende zijn om de arbeidsmarkt goed te laten functioneren. Wij hebben dus geen behoefte aan meer instrumenten, omdat dat ook weer consequenties kan hebben in financieel opzicht. Met passen en meten hebben wij gekozen voor het beleid zoals dat in de boeken staat.

De heer Van As (LPF):

Ik betreur in hoge mate dat de premier voorbijgaat aan onze voorstellen. Die voorstellen geven een extra impuls ten opzichte van de voorstellen van het kabinet, ze zijn aanvullend. Daarnaast hebben wij een begin gemaakt met het reduceren van de bureaucratie, dus minder overheid, meer markt. Dat sluit helemaal aan op het advies van de REA. U gaat daar een beetje aan voorbij.

Minister Balkenende:

Op dat punt val ik u graag bij. Het kabinet probeert de bureaucratie terug te dringen. Er zijn de nodige afspraken over minder inhuur van externe deskundigen en over een lagere administratieve lastendruk. Ik beschouw uw opmerkingen als ondersteuning voor datgene waarmee wij bezig zijn. U en ik zijn van oordeel dat, wil je meer dynamiek krijgen – ondernemerschap, creativiteit enzovoorts – de regelzucht moet worden ingedamd. Wij moeten ervoor zorgen dat degene die voor de klas staat of in de zorg of het mkb werkt, kan voelen dat de afgelopen jaren het nodige hebben opgeleverd.

De heer Van As (LPF):

Juist voor de gewone werkers zijn onze maatregelen bedoeld. Als uw prognoses voor 2006 enigszins tegenvallen, is er nog steeds geen aanvang gemaakt met het snijden in eigen vlees, iets wat nu juist met onze maatregelen wordt beoogd. Wat vindt u daarvan? U moet nu eens structureel gaan doorpakken.

Minister Balkenende:

U kunt niet beweren dat wij niet structureel doorpakken. U hebt gezien dat wij voor het eerst in jaren een ombuiging in het aantal fte's hebben gerealiseerd. Er was sprake van een autonome ontwikkeling in stijgende lijn, terwijl wij nu een ombuiging hebben gerealiseerd. Tegelijkertijd zijn er wel meer mensen nodig in het onderwijs en bij de politie, maar dat is een andere discussie. Waar overhead kan worden beperkt, moet dat gebeuren. De administratieve lastendruk moet omlaag. Deze zaken zijn van belang voor je organisatie, ook als overheid. Wij doen het maximale.

Ik constateer dat er veel extra wensen zijn. Dat geldt voor de oppositie, en ook voor de coalitiepartijen. Ik stel vast dat deze het kabinetsbeleid breed steunen, maar op beperkte schaal verlangens hebben voor nadere accentuering van het door het kabinet ingezette beleid. Zo vraagt het CDA om een extra kinderkorting van € 90 om gezinnen met kinderen met een laag inkomen te ondersteunen. De VVD vraagt om een verhoging van de kilometervergoeding voor de automobilist met 5,5%, van 18 naar 19 cent. D66 wil meer doen aan onderwijs, met name het naderende lerarentekort en de positie van zeer moeilijk lerende kinderen.

De heer Verhagen (CDA):

Daar heeft D66 niet om gevraagd. Ik zou er om gevraagd hebben, ware het niet dat ik gisteren in mijn eerste termijn even afgeleid werd door een interruptie van de heer Bos; dat komt bijna nooit voor. Daardoor heb ik het deel van mijn tekst overgeslagen dat ging over de klassenverkleining voor zeer moeilijk lerende kinderen. Het punt is dat de Kamer meerdere malen heeft gevraagd om klassenverkleining voor zeer moeilijk lerende kinderen om enerzijds de taak van de leraren aantrekkelijker te maken, in de zin dat ze meer aandacht aan deze kinderen kunnen besteden, en anderzijds meer kansen te bieden aan deze groep leerlingen. Vandaar dat ik in mijn tweede termijn zal komen met een voorstel om geld te bestemmen voor genoemde klassenverkleining. Naar ik aanneem, is de heer Dittrich het daarmee eens.

Minister Balkenende:

Ik wens de heer Verhagen geluk met deze interruptie waardoor hij een verzuim in een eerdere fase van het debat goed heeft kunnen maken.

Voorzitter. Als ik alles bij elkaar optel kom ik wel tot een rekening van enkele honderden miljoenen euro's af. Ik wacht de nadere voorstellen met dekking dan ook af.

Vervolgens wil ik overgaan op het thema zorg.

De voorzitter:

Wellicht ook wel passend bij dat thema, lijkt het mij goed om eerst te schorsen voor een korte lunchpauze. Daarna gaat de minister-president door met zijn antwoord in eerste termijn.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 13.10 uur tot 14.00 uur geschorst.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de Griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven