Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de kansspelen houdende tijdelijke bepalingen met betrekking tot kansspelen via internet (30362).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. De minister wil het met dit wetsvoorstel mogelijk maken dat Holland Casino een aantal kansspelen via internet aanbiedt. Met de bedoelde proef kan expertise worden opgebouwd aan de hand waarvan in de toekomst strategisch bepaald kan worden hoe de participatie van Nederlandse gebruikers van internetkansspelen gereguleerd kan worden. Aan dat "hoe" zitten op zichzelf haken en ogen, maar voor mijn fractie is de of-vraag op zijn minst zo belangrijk. Moet de Nederlandse overheid dat internetgokken überhaupt faciliteren? Dit is natuurlijk niet de eerste keer dat wij hierover spreken. Het standpunt van mijn fractie mag bekend worden verondersteld, maar nu het wetsvoorstel voorligt, is het zaak deze principiële vragen aan de orde te stellen.

Wat de minister naar ons oordeel inhoudelijk nog niet heeft kunnen tegenspreken, is dat deze verdergaande liberalisering het door Nederland gevoerde zogeheten restrictieve kansspelbeleid verder zal uithollen. Alles wijst erop dat ook de Europese rechter tot dat oordeel zal komen, hetgeen betekent dat de rechtvaardiging van de beperking op artikel 49 van het EG-verdrag, dat het vrije verkeer van diensten verzekert, wegvalt. Oftewel: wanneer Nederland niet meer een echt coherent en restrictief kansspelbeleid voert, mogen al die al dan niet betrouwbare buitenlandse aanbieders van kansspelen die zo graag op de Nederlandse markt willen opereren en die de Nederlandse internetters tot een gokje willen verleiden, niet langer geweerd worden. Wat mijn fractie betreft kan de minister beter echt regulerend, maar dan in restrictieve zin, optreden op de kansspelenmarkt dan langs deze route alle greep daarop verliezen.

Nederland stelt dat het een restrictief kansspelbeleid wil voeren met drie doelstellingen: illegaal aanbod tegengaan, de consument beschermen en gokverslaving tegengaan. Een dergelijk beleid valt of staat natuurlijk met een daadwerkelijke, zelfs proactieve invulling van die beleidspijlers, maar helaas is daar nauwelijks sprake van. Die kritiek komt sinds jaar en dag van een aantal fracties in deze Kamer. Die kritiek komt ook van de samenleving. Mensen worden in hun omgeving namelijk geconfronteerd met de consequenties van gokverslaving. Die kritiek komt, overigens met heel andere bedoelingen, van buitenlandse kansspelaanbieders, vanwege de ontwikkelingen op de Nederlandse markt. Die kritiek klinkt in toenemende mate ook door in de Nederlandse en Europese jurisprudentie. Die kritiek is ook daarom hard, omdat die zich richt op het beleid van deze minister die de coördinatie van het Nederlandse kansspelbeleid naar zijn ministerie toe heeft getrokken.

Ik wil nu eerst iets zeggen over de eerste pijler, het tegengaan van illegaal aanbod van internetkansspelen. Mede op verzoek van de leden van de SP-fractie heeft de minister aangegeven welke werkafspraken met de diverse partners zijn ontwikkeld over een gezamenlijk en integraal handhavingstraject, zowel ten aanzien van de illegale kansspelen in het algemeen als ten aanzien van kansspelen en illegale kansspelen op internet in het bijzonder. Het gaat daarbij om de KOI-inventarisatie van 2003 door de KLPD. Dat zou indertijd een mooi beginpunt geweest zijn voor zoiets als een task force, maar met de inventarisatie is niets gebeurd. Het in september 2005 toegezonden plan van aanpak mag die titel eigenlijk niet hebben. Het was in mijn ogen een nogal knullig en nauwelijks substantieel opzetje in plaats van een daadwerkelijk plan van aanpak. De zes kantjes die de notitie telde, waren naar mijn mening niet echt substan­tieel gevuld.

Inmiddels zijn wij een jaar verder en de minister weet ons te melden dat de verschillende overheidsspelers afspraken met elkaar hebben gemaakt. Duidelijk mag zijn dat deze aanpak nog in de kinderschoenen staat. De minister meldt in de nota naar aanleiding van het verslag dat het College van Procureurs-Generaal bereid is te komen tot intensivering van de handhaving van de Wet op de kansspelen. Dat doet mij de vraag stellen: waar wachten wij dan nog op? Mede naar aanleiding van uitspraken van de minister waarover ik al een keer Kamervragen heb gesteld, heb ik de indruk dat de minister het vrij zinloos acht om op te treden tegen ongewenste internetverschijnselen. Ik doel dan op de Kamervragen naar aanleiding van de Zembla-uitzending over illegale gokpraktijken in Nederland. In aanvulling op vragen van collega De Wit heb ik daar destijds vragen over gesteld. Het gaat hier om een uitdaging die wij niet langer uit de weg moeten gaan, maar die wij juist zo snel mogelijk moeten aangaan, ook in samenwerking met andere Europese lidstaten en met inzet van gezamenlijke middelen en expertise. Dat hoeft helemaal geen onbegonnen werk te zijn. Daarvoor kan worden verwezen naar de ook door de Verenigde Staten geroemde Nederlandse aanpak inzake terrorismegelieerd internationaal geldverkeer. Er is best het nodige mogelijk, ook in internationaal samenwerkingsverband.

De tweede pijler is de daadwerkelijke bescherming van de consument. De vraag zou niet moeten gaan over het "hoe", maar over het "of". De vraag is niet hoe wij toezicht kunnen houden op winstuitkering en op betalingsverkeer, maar of wij die weg überhaupt op moeten gaan, waarbij die vragen later aan de orde zullen komen. Wat zal een "veiliger" aanbod namelijk brengen? Dat zal waarschijnlijk voornamelijk de vraag naar legale internetkansspelen doen groeien, terwijl de vraag naar illegaal aanbod in stand blijft. In plaats van dat illegale aanbod buiten spel te zetten, zal de beoogde liberalisering het totale aanbod en daarmee de totale vraag doen groeien. Dat lijkt mij niet te passen in een restrictief kansspelbeleid.

In de memorie van toelichting worden de twee groepen consumenten verward die bij regulering zullen participeren in internetkansspelen. De concrete cijfers die de minister heeft genoemd, slaan vooral op de mensen die al aan internetkansspelen meedoen. Die consumentenvraag moet echter duidelijk worden onderscheiden van de toekomstige speelbehoefte van mensen die de toestemming van de Nederlandse wet en overheidsbescherming inzake winstuitkering en betalingsverkeer afwachten. Wij weten niet hoe groot de groep is die een veilig internetgokje afwacht. Die speelbehoefte is ook niet in kaart gebracht. Waarom zou je onder de indruk zijn van de opgevoerde duidelijke speelbehoefte als argument voor deze ingeslagen weg? Wij moeten ons realiseren dat de vraag naar illegale internetkansspelen zich juist niet makkelijk zal laten reguleren. Waarom zouden deze spelers, die zoals de minister het noemt uitwijken naar het illegale aanbod in de huidige situatie, bij regulering wel netjes binnen de wettelijke kaders opereren? De door de minister in stelling gebrachte onzekerheden zijn voor deze spelers op dit moment kennelijk niet zo groot dat zij ervan worden weerhouden; zij gokken immers nu ook al.

De minister gaat ook voorbij aan twee heel belangrijke motieven om juist illegaal te gokken: de hogere winsten die worden beloofd en de overheidsbemoeienis in de vorm van kansspelbelasting die men kan missen als kiespijn. Ik vind het dan ook echt onbegrijpelijk dat de minister toch durft te stellen dat bij een door de Staat gewaarborgd alternatief er voor goklustigen weinig of geen aanleiding meer zou zijn om te kiezen voor illegaal aanbod vanwege alle daarmee samenhangende onzekerheden. Het is volgens mijn fractie echt onaannemelijk dat de minister met dit reguleringstraject ook maar een behoorlijk deel van de aangevoerde duidelijke speelbehoefte zal kunnen teruggeleiden naar het legale domein. In de praktijk zal dat traject, te beginnen met deze proef, een vraagcreërend aanbod blijken. Mijn fractie kan niet zo blij zijn met deze zoveelste uitbreiding van zowel assortiment als publiek, waarmee gokken weer wat makkelijker, toegankelijker en normaler wordt.

Evenmin zullen de Nederlandse en de Europese rechter dit aanboren van geheel nieuwe doelgroepen passend achten in een restrictief beleid. Wanneer in de ogen van de Europese rechter die coherentie wegvalt, vervalt daarmee de rechtvaardigingsgrond op basis waarvan buitenlandse aanbieders nu nog kunnen worden geweerd. Die buitenlandse aanbieders zetten daarop in met hun talloze rechtszaken. Zij willen dat die beperking op artikel 49 van het EG-verdrag wordt opgeheven voor het Nederlandse deel van de digitale gokmarkt. Kan de minister onder die voorwaarden het restrictieve beleid nog wel handhaven? Hij heeft de vraag aan de Raad van State van veel fracties over deze rechterlijke kritiek nog steeds niet echt inhoudelijk beantwoord. Hij volstaat met te stellen dat het beginnen van een proef, waarschijnlijk te volgen door een beperkt toelaten van kansspelen op internet, wel past in een restrictief beleid. De kritische uitspraak van de rechtbank in Breda wordt door de minister simpelweg tegengesproken door te wijzen op het ingestelde hoger beroep, omdat de rechter naar zijn mening een onjuiste inhoudelijke maatstaf heeft aangelegd, zo zegt de minister.

De derde pijler is het tegengaan van gokverslaving. Dat is niet de sterkste pijler, zo zeg ik eufemistisch, onder het Nederlands kansspelbeleid. Helaas heeft de minister niet gereageerd op ons verzoek om aandacht te geven aan het Amerikaanse onderzoek dat, in tegenstelling tot het door Motivaction verrichte onderzoek, tot de conclusie komt dat de meerderheid van internetgokkers wel degelijk problemen heeft met verslaving, wellicht niet doordat men vastzit aan een bepaald spelletje, maar wel doordat men met regelmaat via internet aan kansspelen doet: nu eens dit en dan eens dat. Is er wel sprake van een gedegen risicoanalyse van de kans op verslaving bij internetgokken?

Ik herinner mij nog de discussie van een jaar of tien geleden met staatssecretaris Schmitz, toen wij als eerste via een motie vroegen om onderzoek te doen naar de gevolgen en gevaren van internetgokken. Er is een begin gemaakt met het doen van dergelijk onderzoek naar de verslavingsproblematiek rondom kansspelen in het fysieke Nederland en in het verlengde daarvan op internet. Dat onderzoek wijst onder andere op de sterk verslavende werking van zowel de fruitmachines als de inbelspelletjes. Zonder daar lang bij stil te willen staan, ligt er wel een link met het onderwerp van vanavond. De minister weigert vooralsnog robuust op te treden tegen de toestanden die zich rond fruitmachines voordoen. Wij hoeven niet zo heel ver van huis te gaan om de verslaafden tegen te komen die zich daaraan te buiten gaan zonder dat hen al te veel in de weg wordt gelegd. Heel veel van die verslaafden zijn ooit begonnen op zo'n onschuldige "piekmachine", terwijl zij op een frietje stonden te wachten.

Nu die "piekmachines" Rouvoetmet oprechte dank aan de regering eindelijk beginnen te verdwijnen uit de heel laagdrempelige locaties, rukken de inbelspelletjes op, die nog laagdrempeliger zijn. Ook daar hebben wij menigmaal over gesproken. De minister heeft toegegeven dat het met de huidige stand van de techniek niet voorkomen kan worden dat met invoering van dit wetsvoorstel ook telefonisch geparticipeerd zal worden in de dan toegestane internetkansspelen. Kan de minister garanderen dat met verwezenlijking van dit wetsvoorstel inbelspelletjes niet verbonden kunnen worden aan die dan gelegaliseerde kansspelen via internet? Ik vind dat een belangrijk punt, gelet op de laagdrempeligheid van die inbelspelletjes.

Wij zien dat de enorme omvang van reclame-uitingen en -gelden en het vooralsnog magere effect van gedragscodes de claim ondergraven dat het huidige beleid wél restrictief zou zijn. Hoe moeten wij die reclame-uitingen zien in het kader van die restrictiviteit? Hoewel ik blij ben met de aangegeven afname in reclame-uitingen, vraag ik de minister waarom niet nog drastischer maatregelen genomen moeten worden. De critici zou dan in elk geval het argument ontnomen worden dat in Nederland de overheid de grootste aanprijzer is van kansspelen, zoals prof. Hulst dat een aantal jaren geleden in een oratie stelde.

Ik moet mijn kritiek richten op de voorgestelde constructie om elke individuele gokker zelf vooraf zijn speellimiet te laten bepalen, zonder dat daar maxima aan verbonden worden. Ook hier wordt de kansspelaanbieder geacht als toezichthouder op te treden in het kader van het tegengaan van verslaving. Wil de minister ten minste toezeggen als voorwaarde een voor de vergunninghouder verplicht systeem van inlegmaxima toe te voegen? Aan welke maxima denkt hij daarbij? Al eerder hebben wij in de Kamer gesproken over de ongelukkige constructie van zelfregulerend toezicht op verslaving. Ook degenen die een regulering van de kansspelmarkt voorstaan, zouden moeten toegeven dat een dergelijke beperking van de goklust ingaat tegen het natuurlijke eigenbelang van de kansspelaanbieder. Ik stel niet bij voorbaat dat een dergelijk zelfregulerend toezicht absoluut onmogelijk is, maar ik geef wel aan dat de bewijslast eigenlijk omgedraaid zou moeten worden. Laat de minister aantonen dat Holland Casino daartoe in staat is gebleken. Is er goede reden om te veronderstellen dat het zelfregulerend toezicht van Holland Casino met betrekking tot verslaving weinig tot niets voorstelt?

In dit kader ziet mijn fractie graag dat voorzien wordt in de mogelijkheid van een verplichte rapportage vooraf en tussendoor over de schadelijke effecten van de verschillende kansspelen en in de mogelijkheid om als het nodig is licenties van aanbieders in te trekken. Wij weten ons daarbij geïnspireerd door het zogenaamde beheerscontract dat is gesloten tussen de Belgische Staat en de nationale loterij aldaar. Daarin wordt in artikel 39 bepaald dat wanneer "de loterij een nieuwe loterij, weddenschap, wedstrijd of kansspel wenst te organiseren, de volgende stappen doorlopen dienen te worden". Daarop volgt een heel traject, waarbij de loterij verplicht wordt gesteld een dossier samen te stellen dat een aantal elementen bevat, waaronder een zogeheten gokeffectrapport. Zo'n rapport wordt "door een onafhankelijke externe instantie opgesteld, welke de gevolgen van het nieuwe product op het gokgedrag inschat. Eventueel kan het rapport ook bepaalde begeleidingsmaatregelen uitwerken, indien dat nodig wordt geacht". Ik verzoek de minister om de inwerkingstelling van een soortgelijk procedé voor heel de Nederlandse kansspelmarkt, dus zowel het niet-digitale als het digitale deel.

De minister hoeft mij nu niet te gaan vertellen dat hij pas na evaluatie van de voorgestelde proef zal gaan beslissen of al dan niet wordt voorgesteld om over te gaan tot volledige of gedeeltelijke regulering van de kansspelen op internet. Wij hebben in de schriftelijke voorbereiding veel vragen gesteld over de gebrekkige invulling en de uitholling van de drie Nederlandse beleidspijlers en daarbij kritische kanttekeningen gemaakt. Ik ben erover teleurgesteld dat de minister daarop inhoudelijk niet of nauwelijks serieus is ingegaan. Daardoor blijft er geen andere conclusie over dan dat de minister bewust kiest voor de weg van regulering en liberalisering van de kansspelenmarkt. Dat is een keuze die wij betreuren. Vandaar deze zeer kritische inbreng bij dit wetsvoorstel. Wij kijken hierbij ook een beetje naar de ervaringen in het verleden en kunnen ons daardoor niet voorstellen dat de minister na de toetsen alsnog besluit hiervan af te zien. Wij houden ons hart wat dit betreft vast.

Op basis van het voornoemde kan ik niet anders concluderen dan dat de gewenste regulering van kansspelen via internet het in naam restrictieve beleid nog verder zal ondermijnen. Wat ons betreft kan de minister beter eerst een proactiever beleid initiëren om de drie doelstellingen van dit beleid, waar je heel lang over kunt spreken, zo goed mogelijk te realiseren. Dit zou een aanloop zijn tot de aangekondigde evaluatie en wijziging van de Wet op de kansspelen. Hierin past volgens onze fractie dit wetsvoorstel niet, maar wel een procedé naar analogie van de regelingen in België, en een onafhankelijk instituut dat vooraf en tussendoor rapporteert over de schadelijke effecten van de verschillende kansspelen.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. U kent ze misschien wel, de reclamespelletjes waarmee je bijvoorbeeld reisjes kunt winnen. Die spelletjes zijn er om te bereiken dat je je e-mailadres achterlaat. Je kunt ze doorsturen naar vrienden en als andere vrienden het spelletje dan spelen, mag jij het ook nog een keer spelen. Enfin, het zijn zaken waardoor ik blij ben dat ik tien e-mailaccounts heb bij XS4all, zodat ik veel van deze spelletjes kan spelen, maar een reis heb ik helaas nog niet gewonnen.

De minister van Justitie wil dat wij in Nederland binnenkort legaal kunnen gokken op het internet. Daarom spreken wij vanavond over de voorgestelde wijziging van de Wet op de kansspelen, die een proef met internetgokken mogelijk moet maken. De SP-fractie ziet helemaal niets in dit voorstel. Ik licht graag toe waarom niet.

De minister motiveert zijn besluit om te gaan experimenteren met internetgokken, met een verwijzing naar het aantal mensen dat nu via buitenlandse en/of illegale websites gokt op internet. Uit het onderzoek van Motivaction blijkt dat in 2005 3,5% van de Nederlandse internetpopulatie, oftewel ongeveer 277.000 mensen dat deden. Dat zijn er een stuk minder dan in 2004, want toen gokten nog een kleine 500.000 mensen op internet. Er is dus, met andere woorden, bepaald geen stormloop op de goksites gaande. Dit zijn zeker geen cijfers die dwingen tot een legaal alternatief voor het huidige ongereguleerde internetgokken.

Als de minister zich stoort aan illegale goksites die gericht zijn op de Nederlandse markt, dan moet hij deze sites aanpakken. Mijn fractie zou de minister daarbij van harte steunen. Waarom dus niet eerst het illegale aanbod goed aanpakken, alvorens met een legaal alternatief te komen? Mijn fractie kan zich niet helemaal aan de indruk onttrekken dat het bieden van een legaal alternatief aan mensen die nu op internet gokken, niet de enige reden is om te willen experimenteren met virtuele kansspelen. Wordt dit wetsvoorstel niet ook ingegeven door de wens om een potentiële groeimarkt veilig te stellen voor het staatsbedrijf Holland Casino, dat de internetproef de komende jaren mag houden? Uit de resultaten van het hierboven aangehaalde onderzoek van Motivaction blijkt dat meer mensen via internet willen gaan gokken als zij dat kunnen doen via een betrouwbare site. Het gaat hierbij dus om mensen die nu nog worden afgeschrikt door het ongereguleerde karakter van gokken via internet. Met andere woorden: het aanbod van Holland Casino op internet zal niet alleen mensen aanspreken die nu al gokken, maar ook een reservoir van nieuwe klanten aanboren. Dit effect ligt voor de hand, want aanbod creëert vraag. En wie profiteert er dan van die extra vraag? Minister Zalm zal ongetwijfeld blij zijn met deze extra vraag, maar voor mijn fractie wegen de nadelen van het experiment niet op tegen de voordelen.

Deze nadelen zitten volgens de SP-fractie bijvoorbeeld in de risico's van internetgokken, in gokverslaving en in de deelname van onbevoegden, zoals minderjarigen. Uit onderzoek blijkt dat fruitautomatenspelen en casinospelen het meeste risico op verslaving met zich meebrengen. Juist dit soort spelen zal door Holland Casino in een internetvariant aangeboden worden. De minister erkent zelf in de memorie van toelichting dat "gelet op het anonieme karakter van internet" nooit helemaal voorkomen kan worden dat de leeftijdsgrens van achttien jaar en ouder wordt omzeild. Dit anonieme en ongrijpbare karakter van internet is voor ons nu juist de reden waarom wij gokken via dit medium onverstandig vinden. En wat onverstandig is, moet een verstandige regering niet willen bevorderen.

Een andere belangrijke reden voor mijn fractie om dit experiment af te wijzen, is gelegen in gevolgen die het zou kunnen hebben voor het Nederlandse kansspelbeleid. Nederland voert naar eigen zeggen een restrictief gokbeleid dat gericht is op het kanaliseren van de spelzucht van sommige mensen in ons land en het tegengaan van gokverslaving. Wat mijn fractie betreft kan op dit beleid een heleboel kritiek worden geleverd, maar met het uitgangspunt van restrictie zijn wij het eens. Wij maken ons grote zorgen over wat er in Nederland zou kunnen gebeuren als wij vanwege Europese druk niet langer kunnen vasthouden aan dit restrictieve beleid. Dat de druk vanuit Brussel wordt opgevoerd is duidelijk. Daarbij wordt ook nadrukkelijk verwezen naar dit wetsvoorstel en de plannen van het staatsbedrijf Holland Casino om internetgokken te gaan aanbieden. Natuurlijk wringt het dat de minister in zijn brief aan de Europese Commissie schrijft dat de vraag naar kansspelen niet gestimuleerd wordt en verzoeken om uitbreiding van het spelaanbod niet gehonoreerd worden, terwijl wij hier vanavond spreken over een duidelijke uitbreiding van het spelaanbod die wel degelijk zal leiden tot stimulering van de vraag naar kansspelen en waarvoor ook wel degelijk reclame gemaakt zal worden. Op die manier maken wij het de Europese Commissie wel erg gemakkelijk om Nederland te beschuldigen van het spekken van de staatskas middels een kansspelbeleid dat alleen in naam restrictief is. Acht de minister het echt verstandig om nu, terwijl de druk en de kritiek vanuit Brussel zo groot zijn, dit wetsvoorstel en dit internetexperiment door te zetten? Is het beschermen van de consumentenbelangen van die paar honderdduizend mensen die nu zo stom zijn om op ongereguleerde goksites geld in te zetten, voor hem zo belangrijk dat hij bereid is het risico te lopen dat Nederland straks wordt overspoeld door speelautomatenhallen en casino's omdat het restrictieve beleid onhoudbaar is gebleken? Zo liggen de prioriteiten van mijn fractie in ieder geval niet. Mijn fractie is ervan overtuigd dat het Nederlandse restrictieve kansspelbeleid alleen dan overeind kan blijven als dit beleid ook daadwerkelijk in letter en in geest restrictief is. Dat betekent: geen uitbreiding van het aanbod, geen stimulering van de vraag en veel minder reclame voor kansspelen. Dat betekent ook dat de internetproef van Holland Casino geen doorgang moet vinden. Daarmee is dit wetsvoorstel overbodig geworden.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Zoals bekend, staat de SGP-fractie buitengewoon kritisch tegenover het huidige Nederlandse gokbeleid en de invulling die daaraan wordt gegeven. Met enige nadruk wordt in de stukken opgemerkt dat er minder verslaafden zijn dan aanvankelijk werd gedacht. Er zijn er 40.000 en daarnaast zijn er 76.000 risicospelers. Dan hebben wij het echter nog steeds over een middelgrote gemeente. Bovendien zitten er achter die 40.000 verslaafden heel wat gezinnen. Wie op zich laat inwerken wat een ellende in financieel, psychisch en relationeel opzicht hierachter schuilgaat, beseft dat er geen enkele reden is om opgelucht achterover te leunen. Wij weten dat deze opvatting breed in deze Kamer wordt gedeeld. Wij vinden ook dat maatregelen tot vergroting en kanalisering van het kansspelaanbod met nadruk tegen deze achtergrond bezien moeten worden. Wij blijven er buitengewoon ongelukkig mee dat de Staat zelf een bijdrage levert aan de instandhouding van het gokwezen, terwijl dit verbonden is met steekwoorden zoals verslaving, illegaliteit, criminaliteit en witwaspraktijken. Daarop gelet, is het onvoorstelbaar dat de overheid zo sterk in dit wereldje participeert. Daarmee neemt zij ook een zekere medeverantwoordelijkheid voor de ellende die ermee verbonden is.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

U gebruikt wel heel grote woorden. U zegt dat de overheid participeert in het wereldje van witwassen en dergelijke. Beschuldigt u de Nederlandse regering ervan, zich aan dit soort criminele praktijken schuldig te maken?

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik beschuldig de regering daar niet van. Ik weet dat een van de doelstellingen van het gokbeleid is om dergelijke praktijken te voorkomen. Ik weet ook dat daartoe oprecht pogingen worden gedaan en die steunen en waarderen wij. Ik wijs er echter op dat de overheid er een economisch belang bij heeft. Zij is ook betrokken bij Holland Casino. Daarmee participeert zij in een praktijk die verbonden is met die vormen van criminaliteit of daar in ieder geval heel dicht tegenaan schurkt.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Nu beschuldigt u Holland Casino van medewerking aan criminele activiteiten.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik zei dat het steekwoorden rond dit dossier zijn. In de praktijk zijn dit de trefwoorden die je steeds tegenkomt. Natuurlijk betekent dit niet dat elke instelling die op dit terrein actief is, zich rechtstreeks aan deze misstanden schuldig maakt. Soms voert men met nadruk een beleid dat erop gericht is om daar een einde aan te maken. Ik wil alleen maar zeggen dat de overheid afstand moet nemen van dit wereldje en er zeker niet in moet participeren.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

U zei eerst iets over de Nederlandse regering, maar dat hebt u vervolgens teruggebracht tot Holland Casino. Ik vind het nogal imprudent om de indruk te wekken dat daar allerlei criminele activiteiten aan verbonden zijn. Maar goed, het is allemaal voor uw rekening.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dat klopt. Ik heb ook toegelicht wat ik daarmee bedoel. Het is zeker geen nieuw punt, want wij hebben dit eerder besproken.

Er wordt nu ingezet op een proef met kansspelen. Ook mijn fractie is ongelukkig met dit voornemen. Juist internetgokkers hebben een relatief grote kans op verslaving. Deze vorm van gokken neemt een hoge vlucht. Terecht bestaat hierover grote zorg. In 2005 hebben maar liefst een kleine 300.000 mensen deelgenomen aan betaalde internetkansspelen. Naar verwachting zal dit aantal nog sterk groeien als de beoogde legale variant gepromoot wordt. Er kan zelfs met een mobieltje meegedaan worden. Wij spreken hier over een laagdrempelige vorm van gokken, al wordt geprobeerd het geheel met allerlei waarborgen te omkleden. Wij hebben geen behoefte aan een proef met een gelimiteerd aantal legale kansspelen. De hele achterliggende gedachte is de kanalisatiegedachte: als wij met deze proef een legaal aanbod mogelijk maken, zal dat het bestrijden van de illegale kansspelen makkelijker maken. Daar geloven wij niet in. Ook op andere terreinen – bijvoorbeeld op het terrein van de prostitutie, ook al is dat een heel andere discussie – hebben wij gezien dat er allerlei optimistische idealen waren in de zin van: als je dat voor een deel legaliseert en aan allerlei voorwaarden verbindt, zal de illegale praktijk daarmee geducht kunnen worden aangepakt en ingeperkt. Het is dus zeer de vraag of het inderdaad zo zal werken. Wij hebben daar bepaald geen optimistische gedachten over. Bovendien zou ik het pas een begrijpelijke gedachte vinden als, mede in internationaal verband, eerst keihard gepoogd zou zijn om het illegale kansspelaanbod via internet te elimineren. Dat blijft op dat punt vaak steken in goede voornemens en komt veel minder makkelijk van de grond dan op andere terreinen. Op het punt van de aanpak van geldstromen met betrekking tot terrorisme zien wij bijvoorbeeld wel vooruitgang. Ook op het punt van de aanpak van kinderpornografie blijkt dat, als er daadwerkelijk een brede wil is om iets te doen, veel meer kan dan je op het eerste gezicht zou denken.

Het is ook de vraag in hoeverre de EU hiermee akkoord zal gaan. Meerdere malen is uit brieven van de Europese Commissie, waarin vraagtekens worden gezet bij de daadwerkelijke restrictiviteit van het Nederlandse gokbeleid, al gebleken dat de EU met argusogen naar het Nederlandse gokbeleid kijkt. Eerlijk gezegd moet je vaststellen dat die brieven van de Europese Commissie hier en daar helaas behoorlijk hout lijken te snijden: het beleid is niet zodanig doordrenkt van het verlangen om gokverslaving tegen te gaan dat dit zich daadwerkelijk uit in een enorme inperking van de mogelijkheden om reclame te kunnen maken voor gokken. Het aantal vestigingen van Holland Casino mag bijvoorbeeld worden uitgebreid; het Rijk verdient zelf ook fors aan deze branche. Wij kunnen ons dus goed voorstellen dat dat forse kritiek uitlokt en dat dit de vraag opwerpt hoe restrictief het Nederlandse beleid daadwerkelijk is. Dat zou voor ons extra aanleiding moeten zijn om ervoor te zorgen dat het beleid ook in de praktijk restrictief is. Met dit wetsvoorstel wordt, hoe je het ook wendt of keert, het legale aanbod juist vergroot.

Ik wijs in dit kader ook op het rapport van de onafhankelijke Nederlandse werkgroep Wet op de kansspelen, nieuwe ronde, nieuwe kansen. In dat rapport wordt klip en klaar gesteld dat de beperking van het aantal aanbieders criminaliteit en onrechtmatige praktijken niet kan voorkomen. Welke betekenis kent de minister aan die vaststelling toe, ook in het kader van dit wetsvoorstel?

Mijn fractie verzet zich om inhoudelijke redenen dus tegen de voorgestelde proef en vraagt zich ook af of deze voorstellen Europa-proof zijn.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Is het niet zo dat uw fractie zich ten principale tegen elk gokken keert?

De heer Van der Staaij (SGP):

Dat is ook een herhaling, want dat hebt u al eerder bij een debatje aan de orde gesteld. Ik heb er eigenlijk geen behoefte aan om de hele algemene discussie over te doen.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

U kunt gewoon "ja" of "nee" zeggen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Hoe minder gokken, hoe beter. Dat is in ieder geval ons uitgangspunt. Ik heb er helemaal geen moeite mee om te zeggen dat wij inderdaad grote ellende zien die het gevolg is van gokken en dat wij er helemaal niets voor voelen om het aanbod te vergroten. Dat is glashelder.

De heer Weekers (VVD):

Voorzitter. Sinds enige jaren worden kansspelen zoals black jack en poker op grote schaal ook via internet aangeboden en gespeeld. Er wordt geschat dat momenteel meer dan 300.000 Nederlanders wel eens via internet gokken en dat zij daartoe meer dan 500 goksites tot hun beschikking hebben. Al deze goksites zijn in Nederland momenteel illegaal. De regering wil nu naar een kanaliseringsbeleid door de beperking van het aantal aanbieders tot specifieke vergunninghouders naast lokaal gereguleerde speelautomaten, zoals die sinds de jaren zestig in het Nederlandse kansspelbeleid wordt toegepast, eveneens op het internetgokken toe te passen. De kansspelverslaving en de witwasserijen zouden beter in te perken zijn door Holland Casino in de komende drie jaar een proef te laten opzetten met de intentie om op één legale site het spelgedrag van deelnemers te monitoren. Op zichzelf deel ik de mening van de regering dat kanaliseren beter is dan verbieden. Als wij in de fysieke wereld een kanaliseringsbeleid kennen, moeten wij dat ook uitbreiden naar de virtuele wereld.

Wij constateren dat er een speelbehoefte is. Zojuist heb ik al behoorlijke aantallen genoemd. Als wij willen kanaliseren, moeten wij er dus ook voor zorgen dat er betrouwbare en legale alternatieven voorhanden zijn. Dit alles moet worden vergezeld van een stringente aanpak van het illegale aanbod. Ik steun de Kamerleden die zojuist hebben gesproken over een harde aanpak van het illegale aanbod. In mijn betoog zal ik daaraan verder geen aandacht besteden, maar dat wil niet zeggen dat ik daaraan minder belang hecht.

Mevrouw Gerkens (SP):

Is de heer Weekers niet van mening dat het belangrijk is om te beginnen met het bestrijden van het illegale aanbod? Hij spreekt van een behoorlijk aantal, namelijk 300.000 mensen. Naar mijn oordeel is dat een klein aantal dat gebruikmaakt van illegale sites. Moeten wij niet nagaan of wij die illegale sites kunnen verbannen?

De heer Weekers (VVD):

Wat mij betreft moeten wij zowel het een als het ander doen. Het is mogelijk om in een mondiale virtuele wereld alles op alles te zetten om illegale sites uit de lucht te halen of Nederlanders aan te pakken die zich daarmee bezighouden. Wij kunnen echter niet ontkennen dat er een zekere speelbehoefte bestaat. De VVD-fractie is van mening dat wij de personen die deze behoefte hebben, niet in het illegale circuit moeten drijven. Er moet dus ook een voldoende aantrekkelijk en legaal aanbod zijn binnen het eigen gekanaliseerde beleid.

Mevrouw Gerkens (SP):

Naar mijn idee is dat aanbod er in Nederland. Virtueel kunnen wij het illegale uitsluiten. Zodoende hebben mensen geen kans meer om illegale binnenlandse of buitenlandse internetgoksites te bezoeken. Als mensen behoefte hebben aan gokken, kunnen zij gebruikmaken van het attractieve en restrictieve aanbod in Nederland. Waarom moeten wij al die risico's nemen en kiezen voor uitbreiding op het internet, terwijl daarvan bekend is dat het meer mensen aanzet tot gokken? Dat wil de heer Weekers toch ook niet?

De heer Weekers (VVD):

Ik wil mensen niet aanzetten tot gokken maar als zij graag een gokje willen wagen, wens ik die behoefte niet weg te nemen. Wij moeten volwassen mensen niet verhinderen om wat dat betreft een vrije keuze te maken. Wij moeten wel oog hebben voor een aantal kwalijke neveneffecten waarvan sprake kan zijn. Ik doel daarmee onder andere op kansspelverslaving. Op dat punt hebben wij een behoorlijk beleid ontwikkeld. Naar mijn idee is er in de Kamer geen verschil van mening over het feit dat kansspelverslaving als zodanig moet worden tegengegaan. Hetzelfde geldt voor witwasserij. Ik herhaal dat wij van mening zijn dat mensen zelf moeten kunnen bepalen of zij een gokje willen wagen. Zij kunnen zelf het best beoordelen of het een zinvolle bezigheid is.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dat is herkenbaar als een goed liberaal beginsel. Het begrip "kanalisering" kan echter ook verhullend werken. Als kanalisering de facto leidt tot uitbreiding van het aanbod en dus tot een ruimer publiek – naar mijn idee is dat de intentie van dit wetsvoorstel – vraag ik mij af of dat naar het oordeel van de VVD-fractie past bij het restrictieve beleid. Dan is "kanalisering" een mooi begrip, maar daarmee wordt een uitbreiding van het aanbod gerealiseerd.

De heer Weekers (VVD):

Wij constateren dat er momenteel op grote schaal illegale goksites worden bezocht. Zojuist heb ik indrukwekkende aantallen genoemd. Ik ben het met de heer Rouvoet eens als hij zegt dat de vraag zal toenemen als wij een aantal legale goksites in de virtuele wereld realiseren. Elk aanbod schept immers zijn eigen vraag. Ik ga er echter van uit dat elke euro maar een keer kan worden uitgegeven. Als het aanbod op de virtuele markt wordt uitgebreid, zal dat dus gepaard gaan met minder gebruik van de fysieke kansspelwereld. Mijn fractie heeft dan ook een belangrijk probleem met dit wetsvoorstel. De minister wil de proef immers beperken tot Holland Casino. Door alleen Holland Casino toe te staan om een internetproef op te zetten, wordt het staatsmonopolie uitgebreid en dreigen andere geïnteresseerden achter het net te vissen. Dat staat haaks op de lijn van de VVD-fractie, die zoals gezegd een liberaal kansspelbeleid voorstaat. Het algemeen belang van consumentenbescherming, het voorkomen van verbreiding van gokverslaving en het voorkomen van misdrijven en witwaspraktijken kan ook op een andere manier gewaarborgd worden dan met het achterhaalde concept van staatsbedrijven. De VVD-fractie ziet wat dat betreft niets in het voornemen om een nieuw monopolie te verlenen aan Holland Casino voor de exclusieve exploitatie van kansspelen via het internet.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De heer Weekers wil liever het aanbod kanaliseren en het illegale aanbod tegengaan dan de zaak laten lopen. In de benadering van het wetsvoorstel wordt dan ook legaal aanbod gecreëerd om het illegale aanbod tegen te gaan. Dat leidt altijd tot uitbreiding van mogelijkheden en een groter publiek. Dan is het restrictieve karakter van het gokbeleid toch een wassen neus?

De heer Weekers (VVD):

De heer Rouvoet wil het liefst alles verbieden. De speelbehoefte zal dan volledig ondergronds gaan. Dan bestaat er geen zicht meer op wat er gebeurt. Ik kies dan ook liever voor een beleid van kanalisatie. Bovendien vind ik dat mensen een eigen keuze moeten kunnen maken. Het aanbod kan worden uitgebreid, als er maar oog is voor de schadelijke neveneffecten. Het maakt mij niet uit dat er meer mensen gaan gokken. Zij moeten dat echter op een beheerste manier doen. Hun gezin moet niet in financiële problemen komen. Of gokken een zinvolle bezigheid is, maken mensen zelf uit. De minister van Justitie heeft hier bepaalde opvattingen over. Ik vind dat wij niet in de keuzes van deze mensen moeten treden.

Door Holland Casino dat monopolie te verlenen en daarmee het staatsmonopolie uit te breiden tot virtueel gokken, laadt de Staat de verdenking op zich vooral het belang van de schatkist voor ogen te hebben. De Raad van State heeft er ook op gewezen. De Europese Commissie hekelt in zijn algemeenheid het Nederlandse kansspelbeleid. Ik ga ervan uit dat als het wetsvoorstel de parlementaire eindstreep haalt, daar nog grote problemen over te verwachten zijn.

Het voorgestelde experiment met één vergunninghouder, Holland Casino, kent twee soorten spelen: de casinotafelspelen en de gokautomaatspelen op het internet. De vraag is of dit experiment voldoende in staat is om de geplande kanalisatiedoelstellingen te verwezenlijken. Door het overweldigende aanbod vanuit andere landen en de lange registratieprocedure kunnen huidige spelers geneigd zijn, niet over te stappen naar de site van Holland Casino. Tevens is het de vraag of de beperkte proef voldoet aan de eis die de minister van Justitie stelt in de nota naar aanleiding van het verslag, namelijk dat het legale alternatief voldoende attractief moet zijn.

Ik zie ook nog andere bezwaren. De looptijd van het experiment kan voldoende zijn om de enige vergunninghouder een langdurige voorsprong in de marktpositie te bezorgen op later toe te laten concurrenten. Er zijn in het verleden toezeggingen gedaan aan onder andere de VAN. Ik weet dat de minister zegt dat er in juridische zin geen toezeggingen zijn gedaan, maar ik hoef maar te verwijzen naar de jarenlange gesprekken die zijn gevoerd. In elk geval zijn er bepaalde verwachtingen gewekt, die nu door de regering worden gebroken. Als je kijkt naar eigenschappen zoals betrouwbaarheid, deskundigheid, ervaring met het aanbod via internet en ervaring met beleid ter voorkoming van kansspelverslaving, denk ik dat er ook andere aanbieders zijn dan Holland Casino om aan een dergelijke proef gestalte te geven. Die mening wordt overigens gedeeld door de Raad van State.

Ik heb een amendement gemaakt om de proef uit te breiden naar drie aanbieders. Ik heb het amendement behoorlijk uitgebreid gemotiveerd; het lijkt wel een memorie van toelichting. Ik zal dat hier niet letterlijk herhalen, want dat kan iedereen zelf lezen. Ik hecht eraan, toch nog een paar opmerkingen te maken. Ik verwijs dan naar de nota naar aanleiding van het verslag van de minister. De minister zegt dat het voornemen is om in de vergunning voor het aanbieden van kansspelen via internet toe te staan dat de klassieke casinotafelspelen alsmede de gebruikelijke speelautomatenspelen worden aangeboden. Niet toegestaan zijn spelen die behoren tot het monopolie van een van de vergunninghouders in de niet-virtuele wereld, zoals sportprijsvragen, totalisator en instantloten. Deze zijn niet toegestaan omdat ze een inbreuk op dat monopolie zouden zijn, ook nu deze vergunninghouders hun spelen niet via internet mogen aanbieden. Wanneer ik deze passage lees, pleit dat ervoor om in elk geval ook de VAN in de proef te betrekken. Wanneer Holland Casino zijn fysieke wereld ook naar de virtuele wereld kan uitbreiden en dat ook kan doen via de weg van de speelautomatenspelletjes, zal dat linksom of rechtsom toch ten koste gaan van het marktaandeel van de particuliere aanbieders. Ik ben dus van mening dat die particuliere aanbieders, gelet op de argumentatie van de minister, in elk geval zouden moeten meedoen.

Voorts wijs ik op het advies van de Raad van State, dat ook niet erg lovend was over het wetsvoorstel en waarin grote vraagtekens werden geplaatst bij het nieuwe staatsmonopolie dat deze minister wil verschaffen aan Holland Casino. De Raad van State heeft geadviseerd om de beperking tot één vergunninghouder nog eens nader te bezien. Ook wijst de Raad van State erop dat weliswaar uit onderzoek blijkt dat er weinig substitutie bestaat tussen short-odd spelen en long-odd spelen, maar dat het daarbij ging om een vergelijking tussen de bestaande vormen van kansspelen. Anders dan bij casino's het geval is, geldt voor internetkansspelen dat er van huis uit kan worden deelgenomen. In laatstbedoeld opzicht zijn er weer punten van overeenkomst met veel loterijen. Als je dat leest, en dan ook nog de verwijzing van de Raad van State naar het mededingingsrecht en de maatschappelijke wenselijkheid van financiering van goede doelen, pleit dat ervoor om de proef nader uit te breiden met een vergunning aan de goededoelenloterijen.

Ik denk dat ik daarmee, in aanvulling op de argumentatie die in mijn amendement staat, voldoende heb weergegeven wat de VVD-fractie van dit wetsvoorstel vindt. Het wetsvoorstel kunnen wij in zijn huidige vorm niet ondersteunen, omdat de proef te beperkt van opzet is. Daarom heb ik getracht en zal ik tot aan de stemmingen blijven trachten om de proef te verbreden tot drie aanbieders, die thans ook al deel uitmaken van het restrictief beleid. Dit verhoogt de validiteit van de proef en verkleint de mededingingsrechtelijke problemen, terwijl het de doelstellingen van het kansspelbeleid niet aantast.

Als mijn amendement het niet haalt of de minister niet bereid is om wezenlijke toezeggingen te doen die aansluiten op de richting van mijn amendement, zal ik geen steun aan dit wetsvoorstel kunnen verlenen. Ik hoop dat de minister bereid is om zijn aanvankelijk starre houding wat bij te stellen en in te gaan op mijn argumenten.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Voorzitter. Het kabinet-Balkenende III heeft ons beloofd om zich tijdens zijn regeerperiode te beperken tot de essentialia. Ik geloof dat wij nu inderdaad de kern van het regeringsbeleid naderen. De VVD-fractie, een van de coalitiepartners, heeft inmiddels meegedeeld dat zij dit wetsvoorstel niet steunt. Het wordt dus buitengewoon belangrijk wat de oppositie ervan vindt. Uiteraard moeten wij de inbreng van de CDA-fractie afwachten om een compleet beeld te krijgen. Er kunnen zich echter andere meerderheden aftekenen, die wellicht een afwijkend beleid inzetten.

Ik houd het kort. In algemeen overleggen hebben wij meerdere malen uitvoerig over dit onderwerp gesproken. Hier heb ik een uitdraai van de helft van de stukken. Deze stapel toont aan hoe goed wij zijn in regulering. Het gaat natuurlijk over een wereldprobleem. Het is niet te geloven hoeveel energie de wetgever hierin heeft gestopt, en met graagte.

De afgelopen jaren heb ik namens mijn fractie met veel genoegen het beleid van de minister op dit stuk mogen steunen. Mijn fractie is niet tegen een gokje, maar het is wel nodig om speelzucht te beteugelen en in dat kader kanaliserend beleid te voeren. Speelzucht behoort bovendien niet te worden uitgebuit voor particulier gewin; het is goed dat de opbrengst ten goede komt aan het algemeen belang. Dit zijn twee pijlers van het beleid, hoewel ik begrijp dat andere fracties ook andere pijlers zien.

Het beleid dat de minister heeft ingezet, was een correctie op het gebrek aan aandacht gedurende een groot aantal jaren. Mijn fractie onderstreept dit beleid, maar heeft er wel zorgen over. Het is niet eenvoudig om iets wat een zekere wildgroei heeft vertoond, weer te beteugelen. Handhaving valt in zo'n geval niet zomaar snel te realiseren.

Het onderwerp van vanavond hangt samen met pogingen van buitenlandse partijen om de Nederlandse markt te betreden met casino's en andere gokspelen. Het gaat om buitengewoon kapitaalkrachtige ondernemingen die alles uit de kast zullen halen en geen kans voorbij zullen laten gaan om het Nederlandse beleid onderuit te halen. De minister is daar attent op. Er loopt een discussie met Brussel. In tegenstelling tot anderen vind ik dat Nederland daar vrij stevig in staat. Hopelijk kan de minister de kritiek op dit punt ontzenuwen. Het is wel zaak dat de geloofwaardigheid van het beleid in stand blijft. Dat lukt alleen als het gokken op een verstandige en terughoudende manier wordt gekanaliseerd.

De minister wil een proef doen met gokken op internet. Op zich is dat bij de tijd. De afgelopen maanden heb ik geprobeerd om een beeld te krijgen van wat er allemaal op internet te vinden is op dit gebied. Dat is niet te geloven; ik neem aan dat de minister dit soort sites 's nachts ook wel eens bekijkt. Het is niet redelijkerwijs verklaarbaar of verstandig als de Nederlandse regering niet zou proberen om een betrouwbaar aanbod te creëren. Mijn taxatie van hoe Nederlanders daarmee zullen omgaan, is anders dan van enkele eerdere sprekers. Ik verwacht dat veel mensen het een bevrijding vinden om op een site te spelen die met garanties is omgeven, waardoor spelers worden beschermd. Dat is allemaal neergelegd in deze regelgeving.

Men kan van alles spelen. Ik noem onder andere Amerikaans roulette, black jack, baccarat, chemin de fer, punto banco, sic bo, big wheel en red dog. Daarnaast zijn er de gebruikelijke spelen van speelautomaten, die ik hier niet durf te benoemen. Dit lijkt mij een aanbod waar je "u" tegen moet zeggen. De vraag is nu of wij daar nog wat aan toe moeten voegen. Ik denk dat die vraag vooral beantwoord moet worden tegen het internationale politieke decor waarmee wij te maken hebben: een op liberalisering sturende Europese Commissie, die op dit gebied bepaald niet het gedachtegoed van de Nederlandse regering deelt en een Nederland dat de ontwikkeling zo ver heeft laten gaan dat het moeilijk zal zijn om het beleid nog in de hand te houden. De minister voert dat gevecht. Ik heb al gezegd dat ik dat van harte steun. Ik denk ook dat hij dat kan winnen.

De vraag is dan of wij als Kamer op zijn stoel moeten gaan zitten en zeggen: een aanbieder zal voorlopig onderstrepen dat wij een restrictief beleid voeren, maar wij weten het beter en wij zetten er nog een paar naast, zoals de heer Weekers bepleit. Ik zou die verantwoordelijkheid niet op mij willen nemen. Als de minister zich verkijkt op wat hij bij de Europese Commissie kan verklaren, uitleggen en verdedigen, is hij daarvoor verantwoordelijk. Als de Kamer zegt dat wij het standpunt niet delen en dat wij het wat ingewikkelder zullen maken, zal zij straks geconfronteerd worden met het feit dat het hele Nederlandse kansspelbeleid onderuit wordt gehaald. Zij kan vervolgens voor die beslissing niet ter verantwoording worden geroepen. Ik wil die verantwoordelijkheid dus volledig bij de minister laten.

Naar aanleiding van het amendement-Weekers zou je in theorie kunnen zeggen: een proef, twee of drie proeven, waar gaat het over? Dit moet echter wel geplaatst worden in de huidige situatie en daarin moet het Nederlandse kansspelbeleid aan alle kanten laten zien dat het restrictief is. Wij moeten dus terugdraaien wat wij uit de hand hebben laten lopen en wij moeten dingen beheersen die bijna onbeheersbaar geworden zijn. Als wij proberen te kanaliseren op een terrein waar de wildgroei bijna absoluut geworden is, moeten wij ons terughoudend opstellen. Dat moeten wij op een geloofwaardige wijze aan anderen kunnen uitdragen.

Het minste wat ik van het amendement-Weekers vind, is dat het totaal niet opportuun is. Ik ben wel bereid de proef te steunen. Laat de Kamer, in een andere samenstelling, over drie jaar nog maar eens bekijken of dit verstandig geweest is.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik wil u een vraag stellen over wat u in een bijzin opmerkte. Is uw inschatting inderdaad dat veel mensen die nu een gokje wagen het als een bevrijding zullen ervaren, als zij op legale sites minder winst kunnen boeken, omdat zij een deel daarvan aan de overheid moeten afdragen? Zullen zij de kansspelbelasting dus als een bevrijding ervaren?

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Ik meen dat ik dit ook zojuist gezegd heb.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dit is dus uw opvatting?

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Ja, u vraagt naar de bekende weg. Er zijn heel veel Nederlanders die de dingen graag netjes, geordend, verantwoord en veilig doen in plaats van mensen die denken: ik kan iets meer verdienen en dan doe ik het maar illegaal, onveilig, niet geordend, enzovoorts. U moet zich dus verdiepen in de Nederlandse volksziel om dit te kunnen begrijpen.

De heer Buijs (CDA):

Voorzitter. Evenals de voorgaande spreker ben ik van mening dat wij meermalen zeer uitgebreid hebben gesproken over de uitgangspunten van ons kansspelbeleid. Collega De Vries heeft de stapel papier in centimeters weergegeven.

Het is bekend dat het CDA het restrictieve kansspelbeleid, zoals dat door deze regering wordt uitgevoerd, heeft gesteund. Het CDA zal dat blijven doen, te meer omdat er zichtbare resultaten zijn geboekt. De afname van het aantal gokverslaafden, iets wat in het laatste overleg ook weer aan de orde is geweest, is daadwerkelijk een tastbaar resultaat van de inzet van deze regering. Ik zal niet al te veel ingaan op de doelstellingen en uitgangspunten van ons kansspelbeleid, maar zal het kort houden. Mijn fractie gelooft dat het beleid succesvol is, ook wanneer wij de vergelijking maken met andere landen.

Het CDA stemt in met het wetsvoorstel om een gecontroleerde proef met kansspelen op het internet voor de duur van drie jaar toe te staan. Naar de mening van het CDA past deze proef binnen het restrictief kansspelbeleid dat ten doel heeft kansspelen te legaliseren, illegaal aanbod tegen te gaan, de consument te beschermen en kansspelverslaving te voorkomen. De minister heeft met zijn antwoord aan de Europese commissie onze fractie kunnen overtuigen dat deze proef niet strijdig is met de vigerende Europese richtlijnen.

Ik wil enkele opmerkingen maken over het aantal af te geven vergunningen voor de proef van drie jaar. Eerder hebben collega De Vries en nog indringender collega Weekers dit onderwerp al ter sprake gebracht. Het voornemen van de regering is om Holland Casino toe te staan diverse kansspelen op internet aan te bieden, waaronder de gebruikelijke speelautomatenspellen. Wij hebben de minister al eerder duidelijk gemaakt dat de voorkeur van het CDA uitgaat naar een proef met drie kansspelaanbieders, ieder met hun eigen kansspelaanbod. De speelautomatenbranche zou een mogelijkheid moeten worden geboden. Ook dat is al eerder gezegd. Dat geldt eens te meer nu Holland Casino de mogelijkheid krijgt om de speelautomatenspellen via internet gereguleerd en gecontroleerd aan te bieden. Naar onze mening kan er frictie ontstaan tussen de VAN en Holland Casino, wanneer dit niet gebeurt. Ik wijs op mededingingsrechtelijke aspecten en de monopoliepositie van Holland Casino. Dat zijn steekhoudende argumenten. Niet in de laatste plaats wijs ik op het advies van de Raad van State. Wij zijn van mening dat als alternatief de goede doelen de mogelijkheid geboden zal moeten worden tot een specifiek aanbod via internet.

Vervolgens wijken wij echter af van hetgeen de heer Weekers in zijn motie voorstelt. In de nota naar aanleiding van het verslag stelt de minister dat geen sprake kan zijn van de uitbreiding tot meer dan een vergunninghouder gedurende de proefperiode. Een van de argumenten die daarvoor worden aangevoerd, zijn de Europese randvoorwaarden. Collega De Vries heeft daarop reeds gewezen. Mijn fractie ziet zich gesteld voor een dilemma. Wij willen in geen geval dat de positie van onze regering in haar verweer tegenover de ingebrekestelling door de Europese Commissie zou kunnen worden geschaad. Ik sluit mij volledig aan bij wat collega De Vries hierover heeft gezegd. Naar onze mening is het anderzijds ongewenst dat bij deze proef een oneerlijke concurrentiepositie ontstaat tussen Holland Casino en andere kansspelaanbieders. Ik zou niet de verantwoordelijkheid willen nemen voor een besluit waardoor ons hele restrictieve beleid vervolgens op de helling zou worden gezet . Ook in dit opzicht schaar ik mij volledig achter collega De Vries. Dat zou een ramp zijn. Wij moeten het verweer van de minister hiertegen daarom niet ondermijnen. Ziedaar ons dilemma tegenover de monopoliepositie en mededingingsrechtelijke aspecten, waarover onze mening ook in het verleden duidelijk is geweest. Het zou een goede zaak zijn om de VAN en de goede doelen op een of andere wijze – ik zeg het heel voorzichtig – binnen het raamwerk van een enkele vergunninghouder eigenstandig een speltype te laten aanbieden. Ik verzoek de minister nog eens goed te bezien of hiervoor een modus kan worden gevonden, waarbij wordt tegemoet gekomen aan de mededingingsrechtelijke bezwaren, de bedenkingen ten aanzien van de monopoliepositie en het advies van de Raad van State.

Ik heb begrip voor de opstelling van de minister in de nota naar aanleiding van het verslag. Hij stelt dat de Kamer hem niet in de problemen moet brengen tegenover Europa. Zo versta ik het althans. Aan de andere kant verzoek ik de minister om binnen het raamwerk van Holland Casino te bezien of een eigenstandig aanbod enige vorm kan krijgen. Ik nodig de minister uit om dit verder uit te werken en de Kamer over de resultaten te berichten alvorens met deze proef wordt begonnen.

Samenvattend kan ik stellen dat naar de mening van de CDA-fractie de waarborgen die de regering voor deze vorm van kansspelen heeft geformuleerd afdoende zijn om de doelstelling van ons kansspelbeleid te realiseren. Het speelgedrag van de deelnemers op internet zal worden gemonitord. Wij zijn benieuwd wanneer de minister de eerste rapportage van deze monitoring aan de Kamer zal zenden. De aanpak die de minister voorstelt voor het toezicht en de handhaving van het kansspelaanbod via internet kan eveneens op onze steun rekenen. Al met al heeft mijn fractie geen bezwaar om een proef met kansspelen op internet met een looptijd van drie jaar toe te staan, met als opmerking dat naar onze mening de vergunningverlening voor deze proef nader moet worden uitgewerkt. Ik heb dat zojuist uitgebreid gemotiveerd.

De heer Weekers (VVD):

Ik kan mij de vele debatten over het kansspelbeleid in het algemeen nog goed herinneren. Ik roep in herinnering dat de heer Buijs samen met mij bij herhaling heeft bepleit om de internetproef door meer aanbieders te laten uitvoeren, onder meer door de VAN en de Goede Doelen Loterij. Ik begrijp dat de heer Buijs nu op zoek is naar een alternatief ergens tussen het voorstel van de minister en mijn amendement, maar wat moet dat eigenstandig aanbod van de VAN en de Goede Doelen Loterij dan betekenen, bijvoorbeeld voor de opbrengst? In het wetsvoorstel staat een artikel waarin wordt bepaald dat de opbrengst ten bate komt van de schatkist. Dat artikel zou toch in elk geval aangepast moeten worden als je drie spelers onder één vergunning laat opereren.

De heer Buijs (CDA):

Ik heb "eigenstandig" gezegd en dat is inclusief wat de heer Weekers nu opmerkt over de opbrengst. Je kunt zeggen dat het wetsvoorstel dan misschien moet worden aangepast, maar ik zie het meer in nadere duiding of nadere regelgeving die hier onder ligt, een soort uitwerking van het wetsvoorstel, over de wijze waarop de proef wordt ingericht. Ik heb nog niet direct een fysiek beeld daarvan. Ik zou mij kunnen voorstellen dat je op één portaal binnenkomt en dat vervolgens verwezen wordt naar de onderliggende drie portalen, met een verschillend aanbod aan kansspelen.

De opmerking die de heer Weekers eerst maakte is heel juist. Ik heb altijd gepleit voor een proef met drie deelnemers. Ik ben echter ook gevoelig voor de stelling van de minister dat wij aan Europese randvoorwaarden moeten voldoen. Wij mogen niet het risico lopen dat ons hele kansspelbeleid op de helling gaat. Ik steun het verweer van de minister, dat ik niet wil ondergraven. Die verantwoordelijkheid wil ik zeker niet op mij nemen. Daarom nodig ik de minister uit om hier uitgebreid op in te gaan.

De heer Weekers (VVD):

Welk risico ziet de heer Buijs in uitbreiding van de proef, zeker gelet op de adviezen van de Raad van State? In die adviezen of in de adviezen van gezaghebbende juristen op dit terrein lees ik dat een uitgebreidere proef mededingingsrechtelijk en Europeesrechtelijk eerder kans van slagen heeft dan de proef die de minister voorstelt. Welke garantie is er dat de door de heer Buijs gesuggereerde uitwerking beter stand houdt?

De heer Buijs (CDA):

Ik kan geen garanties geven. Ik heb echter de correspondentie tussen de Europese Commissie en de minister uitgebreid bestudeerd. Ik denk dat de minister hier een punt heeft. Ik wil niet het risico lopen dat ons kansspelbeleid straks op enigerlei wijze op de helling gaat.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Het lijkt mij politiek van belang om vast te stellen of de laatste zin duidelijk betekent dat de fractie van het CDA geen steun kan geven aan het amendement-Weekers zoals het er nu ligt.

De heer Buijs (CDA):

Wij verlenen geen steun aan het amendement van de heer Weekers. Wij willen graag nader met de minister in contact komen, c.q. een uitwerking bepleiten die recht doet aan hetgeen ik heb gezegd.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dit lijkt mij van belang voor de heer Weekers, voor de voorbereiding van zijn tweede termijn.

De voorzitter:

Als wij zo ver komen.

De vergadering wordt van 20.40 uur tot 20.52 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik deel de Kamer mee dat wij hebben besloten om de behandeling van het volgende onderwerp, Wijziging Rijkswet op het Nederlanderschap; beperking meervoudige nationaliteit, uit te stellen tot volgende week. Vanavond is de behandeling van dit wetsvoorstel niet meer mogelijk.

Minister Donner:

Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer. Hun interventies vormden het spectrum van visies op het voor ons liggende wetsvoorstel. Aan de ene kant was er afwijzing vanwege de zorg dat met dit wetsvoorstel ons beleid in het geding komt en was er afwijzing omdat wij hiermee het aanbod van kansspelen vergroten. Aan de andere kant was er de wens tot uitbreiding, waarmee het andere uiterste werd verwoord. Opvallend was dat voor die wens tot uitbreiding dezelfde argumentatie gold als voor het pleidooi van afwijzing. Door de uitbreiding van het aanbod op internet zouden wij onze Europese positie verbeteren en daardoor zouden wij de verplaatsing van het reële aanbod naar het virtuele aanbod kunnen ondervangen. In wezen zou men dan niet meer mogelijkheden krijgen om via internet te opereren. Hier zijn dus twee uitersten aan de orde en daarom zou men kunnen zeggen: bien étonné de se trouver ensemble. Ik begreep dat daarom de heer Weekers aankondigde dat hij de zienswijze van de spelers op het andere veld zou delen als hij zijn zin niet kreeg. Dat is ook logisch; doorslaan heet dat.

Het kansspelbeleid in Nederland wordt vanouds gevoerd op grond van de motieven die hier zijn aangegeven en die zijn verschillend van aard. De gedachte is bijvoorbeeld dat speelzucht ingekaderd moet worden. Wat dat betreft is Nederland altijd een notoire partner geweest. Dat kan men opmaken uit het feit dat de wettelijke regulering van de kansspelen in Nederland dateert van het soeverein besluit van 1814 van koning Willem I. Deze goede man is in 1813 in Scheveningen geland en het eerste wat hij deed, was de kansspelen reguleren, zelfs nog voordat wij een koninkrijk waren. Dat geeft aan dat wij dit altijd als een urgent probleem hebben beschouwd, een probleem dat wij het eerst willen aanpakken, althans, dat willen wij sinds Nederland geen republiek meer is.

Een element van het kansspelbeleid is inderdaad het totale aanbod inkaderen. Daartoe voeren wij een restrictief beleid, juist met het oogmerk om kansspelverslaving tegen te gaan. Echter, wij kennen de mens. Inperking lukt ons niet door een totaalverbod. Daardoor zouden wij mensen namelijk de illegaliteit insturen. Derhalve wordt op beperkte schaal een alternatief geboden. Tot nu toe zijn wij van mening dat dit beleid werkt. In de praktijk blijkt dat de kanalisatie effect heeft. In de afgelopen jaren hebben wij het aantal illegale spelen kunnen terugdringen. Ook het aanbod is minder geworden. Daarom zie ik niet onmiddellijk waarom ons beleid voor het aanbod op internet plotseling wezenlijk anders zou uitwerken. Als uit de proef blijkt dat dit wel zo is, zullen wij daaruit conclusies moeten trekken. Wij zullen dit echter eerst moeten bezien.

Hiermee heb ik het uitgangspunt aangegeven. Ik erken dat in de afgelopen tijd er met name aandacht is voor het kansspelbeleid vanwege de mogelijk implicaties van het Europese recht voor het nationale kansspelbeleid. Daarover kom ik straks nog te spreken, maar ik wijs erop dat dit aspect een rol speelt. Ik constateer ook dat de zaken die in dit verband aan de orde zijn er niet op wijzen dat verontruste Europeanen menen dat het Europese recht geweld wordt aangedaan. Daarentegen laten zich vooral de grote kansspelbedrijven horen, bedrijven elders in Europa die ook op de Nederlandse markt willen opereren. Ik heb daar in beginsel geen bezwaar tegen, mits ik de voorwaarden kan garanderen die wij hier willen hanteren. Een van de eerste voorwaarden is inderdaad dat de speelzucht niet primair voor particulier gewin moet worden uitgebaat. Het argument is niet dat er iets mis zou zijn met particulier gewin. Maar als wij het al accepteren, dan zullen wij in beginsel iedere aanbieder moeten accepteren. Dan zullen wij ook moet accepteren dat er concurrentiebeleid op dit terrein ontstaat. Daarmee ondergraaft men de uitgangspunten van het beleid. Kortom, de argumenten die pleiten voor het voorstel zijn in de verschillende interventies de revue gepasseerd. Ik constateer dat men tegen dezelfde feiten heel verschillend kan aankijken.

Mevrouw Gerkens zegt dat zij 300.000 mensen die via internet spelen liever via internet laat spelen dan het risico te lopen dat wij met ons beleid onderuitgaan in Europa. Ik kan mij dat heel wel voorstellen. Als ik van mening zou zijn dat wij dat risico lopen, zou ik mogelijk tot diezelfde afweging komen: dan moeten wij dit wetsvoorstel niet invoeren. Maar ik meen dat dit niet het geval is.

Mevrouw Gerkens (SP):

De minister heeft mij verkeerd begrepen. Ik heb gezegd dat het aantal mensen dat online gokt eerst groeide. Dat is nu afgenomen van 500.000 naar 277.000. Ik zie daarin geen reden om dat te kanaliseren. Het aantal loopt terug; het is maar een beperkte groep. Ik wil niet het risico lopen dat dit aantal weer stijgt, doordat wij legaal online gokken aanbieden.

Minister Donner:

Dat zijn twee dingen. U noemt het stijgende aantal. Ik meende bij u ook te beluisteren dat wij kwetsbaar worden in Europa. Laat er geen misverstand over bestaan. Wij zullen beide onderdelen moeten betrekken bij de evaluatie van de proef. Is het effect dat het aantal stijgt? Die factoren zullen een rol moeten spelen, wanneer de vraag aan de orde is of wij er te zijner tijd mee moeten doorgaan. Het is niet de bedoeling dat wij aan het eind van de rit constateren dat er nog steeds rond de 300.000 illegale spelers zijn en dat er alleen maar spelers bij zijn gekomen.

Mevrouw Gerkens (SP):

Betekent dit dat de minister zegt dat, als er na de proef een stijging is van het aantal gokkers, dit een ongewenst effect is en dat er wordt gestopt met online gokken?

Minister Donner:

Ik zeg niet "bij iedere stijging", maar ik wil wel de verschuiving zien. Als ik constateer dat wij dit alleen maar doen voor mensen die nu nog niet spelen, dan ben ik het met u eens.

De heer Weekers vreest dat mensen die nu de normale kansspelen doen, dus niet online, via internet gaan spelen en dat daar een verschuiving in de markt plaatsvindt. Ook daarvoor zijn vooralsnog geen aanwijzingen. Nogmaals, wij zullen het moeten betrekken bij de evaluatie. Er zal aandacht voor zijn.

Dat geldt in wezen ook voor de vraag of wij vrezen dat wij hiermee nieuwe doelgroepen aanboren. Het algemene argument van de heer Rouvoet is dat het beleid restrictief moet zijn. Ik ben dat in beginsel met hem eens en tracht ook een zo restrictief mogelijk beleid te voeren, maar ik wil wel kijken of wij het gedeelte dat illegaal speelt kunnen terugwinnen. Mocht blijken dat de proef het effect heeft dat het aantal gokkers stijgt en dat er geen verplaatsing plaatsvindt, dan moeten wij ons achter het oor krabben. Dan is het nog wel de vraag of wij bij afschaffing weer terug kunnen gaan, maar dat is vers twee.

De aanpak van het illegale aanbod van kansspelen via internet gebeurt in samenwerking tussen KLPD, OM en de Belastingdienst. In 2005 is de Kamer een overzicht van de aanpak aangeboden. Op basis van informatie van het KLPD zijn aanbieders en hosting providers van illegale kansspelen gewaarschuwd dat zij in strijd met de Wet op de kansspelen handelen. Het resultaat tot nu toe is dat meer dan 80% van deze bedrijven na de eerste aanmaning de internetsite offline heeft gehaald. In de afgelopen maanden is de actie voortgezet bij andere aanbieders en hosting providers. Het College van Procureurs-Generaal heeft mij toegezegd zo nodig strafrechtelijk te zullen optreden tegen organisaties die ondanks aanmaning niet stoppen. Er is dus wel degelijk een lijn om de illegale kant te bestrijden.

De heer Rouvoet vroeg naar het oordeel van de Nederlandse rechter en verwees daarbij naar de zaak in Breda. In de afgelopen jaren is het Nederlandse kansspelbeleid veertien keer door de rechter onderzocht. Ook is getoetst op overeenstemming met het Europese recht. Dertien keer was het oordeel, ook van de Hoge Raad, dat het Nederlandse beleid verenigbaar is met het Europese recht, zoals dat ook in het Gambelli-arrest is uiteengezet. Recent heeft de rechtbank in Den Haag uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen de Lotto en Betfair. Ook in die uitspraak staat dat het Nederlandse kansspelbeleid in overeenstemming is met het Europese recht. Daarnaast is er natuurlijk de uitspraak van de rechtbank te Breda, die een andere richting uitgaat. In die zaak is hoger beroep aangetekend. Naar ik begrijp, zal de zaak morgen door de Raad van State behandeld worden.

Wat kan er geconcludeerd worden uit de verslavingsgegevens over kansspelen via internet? De onderzoekers geven in hun rapport "Verslingerd aan meer dan een spel" aan dat het risico van kansspelverslaving door spelen via internet serieus genomen moet worden. Op dit moment is het idee dat er nog niet veel mensen in de problemen zitten door kansspelen via internet, maar de onderzoekers menen dat een legaal aanbod onder streng overheidstoezicht dient te staan en vergezeld moet gaan van welomschreven richtlijnen. Kortom, er is een aspect van de motivering dat wij zullen moeten meenemen.

Onderzoek van Motivaction wijst uit dat inbelspelletjes niet tot problematisch speelgedrag leiden. Inbelspelletjes en de internetsite van Holland Casino hebben niets met elkaar van doen. Hoogstens zal de site van Holland Casino via een mobiele telefoon te ontvangen zijn indien de beller over een daarvoor geschikt telefoonapparaat beschikt.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Eerder is Amerikaans onderzoek verricht waaruit een andere conclusie naar voren komt. Volgens dat onderzoek krijgt de meerderheid van internetgokkers wél te kampen met grote problemen op het gebied van verslaving. Daar moet echt naar gekeken worden; de risico's moeten niet onderschat worden.

Minister Donner:

Ik denk dat beide onderzoeken niet met elkaar in tegenspraak zijn. Het Motivactiononderzoek geeft aan dat er nu nog geen sprake is van een grote omvang. Die vaststelling wordt voor de markt in Nederland gedaan. Wel wordt aangegeven dat het risico vrij hoog is. Dat strookt met de conclusie van de heer Rouvoet. Als wij het doen, dan moeten wij het onder zo goed mogelijk gecontroleerde omstandigheden doen. Nogmaals, wij nemen een gok met dit wetsvoorstel. Herstel, wetgeving is geen gok, maar een behendigheidsspel. Beantwoordt het aan de verwachtingen die wij hebben of beantwoordt het daar niet aan? Als wij echter niets doen, zal de situatie blijven zoals die nu is en kunnen wij ervan uitgaan dat de problematiek in de komende jaren toeneemt. Dat is de gok die je neemt als je niets doet.

Wij hebben overwogen, te gaan werken met maximale speellimieten, maar dit zou betekenen dat er voor totaal verschillende personen met heel verschillende vermogensposities een uniforme norm aangegeven zou moeten worden. Zo'n norm zal te hoog zijn voor mensen met een klein inkomen en zal onwillekeurig restrictief zijn voor mensen met een hoog inkomen. Er is daarom gekozen voor een systematiek waarbij de speler zelf een maximum kiest. Dit biedt een veel betere mogelijkheid om de regelmaat en de hoogte van de bedragen te bezien en daaraan eventuele acties te koppelen.

Verispect zal steekproefsgewijs toezicht houden op het spelverloop. Er is gezorgd voor extra waarborgen voor jeugdige spelers doordat de vergunninghouder in de software een voorziening moet treffen waardoor het bedrag wordt beperkt dat een jeugdige speler maximaal per week naar zijn speelrekening kan overmaken. Vooralsnog denk ik daarbij aan een bedrag van € 100.

Een verplichte rapportage, zoals in België, over de eventuele schadelijke effecten van kansspelen – het lijkt een soort "milieueffectrapportage" voor kansspelen – is in ons systeem niet nodig, omdat wij een restrictief aantal aanbieders hebben. Er komt één vergunninghouder. Daarvoor is in wezen in de toelichting de effectrapportage al gemaakt; de schattingen over het effect waar wij van uitgaan zijn bepaald. Ik zie niet in waarom er daarnaast nog een effectrapportage moet komen. Voor deze regeling is zo'n rapportage dus niet zinvol. Als zo'n rapportage al aan de orde komt, moet dit bij de herziening van de kansspelwetgeving gebeuren.

Tijdens de evaluatie zal een aantal punten bezien worden. Het aanbod wordt voor de totale proefperiode begeleid door een breed samengestelde begeleidingscommissie die met name aandacht zal besteden aan aspecten van kansspelverslaving, de ICT, de privacy en het keuringsproces. De feitelijke evaluatie van de proef vindt na twee jaar plaats. Voor de nulmeting wordt zo veel mogelijk geput uit recente onderzoeksgegevens, zoals Kansspelen via nieuwe media van Motivaction, gegevens van het CFO en het KLPD-onderzoek over kansspelen op internet.

Het evaluatieonderzoek zal bestaan uit twee delen, gebaseerd op het doel van de proef. Voor het eerste deel, namelijk het beheerst en gecontroleerd ervaring opdoen met kansspelaanbod via internet, worden de ervaringen van de begeleidingscommissie gebundeld. Dit deel richt zich op de aspecten regelgeving, technische eisen en toezicht. Het tweede deel richt zich op het verkrijgen van inzichten in het effect van het legale aanbod via internet op het gebruik, en op de veranderingen in de samenstelling van de spelers. Dit zijn alle punten die ik zojuist heb genoemd. De uitkomst van de evaluatie wordt meegenomen bij de besluitvorming over het structureel toestaan van kansspelen via internet.

Als wij legaal aanbod willen, zullen wij daaraan ook bekendheid moeten geven. Daarom kan ik reclame voor een legale kansspelsite niet per definitie tegengaan. Als er geen middel is om bekendheid te geven aan de site, blijft men op internet primair naar het illegaal aanbod gaan, alleen al omdat dit kwantitatief veel meer aanwezig zal zijn. Als wij deze proef gaan doen, is het dus ook logisch dat wij tot op zekere hoogte reclame voor deze site mogelijk maken. Men zal zich daarbij uiteraard moeten houden aan de gedrags- en reclamecode die is vastgesteld. Daarnaast kan ik, indien nodig, gebruikmaken van de aanwijzingsbevoegdheid op het terrein van de reclameactiviteiten.

Verder heeft mevrouw Gerkens gevraagd of aanbod van reclame voor de site de kritiek van de Europese Commissie niet veel gemakkelijker weerlegbaar maakt. Het antwoord daarop luidt nee. Als de Commissie het argument van de kanalisatie afwijst, dan wijst zij de substantie af. Het feit dat wij er eventueel reclame voor maken, ligt alleen maar in het verlengde van de kanalisatiegedachte, namelijk dat ik op die wijze de consumenten moet wegtrekken bij het illegaal aanbod. Dat betreft ook niet de substantie van de bezwaren die de Europese Commissie aanvoert. Die is veel meer gelegen in het feit dat de toegang tot legaal gereguleerde spelen verbreed moet worden en dat in beginsel alle buitenlandse kansspelaanbieders er toegang toe zouden moeten hebben die eventueel aan algemene voorwaarden voldoen. Dat is per definitie een fundamenteel ander uitgangspunt dan dat wat geldt in ons beleid, omdat het meer het beeld geeft van: iedereen mag aanbieden mits hij aan regels voldoet. Dat betekent ook dat er sprake is van een volledig gereguleerde markt, waarbij ik niet meer zie hoe ik het restrictieve karakter ervan kan handhaven.

Door verschillende woordvoerders is gevraagd of het Nederlandse kansspelbeleid Europa-proof is. Ik kan op dat terrein geen garantie geven. Het eindoordeel daarover is aan het Europese Hof van Justitie. Zoals is aangegeven in de brief aan de Europese Commissie meen ik dat wij de afgelopen jaren in hoge mate geprobeerd hebben, rekening houdend ook met de specifieke eisen van het Gambelli-arrest, om vanuit onze eigen belangen en beleidsuitgangspunten het beleid restrictief te doen zijn, teneinde dat beleid ook te kunnen rechtvaardigen vanuit de optiek dat wij niet alleen maar voor eigen beurs aan het spelen zijn. Als je het aantal spelers in Nederland vergelijkt met dat in landen waar in beginsel kansspelen vrij zijn, dan kan wel degelijk geconstateerd worden dat de restrictiviteit van het beleid succes en in ieder geval effect heeft.

Daar het standpunt van de Europese Commissie was uitgelekt, heb ik de Kamer daarover onlangs bij brief ter zake geïnformeerd. Normaal gesproken, vindt een dergelijk proces in meer beslotenheid plaats. Er zal nu een gedachtewisseling met de Commissie plaatsvinden aan het eind waarvan zij zal moeten besluiten of zij daadwerkelijk de zaak voor het Europese Hof zal brengen ten aanzien van inbreuk op het Europese recht.

Bij het standpunt van de Commissie speelt ook het oude MDW-rapport een rol. In mijn brief heb ik al uitgelegd dat dit ambtelijke stuk nooit onderdeel van het kabinetsbeleid is geweest. Er was een tijd in het Nederlandse politieke denken dat anders tegen kansspelen werd aangekeken. Dat heeft ook tot een zekere spreiding geleid, zoals de heer De Vries heeft terecht opgemerkt. Er kan echter overtuigend worden aangetoond dat de MDW-operatie geen doel van beleid is geweest. Was dat wel het geval geweest, dan had de Commissie gelijk gehad met haar stelling dat de markt opengesteld moet worden voor alle onderdanen van de EU.

De heer Weekers vroeg zich af of de proef niet zou moeten worden uitgebreid met andere aanbieders. De argumentatie daarbij is dat het aanbod op internet spelers uit de reële wereld aantrekt en dat er in dat opzicht sprake is van concurrentie. Als die argumentatie opgaat, zou echter ook het omgekeerde het geval moeten zijn. Uitgangspunt van de proef is het huidige percentage spelers op internet dat mogelijk wil deelnemen aan een legaal spel. Daarop gelet, acht ik de argumentatie van de heer Weekers niet steekhoudend. Ons betoog dat dit wetsvoorstel wel verenigbaar is met de eisen van het Europese beleid is sterker.

In alle gevallen houd ik vast aan het argument dat het een proef betreft. Nu weet ik wel dat dan wordt tegengeworpen dat de proef drie jaar duurt en dat men daarna moet proberen om de opgelopen achterstand op de markt weg te werken. Daar moet in de daaropvolgende overgangsperiode een oplossing voor gevonden worden. Wij kiezen er nog niet definitief voor om via internet een dergelijk aanbod te organiseren. Daarom is het ook volkomen logisch dat dit gecontroleerd gebeurt met één vergunning. Eerder is er al op gewezen dat een vergunning die wordt beperkt tot de VAN – daarbij zijn niet alle houders van kansspelautomaten aangesloten – naar Nederlandse begrippen een beperking kan opleveren. De NMa kan daar alleen al om die reden bezwaar tegen maken.

Uitbreiding met meer aanbieders dreigt het nut van de proef te ondergraven. Het meten van de effecten wordt daardoor bemoeilijkt. Concurrentieoverwegingen kunnen geen element van het kansspelbeleid zijn. Als dat wel het geval zou zijn, zou de Commissie met des te meer kracht kunnen zeggen dat de markt breder open moet worden gezet. Kortom, het voorstel in die vorm brengt het hele wetsvoorstel in reële moeilijkheden.

De heer Buijs heeft daarom gezegd: kijk, juist vanwege de verschillende soorten van aanbod, of hiervoor een mogelijkheid bestaat in het voorgestelde wettelijke kader. Ik zal niet verhelen dat ik betwijfel of dat mogelijk is, maar omdat ik deze problematiek zie en omdat wij voort moeten met dit wetsvoorstel, zeg ik toe dat ik zo goed mogelijk zal bekijken of dit te realiseren valt binnen de mogelijkheden. Het wezenlijke punt blijft dat wij daarmee in de proefperiode onze positie in Brussel absoluut niet mogen ondergraven, want dan zouden wij een reëel risico lopen. Dat is dus in elk geval een randvoorwaarde. Bovendien zullen wij goed moeten kijken naar een aantal van de door mij genoemde elementen. In die zin wil ik dat echter graag toezeggen, zij het dat ik ervoor pleit dat dit moet passen binnen het kader van de wettelijke regeling, dus via de uitvoeringswetgeving. Daar wil ik naar kijken.

De heer Weekers (VVD):

De minister doet een bepaalde toezegging aan de heer Buijs, die mogelijkerwijs een aantal van de door mij opgeworpen bezwaren ondervangt, maar dan komt het erop aan op welke wijze de VAN en de goededoelenloterij hierbij betrokken worden. Ik heb daar zojuist in een interruptiedebatje met de heer Buijs al een paar dingen over gewisseld. Voor mij is het heel erg belangrijk om vervolgens te weten binnen welke kaders dit volgens de minister gerealiseerd zou kunnen worden.

Minister Donner:

Ik geef u zojuist aan dat ik nu word geconfronteerd met de optie. U moet mij daarom niet vragen om nu al het antwoord te geven dat ik aan het eind van het onderzoek kan geven. Ik heb zojuist een aantal elementen genoemd die daarbij een rol spelen. Het kader is in de eerste plaats de wettelijke regeling zoals die er nu ligt. Dat is ook voor de heer Buijs het uitgangspunt: het gaat om de vraag wat er mogelijk is binnen het kader van de uitvoeringsregeling. Het gaat erom, te bekijken in hoeverre binnen de centrale vergunning de ruimte kan worden gecreëerd die de heer Buijs suggereerde. De eerste elementaire randvoorwaarde, die ik bij alle sprekers beluister, is dat wij daarmee de risico's ten opzichte van Brussel niet moeten vergroten.

De heer Weekers (VVD):

Wanneer kan de minister daar uitsluitsel over geven? Is het mogelijk om de Kamer daarover voor de stemmingen in een brief te informeren?

Minister Donner:

Nee, dat kan niet. Ik wil dit serieus bekijken. Het mag geen vluggertje worden op basis van een aantal elementen die ertoe leiden dat het niet kan. Dan kunt u echter niet van mij verwachten dat ik daar voor de stemmingen al een brief over schrijf.

De heer Weekers (VVD):

U begrijpt natuurlijk dat het voor mijn fractie van belang is om te weten wat uw mogelijkheden en uw uiteindelijke intentie zullen zijn. Vandaar mijn klemmende beroep op u om die mogelijkheden toch heel snel te onderzoeken en om de bereidheid te tonen om de stemmingen over het wetsvoorstel dan even aan te houden. Dan ligt er een klein beetje druk op u om dit snel te regelen en om snel die duidelijkheid te verschaffen. Als u met iets substantieels komt, ligt er druk op mij om uw voorstel te steunen.

Minister Donner:

Mijnheer Weekers, ik heb u zojuist aangegeven dat ik u niet kan inlichten over de mogelijkheden. Ik heb u ingelicht over de intentie, maar ik heb ook aangegeven dat dit een vrij ingewikkelde vraag is waarbij ook verschillende partijen betrokken zijn. Daarom kan ik daar op korte termijn geen reëel antwoord op geven.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Misschien is het nuttig om op te merken dat mijn steun geldt voor dit wetsvoorstel. Als de behandeling daarvan voor ingewikkelde dingen moet worden onderbroken, dien ik terug te gaan naar mijn fractie om de achtergronden daarvan toe te lichten. Het is mogelijk dat zij dan zegt dat zij haar gedachten nogmaals over dit wetsvoorstel moet laten gaan indien het zo labiel blijkt te zijn.

Minister Donner:

Ik pleit er daarom voor om de stemmingen niet uit te stellen. Een randvoorwaarde is immers dat er aan het wetsvoorstel niets verandert. Het is zoals het nu voorligt en de Kamer kan er dus ja tegen zeggen. Daarbij komt dat het mijn intentie is om op de gestelde vragen zo goed mogelijke antwoorden te vinden.

De heer Buijs (CDA):

Ik vind dat de minister een belangrijke toezegging heeft gedaan. Voor mij is duidelijk dat hij zich zal inzetten om een zo goed mogelijk juridisch advies in te winnen en dat hij naar mogelijkheden zal zoeken met de intentie om iets dergelijks mogelijk te maken. Dat maakt dat wij in staat zijn om voor dit wetsvoorstel te stemmen.

Minister Donner:

In antwoord op de vraag van de heer Buijs over de monitor zeg ik dat de vergunninghouder zal worden verplicht om het speelgedrag van de spelers te monitoren. In de praktijk zal het neerkomen op het registreren van de bedragen zoals die zojuist zijn genoemd en van de frequentie waarmee de site wordt bezocht. Jaarlijks zal er moeten worden gerapporteerd.

Alleen de eenmalige verplichting tot registratie als speler kan als last worden beschouwd. Voor het overige zit er dus geen last in. Ik verwacht dan ook niet dat de site daardoor minder aantrekkelijk wordt. Het biedt inderdaad ook voor de speler een waarborg op het punt van de soliditeit van de wijze waarop hij speelt. Ik vermoed dus niet dat de attractiviteit van het aanbod daardoor zal worden verminderd.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

In de schorsing is mij gebleken dat er geen behoefte bestaat aan het houden van een tweede termijn. De stemmingen over het wetsvoorstel vinden tijdens de eerste gelegenheid daartoe volgende week plaats.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

Sluiting 21.43 uur

Naar boven