Aan de orde is de voortzetting van het Verantwoordingsdebat over de jaarverslagen over het jaar 2005 en de rapporten van de Algemene Rekenkamer bij de jaarverslagen (30550).

De beraadslaging wordt hervat.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in eerste termijn. Het is altijd goed om stil te staan bij wat er afgelopen jaar is gepresteerd. Het is voor mijzelf ook een bijzondere dag, want ik ben vandaag tien jaar getrouwd. Ik vind het fijn om dat met de aanwezigen hier te mogen delen. Nederland is een ronde verder in het WK-voetbal. Ook dat geeft een goed gevoel. Voor het overige voeren wij nu een politiek debat over hoe wij er momenteel voor staan. Ik heb in het debat gemerkt dat de taxaties niet direct eensluidend zijn, maar wat wil je met regeringspartijen aan de ene kant en oppositiepartijen aan de andere kant? De heer Van As erkende, ook al is hij lid van een oppositiepartij, dat het beleid van dit kabinet bijdraagt aan het economische herstel. In die zin zijn verschillende posities in het debat ingenomen.

Het jaarlijkse debat tussen parlement en kabinet over de verantwoording heeft een bijzondere betekenis. In tegenstelling tot de meeste debatten in de Kamer gaat dit debat niet over de vraag welke nieuwe keuzen nog moeten worden gemaakt. Aan de orde is de vraag of eerder gemaakte keuzen adequaat zijn uitgevoerd. Tevens is aan de orde of de uitvoerig rechtmatig en doelmatig is geschied. Het financiële beheer van het Rijk wordt ook verantwoord. De Kamer heeft deze betekenis van de jaarlijkse verantwoording onderstreept door eerst met alle bewindslieden een wetgevingsoverleg over hun jaarverslag 2005 te voeren, voorafgaand aan dit afrondende, algemene debat. In deze wetgevingsoverleggen is bevestigd dat het beheer van het Rijk in algemene zin op orde is. Dat is ook de bevinding van de Algemene Rekenkamer, de externe controleur van het Rijk. Op onderdelen van de ministeries behoeft de bedrijfsvoering verbetering. Dat hebben ministers in het overleg met de Kamer onderkend. Daar wordt aan gewerkt. Het uiteindelijke oordeel is, net als voorgaande jaren, positief. De minister van Financiën zal daar in zijn bijdrage nader op ingaan en de hierover gestelde vragen meer specifiek beantwoorden.

In een aantal bijdragen zijn kanttekeningen geplaatst bij de gekozen opzet van dit verantwoordingsdebat. De opzet heeft voordelen en nadelen. Dat zal niemand ontkennen. Dit debat kan niet verder springen dan de voorafgaande wetgevingsoverleggen als polsstok mogelijk hebben gemaakt. Dat de Kamer zich hierover nader beraadt, kan ik mij voorstellen. Ik wil echter niet te pessimistisch zijn. Mijn kabinetten hebben het fenomeen beleidsprogramma voor de kabinetsperiode geïntroduceerd. Daarin wordt voor het eerst geprobeerd, doelstellingen beter en duidelijker te formuleren. Dat is niet Haags, dat is duidelijker. Het maakt de verantwoording transparanter, ook voor burgers en organisaties. Tot slot zou ik het succes van de verantwoording niet willen laten afhangen van de mate van publiciteit. Een goedkeurende accountantsverklaring maakt geen nieuws, maar is daarmee niet zonder waarde. Integendeel, burgers vragen Kamer en kabinet niet om het nieuws te halen, maar om hun werk gedegen te doen.

Na deze inleidende woorden bouw ik het vervolg van mijn bijdrage als volgt op.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik mis één ding in de inleiding van de minister-president en ik hoop dat het niet bewust is, namelijk de idee dat de verantwoordingscyclus en een afsluitend debat als dit zijn bedoeld om conclusies te trekken over de behaalde resultaten. De Kamer heeft daarover eerder ook een motie aangenomen. De bedoeling is ook om het kabinet te kunnen vragen wat het kabinet ervan geleerd heeft en of er nieuwe inzichten zijn die leiden tot een verandering in beleid. Ik neem aan dat de minister-president het met mij eens is dat dit erbij hoort.

Minister Balkenende:

Het lijkt mij goed om aan het eind van het debat op deze vraag terug te komen. Ik heb een aantal inleidende opmerkingen gemaakt. De minister van Financiën zal vanuit zijn verantwoordelijkheid ook hierbij stilstaan. Het lijkt mij goed dat wij later in het debat stilstaan bij de conclusies, want u zult merken dat ik in mijn beantwoording inga op de gemaakte opmerkingen. Laten wij dus gewoon aan het eind de balans opmaken als vrucht van het overleg in plaats van aan het begin een abstracte discussie te voeren over dit punt. Ik begrijp echter uw vraag.

Voorzitter. In de rest van mijn betoog zal ik ten eerste ingaan op de vraag wat het kabinet in de begroting voor 2005 heeft toegezegd en wat is gerealiseerd. Ten tweede zal ik aangeven dat Nederland mede hierdoor en mede door het gevoerde beleid er beter voor staat. Ten derde zal ik aangeven waar het kabinet op basis van de verantwoording over 2005 resultaten wil verbeteren. Ten vierde zal ik enkele specifieke vragen uit de eerste termijn van de Kamer beantwoorden. Er is een waslijst aan vragen gesteld. In het vierde blok van mijn betoog zal die aan de orde komen. Na mij zal de minister van Financiën ingaan op het financieel beheer en de aan hem gestelde vragen. De minister van Economische Zaken zal ingaan op zaken die op zijn terrein liggen op het gebied van energie, innovatie, FES enzovoort.

Wat heeft het kabinet beloofd en wat is gerealiseerd? Ik neem u graag mee terug naar september 2004. Ik kon toen zelf niet aan het debat deelnemen. De heer Bos sprak over "de teen" van Balkenende. Was het maar alleen bij die teen gebleven, zeg ik dan tegen de heer Bos. Het was toch iets ernstiger, maar dat bleek pas later. Ik neem u dus mee terug naar de troonrede bij de begroting voor 2005 en noem enkele kernbegrippen van toen:

  • - in 2005 zullen hervormingen volop in uitvoering zijn;

  • - er is sprake van een beginnend herstel;

  • - dit keerpunt schept kansen om de economische groei te versterken en duurzaam te maken;

  • - de hervormingen scheppen perspectief voor welvaart en meer samenhang in de maatschappij;

  • - door de noodzakelijke inspanningen gezamenlijk op ons te nemen, kunnen wij de toekomst met vertrouwen tegemoet zien.

Dat heeft de regering twintig maanden geleden als perspectief geschetst. Dat wat is voorgenomen voor 2005 en dat wat is bereikt in 2005 moet uiteraard worden beoordeeld in het perspectief van het verleden. De regeerperiode van dit kabinet begon in 2003 en die van het vorige kabinet in 2002 onder een conjunctureel slecht gesternte. De wereldeconomie zat tegen. De Nederlandse economie was rond de millenniumwisseling oververhit, de kiezer had in 2002 en 2003 de politiek duchtig aangesproken op de noodzaak van een integratiebeleid en op de noodzaak om te komen tot verbeteringen op het gebied van zorg, onderwijs en veiligheid.

Het kabinet heeft dit in de Miljoenennota en begrotingen uitgewerkt langs vier lijnen: een veiliger Nederland, meer mensen aan het werk, minder regels en meer kwaliteit van publieke voorzieningen en ten slotte meer onderling respect. Daartoe hebben wij in 2005 in overleg met de Kamer veel wetgeving gerealiseerd. Wij hebben fors geïnvesteerd in de toekomst van Nederland en draagvlak verworven. Ik noem enkele voorbeelden op het gebied van een veiliger Nederland. Overlast en problemen in wijken worden krachtiger aangepakt. De samenwerking tussen allen die zich met veiligheid bezighouden is verbeterd. Om terrorisme te kunnen bestrijden zijn de strafwetgeving en de privacywetgeving aangepast en is de organisatie van terrorismebestrijding verbeterd. Er is ruim 200 mln. extra beschikbaar gekomen voor veiligheid, onder andere voor terrorismebestrijding en uitbreiding van de detentie- en tbs-capaciteit.

Het volgende punt betreft meer mensen aan het werk. De arbeidsmarkt is dynamischer gemaakt, o.a. door de WAO te veranderen in een regeling die zich richt op arbeidsgeschiktheid; o.a. door een andere opzet van de WW: mensen worden niet meer gezien als werkeloos maar als tussen twee banen. Er is serieus werk gemaakt van de bevordering van arbeidsparticipatie van ouderen. Wij zijn gestopt met het fiscaal stimuleren van vervroegd uittreden en hebben het flexibel pensioen en de levensloopregeling geïntroduceerd. Ondernemen is gemakkelijker gemaakt. Denk aan de verlaging van het Vpb-tarief, de lasten voor kleine ondernemingen en de vermindering van administratieve lasten.

Verder wijs ik op meer kwaliteit van publieke voorzieningen. Er is 1,1 mld. geïnvesteerd in kennis en onderwijs, met name beroepsonderwijs, praktijklokalen, innovatieprogramma's en toponderzoek. Er is een nieuw gezondheidsstelsel ingevoerd zonder onderscheid te maken tussen particulier en ziekenfonds verzekerden. Dit gezondheidstelsel is en blijft voor iedereen toegankelijk, ongeacht gezondheid en inkomen. Het is een solide stelsel dat ook in de toekomst een goede zorg betaalbaar houdt.

In de ruimtelijke ordening is meer vrijheid gecreëerd voor burgers, bedrijven en gemeenten om te bouwen en te wonen, terwijl tegelijkertijd de druk op het milieu niet oploopt. Voor openbaar vervoer en wegen is een bedrag besteed van 6,2 mld.; niet alleen voor nieuwe aanleg, maar vooral ook – en dat is van groot belang – voor onderhoud.

Ten slotte meer onderling respect in onze samenleving. Hieraan werken is een continu proces dat stap voor stap tot resultaten leidt. Samen met talloze maatschappelijke en religieuze organisaties bevorderen wij maatschappelijke binding en bestrijden wij radicalisering en discriminatie. Met de sociale partners praten wij over het verbeteren van de positie van kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt, waaronder allochtone jongeren. Ik wijs op de werktop van vorig jaar. Er is extra geld voor participatie van vrouwen uit etnische minderheden. Met sport en gezinsbeleid investeren wij in opvoeding, burgerschap en meer onderling begrip. Aan maatregelen die gezinnen ten goede komen, zijn de afgelopen jaren enkele honderden miljoenen extra besteed: hogere kinderbijslag, gratis zorg verlenen aan kinderen en het vervallen van lesgeld in het voortgezet onderwijs.

Het kabinet heeft steeds uitgesproken volledig te beseffen met de hervormingen veel van de samenleving te vergen. Wij zien het in tal van landen. Hervormingen zijn niet gemakkelijk, roepen soms tegendruk op, maar zijn wel nodig. Daarom heeft het kabinet ernaar gestreefd om met alle betrokkenen overeenstemming te bereiken over de noodzakelijke en gewenste aanpassingen. Met werkgevers en vakbonden heeft het kabinet brede sociale afspraken gemaakt over loonmatiging, hervormingen en investeringen en ondersteuning van kwetsbare groepen. Met gemeenten en provincies zijn in 2005 afspraken gemaakt over bestuurlijke verhoudingen en over tal van inhoudelijke onderwerpen, zoals de invoering van de Wet maatschappelijke ontwikkeling, woningbouw en investeringen in oude wijken. In het Innovatieplatform werken wij productief samen met kernspelers uit de wereld van het bedrijfsleven, onderwijs en kennisinstellingen.

Behalve draagvlak is een eerlijke verdeling van de pijn belangrijk. Het jaar 2005 was lastig. Wij hebben dat ook steeds gezegd. Door de combinatie van loonmatiging en lastenontwikkeling is voor velen geen sprake geweest van koopkrachtverbetering. Het kabinet heeft juist daarom kwetsbare groepen zoveel mogelijk proberen te ontzien: ouderen, chronisch zieken en gezinnen. In 2005 is de kinderkorting verhoogd, is de ouderenkorting verhoogd, is er een brutotoeslag op de AOW bijgekomen, is extra budget uitgetrokken voor chronisch zieken en voor bijzondere bijstand.

Wie hervormt, dient ook te zorgen voor een goede uitvoering. Daarom heeft het kabinet de tweede helft van deze kabinetsperiode vooral in het teken gesteld van een zorgvuldige uitvoering.

Voorzitter, ik kom bij het tweede onderdeel van mijn bijdrage: Waar staan wij nu na wat wij hebben beloofd en na de verandering die wij hebben voorgenomen? Met alle kritiek die men kan hebben op het gevoerde en te voeren beleid, denk ik dat wij kunnen stellen dat wij er nu beter voorstaan. Verschillende leden hebben dat ook gezegd. Volgens de meest recente inzichten zijn er aan het eind van deze kabinetsperiode minder werklozen dan aan het begin van de kabinetsperiode. De werkgelegenheid neemt weer toe en de economie groeit dit jaar en volgend jaar sterker dan het gemiddelde van de Europese Unie. De lasten van burgers en bedrijven zijn gemiddeld over de hele periode niet verhoogd en de koopkracht van ouders en van gezinnen met kinderen is gemiddeld genomen zelfs verbeterd. De maatregelen gericht op meer participatie hebben het fundament onder de sociale zekerheid en de oudedagsvoorzieningen verstevigd. De overheidsfinanciën zijn uit de gevarenzone en duurzaam begrotingsevenwicht ligt in het verschiet. Wij hebben zo een gezonde basis gelegd voor het opvangen van de kosten van vergrijzing.

De wachttijden en wachtlijsten dalen over de hele linie. Bij de ziekenhuiszorg zijn de wachttijden aanzienlijk afgenomen: van gemiddeld negen weken naar vijf weken. Ten opzichte van 2002 is sprake van een daling van 20% van het aantal voortijdige schoolverlaters. Ik zal daarop later dieper ingaan. Het lerarentekort is teruggedrongen. In 2005 was de onderwijsarbeidsmarkt in evenwicht.

Misschien is het goed om gelet op het debat van vandaag, nog een opmerking te maken over de werkloosheidscijfers. Ik baseer mij op het Sep 2006 van het CPB. Mijn vorige kabinet trad aan in augustus 2002 en het huidige kabinet trad aan in juni 2003. Er was in 2003 een werkloze beroepsbevolking van 399.000; geen hoog niveau. De krapte op de arbeidsmarkt van de jaren daarvoor in een oververhitte economie liet zich nog gelden. Het jaar 2005 vertoonde spiegelbeeldig de gevolgen van de economisch slechte jaren met een werkloze beroepsbevolking van 483.000. Het Centraal Planbureau voorziet voor het laatste jaar van dit kabinet, 2007, een werkloze beroepsbevolking van 370.000. Dat is dus lager dan aan het begin van de periode en dat met inachtneming van een buitengewoon moeilijke economische tijd.

De mate van daling van de werkloosheid die nu plaatsvindt in ons land is in Europees perspectief gezien uitzonderlijk goed. In het eurogebied als geheel daalt de werkloosheid met driekwart procentpunt van 7,75% naar 7% in 2007. In Nederland daalt zij met 1,5% naar 5%. Al met al is het resultaat van 2005 meer kansen voor werklozen om een baan te krijgen, meer ruimte voor gezinnen en ouderen om hun koopkracht te verbeteren, meer investeringen in de aanpak van wijken, meer investeringen in jeugdzorg, meer inzet op maatschappelijke binding. Zo worden achterstanden en ongelijkheden concreet ingelopen.

Laten wij vooral naar de feiten kijken. Dat moet bij een verantwoordingsdebat gebeuren. Je kunt altijd zeggen dat het niet genoeg is, maar laten wij eens kijken hoe de feiten zijn. Ik geef een voorbeeld van een onafhankelijke opinie. Het altijd zeer kritische Internationaal Monetair Fonds zei begin dit jaar in zijn review over 2005: "Meer in het algemeen gesteld brengt de Nederlandse aanpak van het sociaal beleid voor al zijn burgers de voordelen van de hoge levensstandaard van het land."

De feiten tellen. Ik geef een koopkrachtvoorbeeld: AOW'ers op een sociaal minimum zijn over 2002 tot en met 2005, de jaren met een economische terugval, er gemiddeld niet op achteruitgegaan, terwijl een huishouden zonder kinderen met driemaal modaal er in die jaren 3,5% op achteruit is gegaan.

De feiten tellen. De buitengewone aftrek voor chronisch zieken met een laag inkomen is verhoogd; zo ook de tegemoetkomingsregeling buitengewone uitgaven. De belastingkorting voor jong gehandicapten is verhoogd van € 114 tot € 645 per jaar.

De feiten tellen. Het kabinet heeft 130 mln. extra uitgetrokken voor de jeugdzorg.

De feiten tellen. Er zijn schakelklassen voor allochtonen met een taalachterstand gekomen.

De feiten tellen. Gemeenten hebben 60 mln. extra gekregen voor maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid.

De feiten tellen. De afgelopen jaren hebben woningcorporaties driekwart van hun woningproductie in randgemeenten bestemd voor sociale woningbouw. Dat aandeel van de sociale woningbouw zal de komende jaren alleen maar verder stijgen volgens de afspraken die met randgemeenten en de grote steden vorig jaar zijn gemaakt.

Achterstanden en ongelijkheden worden voor mensen niet weggenomen met Haags pessimisme en Haagse angst. Bij de pakken neerzitten helpt niet, gemiddeld niet en niemand niet. Verantwoordelijkheid nemen, ambitie tonen, kansen creëren voor mensen, vertrouwen hebben in mensen; daar zet het kabinet op in. Zo zien wij deze positieve ontwikkeling terug in het herstel van het producenten- en consumentenvertrouwen. Ondernemingslust neemt weer toe, creativiteit wordt weer aangeboord; kortom, er is sprake van een nieuw elan.

Om dat te bereiken heb je elkaar nodig. Ik wil dat graag in dit debat ook noemen. De resultaten over 2005 hebben wij gezamenlijk bereikt, burgers, maatschappelijke organisaties, bedrijven, vakbonden, gemeenten, provincies en kabinet, ondanks achter ons liggende jaren van economische terugval. Dat is dus een prestatie van het hele land. Het bewijst de veerkracht en de potentie van Nederland. Dat maakt mij optimistisch over de toekomst. Door de bereikte resultaten ontstaan nieuwe kansen vanuit een betere uitgangssituatie voor burgers en bedrijven. Het behoeft geen betoog dat de vier kerndoelen van het kabinet – meer mensen aan het werk, een veiliger Nederland, meer respect voor elkaar en meer kwaliteit van publieke voorzieningen – zullen worden voortgezet in de laatste begroting van dit kabinet komende Prinsjesdag.

De bereikte resultaten hebben ook een structureel goede doorwerking, vooral ten gunste van de vergrijzing. Volgens het CPB hebben de maatregelen gericht op een beter werkende arbeidsmarkt de omvang van het probleem met circa 4 mld. verlaagd. Daarmee is het totale probleem inderdaad niet opgelost. Er resteert nog een vergrijzingsopgave. De hoogte van die opgave wordt in sterke mate verklaard doordat de rente op beleggingen zo laag is. Dat is een nadeel voor pensioenfondsen. Het CPB heeft het al geruime tijd geleden berekend en geduid. De minister van Financiën zal hier nader Balkenendeop ingaan, omdat hierover de nodige vragen zijn gesteld, ook over de te maken som. Feit blijft volgens het CPB dat het kabinetsbeleid met 4 mld. heeft bijgedragen ten gunste van de vergrijzing.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De minister-president sprak daarnet over de ontwikkeling van de werkloosheid in de afgelopen jaren. Klopt het dat hij begon bij het jaar 2003?

Minister Balkenende:

Als mij gevraagd wordt wat dit kabinet heeft gedaan, dan begin ik uiteraard in 2003. Wij praten over het kabinet-Balkenende II.

De heer Vendrik (GroenLinks):

U was ook minister-president in 2002.

Minister Balkenende:

Dat kan ik niet ontkennen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Fijn dat dit feit onweersproken blijft. Ik heb altijd begrepen dat het beleid van de kabinetten-Balkenende I en II erg op elkaar leek. Zo is het althans ooit gepresenteerd.

Ik vergelijk de cijfers met datgene wat ik op weg naar dit debat zelf nog even heb opgezocht. In 2002 bedroeg de werkloze beroepsbevolking 300.000. Dat was de erfenis van Paars. In 2007 komen wij hoger uit. Kloppen deze feiten of zie ik het verkeerd?

Minister Balkenende:

Ik heb goed geluisterd naar het debat tussen u en de heer Verhagen aan de hand van een notitie van het CDA. De heer Vendrik mag mij aanspreken op het huidige kabinet. In 2003 ging het om 399.000 mensen en ondanks alle moeilijkheden komen wij volgend jaar lager uit. Ik vind dat een prestatie van formaat. In 2002 was het cijfer gunstiger dan in 2003. Dat is ook logisch, omdat het jaar 2002 feitelijk de uitloper was van een periode van hoogconjunctuur. Enige tijd daarvoor hadden wij nog te maken met een overspannen arbeidsmarkt. Toen ik premier werd, was het mijn zorg dat Nederland sinds 1996, 1997 12% duurder was geworden dan de concurrerende landen. Om die reden moeten wij een pas op de plaats maken met de inkomensontwikkeling. Daarnaast zagen wij dat het overheidsbudget wat overspannen was. Wij moesten de zaak financieel onder ogen zien. Ik vind het dus moeilijk om het jaar 2002 te vergelijken met 2005. De cijfers zullen volgend jaar in ieder geval gunstiger zijn dan in ons startjaar. Ik vind dat nog steeds een prestatie van formaat.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De minister-president refereert aan zijn zorgen in de periode na Paars. Dat lijkt mij het startpunt voor het debat. Het cijfer volgend jaar is waarschijnlijk slechter dan in 2002. Een andere vergelijking is die met Europa. Alle Europese landen hebben last gehad van die slechte conjunctuur. Slechte conjunctuur is net vervelend weer: dat verwijten wij het kabinet ook niet. De vraag is wel wat je ermee doet. Ook op dat punt staat de teller niet goed.

Minister Balkenende:

Mijnheer Vendrik, ik ken u als een specialist. Uw redenering in het debat ten aanzien van Europa begreep ik niet zo goed. In de jaren negentig gebeurt er iets heel bijzonders. Nederland deed het beter dan andere landen. Mijn voorganger Kok heeft toen eindeloos uitgelegd hoe het kwam dat Nederland beter presteerde dan andere landen. Wij werden bewierookt vanwege het poldermodel. Daarna is er iets anders in werking getreden. Het ging zo goed: lastenverlichting, betere werkgelegenheidsontwikkeling en spanning op de arbeidsmarkt. Wat gebeurde er toen? In 2002 en 2003 begonnen wij volledig achter te lopen in Europa. Als wij nu naar de cijfers kijken, zijn wij weer een "frontrunner" in Europa geworden. Dat is af te meten aan de economische groei, de werkgelegenheidsontwikkeling, de overheidshuishouding, de inkomensontwikkeling en de kwaliteit van de verzorgingsstaat. Een paar jaar geleden liepen wij achter en op het ogenblik gaat het weer goed.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De minister-president doet nu een claim over de hele periode waarvoor hij verantwoordelijk is geweest. Dan is het niet een kwestie van redeneren, maar gewoon van vergelijken. Ik kijk naar de gemiddelde werkloosheid in Europa. Hoe heeft deze zich in de slechte jaren ontwikkeld? De werkloosheid in Europa is licht gedaald, maar in Nederland is zij gestegen, terwijl alle landen met dezelfde slechte conjunctuur te maken hadden. Nederland heeft het in deze periode echt slechter gedaan.

Minister Balkenende:

Ik vind dat wij dit debat integer moeten voeren. Ik heb aangegeven wat de analyse in 2002 was. Ik heb toen ook aangegeven dat wij na de mooie jaren van het poldermodel ineens in de gevarenzone waren gekomen. Wij liepen achter in Europa. Als je wilt weten wat er de afgelopen jaren is gebeurd, moet je niet alleen kijken naar de ontwikkeling van de cijfers in die paar jaren, maar ook naar de richting die zich op het ogenblik manifesteert. Dan zie je dat het beleid heeft bijgedragen aan een flexibele arbeidsmarkt en dat de arbeidskosten in de hand zijn gehouden, met dank ook aan de sociale partners. Wij staan er nu gewoon beter voor. In 2002-2003 liepen wij inderdaad achter, want wij waren te duur geworden. Dat heeft zich nog enige tijd doorgezet, maar op het ogenblik gaan wij de goede kant uit. Ik had dan ook eigenlijk steun van de heer Vendrik verwacht. Waarom is hij niet blij met de resultaten en houdt hij van die sombere verhalen?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Volgens mij is hier sprake van een misverstand. Ik houd geen sombere verhalen, ik presenteer een aantal verontrustende cijfers. Het wil kennelijk niet bij de minister-president doordringen dat die afbreuk doen aan de glans van het succes dat hij veronderstelt. Ik zeg het nog een keer: ik vertel geen sombere verhalen, ik vertel gewoon de feiten zoals die mij hebben bereikt. Ik vraag de minister-president om zijn commentaar daarop. Ondanks hun verschillende geschiedenis, hebben alle landen in Europa sinds 2002...

Minister Balkenende:

Mijnheer Vendrik, u bent spijkers op laag water aan het zoeken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Misschien mag ik even uitspreken voordat u dat oordeel geeft, want dat gaat wel erg ver.

Minister Balkenende:

Het gaat ook ver, maar ik vind dat u het debat niet op een goede manier voert. U luistert niet. Ik geef aan wat de situatie in de jaren negentig was, wat de situatie in 2002 was en wat wij hebben gedaan om die te verbeteren. De heer Verhagen had volkomen gelijk met zijn verwijzing naar Eurostat om duidelijk te maken hoe het vorig jaar was en hoe het nu is. Ik voeg daaraan toe dat de werkloosheid in Europa in 2007 met 0,75% zal dalen naar 7,75% en in Nederland met 1,5% naar 5%. Kortom, het gaat in Nederland gewoon beter dan in andere landen. Mijn verhaal is steeds geweest dat wij in 2002 en 2003 achterliepen en dat ik mij daar grote zorgen over heb gemaakt. Ik begrijp niet waarom u dan steeds met verhalen komt dat wij het slecht hebben gedaan. Sterker nog, collega's van mij vragen wat er in Nederland aan de hand is omdat wij weer vooroplopen. Zij hebben er waardering voor, maar hier in het parlement krijgen wij alleen maar gezeur. Hou toch op!

De voorzitter:

Nog even kort, mijnheer Vendrik. U bent nu een aantal keren aan het woord geweest en steeds komt dezelfde vraag terug.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik krijg nauwelijks de tijd om mijn vragen fatsoenlijk te stellen, want er komen almaar allerlei kwalificaties tussendoor die een goed debat niet bevorderen, zo zeg ik de minister-president. Dit is geen gezeur, het gaat om feiten. Ik begrijp heel goed waar de minister-president mee bezig is. Hij snakt naar succes en wil dat ook graag uitventen. Iedereen die hem een spaak in het wiel steekt, zit volgens hem dan ook te zeuren of sombere verhalen te houden.

Ik heb het gewoon over de feiten. De meest eerlijke vergelijking ter beoordeling van het werkgelegenheidsbeleid van het kabinet is volgens mij af te leiden uit de manier waarop Nederland het doet, en de manier waarop Europa het doet. Dat is het verhaal dat ik in de richting van de heer Verhagen hield en dat ik nu in de richting van de minister-president houd. Ik neem het kabinet de conjunctuur niet kwalijk, maar wel de manier waarop het daarop gereageerd heeft met het beleid, en de prestaties van het beleid in vergelijking met de rest van Europa. En dan zeg ik het nog een keer: de cijfers – dus geen verhalen, maar feiten – laten zien dat de werkloosheid in alle Europese landen gemiddeld gedaald is sinds 2002, terwijl die in Nederland is gestegen. Daar word ik inderdaad niet gelukkig van, want dan zie ik inderdaad honderdduizenden mensen langs de kant staan. Ik kan mij ook niet voorstellen dat de minister-president daar gelukkig van wordt. Dat zijn volgens mij de cijfers. Daarom vraag ik de minister-president welk succes ik over het hoofd heb gezien.

Minister Balkenende:

Wij moeten het debat eerlijk voeren, ook op het gebied van cijfers. Ik heb gezegd dat de werkloosheid volgend jaar minder zal zijn, ondanks de sterke economische terugval en de zelfs negatieve economische groei. Wij liepen in Europa voorop, maar wij zijn teruggevallen, zo is in 2002 en 2003 geconstateerd. Op het ogenblik lopen wij echter weer voorop. Er zijn heel wat landen die met ons zouden willen ruilen. Ik heb al uitgelegd wat wij daaraan gedaan hebben. Wij hebben de flexibilisering van de arbeidsmarkt doorgezet. Wij hebben noodzakelijke hervormingen toegepast. Wij hebben de zaak financieel op orde gekregen. Wij hebben gezorgd voor loonmatiging; ik heb in dit verband al mijn waardering voor werkgevers en werknemers uitgesproken. Het samenstel van die maatregelen heeft ertoe geleid dat de structurele positie van ons land is versterkt. De kwestie nu is of wij deze positie kunnen behouden. Ik ben trots op wat wij hebben gerealiseerd. Dat is niet alleen de verdienste van het kabinet, maar het beleid heeft er ontegenzeggelijk toe bijgedragen. Daar sta ik voor en ik wil het debat dan ook graag aangaan. De Europese cijfers geven een en ander ook aan. Ik ga die cijfers niet herhalen; de heer Verhagen heeft de cijfers over vorig jaar duidelijk aangegeven en ik heb de verwachtingen voor 2007 aangegeven. Kortom, wij presteren gewoon goed.

De heer Irrgang (SP):

U plaatste de groei van de Nederlandse economie in historisch perspectief. In de jaren negentig werd het Nederlandse poldermodel bijna de hemel in geprezen. Begin deze eeuw sloeg die waardering om in afkeuring: het kon nergens slechter dan in Nederland. Nu lijkt het weer de andere kant op te gaan. Moeten wij ons daar geen zorgen over maken? Is de Nederlandse economie niet manisch-depressief? Er is een duidelijke samenhang met het begrotingsbeleid en wij mogen zeker de hypotheekrenteaftrek niet vergeten. In de jaren negentig hebben velen de overwaarde op hun huis verzilverd, maar dat effect viel begin deze eeuw weg. Daar kwamen vervolgens nog de bezuinigingen overheen.

Minister Balkenende:

Moeten wij volgens u nog meer faciliteiten bieden op het gebied van de hypotheekrenteaftrek omdat de economie daardoor wordt versterkt?

De heer Irrgang (SP):

Juist niet, want die faciliteiten leiden bij economische groei tot een sterke stijging van de huizenprijzen waardoor de consumptie wordt aangejaagd. In economisch slechtere tijden gebeurt het omgekeerde.

Minister Balkenende:

Ik ken die redenering wel, maar de economische groei had op zichzelf niets te maken met de hypotheekrenteaftrek. Er was sprake van een aanzienlijke waardestijging van woningen waardoor de eigenaren zich rijker voelden en meer gingen besteden. Daarnaast stegen de aandelenkoersen sterk. Door die twee factoren kreeg het vertrouwen in de economie een geweldige impuls. In de afgelopen jaren is het vertrouwen in de economie afgenomen. Op het ogenblik zien wij gelukkig dat dit weer terugkomt. In de jaren negentig presteerden wij beter dan andere Europese landen. Vier jaar geleden deden wij het relatief gezien slecht. Op het ogenblik presteren wij weer beter. Zo liggen de feiten, dus moeten wij gewoon doorgaan.

De heer Irrgang (SP):

De stijging van de huizenprijzen wordt versterkt door de hypotheekrenteaftrek. Die aftrek versterkt de economische toppen, maar ook de dalen. Op dat punt heeft u het laten zitten. Het begrotingsbeleid heeft de recessie verdiept. De recessie op zich valt u niet te verwijten, maar wel de diepte ervan.

Minister Balkenende:

U bent economisch onderlegd en daarom stel ik u de volgende vraag. Wat zou het betekenen voor het vertrouwen in de economie als wij gaan tornen aan de hypotheekrenteaftrek?

De heer Irrgang (SP):

Als wij niets aan de hypotheekrenteaftrek doen – overigens gaat heel Nederland ervan uit dat dit zal gebeuren – wordt de vertrouwensvraag doorgeschoven naar de toekomst. U bent ook economisch onderlegd, dus u weet ook dat er iets aan het systeem van de hypotheekrenteaftrek moet veranderen. Dit staat los van de vraag of het rechtvaardig is dat degenen met de hoogste inkomens de meeste subsidie krijgen.

Minister Balkenende:

U zegt dat heel Nederland weet dat dit gaat gebeuren, maar als de partijen die de hypotheekrenteaftrek willen handhaven volgend jaar een meerderheid krijgen, gebeurt er helemaal niets. Het is geen vloed die over ons heen komt. Het gaat niet vanzelf. Als de meerderheid van de bevolking de hypotheekrenteaftrek wil aanpakken, heeft u gelijk. Wij krijgen echter eerst nog verkiezingen en dit is een heerlijk thema om over te discussiëren. Ik heb steeds gezegd dat wij er niet aan moeten beginnen. Dat is onverstandig. Het leidt tot onrust en het komt niet ten goede aan het vertrouwen in de economie. U mag natuurlijk een ander standpunt hebben, maar dat wil niet nog zeggen dat iedereen weet dat dit systeem moet veranderen. Dat bepalen de kiezers.

Het kabinet onderkent dat er zaken die zijn die nog in deze kabinetsperiode versterking behoeven. Eerder heeft het kabinet al gezegd, het komend jaar zichtbare resultaten te willen boeken met minder bureaucratie en minder regels voor burgers en bedrijven. Wij verminderen weliswaar de regeldruk en de administratieve lasten, maar wij realiseren ons dat ondernemers en burgers dat nog lang niet altijd aan den lijve ervaren. Daarom zullen wij ons vooral richten op de regels die hinder en ergernis oproepen. Medio maart van dit jaar is deze ambitie kracht bijgezet op een conferentie over regeldruk. Wij hebben een speciale Catshuissessie georganiseerd over de vraag hoe de administratieve lasten en het aantal regels voor burgers en bedrijven verder verlaagd kunnen worden en op welke wijze de dienstverlening van de overheid verder verhoogd kan worden. Wij weten allemaal dat een samenleving zonder regels niet kan bestaan. Waar het om gaat, is dat de regels moeten helpen en niet hinderen. Van het laatste is nu nog te vaak sprake. Dat komt enerzijds door de regels zelf – en die hinder zullen wij nooit volledig kunnen wegnemen – maar anderzijds voor een deel ook door de kwaliteit van de uitvoering. Dat is niet een zaak van het kabinet alleen. Wij zullen daarom goed en zorgvuldig moeten aangeven welke regels wij schrappen en waarom. Daarnaast is een cultuuromslag nodig bij overheidsorganisaties. Ik deel de opvatting dat het bedrijf of de burger meer centraal moet komen te staan in plaats van de regel zelf. Het resultaat moet voelbaar zijn. Een en ander heeft te maken met dynamiek in de samenleving, die nu te vaak wordt beknot. Daarbij moeten wij ons niet neerleggen. Nog dit jaar zal een aantal zeer concrete dossiers, waarover het kabinet veel klachten bereiken, worden doorgelicht. Ik noem er een aantal. Het moet makkelijker worden gemaakt voor werkende ouders om een tegemoetkoming te krijgen voor kinderopvang. De zogenaamde "omgevingsvergunning" moet ervoor zorgen dat bouwprojecten sneller en makkelijker van start kunnen gaan. Hinderlijke arboregelgeving zal worden gewijzigd. Onderzocht wordt of de frequentie van de apk-keuringen omlaag kan. Eind 2007 zal overigens de reductiedoelstelling van 25% ook voor burgers worden gehaald. Als met al zal hierdoor ook de merkbaarheid moeten toenemen van de inspanningen tot nu toe.

Wij willen ook de gewijzigde regelingen in de zorg en in de sociale zekerheid zorgvuldig uitvoeren. Zo zal het kabinet scherp blijven letten op de kwaliteit van de uitvoering van de toeslagen van de Belastingdienst; minister Zalm zal hierop straks ingaan. Wij gaan verder met verbeteringen van de jeugdzorg, zoals eerder aangekondigd. De regelgeving rond milieu en luchtkwaliteit is een ander onderwerp waarvan het kabinet de voortgang kritisch zal bewaken. Tegen de stroom in zijn de afgelopen jaren meer mensen aan het werk geholpen. Met de arbeidsparticipatie van ouderen gaat het de goede kant op. Met de economische wind in de rug moet het lukken om meer vrouwen en nieuwkomers aan de slag te krijgen. De resultaten van maatregelen om voortijdige schooluitval terug te dringen, zijn bemoedigend. Wij gaan door met volle energie.

Ik kom bij een aantal opmerkingen en vragen die zijn gesteld door leden van de Kamer. De heren Verhagen en Van As vroegen hoe het staat met de inspanningen van het kabinet om de beoogde politiesterkte te realiseren. Wat is er verder gedaan met de beschikbaar gestelde budgetten? Tijdens het algemeen overleg van 15 juni jongstleden heeft de minister van BZK met de Kamer onder andere gesproken over de sterkte van de Nederlandse politie. De Kamer heeft haar bezorgdheid uitgesproken over de feitelijke sterkte en het aantal executieven in relatie tot de afspraak om in 2010 een groei van 4000 fte's te realiseren. De minister van BZK heeft gemeld dat zijn handelen erop gericht is om de afgesproken sterkte in 2010 te realiseren en hij heeft zich hiervoor garant gesteld. Met de korpsen zijn individuele afspraken gemaakt om in 2010 per korps de afgesproken sterkte te bereiken. De regie zal worden verstevigd. De minister van BZK heeft in het debat van 15 juni de volgende toezeggingen gedaan. In de eerste plaats zal in het najaar een brief aan de Kamer worden gezonden, waarin inzicht wordt gegeven in de in- en uitstroom per regio op basis van een analyse per korpsniveau. In de tweede plaats wordt onderscheid gemaakt tussen primaire en ondersteunende taken. In de derde plaats zal een analyse worden gemaakt van de huidige sterkte per korps en de te realiseren sterkte in 2010 per korps, waarbij tevens wordt gekeken naar de wervings- en opleidingscapaciteit bij de Politieacademie. In de vierde plaats zal de vervangingsvraag in beeld worden gebracht, inclusief de financiële consequenties daarvan.

Meerdere sprekers hebben het gehad over het belangrijke punt van het voortijdig schoolverlaten. Mevrouw Van der Laan, de heer Rouvoet en de heer Van Beek hebben zowel bij het wetgevingsoverleg over het jaarverslag van OCW als vandaag uitdrukkelijk gewezen op het belang van een effectieve bestrijding van voortijdige schooluitval. Het kabinet deelt die mening. Wij hebben ons de kritiek van de Algemene Rekenkamer aangetrokken. De minister van OCW heeft daarom expliciet met de Rekenkamer overlegd, juist omdat de Rekenkamer niet het plan van aanpak "Aanval op de uitval" bij de beoordeling heeft betrokken. In het overleg heeft de Rekenkamer een positief oordeel gegeven over de verbetering en de aanpak zoals vermeld in dit plan. Dat zult u ook terugzien in de komende begroting voor 2007, waarin een samenhangend overzicht wordt geboden van maatregelen en budgetten. Daaruit blijkt duidelijk wat de doelen, de resultaten en de effectiviteit van het beleid en de concrete maatregelen zijn.

In het verlengde hiervan vraagt mevrouw Van der Laan naar een plan van aanpak in het kader van de VVE-doelstelling. Zij pleit voor een ambitieuzere doelstelling, bijvoorbeeld door te streven naar een deelname van 70% van de doelgroep in 2009 in plaats van in 2010. Het kabinet zal in het kader van de begrotingsvoorbereiding bezien of en zo ja, hoe een dergelijke versnelling kan worden aangebracht. Wij moeten daarbij niet uit het oog verliezen dat het gemeenten mogelijk moet zijn om maatwerk te bieden om dit beleid te realiseren. Ik sluit niet uit dat hieraan extra financiële consequenties zijn verbonden, maar dat zullen wij op dat moment bekijken. Kortom, ik zeg toe dat wij dit zullen meenemen bij de begrotingsbesprekingen voor 2007.

De zorg van mevrouw Van der Laan over de transparantie van de onderwijsprestaties zal de minister zo goed mogelijk proberen te ondervangen. Er komt een verbeterde toegang tot de portal, die er mede toe moet leiden dat per 1 oktober 2006 een vernieuwde en kwalitatief betere site de lucht in kan.

Wat betreft maatregelen om het technisch leesonderwijs te verbeteren: het is buitengewoon verontrustend dat 14.000 vmbo-leerlingen niet kunnen lezen. Het is heel terecht dat mevrouw Van der Laan daarover heeft gesproken en die zorg nog eens onder woorden heeft gebracht. Voor de korte termijn wordt hier gericht beleid op ingezet, bestaande uit een inventarisatie om snel de hiaten in het aanbod in kaart te brengen. Er zal overleg worden gevoerd met de sectororganisaties voor een gezamenlijke aanpak en er wordt geprobeerd om zo snel mogelijk concreet aan te haken bij lopende projecten, zoals de taalpilots, onderwijsachterstanden en opleiden in de school. Ik neem aan dat wij dit debat zullen voortzetten, want wij mogen ons hier niet bij neerleggen.

Mevrouw Van der Laan heeft ook een vraag gesteld over de ecologische hoofdstructuur: moet er niet extra geld worden gereserveerd om die ehs in 2018 te kunnen realiseren? Mijn antwoord is "nee". De minister van LNV heeft in het wetgevingsoverleg over het jaarverslag van 2005 van LNV aangegeven dat de belangrijkste onderdelen van de ehs op schema liggen of zelfs op het schema voor liggen. Alleen op het onderdeel "particulier natuurbeheer" is er een kleine vertraging. Het kabinet tracht door goede voorlichting en een reële vergoeding ook dit onderdeel weer op schema te brengen. Daarom heeft het kabinet er alle vertrouwen in dat de ehs in 2018 gerealiseerd is.

De heer Irrgang heeft gevraagd of ik kan toezeggen dat V en I stopt met reorganisaties van de IND. De huidige reorganisatie van de IND is ingezet met instemming van de Kamer, na een daartoe ontvangen advies en kritiekpunten. Het spreekt voor zich dat het kabinet niet voornemens is om die verbeterslag stop te zetten.

De heer Irrgang heeft ook een vraag gesteld over de bijstandsgerechtigden en de voedselbank. Gisteren heeft staatssecretaris Van Hoof tijdens een debat over de Wet werk en bijstand toegezegd dat hij de Kamer zal informeren over de mogelijkheden om mensen die langer dan vier weken wachten op een besluit over hun recht op een bijstandsuitkering, een voorschot te betalen. Ook voor de aanvraag van een WW-uitkering zal uitgezocht worden of een voorschot na vier weken wachttijd mogelijk is. Hiermee zal worden voorkomen dat mensen in afwachting van hun uitkering aangewezen zijn op de voedselbank. Ik denk dat deze toezeggingen tegemoetkomen aan wat de heer Irrgang naar voren heeft gebracht.

De laatste vraag van de heer Irrgang luidde: kan de minister-president toezeggen dat onder deze omstandigheden de UWV-top niet opnieuw een bonus krijgt? De bezoldiging van de voorzitter en leden van de raad van bestuur van het UWV bestaat uit een vast deel en een variabel deel. Het variabele deel bedraagt maximaal 10% van de jaarbezoldiging en wordt jaarlijks vastgesteld. De minister van SZW bepaalt of het variabele deel van de bezoldiging of een deel daarvan wordt toegekend aan de voorzitter van de raad van bestuur. De voorzitter van de raad van bestuur beslist over het al dan niet toekennen van het variabele deel van de bezoldiging aan de leden van de raad van bestuur. Het toekennen van het variabele deel van de bezoldiging is geregeld in artikel 2, vijfde lid van de rechtspositieregeling voorzitter raad van bestuur UWV. Het besluit over 2006 moet voor 1 april 2007 worden genomen. Het is prematuur om hierover een uitspraak te doen.

De heer Irrgang (SP):

Ik stelde deze vraag met het oog op de slechte prestaties van het UWV in 2005. Als een organisatie zo slecht presteert, moet de vraag wel worden gesteld hoe de minister-president ervoor gaat zorgen dat het volgend jaar beter gaat. Als dat niet lukt, zal de minister van SZW in ieder geval moeten voorkomen dat het bestuur van deze organisatie een bonus krijgt. De minister-president moet daar toch zeker op vooruit kunnen lopen en kunnen toezeggen dat dat in ieder geval niet meer zal gebeuren?

Minister Balkenende:

Ik heb regelmatig gedebatteerd met u, de heer Vendrik en anderen over topinkomens. Ik begrijp goed waarom wij daarover debatteren, maar u moet ook begrijpen dat wij dit debat niet kunnen voeren aan de hand van afzonderlijke ondernemingen en regelingen. Ik krijg daar een ongemakkelijk gevoel bij. Wij moeten hierover in het algemeen debatteren. Ik heb aangegeven hoe de regeling luidt en andere vragen hierover moet u toch echt stellen aan de minister van SZW. Wij voeren een verantwoordingsdebat over 2005 en dan is het toch van de gekke dat ik een toezegging zou moeten doen over het beloningsbeleid van een specifieke organisatie voor volgend jaar. Daar begin ik echt niet aan.

De heer Irrgang (SP):

Een heleboel mensen hebben een ongemakkelijk gevoel overgehouden aan het bericht dat de oud-topman van het UWV een bonus heeft gekregen. Ik ga ervan uit dat het UWV volgend jaar beter gaat presteren. Ik stel dat aan de orde, omdat wij in dit debat niet alleen spreken over vorig jaar, maar ook over het lopende jaar. Als het UWV niet beter gaat presteren, mogen er wat mij betreft geen bonussen meer worden gegeven.

Minister Balkenende:

Het kabinet, inclusief de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, heeft kennis genomen van de opmerkingen van de heer Irrgang.

Voorzitter. De heer Rouvoet heeft een vraag gesteld over de no claim.

De voorzitter:

De heer Rouvoet laat zich verontschuldigen. Er is namelijk nog een ander debat aan de gang dat zijn aandacht vraagt. Hij zal zich later weer bij ons voegen.

Minister Balkenende:

De no claim is geen goede prikkel voor de beperking van de kosten voor de zorg en is dan ook geen goede benadering, aldus de heer Rouvoet. Door de no claim daalden de collectieve lasten in 2005 echter met 1,4 mld. De evaluatie toont aan dat verzekerden wel degelijk kostenbewuster omgaan met zorg. De omvang van het gedragseffect wordt geraamd op 200 mln. Het gaat daarbij met name om het gebruik van goedkopere medicijnen en hulpmiddelen. Het kabinet concludeert dat de no-claimteruggaveregeling voor het grootste deel uitpakt zoals beoogd. Binnenkort zal de Kamer hierover met de minister van VWS debatteren en dat is het moment om hierop dieper in te gaan.

De heer Van As vroeg of het aantal adviescommissies teruggebracht kan worden. Het kabinet werkt aan de vermindering van het aantal adviescommissies. Op 12 mei jongstleden hebben de minister voor BVK en de minister van OCW een brief naar de Kamer gestuurd over de kennis- en adviesinfrastructuur. Daarin geeft het kabinet aan zeer terughoudend te willen zijn met het instellen van nieuwe adviescommissies en waar mogelijk bestaande commissies te laten samenwerken. Ik denk dat ik daarmee voldoende tegemoet kom aan het punt van de heer Van As.

De reclassering treedt slap op bij taakstraffen, aldus de heer Van As. Het vastgestelde beleid is dat de betrokkene voor de rechter moet komen of de opgelegde vervangende hechtenis moet uitzitten als hij of zij een taak- of werkstraf niet geheel heeft uitgevoerd. Dat is een duidelijke lijn. Ik zal de opmerking van de heer Van As uiteraard doorgeven aan de minister van Justitie. Hij kan zijn vraag dan ook op zich laten inwerken. Bij de begrotingsbehandeling kan hierop eventueel worden teruggekomen.

De heer Van As vroeg wat het kabinet doet tegen financiële fraude. In het zevende voortgangsbericht over het veiligheidsprogramma heeft de minister van Justitie op 19 mei jongstleden aangegeven dat de komende periode meer nadruk zal worden gelegd op vormen van financieel-economische criminaliteit en criminaliteit op of via het internet, de bekende cybercrime. Het kabinet streeft ernaar dat alle betrokken instanties deze criminaliteit op basis van een op elkaar afgestemde handhavingsagenda en prestatieafspraken zullen bestrijden. In dit geheel wordt ook het Openbaar Ministerie betrokken.

De heer Van Beek heeft een opmerking gemaakt over de ideeën en kansen om de jeugd perspectief te bieden. Dit is een buitengewoon belangrijk thema en de heer Van Beek vraagt terecht aandacht voor de jeugd. Met het overgrote deel van de jeugd, 85% à 90%, gaat het echt goed, maar het gaat juist om het deel waarmee het niet goed gaat. Het kabinet zet zich op alle mogelijke manieren in om het jeugdbeleid en de jeugdzorg te verbeteren. Op 1 januari 2005 is de Wet op de jeugdzorg in werking getreden. In 2005 is voortvarend verder gewerkt aan de thema's van de Operatie Jong. Verschillende gemeenten en provincies hebben met het Rijk Jongovereenkomsten ondertekend, waarin het kind centraal wordt gesteld. Inmiddels is het sturingsadvies van de Operatie Jong verschenen, waarop momenteel een kabinetsreactie wordt voorbereid. Vorige week heeft de Kamer met de staatssecretaris van VWS overlegd over de wachtlijsten in de jeugdzorg. Samen met de provincies wordt alles op alles gezet om de wachtlijsten in de jeugdzorg nog dit jaar weg te werken. Ik kan dus concluderen dat er op alle fronten wordt gewerkt aan het vergroten van de kansen en perspectieven voor de jeugd.

Voorts vroeg de heer Van Beek of het kabinet kan toezeggen dat het niet akkoord zal gaan met nieuwe normen voor luchtkwaliteit uit Brussel. De zaken lopen een beetje door elkaar. Om 14.00 uur is er een algemeen overleg over de Milieuraad. De luchtkwaliteit en de Europese inzet van Nederland zal daar uitgebreid worden besproken. Dit debat is een verantwoordingsdebat dat alleen over 2005 gaat. Het lijkt mij dat dit punt aan de orde moet komen in het zojuist door mij genoemde overleg. Wij weten in ieder geval dat de luchtkwaliteit ons zorgen baart, want het doet ook het kabinet pijn dat er soms niet gebouwd kan worden vanwege de bekende toestanden. Daarover hebben wij al meerdere keren met elkaar gesproken. Het is goed dat de heer Van Beek dit punt heeft gemarkeerd, maar voor de inhoud is het goed om te verwijzen naar het overleg dat op dit moment plaatsvindt.

De heer Van Beek heeft een opmerking gemaakt over innovatie en het Innovatieplatform. Hij vroeg concreet of de gekozen prestatie-indicatoren wel nuttig zijn. Ik heb goed naar de heer Van Beek geluisterd, omdat ik dit soort discussies als voorzitter van het Innovatieplatform met meer dan normale belangstelling volg. Als het om innovatie gaat, lijkt het alsof de heer Van Beek een beetje stil is blijven staan in 2003. Ik ken de kritiek op het platform. De heer Van Beek maakt de analyse dat er in Nederland veel kennis wordt geproduceerd, maar dat die kennis niet optimaal wordt vertaald in bedrijvigheid. Die analyse hebben het Innovatieplatform en het kabinet al gemaakt in 2003. Inmiddels is er veel gebeurd en ondernomen. Alleen al in 2005 is er 1,1 mld. extra geïnvesteerd in onderwijs, kennis en innovatie. Dit varieert van grote projecten als het Holst Centrum en het Pharma Instituut tot instrumenten als innovatievouchers waarvan er inmiddels 7100 beschikbaar zijn gekomen voor even zovele ondernemers. Er zijn drie innovatie-prestatiecontracten afgesloten waarin tientallen ondernemers in de schadeherstelsector, de rubber- en kunststofindustrie en de scheepsbouw aangeven dat zij gaan innoveren. Meer branches zullen volgen. Er zijn alleen al in 2005 1613 kennismigranten binnengekomen. Gisteren heeft het innovatieplatform een visie op talent in het onderwijs uitgebracht en heeft een werkgroep een kennisinvesteringsagenda voor de komende tien jaar gepubliceerd.

Nederland werkt in een hoog tempo aan zijn plaats als kenniseconomie in Europa. Voor zover er harde en recente indicatoren aanwezig zijn, wijzen zij op verbetering. Zo steeg het aantal startende ondernemingen in 2005 naar 12% ten opzichte van 2004. Vergelijkende indicatoren die wel recent zijn, wijzen erop dat de positie van Nederland de laatste jaren verbetert. Op de Global Competitiveness Index zijn wij gestegen van plaats dertien in 2002, via twaalf in 2003 en 2004 naar elf in 2005. Binnen Europa zijn wij gestegen van plaats zeven naar zes. Op de laatste mondiale ict-ranglijst van het World Economic Forum zijn wij gestegen van plaats zestien in 2004 naar plaats twaalf in 2005. Natuurlijk wilt u sneller, maar er zijn al grote stappen gezet en wij beginnen nu vaart te maken. Ik vind dat de beoordeling van de inzet echt anders is dan een tijd geleden. Ik vind dat er geweldige successen worden geboekt. Wij zullen dit tempo moeten voortzetten. Ik ben blij dat de heer Van Beek mij de gelegenheid geeft om dit nog eens aan te geven.

De heer Van Beek (VVD):

Ik ben blij dat u van die gelegenheid gebruik maakt. Alhoewel het begin van uw antwoord zorgelijk was, namelijk dat ik in 2003 zou zijn stil blijven staan. Daar moet ik toch eens goed over nadenken. Ik krijg uit kringen rond het Innovatieplatform de indruk dat er ongelooflijk goed werk wordt gedaan en heel veel tot stand komt. Ik vraag mij alleen af of de doorvertaling naar beleid wel voldoende is, of het wel voldoende zichtbaar wordt en of de aangereikte adviezen wel snel en goed genoeg worden omgezet in beleid.

Minister Balkenende:

Het beleid met betrekking tot kenniswerkers is tijdenlang een punt van kritiek geweest. Het duurde te lang voordat kenniswerkers uit andere landen naar Nederland konden komen. Door de inzet van het platform is dit nu stukken beter geregeld. Er worden ook waarderende opmerkingen over gemaakt uit het bedrijfsleven. De pilot met de zogenaamde innovatievouchers waarmee organisaties voor bepaald bedrag kennis kunnen inkopen bij kenniscentra, is voortgezet. Zonder het platform was de discussie over wat er met extra meevallers moet gebeuren in de sfeer van het FES waarschijnlijk anders gelopen. De discussie over grotere flexibilisering van de arbeidsmarkt hangt hier ook mee samen. Er is ook sprake van impulsen op regionaal niveau. Het is fascinerend om te zien wat in de regio's in Nederland gebeurt op het gebied van innovatie. Al deze zaken samen, maken dat wij in de indexen stijgen.

Ik vind het mooi dat wij ondanks de economische moeilijkheden van de afgelopen jaren op het ogenblik op mondiale en Europese lijsten stijgen. Wij mogen nooit op onze lauweren rusten, want er moet nog veel gebeuren. Ik sta liever bij de eerste tien dan op plaats elf. Laten wij dit zien als een aansporing. Een volgend kabinet moet hiermee verder gaan. Ik vind dat er heel veel is gedaan in de afgelopen jaren. Het begin is inderdaad lastig geweest, maar inmiddels zijn wij flink op stoom gekomen. De resultaten mogen er zijn, ook wat betreft het concrete beleid.

2005 was geen gemakkelijk jaar. Er is veel gevraagd aan burgers en bedrijven. Belangrijke hervormingen met het oog op de toekomst hebben hun beslag gekregen. Dit had het kabinet in het Hoofdlijnenakkoord en in de begrotingen voor 2005 aangekondigd. Het kabinet heeft de hervormingen gerealiseerd, samen met burgers en sociale partners. Juist als het moeilijk is, is het van belang om karakter te tonen. Men moet dan niet bij de pakken neer gaan zitten, maar de problemen aanpakken. Daardoor staat Nederland er nu beter voor.

De positie van Nederland is duidelijk sterker geworden en dat hebben wij samen voor elkaar gekregen. Nederland werkt weer, zowel economisch als in maatschappelijk opzicht. Er is aandacht voor immateriële zaken, voor waarden, voor gezin en samenleving, voor integratie en voor binding. Deze betere uitgangssituatie schept nieuwe kansen. Zij nodigt ons uit om verder te gaan met minder regels en minder bureaucratie, met verdere verbetering van de uitvoering van publieke voorzieningen, met het veiliger maken van Nederland en met het met respect benaderen van elkaar. Dat moeten wij doen om Nederland nog beter te laten werken. Wij doen het, en dat boek kan trouwens ook beter. Ik heb het gelezen, zelfs twee keer.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Echt waar, twee keer? Dat lukte mij niet.

Vanmorgen is het rapport van de Studiegroep Begrotingsruimte uitgekomen. Het is deze keer niet uitgelekt, maar gewoon verschenen. Een van de opties die de studiegroep in het kader van de vergrijzing noemt, is het verhogen van de AOW-gerechtigde leeftijd naar 67 jaar. Ik heb begrepen dat minister Zalm vanmorgen heeft gezegd dat hij dat een goed idee vindt. Hij vindt fiscalisering niets, maar...

Minister Balkenende:

Dat was een VVD-uitglijder, hoor ik net van hem.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat gaat ook hard.

Minister Balkenende:

Grapje.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Nou, daar is het thema iets te serieus voor.

Minister Balkenende:

Wij hebben het toch over de verantwoording over 2005?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik heb in mijn eerste termijn niet voor niets een vraag gesteld over de claim van dit kabinet dat het dit land klaar maakt voor de vergrijzing. Ik heb ook gewezen op wat het CPB zegt over wat er in 2007 staat te gebeuren. Het lijkt erop de voorbereiding op de vergrijzing niet echt lukt, dat blijkt ook uit het laatste Aging-rapport. Dat zou ook iets kunnen betekenen voor de begrotingsvoorbereiding 2007. De bedoeling van VBTB is toch dat men al doende leert? Ik had daar een vraag over gesteld en dit heeft daar ook betrekking op.

Ik heb vernomen dat de heer Zalm heeft gezegd dat verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd naar 67 jaar een verstandige optie is. De vraag is of dit voor het gehele kabinet geldt. Is de minister-president het hiermee eens? Is dat nu ineens het nieuwe kabinetsbeleid? Is dat een nieuwe optie om dit land klaar te maken voor de vergrijzing? Dat is immers de afgelopen jaren niet gelukt.

De voorzitter:

Ik stel toch voor dat wij ons tot het onderwerp beperken. Dit is een verantwoordingsdebat over 2005.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter, dit heeft echt alles met het onderwerp te maken.

Minister Balkenende:

Ik begrijp heel goed dat de heer Vendrik deze vraag stelt, omdat dit vandaag nieuws is. Wij leven nu eenmaal in een klimaat van hypes. Het is dus mooi om hier nu met elkaar over te spreken. Ik hecht er alleen aan, het debat zuiver te voeren. Het debat gaat vandaag niet over wat er in een volgende periode moet gebeuren, maar over het beleid dat vorig jaar is gevoerd. Vanochtend is er een rapport van de studiegroep verschenen, maar dat heb ik nog niet eens kunnen lezen. De heer Vendrik weet als financieel woordvoerder dat het een stuk van ambtenaren over de volgende periode is. Hij weet ook dat dit het kabinet niet passeert. Het is een visie van ambtenaren. Daarom heeft het kabinet er niet over gesproken. De ambtelijke groep heeft de verantwoordelijkheid om zich hier al dan niet over uit te laten. Het zijn opties. Aan de politieke partijen is het om dat stuk te benutten bij de ontwikkeling van hun visies. Ik sta voor wat wij in het afgelopen jaar hebben gedaan. Wij hebben niet getornd aan de pensioensgerechtigde leeftijd. Dat stond niet in onze plannen. Natuurlijk kun je daar wel opvattingen over hebben. Dat mag. Wij hebben alleen gedaan wat wij met het oog op de vergrijzing nodig vonden. Daarom hebben wij het WAO-stelsel veranderd. Daarom hebben wij de prepensionering veranderd. Daarom hebben wij oog gehad voor de soliditeit van de overheidsfinanciën. Al die elementen, zoals het versterken van participatie, hebben te maken met de toekomstagenda. Wat in een volgende periode kan worden gedaan, zullen wij zien. Ik beschouw het stuk van de studiegroep als een stuk van ambtenaren die hun kennis hebben benut om opties aan te dragen. Het is aan de politieke partijen om duidelijk te maken wat zij willen. De partijen die volgend jaar gaan meedoen aan een kabinetsbespreking kunnen zich daar dan over uitlaten. Zo is het. Ik heb er geen behoefte aan, er nu een discussie over te voeren. Ik heb trouwens niet eens een mandaat van het kabinet om daar nu over te spreken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Daar lijkt de minister van Financiën dan net een slagje anders over te denken.

Minister Balkenende:

Dat moet hij zelf maar uitleggen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dit heeft alles met het debat van vandaag te maken, want het kabinet claimt keer op keer dat het Nederland klaarmaakt voor de vergrijzing. Ook die claim staat vandaag wat mij betreft op de agenda.

Minister Balkenende:

Dat is ook zo.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Daar zijn structurele hervormingen voor nodig.

Minister Balkenende:

Ja, dat is zo. 4 mld. Dat hebben wij gedaan. Wij hebben zelfs nog meer gedaan.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dan is vandaag de vraag aan de orde of Nederland inderdaad klaar is voor de vergrijzing. Kennelijk niet. Kennelijk moeten er nog allerlei opties worden besproken. Is Nederland nu klaar voor de vergrijzing of niet?

Minister Balkenende:

Ik heb gezegd dat wij er nog niet zijn ondanks wat wij hebben gedaan.

De heer Vendrik (GroenLinks):

U claimt toch dat het wel zo is? Waarom wilt u daar niet over debatteren?

Minister Balkenende:

Iets hieraan vind ik irritant. Ga eens na wat dit kabinet in de afgelopen jaren aan kritiek heeft gekregen! Het had gedoe toen het kwam met de aanpassing van de prepensioenen. Het had gedoe toen het de WAO moest aanpakken. Het had gedoe toen het financiële maatregelen wilde nemen. Het kabinet heeft desondanks de moed gehad om tegen de stroom in te gaan. Wat krijgt het nu te horen? Dat het nog niet genoeg heeft gedaan en dat dit en dat ook nog moet gebeuren! Laten wij eerst maar eens vaststellen dat wat het kabinet heeft gedaan, goed is geweest. Degene die zegt dat het fout was, moet maar zeggen waarom. Ik vind het volstrekt fout dat er wordt gedaan alsof er in de afgelopen jaren niets is gebeurd en dat er ineens wordt gesproken over wat in de volgende periode zijn beslag moet krijgen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dit is echt een absurde voorstelling van zaken. Ik vraag alleen naar wat het kabinet zelf claimt. Het kabinet heeft zelf bij wijze van spreken het land in geschreeuwd dat het Nederland klaarmaakte voor de vergrijzing.

Minister Balkenende:

Dat is toch ook zo?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Goed. Dan zijn wij het daarover eens. Alleen is op deze verantwoordingsdag ook de vraag aan de orde, minister-president, of Nederland inderdaad klaar is voor de vergrijzing. Kennelijk vinden de ambtenaren van de Studiegroep Begrotingsruimte van niet. Dan is toch de vraag aan de orde, minister-president, of u vindt dat u genoeg hebt gedaan? Vindt u, aangezien het uw grote missie is om dit land klaar te maken voor de vergrijzing, dat het tot uw taak behoort om het debat te entameren over de AOW en de hypotheekrente? Behoort dit tot uw taak of niet?

Minister Balkenende:

Dit is een absurde voorstelling van zaken. Dit kabinet heeft de moed gehad om tegen de stroom in te gaan door te zeggen dat het de zaken op orde zou krijgen en door met het oog daarop moeilijke financiële maatregelen te nemen. Het heeft veel van de bevolking gevraagd. Het heeft ook tal van wetswijzigingen doorgevoerd. Het hervormingsbeleid van het kabinet was niet voor niets. Ik ben er trots op dat het kabinet dit heeft gevoerd. Het was ook nodig. Het kabinet heeft het gedaan ondanks alle tegendruk die werd uitgeoefend. Het is alleen nog niet klaar. Natuurlijk is het dat niet. Nederland heeft nog een staatsschuld. Dat heb ik toch altijd gezegd?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het kabinet is dus nog niet klaar. Neemt de minister-president ook de opmerking van het Centraal Planbureau ter harte dat de voorlopige besluitvorming voor 2007 ertoe leidt dat het vergrijzingsprobleem groter wordt, tenzij het kabinet ingrijpt? Gaat hij met het oog daarop het vergrijzingsprobleem ook in 2007 niet groter maken, maar kleiner, omdat hij nog niet klaar is? Zo ja, dan praten wij ergens over. Dan heb je een ambitie, een prestatie en beleid. Wat gaat er in 2007 gebeuren?

Minister Balkenende:

Dat lijkt mij een prachtig thema voor de algemene politieke beschouwingen die wij binnenkort houden. Dit is een verantwoordingsdebat. Zoals ik heb gezegd, verdedig ik wat wij hebben gedaan. Ik ben trots op wat wij hebben bereikt. Het was nodig ook. De heer Vendrik wil praten over de Studiegroep begrotingsruimte, met het oog op een volgende periode, maar hij wil ook dat wij een voorstel indienen voor 2007. Die discussie krijgen wij echter nog.

De heer Van As (LPF):

Voorzitter. Ik kan mij volledig vinden in de opmerking van de premier dat de kwestie van de vergrijzing een geschikt onderwerp is voor de APB.

Ik had nog een vraag gesteld over de ernstige onvolkomenheden in het Verplichtingenbeheer bij Verkeer en Waterstaat en die kwestie bij VROM.

Minister Balkenende:

Daar zal minister Zalm op ingaan.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter. De minister-president is ingegaan op de problematiek van de schooluitval. Ook collega Van der Laan stelde daar een aantal vragen over. Ik heb nog gesproken over de noodzaak van opvangvoorzieningen voor degenen die niet meer te handhaven zijn op school, waardoor de schooluitval nog wordt gestimuleerd. Wij hebben hierover diverse malen gesproken in het kader van de tuchtscholen. Met brede steun van de Kamer zijn er moties aangenomen over het creëren van opvangvoorzieningen voor degenen die niet meer te handhaven zijn op een normale school. Het zou natuurlijk mooi zijn als die kwestie wordt opgelost voor de aanvang van het nieuwe schooljaar, maar dan kan de kwestie niet wachten tot de normale begrotingsbespreking, want dan ben je weer een jaar verder. Door de stammenstrijd tussen de ministeries wijst iedereen naar iedereen momenteel, maar daardoor heeft Rotterdam niet voldoende handvatten om te kunnen starten met de opvangvoorzieningen in de vorm van tuchtscholen. Ik vind daarom dat die kwestie voor het nieuwe schooljaar moet zijn geregeld.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik zal die kwestie meenemen naar de ministerraad morgen, al past die niet helemaal in dit debat.

Minister Zalm:

Voorzitter. Ik ben de minister-president erkentelijk dat hij al zoveel vragen heeft beantwoord. Daardoor kan ik iets korter zijn.

Er is uitgebreid gesproken over de begrotingsdocumenten, over de aansluiting tussen begrotings- en verantwoordingsdocumenten en over de vraag of er voldoende beleidsconsequenties in de verantwoordingsstukken staan. De afgelopen jaren hebben wij een behoorlijke stap gezet wat betreft de verbetering van de begrotingsdocumenten. Als dat proces slaagt, vertaalt zich dat natuurlijk ook naar de verantwoordingsdocumenten. Er is in 2005 en 2006 ook heel veel tijd gestoken in het organiseren van workshops met departementen. De Rekenkamer gaat ons ook ondersteunen bij het schrijven van een goede beleidsagenda. In de begrotingsstukken 2006 had die al een duidelijk hoger gehalte dan in de jaren daarvoor. In de begroting 2007 gaan wij proberen om de zaak nog meer te verbeteren. Het jaarverslag 2005 is inderdaad een spiegel van de begroting 2005 die in september 2004 is ingediend. Er zit dus nog verdere progressie in, zowel als het gaat om de begrotingsdocumenten als wat betreft de verantwoordingsdocumenten. Het gaat daarbij vooral om de relatie tussen de doelstellingen, de ingezette middelen en de effecten voor de maatschappij. De jaarverslagen volgen met enige vertraging, want die komen pas anderhalf jaar na de begrotingsdocumenten. De progressie volgt ook wat dat betreft nog.

Dan de beleidsconsequenties. Wij moeten twee zaken uit elkaar houden. Als de Rekenkamer onvolkomenheden constateert, wordt door de minister aangegeven hoe hij of zij die gaat oplossen en wanneer dat gebeurt, aan de hand van een bepaald tijdpad. Het is iets anders als een minister meent dat meer geld nodig is om de doelstellingen nog beter te realiseren. Dan bots je al snel met de reguliere begrotingsvoorbereiding. Je kunt niet een verantwoordingsdocument gebruiken om een claim vooruit te leggen naar de begroting. Dan zou je in de beleidsconsequenties steeds te lezen krijgen dat het met een miljard erbij wel hard kan gaan. Als je dat veertien keer leest, is het 14 mld. Dat moeten wij proberen te verhinderen. De prioriteitenstelling binnen het kabinet, ook bij de onderlinge afweging van beleidsterreinen, moet intact blijven. Bij de begrotingsvoorbereiding moet dit aan de orde komen. Een enkele keer is al bij Voorjaarnota iets gedaan. Als je vlot bent en het weet te regelen, kan het in de verantwoordingsstukken worden meegenomen. In het algemeen proberen wij in elk geval de besluitvorming over de begroting te scheiden van de verantwoording.

Er zijn hier een aantal punten aangeroerd op het gebied van zorg en jeugdzorg, de politie en de Belastingdienst, die alle financiële consequenties hebben. Die zijn al dan niet in de Voorjaarsnota te zien respectievelijk op Prinsjesdag nog aan te melden. In die zin trekken wij consequenties uit het verloop van een afgelopen jaar, ook in financiële zin, maar dan wel op een manier dat het in samenhang kan worden bekeken. Anders komen er de wildste claims in de verantwoordingsstukken. Daarvoor zijn zij niet bedoeld. Daarvoor moet men netjes een brief aan de minister van Financiën sturen. Die bespreken wij dan, vervolgens wordt het besproken in de ministerraad en daarna komt het op Prinsjesdag aan de orde. Dat is de reguliere procedure.

De heer Verhagen heeft een goede suggestie gedaan. Bij LNV had zich in 2005 een onvolkomenheid voorgedaan, waarvan is toegezegd dat die in 2007 zal zijn opgelost. Hij vroeg of die lijn voor alle onvolkomenheden kan worden afgesproken. Aangeven wanneer een onvolkomenheid is weggewerkt volgens de planning lijkt mij een goede lijn. Het kan trouwens ook na een jaar zijn, want het hoeft niet altijd twee jaar te zijn. Ik zal zien of wij die lijn consequenter kunnen doortrekken. Meestal gebeurt dat ook wel. Sommige zaken zijn echter zodanig gecompliceerd dat zij niet altijd in één of twee jaar opgelost kunnen worden. Bijvoorbeeld het subsidiebeheer van VWS kent een vrij lange reparatietijd. Een ander voorbeeld is het materieelbeheer bij Defensie, waar een compleet nieuw logistiek systeem moet worden ingevoerd. Wij weten nu al dat wij pas in 2009 aan echte implementatie toe zijn. Ik ben het dus eens met de algemene filosofie dat de minister moet aangeven wanneer hij denkt de onvolkomenheid te hebben opgelost. Van geval tot geval moet echter bekeken worden of het één, twee of meer jaren duurt.

Over de bedrijfsvoering heeft de heer Van As opmerkingen gemaakt. Wij kunnen zeggen dat het financieel beheer van het Rijk op orde is. Dat is ook het oordeel van de Rekenkamer. De kwaliteit is zelfs licht stijgend. Het is ook allemaal rustig en beheerst verlopen in het afgelopen jaar. Dat is ook wel eens plezierig om te kunnen zeggen. Departementen die in 2004 knelpunten hadden in het financieel beheer, hebben het afgelopen jaar verbeteringen doorgevoerd. Die positieve effecten zijn ook merkbaar. Alle departementen hebben ook een goedkeurende accountantsverklaring gekregen. Dat is niet altijd zo geweest. Volgens de analyse van de Algemene Rekenkamer is het aantal onvolkomenheden gedaald van 69 naar 58. Dat zijn er natuurlijk 58 te veel, maar er is een duidelijke daling van 15 à 20%. Het aantal ernstige onvolkomenheden is zelfs gedaald van zes naar drie. De onvolkomenheden doen zich voor bij Defensie, Verkeer en Waterstaat en Volksgezondheid, Welzijn en Sport, zoals de heer Van As terecht opmerkte. Het komt niet als een duveltje uit een doosje. In de eigen paragraaf over de bedrijfsvoering hebben de departementen dit geconstateerd. Zij hebben ook aangegeven welke maatregelen worden genomen om ze op te lossen.

Bij Financiën is de Rekenkamer voor het eerst echt kritisch. Dat doet mij natuurlijk enig leed, want op Financiën wil je toch het voorbeeld zijn van iedereen. Het gaat dan vooral om de Belastingdienst. In het wetgevingsoverleg met de staatssecretaris is daarop diepgaand ingegaan. Ook zit in onze bedrijfsvoeringsparagraaf een heel openhartige beschrijving van de problemen die wij hebben geconstateerd in 2005 en wat wij daaraan gaan doen. Bij Voorjaarsnota zijn financiële middelen uitgetrokken om die zaken te kunnen verbeteren.

De minister-president heeft al vrij veel gezegd over de administratieve lasten. Ik ga meteen maar in op het punt van de heer Verhagen over de btw. Ik heb een hele leuke tekst voor mij liggen. Ik lees even voor: "Terzake van de teruggave van omzetbelasting op Schiphol is het zo dat de verlaging van de drempel geen wetswijziging vereist. Het kan bij ministeriële regeling. Joop heeft gezegd binnen enkele dagen met een ministeriële regeling te komen."

De voorzitter:

U bedoelt de staatssecretaris van Financiën?

Minister Zalm:

Dat vermoeden heb ik, voorzitter.

Om het bedrijfsleven toch enige voorbereidingstijd te geven, wordt 1 augustus als invoeringsdatum voorgesteld.

De heer Verhagen (CDA):

Ik las vanochtend dat de minister in het kader van de deregulering van plan was met het bedrijfsleven te gaan overleggen. Als het bedrijfsleven in dat overleg te kennen geeft dat de voorbereidingstijd korter kan zijn en dat het al per 1 juli kan ingaan, neem ik aan dat dit ook geregeld kan worden?

Minister Zalm:

Ik neem aan dat staatssecretaris Joop dan zegt dat dit ook goed is.

De voorzitter:

De minister bedoelt steeds de staatssecretaris van Financiën?

Minister Zalm:

Ja.

De voorzitter:

Akkoord.

Minister Zalm:

Misschien mag ik nog een enkele aanvullende opmerking maken over de administratieve lasten voor de burgers? Daar komt ook het een en ander tot stand. Er komt een vooringevuld AOW-formulier. Daarvan hebben 150.000 mensen per jaar voordeel bij het aanvragen van de AOW. Voor houders van een persoonsgebonden budget (12.000 mensen) wordt de verantwoordingsfrequentie verlaagd. Er was een verplichte risico-inventarisatie ook voor vrijwilligers en die wordt afgeschaft. Ik denk dat dit aansprekende maatregelen zijn die snel hun werking kunnen doen.

Bij de regelgeving voor de arbeidsomstandigheden is het belangrijk dat de nationale kop eraf gaat. Wij hebben inmiddels een convenant gesloten met het bedrijfsleven over de zogenaamde XBRL. Dat is een fantastisch software product waardoor je met een druk op de knop zowel de gegevens van het CBS, de Belastingdienst, de kamer van koophandel, alsook, als het om financiële instellingen gaat, toezichtsinformatie kunt benutten. De Nederlandsche Bank gaat faciliteren dat dit ook in het verkeer met de toezichthouders kan worden benut. Het is een heel belangrijk project. Het klinkt technisch ingewikkeld maar het levert een enorme kostenbesparing op, in het bijzonder voor accountants- en boekhoudkantoren. In datzelfde convenant hebben zij beloofd, de kostenbesparing door te geven aan de klant. Dat is belangrijk. Als de vereenvoudigingen zich afspelen op de accountants- en de boekhoudkantoren, ziet die ondernemer er niets van tenzij de rekening omlaag gaat. Dat moet natuurlijk wel gebeuren.

De heer Irrgang heeft gesproken over toeslagen die nog steeds niet zijn uitbetaald, ondanks het feit dat zij wel op tijd zijn aangevraagd. Op dit moment zijn er zo'n 6 mln. toeslagaanvragen verwerkt. Van die 6 mln. hebben 5.950.000 aanvragen inmiddels tot betaling geleid, maar 50.000 nog niet. Dat is een heel klein percentage. Het gaat inderdaad om huurtoeslag en zorgtoeslag. De heer Irrgang zegt terecht: je zult maar net in dat percentage van minder dan één zitten. Wij doen er alles aan om die aanvragen zo snel mogelijk af te doen. De bedoeling is dat op 15 juni iedereen zijn beschikking heeft en op 20/21 juni de betaling plaatsvindt. Dan zijn alle aanvragen afgehandeld die tot 1 juni zijn ingediend. Nieuwe toeslagaanvragen zullen binnen de wettelijke termijn van acht weken worden afgedaan.

De heer Irrgang heeft ook gesproken over de door belastingplichtigen ervaren pakkans die wij jaarlijks meten in de fiscale monitor. Hij memoreerde terecht dat die pakkans 82% was in 2002 en dat de cijfers in 2003 en 2004 zijn gedaald. Het laatste cijfer is inmiddels 66%. Wij willen de pakkans weer opkrikken door verscherping van het toezicht en door een grotere zichtbaarheid van het toezicht. Er zijn financiële middelen voor uitgetrokken, ook bij de Voorjaarsnota. Voor 2006 is in de begroting gekozen voor een realistische streefwaarde, namelijk 70%. Het beleid is erop gericht dat wij uiteindelijk weer het percentage van 82 bereiken.

De heer Irrgang zegt dat de Belastingdienst erg belast is geweest met de introductie van toeslagen, overigens vaak met instemming en soms zelfs op aandrang van de Kamer en met allerlei wijzigingen. Hij heeft gelijk. Men heeft zich er dapper doorheen geslagen, maar wij zullen nu een steuntje in de rug moeten geven, ook in de zin van budget voor automatisering. Die automatiseringssystemen beginnen steeds meer te kraken. Daarmee willen wij de Belastingdienst weer op het peil brengen dat wij willen zien.

De heer Irrgang (SP):

Het is niet uit kleinzieligheid dat ik erop terugkom. In het debat over het jaarverslag vroeg ik de staatssecretaris van Financiën hiernaar. Hij zei toen dat die 83% misschien te ambitieus was. Ik ben er toen een beetje ingestonken: 66 en 83, dat is een groot verschil; is het wel redelijk dat je dat kunt goedmaken? Toen kwam ik erachter dat wij in 2002 die 83% hebben gehaald. Wat is nu de doelstelling van het kabinet? Is dat 70% of toch 83%?

Minister Zalm:

Voor dit jaar hebben wij 70% als concrete doelstelling geformuleerd. In de jaren hierna willen wij dat percentage geleidelijk aan verhogen, zodat wij weer in de buurt van de 82% komen. Dat is de inzet.

De heer Rouvoet heeft gerefereerd aan een wat kritische beschouwing van de Rekenkamer over het VBTB-proof zijn van onderwerpen zoals criminaliteitsbestrijding, vroegtijdig schoolverlaten en ruimtelijk beleid. De Rekenkamer heeft daar niet mee volstaan, maar heeft ook nog een advies gegeven hoe je daar verder mee kunt omgaan, namelijk door de beleidsprioriteiten die wij in hoofdstuk 3 van de Miljoenennota hebben genoemd systematisch door te lichten en met de Tweede Kamer af te spreken aan welke beleidsprioriteiten bij die doorlichting voorrang wordt gegeven. Daar sluiten wij ons graag bij aan. De tekortkomingen die de Rekenkamer constateert, sporen overigens met de bevindingen van het kabinet zelf toen wij de VBTB-evaluatie aan uw Kamer hebben gezonden. Het was een zeer kritisch zelfreflectie. In handen van de oppositie zou die evaluatie gevaarlijk spul zijn geweest, als wij die niet zelf hadden geschreven. Wij zien de aanbeveling van de Rekenkamer als een steun in de rug om dat verbetertraject verder op te zetten. In de jaarverslagen vindt u daarover het een en ander terug.

Wij zijn van plan om de suggestie van de Rekenkamer op te volgen om de beleidsprioriteiten door te lichten. Wij zullen een selectie maken welke beleidsprioriteiten zich daarvoor het beste lenen. Als het beleid nog maar net van kracht is, dan is het wat lastig. Als je niet echt makkelijk of helemaal geen operationele doelstellingen eraan kunt verbinden, dan is dat ook lastig. Wij zullen bij de begrotingsvoorbereiding 2007, in de stukken voor Prinsjesdag, aangeven welke beleidsprioriteiten wij bij zo'n doorlichting betrekken om te zien of dat verder kan worden opgewaardeerd. Voor het overige heb ik al de workshops genoemd waarmee wij samen met de Rekenkamer en de vakdepartementen proberen het VBTB-gehalte van de begroting op te krikken.

De heer Rouvoet heeft gesproken over het procyclische overheidsbeleid. Als je het begrotingsbeleid dat wij onder Balkenende I/II hebben geformuleerd vergelijkt met Paars I dan wel II, dan is er duidelijk een verbetering in die zin dat het minder procyclisch is. Ik keer even terug naar Paars I. Toen hadden wij een vast uitgavenkader, maar was er niets geregeld voor de inkomstenkant. Over inkomstenmeevallers werd op ad-hocbasis beslist: een beetje voor het tekort of een beetje voor de lasten. In Paars II is daar een vaste regel voor gemaakt. Het lag iets genuanceerder, maar de helft ging naar het tekort en de helft ging naar additionele lastenverlichting. Die 50% lastenverlichting is op zichzelf natuurlijk een procyclisch element.

De huidige spelregel is dat alle inkomstenmeevallers en inkomstentegenvallers het saldo in lopen. Dat is het toppunt van acyclisch. Er is tot nu toe geen hoogconjunctuur voorzien, maar als dat moment wel aanbreekt, zullen uitgavenbesparingen die daardoor optreden niet mogen worden aangewend. Dan blijf je bewust onder je uitgavenkader.

Wij hadden al een afspraak voor het moment dat wij internationale verplichtingen niet zouden kunnen nakomen. Dan zouden wij aan de noodrem moeten kunnen trekken. Daarvoor is de grens van 2,5% gesteld. Helaas heeft dat zich in 2003 voorgedaan. Het was een jaar met negatieve economische groei. Voor het eerst sinds vijftien jaar sloegen de overschotten van de lagere overheden om in tekorten. Dat heeft aanleiding gegeven om voor 2004 en 2005 wat de uitgaven betreft de zaak krapper te zetten dan spoorde met de plafonds. Verder kwam er meer lastenverzwaring dan wij gepland hadden. Die maatregelen zijn genomen en hebben hun werking gehad. In twee jaar tijd hebben wij de begrotingssituatie enorm weten te corrigeren. Nadat wij in 2003 nog meer dan 3% tekort hadden, was het vorig jaar 0,3%.

Inmiddels is de noodsituatie voorbij en kunnen wij terugkeren naar de oude lijn: uitgavenkaders zoals afgesproken, inclusief de clausule voor hoogconjunctuur, en het afgesproken lastenbeeld. De verzwaring die wij in 2004 en 2005 hebben moeten toepassen, hebben wij in 2006 kunnen terugdraaien.

De heer Van As (LPF):

Zijn er tussen de begroting 2005 en de rekeningcijfers over dat jaar verstorende factoren geweest? Welke onderdelen van beleid hebben geleid tot verkeerde begrotingen of tot enorme tegenvallers? U kent mijn kritiek op de wijze waarop het Rijk de begroting opstelt. Bij de uitgavenkant zouden mijns inziens normen moeten worden gehanteerd. De extra groei en meevallers moet je kunnen reserveren voor de vergrijzing en voor de aflossing van de staatsschuld.

Minister Zalm:

In 2005 hebben wij onvoorziene inkomstenmeevallers gehad. De ontwerpbegroting kende nog een tekort van 2,5%. Ondanks het feit dat de planning al onder het uitgavenplafond zat, is er toch nog minder uitgegeven. Dat zijn twee factoren die gunstig hebben uitgewerkt op het begrotingstekort. Daarnaast is er het incidentele effect geweest van sparen in de schatkist vanwege de nogal royale rentevergoeding. Dat is inmiddels teruggedraaid. Dat zal zich op een gegeven moment vertalen in een tegenvaller in het jaar 2006. In de planning hebben wij daarmee gerekend. Ook het beeld 2006 is aanzienlijk verbeterd ten opzichte van de ontwerpbegroting. De realisaties zijn nog gunstiger. ZalmAls wij dit jaar nog inkomstenmeevallers hebben, gaan die allemaal het saldo in. Hopelijk kunnen wij dat laten zien in de vorm van een overschot. Als wij echt in de hoogconjunctuur terechtkomen, dan zullen wij de daaruit voortvloeiende uitgavenmeevallers reserveren ten gunste van het saldo. Wie weet is er dan een heel mooie uitgangspositie voor een volgend kabinet.

De heer Van As refereerde aan het feit dat de minister van Verkeer en Waterstaat heeft gezegd dat de ambtenaren wel eens moeite hebben met het verplichtingenbeheer. Ik vind het in ieder geval belangrijk dat de minister dit doorheeft. Verder heeft het ermee te maken hoe ingewikkeld je zelf de regels hebt gemaakt. Naarmate je die ingewikkelder maakt, wordt de uitvoering ook moeilijker. Er wordt dus nagedacht, ook op Verkeer en Waterstaat, over de hele regelgeving. Vooral als het gaat om wat kleinere verplichtingen, moet je je afvragen of het wel de moeite waard is. Als je voor de kleinste declaraties en postjes een enorme papierfabriek moet doorlopen, is de proportionaliteit snel in het geding. De minister van Verkeer en Waterstaat gaat in ieder geval een plan van aanpak opstellen om de vastgestelde onvolkomenheden zo snel mogelijk weg te werken.

Het subsidiebeheer bij VWS is een langlopende zaak. Gelukkig zijn er al nadere maatregelen genomen ter verbetering van het subsidiebeheer. Voor de subsidieregelgeving geldt eigenlijk hetzelfde als voor het verplichtingenbeheer. Naarmate je het ingewikkelder maakt, krijg je sneller problemen over rechtmatigheid. Als in een subsidieregeling staat dat je aan 26 voorwaarden moet voldoen en je voldoet aan één voorwaarde niet, dan is er sprake van onrechtmatigheid. Als je de voorwaarden wat anders en ook minder in aantal weet te formuleren, dan heb je minder risico om in die rechtmatigheidsproblematiek terecht te komen. De Algemene Rekenkamer heeft er trouwens al een aantal malen op gewezen dat er een connectie is tussen de ingewikkeldheid van de regelgeving en de rechtmatig­heidstoets.

Ik kom op de vraag van de heer Vendrik over de vergrijzingssommen. Aangezien de berekening van het CPB uit 2006 een groter probleem door de vergrijzing laat zien dan de berekening uit 2002, concludeert hij dat het kabinet de problematiek alleen maar erger heeft gemaakt. Ik begrijp dat ik het niet zo mag samenvatten, maar misschien wil de heer Vendrik toch even blijven staan. Ik zal proberen om hem niet te erg te provoceren. Hij heeft er gelijk in dat het CPB nu een verslechtering met 1,9% in het vooruitzicht stelt. Het is de vraag waar dat door komt. Komt dat door het gevoerde beleid of door aannames die niet direct met het kabinetsbeleid samenhangen? De verslechtering heeft voor ruim 3% van het bbp te maken met het feit dat het CPB de rendementsveronderstellingen bij beleggingen van pensioenfondsen niet meer realistisch vindt. Daarom heeft het CPB een 4% reële rente op risicovrije beleggingen verlaagd naar 3% en een 7% reëel rendement op niet-risicovrije beleggingen naar 4,5%. Dat betekent nogal wat voor dit soort becijferingen. Er doet zich overigens ook nog een pikanterie voor bij dit verhaal. Als begrotingsjongens denken wij alleen maar dat een lagere rente fijn is voor de begroting, maar voor de vergrijzingsproblematiek is dat nou net niet het geval. De effecten op de pensioenfondsen zijn veel groter dan het directe effect op de begroting van een lagere rentevoet. Dat geldt trouwens ook voor de indirecte uitwerking op de begroting vanwege de hogere aftrekposten respectievelijk kleinere belastingopbrengsten. Dat is dus een heel grote klap. Verder heeft het CPB gezegd dat het de toename van de participatie van vrouwen heeft overschat. Dit staat ook los van het beleid van de regering, maar men was wel heel erg bezig om alles in rap tempo naar Zweedse niveaus te trekken.

Daar tegenover staat – daarom is de som niet zo veel slechter dan ik net zei – dat er zo'n 3% à 4% verlichting van de problematiek is dankzij de hervormingen op het punt van de arbeidsongeschiktheid, de VUT, het prepensioen en de WW. Als de WWB er niet was geweest, was het probleem nog veel groter geweest. Immers, de verslechtering van de sommen komt niet voort uit het kabinetsbeleid, maar uit aannames ten aanzien van de participatie van vrouwen en het rendement op de pensioenfondsen. Ik zal de heer Vendrik deze tabel doen toekomen. Het inzicht van het CPB in de problematiek van de vergrijzing is aanzienlijk scherper geworden. Tevens wordt erkend dat dit kabinet op drie à vier punten heeft bijgedragen aan de vermindering van de problemen.

De heer Vendrik concludeerde dat het CPB inzake de begroting 2006-2007 tot een iets andere conclusie komt dan het kabinet. In het kader van het Centraal Economisch Plan is een onderschrijding van 1,5 mld. aan de uitgavenkant ingeboekt. Het kabinet is daar echter niet toe gehouden in een conjunctureel neutraal jaar, dus is het uitgavenkader opgevuld. In vergelijking met de berekening van het CPB is er dan sprake van een verslechtering van 1,5 mld. Dit is echter vooral het gevolg van het onterecht inboeken van een meevaller, terwijl dit bedrag binnen de spelregels van het begrotingsbeleid aangewend kan worden. Daarnaast is er geen rekening mee gehouden dat het kabinet 1 mld. van het prachtige Europese onderhandelingsresultaat aan de burgers zou teruggeven. Daarmee is een bedrag van 2,5 mld. verklaard. Als je rekening houdt met rente op rente kom je uit op 3,25 mld. Sinds het Centraal Economisch Plan ontwikkelt de inkomstenkant van de begroting zich gelukkig aanzienlijk gunstiger. Het CPB gaat ervan uit dat er ten opzichte van het Centraal Economisch Plan niets veranderd is, behalve een additionele lastenverlichting van 1 mld. in 2007. Er is geen rekening gehouden met de verminderde Europese afdracht en met het feit dat het uitgavenkader is gehandhaafd. Daartegenover staat dat de inkomstenontwikkeling aanzienlijk beter is dan het CPB durfde te veronderstellen. Het eindplaatje zal naar mijn mening niet de door het CPB voorspelde verslechtering te zien geven. Ik hoop natuurlijk op een verbetering.

De heer Van As (LPF):

De afgelopen weken is er steeds aandacht geweest voor de discussie over verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd. Ik verwijs daarbij naar het sterftecijfer onder mannen. Hoeveel mannen halen bijvoorbeeld de tachtig? Dat zijn er maar zeer weinig.

De heren Bos en Vendrik hebben in verband met de problematiek van de vergrijzing een bedrag van 15 mld. genoemd. Hoe kijkt het kabinet hiertegen aan? Op welke termijn moet met dit bedrag rekening worden gehouden? Geldt dit al voor de volgende kabinetsperiode? Moet er in de komende jaren al een reservering worden gedaan? Het kabinet hoeft daar nu geen antwoord op te geven, maar kan hier later op terugkomen, bijvoorbeeld bij de algemene politieke beschouwingen.

Minister Zalm:

Het kabinetsbeleid tot en met 2007 is geformuleerd. De studiegroep Begrotingsruimte heeft advies uitgebracht voor de volgende kabinetsperiode. Ik kan daar in analytische zin wel iets over zeggen. Op langere termijn is er een problematiek in de orde van grootte van 3% van het bbp. Naarmate deze problematiek met maatregelen voor de lange termijn wordt opgelost, zijn er minder ambitieuze doelstellingen nodig voor compensatie binnen de begroting en het rentemolentje. De studiegroep heeft een reeks mogelijkheden genoemd, deels voor de beteugeling van de kosten van de vergrijzing, deels voor de vergroting van het draagvlak via arbeidsparticipatie bevorderende maatregelen en deels voor de financiering.

Iedere politieke partij doet er in het kader van de voorbereiding op het verkiezingsprogramma verstandig aan om hierin een keuze te maken. Die keuze heeft natuurlijk een hoog politiek gehalte. Ik verwacht dat in het verkiezingsprogramma van de VVD in ieder geval niet "het beroven van bejaarden/fiscalisering" is opgenomen. Ik denk meer aan de optie van geleidelijke verhoging van de AOW-leeftijd. Maar goed, iedere politieke partij moet dit voor zichzelf uitmaken. De minister-president heeft gezegd dat het kabinet in deze periode niets wil doen aan de AOW-leeftijd, en daar houdt het zich natuurlijk aan. De partijen moeten nu eigen keuzes maken. Na de verkiezing volgen de onderhandelingen over de kabinetsformatie. Zijn die succesvol, dan is er weer nieuw kabinetsbeleid.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dit kabinet roept van de daken: wij maken dit land klaar voor de toekomst en wij nemen de vergrijzing echt serieus. Dit is zo ongeveer de hoofdmissie van dit kabinet. Nu worden wij geconfronteerd met een rapport waaruit blijkt dat de vergrijzingslast veel groter is dan oorspronkelijk werd gedacht. Vervolgens gebeuren er twee dingen. In de eerste plaats heeft het kabinet geen mening over allerlei nieuwe voorstellen; alles wordt doorgeschoven naar een volgende kabinetsperiode terwijl ik dacht dat dit kabinet nog een jaar zou regeren. Misschien zou het kabinet nog eens wat nieuwe voorstellen kunnen doen in het licht van zijn missie. In de tweede plaats zou het wat zuiniger aansnijden van de begroting voor 2007, zoals het CPB suggereert, wellicht de meest concrete bijdrage zijn om de opgelopen vergrijzingslast te verminderen. Waarom gebeurt het een noch het ander?

Minister Zalm:

Ik ben uiteraard heel benieuwd naar de tegenbegroting van GroenLinks. Gaat die een groter overschot creëren dan de begroting van het kabinet? Het CPB heeft verder vastgesteld dat het beleid dat het kabinet heeft ingezet, zo'n 3,5% tot 4% heeft bijgedragen aan de beperking van de vergrijzingsproblematiek. Er valt daarbij te denken aan de hervorming van de WAO, een hervorming die de fractie van GroenLinks niet gesteund heeft. Ook het beleid rondom het prepensioen en rondom de WWB heeft die fractie naar ik meen niet gesteund. Ik ben nog een punt vergeten, maar de heer Vendrik zal ook dat ongetwijfeld bestreden hebben. Al deze maatregelen hebben 3,5% tot 4% bijgedragen aan de beperking van de vergrijzingsproblematiek.

Daarmee zijn wij niet klaar. Er zal in een volgende kabinetsperiode beleid moeten worden gemaakt om deze hervormingsagenda af te maken. In de tussentijd zal natuurlijk ook bij de begroting 2007 het een en ander door het kabinet worden voorgesteld om hierin nog een stapje verder te gaan. Wij hebben bijvoorbeeld deze week gesproken met de sociale partners. Met hen zijn wij tot de conclusie gekomen dat wij het ertoe willen laten leiden dat iedere werknemer in Nederland kinderopvangfaciliteiten krijgt. Het kan niet meer zo zijn dat, als een werkgever niet aan een cao gebonden is of de faciliteit niet wil bieden, er geen faciliteit voor een werknemer is op dit punt. Het bieden van faciliteiten voor kinderopvang is goed voor de participatie en kan een verdere bijdrage leveren aan de begroting. Verder hoop ik dat wij nog toekomen aan het ontwerp ontslagrecht. Wij wachten daarvoor op de Sociaal-Economische Raad, die hopelijk met suggesties komt die kunnen leiden tot een verbetering van het functioneren van de arbeidsmarkt. Ook dat kan volgens CPB-analyses bijdragen aan het beperken van de vergrijzingsproblematiek.

Het is echter niet zo dat het kabinet in het laatste regeringsjaar alle problemen tot 2040 zal gaan oplossen, daartoe alle voorstellen zal doen en daarover alle beslissingen zal nemen. Dat zou ook de heer Vendrik niet appreciëren, want hij zou daarbij een goede kans lopen dat die beslissingen net anders uitpakken dan hij wenselijk acht. Het kabinet gaat dus door op het pad. Als wij het percentage van 3,7 van het bbp, dat wij in beleidsmatige termen al hebben "geleverd", nog kunnen verhogen, zullen wij dat zeker doen. Dat wil niet zeggen dat wij voor een nieuw kabinet niets meer te regeren overlaten.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik vroeg waarom een opdracht die het kabinet zichzelf zó serieus heeft gesteld, kennelijk nu als voltooid wordt beschouwd voor deze kabinetsperiode. Dat blijf ik eerlijk gezegd niet begrijpen. De jijbak naar de fractie van GroenLinks wil ik overigens graag beantwoorden met een klein retourtje. Hypotheekrenteaftrek en fiscalisering van de AOW zijn voor dit kabinet onbespreekbare onderwerpen, hoewel ze toch zeer zinvol zijn in het kader van de vergrijzingsproblematiek. Het kabinet komt er echter niet aan. De minister-president wil zelfs niet eens denken aan verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd, iets wat de minister van Financiën blijkbaar weer wél wil. Kennelijk stopt het denken over de belangrijkste taakstelling, namelijk die over de vergrijzing; dat moet een volgend kabinet maar oplossen.

Dan nog het andere punt, de begroting voor 2007. U kunt als minister van Financiën nog iets doen om het groter wordende probleem van de vergrijzing te verkleinen. Waarom doet u dat niet? Tussendoor gaf u terecht aan dat in die "Ageing"-studie de vrouwenparticipatie blijkt te stagneren. Daar heb ik nu juist naar gevraagd. Het kabinet heeft op dat punt doelstellingen. Die worden bijlange na niet gehaald. Ik krijg daar geen antwoord op. Ik zou dus zeggen: waarom leert het kabinet niet van het niet halen van de eigen doelstellingen en van wat er in "Ageing" staat over vrouwenparticipatie, die zo hard nodig is om een deel van de vergrijzingsproblematiek op te lossen? Alle hens moeten aan dek. Waarom wordt niet met groot materieel uitgerukt om voor het laatste jaar nog een fors beleidsprogramma inzake vrouwenemancipatie voor te stellen?

Minister Zalm:

Als ik de heer Vendrik was, zou ik in spanning de prinsjesdagstukken afwachten, die hij iets later krijgt dan normaal.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Sorry, maar wij hebben nu een verantwoordingsdebat. Een van mijn centrale vragen is: welke conclusies zou het kabinet zelf kunnen, mogen of moeten trekken op basis van de verantwoording over het jaar 2005? Die verantwoording laat zien dat het dramatisch gesteld is met de vrouwenparticipatie op de arbeidsmarkt. Ik heb daarnaar gevraagd, maar ik krijg daar geen antwoord op. Nu wordt het weer "doorgeparkeerd" naar de algemene politieke beschouwingen. Mag ik daar een antwoord op?

Minister Zalm:

Uit de vergrijzingsproblematiek, die nu weer geactualiseerd is en die ernstiger blijkt te zijn, trek ik in de eerste plaats de conclusie dat ik erg blij en dankbaar ben voor het feit dat wij al die maatregelen hebben genomen die al een belangrijk deel van het probleem hebben opgelost. In de tweede plaats concludeer ik dat de agenda nog niet af is en in de derde plaats dat ook de begroting van 2007 in het teken zal staan van het bevorderen van de arbeidsparticipatie van allerlei groepen, het tegengaan van schooluitval en noem maar op. Wij bespreken nu echter niet de begroting van 2007. Ik heb u daarvan een indicatie gegeven en dan kunt u bij de begrotingsbehandeling opnieuw beoordelen of het kabinet voldoende doet om de participatie te vergroten en de vergrijzingsproblematiek te beperken.

De heer Van Beek wees erop dat bij de beoordeling van beleid niet alleen vragen over de kosten en het doel moeten worden betrokken, maar ook de principiële vraag of de overheid überhaupt wel iets moet doen. Verder wees hij er ook terecht op dat vooraf bepaald moet worden of beleid wel uitvoerbaar is. Een mooi voornemen is een schone zaak, maar als het niet uitvoerbaar is, wordt niemand er beter van. Hierin is voorzien door een bredere set VBTB-vragen te hanteren bij het opstellen van nieuw beleid en beleidsnota's. Men zal expliciet de vraag moeten beantwoorden of er wel een rol is weggelegd voor de overheid, hoe groot het gevaar van overheidsfalen is en of het beleid inderdaad zal bijdragen aan de oplossing van het probleem. De vraagstelling is inmiddels gelukkig wat breder dan de drie W-vragen van de VBTB-aanpak.

Resultaatmeting bij ontwikkelingshulp. Het is verstandig beleid om in een land met een fatsoenlijke regering niet alleen allerlei losse projectjes op te starten, maar ook algemene begrotingssteun te geven. Het is echter extreem moeilijk om het effect te meten van die begrotingssteun op de economische groei en de armoedebestrijding. Overigens wil ik in dit verband ook wel gezegd hebben dat het tijd is dat de EU algemene begrotingssteun gaat verlenen in plaats van het steunen van allerlei projectjes via de structuurfondsen.

Begrotingssteun kan op zichzelf een goed instrument zijn, maar dat neemt niet weg dat het bijzonder moeilijk is om bijvoorbeeld te analyseren wat de 2,5 mln. begrotingssteun aan Moldavië voor effect heeft gehad op de economische groei en de armoedebestrijding in dat land. Dat is heel moeilijk traceerbaar, ook al wordt het geld nog zo goed aangewend. Wij koppelen die steun vaak aan programma's van de Wereldbank, opdat wij niet alles op eigen houtje hoeven te doen. Minister Van Ardenne steunt programma's voor de verbetering van de statistiek in ontwikkelingslanden. Je moet je echter geen al te grote illusies maken over de gevolgen daarvan voor de effectiviteit van steun aan ontwikkelingslanden.

De heer Verhagen en de heer Van As vroegen naar de politiesterkte. Op 15 juni heeft de minister van Binnenlandse Zaken hierover gesproken met de Tweede Kamer, maar daarop is de minister-president al ingegaan.

De heer Verhagen (CDA):

De minister-president heeft inderdaad gezegd dat de minister van Binnenlandse Zaken in het najaar vier maatregelen aan de Kamer zal voorleggen. Het probleem daarbij is wel dat wij de begroting niet meer kunnen aanpassen als wij pas in het najaar ontdekken dat die vier maatregelen onvoldoende zijn. Tijdens de begrotingsbehandeling in 2004 heb ik mede namens mijn collega's Van Aartsen en Dittrich een motie ingediend waarin de regering werd gevraagd om de politiesterkte uit te breiden. Ik ben best bereid te wachten op de maatregelen die in het najaar aan de Kamer zullen worden voorgelegd, mits ik dan maar niet met de mededeling wordt geconfronteerd dat de regering haar doelstellingen voor de politie niet zal halen. Ik vind dat des te belangrijker, omdat de Algemene Rekenkamer heeft geconstateerd dat de inspanningen van het ministerie in 2005 een dip lieten zien.

Minister Zalm:

De doelstelling voor 2010 zal door het kabinet worden gerealiseerd. De minister van Binnenlandse Zaken heeft zich daarvoor garant gesteld. In de stukken voor Prinsjesdag zullen wij dat aannemelijk maken.

De heer Verhagen (CDA):

De minister is nog niet ingegaan op het punt van het Belastingplan in relatie tot de tarieven voor bijvoorbeeld bedrijven die veel aan energiebesparing doen. Of gaat de minister van EZ hierop in? De tarieven en de belastingen zijn op dit moment contraproductief. Als je op energie bespaart, word je juist gestraft. Dat kan niet de doelstelling zijn.

Minister Zalm:

Dat speelt niet in een schijventarief.

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Er is al veel gezegd over de economische situatie. Samenvattend kan ik zeggen dat 2005 definitief het omslagjaar is geweest. Mede dankzij het beleid van het kabinet staat de economie er nu structureel beter voor dan aan het begin van de kabinetsperiode. De resultaten worden dit jaar zichtbaar en zullen de komende jaren alleen maar groter worden. De economische vooruitzichten voor 2006 en 2007 wijzen in de richting van een stevig en breed gedragen economisch herstel. Voor dit jaar wordt een economische groei verwacht van 3% en in 2007 zal deze licht afzwakken tot 2,75%. Natuurlijk zijn er een aantal centrale punten te noemen. De arbeidsmarkt is aan de orde geweest. Het is belangrijk om te constateren dat het aantal werklozen in 2006 en 2007 zal dalen met maar liefst 135.000 personen, nadat dit aantal in 2005 al met 75.000 is gedaald. Er is zelfs al een krapte op de arbeidsmarkt met betrekking tot technici en bèta-mensen. De techniek zit om mensen te springen.

Dat betekent dat wij in Nederland met talenten onze kenniseconomie moeten zien aan te trekken. Er is min of meer wereldwijd een battle for brains aan de gang. In 2005 is gestart met een nieuwe regeling voor kennismigranten. De premier heeft hierover al het een en ander gezegd. Ik kom straks op een aantal specifieke punten, met name in de richting van de heer Van Beek. Op die manier zal hij echt niet meer vergeten dat er niet alleen iets wordt gedaan met woorden, maar ook met concrete daden. Per 1 januari 2005 is een nieuwe regeling voor kennismigranten gestart. In 2005 zijn 1500 voor de Nederlandse economie belangrijke functionarissen naar Nederland gekomen. Dat geldt met name op het terrein van de techniek. Wij hebben recentelijk contact gehad met een aantal ondernemers. Zij bevestigen dat men eindelijk gemakkelijk in Nederland kan gaan functioneren.

Wij zien hetzelfde verschijnsel bij de binnenlandse bestedingen. De particuliere consumptie is in de tweede helft van 2005 voor het eerst sinds 2002 aan het herstellen. Ook de consumenten, die er jarenlang problemen mee hadden, oordelen sinds september 2005 steeds positiever over het economisch klimaat.

Op dit punt kom ik nu ten slotte op de kwestie van de investeringen. Weliswaar bleven deze in 2005 ongeveer op hetzelfde niveau, maar door het beleid dat wij hebben gevoerd, kunnen wij stellen dat het investeringsklimaat dit jaar zeer sterk zal verbeteren. Met name het producentenvertrouwen bereikte in april het hoogste niveau sinds het jaar 2000. Vooral de bezettingsgraad als gevolg van de versterkte productiegroei is een belangrijk punt. Er wordt meer geïnvesteerd in machines en computers. Het resultaat voor dit jaar is dat de bedrijfsinvesteringen in totaal met 8,5% kunnen toenemen. Dat is een geweldig belangrijk signaal.

Dit alles kan niet los worden gezien van het door dit kabinet gevoerde beleid. Ik spreek dan met name over een onderwerp dat specifiek op het terrein van Economische Zaken ligt, namelijk de problematiek van de verslechtering van de concurrentiepositie van eind jaren negentig. Ik maak nog een paar opmerkingen over de arbeidsproductiviteit en de concurrentiekracht. Beide zijn zeer beslissend voor het ondernemersklimaat. In 2005 is ook op dat punt een omslagpunt bereikt. Toen is een negatieve ontwikkeling naar een positieve economische ontwikkeling omgeklapt en zijn als het ware de belangrijkste basisvoorwaarden vervuld.

Ik wil graag nog iets zeggen over regeldruk en inspecties, nadat mijn collega Zalm het een en ander over administratieve lasten heeft gezegd. Ik reageer hiermee vooral op de vragen van de heer Van Beek en de moties van de VVD-fractie.

Het verminderen van de regeldruk, met name op het terrein van de vergunningen, is een buitengewoon belangrijk punt voor het kabinet. De task force-Kraaijeveld is ingesteld om onderzoek te doen naar vereenvoudiging van vergunningen. Meteen na het advies van de task force zijn wij aan de slag gegaan met het aanpakken van de vergunningen. Bij de rijksoverheid wordt heel flink gesnoeid. Er is nu al een reductie van het aantal vergunningen met 42% bereikt. Het aantal stelsels op het terrein van vergunningen is met 22% verminderd. Hierdoor worden onder meer het bouwen, het transport en het parkeren een stuk gemakkelijker gemaakt voor ondernemers. Ik geef één concrete illustratie. Van de 90.000 vergunningen voor mobiele toepassingen, zoals mobiele telefonie en marifoon, worden er vanaf 2006 ongeveer 50.000 vergunningvrij gemaakt of omgezet in een lichtere vorm van registratie. Dat scheelt fors in de lasten voor talrijke ondernemers. De leges worden transparanter gemaakt.

De vraag was wat er in de komende tijd nog kan worden verwacht. Het is de bedoeling dat alle departementen voor Prinsjesdag een eigen implementatieplan op het terrein van vergunningen aan de Kamer zenden. Het kabinet zal voor Prinsjesdag een verzamelwet met eenvoudige wetswijzigingen van de verschillende departementen aanbieden. De bedoeling van deze verzamelwet is om op dit punt een ander accent te leggen. Wij werken uitgebreid samen met gemeenten, de provincies, de VNG en het IPO om ervoor te zorgen dat op lokaal niveau de vergunningenlast zo veel mogelijk wordt teruggedrongen.

De top-10 die is opgesteld door de commissie-Stevens geeft een duidelijk beeld van de ergernissen van ondernemers met betrekking tot overheidshandelen en de nalevingskosten. Het betreft het voortdurend wijzigen van regels, onnodige informatieverplichtingen, interpretatieverschillen over regelgeving en de strijdige handhaving van regelgeving. Die top-10 was niet nieuw, want de meeste klachten waren het kabinet bekend. Er werd al een oplossing gezocht voor alle genoemde klachten. Het kabinet heeft onder meer aangekondigd ruim twee derde van de door Nederland te beïnvloeden arboregels te schrappen. Er wordt een statistiekvakantie voor het mkb geïntroduceerd. Het mkb, dat steeds met statistieken wordt geconfronteerd, krijgt vakantie. Nederlands als geheel krijgt vakantie, maar de statistieken krijgen bij het mkb ook vakantie.

Het kabinet werkt op dit ogenblik ook aan de mogelijkheid van het invoeren van een systeem van vaste verandermomenten voor wet- en regelgeving. Daardoor kunnen ondernemers daar in hun bedrijfsvoering op anticiperen. Dat zijn allemaal elementen die verband houden met stabiliteit en verbetering van het ondernemersklimaat. Het kabinet erkent dat de verschillende inspecties waar het bedrijfsleven mee te maken heeft onnodig veel regeldruk met zich meebrengen. Er wordt kabinetsbreed gezocht naar een manier om die inspectiedruk te verminderen.

De heer Van As (LPF):

Het doet mij bijzonder veel deugd om van deze minister te horen dat binnenkort zijn hele bureau schoon is omdat er binnen het departement minder problemen zijn, bijvoorbeeld doordat het aantal vergunningen met 42% is verminderd. Er is het afgelopen jaar heel veel gedelegeerd aan gemeentebesturen. Alles wordt op het bordje van gemeenten gelegd, al dan niet met een zak geld erbij. Is de situatie rondom vergunningen op lokaal niveau niet nog net zo ingewikkeld als die was? Ik merk tenminste niet dat daar sprake is van vermindering.

Minister Brinkhorst:

Het gaat om de vergunningen op centraal niveau, waar wij in eerste instantie verantwoordelijk voor zijn en waarvoor EZ het coördinerende departement is. Het betreft dus niet alleen vergunningen van EZ, het is rijksbreed. Er worden op dit terrein concrete resultaten geboekt. Vermindering van administratieve lasten is moeilijk zichtbaar te maken. Het verminderen van het aantal vergunningen is veel tastbaarder. Dat heeft dus een veel directer effect. Daarnaast is er sprake van autonomie. Op een aantal gebieden waarvoor provincies en gemeenten verantwoordelijk zijn, moet dezelfde inzet worden gepleegd. Wij hebben daar minder bevoegdheden. Daarom zeg ik ook dat wij samenwerken met medeoverheden. Ik denk dat het politieke klimaat in dit land aan het omslaan is en dat ook bij lagere overheden de druk toeneemt. Het Rijk kan dit proces natuurlijk niet op dezelfde wijze aansturen als bij de departementen, omdat er sprake is van autonomie. Er zijn immers onlangs ook gemeenteraadsverkiezingen geweest.

De heer Van As (LPF):

Dit kabinet is nu voor het eerst het land in gegaan. De kabinetsleden hebben zich nu een keer tussen de burgers begeven. Misschien moeten zij dat meer doen. Ook kunnen zij in dat kader op lokaal niveau bij de gemeentebesturen bekijken wat daar gebeurt. Dat is volgens mij nog vaak een spanningsveld, overigens met alle respect voor uw inzet.

Minister Brinkhorst:

De heer Van As heeft gelijk. Het is zeker waar dat de gemeenten op het terrein van de vergunningen boter op hun hoofd hebben, om het zo maar even te zeggen. Toch hebben wij wel gekozen voor een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Direct aansturen zal dan ook niet gewenst zijn. De aansporing neem ik wel graag ter harte. De heer Van As kan vijf gemeenten noemen en daar wil ik binnenkort graag gaan kijken. De staatssecretaris zal dat ook heel graag willen doen.

De heer Verhagen (CDA):

Ik geef de minister van Economische Zaken de aanbeveling mee om ook naar de gemeente Boekel te gaan. Die gemeente doet het juist heel goed. Daar zijn alle welzijnscommissies geschrapt en daar kan men in één dag een vergunning regelen. Als wij het hebben over deregulering, kunnen wij niet alleen maar volstaan met een verwijzing naar decentralisatie, maar in het kader van best practices kunnen wij dit soort gemeenten ook als voorbeeld voor andere gemeenten noemen. Als de minister dus bij gemeenten op bezoek gaat, geef ik hem in overweging om met de burgemeester van Boekel, de heer Van de Vondervoort, aan de slag te gaan in die zin dat die gemeente als best practice naar voren wordt gebracht.

Minister Brinkhorst:

Ik dank de heer Verhagen voor zijn suggestie. In mijn tijd op het ministerie van Landbouw heb ik heel veel mooie, kleine gemeenten gezien, die vaak ook heel aardige dingen deden. Ik ken ook de omgeving van Boekel, maar ik had nog niet het genoegen om met de burgemeester kennis te maken. Misschien is Boekel een van de vijf gemeenten waaraan wij een bezoek moeten brengen. Wij moeten namelijk niet alleen maar naar negatieve ervaringen kijken, maar ook naar best practices.

Voorzitter. Dit geldt ook voor de inspecties. Wij zijn met de inspecties bezig en de inspecties zijn op hun beurt met dit onderwerp bezig. Het staatstoezicht ressorteert direct onder Economische Zaken. Dat inspecteert ook andere inspecties. Het is de bedoeling dat de inspecties beter met elkaar samenwerken en dat zij hun taken beter vervullen. Ik zeg de Kamer graag binnenkort een brief van het kabinet toe over de problematiek van de inspecties.

Ik kom te spreken over de onderwerpen innovatie, FES en ict, ook in hun samenhang. De minister-president heeft als voorzitter van het Innovatieplatform in dit verband al een en ander gezegd en belangrijke signalen gegeven. Bij dit verantwoordingsdebat heeft de Kamer recht op een aantal zaken die concreet en speciaal zijn geregeld.

In het algemeen speelt het ministerie van Economische Zaken hierbij een belangrijke rol. Het ministerie heeft het totale financiële instrumentarium met ingang van dit jaar vernieuwd en dat is met name toegespitst op de problematiek van ondernemers, opdat zij beter toegang kunnen krijgen tot informatie, advies en kapitaal. Daarbij is een sterk accent gelegd op het stimuleren van de nieuwe aanpak van topprestaties. Wat is er concreet gebeurd? Vooral in het jaar 2005 is een omslag gerealiseerd. De premier heeft al het een en ander gezegd over de kwestie van de innovatievouchers die nu structureel worden uitgegeven. Vorige week heb ik het eerste innovatieprogramma Point One gelanceerd. Dat maakt deel uit van het nieuwe innovatiebeleid van het ministerie van Economische Zaken. Met Point One wordt een innovatiecluster van samenwerkende bedrijven en kennisinstellingen op een specifiek gebied, namelijk de nanotechnologie, gerealiseerd. Dan hebben wij het onder andere over Philips, ASML, ASMI en tal van toeleveranciers. De nanotechnologie is voor het innovatieve karakter van Nederland van buitengewoon groot belang. Met de uitvoering van het programma is een omzetstijging voor deelnemende bedrijven met 30% tot ongeveer 26 mld. in 2011 beoogd. Daarnaast moet ook vooral voor het mkb het belang worden onderstreept dat het beter wordt verankerd in de internationale samenwerkingsverbanden. De infrastructuur op kennisgebied wordt daarbij intensief betrokken, zowel voor het versterken van het menselijke kapitaal als voor het voeden met nieuwe inzichten in de technologische ontwikkeling. Op dit gebied investeert het ministerie van Economische Zaken 50 mln. in de periode van 2006 tot 2009. Hieraan zie je dat dit typisch nieuwe industriebeleid nieuwe kansen biedt door de clustering op een aantal sleutelgebieden. Daarnaast denk ik aan food en flowers en de chemische sector. Daarin wordt ook gewerkt aan het realiseren van vergelijkbare programma's en topinstituten.

Een heel belangrijk knelpunt voor de kapitaalmarkt was het aanbod van durfkapitaal voor innovatieve starters. Om dat aan te pakken hebben wij voor het eerst een instrument: de zogenoemde TechnoPartner Seedfaciliteit. In 2005 zijn daar zeven fondsen voor gehonoreerd. Ik spreek verder over het introduceren in 2005, het jaar waar wij vandaag over spreken, van een Amerikaans concept om het mkb stimuli te geven voor innovatie- en researchfaciliteiten. Wij zijn op dat punt heel concreet bezig, doordat de overheid als klant de innovatie van het mkb stimuleert. In 2005 hebben wij voor het eerst twee pilots gelanceerd voor innovatieprestatiecontracten in brancheverenigingen als de FOCWA (Carrosseriebouw) en de Federatie Nederlandse Rubber- en Kunststofindustrie (NRK). Uiteraard moeten wij dat ook in Europees verband doen. In 2005 is de voorbereiding gestart van het zevende Kaderprogramma. Ook daar kan Nederland in belangrijke mate aan meedoen. Kortom: op dit gebied gebeurt er buitengewoon veel. Het zijn allemaal elementen die concreet het gevolg zijn van de activiteiten van het kabinet op het terrein van innovatie en research.

Dankzij het Paasakkoord in 2005 is een belangrijke impuls aan onze kenniseconomie gegeven. Bij de bestemming van de meevaller in het FES in 2005 is bij het Paasakkoord afgesproken dat 0,5 mld. naar kennis, innovatie en onderwijs zou gaan. In de loop van 2005 is dat bedrag opgelopen tot meer dan 1 mld. Later is in de ministerraad afgesproken om bij toekomstige meevallers te streven naar een gelijke verdeling over onderwijs, kennis en innovatie enerzijds en de ruimtelijke economie anderzijds. De minister-president heeft al gesproken over het onderwijs. Een groot gedeelte van het bedrag daarvoor, 400 mln., is bestemd geweest voor praktijklokalen, het vmbo en lesmateriaal voor het mbo. Dat onderstreept opnieuw het belang van aansluiting van het onderwijs op de werksituatie. Daardoor is het mogelijk geweest om ook een impuls te geven aan de versterking en de toepassing van het toponderzoek, de verhoging van de instroom van kenniswerkers, de subsidie voor speur- en ontwikkelwerk en de introductie van innovatievouchers waar ik het al over had. Een dergelijke impuls stelt ons in staat om op termijn op het vlak van innovatie tot de voorhoede van Europa te behoren.

Laat ik meteen reageren op een aantal kritiekpunten die genoemd zijn. Mevrouw Van der Laan en de heer Rouvoet hebben gezegd dat er onzorgvuldig werd omgesprongen met de publieke middelen in het FES. Ik kan hun verzekeren dat de projecten zorgvuldig en nauwkeurig zijn voorbereid en beoordeeld, want de criteria van het FES zijn dat het moet gaan om investeringen in projecten ter versterking van de structuur van de economie en het nationaal belang. Dat lijkt breed geformuleerd, maar het betreft domeinen van het FES waarin kan worden geïnvesteerd. Die zijn genoemd in de FES-wetgeving. De economische structuur kent verschillende facetten. Wij zullen het nog hebben over de belangrijke oorzaak van de commentaren, namelijk dat het FES gevoed wordt door de olie- en gasopbrengsten. De olieprijs staat veel hoger dan enkele jaren geleden. Dat leidt tot heel veel extra middelen. U weet dat mijn collega Zalm erover heeft gesproken en aan de Stuurgroep Begrotingsruimte heeft gevraagd hoe de werking van het FES kan worden verbeterd. Daarbij ligt het natuurlijk voor de hand dat er wordt gekeken naar de stabiliteit van de voeding. In reactie op de kritiek merk ik op dat de selectie heel zorgvuldig is geweest en dat de ambtelijke voorportalen van het kabinet, de CWTI voor kennis en innovatie en de ICRE de eenduidige criteria ook zeer consequent hebben gehanteerd. Alle projecten die zijn gehonoreerd, zijn ook het CPB en het Comité van Wijzen gepasseerd. De kritiek van de heer Rouvoet had betrekking op de CPB-beoordeling, maar het kabinet heeft geen voorstellen gehonoreerd die het CPB niet als legitiem heeft beoordeeld. Tegen die achtergrond zijn er van de 20 beoordeelde voorstellen 10 gehonoreerd.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik heb de term "CPB" niet in de mond genomen.

Minister Brinkhorst:

Dat was mevrouw Van der Laan.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De minister stelde voorts dat sprake was van een klacht van mevrouw Van der Laan en de heer Rouvoet, maar ik heb er vooral op gewezen dat de Rekenkamer als observatie en als kritiekpunt heeft genoteerd dat de criteria voor het FES te ruim zijn en dat daardoor, ook door de toenemende FES-bedragen, kan worden getwijfeld aan de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het uitgavenkader van het FES. Daarover heb ik een toelichting van de minister gevraagd, want de Rekenkamer stelt dit niet zo maar.

Minister Brinkhorst:

Niet alleen de beoordeling door de ambtelijke voorportalen heeft tot de gehonoreerde voorstellen geleid, maar ook de beoordeling door de twee onafhankelijke beoordelingsinstituten, namelijk het CPB en het Comité van Wijzen. Ik stelde zojuist dat van de 20 ingediende voorstellen er tien zijn gehonoreerd. Die tien voorstellen hebben allemaal groen licht gekregen van het CPB.

De heer Rouvoet roerde ook een algemener punt aan, namelijk de toekomst van het FES en hoe wij daarmee moeten omgaan. Dat heeft te maken met de voeding. Met de hoge olie- en gasprijs mag worden verwacht dat er meer middelen in het FES zullen komen. Het kabinet werkt daaraan. Dat heeft echter niets te maken met de beoordeling van de specifieke voorstellen waarover het kabinet uiteindelijk een positief oordeel heeft gegeven.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. De minister zei dat het FES extra wordt gevoed. Het kabinet werkt daaraan. Waar werkt het kabinet precies aan?

Minister Brinkhorst:

Het kabinet bekijkt momenteel op welke wijze de FES-uitgaven kunnen worden bestendigd, gegeven het feit dat wij te maken hebben met een structureel hogere olieprijs. De FES-voeding moet daardoor een stabiel karakter krijgen. Tegelijkertijd moet ervoor worden gezorgd dat er ruimte komt voor andere bestedingen op dat gebied.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat betekent dat wij nader worden geïnformeerd over mogelijk nieuwe plannen van het kabinet over de criteria.

Minister Brinkhorst:

De Kamer krijgt in de loop van deze kabinetsperiode zeker nog een reactie op onze visie op het FES in de toekomst.

De heer Van Beek vroeg wat het kabinet doet om de bereikbaarheid van de websites van de overheid te verbeteren en hoe wij de ICT-mogelijkheden beter kunnen benutten. Hij lanceerde de slogan dat de Belgen het beter doen. Als medeverantwoordelijk coördinerend minister voor ICT, samen met de collega van BZK wat betreft de overheid, merk ik op dat het beter benutten van ICT uiteraard een belangrijk aandachtspunt van het kabinet is. Het is evident dat de ICT-technologie een belangrijke factor is voor de verhoging van de arbeidsproductiviteit. In het algemeen kan ik stellen dat Nederland in het verleden te langzaam is geweest met de introductie van ICT, niet als het gaat om het opzetten van breedband, ook niet wat betreft de infrastructuur, maar wel als het gaat om de dienstenverlening. Dat geldt zeker voor de overheid. Daarover moeten wij ook helder zijn. De heer Van Beek heeft daar gelijk in. Wij zijn nu echter bezig met het inhalen van die achterstand. Voor de overheid is gestart met een aantal projecten. Die hebben betrekking op Economische Zaken, de zorgsector, de onderwijssector, de mobiliteit en de veiligheid. Uiteraard wordt er tussen de diverse departementen samengewerkt. Op die manier kan ervoor worden gezorgd dat wij kunnen voldoen aan de hoogste eisen. In contacten met landen als Oostenrijk en Zweden is gebleken dat zij wat betreft de overheidstoepassing van ICT verder zijn gevorderd.

Voor de ondernemers is Economische Zaken bezig met de inrichting van een toegankelijke eerstelijnsvoorziening. De site www.bedrijvenloket.nl is daarvoor een noodzakelijke website. Deze is in opbouw. Steeds meer overheden sluiten zich erbij aan. Wij zijn ook bezig met de standaarden en het herinrichten van het berichtenverkeer tussen overheid en bedrijfsleven. Kortom, op dit terrein wordt veel gedaan. Ik zei al dat wij later op gang zijn gekomen dan de ons omringende landen. Ik hoop dat wij nu de inhaalslag kunnen maken, gebaseerd op ervaringen elders. De inrichting van het nieuwe handelsregister als basisregister met gegevens voor ondernemingen en instellingen is aan de gang. Binnenkort zal ik de Kamer berichten over het nieuwe handelsregister en andere concrete ICT-maatregelen van dit jaar. Dit alles heeft ertoe geleid dat wij een heel stuk verder zijn, Europees gesproken, op het punt van het scorebord. Verder verwijs ik kortheidshalve naar de opmerking van de minister-president.

De heer Verhagen heeft gesproken over energie, de systematiek van de tarieven en de belasting voor tuinders in relatie tot de investeringen in energiebesparing. Men weet dat energiebesparing heel hoog op de agenda van het kabinet staat. In de discussie met de vaste commissie voor Economische Zaken is het thema energiebesparing regelmatig nummer één en vervolgens komen pas de andere thema's. Over het ARK-rapport inzake energiebesparing in de glastuinbouw zal ik contact hebben met mijn collega Veerman, want die is de eerst verantwoordelijke op dat punt. Ter geruststelling kan ik al wel een paar opmerkingen erover maken.

Het is uiteraard correct dat de tarieven van de energiebelasting degressief zijn. De tarieven voor de eerste schijven zijn hoger dan voor de verdere schijven. Op die manier wordt voorkomen dat het energie-intensieve bedrijfsleven op te hoge kosten komt. Maar anders dan de heer Verhagen meldt, worden tuinders die investeren in energiebesparing niet gestraft. Een tuinder die minder gas gebruikt, betaalt altijd minder belasting. Gelukkig is het gasgebruik in de huishoudens de afgelopen tien jaar met gemiddeld 10% gedaald. Neem een tuinder die in 2006 200.000 m3 gas gebruikt en ongeveer € 22.000 betaalt. Als hij bespaart en 170.000 m3 verbruikt, betaalt hij € 20.980. Dat betekent dat hij € 1020 minder betaalt. Er is dus geen sprake van een bestraffing.

De heer Verhagen (CDA):

In het rapport van de Algemene Rekenkamer lees ik toch iets anders. Als je onder de grens van 170.000 komt, ga je per kuub aanmerkelijk meer betalen. Een tuinder die 200.000 m3 verbruikt en onder het lage tarief valt, die investeert in energiebesparing, komt onder de 170.000 m3 en moet dan ineens meer betalen. In theorie kan hij beter gas laten weglopen dan gas besparen. Dit geldt overigens niet alleen voor de tuinders. Het geldt voor iedereen die dergelijke investeringen doet. Als iemand met warmtekrachtkoppeling werkt, kan men hooguit een dief van eigen portemonnee zijn. Ik wil dat het gehele systeem van tarieven en belastingen tegen het licht wordt gehouden, voordat wij over het volgende belastingplan spreken. Ik verzoek u om dit niet alleen met uw collega van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit te bespreken, maar ook met uw collega van Financiën. Naar mijn mening zijn er meer mogelijkheden om de doelstelling besparing van energie te stimuleren in plaats van te bestraffen.

Minister Brinkhorst:

Ik denk dat de opmerking van de heer Verhagen op een misverstand berust. Ik zeg hem graag toe dat hij nog een schriftelijk antwoord krijgt. Dat zal ik afstemmen met mijn collega's van Financiën en van LNV.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 15.50 uur tot 16.15 uur geschorst.

Naar boven