Aan de orde is het Verantwoordingsdebat over de jaarverslagen over het jaar 2005 en de rapporten van de Algemene Rekenkamer bij de jaarverslagen (30550).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Bos (PvdA):

Voorzitter. Dit debat is nu al een bijzondere ervaring, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van de drie fractievoorzitters van de coalitiepartijen. Welk een groot genoegen om hen dit jaar wel te mogen begroeten! Ik spreek voorts van een bijzondere ervaring, omdat dit debat in een heel ander ritme staat dan de gangbare debatten die wij hier voeren. Normaal vragen wij het liefst vandaag een debat aan dat wij overmorgen willen voeren over iets dat morgen gebeurt, maar nu is het anders. Nu voeren wij een debat over de periode 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005, een periode die al weer een half tot anderhalf jaar achter ons ligt. Dat is voor gewone mensen en politici af en toe best lang.

Ik roep eerst enkele zaken in herinnering. Het jaar 2005 was voor honderdduizenden mensen een jaar dat begon met een door de tsunami weggespoelde toekomst en voor vele anderen tien maanden later het jaar van een door een aardbeving weggeslagen leven. Het was ook het jaar – dat lijkt ook al weer enorm lang geleden – waarin Talpa begon met uitzenden, een poema de Veluwe onveilig maakte, een mus Domino D-day verstoorde, en Van Persie nog geen vaste plaats had in het Nederlands elftal, maar wel in een gevangenis in Rotterdam. Het was het jaar waarin de olieprijzen na de orkaan Katrina door het plafond schoten, Londen te maken kreeg met terroristische aanslagen – dat is ook nog geen jaar geleden – en Frankrijk met rellen in de voorsteden. Het was het jaar waarin Louis Seveke werd vermoord in Nijmegen en Peter R. de Vries besloot uiteindelijk niet de politiek in te gaan. Het was vooral het jaar dat soms al weer heel lang voorbij lijkt te zijn, maar in sommige opzichten hier nog elke dag doordreunt.

Dat beeld komt ook terug als wij kijken naar wat zich hier, in het Nederlandse parlement, heeft afgespeeld in 2005. Er waren vrij unieke momentopnames, zoals het vertrek van minister De Graaf en het debat over de Schiedamse moordzaak. Er waren ook debatten waarmee een heleboel andere debatten werden afgesloten. Ik denk aan het definitieve besluit om onze soldaten uit Irak terug te trekken, of aan het definitieve debat over de invoering van het nieuwe zorgstelsel. Er waren vorig jaar ook debatten die hier klaarblijkelijk elk jaar plaatsvinden, zoals een debat met minister Donner die ook in 2005 al niets voelde voor legalisering van de wietteelt, of een debat met minister Verdonk die ook in 2005 al niets moest weten van een generaal pardon. Er waren ten slotte ook debatten waar wij nog lang niet mee klaar zijn en nog elke dag mee doorgaan, bijvoorbeeld over het "neen" tegen de Grondwet, de oorzaken van de brand op Schiphol-Oost, de missie naar Afghanistan en de toekomst van de publieke omroep. Dat is het jaar waar wij vandaag op terugkijken. Ik zal aan het eind van mijn betoog iets proberen te zeggen over hoe zinnig het is om dat te doen op dit moment.

Eerst een poging tot een oordeel. Bijna twee jaar geleden, bij de algemene politieke beschouwingen eind september 2004, keken wij vooruit naar het jaar waar wij nu op terugkijken. Dat debat werd overigens vanwege "de teen" met waarnemend minister-president Zalm gevoerd. Als centrale vraag formuleerde ik toen de vraag: Waar willen wij met dit land naar toe en in wat voor land willen wij eigenlijk leven? Het is door die bril dat ik vandaag terug wil kijken naar 2005.

Als ik dat doe, is 2005 toch vooral een jaar gebleken, waarin onder de Haagse werkelijkheid van gemiddelde burgers, gemiddelde koopkrachtplaatjes, gemiddelde vooruitgang zus en gemiddelde vooruitgang zo, het beeld begint op te doemen van een ernstig verdeeld land, een land met grote tegenstellingen, grote ongelijkheden, toenemende tegenstellingen ook, toenemende ongelijkheden, en ook steeds hardnekkiger tegenstellingen en hardnekkiger ongelijkheden. Dat is een constatering die begint met de volstrekt scheve inkomensplaatjes, want ook 2005 was een jaar waarin bijna iedereen een veer moest laten, maar het was ook een jaar waarin het weer niet de sterkste schouders waren die de zwaarste lasten moesten dragen. Neen, het waren weer de mensen die al in de hoek zaten waar de klappen vielen. Gehandicapten, chronisch zieken, en mensen rond het minimum, zij betaalden in 2005 de prijs voor het economisch herstel. Het was ook het jaar waarin Nederland pas echt kennismaakte met en wij hier debatten voerden over voedselbanken. Het was en blijft verbijsterend om de verdediging van kabinet en coalitie op dat punt te horen. Als ik de CDA-fractie hoor zeggen dat het vooral te maken heeft met de schuldenproblematiek lijkt het erop alsof eigen verantwoordelijkheid niet zo heel veel verschilt van eigen schuld, alsof het feit dat zoveel mensen juist nu in de schuldenproblemen zijn gekomen, misschien niet ook iets te maken zou kunnen hebben met de lasten waarmee zij door dit kabinet zijn opgescheept. De minister-president verdedigde zich tegen de verwijten van toenemende armoede en ongelijkheid met het argument dat dit kwam door de tegenvallende economische groei, alsof de recessie niet door zijn bezuinigingen nodeloos werd verergerd.

De tegenstellingen zitten veel dieper dan alleen maar een praatje over inkomensverhoudingen. Het gaat niet alleen over inkomensongelijkheid, over rijk en arm. Het gaat ook over achterstanden die steeds hardnekkiger worden. De langdurige werkloosheid steeg in 2005, zonder dat het kabinet het ook maar op enig moment nodig vond daar iets aan te doen. Pas nu lijkt er beweging in te komen in die houding van het kabinet, maar het is "too little and too late". Ook nam, ondanks de daling van het totale aantal bijstandsgerechtigden, het aandeel langdurig bijstandsgerechtigden in de bijstand in 2005 juist toe. Dat zijn allemaal voorbeelden van achterstanden die niet alleen hardnekkiger worden, maar daarnaast ook nog eens van kleur verschieten. Hoewel de jeugdwerkloosheid in 2005 weer hoger was dan wat het kabinet zich ten doel had gesteld, de jeugdwerkloosheid daalde wel enigszins, alleen niet voor allochtone jongeren.

Dat is het derde beeld dat wij hebben bij 2005. De achterstanden en ongelijkheden nemen niet slechts toe en worden niet steeds hardnekkiger, ze krijgen ook steeds meer een kleur. Wie daarin duikt, wie zich daarin probeert te verdiepen, wie daar letterlijk in rondloopt, die schrikt, want het begint al heel vroeg, bij de onverminderd hoge jeugdcriminaliteit, de onverminderd hoge schooluitval, de schrikbarend hoge aantallen jongeren die te veel achterstand hebben om zelfs maar aan een Cito-toets mee te doen, de tekortschietende behandelplaatsen voor probleemjongeren en de falende en onzichtbare ouders. Het zijn allemaal kranen die onverminderd open staan en achterstanden en ongelijkheden alleen maar groter maken, maar ook gekleurder. Ook in 2005 komen wij bij al die problemen, of het nu gaat om de jeugdcriminaliteit, de armoede, de schooluitval, de jeugdzorg, onevenredig veel allochtonen tegen. Dat is waar wij echt verontrust over zouden moeten zijn, namelijk dat de tegenstellingen, achterstanden en ongelijkheden in Nederland zich niet slechts langs sociaal-economische lijnen lijken te voltrekken, maar ook steeds meer langs etnische lijnen. Dat maakt het bestrijden van die tegenstellingen, achterstanden en ongelijkheden zoveel moeilijker.

Ik voeg er ten slotte nog een vierde beeld uit 2005 aan toe: Nederland postcodeland. Geef mij je postcode en ik kan je voorspellen hoe gezond je bent, wat de kans is dat je werkloos bent, of je een redelijk huis hebt in een veilige buurt, hoe je bij de politie te boek staat en of je wit of zwart bent. Nederland segregeert. Ook dat proces ging alleen maar verder in 2005. De achterstanden zijn niet alleen toegenomen, niet alleen hardnekkiger geworden en hebben niet slechts een kleur gekregen, wij vinden ze ook steeds vaker op dezelfde plekken. Vandaag brengt het Sociaal en cultureel planbureau de Kansenkaart van Nederland uit. Het zijn kaarten waarop je letterlijk kunt zien bij welke postcode armoede en problemen horen in Nederland. Het zijn geen problemen en risico's meer die iedereen kunnen treffen. Wij weten precies waar je moet zijn, als je de ellende wilt aantreffen. De stapeling van problemen van werkloosheid, criminaliteit, gebrek aan inburgering, gebrek aan onderling begrip, overlast en asociaal gedrag in met name de vooroorlogse wijken in onze grote en middelgrote steden neemt niet af. De segregatie nam toe, de stapeling van problemen nam toe en de bereidheid van het kabinet om er iets aan te doen nam af. Zelfs de Kamerbreed aangenomen motie-Bos, aangenomen na het debat over het rapport van de commissie-Blok – een motie toch waarmee iedereen in deze zaal zich verbonden zou moeten voelen en waarin werd aangedrongen op afspraken met steden en randgemeenten om spreiding van sociale woningbouw tot stand te brengen en zo de steden te ontlasten – wordt feitelijk niet uitgevoerd. Daar wordt Nederland domweg niet beter van.

Er zijn twee Nederlanden: een Nederland waar het je goed gaat, waar het je ook steeds beter gaat en waar het barst van de kansen en een Nederland waar je die kansen niet hebt en waar het ook steeds moeilijker wordt om ze wel te krijgen. Ik kan mij niet voorstellen dat iemand hier, ook de minister-president, zich wil neerleggen bij dat beeld. Vanuit de oppositie wordt dat al jaren geroepen en pas nu, een week geleden, durft het kabinet eigenlijk te erkennen dat wij daar gelijk in hebben. Minister Dekker schrijft in een brief aan de Tweede Kamer dat de overtuiging is gegroeid dat, nog meer dan in het verleden, een parallelle inspanning in fysieke en sociaal-economische zin in juist deze wijken geboden is.

De heer Van As (LPF):

De heer Bos somt een aantal tekortkomingen en gebreken op. Ik kan mij daar volledig in vinden, maar ik wil wel een nuance plaatsen. Is dit een opsomming van de afgelopen twintig jaar of van de afgelopen vier jaar? Waar hebben wij het nu over?

De heer Bos (PvdA):

Ik geef u een schets van ontwikkelingen die zijn verslechterd in 2005. Maar u heeft natuurlijk gelijk: het niveau waarop men zich in 2005 bevond is ook een resultante van vele jaren die daaraan vooraf zijn gegaan.

De heer Van As (LPF):

De problemen die u nu benoemt worden door iedereen onderkend. Ik kan mij nauwelijks voorstellen dat iemand in de Kamer zal zeggen dat het niet zo is. Is het dan niet noodzakelijk dat wij die eensgezind oplossen?

De heer Bos (PvdA):

Nou en of.

De heer Van As (LPF):

Het heeft geen zin om te wijzen met het vingertje de ene of de andere kant op. Wat doen wij er nu met zijn allen aan? Komt u nu ook met oplossingen?

De heer Bos (PvdA):

Zeker, ik zal er een paar noemen. Dat is nu juist het opzienbarende aan de brief die minister Dekker vorige week heeft geschreven. In die brief staat in moeilijke woorden dat parallelle inspanningen in fysieke en sociaal-economische zin in deze wijken is geboden. Dan komt het. Het verbeteren van de leefbaarheid in achterstandswijken draait steeds meer om het bieden van voorzieningen en mogelijkheden voor jongeren met een speciale focus op allochtone jongeren. Schooluitval, jeugdwerkloosheid en andere problemen moeten gelijktijdig worden aangepakt. Het is van groot belang dat juist op dit punt nieuwe coalities worden gesmeed voor een succesvolle integrale aanpak van de complexe problemen in achterstandswijken. De woningcorporaties zullen daar een cruciale rol in spelen, aldus minister Dekker. Zij spreekt daarmee nogal een oordeel uit over haar eigen beleid van de afgelopen jaren. Ik vind dat wij dat punt juist hier moeten maken. Er is jarenlang helemaal niets gedaan aan de situatie in de wijken die zij hier zo treffend beschrijft. En dan wel zo'n mooie brief schrijven!

De heer Van As (LPF):

Het is volstrekt onjuist dat u nu ineens naar minister Dekker wijst, die in 2003 is aangetreden. Wij spreken over structurele problemen in de oude wijken in de grote steden, waar juist de gemeentebesturen er met de neus bovenop zitten. Een aantal mensen dat daar als bestuurder functioneert moet u zeer bekend zijn. Daar ligt in eerste instantie het grote probleem. Wellicht moeten wij hen erop aanspreken wat zij ervan hebben gemaakt. Vindt u dat ook niet? Het is zo makkelijk om naar een ander te wijzen, maar wij moeten altijd eerst de schuld bij onszelf zoeken.

De heer Bos (PvdA):

Dat is juist. Gemeentebesturen hebben hierin een grote verantwoordelijkheid. Ik denk dat dit ook een van de redenen is geweest waarom de Partij van de Arbeid het bij de afgelopen gemeenteraadsverkiezingen zo goed heeft gedaan. Kennelijk was men het in een heleboel steden zat wat er op dat moment gebeurde en vooral wat er niet gebeurde. Er waren goede voorbeelden van PvdA-wethouders overal in het land die bereid waren die problemen wel aan te pakken en er wel wat aan te doen, ook al werd men tegengewerkt vanuit Den Haag. Maar als uw punt is dat wij dit alleen maar samen kunnen oplossen, ook samen met die gemeentebesturen, dan vindt u mij altijd aan uw zijde.

Ik zei net dat het nogal wat is als een minister zo'n brief schrijft over iets waar zij zelf verantwoordelijk voor is geweest en waar zij eigenlijk niets aan gedaan heeft. Ik moet dat corrigeren, want er is de afgelopen jaren natuurlijk wel degelijk iets gebeurd. Er is bijvoorbeeld bezuinigd op de inburgering, waardoor er in 2005 juist in deze wijken nog minder mensen zijn ingeburgerd dan in 2004, toen het er al minder waren dan in 2003. Ook op het geld dat nodig is om de verpaupering in de steden tegen te houden, is in 2005 bezuinigd. Het toppunt is dat, terwijl iedereen nu weet dat er wel 4 mld. nodig is om deze wijken er bovenop te helpen, dit bedrag, toen de brief uiteindelijk geschreven was, meteen weer daaruit geschrapt werd. In goed Zeeuws, maar dat kan de minister-president beter dan ik: ons ben zunig.

2005 is daarmee al met al het jaar waarin iedereen een veer moest laten, maar niet om allerlei maatschappelijke problemen op te lossen. Die werden vooral groter. En dan hoop je dat het in 2006 beter zal gaan. Met de schooluitval en de jeugdzorg gaat het echter nog steeds beroerd. De langdurige werkloosheid is in de eerste maanden van 2006 weer toegenomen. De verhouding tussen de verschillende bevolkingsgroepen is alleen maar aan het verslechteren. De urgentie om daar iets aan te doen, legt het nog altijd af tegen de dominante boekhoudersfilosofie van minister Zalm. Juist nu het weer beter gaat met Nederland en de economie weer groeit, moeten wij de kansen pakken om dat wat de afgelopen jaren kapot is gegaan en gemaakt, te herstellen. Wij zijn in dit land met z'n allen tot heel veel in staat, maar alleen als wij dit soort tegenstellingen en achterstanden weten te overwinnen. Alleen als iedereen meedoet, kunnen wij het met elkaar veel beter doen. Alleen als achterstanden overbrugbaar blijken, blijft het inspireren om je in te spannen en initiatieven te nemen. Alleen als wij steden leefbaar houden, blijven succesvolle mensen daar wonen en hernemen zij hun oorspronkelijke functie van emancipatiemachine.

Tot slot wijd ik nog enkele woorden aan de aard van dit debat. Ik realiseer mij dat ik mij met een concentratie op deze zaken en deze invalshoeken beperkt heb. Ik vermoed evenwel dat de collega's na mij dat straks ook zullen doen. Ik heb hiervoor gekozen, omdat dit veel zegt over het land waarin wij leven, en in een heleboel opzichten ook over het land waarin wij niet willen leven. 2005 ging echter over veel meer, net als de jaarverslagen. Al jaren proberen wij met de VBTB-debatten ten minste twee zaken te bereiken. Enerzijds willen wij door beter terug te kijken op prestaties het lerend vermogen van de overheid verbeteren en anderzijds willen wij de kloof tussen burger en politiek verkleinen door de politiek te dwingen om zich te verantwoorden. Al jaren zijn wij ontevreden over de manier waarop dat gebeurt. Eigenlijk lukt het niet.

Dit jaar is er weer een poging gedaan door alle fractievoorzitters het woord te laten voeren. Het is kennelijk een laatste poging om het debat een beetje allure te geven, vergelijkbaar met de algemene politieke beschouwingen. Dat is alleen al niet gelukt omdat niet alle fractievoorzitters aanwezig zijn, maar zelfs als zij er wel zouden zijn, zou het niet lukken. Wat mij betreft, is het bij voorbaat een wat vreemde exercitie om hier een debat te voeren dat het hoogtepunt zou moeten zijn, terwijl alle verantwoordingsdebatten met de relevante ministers de afgelopen weken al gevoerd zijn. Hoezeer ik ook geloof in wat ik hier vandaag naar voren heb gebracht, ik moet toch zeggen dat ik wel eens aan zinvollere debatten heb deelgenomen. Een geprofileerd politiek debat lukt alleen maar aan het begin van de verantwoordingscyclus en niet aan het eind. Volgend jaar valt dit debat, gezien de verkiezingen, waarschijnlijk helemaal in het water. Via de commissie voor de Rijksuitgaven zullen wij bekijken hoe wij dat probleem volgend jaar en in de jaren daarna moeten aanpakken.

Ik maak mij sterk dat buiten Den Haag zich niemand voor deze debatten heeft geïnteresseerd. Dat heeft vooral te maken met de vraag of het kabinet rapporteert vanwege het rapporteren of dat de rapportages ook tot andere politiek leiden. Als er iets wordt geconstateerd wat niet klopt, leidt dat meestal tot een andere vorm van rapportage. Hoe vaak heeft een verantwoordingsdebat echter geleid tot echt andere politieke keuzes? Is het toeval dat het kabinet, ondanks toezeggingen, al jaren weigert om in de jaarverslagen een rubriek op te nemen met de titel "beleidsconsequenties"? Zo is dus een debat dat bedoeld was om de kloof tussen burgers en politiek te verkleinen, verworden tot iets wat die kloof bepaald niet slecht maar misschien juist vergroot. De politiek is op deze manier vooral met zichzelf bezig. Het kabinet rapporteert trouw, maar of het nu goed gaat of slecht, consequenties worden er eigenlijk niet aan verbonden. Risico's worden vermeden door geen ambitieuze en meetbare maatschappelijke doelen voorop te stellen en onvolledig te zijn in het melden van de resultaten. Het politiek profiel wordt van jaar tot jaar lager. Dat klinkt als een grafrede en dat is het ook een beetje. En dat vind ik jammer. De hele exercitie waar wij nu mee bezig zijn, is een metafoor geworden van hoe dit kabinet in de samenleving staat. In zichzelf gekeerd, gericht op cijfertjes, niet luisterend en niet lerend. Blij met een rapport dat keurig opgeschreven is maar met de verbijsterende inhoud wordt helemaal niets gedaan. Verstand op nul, blik op oneindig. Ook dat kan heel veel beter!

De voorzitter:

Dat was de heer Bos. En dan gaan wij nu over naar de heer Verhagen, dit jaar in ons midden.

De heer Verhagen (CDA):

Dank u, voorzitter, dat u na dit zonnetje in huis, zelf nog wat meer sfeer in dit debat brengt. Het doet mij denken aan uw eigen sms-je vorig jaar tijdens het debat over ditzelfde onderwerp, waarin u vanuit Utrecht ten tijde van de campagne voor het Europees referendum, stelde dat het toch buiten Den Haag gebeurde. Ik zie dat u uit solidariteit met mijn aanwezigheid hier, ook zelf hier aanwezig bent, waarvoor mijn waardering.

Voorzitter. Het kabinet-Balkenende heeft Nederland door een recessie geloodst. Een recessie die inderdaad iedereen heeft geraakt. De hervormingen die het kabinet zeker ook in 2005 heeft doorgevoerd, hebben in eerste instantie onzekerheid veroorzaakt bij de mensen, maar ze waren wel nodig. Kijk naar de start van Balkenende II. Wachtlijsten, lerarentekort, een onhoudbare WAO, criminaliteit en gebrek aan waarden en normen. Tegelijkertijd was er de noodzaak van een antwoord op vergrijzing, globalisering en dreiging van terrorisme. De resultaten van die hervormingen worden nu zichtbaar en zijn veelbelovend. De koopkracht is beter dan onder Paars. Het minimuminkomen is ondanks de recessie sinds 2000 niet gedaald. De inkomensverschillen tussen arm en rijk zijn een van de kleinste in Europa. Het aantal huishoudens met een laag inkomen is fors gedaald. De economie groeit stevig, de werkgelegenheid neemt toe en er zijn nog nooit zo veel mensen uit een uitkering aan een baan geholpen als in de afgelopen jaren. Mensen die langs de kant stonden, doen weer mee. Door het beleid, door de hervormingen van 2005 staat Nederland er beter voor dan onze buurlanden. De wachtlijsten in de zorg zijn gelukkig in aantal en omvang kleiner geworden. De criminaliteit is gedaald, het cellentekort is weggewerkt en het lerarentekort is meer dan gehalveerd. En dat was hard nodig na de Paarse jaren waarin er voldoende geld was maar geen visie op de toekomst. Ook Bos erkent nu, in tegenstelling tot 2005, dat de hervormingen nodig waren. Hij wil ze dan ook niet terugdraaien.

Na dit terugkijken op wat 2005 ons land in algemene zin heeft gebracht, sta ik stil bij het proces van beleidsverantwoording. Hebben wij bereikt wat wij hebben beoogd? Hebben wij gedaan wat wij daarvoor zouden doen en heeft het gekost wat wij dachten dat het zou kosten en wat betekent dat voor de volgende begroting? Het IMF was dit voorjaar buitengewoon lovend over het Nederlandse begrotingsbeleid. Wij werden ongeveer de hemel in geprezen. De enige kanttekening werd geplaatst bij de verantwoording via VBTB, het proces dat vandaag zijn jaarlijkse hoogmis beleeft. Volgens het IMF is in ieder geval meer inzet hierop vereist en dan vooral om de toegankelijkheid van de begrotingsstukken te verbeteren. Het lijkt mij dan ook zinnig om verdere aandacht te besteden aan de kwaliteit van het verantwoordingsproces. Ondanks die noodzaak ben ik ervan overtuigd dat deze verbetering overigens niet plaatsvindt door dit verantwoordingsdebat te besluiten met een debat met de fractievoorzitters. Een politieke discussie is namelijk nauwelijks mogelijk bijna twee jaar na de begrotingsbesprekingen tijdens de algemene beschouwingen van 2004. Wij zijn inderdaad anderhalf jaar verder. Dit debat heeft dan ook meer het karakter van een politieke accountancyverklaring voor de begroting van 2005. Die taak kan veel beter verricht worden – laten wij elkaar niets wijs maken – door de financiële woordvoerders, juist om te voorkomen dat het enkel een formele decharge van de kascommissie wordt. Ik stel dan ook voor om het volgend jaar op deze manier te doen. Indien het namelijk nodig is om het kabinet ter verantwoording te roepen over het gevoerde beleid, zijn fractievoorzitters mans genoeg om dat direct te doen; daarvoor hoeven wij niet te wachten op dit debat.

Ik keer terug naar de jaarverslagen en kom eerst toe aan het commentaar van de Algemene Rekenkamer. De Rekenkamer is redelijk positief over de rechtmatigheid en de bedrijfsvoering binnen de departementen. Ook het aantal onvolkomenheden dat zij heeft geconstateerd, is gedaald. Een aantal van deze onvolkomenheden is echter erg hardnekkig en komt steeds terug. Tijdens het algemeen overleg over het jaarverslag van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is bijvoorbeeld de afspraak gemaakt dat een onvolkomenheid die in 2005 voor het eerst wordt gesignaleerd, uiterlijk in het jaarverslag van 2007 als "opgelost" wordt gemeld. Er is dus de garantie dat de onvolkomenheid binnen twee jaar wordt opgelost. Ik vraag de minister-president of deze lijn voor alle departementen gehanteerd kan worden.

Bij de behandeling van de jaarverslagen zelf beperk ik mij tot een enkele opmerking bij de verslagen van een aantal departementen. Allereerst kan ik niet om de zo vurig gewenste vermindering van de administratieve lasten heen. Ik geloof onmiddellijk dat er in 2005 veel regels zijn geschrapt, maar burgers en ondernemers merken daarvan nog bitter weinig. Dat kon het kabinet ook vaststellen tijdens het rondje langs de velden van vorige week maandag. Er is geconstateerd dat vanaf 2002 een daling van de administratieve lasten van 9% is bereikt. Het kabinet zegt op basis daarvan, erin te slagen om aan het einde van deze kabinetsperiode de lasten met een kwart te verminderen. Dat betekent dat er over de periode tussen 2006 en medio 2007 bijna twee keer zo veel lastenvermindering gerealiseerd moet zijn als in de eerste twee en een half jaar. Hoe gaat het kabinet dat voor elkaar krijgen?

In dit kader is het ook goed om stil te staan bij de bestuurlijke stroperigheid, de traagheid van besluitvorming. Neem bijvoorbeeld het wetsvoorstel "Paarse krokodil". In de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel van april 2006 is bijvoorbeeld aangekondigd dat de drempel voor teruggave van omzetbelasting aan reizigers van buiten de EU van € 136 zal worden verlaagd naar € 50. Voor deze verlaging is naar mijn mening geen wetswijziging nodig; er kan worden volstaan met een ministeriële regeling. Dat is normaal gesproken geen kwestie van maanden, maar van dagen. Kan het kabinet toezeggen dat deze verlaging zo snel mogelijk wordt gerealiseerd? Als wij immers moeten wachten op het schriftelijk verslag van de Tweede Kamer en het debat in de Kamer, kunnen wij met een beetje geluk in het debat van volgend jaar constateren dat de toeristen er in het jaar daarop iets van zullen merken. Als iedereen het over dit punt eens is, waarom kan het dan niet nu, zodat de toeristensector er deze zomer al iets aan heeft?

In het kader van die trage besluitvorming is overigens niet alleen de Kamer, maar ook de stammenstrijd tussen verschillende departementen een vertragende factor. Als de Kamer bijvoorbeeld op het punt van de gewasbescherming de regels wil vereenvoudigen, rollen VROM, VWS, Verkeer en Waterstaat, SZW en LNV over elkaar heen. Dat kan onmogelijk snel tot een oplossing leiden. Ik heb een nog beter – of misschien juist slechter – voorbeeld: de problemen die gemeenten en schoolbesturen ondervinden bij het opstarten van opvangvoorzieningen voor jongeren die op school niet te handhaven zijn, dus de tuchtscholen. Niemand ontkent de urgentie om iets voor deze jongeren te doen. Het aanpakken van voortijdig schoolverlaten staat bovenaan de agenda, maar als de ministers van SZW, OCW en Justitie, de minister die verantwoordelijk is voor het grotestedenbeleid en de staatssecretaris van VWS samen om de tafel gaan zitten en het daarover eens zijn, zou dat voor het begin van het nieuwe schooljaar geregeld moeten zijn. Nu wijst echter iedereen naar iedereen en komt er dus niets uit. Moet op het punt van die stammenstrijd niet eindelijk worden doorgepakt om daar via die coördinerende bevoegdheden doorheen te komen, bijvoorbeeld in het kader van het project Andere overheid?

In de jaarverslagen van LNV, EZ en VROM speelt de energievoorziening terecht een belangrijke rol. Het terugdringen van het gebruik van fossiele brandstoffen is een van de belangrijkste opgaven voor deze eeuw. Nog niet zo lang geleden heeft de Algemene Rekenkamer een onderzoek gewijd aan energiebesparing in de glastuinbouw en heeft zij daarover een aantal aanbevelingen gedaan. Dan is het raar dat de systematiek van tarieven en belastingen met regelmaat juist nadelig is voor bedrijven die fors willen investeren in energiebesparing. Het kan toch niet zo zijn dat ondernemers die gas besparen, worden gestraft met een hoger tarief en/of een hogere belasting? Ik hoor graag van de minister van Financiën of hij kan aangeven hoe het kabinet bij het volgende Belastingplan dit soort ongewenste neveneffecten van heffingen kan wegwerken. Anders bereiken wij die beleidsdoelstellingen immers nooit.

Op het punt van ruimte is in het jaar 2005 veel gebeurd. Een belangrijke opgave voor 2005 was de gematigde huurontwikkeling. Dat is geregeld. De huurontwikkeling is het laagst sinds 1959. Een andere opgave was bouwen, bouwen, bouwen. Daarmee zijn wij in principe in 2005 begonnen, met name door het vaststellen van de nota Ruimte, waardoor er weer meer kan in dit land: ruimte voor een vitaal platteland en ruimte om te bouwen door minder regels en procedures. Het is overduidelijk dat je knelpunten op de woningmarkt niet oplost door een hypotheekrentediscussie, maar door bouwen.

Een andere belangrijke doelstelling in 2005 was uiteraard het punt van de veiligheid. Het is veiliger geworden. Dat is ook de beleving van veel mensen. De criminaliteitscijfers zijn verbeterd. Ook op het gebied van de terrorismebestrijding zijn in 2005 de nodige stappen gezet, bijvoorbeeld in de vorm van het Nationaal Coördinatiecentrum Terrorismebestrijding. De maximale gevangenisstraf is verhoogd van twintig naar dertig jaar. Dat doet recht aan het gevoel dat mensen hebben bij veiligheid en rechtvaardigheid. Het kabinet is dus op de goede weg. Dat geldt ook voor de uitbreiding van de mogelijkheden voor cameratoezicht in de openbare ruimte. Die positieve tendens in de jaarverslagen en in de rapportage dreigt te worden verstoord door de negatieve ontwikkeling in de politiesterkte in het jaar 2005. Het kabinet beloofde extra uitbreiding, zeker ook in de aanloop naar het jaar 2010. Bij de algemene beschouwingen is een motie van de coalitiepartijen aangenomen die juist extra financiële middelen beschikbaar stelde. De dip in het jaar 2005 maakt dat ik het kabinet met klem vraag, aan te geven wat er gaat gebeuren om de beoogde sterkte in het jaar 2010 te halen. De ontwikkeling bij de politiesterkte is immers nu niet bevorderlijk voor het verder verbeteren van de veiligheid, een van de hoofddoelstellingen van het kabinet.

Wij zijn ook minder tevreden over de prestatie van de Belastingdienst in het jaar 2005. Vooral de automatise­ringsproblemen en mede als gevolg daarvan de haperingen bij uitbetalingen bij toeslagen hebben voor de nodige problemen gezorgd. Uiteraard dient ter verklaring dat de Belastingdienst in het jaar 2005 wel erg veel voor de kiezen heeft gekregen: invoering van de zorgtoeslag en invoering van de huurtoeslag. Er moet wat gebeuren. Gelukkig erkent de staatssecretaris ruiterlijk dat er het nodige mis was in het jaar 2005. Hij heeft maatregelen aangekondigd en op basis daarvan hebben wij vertrouwen dat het goed gaat komen. Het kabinet zal ons echter niet kwalijk nemen dat onze financiële woordvoerder het jaarverslag over 2006 op dit punt met de nodige aandacht zal bestuderen.

De CDA-fractie kijkt per saldo met een goed gevoel terug op het jaar 2005. Het kan echter altijd beter. Ik heb een aantal voorbeelden genoemd. Ook op het gebied van administratie en beheer valt er winst te behalen. De tevredenheid over het optreden van het kabinet overheerst echter. Er is juist in 2005 voortvarend, met durf en soms met niet al te populaire maatregelen gewerkt aan de toekomst van ons land. Er is veel in gang gezet. Het kabinet moest nadrukkelijk tegen de stroom in roeien. Het heeft dat met open vizier gedaan. Dat verdient waardering. Het is ook niet voor niets geweest, zo blijkt uit alle signalen. Nederland staat er weer goed voor. Wij kunnen de toekomst, ook de vergrijzing, met vertrouwen tegemoet zien.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik grijp de kans om de heer Verhagen te vragen naar de topbeloningen in het jaar 2005. Dat is flink fout gegaan, zowel in de private als de publieke en semi-publieke sector. De heer Verhagen weet dat. Hij heeft de jaarverslagen erop na kunnen lezen. Wat vindt het CDA dat hierop het passende antwoord is?

De heer Verhagen (CDA):

Het kabinet heeft, in tegenstelling tot voorgaande kabinetten, ervoor gezorgd dat er transparantie is. Daardoor ontstaat publieke discussie. In het verleden werd er niet over gesproken omdat de inkomens überhaupt niet bekend waren. Een van de maatregelen die dit kabinet genomen heeft, is juist te zorgen voor transparantie om een publieke discussie en het uitoefenen van druk mogelijk te maken. De andere grote maatregel van het kabinet op dit vlak zijn de bevoegdheden van aandeelhouders en de commissarissen om de mensen hierop aan te spreken. In het verleden is gesproken over de salarissen van de bazen in de energiesector. Daarbij is nadrukkelijk gezegd dat de aandeelhouders, vaak provinciale of lokale vertegenwoordigers, hun verantwoording moeten nemen. Ik wijs ook op de commotie over het salaris van de baas van Shell, de heer Van der Veer. Ik ken een commissaris bij de Shell. De heer Vendrik ook. Ik heb gezegd dat die zijn werk moet doen en moet controleren of het goed gaat. Wij moeten in onze debatten hier nadrukkelijk de aandeelhouders en de commissarissen aanspreken. Binnenkort voeren wij hier een discussie over de norm van het salaris van de minister-president. Dat debat moeten wij met open vizier aangaan. Als wij het feit kapittelen dat in de semi-publieke sfeer mensen een salaris verdienen dat hoger is dan dat van de minister-president moeten wij lef tonen en ook het salaris van de topambtenaren willen verlagen. Óf wij moeten het salaris van ministers op een verantwoord niveau brengen. Als wij het salaris van de minister-president als norm stellen, dan moet het ook een verantwoorde norm zijn. Wij zullen die debatten nog voeren. De heer De Vries en mevrouw De Pater voeren dat debat namens mijn fractie en zij hebben dit punt ook meermalen naar voren gebracht.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik wist overigens niet dat u commissarissen bij Shell kende, maar dat even terzijde. Ik vraag mij krampachtig af wie ik daar ken, maar mijn geheugen is blanco. Ik laat de private sector maar even voor wat hij is, daar gaat het echt fout. Ik beperk mij nu tot de verantwoordelijkheid van dit kabinet. U zegt dat het salaris van de minister-president de norm schijnt te zijn. Vindt het CDA dat het salaris van de minister-president de norm voor de publieke en de semi-publieke sector is? Dat zou echt een stap vooruit zijn, want dit debat emmert maar door. Wat moet het kabinet doen om ervoor te zorgen dat die norm gestand wordt gedaan, niet alleen bij het Rijk maar ook bij semi-publieke instellingen: de ziekenhuizen, de universiteiten en de energiebedrijven? Wat moet het kabinet nu ondernemen?

De heer Verhagen (CDA):

Wij hebben er natuurlijk verschillende malen een debat over gevoerd. Om te beginnen vind ik dat wij het salaris van de minister-president op een dusdanig niveau moeten brengen dat wij het als norm kunnen hanteren. Dat zal de eerste stap moeten zijn. Op dit moment kun je niet de mensen krijgen die je wilt hebben om die taken naar behoren te kunnen vervullen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

U vindt dus eigenlijk dat dit kabinet laat zien dat je niet de goede mensen krijgt voor dat salaris.

De heer Verhagen (CDA):

Nee, ik heb het over de normstelling voor de publieke en de semi-publieke sector. Ik waardeer het juist dat ministers, de minister-president in het bijzonder, dit doen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Hij gaat nu weg.

De heer Verhagen (CDA):

Het gaat over hemzelf, dus hij denkt waarschijnlijk dat hij zich beter buiten dit debat kan houden. Dat waardeer ik. De vice-premiers zitten er echter en zij nemen hem op dit moment waar.

Minister Zalm:

Zijn 36 uur zijn vol.

De voorzitter:

Voor de Handelingen vermelden wij even dat de minister-president kort de zaal heeft verlaten.

De heer Verhagen (CDA):

Juist bij politici gaat het vaak niet om de salariëring, maar om het idealisme. Zij kiezen er zelf voor. Zij zetten zich in om hun taken naar behoren te kunnen vervullen. Voor hen is het salaris niet bepalend. Als het salaris de norm voor bepaalde functies wordt, dan moet die norm ook op een normaal niveau liggen. Daar zullen wij binnenkort in relatie tot de rapportage van de commissie-Dijkstal over praten. Laten wij daar eerlijk over zijn. Als wij vinden dat het de norm moet zijn, dan moeten wij ook bereid zijn om te spreken over een normale salariëring.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat was mijn vraag niet. Ik vroeg niet naar de hoogte van het salaris van de minister-president en of er 30% of 10% bij moet. Ik begrijp dat u dat debat nu wilt voeren. Dat is prima. Laat maar komen. Wij zullen het daarover oneens zijn. Stel dat die norm eenmaal is vastgesteld: op het huidige niveau of plus 30%, wat u lijkt te willen. Hoe moet dit kabinet er dan voor zorgen dat die norm gehandhaafd en toegepast wordt in de publieke en de semi-publieke sector? Dat is mijn vraag.

De heer Verhagen (CDA):

Je kunt om te beginnen een appel doen. Je kunt degenen die erover gaan erop aanspreken. Ik vind uiteindelijk dat het onze plicht is om ervoor te zorgen dat die functies bemand worden. Dat zal op de normale wijze moeten gebeuren. Als niemand aangesteld mag worden in een functie die een hogere salariëring kent, dan wens ik u veel succes. Dan doen wij alleen niet meer mee.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Voorzitter. Ik begin met de opmerking dat de actie van vorig jaar niet ongeslaagd was, want Utrecht was de enige plek in Nederland waar een meerderheid voor de Europese grondwet heeft gestemd. Wat dat betreft heeft het toch een bijdrage geleverd dat de drie fractievoorzitters daar aan het folderen waren.

Zes jaar geleden voerde ik voor het eerst het woord tijdens een verantwoordingsdebat. Dat was in het Europees Parlement. Als rapporteur blokkeerde ik toen de kwijting van de jaarrekening totdat het Europese ziekenhuis in Gaza geopend zou worden. Dat ziekenhuis was af, maar om allerlei bureaucratische redenen werd het niet gebruikt, terwijl tienduizenden Palestijnen zonder medische hulp zaten. Vandaar de blokkade van het Europees parlement. Overigens hadden wij hiermee succes, want in dit ziekenhuis worden elke dag mensenlevens gered.

Als ik dat vergelijk met de manier waarop wij hier met jaarverslagen omgaan, zie ik toch wel een heel groot verschil. Het lijkt soms een verplicht bureaucratisch nummer in plaats van een heel belangrijke kans om er samen voor te zorgen dat onze publieke middelen het best worden besteed en dat wij de effectiefste overheid hebben. Ik hoor daarom graag van de regering wat zij gaat doen met de kritiek van de Algemene Rekenkamer dat de ministers zich de kans ontnemen om echt te leren en dat de jaarverslagen niet de spiegel van de begroting zijn die ons is beloofd. Ook ontbreekt het nog steeds aan de toegezegde rubriek met beleidsconsequenties. De heer Bos sprak hier al over. Wat gaat de regering hieraan doen?

Politici moeten afgerekend kunnen worden op resultaten. Dat geldt zeker voor de regering. Wat is nu het resultaat als ik door mijn oogharen naar drie jaar Balkenende II kijk? Toen deze coalitie aantrad, ging het met onze economie en overheidsfinanciën in een hoog tempo bergafwaarts. Niet voor niets was het creëren van banen de eerste prioriteit van dit kabinet. Hoewel 2005 in veel opzichten nog steeds een moeilijk economisch jaar was, kunnen wij constateren dat het herstel steeds zichtbaarder wordt. Het CPB meldt in zijn juniraming van vorige week dat de Nederlandse economie eindelijk weer in de lift zit. Voor het eerst sinds 2002 neemt de werkgelegenheid substantieel toe. De daling van de werkloosheid bedraagt rond 2007 zelfs maar liefst 30%. Voor het eerst sinds 1999 groeit de economische in 2006 en 2007 harder dan die van het eurogebied. En het begrotingstekort verdwijnt, zoals het CPB formuleert, als sneeuw voor de zon. Dat betekent dat wij volgende generaties niet met onze schulden opzadelen.

Natuurlijk zal de ommekeer voor een deel het gevolg zijn van de conjunctuur en van meevallende gasbaten en belastinginkomsten. Wij moeten natuurlijk wel eerlijk en realistisch blijven. Een ander deel heeft echt te maken met het gevoerde beleid. Terwijl de stuurlui van de oppositie vrijblijvend protest aantekenden vanaf het Museumplein, werkte de ploeg van premier Balkende keihard aan herstel. Tal van maatregelen in de sociale zekerheid en de zorg hebben een stevig budgettair en economisch fundament gelegd. Waarvoor hulde.

Een minpunt is wel dat de arbeidsmarkt nog te weinig is geflexibiliseerd, terwijl wij in het Centraal Economisch Plan onlangs konden lezen dat modernisering van het ontslagrecht leidt tot een structurele daling van de werkloosheid. Hieraan zal nog hard gewerkt moeten worden.

Natuur en milieu is een onderwerp dat voor de D66-fractie van groot belang is. Daarover zijn zowel in het Hoofdlijnenakkoord als later de nodige middelen vrijgemaakt. Desondanks is het niet uit te sluiten dat de doelen voor de ecologische hoofdstructuur vertraging oplopen. Volgens minister Veerman wordt de ehs-doelstelling in 2018 gehaald, maar hij heeft aangegeven dat het tempo van realisatie wellicht niet kan worden gehaald. Houdt de regering er al rekening mee dat zij extra geld zal moeten uittrekken om vertraging te voorkomen? Wij willen niet dat de realisatie van de ehs vertraging oploopt en dat een volgende regering met die achterstand wordt opgezadeld. Als het kabinet de problemen van de WAO en de gezondheidszorg kan oplossen, kan dat natuurlijk ook gewoon met de natuur.

Alles bij elkaar is de balans positief. Zo heeft de coalitie ruimte gevonden om miljarden deels structureel en deels incidenteel via het FES te investeren in de kenniseconomie. Mede aan de hand van het rapport van de Studiegroep Begrotingsruimte zullen wij moeten bezien hoe wij de voeding van het FES en wellicht ook de uitgaven stabieler kunnen maken en hoe wij tot een optimale besluitvorming voor kennisinvesteringen kunnen komen. Graag krijg ik een reactie van de minister van Economische Zaken als eerst verantwoordelijke voor investeringen in kennis.

In het jaarverslag van het ministerie van OCW staat waar in 2005 0,5 mld. van de enveloppenmiddelen van Balkenende I en II zijn terechtgekomen. Als onderwijspartij is D66 natuurlijk zeer geïnteresseerd in de vraag hoe deze specifieke middelen precies zijn ingezet en wat het concreet opgeleverd. Ik zit niet op alle details te wachten, maar dat laat onverlet dat de informatie hierover incompleet is. Ik moet toch kunnen beoordelen in hoeverre de bewindslieden van OCW erin zijn geslaagd de kwaliteit van het onderwijs en van de leraren te verbeteren? Mede met het oog op de nog in te zetten middelen verzoek ik het kabinet in de begroting van 2007 duidelijker aan te geven waar de extra middelen voor worden ingezet, wat de concrete doelen zijn en wat de tot dusverre behaalde resultaten zijn.

In meer algemene zin is het jaarverslag van OCW te weinig prestatiegericht. De vraag wat er is bereikt, wordt in minder dan één op de vijf gevallen concreet beantwoord. En dat op een begroting van 27,5 mld. Mijn collega, Ursi Lambrechts, is hierop tijdens het wetgevingsoverleg over het onderwijsjaarverslag al uitgebreid ingegaan. Ik zal dat niet allemaal overdoen, maar ik vraag voor drie zaken speciaal aandacht.

In de eerste plaats ga ik in op de constatering dat een kwart van de leerlingen in de kader- en beroepsgerichte leerweg van het vmbo de leerling- of instructieboeken niet kan lezen. Ik heb eens uitgerekend hoeveel leerlingen dat eigenlijk zijn. Alleen al in deze leeftijdscategorie en bij deze opleidingsrichtingen gaat het om meer dan 14.000 leerlingen die hun schoolboeken niet kunnen lezen. Natuurlijk hoeven niet alle kinderen bollebozen te zijn, maar lezen is zo essentieel voor de rest van je leven dat ik dit schokkend vind. Wat gaat het kabinet hieraan doen?

In de tweede plaats vind ik dat schoolprestaties transparant moeten zijn. Als ouder moet je op internet de prestaties van scholen kunnen vergelijken. Hoe presteren de leerlingen? Hoe groot zijn de klassen? Hoeveel geld wordt er aan overhead besteed in plaats van aan lerarensalarissen? Dat zijn allemaal relevante vragen voor ouders en leraren. Tot dusverre was de transparantie slecht geregeld in Nederland, maar nu is er een website, namelijk www.onderwijsincijfers.nl. Ik heb die site bezocht, ik vind hem niet gebruiksvriendelijk en ook niet heel toegankelijk. Graag zou ik meer informatie hebben over verbetering van dit initiatief en de controle op de kwaliteit en de vergelijkbaarheid van de informatie.

Ten slotte noem ik het voortijdig schoolverlaten. De Algemene Rekenkamer en het CPB kraken hierover buitengewoon kritische noten. Voortijdig schoolverlaten is een groot maatschappelijk probleem. Er zijn verschillende definities in omloop, maar volgens de Algemene Rekenkamer hebben wij het over 57.000 nieuwe voortijdig schoolverlaters in 2005. Nu is het natuurlijk niet zo dat alle mensen voor galg en rad opgroeien en dat iedereen werkloos wordt, maar de kans dat dit gebeurt, is wel groter. De gespreksnotitie daarover van staatssecretaris Van Hoof, staatssecretaris Rutte en de Taskforce Jeugdwerkloosheid die deze week naar de Kamer is gestuurd, spreekt boekdelen. Waar de jeugdwerkloosheid onder jongeren met een startkwalificatie sowieso al een probleem is, is deze onder jongeren zonder startkwalificatie ronduit gigantisch. In 2005 bedroeg deze maar liefst 38,5% voor niet-Westerse vijftien- tot tweeëntwintigjarige allochtonen die niet naar school gingen. Overigens wordt in deze notitie melding gemaakt van 166.000 vijftien- tot tweeëntwintigjarigen zonder startkwalificatie, van wie er 25.000 als werkloos te boek staan en 41.000 als niet-participerend. 10.000 jongeren zonder startkwalificatie werken niet, gaan niet naar school en staan ook niet als werkzoekend geregistreerd bij het CWI. Wat gaat de regering daaraan doen?

Uit de rapporten van de Algemene Rekenkamer en het CPB blijkt dat de aanpak van het voortijdig schoolverlaten een rommeltje is, met vooral weinig nadruk op voorkoming van het probleem. Die nadruk zouden wij wel willen. De D66-fractie wil dat het kabinet eindelijk eens op een effectieve manier werk maakt van de bestrijding van voortijdig schoolverlaten. Zeker nu er 100 mln. extra voor wordt uitgetrokken. Dat betekent het verrichten van nulmetingen, het kiezen van duidelijke en consistente doelen en het wetenschappelijk verantwoord evalueren met controlegroepen. Op basis van de wetenschappelijke inzichten denk ik dat de inzet van coaches en mentoren kan helpen. Daarnaast zijn er steeds meer aanwijzingen dat voor- en vroegschoolse educatie, mits dit een follow-up krijgt in een later stadium, zeer effectief is. Preventief beleid is beter dan dweilen met de kraan open. Dat geldt vooral voor kinderen uit de zwakkere sociaal-economische milieus. Ik verzoek de regering daarom, mede op basis van ervaringen in het buitenland, een plan van aanpak te maken om de beschikbaarheid van voor- en vroegschoolse educatie drastisch te vergroten en daarbij aansluiting te zoeken bij bestaande initiatieven op het gebied van kinderopvang en naschoolse opvang. Heel concreet vraag ik de regering te kijken of de huidige doelstelling, namelijk dat 70% van de achterstandsleerlingen in 2010 in de voor- en vroegschoolse educatie komt, ambitieuzer kan. Wellicht moeten wij die doelstelling al in 2009 bereiken. Ik overweeg hierover in tweede termijn een motie in te dienen.

Als wij de jaarverslagen bekijken, is het duidelijk dat de balans positief is. Voor ons zijn er echter nog een paar belangrijke punten van zorg, vooral met betrekking tot milieu, onderwijs, vroegtijdig schoolverlaten en voor- en vroegschoolse educatie. Wij horen graag van de regering wat zij hieraan zal doen.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. Het jaar 2005 was voor burgers van ons land een slecht jaar in vele opzichten. De lonen gingen nauwelijks omhoog, uitkeringen werden bevroren, de huursubsidie ging omlaag en de ziektekosten omhoog. De koopkracht van de meeste mensen daalde. Als gevolg daarvan steeg de armoede, terwijl tegelijkertijd het aantal miljonairs steeg tot 108.000.

In nog een opzicht was 2005 een jaar om maar snel te vergeten. Overheidsdiensten lieten het massaal afweten bij de uitvoering van hun taken. De Nationale ombudsman Brenninkmeijer noemde overheidsdiensten zelfs dolgedraaid. Door de vele nieuwe wetten en de bezuinigingen op het overheidsapparaat kwam de uitvoering in de knel. Daardoor kwamen volgens de ombudsman burgers in de problemen. Het meest extreme voorbeeld was een gezin dat geen huursubsidie kreeg door een fout bij de vaststelling van het inkomen door de Belastingdienst en daardoor op straat kwam te staan. Mensen die werkloos werden, moesten soms door de puinhoop bij UWV maanden wachten op hun werkloosheidsuitkering waardoor zij uiteindelijk naar de voedselbank moesten om toch te kunnen eten.

Het lijkt erop dat dit kabinet met zijn veranderingsdrang meer aandacht heeft besteed aan het veranderen van het beleid dan aan de uitvoering ervan. Door de toegepaste kaasschaafmethode bij de bezuinigingen werd bovendien de druk op uitvoerende organisaties te groot. Koploper in slechte uitvoering was opnieuw de IND, een organisatie die klantonvriendelijkheid en mensen de deur wijzen bijna in haar "mission statement" heeft staan. Er is enige verbetering zichtbaar. Toch vraag ik de minister-president om toe te zeggen dat er een einde komt aan de voortdurende reorganisaties, het niet ten uitvoer leggen van gerechtelijke uitspraken en de onbereikbaarheid van de dienst.

Het functioneren van UWV is ook synoniem geworden met mensonwaardige herkeuringen, het niet op tijd betalen van uitkeringen, telefonische onbereikbaarheid en het niet nakomen van beloftes. Als klap op de vuurpijl geeft dit kabinet het huidige bestuur van UWV en oud-topman Joustra een bonus van 5% van het jaarsalaris. Het is een bonus voor het niet doen van je werk, voor slecht gedrag en voor het schofferen van de burger. Alsof de gemiddelde Nederlandse werknemer bij zijn baas kan komen met het verzoek om een bonus omdat hij dat jaar een groot deel van zijn werk heeft gedaan. Kan de minister-president toezeggen dat er volgend jaar onder deze omstandigheden geen bonus wordt uitgekeerd aan de UWV-leiding en de oud-UWV-topman? Wat kunnen wij aan verbeteringen verwachten zodat mensen die werkloos worden niet meer naar de voedselbank hoeven in afwachting van de toekenning van een werkloosheiduitkering?

De problemen bij de Belastingdienst hebben in een spoeddebat dat begin april werd gehouden en in het wetgevingsoverleg van twee weken geleden al veel aandacht gekregen. De problemen zijn groot. De Belastingdienst doet sinds kort ook de uitvoering van de huur- en zorgtoeslag. Als gevolg van fouten die daarbij worden gemaakt, komen grote groepen mensen in de problemen.

Ik ontving een e-mail over twee tienerouders met een netto-inkomen van € 1000 in de maand, huurlasten van € 500 en een zorgverzekering van € 200. Zij hadden in oktober vorig jaar zorgtoeslag aangevraagd en die werd slechts gedeeltelijk toegekend. In januari hadden zij ook huurtoeslag aangevraagd, maar daarvan hadden zij tot voor kort geen cent gezien. Deze jonge ouders moesten naar hun moeder om hulp te vragen. Ik heb dit voorbeeld eind april ook al aan de orde gesteld. Ik kreeg uiteindelijk pas vorige week het bericht dat het probleem dankzij de politieke interventie van de staatssecretaris van Financiën uiteindelijk is opgelost. Dat is wel vijf maanden later. Het is voorstelbaar wat dit voor mensen met een inkomen van € 1000 betekent.

Eergisteren, op 20 juni, kreeg ik een bericht dat was ondertekend met "vriendin van een wanhopige vrouw". Zij schreef: "Mijn vriendin heeft op de normale manier huur- en zorgtoeslag aangevraagd. Zorgtoeslag kreeg zij bericht over, maar huurtoeslag niet. Wij zijn toen op 18 december 2005 naar het belastingkantoor geweest waar een ambtenaar de aanvraag invulde. Vandaag heeft zij gebeld met de Belastingdienst en ook deze maand krijgt zij nog geen huurtoeslag. Dat is dan zeven maanden. Zij weet niet meer wat zij doen moet, want haar jaarinkomen is € 9000. Wat moet zij doen om toch haar toeslag te vragen? Zij heeft wel gewoon haar belastingaanslag gekregen dit jaar en daar zeggen ze ook niet: betaal maar over een jaar." Ook dit bericht heb ik doorgestuurd naar de staatssecretaris van Financiën met het verzoek om hiervoor per omgaande een oplossing te vinden. Dit hebben wij overigens al voor honderden mensen gedaan die bij de belastingdienst in de problemen komen.

Wat onze politieke verschillen ook zijn, mensen mogen nooit in de problemen komen door de uitvoering van taken door de overheid. Dat is nu wel gebeurd. Verleden jaar is dat ook veel te veel gebeurd. Wiens schuld is dit? De verantwoordelijkheid daarvoor ligt heel duidelijk bij dit kabinet. In verband met de belastingdienst is indertijd volgehouden dat een hele reeks van beleidswijzigingen (de huurtoeslag, de kinderopvangtoeslag, de zorgtoeslag, de overname van de premie-inning door UWV, de elektronische aangifte) te combineren was met een ingrijpende reorganisatie en een jarenlange vacaturestop om zo te kunnen bezuinigen op de uitvoering. Het kabinet heeft dus steeds volgehouden dat dit kon. Het kon echter niet. Wat de SP-fractie betreft, is het kabinet direct en volledig verantwoordelijk voor de problemen bij de belastingdienst.

Het zijn niet alleen individuele burgers die hierdoor in de problemen komen, ook de belastingmoraal gaat achteruit door gebrekkig toezicht op de aangiften. De ervaren kans op ontdekking van belastingfraude ligt nu op 66%. Dit is fors lager dan de doelstelling van 83%. De staatssecretaris zei daarover in het wetgevingsoverleg dat die doelstelling misschien wat al te ambitieus was. Werd die doelstelling in 2002 niet gewoon gehaald? Accepteert het kabinet daarmee niet impliciet dat de uitvoering sterk verslechterd is door zijn eigen bezuinigingen, waardoor ook deze minister van Financiën nu inkomsten misloopt?

Ik stel voor dat wij 2005 maar niet snel vergeten en dat wij het herinneren als een voorbeeld van hoe het vooral niet moet. Ik spreek de vurige wens uit dat het in 2006 niet alleen beter, maar veel beter gaat met de uitvoering van overheidsbeleid. De overheid is er immers uiteindelijk ten dienste van de burgers. Wat dat betreft, is zij verleden jaar op te veel punten jammerlijk te kort geschoten.

Ik wil nu nog enkele woorden wijden aan het verantwoordingsdebat. Daarover is al een aantal opmerkingen gemaakt. Als medewerker van de SP-fractie heb ik het begin van deze nieuwe verantwoordingsmethode kunnen volgen, maar ik moet zeggen dat het op mij steeds meer de indruk maakt dat er vooral veel bureaucratisch werk wordt verricht. Ook kan ik mij niet aan de indruk onttrekken dat het neerkomt op veel cijferfetisjisme. Ik denk ook dat wij langzamerhand, bijna vijf jaar later, de conclusie kunnen trekken dat het nooit zal verworden tot echt een volwaardige tegenhanger van Prinsjesdag. Dit heeft te maken met het feit dat het kabinet op Prinsjesdag zijn voornemens voor het daaropvolgende jaar op één geconcentreerd moment presenteert. De fractievoorzitters kunnen daarop dan een reactie geven. Zo ontstaat daarover een politiek debat.

De controle op de uitvoering door de Kamer is evenwel permanent. Als er dus problemen zijn bij de belastingdienst, voeren wij daarover een spoeddebat. Zo gaat het ook bij andere problemen bij de uitvoering door de overheid. Dit is dus het fundamentele verschil met de procedure van Prinsjesdag. De Kamer doet er mijns inziens dan ook goed aan om na te gaan hoe zij hiermee verder moet gaat. Het is in ieder geval duidelijk dat de meerderheid dat wel wil. Ik heb ook begrepen dat de voorkeur ernaar uitgaat om dit debat door de financieel specialisten te laten voeren. Dit heeft in ieder geval ook onze voorkeur.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik begin ook maar met een blik op dit debat. Ik maak er geen uitvoerige analyse van, want dan zijn wij inderdaad veel met onszelf bezig. Toch is het goed om er een opmerking over te maken. Immers, dit zou voor de Kamer het hoogtepunt moeten zijn in de uitvoering van haar controlerende taak. Wij voeren dit debat nu al een aantal jaren, maar het wil maar geen hoogtepunt worden. Ik stip aan wat in mijn ogen de twee oorzaken ervan zijn. De eerste sluit aan bij wat collega Verhagen zei, namelijk dat hét verantwoordingsdebat in feite niet bestaat. Je kunt het namelijk niet isoleren en los zien van alle andere debatten die wij met het kabinet voeren om het verantwoording te laten afleggen over alle deelonderwerpen en dergelijke. Ook tijdens de algemene beschouwingen en via spoeddebatten wordt voortdurend verantwoording afgelegd en treedt de Tweede Kamer corrigerend op. Het zou niet best zijn als het anders was en wij alles zouden opzouten tot dit jaarlijkse debat.

De tweede oorzaak is dat de Tweede Kamer geen tweede Rekenkamer is. Dat moet zij ook niet willen zijn. Dit blijf ik door de jaren heen benadrukken. De Algemene Rekenkamer beoordeelt de jaarverslagen. De Tweede Kamer hoeft dat dus niet dunnetjes over te doen. In dit debat zal ik dus ook niet de vinger op de zere plek leggen als de Algemene Rekenkamer dat al heeft gedaan. Daarbij komt dat wij over alle onderwerpen waar maar iets over op te merken is, al hebben gesproken tijdens de wetgevingsoverleggen. Daardoor hebben wij ze eigenlijk al langs de VBTB-meetlat gelegd. Alleen daarom al is het niet zo zinvol om tijdens dit plenaire debat in herhaling te vallen. Wij moeten ons nog maar eens in deze kwestie verdiepen.

Ik wil over een aantal punten wel iets concreets opmerken, op het gevaar af dat zich overlappen voordoen. Een aardige vraag voor dit debat, die op zichzelf ook wel in een verantwoordingsdebat thuishoort, is natuurlijk of Nederland er in 2005 op vooruit is gegaan en dan niet alleen in financieel-economische zin. In aansluiting daarop rijst de vraag welke rol het kabinet daarin heeft gespeeld. Dit is natuurlijk een aardige vraag, maar zelfs die zal ik in dit debat niet uitputtend behandelen. Tijdens de komende algemene politieke beschouwingen zal namelijk de balans van dit kabinet worden opgemaakt vanwege het feit dat dit de laatste algemene beschouwingen van dit kabinet zullen zijn. Ik vond het, eerlijk gezegd, wel intrigerend, dat niet alleen de grootste oppositiepartij, de Partij van de Arbeid, maar het CDA en D66 eigenlijk ook al bezig waren met het opmaken van de eindbalans van dit kabinet en het vergeleken met het Paarse kabinet. Ik probeer de politieke betekenis hiervan te duiden en zal mijn gedachten hier dus nog eens over laten gaan. Toen mevrouw Van der Laan het kabinet uitvoerig complimenteerde en betoogde dat het sinds Paars en het jaar 2002 allemaal zo veel beter was geworden, dacht ik wel dat dit in financieel-economische zin een hard oordeel was over de twee Paarse kabinetten waar D66 natuurlijk ook verantwoordelijkheid in droeg. In dat verband had zij minder recht van spreken dan de heer Verhagen, denk ik zo.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik vind het wel belangrijk om even duidelijk te stellen waarop ik precies kritiek had. Natuurlijk hangt de Nederlandse economie in sterke mate af van wat er in de wereld gebeurt qua markten, olie en conjuncturele effecten. Ik vind dat wij daar eerlijk over moeten zijn. Vandaar dat je nooit alles kunt toeschrijven aan een kabinet, zoals de heer Rouvoet ook weet. Ik heb alleen gezegd dat, afgezien van de conjuncturele effecten en de wereldeconomie, er kan worden geconstateerd dat het beleid van het kabinet-Balkenende II heeft bijgedragen aan het herstel. Daarvoor heb ik het mijn complimenten gemaakt. De zware economische situatie waarin dit kabinet heeft geopereerd, is natuurlijk niet te vergelijken met die van Paars I en Paars II.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dat verergert de boel alleen maar, want dat betekent dat Paars het ondanks het feit dat het nog meer mogelijkheden had om het goed te doen, het niet goed gedaan heeft. Paars heeft belangrijke onderwerpen laten liggen, los van mijn oordeel over de verschillende stelselherzieningen. Daarvoor draagt ook D66 verantwoordelijkheid. Paars heeft juist de grote vraagstukken op het vlak van de WAO en het zorgstelsel niet opgelost, omdat het daartoe niet bij machte was. Mevrouw Van der Laan heeft daar terecht een vrij streng oordeel over geveld via haar complimenten aan dit kabinet voor het feit dat het die onderwerpen wel op de agenda heeft gezet.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Precies! Dan kan de heer Rouvoet nog even met mij meedenken. Welke leden van Paars zitten nu niet in dit kabinet? Zij zijn verantwoordelijk.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

U maakt dus vooral de CDA-fractie en de heer Verhagen complimenten voor het feit dat het nu anders is gegaan? Ja, de heer Verhagen glundert al. Maar goed, wij vinden elkaar in het uitdelen van een paar flinke draaien om paarse oren.

Bij de presentatie van de jaarverslagen duidde minister Zalm het jaar 2005 als het jaar van de omslag. De conjunctuur sloeg eind 2005 om, beleidsmatig ging het van voorbereiding naar uitvoering en, wat vooral voor onze minister van Financiën van belang is, de overheidsfinanciën liggen weer op een evenwichtskoers. Maar hoe mooi 2005 ook was vanuit het perspectief van de overheidsfinanciën, het tegendeel was het geval voor veel mensen. Zoals de minister-president en zoals het kabinet weet, was dat allemaal niet nodig geweest. Ik wil niet al te veel pretenties hebben, maar de ChristenUnie heeft niet voor niets keer op keer bij de begrotingen een tegenbegroting ingediend om voorstellen te doen voor juist de kwetsbare groepen mensen, die het al moeilijk hadden en het nog moeilijker hebben gekregen door het kabinetsbeleid. Die voorstellen zouden aan hen ten goede zijn gekomen. En dat – ik zeg het met nadruk – zonder dat wij de hervormingsagenda van het kabinet ten principale onder kritiek hebben gesteld. Wij hebben de uitwerking ervan evenwichtiger willen maken met onze voorstellen.

Als wij terugkijken naar 2005 en de periode daarna hebben wij het natuurlijk ook over het verhaal van het zoet en het zuur. Dat verhaal schiet tekort, ook in economische zin. Ik heb de afgelopen jaren – het is voor de minister van Financiën en de minister-president geen verrassing – voortdurend het procyclische karakter van het overheidsbeleid bekritiseerd. Dat heeft de afgelopen jaren de economische crisis onnodig diep gemaakt. Nu de conjunctuur aan het kantelen is, moeten wij overigens niet vervallen in oude fouten zoals in 2001 is gebeurd met een gigantische, onnodige lastenverlichting. Ook die opmerking heb ik eerder tegen de minister van Financiën gemaakt. Ook toen herkende hij haar al. Dat zal vandaag niet anders zijn. Het komt er voor het kabinet op aan om dingen niet alleen goed te doen, wat ook moet gebeuren zoals uit de jaarverslagen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer in algemene zin blijkt, maar om ook de goede dingen goed te doen. Daarmee wordt echt vertrouwen gewekt. En als ik het woord "vertrouwen" laat vallen, hebben wij het over het echte punt waarmee de politiek zich vooral moet bezighouden. Dat is het afgelopen jaar wel gebleken. Het is het grote politiek-maatschappelijke probleem waarmee wij te maken hebben.

Wat de verantwoording zelf betreft blijkt er nog steeds een gebrekkige aansluiting te zijn tussen de begroting en het jaarverslag, terwijl het toch een eenheid zou moeten zijn. Het jaarverslag zou het spiegelbeeld van de begroting moeten zijn. Een verdere ontwikkeling van VBTB in dat opzicht is dus gewenst, zeg ik met de Rekenkamer.

Een volgend punt waarop ik met de Rekenkamer de vinger wil leggen, is het stagneren van de hoeveelheid informatie in de begrotingen. Vaak is de aanwezige informatie ook nog beperkt bruikbaar. Concrete thema's, hervormingsagenda, de stelselherziening; het jaarverslag mag er dan netjes uitzien, maar intussen is er nog al wat veroorzaakt in de samenleving met bijvoorbeeld de invoering van de nieuwe Zorgverzekeringswet. Maar niet alleen dat, want er waren eerder al maatregelen in de zorg en de sociale zekerheid genomen die vaak dezelfde groepen raakten. In combinatie heeft dat toch vooral geleid tot niet zozeer een kostenreductie in de zorg als wel een lastenverschuiving. Dan heb ik het bijvoorbeeld over de no claim. Die blijkt geen goede prikkel tot minder vraag naar zorg te zijn. Ondanks dat wil het kabinet de no claim handhaven. Wij spreken daarover volgende week met de minister voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, maar voor mij is in elk geval duidelijk dat de huidige benadering niet de juiste is en zie ik ons gelijk bevestigd dat wij tegen het wetsvoorstel over de no claim hebben gestemd.

Ik pik er een punt uit dat met de minister van OCW is besproken, maar dat toch betekenis heeft voor de verantwoording. Dat is de schooluitval. Een van de dossiers waarop de overheid, met name het ministerie van OCW, heel slecht heeft gescoord in de verantwoording en controle op de effectiviteit van beleidsmaatregelen, betreft het dossier van het voortijdig schoolverlaten. De beleidsdoelstellingen zijn helder maar de minister van OCW heeft, aldus de conclusie van de Rekenkamer, sinds het begin van de jaren negentig ongeveer elke drie jaar opnieuw ingezet op dezelfde drie typen maatregelen. Dat zijn dan preventieve maatregelen, curatieve maatregelen en maatregelen ter verbetering van melding en registratie. En dan gaat de conclusie verder: zonder dat bekend was wat het effect van de afzonderlijke maatregelen was. Telkens werd niet onderzocht waarom bepaalde maatregelen de voorgaande keren al dan niet hadden gewerkt. Wij trekken hieruit de conclusie dat er op dit dossier de laatste tien jaar weinig lerend vermogen aan de dag is gelegd. Dat is een stevige conclusie, een belangrijke conclusie. Weliswaar is het jongste plan van aanpak Aanval op de uitval nog niet meegenomen, maar het is wel een herkenbare conclusie voor het beleid dat het ministerie van OCW verlaat, namelijk dat oude maatregelen worden gepresenteerd alsof het nieuwe zijn en waarbij onvoldoende in de gaten wordt gehouden wat het effect daarvan is. Dat moet een les zijn voor een volgende verantwoording, in ieder geval voor OCW. Het zal voor ons ook een belangrijk aandachtspunt zijn.

Ik zie dat ik moet afronden en zal niet verder in concretiseringen vervallen. Er zou nog genoeg gezegd kunnen worden over de keuzes van het kabinet, bijvoorbeeld de Nota Mobiliteit, waarin het kabinet duidelijk zijn asfaltkleur heeft bekend. Ook over de systematiek rondom het FES zou nog het nodige op te merken zijn. De Rekenkamer maakt zich zorgen over de doeltreffende en doelmatige besteding van de steeds hogere FES-middelen. De Rekenkamer vindt, in tegenstelling tot de minister van Economische Zaken, de criteria te ruim. Al was het maar om ook hem in de gelegenheid te stellen zijn termijn te houden, vraag ik aan de minister van Economische Zaken meer toelichting op dit punt.

De heer Van As (LPF):

Voorzitter. Vandaag houden wij hier het verantwoordingsdebat met het kabinet. Dan siert het je zeker om te zeggen dat hetgeen is gebeurd, een goede aanzet is geweest tot herstel van de economie. Natuurlijk zijn wij ook afhankelijk van exogene factoren, van internationale ontwikkelingen. Maar de aanzet die dit kabinet heeft gegeven, heeft zeker geleid tot herstel. Dat is altijd onze kritisch-positieve opstelling jegens dit kabinet geweest, want je moet het debat altijd durven aangaan en op grond van rationele argumenten discussiëren.

Dat herstel is dit jaar duidelijk zichtbaar en ook de komende jaren verwachten wij er veel van. Wij moeten er lering uit trekken. Hoe gaan wij verder? Hoe gaat het kabinet om met de middelen en met de economische groei? Ga je er goed en zorgvuldig mee om? Laten wij nu niet weer vervallen in de fouten die in het verleden zijn gemaakt onder Paars I en II. Het is altijd vervelend om weer te wijzen en dat wil ik in wezen niet. Ik wil vooruitkijken. Laten wij de balans opmaken. Wij weten wat er in het land moet gebeuren. Er spelen allerlei zaken, zoals de heer Bos duidelijk heeft gezegd: de jongeren, de schoolverlaters en de mensen aan de onderkant van de samenleving. Maar wij constateren ook dat wij in Europa bij de top drie zitten, als wij zien wat de overheid betekent voor de inactieve mensen in ons land. Laten wij in ieder geval goed omgaan met de middelen die wij hebben; laten wij nu al rekening houden met de vergrijzing. Ik neem aan dat er met Prinsjesdag het nodige over zal worden gezegd. Ik ga ervan uit dat er nu al met bepaalde reserveringen ruimte voor wordt gehouden.

De Lijst Pim Fortuyn zou graag zien dat het kabinet ook eens over de eigen schutting heen durft te kijken. Dat is het debat dat wij ieder jaar met het kabinet aangaan, maar dat er eigenlijk onvoldoende uitkomt. Houd niet vast aan de jarenlang bestaande ambtelijke structuren, maar bekijk serieus de mogelijkheden om over te gaan tot het instellen van kerndepartementen en te komen tot een afgeslankte overheid, minder bestuurslagen en plattere organisaties waarin je winst kunt behalen en efficiënter kunt omgaan met je mensen en je middelen. Zorg ervoor dat je die mensen beter kunt honoreren die dat verdienen. Ik denk aan het personeel in de zorg, in de buitendienst bij de politie, de brandweer enzovoorts. Daar is een behoorlijke discrepantie in honorering. Laten wij er eens anders mee omgaan.

Er moeten ook lessen en beleidsconclusies worden getrokken uit het verantwoordingsdebat. Ik hoor er graag meer over van dit kabinet. Minister Zalm heeft al een paar keer gezegd dat hij met een lijstje zou komen. Dat lijstje heeft hij in zijn binnenzak of het ligt onder zijn kussensloop, maar ik heb het nog niet gezien. Hij heeft het al een aantal jaren beloofd, maar wij zien er weinig van. Zoals de Rekenkamer rapporteert, kan ondanks de positieve tendens in ruim tweederde van de gevallen geen inzicht worden gegeven in de kernvraag of wij hebben bereikt wat wij wilden bereiken. Dat is nogal wat: doelbereiking 31%, geleverde prestaties 58% en ingezette middelen 77%. Het kan beter en het moet beter. Daar moet je altijd naar streven, ook al zitten wij op een betere weg dan voorgaande jaren. Het aantal onvolkomenheden is ten opzichte van 2003 gedaald, maar er zijn toch nog ernstige onvolkomenheden gesignaleerd bij Defensie, bij Verkeer en Waterstaat en bij VWS. Dat zou niet mogen gebeuren, want juist daar valt de eerste slag te behalen.

Waar het gaat om de veiligheid, moet geconstateerd worden dat het het kabinet maar niet lukt om meer blauw op straat te krijgen. Er is zelfs een daling van 3% genoteerd. De Kamer heeft extra geld ter beschikking gesteld om de politiesterkte te vergroten, maar het is de vraag wat er met dat geld is gebeurd. Dat geld is kennelijk niet besteed aan het aannemen en opleiden van meer agenten. Er is een jaarlijkse uitstroom van ongeveer 2600 agenten. Dat betekent dat het rekruteren en opleiden van aspirant-agenten en het hebben van voldoende gebouwen en docenten op zichzelf al een "hell of a job" is. Laat de regering gewoon de waarheid zeggen. Als zij aangeeft dat de opleidingscapaciteit onvoldoende is of dat zaken anders moeten worden aangepakt, dan kunnen wij daar met elkaar verder over praten.

Daarnaast schiet de honorering bij de politie tekort. Bij de politie wil men om het niveau te verhogen, hbo-studenten aantrekken voor recherchefuncties. Dat betekent dat die mensen ook beter gehonoreerd moeten worden. Het geld dat wij aan de politie geven, mag niet hoofdzakelijk aan materieel worden uitgegeven. Het mag ook niet zo zijn dat, als er aan het eind van het jaar geld over is, dit ook nog aan allerlei materiële zaken wordt besteed en dat er gigantische politiefeesten worden gegeven, terwijl er verder niets gebeurt. Ik hoor graag van het kabinet hoe het dit structureel wil gaan aanpakken.

Mijn fractie is erg bezorgd over de wijze waarop de reclassering omgaat met de taakstraffen en de slapheid op dit punt bij de verantwoordelijke minister. Een taakstraf is al een lichte straf. Als veroordeelden daar een loopje mee nemen, moet dat een signaal zijn dat zij moeten worden opgehaald en dat zij hun straf desnoods moeten uitzitten in de gevangenis. Daar moet echt een sanctie tegenover staan, want in het kader van normen en waarden mogen de taakstraffen geen lachertje worden. Graag hoor ik de reactie van het kabinet hierop.

Ik kom op het verplichtingenbeheer. De Rekenkamer constateert voor het zoveelste jaar onvolkomenheden bij Verkeer en Waterstaat. De minister heeft heel openhartig gezegd dat er sprake is van onwil bij de ambtenaren, maar het is de vraag wie er uiteindelijk bestuurt. Doet de minister dat of bepalen de ambtenaren wat er gebeurt? Ik hoor gaarne van de premier hoe dit precies zit. Is er een gegronde reden voor de onwil van de ambtenaren of lappen zij alles maar aan hun laars en doen zij maar wat? Dat zou volstrekt onacceptabel zijn.

Het subsidiebeheer bij VWS heeft altijd onze persoonlijke aandacht gehad. Wij vinden dat er nog steeds te veel subsidie over de toonbank gaat en dat hier dus beter naar gekeken moet worden. Of is er ook bij VWS sprake van een cultuurprobleem bij de ambtenaren?

In het sociale jaarverslag vinden wij een rijtje rijksambtenaren die meer verdienen dan een minister. Dit rijtje moet natuurlijk zo snel mogelijk weggesaneerd worden. Daarnaast vallen ons vooral de gouden handdrukken op. Een ambtelijk secretaris van VROM met een jaarsalaris van € 64.000 heeft een gouden handdruk gekregen van meer van € 300.000. Is dat echt een gouden handdruk voor één persoon en, zo ja, wat moet je bij VROM doen om een gouden handdruk van vijfmaal je jaarsalaris te krijgen? Wij vinden dit echt te gek voor woorden. Vorige week hebben wij in een plenair debat al over de topsalarissen gediscussieerd. Toen hebben wij begrepen dat de fracties van het CDA en de PvdA eerst de rapporten van de commissie-Dijkstal willen afwachten. Ik hoop dat wij hier met z'n allen uit kunnen komen. Daarover ging vanmorgen ook de discussie tussen de heer Verhagen en de heer Vendrik. Als je vindt dat de hoogte van de topsalarissen afgeleid moet worden van de hoogte van het salaris van de minister-president, dan zal je er ook de discussie met elkaar over aan moeten gaan dat de premier op een behoorlijk salarisniveau zit. Anders is het namelijk een lachertje om het als afgeleide te zien en komt er verder niets van terecht. Ik ben het dan ook volledig eens met de heer Verhagen dat je anders voor de desbetreffende vacatures voor functies in de semi-publieke en de publieke overheid geen goede mensen zal vinden. Wij moeten dus realistisch en niet kopschuw zijn door te onderkennen dat de kabinetsleden in wezen onderbetaald worden.

In het Sociaal jaarverslag staat dat er zo'n 300 commissies zijn, waaronder adviescolleges, onderzoekscommissies en commissies van bezwaar. De voorganger van deze premier, de heer Lubbers, heeft destijds inderdaad flink gehakt in het aantal commissies. Misschien wordt het hoog tijd dat wij toch wat meer afgaan op ons eigen gezonde verstand door wat minder snel commissies in te stellen. Wat gaat het kabinet hieraan doen? Vindt het ook niet dat het aantal commissies moet worden teruggebracht?

Met de aanpak van fraude begint het kabinet nu eindelijk een beetje actief te worden. Jarenlang was minister Donner niet vooruit te branden om de fraude aan te pakken, tot grote irritatie van mijn fractie. Zichtbaar werd dat slechts 2,6% van de fraudegevallen met een gevangenisstraf werd afgesloten. Een onthutsend en slecht resultaat. Wij zouden graag zien dat het kabinet de financiële kennis bij het OM en het functioneel pakket gaat "upgraden", zodat de fraude adequater kan worden aangepakt. Er valt op dit punt namelijk nog veel winst te behalen.

De pluk-ze-wetgeving heeft bij lange na niet opgeleverd wat ervan werd verwacht. In Amsterdam zien wij de eerste vruchten van het patserproject. Ik vraag het kabinet hiernaar in het bijzonder te kijken. Ook in Italië zijn er goede voorbeelden ten aanzien van de wijze waarop de maffia-pluk-ze-teams actief zijn. Ik verwacht van de kant van het kabinet meer actie in dezen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mijnheer de voorzitter. Het jaar 2005 was voor veel Nederlanders een slecht jaar. Vrijwel iedereen werd geconfronteerd met een daling van het besteedbaar inkomen. Het kabinet meldde bij de algemene beschouwingen over de begroting voor 2005, dat deze daling niet meer dan 1% van de koopkracht zou bedragen, maar vrijwel alle groepen van burgers hebben het achteraf slechter gekregen. Ik zou zeggen: verklaar u nader, minister-president, er is een belofte niet gestand gedaan. Dat geldt in het bijzonder – dat weegt zeer zwaar voor de fractie van GroenLinks – voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen. De minister van VWS stond bijkans te klapwieken van vreugde toen hij onlangs meldde dat het budgettaire kader Zorg, zeg maar de nationale zorgpot, in 2005 slechts met 2,5% was gegroeid. Maar buiten beeld bleef de trieste waarneming dat de eigen betalingen van burgers aan gezondheidszorg in 2005 met 72% zijn gestegen. Het zijn vooral de mensen die niet zonder frequente zorg kunnen, chronisch zieken, gehandicapten en ouderen, die deze zeer forse en oplopende rekening hebben betaald. Verklaar u nader, minister-president. Vindt u dat u in 2005 goed heeft gezorgd voor deze groep burgers?

Alleen de topbestuurders in de publieke en private sector hebben vrijwel allemaal in 2005, resultaat of geen resultaat, een topbeloning binnengesleept. Zij groeien door het dak heen. De zelfverrijking zette in 2005 door. Wij hebben er inmiddels alweer twee debatten met dit kabinet aan gewijd, met als resultaat nul. Het kabinet komt niet uit de stoel, er worden geen nieuwe maatregelen overwogen. Het is wachten op alweer een advies. Bent u tevreden, minister-president, over dit gebrek aan fatsoen en aan solidariteit in Nederland in 2005? U laat het land straks achter met een grotere inkomensongelijkheid, met meer armoede en voedselbanken en met meer miljonairs dan u het in 2002 heeft aangetroffen. Bent u tevreden?

Het kabinet zet elk jaar in op verhoging van de arbeidsparticipatie, op "meedoen". Dat is goed. Toch weet het jaarverslag van het Rijk, namens het kabinet geschreven door de minister van Financiën, niet méér te melden dan dat op dit terrein de arbeidsparticipatie van ouderen – dat is de groep van 55- tot 64-jarigen – in 2005 licht is gestegen. Deze stijging van de arbeidsparticipatie van ouderen begint nu echt een buitengewoon vermoeiende aangelegenheid te worden; ik heb er al vele keren over gesproken met leden van het kabinet. Het kabinet heeft voor 2007 een doelstelling die gelijk is aan de autonome realisatie in 2007. Met andere woorden: met niets doen wordt het doel vanzelf bereikt. Waarom blijft het kabinet volharden en denkt het opnieuw zich op zo'n belangrijke doelstelling als de arbeidsparticipatie in den brede, en in het bijzonder die van ouderen, op deze wijze adequaat te verantwoorden?

Het is de hoogste tijd om speciaal op dit punt met het kabinet te gaan afrekenen. Ik begrijp dat het CDA dat nu zelf ook doet. Ik verwijs daarvoor naar het recent verschenen komische boekje "Een greep uit de successen van het kabinet Balkenende". Daarnaar waren wij ook benieuwd. Wij hebben de inhoud dus onmiddellijk ter harte genomen. Er schijnen 101 successen te zijn, maar ik begin even met wat volgens het CDA het grootste succes is; met stip op 1 staan de werkgelegen­heidssuccessen. Ik citeer: "Nederland heeft na jaren de laagste werkloosheid van alle EU-landen." Men suggereert dus dat het goed gaat. Deze witwasserette moet echt even weersproken worden. In 2002, mijnheer Verhagen, bij de start van de minister-president, bedroeg de werkloosheid in Nederland 2,8%. Inmiddels is de werkloosheid gestegen naar 4%. Dit is dus het nettoresultaat van dit kabinet; de werkloosheid is gestegen. Uit cijfers van Eurostat blijkt dat de ontwikkeling in Europa in dezelfde periode juist de andere kant op ging. De conclusie is dus dat Europa wel een goed, want neerwaarts resultaat geboekt heeft, waar dit kabinet de werkloosheid heeft laten oplopen. Ik vraag de heer Verhagen om dit boekje dan ook weer in te nemen, want volgens mij is dit soort misleidende reclame bij wet verboden.

De heer Verhagen (CDA):

Ik heb de stukken van Eurostat hier voor mij. Eurostat constateert dat het werkloosheidspercentage in Europa gemiddeld 8,4 was. Ik citeer: "Amongst the Member States seventeen recorded a decrease in their unemployment rate over a year, one remained stable." (...) "The largest relative falls were observed in" (...). Dan volgt een aantal landen, waaronder Nederland. Daar daalde de werkloosheid namelijk, zo schrijft men, van 4,9% naar 4%. Nederland wordt dus door Eurostat tot de landen gerekend waarin de grootste daling van de werkloosheid wordt geconstateerd. Dat staat hier dus gewoon. Gelet op het percentage werklozen in de lidstaten, scoort Nederland het best. U kunt uw statistiekjes gebruiken zoals u wilt, maar Eurostat meldt dus zelf in het begeleidende persbericht dat Nederland tot de landen behoort waar de beste slag geslagen is. Als je dat afzet tegen de andere landen, die met dezelfde economische recessie te maken hebben gehad, kunnen wij juist dankzij dit beleid dit succes claimen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het wordt alleen maar erger. Op de voorpagina van dit boekje staat: "Een greep uit de successen van het kabinet-Balkenende". Wanneer is de premier aangetreden? In juni 2002. Vergeef mij dat ik dan even kijk naar de stand van de werkloosheid in Nederland in 2002. Nogmaals: die stand was 2,8%. Wat is de stand nu? Die is 4%. Dat is dus het nettoresultaat van drie jaar onder leiding van deze minister-president.

De heer Verhagen (CDA):

Behalve als de andere landen naar 8% gaan.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Misschien mag ik dit punt even afmaken. Dat is dus het nettoresultaat in Nederland. Nu de vergelijking met andere landen. Inderdaad, alle Europese landen hebben last gehad van een economische recessie. Wat blijkt nou? Uit de gegevens van Eurostat blijkt dat alle Europese landen desondanks een daling van de werkloosheid teweeg hebben weten te brengen. Er is één land dat een stijging van de werkloosheid teweeg heeft weten te brengen, namelijk Nederland en dus dit kabinet. Dan durft u, mijnheer Verhagen, dat als het belangrijkste succes van dit kabinet in te boeken. Dat kunt u niet menen!

De heer Verhagen (CDA):

Ik vind dit onbestaanbaar. Ik ben natuurlijk blij dat GroenLinks de successen van het kabinet-Balkenende gaat bestuderen. Dat werd tijd, maar u beroept zich op Eurostat en ik heb hier de officiële tekst van Eurostat. Daarin staat: "In March 2006, the lowest were registered in The Netherlands." Dat staat er gewoon. Het percentage is in Nederland het laagst, namelijk 4. In Ierland is het percentage 4,2 en in Denemarken 4,3. Dat zijn de landen met de laagste percentages. Het gemiddelde percentage is 8,1. U vraagt mij hoe ik dat durf te verklaren, maar in de periode waarin dit kabinet aantrad, kwam de economische recessie in volle hevigheid naar voren. Die heeft overal geleid tot een forse stijging van de werkloosheid.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Nee.

De heer Verhagen (CDA):

Nederland slaagt erin om het laagste percentage van de EU te krijgen. Dan vind ik het werkelijk een gotspe dat u hier durft te beweren dat dankzij dit kabinet de werkloosheid is gestegen. Integendeel, wij hebben ervoor gezorgd dat wij de dalende lijn weer hebben ingezet, dat mensen weer aan het werk zijn gekomen en dat mensen dankzij de Wet werk en bijstand, waar u ongetwijfeld ook tegen was, weer aan de slag konden en niet aan de kant bleven staan.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik kijk gewoon maar even heel simpel naar de cijfers. De heer Verhagen heeft wederom op veel punten ongelijk. Hij leent namelijk van het succes van Paars. Dat schijnt vandaag populair te zijn, maar dan in omgekeerde zin. Ik kan het niet anders verklaren. Lees gewoon de cijfers, mijnheer Verhagen. Ik vertel het u nog één keer. Toen dit kabinet aantrad, bedroeg de werkloosheid in dit land 2,8%. Waar zijn wij ultimo 2005 aangeland? Bij een hogere werkloosheid. Dit kabinet heeft geen banen gecreëerd en het heeft geen mensen aan de slag gekregen. Dit kabinet heeft werkloosheid gecreëerd en het heeft mensen langs de kant laten staan. Dat is het resultaat van drie jaar kabinetsbeleid. Dan moet u niet doen alsof het omgekeerde het geval is. In 2002 was het verschil tussen Nederland en Europa groot, sterk in het voordeel van Nederland. Het is waar dat alle landen last hebben gehad van de economische recessie. Desondanks is de gemiddelde werkloosheid in Europa gedaald. In Nederland is de werkloosheid echter gestegen. Zo zijn de cijfers en niet anders.

De heer Verhagen (CDA):

Wij bespreken het jaarverslag van 2005. Ik constateer dat de werkloosheid is gedaald van 4,9% in het begin van 2005 tot 4% aan het eind van 2005. Eurostat kwalificeert dat niet alleen als het laagste werkloosheidspercentage in de Europese Unie, maar ook als de meest forse daling van de werkloosheid. U moet niet krom praten wat recht is. Recht is dat Nederland dankzij de maatregelen van dit kabinet behoort tot de landen met een forse daling van het werkloosheidspercentage. Nederland heeft een forse stijging van de werkgelegenheid gecreëerd. Mensen die tot dan toe werkloos waren, zijn aan het werk geholpen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Als u werkelijk de successen van Balkenende wilt uitventen, doe het dan goed. Wees dan ook reëel! Zeg dan dat dit kabinet in 2002 is aangetreden. Neem de cijfers van 2003, 2004 en 2005 maar eens samen. Ik start met de constatering dat de werkloosheid in Nederland in 2002 een stuk lager was dan vandaag de dag. Dat ontkent u niet, maar zeg dan ook niet dat het een succes is. Het is zeker niet het eerste succes. Het verschil met Europa is kleiner geworden in het nadeel van Nederland. Andere landen...

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter. Ik verzoek u het persbericht van Eurostat als bijlage bij de Handelingen op te nemen. Dan kan eenieder lezen wat Eurostat ervan zegt. Dan hoeft men niet af te gaan op onware suggesties van de heer Vendrik.

De voorzitter:

Ik neem aan dat tegen het opnemen van een noot in de Handelingen geen bezwaren bestaan.

(De noot is opgenomen aan het eind van deze editie.)1

De heer Vendrik (GroenLinks):

De heer Verhagen verwijt mij nu dat ik sta te liegen. Dat neem ik hem kwalijk, want ik lieg niet. Ik sta hier met cijfers die ik driedubbel heb geverifieerd. Alles wat ik daarover zeg, is waar. De heer Verhagen vindt dat dit kabinet op het punt van werkgelegenheid een succes is. Dit is een voor mij zeer belangrijk punt. Dat is het gelukkig ook voor de heer Verhagen, want het is het eerste punt waarmee hij het succes Vendrikvan dit kabinet verklaart. Ik daag hem uit om te melden wat er in de afgelopen jaren is gebeurd. Ik houd hem voor dat de werkloosheid in dit land is gestegen tijdens deze kabinetsperiode. Dat is gebeurd onder de regie van deze premier. Dat zijn geen leugens, maar dat zijn ware cijfers. Ik daag hem uit om met andere cijfers te komen, waaruit blijkt dat de werkloosheid eind 2005 onder die van 2002 ligt. Dat kan hij niet. Hij kijkt alleen naar 2005 en hij claimt dat dit het succes van het gehele kabinet-Balkenende is. Ik heb in de volle breedte van de kabinetsperiode gekeken wat er gebeurd is op het punt van de werkgelegenheid. Het zijn harde cijfers.

De heer Verhagen (CDA):

U bent aan het goochelen met cijfers.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Weerspreek het dan!

De voorzitter:

De heer Verhagen had het woord. U praat er niet doorheen, anders ontneem ik u het woord.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik bied mijn excuses aan. Dat zal ik niet meer doen.

De heer Verhagen (CDA):

Het persbericht van Eurostat dat ik de voorzitter net heb overhandigd, spreekt boekdelen. De wereldwijde economische recessie heeft overal geleid tot een stijging van de werkloosheid. Dankzij de maatregelen van dit kabinet is er een dalende lijn ingezet. Die forse daling heeft geleid tot het laagste werkloosheidspercentage in de EU. Dat is een succes. Daar ben ik trots op en dat zou u ook eens moeten zijn.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik zal niet in herhalingen vervallen. Ik houd vast aan de cijfers die ik heb genoemd en aan de conclusie die ik daaruit getrokken heb. Dit is misleidende reclame voor een kabinet dat dit succes niet verdient.

De jeugdwerkloosheid is bijna verdubbeld ten opzichte van het laatste jaar van Paars II. In Europa is de jeugdwerkloosheid constant gebleven. Onder allochtonen bedraagt de jeugdwerkloosheid het inmiddels zeer verontrustende percentage van 31. En wat lees ik in het jaarverslag van de minister van Sociale Zaken? Hij meldt trots dat hij in 2005 zijn taak heeft volbracht, want 24.000 jongeren zijn via de Taskforce Jeugdwerkloosheid op een jeugdbaan geplaatst. Dat is een ontluisterende manier van verantwoording afleggen, omdat het kabinet zich over het grote probleem van de jeugdwerkloosheid en in het verontrustende percentage werkloze allochtone jongeren niet verantwoordt. Het kabinet laat zich dus niet aanspreken op de resultaten van zijn beleid.

Idem voor de langdurige werkloosheid. In 2002 stond 26% van de werklozen – een kleine hoeveelheid werklozen, zeg ik er voor de heer Verhagen nog maar een keer bij – langdurig langs de kant. Hoe hoog is dat percentage in 2005? 40! Het gaat dus heel goed met ons land.

De voorzitter:

Tot nu toe heeft iedereen zich min of meer aan de afgesproken spreektijd gehouden. Uw tien minuten zijn nu toch echt voorbij en daarom moet ik u vragen af te ronden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik vraag de minister-president een reactie te geven op de veronderstelde werkgelegenheidssuccessen van dit kabinet en zich daarover echt te verantwoorden.

Het is mijn voorlopige conclusie dat het land er in 2005 op het gebied van werk en inkomen slechter voor staat dan het in 2002 werd aangetroffen door dit kabinet. Maar niet getreurd, want keer op keer heeft het kabinet de bevolking voorgehouden dat de harde ingrepen noodzakelijk waren om Nederland klaar te maken voor de vergrijzing. Maar dat zou dan wel terug te vinden moeten zijn in de sommen van het CPB over diezelfde vergrijzing. In 2000 presenteerde het CPB een scenario voor houdbare overheidsfinanciën. Dat deed het in 2005 ook. Je zou dus denken dat het door het kabinet geclaimde resultaat in die sommen terug te vinden is. Jammer genoeg is dat niet zo. Het CPB meldt namelijk in 2005 dat dit land nog lang niet klaar is voor de vergrijzing. In een aantal opzichten is het zelfs nog lastiger geworden dan voorspeld in 2000. Het vergrijzingstekort bedraagt namelijk tussen de 10 en 15 mld. Je zou dan ook denken dat het kabinet onmiddellijk besluit om bij te sturen. Maar nee, met de recente voorlopige besluitvorming van het kabinet wordt het probleem in het verkiezingsjaar 2007 nog eens met 3,5 mld. vergroot, zo meldt het CPB onlangs in de boekhoudkundige berekeningen voor de komende kabinetsperiode. Met andere woorden: het vergrijzingsprobleem wordt niet alleen niet opgelost, maar zelfs vergroot. Dat is toch geen VBTB? Dan leer je toch niet van de prestaties over 2005?

Minister-president! U maakt dit land niet klaar voor de vergrijzing. U bent bezig om dit kabinet klaar te maken voor de verkiezingen. Daar is politiek niet voor bedoeld. Ik vraag u zich nader te verklaren, want ook u sprak in 2002 over de puinhopen van Paars. Hoe zit het dan met uw fantastische resultaten als u in 2007 eigenlijk hetzelfde doet als de regering in het door u vermaledijde paarse jaar 2002? Toen werden ook meevallers weggegeven aan lastenverlichting, terwijl dat achteraf niet had moeten gebeuren. Dat dreigt nu weer te gebeuren en ik vraag u daarop te reageren.

De heer Van As (LPF):

U vergelijkt appels met peren. Dit kabinet heeft bij zijn aantreden namelijk allerlei gesubsidieerde banen geschrapt. Verder meldt u ook niet dat honderdduizenden mensen vanuit de WAO aan het werk zijn gegaan en dat u cijfers uit een periode met hoogconjunctuur vergelijkt met de cijfers die de uitkomst zijn van een economie die een aantal jaren in een dal heeft gezeten.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het kost mij buitengewoon veel moeite om te begrijpen waarom u zegt dat ik appels met peren vergelijk. Ik wijs er alleen maar op dat in de CPB-studie Ageing and the sustainability of Dutch public finances uit 2005 staat dat Nederland niet klaar is voor de vergrijzing, omdat er een tekort is van 10 tot 15 mld. Ik constateer alleen maar dat er letterlijk in het laatste rapportje van het CPB over de komende kabinetsperiode staat: het komend jaar dreigt de vergrijzingsproblematiek door dit kabinet nog groter te worden. Dat wil ik graag aannemen. Daarom trek ik de vergelijking met 2002. Iedereen zegt daarvan dat dit zo'n rampzalig jaar was. Allerlei politieke partijen zijn toen helemaal uit de rails gelopen met een sober budgettair beleid. Dat dreigt zich dus te herhalen. Als men het hier zo ernstig vindt wat er in 2002 is gebeurd, haal de broekriem van 2007 dan ook maar aan en neem deze les van het CPB serieus. Het kabinet zou dit in ieder geval moeten doen en daarover ging mijn vraag.

De heer Van As (LPF):

Je mag dit kabinet de vergrijzing niet verwijten. Dat wisten wij in 2002 en zelfs tien jaar geleden al. Wij spreken nu over 15 mld. die ineens boven de markt hangt. Over welke periode praten wij dan? Dat moet je natuurlijk ook nuanceren. Als dat over een aantal jaar is, dan kunnen wij met zijn allen maatregelen nemen. Ik ben heel benieuwd naar het antwoord van minister Zalm in dezen. Ik ga dan met u de discussie aan.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik wil graag de discussie met de heer Van As aangaan over de vergrijzing, maar dat was mijn punt niet. Het was niet mijn bedoeling om mijn eigen opvatting over wat wij met vergrijzing moeten doen naar voren te brengen. Mijn punt was dat dit kabinet de afgelopen jaren keer op keer tegen het Nederlandse volk heeft gezegd dat wij hard moeten ingrijpen, omdat wij bezig zijn om dit land klaar te maken voor de toekomst, lees: de vergrijzing. Ik constateer dat het CPB onlangs heeft gezegd dat dit land niet klaar is voor de vergrijzing. Ik vraag het kabinet hoe het dat beoordeelt. Geen resultaat. Ik vraag het kabinet naar de waarschuwing van het CPB dat het nog erger wordt en dat het land verder afraakt van het zogenaamde pad voor houdbare overheidsfinanciën, zoals het CPB dat prognosticeert. Ik vraag het kabinet of wij dan niets leren. Daarvoor is dit debat toch bedoeld? Het gaat niet om mijn opvattingen, maar om de beweringen van het kabinet zelf en hoe die zich verhouden tot wat wij inmiddels weten over de vergrijzingsproblematiek, wat er staat te gebeuren en wat dit kabinet van plan is in 2007.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. Wij voeren vandaag het verantwoordingsdebat over 2005, het tweede begrotingsjaar van het kabinet-Balkenende. Het gaat de VVD-fractie niet om mooie plannen, maar het gaat om resultaten. De resultaten tellen. Wat de VVD-fractie betreft gaat het net als vorig jaar om de beleidsmatige verantwoording. Hebben wij bereikt wat wij wilden bereiken? Hebben wij daarvoor gedaan wat wij zouden doen? Heeft het gekost wat het zou kosten? Wat de VVD-fractie betreft gaat het dit jaar ook om de verantwoording over de uitvoering. Is de dienstverlening waarvoor het Rijk verantwoordelijk is van goede kwaliteit? Wordt deze uitgevoerd binnen een verantwoord budget en op een transparante manier? Zo niet, wat gaan wij daaraan doen? Dit mede tegen de achtergrond dat de overheid er is voor de mensen en niet andersom.

Niet alleen in het eerste jaar, maar ook in het tweede regeringsjaar heeft het kabinet veel bereikt. Het kabinet heeft zich ontpopt als een waar hervormingskabinet dat Nederland weer een uitstekende positie geeft om de komende jaren te groeien en te bloeien. Het zijn geen gemakkelijke tijden om in de oppositie te zitten. De afgelopen jaren verweet de PvdA het kabinet dat de economie werd afgeknepen en dat Nederland daardoor achterbleef bij de rest van Europa. Het jaarverslag over 2005 laat zien dat het kabinet de weg omhoog weer heeft gevonden. De maatregelen die genomen moesten worden om de schade van de loonspiraal van 2001 en 2002 te repareren, hebben gewerkt. Laten wij elkaar niet wijsmaken dat Nederland alleen maar meelift op de golven van de wereldeconomie. De maatregelen van dit kabinet maken wel degelijk verschil, zoals de Wet werk en bijstand die aantoonbaar heeft geleid tot een veel grotere uitstroom. Kijk naar het kleinere beroep op de WAO als gevolg van de herbeoordelingen. Dit kabinet begon met een financieringstekort dat boven de 3% lag. Inmiddels komt het begrotingsevenwicht weer in zicht. De economische groei lag vorig jaar nog onder het EU-gemiddelde, inmiddels daarboven. Het belangrijkste resultaat op economisch terrein is natuurlijk dat de werkgelegenheid weer spectaculair stijgt. De werkloosheid is gedaald tot onder de 4%, ondernemers investeren weer, er ontstaat weer perspectief voor mensen die langs de kant stonden en jongeren krijgen weer een baan. Dat zijn de resultaten waar iedere politicus voor werkt. Ook de oppositie moet het met mij eens zijn dat Nederland er nu veel beter voor staat dan toen het kabinet aantrad. Wij zullen dat allemaal de komende jaren gaan merken.

Niet alleen op economisch gebied zijn er veel maatregelen genomen. Ik noem nog een aantal andere. Het nieuwe zorgverzekeringsstelsel geeft ons vrije keuze van zorgverzekeraar. Als hij het niet goed doet, kan men jaarlijks overstappen naar een andere maatschappij. Met de Wet maatschappelijke ondersteuning wordt voor het eerst geregeld dat mensen met een chronische ziekte, handicap of sociale achterstand en mantelzorgers recht hebben op ondersteuning op maat van hun gemeente zodat zij kunnen participeren in de samenleving. Bedrijven en ondernemers hebben een verlaging van de winstbelasting gekregen en er zit nog meer in het vat. De overheid zal aan scholen in het primair onderwijs niet meer tot in detail voorschrijven hoe zij hun geld moeten besteden. Zij krijgen voortaan een lumpsumbudget.

Bij de algemene politieke beschouwingen in 2005 heeft mijn voorganger Jozias van Aartsen aandacht gevraagd voor kinderopvang, met name voor de voor-, tussen- en naschoolse opvang in het schoolgebouw. Vanaf 1 augustus 2006 zal de tussenschoolse opvang wettelijk worden verankerd. Nog dit jaar zal een begin worden gemaakt het wijzigen van de Wet op het primair onderwijs voor dit doel. Het doel van de VVD-fractie is dat per 1 januari 2007 naschoolse kinderopvang tot tevredenheid van de kinderen en de ouders, en dus ook van de VVD-fractie, is geregeld. Er moet niet meer worden gesjouwd met kinderen. Nederland kan eindelijk ont-Pronken omdat de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening daar de ruimte voor biedt.

Een compliment hiervoor is op zijn plaats, maar wij zijn er nog niet. De VVD-fractie heeft enkele beleidsthema's geselecteerd waarover zij nog vragen heeft die zijn overgebleven uit de verantwoordingsdebatten met de verschillende bewindslieden die de afgelopen twee weken hebben plaatsgevonden. Ik zal spreken over administratieve lastenverlichting voor de burgers, over de jeugd, over innovatie en over files. Ik zal afsluiten met een aantal opmerkingen over de uitvoering van het beleid.

Er wordt op de ministeries van Financiën en Economische Zaken hard gewerkt aan het verminderen van administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Het kabinet heeft de helft de doelstelling van ruim 4 mld. lastenverlichting gerealiseerd. Dat is mooi. Het bedrijfsleven zegt echter dat dit niet echt veel lucht geeft. Daar is de VVD-fractie zeer bezorgd over. De aanbevelingen van de commissies Kraaijeveld en Stevens moeten met spoed worden uitgevoerd. Voor het bedrijfsleven is het nodig dat voorstellen van de Tweede Kamer, zoals het vormen van één inspectie- en controledienst, kwartaalaangifte in plaats van maandaangifte en het laten vervallen van de helft van de vergunningen, met spoed worden uitgevoerd. Hoe staat het met de uitvoering van de moties over deze onderwerpen?

De minister van BVK heeft toegegeven dat hij moeite heeft om de doelstelling te halen om ook voor de burger een flinke lastenverlichting te realiseren. Hij heeft dan ook nog lang niet de helft van zijn doelstellingen gehaald. Het is verstandig dat de minister-president een specifieke stuurgroep van ministers heeft ingesteld om in het komende jaar alles te doen om die beloofde lastenverlichting tot stand te brengen.

Ons land is internationaal koploper in het gebruik van pc's en internet. Nederland is echter een magere middenmoter op internationale lijsten waar het gaat om de bereikbaarheid van internetsites van de overheid. Dat kan toch niet? De invoering van het burgerservicenummer kan ook een stuk sneller. Er wordt wel gezegd: de Belgen doen het beter. Dat laat het kabinet zich toch niet zeggen? De VVD-fractie wil erop kunnen vertrouwen dat het goed komt. Met welke concrete maatregelen voor het bedrijfsleven en de burgers komt het kabinet dit jaar nog?

Ik vervolg met een aantal opmerkingen over het jeugdbeleid. De jeugd heeft de toekomst, maar dat geldt ook andersom: de toekomst van Nederland wordt mede vormgegeven door de jeugd van nu. Er zijn nog steeds grote structurele problemen in het kabinetsbeleid ten aanzien van de jeugd. De Algemene Rekenkamer heeft terecht zeer kritische opmerkingen gemaakt over de resultaten van het beleid om het aantal voortijdige schoolverlaters terug te dringen. De andere woordvoerders spraken daar ook al over. Maar liefst 175 leerlingen per dag verlaten de school voortijdig. Als je dit doorrekent, kom je tot de conclusie dat in de afgelopen vijf jaar ongeveer 300.000 jonge mensen zonder diploma op de arbeidsmarkt zijn gekomen. Dat is toekomstloos. Een deel van hen bekeert zich gelukkig weer tot de schoolbanken, maar het is evident dat wij veel meer moeten doen om het tij te keren. Er zijn wel plannen, maar er is onvoldoende werk in uitvoering.

De VVD is nog steeds ontevreden over de aansluiting tussen school en werk. Wat schoolverlaters kunnen en weten, sluit niet aan bij wat bedrijven aan vakmanschap vragen. De VVD-fractie heeft in 2004 een nota uitgebracht, waarin vele maatregelen worden opgesomd om het oude vakmanschap weer in het onderwijs te brengen: meer praktijk en minder theorie. Ook deze omslag is te beperkt ingezet. De resultaten zijn wat ons betreft dan ook onvoldoende.

De kwaliteit, de wachtlijsten en de versnippering in de organisatie van de jeugdzorg baren ons nog steeds zorgen. Ik denk ook aan het ontbreken van protocollen en een weinig wetenschappelijke onderbouwing van de behandelingen. Heeft het beleid wel effect? Vooral de trage vorderingen op dit terrein verontrusten ons. Juist bij de verantwoording gaat het om de vraag of het geld juist besteed is en of het beoogde doel bereikt is. Dat is nu precies wat er ontbreekt. De reden is dat het onbekend is. Wat ons betreft: alle hens aan dek. Wat is dus concreet de ambitie van het kabinet om nog in deze kabinetsperiode de kansen en de toekomst van de jeugd te verbeteren?

Ik maak een aantal opmerkingen over het innovatiebeleid. Voor de discussie over de verantwoording van VBTB is het van groot belang dat het beleid te toetsen is, althans dat de gegeven prestatie-indicatoren daadwerkelijk meetbaar en beschikbaar zijn in het jaarverslag. Dat is in de paragraaf over het bevorderen van de innovatiekracht in het jaarverslag van Economische Zaken echter niet het geval. Uit dit jaarverslag blijkt namelijk dat er over tal van effectindicatoren geen realisatiecijfers beschikbaar zijn. De meest recente cijfers die wel beschikbaar zijn, slaan veelal op het jaar 2000. Hierdoor is het onmogelijk, de regering op haar beleid af te rekenen.

Ter compensatie van de cijfers die niet beschikbaar zijn, wordt er verwezen naar de stijging van Nederland van de achtste naar de zevende positie op de European Innovation Score Board van 2005. Dit is weliswaar een goede prestatie, maar dit is geen officiële prestatie-indicator. De VVD vraagt zich dan ook af of het nut en de noodzaak van de gekozen prestatie-indicatoren in dit geval wel goed werken.

Het kabinet is van start gegaan met innovatie en kenniseconomie hoog op de prioriteitenlijst. Het Innovatieplatform zou analyses maken, voorstellen doen en aanjagen, dus ervoor zorgen dat kennis niet op de plank blijft liggen, maar daadwerkelijk wordt toegepast. Daar schort het in Nederland vooral aan. Wij horen en zien bijzonder weinig resultaten. Een omslag in het denken vergt evenwel meer dan alleen mooie rapporten. Dat vergt het actief uitventen van successen. Ik noem ook het leren van successen in andere sectoren en het toepassen van best practices. Er is een sneeuwbaleffect nodig. Maar is de bal wel van de berg gerold? Wat wordt er geanalyseerd en voorgesteld, alsook moet politiek vertaald worden? Daarom is de betrokkenheid van dit kabinet in de persoon van de minister-president ook zo belangrijk. Het kabinet moet bij dit onderwerp echt aan de bak zien te komen.

Ik maak nog enkele opmerkingen over de filebestrijding. De VVD is nadrukkelijk ontevreden over het gebrek aan voortgang hierin. De doelstelling van het kabinet is een vermindering van de filezwaarte met minimaal 30% op plaatsen waar projecten zijn uitgevoerd. Voer die projecten ook uit, zo is onze oproep aan het kabinet. Iedere ochtend hoort heel Nederland het fileleed breed uitgemeten op de radio. Miljoenen hardwerkende mensen zitten vast op weg naar hun bedrijf of een klant. Na het werk zitten veel ouders in de file, hopend dat de kinderopvang nog niet gesloten is, als zij uiteindelijk uit die file zijn. Geld is niet het probleem; het FES is goed gevuld. Wij roepen minister Peijs dan ook op om te gaan asfalteren. Fijnstof zou de voortgang vooral blokkeren. De VVD-fractie is daar niet van overtuigd. In het MIT staat een groot aantal wegen buiten de grootstedelijke gebieden gepland. Die kunnen onzes inziens snel worden aangelegd. Een motie met een opsomming van die wegen is vorig jaar bij de algemene financiële beschouwingen aangenomen, maar er wordt maar geen vooruitgang geboekt in het nemen van wettelijke maatregelen rondom fijnstof. Niet alleen de wetgeving in Nederland hapert, maar ook uit Brussel, waar Europese regelneven nog meer regelgeving op ons willen loslaten, komen er onrustbarende geluiden. De VVD-fractie wil de duidelijke toezegging dat het kabinet niet akkoord zal gaan met verdere aanscherpingen van de fijnstofregelingen vanuit Brussel, in ieder geval niet zolang de huidige problemen niet zijn opgelost.

Ik maak nog enkele opmerkingen over ontwikkelingssamenwerking. Niet het jaarverslag, maar wel de brief die wij deze week van minister Van Ardenne ontvingen, is zeer relevant voor dit verantwoordingsdebat. Deze brief vormt een reactie op vragen van mijn collega Szabó over resultaatmeting op het vlak van ontwikkelingssamenwerking. In de brief wordt een onthutsend beeld geschetst. Een deugdelijke verantwoording van de geboekte resultaten zou niet mogelijk zijn en dat terwijl het hier om 4 mld. per jaar gaat! De VVD-fractie vindt dit niet acceptabel. Zij krijgt graag een heldere verklaring.

Ook dit jaar zijn wij weer een paar maal opgeschrikt door toch wel heel zwakke plekken in de uitvoering van het overheidsbeleid. Dat is helaas niet iets van het laatste jaar. Uit het onderzoek naar de bouwfraude bleek dat de integriteit van enkele ambtenaren in het geding was. Verder functioneerde het Openbaar Ministerie geenszins optimaal en kregen wij te maken met tbs'ers die tijdens hun verlof in de fout gingen. Wij maken ons nog steeds veel zorgen over de langs elkaar heen werkende organisaties die onze jeugd ondersteunen. Het aantal schoolverlaters zonder diploma willen wij flink reduceren, maar wij zijn daar nog niet in geslaagd. Het UWV moet er ook nog heel hard aan trekken om iedereen op tijd de juiste uitkering te betalen. Zelfs de anders zo goed functionerende Belastingdienst was telefonisch wel heel moeilijk bereikbaar voor mensen met vragen over zorgtoeslag, huursubsidie en belastingen. Kortom: er schort het een en ander aan de uitvoering van het overheidsbeleid. Dat is voor de VVD-fractie een reden om er in dit verantwoordingsdebat extra aandacht voor te vragen. De VVD-fractie stelt voor dat het kabinet bij ieder nieuw beleidsvoornemen aan de Kamer meldt of het beleid in de praktijk wel uitvoerbaar is en of geen beleid niet beter is dan wel beleid. Wij moeten namelijk niet alles vanuit Den Haag willen regelen. Bovendien willen wij minder regels in plaats van meer. Is de organisatie die het moet gaan uitvoeren, er wel klaar voor en zal het in de praktijk wel zo werken als het kabinet het voor ogen heeft?

De VVD-fractie hecht van oudsher veel waarde aan verantwoordingsdag. Voor liberalen zijn harde resultaten belangrijker dan mooie plannen, in de eerste plaats omdat burgers moeten kunnen zien wat er met hun belastinggeld wordt gedaan en in de tweede plaats vooral ook omdat liberalen de ambitie hebben om Nederland steeds beter te maken. Als wij onze kleinkinderen over twintig jaar willen laten zien wat wij voor hen hebben gedaan, kunnen wij niet voor de dag komen met: opa deed mee met alle hypes en stond voorop bij ieder vragenuurtje, maar controleerde niet of er voldoende geïnvesteerd werd en vooral of er van al die mooie plannen ook iets terechtkwam. Wij zullen moeten laten zien dat er daadwerkelijk iets is gebeurd, dat het onderwijs van wereldklasse is, dat er volop werk is en dat er geen enorme overheidsschuld is, kortom, dat Nederland meer dan ooit een land is om trots op te zijn. Natuurlijk vertellen wij onze kleinkinderen daarbij dat dit zo is gekomen, omdat nooit genoegen werd genomen met een 6-, niet op school, niet in de politiek en zeker niet op verantwoordingsdag.

De voorzitter:

Het kabinet heeft gevraagd om ruimschoots de tijd te krijgen voor de beantwoording van alle vragen van de Kamer, dus ik schors de vergadering tot 13.30 uur. Wij beginnen dan met de regeling van werkzaamheden en zetten daarna dit debat voort.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 11.25 uur tot 13.30 uur geschorst.

Voorzitter: Ten Hoopen

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven