Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 22 juni 2006 over drugs.

De voorzitter:

Er hebben zich twee sprekers gemeld. Met u is afgesproken dat het kerstregime geldt. Dat betekent dat alleen moties worden ingediend.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Voorzitter. Er zijn in het leven van een Kamerlid momenten dat je aan een borrel toe bent. Ik heb zojuist zo'n moment gehad na het debat over drugs met de minister van Justitie.

Minister Donner is tegen het experiment met de productie van wiet in Maastricht: het zou juridisch niet kunnen. De PvdA is samen met de VVD en D66 een jaar lang bezig geweest om alle argumenten van de minister te ontkrachten en wij zijn daarin geslaagd. Wij hebben laten zien dat het zowel juridisch als praktisch wel kan. Wij hebben in het Manifest van Maastricht, dat wij met z'n drieën hebben geschreven, laten zien dat het ook wenselijk is en dat een Kamermeerderheid dit wil. Het debat van vandaag zou zes maanden geleden plaatsvinden, maar het is uitgesteld omdat wij secuur wilden zijn. Wij hebben nog twee hoorzittingen gehad: een over de juridische aspecten, waarin nogmaals werd bewezen dat het wel kon, en een met burgemeesters in België nota bene. De vaste commissie uit Nederland gaat in België met de Belgen bespreken waarom wij ons softdrugsbeleid hebben.

Wij hebben toen al een motie opgesteld met zijn drieën. Die is niet ingediend, omdat het debat niet doorging. Die motie is dus niet hals over kop opgesteld en zeker niet in elkaar geflanst, maar er is over nagedacht. Nu duidelijk is dat het experiment wel kan, maar de minister van Justitie nog steeds niet wil, is de tijd gekomen dat wij de Kamer om een uitspraak hierover vragen. Dat doe ik met de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in grote steden burgers ingeschakeld worden bij de productie van softdrugs en daardoor in de greep van georganiseerde criminaliteit zijn gekomen;

constaterende dat het huidige beleid geen oplossing biedt voor de toenemende verkrijgbaarheid Albayrakvan softdrugs in woonwijken, in het bijzonder in de omgeving van scholen;

overwegende dat illegale wietteelt brandgevaar, schade aan volksgezondheid, milieu, woningen, energiebedrijven en sociale diensten veroorzaakt;

overwegende dat burgemeesters van vele steden ongeacht hun politieke achtergrond vragen om regulering van de achterdeur;

overwegende dat een meerderheid in de Tweede Kamer door het Manifest van Maastricht een oproep heeft gedaan om het genoemd experiment mogelijk te maken;

verzoekt de minister van Justitie, op grond van artikel 127 Wet op de Rechterlijke Organisatie een aanwijzing te geven aan het Openbaar Ministerie, inhoudende dat er voor de duur van het experiment geen prioriteit dient te worden gegeven aan opsporing en vervolging van de toegestane teelt van en handel in cannabisproducten ten behoeve van de gereguleerde verkoop van cannabisproducten aan consumenten in de gemeente Maastricht;

verzoekt de minister tevens, in combinatie met genoemd experiment de opsporing en vervolging van alle illegale overproductie, welke niet is bedoeld voor de aanvoer naar gedoogde verkooppunten, als hoge prioriteit te benoemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Albayrak en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 185(24077).

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Het is goed dat de heer Weekers zojuist is binnengekomen, want ik mis zijn naam onder deze motie. Dit is precies het project waarmee drie fracties een jaar bezig zijn geweest, wat ik vanmorgen het paarse monsterverbond heb genoemd. Begrijp ik hieruit dat, anders dan de heer Weekers, mevrouw Albayrak en de heer Van der Ham zich nog niet hebben laten overtuigen door de minister van Justitie? Of zit er iets heel anders achter?

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Ik had nog een laatste opmerking. Daarmee geef ik meteen het antwoord, wat ons tijd bespaart. Het is tevens een procedurele opmerking.

Ik vind het zeer kwalijk dat een minister van Justitie die zijn argumenten als sneeuw voor de zon ziet verdwijnen, begint te dreigen met opstappen als de Kamer zich toch uitspreekt. Dat heeft deze minister twee dagen geleden gedaan in de krant. Zoals in het debat bleek, is dat niet zonder effect gebleven. Ik dien mijn motie op dit moment in, in de wetenschap dat niet de handtekeningen van de drie initiatiefnemers, maar helaas van twee van hen onder de motie staan. Ik ben bang dat, als er wordt gestemd, de steun van de VVD-fractie zal ontbreken, waardoor er wellicht geen Kamermeerderheid is. Dat is in- en intriest.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Mevrouw Albayrak heeft een borrel nodig en ik ga een beetje filosoferen. Ik denk aan Max Weber, die politiek beschreef als het langdurig in dikke planken hout boren. Dat vind ik een aardige metafoor als wij het hebben over deze minister van Justitie rondom het softdrugsbeleid. Het gaat behoorlijk traag, maar wij komen wel ergens. Er zijn al wel eens heel geringe toezeggingen door de minister gedaan. Ik zie dat als een stapje vooruit. Het feit dat er in Nederland, maar zelfs over de grens steeds meer steun is voor de manier van denken van het grootste gedeelte van deze Kamer, is ook winst. Uiteindelijk zal de minister van Justitie dit niet kunnen negeren en zal het experiment in Maastricht doorgang vinden. Ik heb de motie van mevrouw Albayrak ondersteund omdat het ongeveer is wat ik in het debat en eigenlijk al een jaar lang heb gezegd, maar ook omdat de motie mogelijkheden biedt om pas op dat moment met het experiment aan te vangen, waarop alle flankerende dingen in orde zijn. Deze zorgvuldige motie kan ik alleen maar van harte ondersteunen.

Het is ook belangrijk dat de Kamer haar positie markeert.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een experiment als genoemd in het "Manifest van Maastricht" de mogelijkheid kan bieden om oplossingen te onderzoeken voor de problemen rond de productie van en handel in wiet;

overwegende dat een dergelijk experiment hand in hand moet gaan met bestrijding van illegale wietteelt;

spreekt als haar mening uit dat de investeringen die in Zuid-Limburg worden gedaan ten behoeve van de bestrijding van illegale wietteelt, dienen op te lopen met de aanvang van bovengenoemd experiment,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 186(24077).

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Begrijp ik het goed dat u in de motie niet uitspreekt dat het starten van het experiment afhankelijk is van het terugbrengen van de criminaliteit in de regio Maastricht tot, zoals de minister het vaker in het debat heeft gezegd, het nulpunt?

De heer Van der Ham (D66):

Dat staat er inderdaad niet in. Het experiment moet gestart worden in combinatie met harde repressie jegens degenen die zich niet aan het experiment onderwerpen. Dat is volgens mij ook het standpunt van de VVD-fractie. Het gaat voornamelijk om de positie van de Kamer. Ik hoop natuurlijk op de steun van de heer Weekers.

Mijn volgende motie betreft de flankerende maatregelen. Ik denk daarbij niet alleen aan politiemaatregelen. Als ook de financiële aspecten van deze maatregelen in kaart gebracht worden, weten wij waar wij aan beginnen en kunnen wij de regio duidelijkheid bieden over ondersteuning vanuit de Kamer.

De Van der HamKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een experiment als genoemd in het "Manifest van Maastricht" de mogelijkheid kan bieden om oplossingen te onderzoeken voor de problemen rond de productie van en handel in wiet;

overwegende dat de bestrijding van illegale wietteelt hand in hand moet gaan met een dergelijk experiment;

verzoekt de regering, de financiële consequenties in kaart te brengen van de maatregelen die nodig zijn om een dergelijk experiment te flankeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 187(24077).

De heer Weekers (VVD):

Voorzitter. Ik betreur het ten zeerste dat het verslag van het algemeen overleg zo snel op de plenaire agenda moest komen. Dat is niet aan u te wijten, maar aan mijn collega Albayrak. Een ordentelijk debat houdt in dat je eerst in alle rust een algemeen overleg houdt en dat er daarna tijd is om te overleggen over eventuele moties. Die tijd ontbrak, zeker omdat aansluitend op het algemeen overleg nog een ander algemeen overleg met de minister plaatsvond. Het heeft mij ertoe gedwongen om zelf heel snel een motie in elkaar te zetten. Ik vind het jammer dat de initiatiefnemers van het Manifest van Maastricht niet met een gezamenlijke motie zijn gekomen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende:

  • - dat de illegale hennepteelt hand over hand toeneemt, een steeds bedrijfsmatiger karakter krijgt en zorgt voor veel overlast, verloedering en brandgevaarlijke situaties in woonwijken;

  • - dat als gevolg van drugstoerisme dit probleem zich nog manifester doet gevoelen in Limburg en met name in Maastricht;

  • - dat deze ontwikkeling krachtig moet worden bestreden;

van oordeel dat tegelijkertijd het Nederlandse drugsbeleid waarin het scheiden van de markten van soft- en harddrugs centraal staat, dient te worden gehandhaafd en vervolmaakt;

verzoekt de regering:

  • - de inspanningen te vergroten om de illegale cannabisteelt, met name vanuit woningen, alsmede de verkoop vanuit illegale verkooppunten te bestrijden teneinde de verkoop verder te kanaliseren via de streng gereguleerde verkooppunten;

  • - de Kamer halfjaarlijks over de effecten van de inspanningen te berichten, naar analogie van een groot project;

  • - te voorkomen dat exploitanten van streng gereguleerde coffeeshops in handen worden gedreven van de criminaliteit en oplossingen te zoeken in de lijn van het Manifest van Maastricht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Weekers. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 188(24077).

De heer Van der Staaij (SGP):

Collega Weekers zei terecht dat het jammer is dat wij direct na het AO dit VAO hebben, want je kunt een en ander nu nauwelijks op je laten inwerken. Volgens mij komt de heer Weekers nu echter al met een motie vóór een AO. Immers, wij hebben net een brief gekregen, mede ondertekend door de minister van BZK, met een plan voor een grootschalige, integrale aanpak van de hennepteelt. Daar gaan wij nog over praten. Voorzover het gaat om de aanpak van illegale verkooppunten, ligt er een wetsvoorstel van de minister van Justitie. Ik vraag mij af wat de heer Weekers met zijn motie nog meer wil bereiken.

De heer Weekers (VVD):

Wij hebben vanochtend een uitvoerig algemeen overleg gehad. Daarbij was de inzet van zowel regering als Kamer dat de criminaliteit streng bestreden moet worden en de verloedering te lijf moet worden gegaan. Ook willen wij dat het verder geleid wordt in de richting van streng gereguleerde verkooppunten. De Kamer heeft de minister gezegd dat er nog wel een tandje bij mocht. Verder is er gezegd – daarover verschilden de opvattingen in de Kamer – dat de minister, als hij succesvol is in dat beleid, ervoor moet zorgen dat de exploitanten van de zwaar gereguleerde coffeeshops niet in de problemen komen. Immers, als het beleid van het kabinet, nog eens aangespoord door de Kamer, echt effectief is, dan worden daarmee de coffeeshops drooggelegd. En dat is iets wat wij niet willen. Aangezien wij de minister ook niet in een onmogelijke positie willen brengen, heb ik moeite met de motie van de PvdA om nu een rechtstreekse politieke aanwijzing te gaan geven inzake het vervolgingsbeleid. Daarom heb ik in mijn motie gevraagd om na te denken over oplossingen om het Nederlandse coffeeshopbeleid in stand te kunnen houden. In het Manifest van Maastricht is daar al het nodig voorwerk voor gedaan. Verder kan ik echter niet gaan.

De heer Van der Staaij (SGP):

Over die krachtige aanpak komen wij nog wel te spreken. Ik wil nu even doorgaan op het experiment. Wat zegt uw motie nu precies over het al of niet houden van een experiment met gereguleerde wietteelt?

De heer Weekers (VVD):

Ik ga de minister niet Weekersopdragen om morgen met dat experiment te starten. Dat leidt tot niets. Wij weten met z'n allen dat het internationaal rechtelijk erg gecompliceerd ligt. Er bestaat echter ook ergens een mogelijkheid. Dat is ook uit de hoorzittingen gebleken. Met de voordeur bevinden wij ons namelijk al in het schemergebied van de verdragen en bij de achterdeur verandert die discussie op zichzelf niet. Wij vragen de minister om nu aan de slag te gaan en ervoor te zorgen dat de problemen die de burgers van Maastricht ervaren, daadwerkelijk worden opgelost. Hij moet er tegelijkertijd echter voor zorgen dat ons coffeeshopbeleid als zodanig niet om zeep geholpen wordt. Ook moet hij ervoor zorgen dat er straks iets gedaan kan worden aan de achterdeur.

Een ander belangrijk aspect is de internationaal politieke component. Wij moeten hier niet het signaal afgeven alsof wij het Nederlandse beleid alleen nog maar ruimhartiger willen uitvoeren. Wij zullen ook de steun vanuit de ons omringende landen moeten hebben. Ik weet dat het kabinet daarmee bezig is en in het najaar verder zal praten met de landen om ons heen. Ik vind dat wij de minister de ruimte moeten bieden om in elk geval ook ten opzichte van het buitenland te kunnen aantonen dat wij zeer streng zijn op het gebied van de hennepplantages en de thuisteelt. In de tussentijd vraag ik de minister om hierover in lijn met het Manifest van Maastricht in stilte na te denken, opdat wij over een jaar naar ik hoop met een of andere implementatie daarvan kunnen beginnen. Ik wil nu niet het onmogelijke van de minister vragen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Over heel veel dingen zijn wij het eens. Gaat de discussie niet over de vraag wat deze motie nu zegt over de achterdeur? Vat ik het verhaal van de heer Weekers goed samen met "stop het nadenken daar niet over"?

De heer Weekers (VVD):

Mijn lijn is: stop het nadenken daar niet over. Als je echt effect weet te sorteren, zorg dan dat je daarmee het Nederlandse coffeeshopbeleid niet om zeep helpt en zorg ervoor dat dit beleid uiteindelijk wordt vervolmaakt. Degene die het algemeen overleg heeft gevolgd, weet precies wat ik daarmee bedoel.

De heer Van der Ham (D66):

De heer Weekers zegt heel onaardige dingen over de motie van mevrouw Albayrak en mij. Hij zegt dat de motie te kort door de bocht is, maar daarin is een behoorlijk aantal voorwaarden genoemd waaraan moet worden voldaan voordat wij ermee kunnen beginnen. Het moet allemaal goed ingebed zijn et cetera. Er staat ook niet echt een datum in. Er wordt gewoon gezegd dat wij ermee aan de slag moeten gaan als de omstandigheden goed zijn. Wij verzoeken minister Donner om dan het bedoelde instrument aan te spreken. Dat is toch niet iets heel anders dan het verhaal dat de heer Weekers in het algemeen overleg heeft gehouden?

De heer Weekers (VVD):

Daarom vind ik het erg jammer dat dit VAO halsoverkop moest worden gehouden. Als wij hiervoor wat meer tijd hadden genomen, hadden wij best gemeenschappelijk een motie kunnen indienen. Daar ben ik van overtuigd. Ik val vooral over het concrete verzoek aan de minister van Justitie om op grond van artikel 127 van de Wet op de rechterlijke organisatie een aanwijzing te geven aan het Openbaar Ministerie.

De heer Van der Ham (D66):

Bij aanvang van het experiment. Wij zeggen niet dat de minister dat morgen moet doen. Daar zijn de omstandigheden immers niet naar.

De heer Weekers (VVD):

Dat lees ik zo niet in de motie. Als de motie anders geduid moet worden, hoor ik dat graag.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Is zes maanden voldoende tijd, mijnheer Weekers? Dat is de tijd die u heeft gehad om over deze motie te oordelen. Deze motie is zoals zij nu is geformuleerd aan u voorgelegd. U heeft toen gezegd: zet mijn naam er maar onder. U heeft deze motie een dag voor dit debat nog een keer voorgelegd gekregen met de vraag of u nog steeds mee wilde doen. U heeft toen gezegd het debat af te wachten. Doet u nu alstublieft niet alsof deze motie halsoverkop in elkaar is gezet en daarin iets aan de minister wordt gevraagd wat niet van de minister gevraagd kan worden. Als u mij dat zes maanden geleden had gezegd, had u mij en uzelf heel wat werk bespaard.

De heer Weekers (VVD):

Het is mij niet bekend dat deze motie mij zes maanden geleden is aangereikt en dat ik toen gezegd zou hebben dat mijn naam eronder kon worden gezet.

Ik kijk even naar de heer Van der Ham: is dat bij hem wel het geval geweest?

De heer Van der Ham (D66):

Wel deze week.

De heer Weekers (VVD):

Goed, deze motie is deze week aangereikt. Toen heb ik onmiddellijk gereageerd met de opmerking dat ik de motie in deze vorm niet kon steunen en dat ik het debat met de minister wilde afwachten voordat ik eventueel een motie zou indienen. Het had van zorgvuldigheid getuigd wanneer mijn geachte collega mij enige tijd had gegund om met haar van gedachten te wisselen over de wijze waarop wij het doel dichterbij konden brengen. Door er nu een politiek nummertje van te maken – anders kan ik het niet noemen – brengt zij het gemeenschappelijke doel dat wij voor ogen hadden, verder weg dan ooit.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

De laatste woorden van mijn inbreng, namelijk dat het in- en intriest is, hadden te maken met het politieke nummertje van de VVD.

De heer Weekers (VVD):

Het gaat de VVD om een oplossing voor de overlast, een oplossing voor de verloedering. Het gaat er mij niet om, nu een politiek nummertje te maken. Dit vluggertje is beneden alle peil.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

De heer Weekers zegt dat hij onder druk is gezet omdat hierover nu een spoeddebat wordt gevoerd. Om die reden draait de heer Weekers 180 graden bij het zoeken naar een oplossing voor de achterdeurproblematiek van de coffeeshop. Ik kan het niet anders stellen. Ik denk dat dit een onderdeel is van het politieke akkoord. Ik vind het teleurstellend dat de VVD door intimidatiepolitiek van de minister van standpunt is veranderd. Ik had wat meer ruggengraat verwacht. De heer Weekers doet alsof hij de bevoorrading van de koffieshops heeft geregeld, maar hij lost het probleem echt niet op.

De heer Weekers (VVD):

Die woorden moet ik verre van mij werpen. Het is absoluut niet zo dat de VVD-fractie 180 graden is gedraaid. Integendeel. De geachte afgevaardigde van GroenLinks moet mijn motie nog maar eens goed doorlezen. Nogmaals, het gaat mij om het bereiken van een oplossing voor het probleem. Wij moeten niet heel snel de motie van mevrouw Albayrak door de Kamer jassen. Wanneer wij wat meer tijd hadden genomen, ben ik ervan overtuigd dat wij er gezamenlijk uit waren gekomen, maar jammer genoeg is dat ons niet gegund.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik adviseer de heer Weekers om zich niet te generen voor een echte bekering. De echt goede zijn 180 graden. Ik complimenteer hem daarmee. Voor de overzichtelijkheid wil ik het wel even scherp hebben. In de motie van de collega's Albayrak en Van der Ham wordt verwezen naar het Manifest van Maastricht, waarin door een meerderheid van de Tweede Kamer, waar de heer Weekers bij behoorde, een oproep werd gedaan om het experiment mogelijk te maken. Het verzoek van de motie geeft de route aan waarlangs dat moet gebeuren conform het Manifest van Maastricht, namelijk door de aanwijzing. Heb ik het goed begrepen dat de heer Weekers niet alleen vanwege tijdgebrek niet onder deze motie staat, maar ook omdat hij zegt dat wij niet van de minister het onmogelijke moeten vragen? Daarmee neemt hij afstand van het hart van het Manifest van Maastricht en ik prijs hem daarvoor. Hij vraagt de minister wel om te blijven nadenken in de lijn van dat manifest. Ik kan er geen bezwaar tegen hebben om na te denken, als het maar niet tot beleid leidt.

De heer Weekers (VVD):

Ik heb mijn naam gezet onder het Manifest van Maastricht en die naam staat er nog steeds onder. Ik sta er nog steeds achter, net als achter alle overwegingen in de motie van mevrouw Albayrak. Ik sta ook achter het laatste verzoek. Ik heb alleen moeite met het eerste verzoek, waarin wordt verwezen naar artikel 127 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het zou mij een lief ding waard zijn geweest, als er ruimte was geweest om erover te praten en het op een zodanige manier te formuleren dat wij er gezamenlijk uit waren gekomen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dit is een helder antwoord. Dat eerste verzoek is de kern van het Manifest van Maastricht, namelijk om het experiment langs die lijn mogelijk te maken. Ik prijs de heer Weekers dat hij moeite heeft met dat verzoek. Dat betekent dat hij op dat punt tot inkeer is gekomen en daar hoeft hij zich echt niet voor te generen.

De heer Weekers (VVD):

De kern van het Manifest van Maastricht is om de overlast van de drugsproblematiek op te lossen. Dat moet langs twee lijnen. Dat moet door repressie, maar vervolgens moeten wij niet de ogen sluiten voor de hypocrisie die inherent is aan ons softdrugsbeleid. Daarvoor zou ik graag een oplossing zien te vinden. Ik meen dat de lijnen die ik in het algemeen overleg heb uitgezet en die in mijn motie naar voren komen, de oplossing dichterbij brengen dan door de minister nu rauwelijks te vragen om een aanwijzing te geven aan het Openbaar Ministerie.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Mag ik een zin uitspreken over de suggestie dat ik loog dat de heer Weekers de motie eerder had gezien? Hij had graag langer willen overleggen met mij. Dat had hij gekund sinds 13 december 2005. Wat is internet toch mooi. Ik heb hem toen de motie met onze drie namen eronder toegestuurd. Als hij met mij over de aanwijzing had willen overleggen, had hij daar meer dan zes maanden de tijd voor.

De heer Weekers (VVD):

Als op deze wijze politiek wordt bedreven, dan hoeven voor mij dit soort coalities niet meer.

Minister Donner:

Voorzitter. Ik heb inderdaad vanmiddag in het algemeen overleg geconstateerd dat wij geleidelijk aan de goede richting uitgaan met het debat over de drugs. Jammer genoeg wordt bij de moties die nu worden ingediend, althans bij een aantal daarvan, weer een stap terug gezet. Het gaat daarin namelijk niet meer om de aanpak van de problemen. Ik doel hierbij op de vruchten van het softdrugsbeleid in Nederland, zoals die door mevrouw Albayrak zijn genoemd: georganiseerde criminaliteit, massale illegale wietteelt, overlast en toegenomen gezondheidsproblemen vanwege de wiet. Ik heb ook al aangegeven dat, als een beleid zo uit de rails loopt zoals mevrouw Albayrak het beschrijft, wij ons dan toch eens achter de oren moeten krabben of wij überhaupt de goede kant uitgaan met het beleid. Dat is het probleem dat moet worden aangepakt. De heer Van der Ham, mevrouw Albayrak en anderen hebben dat ook aangegeven. Helaas doen mevrouw Albayrak en de heer Van der Ham met hun moties weer een stap terug. Zij zeggen nu: dat is het probleem helemaal niet, er moet gewoon een experiment komen. Het aanpakken van de wietteelt is alleen maar flankerend beleid om het experiment te laten slagen.

Ik heb al meermalen aangegeven wat ik in praktische zin van dat experiment vind. Als je een probleem hebt met een winkel omdat er te veel volk komt, er allemaal troep op de grond wordt gegooid en er ongezond voedsel wordt verkocht, dan wordt dat probleem niet opgelost door de aanvoer van die winkel nog beter te regelen. Dan komt er immers nog meer volk, ligt er nog meer troep op de stoep en wordt er nog meer ongezond voedsel verkocht. De problematiek van de achterdeur kan überhaupt een probleem worden. Als het beleid slaagt op de hoofdzaak, namelijk het terugdringen van de overlast, de georganiseerde criminaliteit en de massale wietteelt, kan er een probleem ontstaan. Die situatie moet dan op dat moment aan de orde gesteld worden. Maar je begint niet met het achterste probleem als eerste op te lossen en te zeggen dat het eerste probleem alleen maar ondergeschikt is en flankerend beleid bij het oplossen van het achterste probleem. Dat is een logica die ik niet kan volgen.

De heer Van der Ham (D66):

Laten wij ervoor uitkijken dat wij nu niet toch weer in schuttersputjes geraken waar wij elkaar wel eens eerder in hebben gevonden! Dat zie ik nu een beetje bij de minister gebeuren, en ook bij de Partij van de Arbeid en de VVD. Dat was daarnet weer een ouderwetse paarse knal. Ik wijs erop dat in de motie een heel genuanceerd voorstel staat. Het experiment wordt niet zozeer geflankeerd door repressie, maar het flankeert elkaar. Het heeft elkaar nodig. Je zou bijna kunnen zeggen dat het nevengeschikt is. Dat moet de minister wel in de motie lezen. Als hij dat niet wil, dan zie ik inderdaad die heel grote, dikke houten plank voor me waar niet doorheen te komen valt. Alhoewel mevrouw Albayrak en ik, en nog wel anderen, dat wel proberen.

Minister Donner:

Ik constateer gewoon dat ook uw moties beginnen met "het experiment" en dat een experiment hand in hand moet gaan met de bestrijding van de illegale wietteelt. Dat is jammer na het debat, omdat het gaat om de vraag: wat is nu het probleem, wat willen wij oplossen? Ik geloof ook dat de motie van de heer Weekers zich daar beter op concentreert. Ik noem in dit verband de overlast in Nederland vanwege de illegale wietteelt, de overlast in de grensstreek omdat de klandizie van elders afkomstig is, de problematiek van de gezondheid en alle bijkomende problemen. Dat is de essentie van het geheel.

Nu de motie van de leden Albayrak en Van der Ham, en de klacht van mevrouw Albayrak over de minister die zou dreigen met opstappen. Ik heb niet gezegd dat ik opstap. In de NRC staat dat duidelijk te lezen. Ik heb slechts gezegd dat als de Kamer iets wil wat naar de mening van de minister van Justitie in strijd met de wet is, dat niet mogelijk is; dan moet de Kamer maar een ander soort minister van Justitie vinden, uit de penoze waarschijnlijk, om haar wens uit te voeren. In de motie zitten twee problemen. De substantie is het experiment. Ik heb aangegeven dat het juridisch niet kan, naar mijn mening ook geen oplossing is voor het probleem en verder gigantische problemen zal scheppen in het buitenland. De indieners hebben dit niet weerlegd, maar voeren het overleg van Lanaken aan. Ik heb begrepen dat de procureurs-generaal uit België, daar aanwezig, unisono hetzelfde hebben laten horen als in het Asser-rapport staat vermeld en dat een en ander overeenkomt met de bezwaren in de brief van de Europese Commissie dat het strijdig is met het Europese recht, zoals ik herhaaldelijk heb aangegeven. Laat dus duidelijk zijn dat ik de Kamer de aanneming van deze motie ontraad.

Los van de vraag of het een oplossing is of niet, het zal de ruimte in het buitenland beperken om überhaupt oplossingen te vinden vanwege het signaal dat daarmee wordt afgegeven. Het fundamentele probleem is echter dat de Kamer de minister van Justitie een opdracht geeft over aanwijzingen op grond van artikel 127 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het doet er dan niet toe wat er verder nog onder staat; al gaat het over kanovaren, een minister van Justitie kan niet accepteren dat de Kamer hem opdraagt om het OM aanwijzingen te geven, algemene of bijzondere. Daarmee zouden wij belanden in politieke justitie en iedere minister van Justitie die zijn geld waard is, moet dan nee zeggen.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Voorzitter. Ik neem aan dat de minister de motie inmiddels voor zich heeft liggen. Waar leest hij dat de Kamer hem "opdraagt" om die aanwijzing te geven?

Minister Donner:

Er staat: "verzoekt de minister" een aanwijzing te geven aan het Openbaar Ministerie, inhoudende dat voor de duur van het experiment geen prioriteit moet worden gegeven. Kortom, u verzoekt mij – dat is de normale terminologie die altijd in moties wordt gebruikt – en dat houdt in dat de Kamer de minister vraagt om iets te doen. Wij hebben het hier al eerder over gehad en toen heeft de Kamer ook niet doorgezet. Een minister van Justitie kan dit soort verzoeken van de Kamer niet aanvaarden, al helemaal niet als de Kamer hem vraagt om iets toe te staan wat naar zijn mening in strijd is met de wet en met internationale verdragen.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Dat verzoek is erop gericht, experimenten mogelijk te maken. Wij zeggen erbij wat u daarvoor nodig heeft. U weigert ons verzoek te honoreren. Maar valt u nu alstublieft niet over de weg die wij kiezen in de motie.

Wat de strijdigheid met de wet betreft, het volgende. Dat bent u al dertig jaar. U heeft willens en wetens de functie van minister van Justitie in dit kabinet geaccepteerd, wetende dat u verantwoordelijk zou worden voor het overtreden van de wet en internationale verdragen, in de vorm van ons huidige softdrugsbeleid. Als u inderdaad zo principieel bent als u beweert, had u nooit minister van Justitie moeten worden. Alle juristen zeggen dat het gedogen kan worden doorgetrokken naar de achterdeur. U kunt volhouden dat dit niet waar is en dat wij niks hebben weerlegd, maar dat hebben wij wél. Wij kunnen dat hele debat overdoen, maar daar hebben we helaas geen tijd voor. Het zou u sieren als u dit met een paar collega's in het kabinet zou gaan bespreken, bijvoorbeeld met minister Pechtold van het grotestedenbeleid en de minister van Binnenlandse Zaken, die over de politie gaat. Waarom weigert u in te zien dat een experiment geen doel op zich is, maar een middel om alle problemen, die ik niet meer voor mijn rekening wil nemen, eindelijk eens op te lossen?

Minister Donner:

Ik heb gezegd wat ik van het experiment vind. Als mevrouw Albayrak van mening is dat het huidige beleid in strijd is met de wet, dan behoort zij een motie in te dienen met een verzoek aan de minister om onmiddellijk te stoppen met het gedogen van coffeeshops. Een Kamer die een minister iets anders vraagt, is geen knip voor haar neus waard; dan is zij geen wetgever meer. Laten wij elkaar op dit punt echter niet voor gek zetten. Er is een duidelijk vervolgingsbeleid en er is een opportuniteitsbeleid. De motieven daarvoor heb ik gegeven. Met naarstig zoeken en een lichtje heeft mevrouw Albayrak een paar juristen gevonden die eventueel kunnen billijken wat zij wil. Er ligt echter een rapport van het Asser Instituut, uitgebracht op verzoek van de Kamer, waarin duidelijk staat: het kan niet want het is in strijd met internationale verdragen. Bijna elke andere jurist zal dat ook verklaren. In reactie op een vraag van de Kamer heeft de Europese Commissie gesteld: het kan niet want het is in strijd met het kaderbesluit van de Europese Unie. Het mag duidelijk zijn dat ik het aannemen de motie van de leden Albayrak en Van der Ham derhalve ontraad.

Ook het aannemen van beide moties van de heer Van der Ham ontraad ik. Ze zijn weliswaar iets minder stellig over wat ik wanneer moet doen en welke aanwijzingen ik moet geven, maar beide zijn weer gericht op hét experiment. De problemen in dat kader heb ik al geschetst.

De heer Van der Ham (D66):

Ik heb een formele opmerking. De eerste motie betreft geen verzoek aan de minister, maar is slechts een uitspraak van de Kamer. Daarop hoeft hij dus niet eens te reageren; daar gaat de Kamer zelf over.

Minister Donner:

Uitstekend, dat vereenvoudigt mijn taak. De motie die is gericht tot de regering, gaat in ieder geval specifiek over het experiment. Als er problemen zijn, ben ik degene die zoekt naar pragmatische oplossingen. Dat is onder andere gebleken bij de aanpak van de invoer van cocaïne via Schiphol. Er is echter ook een categorie problemen en oplossingen waarover je niet moet praten, maar waarbij je dingen moet doen. Hoe meer je daarover praat, hoe minder ruimte je hebt om de problemen op te lossen. In dat licht moet ik het aannemen van deze motie ernstig ontraden.

De motie van de heer Weekers richt zich op de vraag: waar zit het probleem precies? De regering wordt wel verzocht om door te denken langs de lijn van het Manifest van Maastricht. Problemen die zich voordoen, moeten wij inderdaad oplossen. Ik kan echter niet garanderen dat wij kunnen voorkomen dat exploitanten in handen van de criminaliteit worden gedreven. Strikt genomen zijn zij dat namelijk al, gegeven het feit dat hun handel verboden is. Met die kanttekening laat ik het oordeel over deze motie over aan de Kamer. De motie is in wezen een ondersteuning van het beleid. Dit is erop gericht om te komen tot een samenhangende aanpak van de problematiek. In de motie wordt verzocht om de Kamer halfjaarlijks te informeren over de effecten van de inspanningen. Wellicht is het effectiever om dit jaarlijks te doen; daarover moeten wij dan nog praten. De Kamer beslist daar uiteraard zelf over. De motie kan in ieder geval worden uitgevoerd.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, over de ingediende moties aanstaande dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 16.52 uur tot 17.02 uur geschorst.

Naar boven