Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 18 april 2006 over de kerncentrale Borssele.

De voorzitter:

Wij hebben afgesproken, omdat u eventjes uit een hoorzitting bent gelopen, dat wij het heel snel doen. Ik heb begrepen dat alleen mevrouw Spies het woord voert.

Mevrouw Spies (VVD):

Voorzitter. Dank voor de bereidheid, met alle begrip voor ieders agenda, om deze kwestie even tussendoor aan de orde te stellen.

Afgelopen week hebben wij een boeiend debat gevoerd met de minister van Justitie en de staatssecretaris van Milieubeheer over de reikwijdte van artikel 68 van de Grondwet in relatie tot de vraag of de Kamer wel of niet inzage kan krijgen in onder andere de stukken van de landsadvocaat en een rapport van ECN. Als wij die inzage krijgen, kunnen wij ons goed voorbereiden op het debat over het convenant, waarin wordt bepaald dat de kerncentrale in Borssele eventueel langer open mag blijven. De regering heeft toegezegd dat zij een overzicht zou verstrekken van de casuïstiek uit het verleden, toen de Kamer ook wel of niet inzage heeft gekregen in stukken van de landsadvocaat. Ik hecht eraan te benadrukken dat bij dat overzicht van de casuïstiek ook de resultaten worden gevoegd van het overleg met de minister van BZK over de wenselijkheid om de brief van oud-minister De Vries over artikel 68 al dan niet te actualiseren. Dat neemt niet weg dat de Kamer, ondanks die toezegging, breed het gevoel heeft dat het debat van afgelopen dinsdag moet worden afgesloten met de indiening van een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering met een beroep op het belang van de staat weigert de Kamer vooraf al dan niet vertrouwelijk informatie te verstrekken uit het advies van de landsadvocaat en het rapport van ECN;

van mening dat de Kamer deze informatie bij voorkeur voor instemming met het convenant Borssele maar in elk geval achteraf al dan niet vertrouwelijk wil ontvangen om haar controlerende taak uit te kunnen oefenen;

verzoekt de regering, feiten en argumenten, niet zijnde persoonlijke beleidsopvattingen, uit deze beide documenten zo mogelijk voor, maar in elk geval na ondertekening van het convenant Borssele en na afronding van eventuele juridische acties, aan de Kamer ter beschikking te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Spies, Samsom, De Krom, Van der Ham, Van Velzen, Duyvendak en Van der Staaij.

Zij krijgt nr. 23(30000).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Donner:

Mijnheer de voorzitter. Ik erken dat de Kamer een formulering probeert te vinden voor de oplossing van een geschil. Zoals ik het lees, wijkt het wezenlijk af van de eerdere notitie van de heer De Vries. Om die reden stel ik voor dat ik nu niet onmiddellijk reageer op de motie, maar haar morgen meeneem naar het kabinetsberaad en dat morgen de Kamer per brief antwoord krijgt. Dat bespaart vermoedelijk een ingewikkelde discussie nu die vermoedelijk op dezelfde wijze afloopt, namelijk dat ik naar het kabinet moet.

Mevrouw Spies (CDA):

De minister constateert heel terecht dat wij met deze motie hebben geprobeerd een oplossing te zoeken voor het grondrecht van de regering aan de ene kant en het grondrecht van de Kamer aan de andere kant. Ik roep de minister op om vanuit een positieve grondhouding, vanuit dat zoeken naar oplossingen, naar de motie te kijken.

Minister Donner:

Dat is een aanslag op mijn motivatie waarmee ik hier altijd sta. Het is altijd vanuit een positieve grondhouding om de Kamer ter wille te zijn, maar met behoud van de essentie van de staat.

De voorzitter:

Ik stel voor, met het procedurele Voorzittervoorstel van de minister akkoord te gaan. De minister sprak over het kabinetsberaad van morgen, vrijdag. Wij krijgen dus morgen, in de loop van de middag of de vroege avond, een brief van de minister en de staatssecretaris.

Daartoe wordt besloten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 13.30 uur tot 14.30 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede dat ontvangen is een bericht van het overlijden op donderdag 13 april 2006 van het oud-lid van onze Kamer mevrouw M.Y.J.H. Vriens-Auerbach.

Mevrouw Vriens-Auerbach was lid van de Kamer voor de fractie van het CDA van 3 juni 1986 tot 13 september 1989 en van 16 november 1989 tot 16 mei 1994.

Namens de Kamer zal ik een bericht van deelneming verzenden.

De overige ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven