Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer (30212).

(Zie vergadering van 13 april 2006.)

De voorzitter:

De heren Hessels en Slob hebben afgesproken dat de heer Slob als eerste het woord zal voeren. Wij hebben nu alleen nog iemand van de regering nodig. Dan kunnen wij dit debat beginnen. Voor de Handelingen deel ik mee dat de minister van Economische Zaken te laat is gearriveerd.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Wij hebben al vele, vele uren gesproken over de splitsingswet, laatstelijk vorige week donderdag, niet helemaal tot in de kleine uurtjes, maar wij kwamen aardig in de buurt. Ik herhaal mijn opmerking in eerste termijn dat het niet allemaal tevergeefs is geweest. Onder druk van de Kamer is er veel verbeterd aan het wetsvoorstel, bij nota van wijziging of door de amendementen die nog in stemming zullen worden gebracht. Naar ik begrepen heb, komt er ook nog een aantal moties. Iedere verbetering van dit wetsvoorstel zal mijn fractie steunen.

Ik vond de eerste termijn van de minister teleurstellend. Ik zeg dat in alle openheid. Wij hebben steeds een open houding gehad. Wij hebben op alle manieren meegedacht en meegedaan. Ik vind dat de minister enigszins een karikatuur maakt van degenen die kritisch zijn over het wetsvoorstel, onder andere door te stellen dat zij helemaal niets willen. Dat is klinkklare onzin, om het wat hard te zeggen. Voorop staat dat de bewijslast voor een verandering ligt bij degene die iets voorstelt. Wij zijn schouder aan schouder opgetrokken bij het veilig stellen van de voorzieningen. Het gaat ons om zekerheid voor de vitale netten. Wij willen voorkomen dat de energienetten bij een overname van relatief kleine, Nederlandse geïntegreerde energiebedrijven worden meegezogen.

Wij hebben grote moeite met de verplichte splitsing, vooral ook omdat wij daarmee vooruitlopen op de Europese troepen. Ik constateer ook dat er enige beweging zichtbaar is in de andere Europese landen, bijvoorbeeld in België. Door vooruit te lopen, nemen wij echter een zeker risico. Ik denk daarbij aan de gesplitste bedrijven die overblijven. Alles overziend kan mijn fractie deze stap niet zetten. Wij zullen dus tegen dit wetsvoorstel stemmen. Het lijkt ons beter om het wetsvoorstel aan te houden totdat er meer duidelijkheid is over wat er in een aantal andere Europese landen gebeurt. Daarom dien ik de volgende motie in.

De SlobKamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland met de splitsingswet (het wetsvoorstel Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer) als eerste lid van de Europese Unie overgaat tot verplichte splitsing van de nu nog geïntegreerde energiebedrijven;

overwegende dat daarmee een ongelijk speelveld in de Europese Unie ontstaat, waardoor de dan niet langer geïntegreerde Nederlandse energiebedrijven een gemakkelijke overnameprooi kunnen worden voor geïntegreerde Europese energiebedrijven;

voorts overwegende dat met splitsing van de geïntegreerde energiebedrijven het onafhankelijk netbeheer het beste gewaarborgd is;

van mening dat verplichte splitsing van de Nederlandse energiebedrijven op dit ogenblik vanuit Europees perspectief ongewenst is;

voorts van mening dat zowel het juridisch als het economisch eigendom van de energienetten in handen behoort te zijn van overheidspartijen;

overwegende dat middels het amendement van het lid Hessels c.s. (30212, nr. 22) meerderheidsprivatisering reeds wordt voorkomen;

verzoekt de regering, de splitsingswet aan te houden totdat in een aantal andere Noordwest-Europese landen vergelijkbare wetgeving wordt voorgesteld;

verzoekt de regering voorts, in de tussentijd in ieder geval het juridisch eigendom van de energienetwerken veilig te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Slob. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30(30212).

De heer Crone (PvdA):

Is uw motie wel consistent met het tegen de wet stemmen? U zei dat door het amendement-Hessels de netten veilig worden gesteld. Als u tegen de wet stemt – en u wilt natuurlijk dat wij dat allemaal doen – wordt dit amendement niet aangenomen.

U doet net alsof wij de klok stil kunnen zetten, maar er verandert nu heel veel. U ziet dat onze bedrijven met net en al in het buitenland willen investeren, hetgeen grote risico's met zich kan brengen. Die worden afgewenteld op de netten, want dat kan niet anders, maar dan is het wel te laat. Vendrik heeft hier gisteren ook nog eens alle horror scenario's geschetst. Stilstaan is volgens mij dan ook geen optie.

De heer Slob (ChristenUnie):

Met deze motie geven wij de minister de duidelijke opdracht – en dat kan ook zonder deze wet – om ervoor te zorgen dat de netten in publieke handen blijven, zoals dat op dit moment ook het geval is. Dat willen wij ook zo houden. Daar hebben wij dus niet per se de wet voor nodig. Wel geef ik u toe dat als dit wetsvoorstel in stemming wordt gebracht en er ook zal worden gestemd over de amendementen, wij zeker voor die amendementen zullen stemmen omdat die een extra borging in het wetsvoorstel brengen. Dat is voor ons ook de reden geweest om het desbetreffende amendement van de heer Hessels mede te ondertekenen. Een van onze bezwaren is steeds geweest dat wij vooruitlopen op de Europese troepen, zoals ik dat maar heb genoemd, en dat het ons beter lijkt om op dat punt maar wat voorzichtiger te zijn en even te wachten om die verplichting via wetgeving door te voeren tot er enige duidelijkheid is op dat punt. Ik constateer dat die er op dit moment nog niet is en hoop natuurlijk dat die er wel snel komt. Wij zouden daarop willen wachten en dat is onze politieke keuze. Dat laat onverlet dat ook wij zien dat er van alles beweegt. Wij zijn ook in dat opzicht niet ziende blind, maar wij maken een andere politieke afweging.

De heer Crone (PvdA):

Die respecteer ik en ik hoop met u dat die duidelijkheid er in Europa snel komt. U geeft in ieder geval uw inconsistente gedrag toe: u stemt tegen de wet, maar gelukkig wel voor enkele amendementen. Gelukkig stemmen wij dus allemaal voor die wet, want als wij dat niet zouden doen, zijn die amendementen ook niets meer waard!

De heer Slob (ChristenUnie):

Neen, want als u en anderen voor mijn motie stemmen, zouden wij de minister ook de duidelijke opdracht geven om het een en ander op het gebied van die netten te doen. Ik kan echter ook tellen en herinner mij ook heel goed hoe het debat de afgelopen donderdag is verlopen. Ik ga ervan uit dat het CDA straks zal zeggen dat zij, alle zegeningen tellende, uiteindelijk ook wel mee zal gaan. Dat betekent dat wij dan ook constructief mee willen denken over amendementen. Zo werkt dat ook bij uw fractie, ook als u van plan bent tegen de desbetreffende wet te stemmen!

De heer Crone (PvdA):

Het is een beetje goedkoop om aan cherry picking te doen, de leuke dingen eruit te pikken en vervolgens zeggen dat je niet meedoet aan de grote boodschap die ons overigens ook zwaar op de maag ligt. Je kunt dan mooi aan de kant blijven staan en hebt altijd gelijk!

De heer Slob (ChristenUnie):

Deze opmerking vind ik erg goedkoop. Ik herinner mij nog goed de discussies over de Wet werk en bijstand in deze Kamer toen uw fractie ook een bepaald stemgedrag vertoonde.

De heer Crone (PvdA):

Maar precies omgekeerd aan wat u nu doet. Wij hebben gepoogd die wet te verbeteren. Als je amendementen dan niet worden aangenomen en er wordt toch bezuinigd, dan maak je de eindbalans op. U dient een motie in en zegt eigenlijk dat het er niets toe doet of wij er wel of niet voor zullen stemmen omdat u uiteindelijk toch tegen het wetsvoorstel zal stemmen! Dat vind ik flauw. U moet de beraadslaging afwachten, afwachten welke moties er misschien nog meer worden ingediend, maar u weet nu al dat u toch tegenstemt. Dat hoort niet, u moet uw eindoordeel pas vellen als u alle amendementen en moties hebt kunnen overzien!

De heer Slob (ChristenUnie):

Neen, want het Europese argument heb ik al verschillende malen met nadruk genoemd. Het is ook voortdurend teruggekomen in onze schriftelijke inbrengen en in al onze debatten hierover, zowel plenair als tijdens het wetgevingsoverleg. Toen heeft de meerderheid van de Kamer noch de minister op dit punt soelaas geboden, dus blijft dit argument gewoon staan. Ook dat maakt deel uit van de eindafweging die wij maken in deze tweede termijn waarvan wij hebben afgesproken dat wij daarin ons politieke oordeel zouden vellen. Daarnaast constateer ik dat er inderdaad een groot aantal amendementen ligt en dat er wellicht ook nog andere moties komen. Alles wat hetgeen er nu ligt kan verbeteren, zullen wij uiteraard steunen. Het zou wel raar zijn als wij dat niet deden. Dat is niet goedkoop maar ook in dat opzicht consequent zijn!

De heer Vendrik (GroenLinks):

Waarom heeft de heer Slob gekozen voor een motie waarin de regering wordt gevraagd om het wetsvoorstel terug te nemen, terwijl hij eigenlijk wil regelen dat de inwerkingtreding van de splitsingswet vooruit wordt geschoven? Ik vraag dat, omdat de achterliggende gedachte bij deze motie volgens mij is dat hij vindt dat het privatiseringsverbod, dat afloopt in 2007, verlengd moet worden.

De heer Slob (ChristenUnie):

Als mijn motie is uitgedeeld, kan de heer Vendrik met eigen ogen zien dat deze opdracht aan de minister in de motie staat.

Waarom heb ik gekozen voor een motie? Ik heb dat gedaan, omdat ik niet verwacht dat de minister in tweede termijn zal zeggen: het idee van de heer Slob is een fantastisch idee en ik zal het zeker gaan doen. Ik ken de minister goed genoeg om te weten dat hij dat zeker niet zal doen. Hij wil door. Hij voelt goed aan dat het moment is gekomen om iets te regelen waaraan hij al zolang heeft gewerkt, en waarschijnlijk ook nog eens met ruime steun van de Kamer. Een en ander laat onverlet dat mijn fractie haar eigen afweging maakt en dan is het niet onlogisch om de Kamer een uitspraak voor te leggen waarin ons standpunt is vastgelegd.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het staat de heer Slob uiteraard vrij om in tweede termijn een motie in te dienen. Ik wilde eigenlijk vooral van hem horen waarom hij heeft gekozen voor een motie in plaats van voor een amendement dat regelt dat het tijdelijke privatiseringsverbod voorlopig van kracht blijft en wordt gekoppeld aan de definitieve inwerkingtreding van de splitsingswet.

Het enige argument dat de heer Slob voor zijn motie noemt, is dat privatisering van de commerciële delen mogelijk wordt als zijn motie niet wordt overgenomen. Daaraan is volgens hem namelijk het gevaar verbonden dat die commerciële delen worden opgekocht door buitenlandse geïntegreerde bedrijven. Als ik alsnog een amendement indien om dat te verhinderen of om te borgen dat die toekomst zich niet zal materialiseren, verandert daardoor dan de opstelling van de fractie van de ChristenUnie?

De heer Slob (ChristenUnie):

Waarom een motie en geen amendement? Ik heb niet overwogen om een amendement in te dienen, omdat in deze fase een motie het meest logische middel is om in de Kamer steun te verwerven voor ons standpunt. Overigens acht ik de kans dat mijn motie door de Kamer wordt aangenomen, niet zo heel groot. Al weet je het nooit.

Donderdag hebben wij al over de privatisering van de commerciële delen gesproken. Tot nu toe heb ik nog niets van de hand van de heer Vendrik gezien. Ik heb wel de reactie van de minister gehoord. Hij stelt dat het haast onmogelijk is om het op deze manier te regelen. Mocht zo'n regeling toch mogelijk blijken, dan wil ik hierbij wel aangeven dat dat wellicht kan leiden tot een heroverweging van ons standpunt. Gezien de door de minister geschetste Europese mogelijkheden, beschouwde ik een verbod op privatisering van de commerciële delen eigenlijk als een gepasseerd station.

De heer Hessels (CDA):

Voorzitter. Ik bedank de minister voor zijn beantwoording in eerste termijn. Hij heeft een groot aantal vragen van de Kamer uitgebreid en goed beargumenteerd beantwoord. Ik heb natuurlijk vooral gelet op zijn antwoorden op de vragen die ik namens de CDA-fractie heb gesteld. Ik constateer dan dat een aantal verzoeken van mijn fractie is ingewilligd. Daarvoor zijn wij de minister erkentelijk. Een aantal punten is door de minister niet overgenomen. Het oordeel over de desbetreffende amendementen laat de minister aan de Kamer. Ik zal dus moeten afwachten hoe dat bij de stemmingen uitvalt.

Het belangrijkste punt voor de CDA-fractie is het eigendom van de netten. Dat is geregeld. De hardware blijft voor de volle honderd procent in eigendom van de overheid. Dat is een goede zaak. Monopolistisch eigendom mag niet in commerciële handen komen of zijn. Dat principiële punt is voor mijn fractie van het grootste belang.

In eerste termijn heeft de minister toegezegd om met de aandeelhouders van de energiebedrijven in gesprek te gaan over het niet verkopen van de rest van hun aandelen, inclusief de commerciële delen van de energiebedrijven. De CDA-fractie moedigt de minister nogmaals aan om dat gesprek toch vooral te voeren. Wij wijzen daarbij op de mogelijkheden van verdergaande samenwerking tussen de productiesectoren van de diverse bedrijven.

De minister heeft een toezegging gedaan over het verbod op afsluiten in de wintermaanden. In de toelichting op de laatste nota van wijziging, die wij gisteravond hebben ontvangen, kondigt hij aan de desbetreffende ministeriële regeling nog voor de zomer te willen afhandelen. Dat is een goede zaak. De CDA-fractie is het eens met de minister dat fraudeurs niet mogen profiteren van de regeling, maar dit mag een goede regeling voor de echte probleemgevallen niet in de weg staan. Een heel zorgvuldige bespreking van deze ministeriële regeling is daarom geboden. Mijn fractie vraagt nogmaals bijzondere aandacht voor de gezinnen die al afgesloten zijn. Met behulp van moderne technieken moet ten spoedigste voor heraansluiting gezorgd worden.

De CDA-fractie heeft zwaar ingezet op het vermijden van een hogere energierekening voor de consument als gevolg van dit wetsvoorstel. De minister was aanvankelijk zeer terughoudend op dit punt, maar wij kunnen nu constateren dat mede dankzij onze inzet de consument is gevrijwaard van deze kosten. Daar zijn wij erg tevreden over.

Een punt van aandacht blijft de aansluiting van decentrale elektriciteitsopwekkers op het openbare net. De minister heeft gezegd bij geconstateerde problemen bereid te zijn met de desbetreffende sectoren in gesprek te gaan. Het gaat in veel gevallen om tuinders, maar onze aandacht gaat bijvoorbeeld ook uit naar particuliere huishoudens, die steeds vaker op kleine schaal decentraal stroom opwekken. Om een iets meer proactieve opstelling van de minister te bewerkstelligen, leg ik de volgende motie aan de Kamer voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de glastuinbouw in zeer lastige bedrijfseconomische omstandigheden verkeert waardoor het rendement in de bedrijven ingrijpend afneemt;

overwegende dat door deze ontwikkelingen de bijdrage van de glastuinbouw aan de Nederlandse economie dreigt af te kalven;

overwegende dat het daarom van groot belang is dat de sector de mogelijkheden van WKK en de teruglevering van decentraal opgewekte elektriciteit aan het net optimaal kan benutten;

overwegende dat daarnaast de decentrale opwekking en teruglevering van elektriciteit in het algemeen aandacht verdient, gelet op het milieubelang dat ermee is gediend;

verzoekt de regering, op korte termijn in overleg te treden met de betrokken sectoren over de optimalisering van de teruglevering van decentraal opgewekte elektriciteit aan het net en de Kamer hierover te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hessels en De Krom. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33(30212).

De heer Hessels (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie wacht het rapport af van het Onderzoeks- en Verificatiebureau over de koopopties bij de Cross Border Lease-contracten. Na ontvangst van dit rapport zullen wij opnieuw debatteren met de minister over de mogelijkheden rond deze koopopties zonder dat daarbij de CBL-contracten onnodig in gevaar worden gebracht. Dit blijft een punt dat de CDA-fractie erg belangrijk vindt; wij moeten daarbij het onderste uit de kan halen. Wij moeten er echter wel voor zorgen dat er met deze contracten nu geen problemen ontstaan. Wij hebben er immers ook steeds voor gepleit om omzichtig om te gaan met deze CBL-contracten.

Na bestudering van de nota van wijziging die wij onlangs hebben ontvangen en na de stemming over de amendementen en de moties zal de CDA-fractie haar definitieve besluit nemen over het al dan niet steunen van de splitsingswet. Op het geijkte moment zullen wij daar nog een procedureel voorstel voor doen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Wat bedoelt de heer Hessels met de laatste zin?

De heer Hessels (CDA):

Wij gaan volgende week stemmen over dit wetsvoorstel. Er zijn volgende week twee maal stemmingen. Ik stel voor om dinsdag te stemmen over de amendementen, zodat wij het hele wetsvoorstel kunnen bezien, inclusief de amendementen, de moties en de nota's van wijziging. Wij kunnen dan donderdag de eindstemming over het wetsvoorstel laten plaatsvinden.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn uitvoerige antwoorden, inclusief die van 13 februari, toen wij over dit onderwerp een lang debat hadden dat het inzicht in de problematiek heeft vergroot. Ik herhaal de belangrijkste toezeggingen die ook nog in het laatste debat zijn gedaan, deels ter aanvulling op wat de heren Slob en Hessels hebben gezegd. In de eerste plaats heeft de minister, ook via de nota van wijziging, nog eens bevestigd en vastgelegd dat de problemen met de Cross Border Lease-contracten kunnen worden opgelost. Over de kosten voor de burgers hebben wij een aanvullend amendement ingediend, dat hij heeft omarmd. Ik neem aan dat ook het midden- en kleinbedrijf, als "gebonden klant" in de oude zin van het woord, onder dezelfde beschermingsconstructie valt. De splitsingskosten mogen niet op het mkb worden afgewenteld.

In de voorgaande debatten is iets strakker geregeld dat de netbeheerders geen commerciële activiteiten mogen verrichten. Ik dank ook de heer Vendrik daarvoor. De minister heeft mij toegezegd dat bij de invoering van het marktmodel zo snel mogelijk stappen kunnen worden gezet in de fiscaliteit, zodat het nieuwe model geen extra kosten met zich brengt voor de burgers door compensatie en ecotaks. Ik dank hem voor die toezegging. De minister heeft met ons vastgesteld dat de privatisering van de netten niet zal plaatsvinden. De juridische eigendom blijft bij de overheid, maar wij accepteren wel, onder nader in een ministeriële regeling vast te stellen regels, dat bijvoorbeeld pensioenfondsen kunnen participeren in de financiering. Dat vind ik nuttig, want dan krijgen de aandeelhouders de ruimte om hun geld anders in te zetten. Ik vind het echter ook goed voor mijn eigen pensioen dat het geld goed wordt belegd bij Nederlandse netwerkbedrijven en niet risicovol in het buitenland. Daarmee slaan wij twee vliegen in één klap. Ik noem dat de Jan Schaefer-methode.

Er zijn nog twee punten die moeilijk blijven liggen. Nederland is een duurte-eiland als gevolg van de milieuverschillen tussen de centrales in het buitenland en in Nederland. Bruinkool is goedkoop. Het is slecht voor het milieu, maar er staat geen "straf" op het gebruik ervan. Hetzelfde geldt voor kernenergie en andere vuile stroomvoorzieningen. De minister heeft wel toegezegd dat hij zich er extra hard voor zal maken. Die toezegging incasseer ik, maar wij zullen hem op de voet blijven volgen. Het is de minister niet aan te rekenen dat het niet zo snel gaat, maar in de tussentijd mogen de energieverbruikers daar niet op worden afgerekend. Ik heb het nu niet over de grootverbruikers, maar ook over de glastuinbouw en de burgers. Wij zullen volhouden dat dit kabinet meer compensatie moet bieden aan de burgers die last hebben van onze hoge energieprijzen, zeker zolang wij zelf verdienen aan de hoge gasprijs. Onze hoge energieprijzen zijn het gevolg van ons dure gaspakket. Dat ga ik niet inleveren voor vuile stroom om het goedkoper te maken. Gelukkig kunnen wij een deel van de gasbaten inzetten om dit te compenseren, maar daarover spreken wij later nog met elkaar als wij het hebben over winst.

Splitsing is de helft van het verhaal, maar wat doen wij nu met de productie en de voorzieningszekerheid? Dat is minstens zo belangrijk. De Kamer heeft de majeure beslissing genomen om de netten in veilige handen te houden. Na het debat van vrijdagochtend was ik echter toch nog een beetje chagrijnig, want het zit mij niet lekker dat de productiebedrijven zomaar worden verkocht aan de meest biedende. Zelfs in het Paasweekeinde stond de telefoon niet stil. Nu de splitsing een feit wordt, komt iedereen in beweging. Dat juich ik ook toe, want er is een nieuwe realiteit. Ik herhaal echter dat de minister hierin een actievere rol moet spelen. Ik vond hem iets te afhoudend toen ik hem vroeg of hij er niet voor kon zorgen dat de gelijke belangen op elkaar worden afgestemd. Dit betekent dat wij wel gaan splitsen, maar niet per se privatiseren. Met het huidige aandeelhoudersbezit van lokale overheden kunnen wij gaan werken aan versterking van de Nederlandse productiesector, door allianties, fusies en dergelijke.

Ik noem zes voordelen hiervan. Op basis hiervan hoeft de minister niet bang te zijn om hierin een rol te spelen, want als er gelijkgestemde belangen zijn, moet hij die bij elkaar brengen. Hij hoeft dus niet allemaal tegengestelde belangen met wet- en regelgeving bij elkaar te brengen. Wij wachten op nieuwe centrales, in elk geval voor de grootverbruikers.

Het eerste voordeel is, dat hieraan kan worden gewerkt door de Nederlandse alliantie. Wij wachten nu al een jaar op beslissingen.

In de tweede plaats heeft een dergelijke alliantie met een grootverbruikerscontract meteen een sterke basis, te weten een afzetgarantie van de basislast. Bovendien zijn er afschakelmogelijkheden voor de piekbelasting. De economische basis van de alliantie wordt onmiddellijk versterkt en de "ratings" worden verlaagd.

Het derde voordeel is, dat vanuit zo'n alliantie prima internationale allianties kunnen worden onderzocht en aangegaan. Dat gebeurt dan vanuit de kracht van een Nederlandse alliantie, in plaats van dat men in het buitenland met de pet rond gaat, zoals de heer Van Halderen van Nuon lijkt te doen.

Het vierde voordeel is het volgende. Aangezien de lokale overheid aandeelhouder zal blijven, is dat gunstig om een alliantie van de grond te trekken en om te rekenen op betere ratings op de kapitaalmarkt. Ik zeg wel nadrukkelijk dat ook de rijksoverheid daarin een rol kan spelen via bijvoorbeeld de Bank Nederlandse Gemeenten.

Het vijfde voordeel is dat deze aanpak uiteraard onder de normale toets van de NMa moet vallen. Als je dus allianties hebt, moeten die vallen onder de mededingingstoets. Als de mededingingsautoriteit echter zegt dat dit wel een erg grote alliantie in Nederland is, kan ook gezegd worden: je moet dan maar bijvoorbeeld 20% van je capaciteit op de APX brengen. Dat is geweldig, want dan gaat de APX transparanter laten zien welke marktwerking wij in dit land hebben. Die wordt ook meer liquide. Nogmaals, dat is goed voor de markttransparantie.

Het zesde en laatste, maar niet het minste voordeel is dat wij dan de werkgelegenheid en de technologieontwikkeling in dit land overeind houden. Ik denk dat hiermee een belangrijke zet georganiseerd kan worden, samen met de werknemersorganisaties. Daarover hebben wij de laatste tijd veel discussies gevoerd. Ik neem aan dat wij allemaal weer samen verder gaan. Het zou goed zijn voor de werkgelegenheid in Nederland, als dat ook langs die weg gaat. Ik doel op het opereren op basis van de Nederlandse kracht. Ik roep de minister op om hier een zeer serieuze verkenning naar te verrichten en die vóór 1 september af te ronden. Vandaar dat ik de volgende motie indien, mede namens collega Hessels.

De CroneKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het publieke belang van voorzieningszekerheid een rol voor de overheid in de aansturing van energiebedrijven rechtvaardigt;

overwegende dat momenteel een groot deel van de elektriciteitsproductie en de handel en de levering van energie in eigendom is van gemeenten en provincies;

overwegende dat de ontwikkeling van de Europese energiemarkt nog vol onzekerheden is;

overwegende dat de aandeelhouders in energiebedrijven (gemeenten en provincies) zelfstandig kunnen besluiten over het verkopen van hun aandelen in de productie, de levering en de handel van energie en dat deze in meerderheid hebben aangegeven geen aanleiding te zien tot verkoop over te gaan;

spreekt uit dat het wenselijk is dat productie, handel en levering van energie vooralsnog in handen blijven van overheden;

verzoekt de regering, in overleg te treden met gemeenten en provincies teneinde het overheidsaandeel in de privatisering van bedrijven voor productie, handel en levering van energie te behouden en hierover vóór 1 september 2006 te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Crone en Hessels. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34(30212).

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter. Ik denk dat de minister hierbij een belangrijke rol kan spelen om het debat tot een goed einde te brengen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De heer Crone heeft verschillende keren gesproken over de mogelijkheden van een alliantie. Als ik het goed gehoord heb, komt dat niet terug in de motie. Kan hij mij nader duiden hoe de noodzaak of het nut van een alliantie zich verhoudt tot deze motie?

De heer Crone (PvdA):

In de motie heb ik het juist een beetje opengehouden, omdat er zo veel mogelijkheden zijn. Na splitsing hebben wij namelijk een aantal sterke productiebedrijven waarvan alle opties zijn om ze te laten fuseren, te laten samenwerken of allianties te laten aangaan. Een alliantie is toch weer wat zwakker dan een echte fusie. Laat dat dus ook over aan de bedrijven en aan hun aandeelhouders. De grote meerderheid van de aandeelhouders heeft gezegd: wij hoeven niet snel te verkopen. Laten zij dus zelf eens kijken wat zij na splitsing het beste vinden. Wij moeten niet zeggen hoe het een alliantie moet worden. Nogmaals, graag geef ik aan de aandeelhouders, de bedrijven, de minister en de ondernemingsraden de ruimte om daarover zelf de beste voorstellen te doen. Daar het naar mijn mening uiteindelijk om gelijkgestemde belangen gaat voor de BV Nederland, dus de duurzame energieproductie in Nederland, lijkt het mij heel verstandig, wanneer wij niet aldoor Gods wateren over Gods akker laten vloeien en wij ervoor zorgen dat daar een beetje lijn in komt. Uit de telefoontjes die ik de laatste dagen heb ontvangen, maak ik op dat er een grote behoefte aan is dat men een beetje van elkaar weet wat er kan en wat er niet kan.

Voorzitter. Dit staat ook in het perspectief van de onzekerheden in de Europese markt. Wij worden allemaal overspoeld door de discussies over de grote moloch uit het buitenland. Ik breng in dit verband nog eens naar voren wat wij eerder hebben besproken. Wij hebben natuurlijk een wetgeving die probeert dan weer iets te doen voor dit en dan weer voor dat. Iedere keer word je dus toch weer geconfronteerd met nieuwe ontwikkelingen. Vervolgens maken wij weer gedetailleerde wetjes. Ik wijs er weer op dat men in de Verenigde Staten op ons voorloopt. Daar was ook gedetailleerde wetgeving, waardoor de toezichthouder iedere keer opnieuw werd geconfronteerd met juridische procedures. Uiteindelijk was er geen sprake van inwerkingtreding. Naar aanleiding van de crisis in Californië en andere crises is besloten dat de toezichthouder, die daar FERC is genaamd, veel algemenere bevoegdheden heeft. Zij heeft ook in algemenere zin geformuleerd dat marktmanipulatie strafbaar is en heeft dus meer bewegingsvrijheid om als toezichthouder op te treden. Het lijkt mij heel goed als de minister nagaat of dat ook hier nodig is zodra de grote giganten uit het buitenland belangrijker worden, of wij dat nu willen of niet. Misschien is het dan van belang om een flexibele en daadkrachtige toezichthouder te hebben. Ach, what's in a name? Ik vond de afkorting wel mooi. De toezichthouders zijn onze grote vrienden, omdat zij de markt enigszins onder controle kunnen houden.

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister in de eerste plaats voor zijn antwoorden in de eerste termijn. Het mag duidelijk zijn dat mijn fractie positief tegenover dit wetsvoorstel staat. De conclusies van het rapport-Kist hebben haar ook alleen maar bevestigd in deze overtuiging.

Ettelijke malen is de vraag opgeworpen of bedrijven in hun huidige vorm krachtig genoeg waren om zelfstandig te overleven, op termijn, wel te verstaan. Dat lijkt mij niet waarschijnlijk. De vraag is bovendien of aansluiting bij andere internationale spelers erg is. Het antwoord is nee. Dat hoeft helemaal niet erg te zijn, zolang het maar niet tot onevenredige marktmacht leidt. Over aansluiting bij internationale spelers wordt vaak gesproken in termen van bedreiging, maar natuurlijk kan die ook nieuwe kansen bieden, zoals synergievoordelen, toegang tot voldoende inkoopkracht op de wereldmarkt en kapitaal om grote investeringen te doen. Electrabel en E.ON zijn hier al jarenlang actief. Recentelijk zijn ook spelers als Dong, Centrica en de RWE tot onze markt toegetreden. Ik verwelkom dat om de zojuist door mij genoemde redenen. In Engeland zijn veel meer buitenlandse spelers op de markt actief dan hier. Daar gaat natuurlijk ook niets mis.

Ik heb nagedacht over het debat in de eerste termijn met de heer Crone over de strategische positie van met name de commerciële bedrijven na de splitsing. Ik heb gezegd dat Den Haag daar niet over ging. Wij kunnen de aandeelhouders en directies namelijk niet voorschrijven wat zij al dan niet moeten doen. Ik ben het wel met de heer Crone eens dat het goed is als de minister daarover met ze in gesprek gaat om na te gaan voor welke opties vanuit het oogpunt van de strategische belangen van Nederland – ik bedoel de voorzieningszekerheid in het bijzonder – het best kan worden gekozen. Dat kan wat mij betreft een samenwerking tussen Nuon en Essent zijn, tenminste, als de NMa ermee instemt. Als daarna aansluiting wordt gezocht bij internationale bedrijven die op de Europese markt actief zijn, zie ik het liefst dat er een tegenwicht wordt geboden aan de grote Europese spelers, de gevestigde spelers. Dat overweegt de raad van bestuur van Nuon kennelijk ook. Dat hebben wij vorige week in Het Financieele Dagblad kunnen lezen. Partijen als Centrica, Dong en Vattenfall liggen in dat geval voor de hand. Daarom dien ik de volgende motie in.

De De KromKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het vanuit het oogpunt van voorzieningszekerheid en marktverhoudingen gewenst zou zijn als commerciële energiebedrijven na splitsing, indien wordt overwogen, aansluiting te zoeken bij internationale spelers, bij voorkeur aansluiting zoeken bij partijen die een tegenwicht kunnen bieden aan de dominerende Europese spelers;

verzoekt de regering, daarover in gesprek te gaan met aandeelhouders en directies van de te splitsen bedrijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Krom en Crone. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35(30212).

De heer Vendrik (GroenLinks):

Begrijp ik goed dat de heer De Krom deze motie mede indient omdat hij liever niet ziet dat de zogeheten grote geïntegreerde bedrijven in het buitenland hier de boel komen opkopen?

De heer De Krom (VVD):

Ik heb deze motie ingediend, omdat vorige week in Het Financieele Dagblad stond dat de raad van bestuur van Nuon uit strategisch oogpunt en omwille van de voorzieningszekerheid het liefst aansluiting zoekt bij de wat kleinere spelers om een tegenwicht te bieden aan de grotere. Dat vind ik een verstandige overweging. Dat is de gedachte.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Is het voor u dan nog relevant dat dergelijke spelers binnen de eigen groep een netwerk hebben of niet?

De heer De Krom (VVD):

Nee. Dat is niet relevant.

De heer Irrgang (SP):

Begrijp ik goed dat de heer De Krom tegen de heer Crone zegt dat hij niet over de verkoop van de productiebedrijven gaat?

De heer De Krom (VVD):

Ja.

De heer Irrgang (SP):

Klopt het dat hij nu wel een motie indient over iets waar hij volgens mij in ieder geval niet over gaat, namelijk het al dan niet fuseren van die bedrijven met buitenlandse bedrijven?

De heer De Krom (VVD):

Dat is de strekking van de motie ook niet. Ik heb gezegd dat de aandeelhouders en de directies daarover gaan. Als ze overwegen om fusies of buitenlandse allianties met buitenlandse spelers aan te gaan, lijkt het me in dat geval verstandig de lijn te kiezen die ik in de motie heb neergelegd.

De heer Irrgang (SP):

Dat betekent dat de minister moet gaan praten.

De heer De Krom (VVD):

Dat lijkt me verstandig.

De heer Irrgang (SP):

En als het gesprek tot niets leidt?

De heer De Krom (VVD):

Dan gaan wij daar niet meer over.

De heer Hessels (CDA):

We gaan de goede kant op, want ik begrijp dat nu ook de fractie van de VVD beperkingen wil stellen aan de vrije markt van Nederlandse energiebedrijven op Europees gebied. Als dat niet het geval is, begrijp ik eerlijk gezegd niet dat de heer Crone de motie meeondertekent. Ik ga er vooralsnog van uit dat de heer De Krom hiermee wil bewerkstelligen dat de Nederlandse energiebedrijven niet zonder meer de Europese markt op kunnen en zich moeten beperken tot kleine partijen. Of heb ik dat verkeerd begrepen?

De heer De Krom (VVD):

Formeel gaan wij daar niet over. Ik heb vorige week in het debat gezegd dat, als wij hier in dit huis zeggen dat we daar wel over gaan, wij aan knoppen draaien die in een kastje zitten waar wij de sleutel niet van hebben. Wij gaan daar dus niet over, maar je kunt er wel een intelligent debat over voeren. Ik zeg ook niets bijzonders, want dat soort geluiden hoor je in het bedrijfsleven ook.

De heer Hessels (CDA):

Dan begrijp ik niet dat de PvdA deze motie mee ondertekent.

De heer De Krom (VVD):

Dat moet de heer Hessels aan de heer Crone vragen.

De heer Van den Brink (LPF):

Als ik het goed begrijp, heeft de motie niets omhanden en geeft de VVD een gratis advies.

De heer De Krom (VVD):

Zo zou je het kunnen opvatten, maar ik ben niet de enige die dat doet. In de bijdrage van de heer Van den Brink heb ik ook veel adviezen beluisterd over wat we wel en niet moeten doen. In hoeverre het tot iets leidt, moeten we nog zien. Ik ben wel voor een intelligent debat.

Mijn fractie verwacht van de NMa en de Europese Commissie dat keihard wordt ingegrepen als de concurrentie in het gedrang dreigt te komen. Daarbij is de vraag cruciaal of de gereedschapskist van de NMa en de Europese Commissie vol genoeg zit om in verstoorde concurrentieverhoudingen te kunnen ingrijpen als dat nodig is. De NMa gaat alleen over het binnenland. De Commissie heeft geen juridische titel om in te grijpen in een lidstaat als tweederde van de activiteiten van het bedrijf of van toekomstige fusiepartners in één lidstaat plaatsvinden. Ik acht het onwaarschijnlijk, maar het zou tot de situatie kunnen leiden dat bij grensoverschrijdende marktmacht noch de NMa noch de Commissie kan ingrijpen, bijvoorbeeld in een situatie dat een buitenlandse moeder met commerciële activiteiten in Nederland de import van stroom afknijpt om de prijzen in Nederland te verhogen. De NMa moet dus voldoende instrumenten hebben om, als dat soort situaties zich voordoet, in te kunnen grijpen. Overigens kan het omgekeerde ook het geval zijn, zoals wij hebben kunnen lezen in het rapport van de commissie-Kist. Daarin staat dat een grensoverschrijdend belang voor buitenlandse bedrijven ook een prikkel kan zijn om juist meer interconnectiecapaciteit te willen om meer te kunnen importeren en zo hun marktaandeel te vergroten.

Ten slotte kan ik mij voorstellen dat de bevoegdheden van de Commissie om rechtstreeks in lidstaten in te grijpen, worden vergroot door het terugbrengen of schrappen van de tweederderegel. Het is immers voorstelbaar, en wij zien dat ook wel in Europa gebeuren, dat een fusie in een lidstaat ook vanuit Europees perspectief ongewenst is, maar wel plaatsvindt onder politieke druk van de lidstaat zelf of gebrek aan een sterke toezichthouder in die lidstaat. Ik heb daarover een motie.

De De KromKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat zowel de nationale toezichthouder op de energiemarkt, als de Europese Commissie voldoende instrumenten moet hebben om ongewenste marktmacht tegen te gaan, ook in het geval van grensoverschrijdende belangen;

verzoekt de regering, te onderzoeken welke situaties van ongewenste (grensoverschrijdende) marktmacht zich kunnen voordoen en daarbij tevens aan te geven in hoeverre de instrumenten van de NMa en/of de Europese Commissie voldoende zijn om dat tegen te gaan;

verzoekt de regering tevens, voorstellen te doen om de bevoegdheden c.q. instrumenten van de NMa en/of de Europese Commissie uit te breiden om slagvaardig te kunnen optreden, mocht dat uit het onderzoek blijken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Krom en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36(30212).

De heer De Krom (VVD):

Ik heb in eerste termijn aangegeven waarom mijn fractie voor privatisering van commerciële bedrijven en van een minderheid van het netwerk in een pps-achtige constructie is. De CDA-fractie heeft een amendement ingediend om de netten juridisch in overheidshanden te houden, maar met de bereidheid een minderheidsaandeel van het economisch eigendom te verkopen. Ik wil van de minister absoluut de zekerheid dat dit amendement niet een nieuw juridisch probleem met de CBL's oplevert. Ik weet dat de heer Hessels betoogt dat dit niet het geval is, maar ik wil dat ook expliciet van deze minister horen.

De heer Hessels (CDA):

Het is de heer De Krom vast en zeker opgevallen dat in dit amendement op verschillende plaatsen wordt gesproken over de vereiste instemming van de minister met verkoop. Hij weet ook dat in de nota's van wijziging die wij ontvangen hebben, de minister juist dit systeem gekozen heeft om te voorkomen dat problemen met de CBL's ontstaan. Denkt hij ook dat de andere oplossingen, dus op al die andere gebieden, tot problemen met de CBL's zullen leiden? Als de minister over dit amendement zegt dat het tot problemen leidt, betekent het dat de gehele oplossing niet geschikt was en dan hebben wij een heel andere discussie te voeren.

De heer De Krom (VVD):

Dat is ook niet de strekking van mijn vraag. Ik heb al gezegd dat ik weet dat u in het amendement waarborgen hebt opgenomen. Ik wil echter van de minister van Economische Zaken de bevestiging dat die inderdaad voldoende zijn. Dat is de strekking van mijn vraag.

De heer Hessels sprak al kort over het koopgebod. Wij krijgen daarover nog advies. Het lijkt mij geen optie als ik de brieven van Nauta Dutilh van 11 april en van Chadbourne & Parke van 10 april lees, maar laten wij het advies maar even afwachten.

Zeer recent hebben wij de derde nota van wijziging gekregen. De minister verankert in de wet dat netbeheerders en groepsmaatschappijen geen activiteiten mogen ontplooien die geen verband houden met infrastructurele voorzieningen. Ik ga er daarbij vanuit dat dit geen effect heeft op de huidige activiteiten van de bestaande bedrijven. Anders gezegd, energiebedrijf Delta mag zijn huidige multi-utility concept gewoon handhaven. Ik vraag de minister om dit te bevestigen. Ik vraag hem ook of deze bepaling die hij in de wet opneemt, nog effecten heeft op bijvoorbeeld TenneT of de Gasunie. Hoe wordt de bepaling in de praktijk getoetst? Hoe wordt daarmee omgegaan? Als bijvoorbeeld een netwerkbedrijf of een moederbedrijf nieuwe activiteiten wil ontplooien, moet dan expliciet toestemming worden gevraagd? Kortom: wie bepaalt wat juridisch noodzakelijk en proportioneel is? In hoeverre wordt de kring van potentiële kopers van een minderheidsbelang in het economisch eigendom van de netwerkbedrijven door deze maatregel ingeperkt? Wordt op dit criterium getoetst in geval van verkoop van economisch eigendom?

Als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, ontstaat na vele jaren debatteren eindelijk zekerheid over een transparante marktstructuur. Wij zijn er natuurlijk nog niet, maar wij zetten hiermee wel een belangrijke stap. De Eerste Kamer komt natuurlijk nog aan zet, maar wij zien het vol vertrouwen tegemoet. Met deze wet ontstaat niet alleen voor de klanten een nieuw perspectief, maar naar mijn overtuiging ook voor de industrie zelf.

Ik heb nog wel eens kritiek op de wijze waarop het parlement debatten voert en haar controlerende taak vervult, maar niet in dit geval. Ik vind dat wij collectief, of het oordeel over het wetsvoorstel nu positief of negatief is, ons werk integer en met grote zorgvuldigheid hebben gedaan, waarbij alle voors en tegens ruimschoots de revue zijn gepasseerd. Ik vond de debatten ook inhoudelijk heel interessant. Ik heb de minister al dank gezegd voor zijn antwoorden, maar ik wil uitdrukkelijk iedereen bedanken die aan dit debat heeft bijgedragen, zowel in als buiten de Kamer. In het bijzonder noem ik hier de ambtenaren van EZ, die op de achtergrond ook een belangrijke rol hebben vervuld, met name bij de inhoudelijke ondersteuning van de Kamer.

De voorzitter:

Ik ben er overigens van overtuigd dat alle Kamerleden in alle debatten hun werk integer doen.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. Na vele uren, dagen en weken debatteren is het nu tijd om, weliswaar nog niet definitief wat betreft het wel of niet verlenen van steun aan het wetsvoorstel, de voorlopige balans op te maken van het wetsvoorstel op basis van de vele amendementen en moties die er liggen. Er zijn onder andere veel amendementen ingediend over het afsluitbeleid. Ik heb zelf een amendement daarover ingediend dat door de minister is overgenomen en daar ben ik hem erkentelijk voor. De heer Hessels heeft samen met mij een amendement ingediend om dit nog wat te verbeteren en dat is ook overgenomen. Ook dat is winst. De heer Vendrik heeft een nieuw amendement ingediend dat weer een stapje verder gaat en zo komen wij langzaamaan tot een echt goed afsluitbeleid. Ik vind dat amendement opnieuw een verbetering en zal dit ook steunen.

Over het afsluitbeleid is er volgens mij nog wel een verschil van mening tussen in ieder geval een deel van de Kamer en de minister. De minister zegt steeds dat er niet moet worden afgesloten bij vorst. Een verschil met een groot deel van de Kamer is dat wij zeggen: er moet niet worden afgesloten in de winter. Dat is een heel belangrijk verschil. Het is eigenlijk het verschil tussen: mag er niet worden afgesloten als het een paar weken flink onder nul is of mag erüberhaupt niet worden afgesloten in een periode dat de verwarming behoort aan te staan? Het gaat dan echt om mensonterende situaties, bijvoorbeeld als mensen, die vaak al diep in de schulden zitten, moeten wonen in een huis met beschimmelde muren en hun kinderen met kleren aan naar bed moeten sturen. Die mensen moeten met hun problemen worden geholpen; vaak zijn dit schuldenproblemen. Zij moeten, door samenwerking tussen energiebedrijf en sociale dienst, worden geholpen in plaats van afgesloten. Ik zie dit debat, dat hier vandaag niet eindigt, met belangstelling tegemoet, omdat ik vind dat dit iets is dat raakt aan de mate van beschaafdheid van onze samenleving. Het betreft de vraag hoe wij hiermee omgaan in ons land.

De heer Hessels (CDA):

Steunt de heer Irrgang mijn oproep om nadrukkelijk ook te kijken naar de gezinnen die al meer dan een jaar zijn afgesloten en die niet kunnen terugbetalen, waarbij komt dat zij een zodanig hoge schuld hebben dat zij nog meerdere jaren in de kou zouden blijven zitten? Het betekent dat er nadrukkelijk niet alleen wordt gekeken naar het moment van afsluiten, maar ook naar het moment van weer aansluiten, in die zin dat dit vóór de volgende winter zal zijn.

De heer Irrgang (SP):

Ja, natuurlijk. Het gaat uiteraard niet alleen om de nieuwe gevallen, maar ook om het oplossen van de grote problemen die mensen al hebben. Uiteraard zie ik het liefst dat daar zo snel mogelijk een oplossing voor wordt gevonden. Ik ben vaak genoeg geweest op plekken waar ik dat soort mensen heb ontmoet en heb gesproken over de problemen van gezinnen. Zeker als het daarbij gaat om kinderen die je met kleren aan naar bed moet sturen, staat mij de schaamte op het gezicht als ik dat soort verhalen moet aanhoren.

Voorzitter. Als dit wetsvoorstel wordt aangenomen – daar heeft het op dit moment alle schijn van – kunnen de lokale overheden hun aandelen in energiebedrijven verkopen. De SP-fractie is tegen verdere privatisering en zal daarom de motie van de heer Crone steunen om de aandeelhouders op te roepen niet verder te privatiseren. Ik zie ook het amendement van de heer Vendrik met belangstelling tegemoet; het is al meerdere keren aangekondigd. Wel is het de vraag of dit hier op een meerderheid kan rekenen, al hoop ik daar natuurlijk wel op. Daarnaast wil ik een motie indienen die oproept om onderzoek te doen naar de mogelijkheid dat het Rijk de aandelen opkoopt van lokale overheden die onverhoopt toch willen verkopen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat op dit moment 90% van de Nederlandse huishoudens hun energie ontvangt via energiebedrijven die eigendom zijn van lagere overheden;

overwegende dat de meeste aandeelhouders uit de kring van lagere overheden geen verkoopplannen hebben, de praktijk echter laat zien dat standpunten met betrekking tot verkoop kunnen wijzigen;

van mening dat het wenselijk is om energiedistributiebedrijven die nu in handen van de overheid zijn, voorlopig in overheidshanden te houden;

van mening dat de huidige versnippering van het bezit contraproductief werkt bij het uitoefenen van invloed door publieke aandeelhouders, waardoor maatschappelijke doelstellingen lastiger te realiseren zijn;

verzoekt de regering, te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn van het (gedeeltelijk) overnemen van de aandelen van lagere overheden bij de energiedistributiebedrijven en de Kamer hierover binnen zes maanden te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Irrgang en Crone. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37(30212).

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. Winst van dit debat is dat als deze wet wordt aangenomen, de netwerken in ieder geval in publieke handen zullen blijven. Maar daarmee is de kwaliteit van deze netwerken nog niet gegarandeerd. Vorig jaar zagen wij daarvan in Haaksbergen nog een voorbeeld. Daarom zal mijn fractie het amendement van de heer Hessels steunen om door middel van een ringleiding de kans op stroomuitval verder te verkleinen.

Recentelijk hebben wij ook in het debat over de beloning van de top van de energiebedrijven uitgebreid gesproken over de noodzaak van het aanpakken van de zelfverrijking aan de top van de energiebedrijven. Als deze wet wordt aangenomen, zullen de netwerkbedrijven in ieder geval niet worden geprivatiseerd. Zeker de netwerkbedrijven zullen daarom deel blijven uitmaken van de semi-publieke sector.

De IrrgangKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet ter uitvoering van de motie-Bakker (30300, nr. 53) in de semi-publieke sector per sector een beloningscode wil opstellen, waar salarissen in beginsel niet boven mogen komen;

overwegende dat in de energiesector verschillende energiebedrijven actief zijn die in handen zijn van Nederlandse publieke aandeelhouders;

overwegende dat aan deze situatie in ieder geval voor wat betreft de netwerkbedrijven voorlopig geen einde zal komen;

verzoekt de regering, de maatregelen die worden genomen om te komen tot normering van salarissen in de semi-publieke sector, ook toe te passen op energiebedrijven die voor meer dan de helft in handen zijn van Nederlandse publieke aandeelhouders, en ook voor deze sector een beloningscode op te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Irrgang, Crone en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38(30212).

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. De splitsing van de energiebedrijven zal ertoe leiden dat grote Nederlandse energiebedrijven een kopje kleiner worden gemaakt in de concurrentie met de grote ongesplitste buitenlandse energiereuzen. De tijd zal leren of de Nederlandse consument daarvan uiteindelijk beter wordt, maar ik waag dat zeer te betwijfelen. De risico's van splitsing zijn groot, en de potentiële baten gering. Ik vind dat het antwoord van de minister over de kosten/batenanalyse van Kist weinig overtuigend was. Ik zie dat Kist de meeste kosten heeft weggestreept, omdat zij samenhangen met de creatie van een vette-netbeheerder. Tegelijkertijd zie ik niet dat de naar ik aanneem grote baten daarvan in mindering zijn gebracht op de baten van dit wetsvoorstel. Ik vind het ook verkeerd dat de grote voordelen van de overdracht van het beheer van de transportnetten naar TenneT als baten aan de splitsing worden toegerekend. Niemand heeft namelijk bezwaar tegen die overdracht.

Wij zullen de definitieve balans opmaken na de stemmingen over de moties en de amendementen. Ik heb aangegeven hoe mijn fractie daarover nu denkt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Een van de journalisten gaf mij voor dit debat te kennen dat ik het kort moet houden. Ik zal voor een keer eens luisteren naar de media!

Ik dank de minister, ook voor de derde nota van wijzigingen. Het punt van de commerciële activiteiten van netwerkbeheerders heeft hij verduidelijkt en verhelderd. Met de adequate omschrijving daarvan kan ik leven. Ik heb de minister gevraagd naar een verkenning van de toekomstige structuur van het eigendom van de publieke netten. In dit wetsvoorstel wordt definitief geregeld dat privatisering daarvan is uitgesloten, wat ik als winst beschouw, maar dan is de vraag of het verspreide aandelenbezit in handen van de lagere overheden dé manier is om de netten in de toekomst te beheren. Is de minister bereid zo'n verkenning uit te voeren naar een soort Rijkswaterstaatmodel, waarin de distributienetten in handen komen van één landelijke netbeheerder, waarbij ik het niet belangrijk vind of dat nu TenneT is of een andere overheidsclub? Ik zie in de verdere toekomst geen rol meer voor aandeelhouders als lagere overheden, gemeenten en provincies. Ik zou het logisch vinden dat op termijn het gehele netwerk in Nederland in handen komt van een of meerdere landelijke netbeheerders, onder directe verantwoordelijkheid van de minister van Economische Zaken. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister.

Ik heb vanmiddag een tweede amendement ingediend op het punt van het afsluitbeleid. In dat amendement wordt het afsluitbeleid als volgt geregeld: er wordt niet afgesloten in de periode tussen 1 oktober en 1 april. De reden daarvoor is dat energiebedrijven naar mijn mening te snel overgaan tot het paardenmiddel van het afsluiten van gezinnen van gas en elektra. Uitzondering op die algemene regel is uiteraard als sprake is van fraude of apert misbruik, want dan mag er wel degelijk afgesloten worden. Dat is echter een andere categorie dan de groep die ik via dit amendement wens te beschermen. Het amendement geeft de minister ruimte om de categorieën van fraude en apert misbruik nader te definiëren via een ministeriële regeling.

Ik wijs nog eens op de samenhang met het al eerder door mij en collega Bakker ingediende amendement op stuk nr. 25. Daarin krijgen energiebedrijven ruimte om veel sneller dan nu het geval is betalingsachterstanden te melden bij sociale diensten en schuldhulpverlening. Nu mogen zij dat niet, als degene die die betalingsachterstanden op zijn geweten heeft, dat weigert of geen gehoor geeft of de post niet meer opent. Die ruimte krijgen de energiebedrijven. Dat betekent dat zij veel sneller de route van schuldsanering en het kiezen voor een sociale oplossing voor achterstanden kunnen bewandelen. Er is daardoor al minder aanleiding om tot het paardenmiddel van afsluiting over te gaan. Mocht dat dan toch nog nodig zijn, kan dat het hele jaar door bij fraude en apert misbruik en voor het overige geldt dat als er geen sprake is van fraude of apert misbruik er niet wordt afgesloten tussen 1 oktober en 1 april.

De heer Van den Brink (LPF):

U sprak aan het begin van uw betoog over een Rijkswaterstaatmodel en zei dat aandelen van netten in nationale overheidshanden zouden moeten zijn. Ik heb echter begrepen dat GroenLinks voor decentralisatie van de macht was. Waarom wilt u hier dan centraliseren?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik ben van GroenLinks, zoals de heer Van den Brink weet. Ik heb mij of een van mijn collega's nog nooit horen zeggen dat wij altijd voor decentralisatie zijn.

De heer Van den Brink (LPF):

Ik heb het woord "altijd" niet gebruikt. Ik heb gezegd dat ik heb begrepen dat GroenLinks voor decentralisatie van macht is.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Zo heb ik het echter nooit gezegd. Wij zijn geen tegenstander van decentralisatie als het gaat om substantiële voorzieningen, waarvan het logisch is dat het lokaal bestuur daar de definitieve regie over krijgt. Daar hoort dan overigens wel een adequate transitie van middelen bij, maar dat ontbreekt nog wel eens. In dit geval merk ik de afgelopen jaren echter dat gemeenten en provincies die op dit moment aandeelhouder zijn van geïntegreerde energiebedrijven, een zekere verlegenheid hebben en tot voor kort massaal hebben aangegeven dat zij de boel wilden verkopen, omdat zij er niets mee hebben. Ik neem dat argument serieus. Ik weet ook niet wat een toevallige – het zijn aandeelhouderschappen die uit de toevalligheid van de geschiedenis voortkomen – aandeelhouder als de provincie Friesland of de provincie Brabant of de provincie Gelderland uitstaande hebben met alleen het publiek eigendom van netten of een aandeel daarin. Ik zou eerlijk gezegd niet weten wat een lagere overheid het belang is van een dergelijk aandelenbezit. Ik vind het dan ook logisch dat als wordt gezegd "dit is een nationale zaak en wij leggen nu met de splitsingswet vast dat publieke netten nooit in private handen mogen vallen en dat zij altijd in publieke handen blijven", de vraag wordt gesteld of het wel logisch is dat zij voor eens en voor altijd bij de huidige aandeelhouders blijven. Ik beantwoord die vraag met "nee". Ik zie geen belang voor een lagere overheid van continuering van dat toevallige aandeelhouderschap. Dan vind ik het logisch dat ik de minister vraag om na te gaan wat de follow-up zou kunnen zijn van een splitsingswet en of het een reële optie is om dan te denken in termen van publiek eigendom in handen van de rijksoverheid. Dan wil ik ook weten of hij kiest voor het privaatrechtelijke model, de aandeelhoudersconstructie, of het publiekrechtelijke model, de rijkswaterstaatconstructie. Daarover wil ik mij graag nader laten informeren door de minister van Economische Zaken.

De heer De Krom (VVD):

De heer Vendrik noemt in het kader van het afsluitbeleid twee uitzonderingscategorieën: fraude en misbruik. Vindt hij dat er ook sprake is van fraude of misbruik als iemand schuldhulpverlening weigert of zijn afspraken niet nakomt of ziet hij dit als een aparte categorie?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Wanneer iemand herhaaldelijk weigert om mee te werken aan een schuldsaneringsregeling dan wel in de loop van het proces van schuldsanering afhaakt, zijn er vergaande bevoegdheden op grond van de Wet schuldsanering natuurlijke personen om zo iemand onder curatele te stellen. Dat is al voorzien in de wet. Dat is het kader waarbinnen iemand bij zijn lurven wordt gegrepen op het moment dat hij er geen zin in heeft om mee te werken of na een tijdje van sanering de rest van het traject niet wenst af te lopen. Daar hoort die bevoegdheid thuis. Daar hoort thuis dat sociale diensten en gemeenten in kunnen grijpen op het moment dat iemand de afspraken die in het kader van schuldsanering zijn gemaakt, niet nakomt. Ik wil niet dat energiebedrijven apart daarvan, dwars door een dergelijk lopend schuldsaneringstraject heen, kunnen besluiten om af te sluiten wanneer mensen niet meewerken. De energiebedrijven krijgen op grond van het amendement op stuk nr. 25 van mij al de ruimte om veel eerder tegen een sociale dienst dan wel de schuldhulpverleningsinstantie te zeggen dat iemand niet zijn maandelijkse termijn voldoet. Het instrument van afsluiten zal dus aan waarde verliezen. Zo moet het ook, sneller en socialer ingrijpen met bevoegde gemeentelijke instanties. Dan vind ik het niet logisch om vervolgens dat ultimum remedium in te zetten op het moment dat er geen sprake is van fraude of apert misbruik. Dan hebben wij het natuurlijk gewoon over strafbare feiten.

De heer De Krom (VVD):

Als ik het goed begrijp, vindt de heer Vendrik dat er geen uitzonderingscategorie in het leven moet worden geroepen voor mensen die willens en wetens niet meewerken aan schuldsanering en dat hij vindt dat dan ook niet moet worden overgegaan tot afsluiting.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Precies, want er is al een regeling getroffen in de Wet schuldsanering natuurlijke personen voor de situatie waarin mensen hun afspraken niet nakomen. Dat is de categorie waar de heer De Krom naar vraagt. Dat levert geen uitzonderingsgrond op in de zin van mijn amendement. Daar loopt al een traject voor. Ik zie er niets in dat energiebedrijven in dat geval zo maar ineens wel de bevoegdheid krijgen om af te sluiten. Er kunnen duizend en één redenen zijn waarom iemand in de loop van een schuldsaneringstraject, waarbij de schulden zeer fors kunnen zijn, afhaakt. Daar is een apart debat over te voeren. Ik vind het veel belangrijker dat er een continu gesprek is met betrokkenen, met dwang en drang op grond van de WSNP, dan dat ineens weer die bevoegdheid tot afsluiten gaat herleven op het moment dat iemand even afhaakt. De gemeente moet daarin de regie voeren en niet het energiebedrijf. Energiebedrijven krijgen via mijn amendement de ruimte om veel eerder, ook als betrokkene de post niet openmaakt of even geen zin heeft om te betalen, gemeenten op de hoogte te stellen van betalingsachterstanden, zodat de gemeenten, de sociale diensten en de schuldhulpverlening sneller kunnen ingrijpen.

De heer Hessels (CDA):

De fracties van GroenLinks en het CDA zijn bondgenoten als het erom gaat, ervoor te zorgen dat afsluiting in de winter niet gaat plaatsvinden. Ik vraag mij alleen af wat het materiële verschil is tussen dit amendement en de regeling waarover afgelopen donderdag is gesproken. Er komt een ministeriële regeling, zoals ook in dit amendement wordt voorgesteld. De heer Vendrik zet in zijn amendement dat in die regeling in ieder geval moet staan dat er niet wordt afgesloten. Dat was toch precies de portee van wat wij vorige week in deze Kamer gezegd hebben? Als je het allemaal in één regeling vervat, ben je toch veel flexibeler en kun je veel sneller inspelen op andere situaties, op andere technieken en op mogelijkheden om mensen die afgesloten zijn weer snel aan te sluiten? Dat komt niet terug in het amendement van de heer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Op grond van de huidige wet kan de minister besluiten tot het stellen van nadere regels. Wij hebben als Kamer uitgesproken dat de minister met een regeling moet komen en dat heeft hij ook toegezegd. Ik heb die regeling alleen nog niet gezien. Wij vinden het van belang om de algemene norm voor het afsluitbeleid in de wet vast te leggen. De norm is dat er tussen 1 oktober en 1 april niet wordt afgesloten. In de toelichting op het amendement formuleer ik nu al twee uitzonderingen. Het amendement geeft ook ruimte voor een ministeriële regeling. De minister kan nadere regels stellen voor de periode waarop dit geen betrekking heeft, dus voor de periode tussen 1 april en 1 oktober. Ook kan hij nadere regels stellen aan het principe van niet-afsluiten in de koude periode.

Het verschil tussen het amendement en het wetsvoorstel is dat die algemene norm niet wordt vastgelegd in het wetsvoorstel. Daar moet vooraf duidelijkheid over zijn. Ik vind dat afsluiten in de koude periode in principe niet mag gebeuren. Er zijn twee uitzonderingen die ik in het amendement heb genoemd. Ik vind ook dat de minister nadere regels moet kunnen stellen, bijvoorbeeld het plaatsen van slimme meters. Een ander voorbeeld is het tot stand brengen van snel contact tussen energiebedrijven en sociale diensten over schuldkwijtschelding ter voorkoming van verdere wanbetaling. Ik geef de minister alle ruimte. Ik ben zeer flexibel, behalve over de algemene norm: er wordt in dit land niet afgesloten tussen 1 oktober en 1 april.

Dat zal energiebedrijven prikkelen om een andere route te kiezen. Zij moeten veel sneller contact opnemen met de gemeente over achterstallige betalingen. Dat kost moeite, maar dat moet wel de praktijk in dit land worden. Energiebedrijven moeten eerst kijken hoe ze een probleem kunnen oplossen. Zij moeten de betalingsachterstanden niet laten oplopen en dan opeens met een druk op de knop de boel afsluiten. Daarmee is het probleem van het energiebedrijf misschien opgelost, maar dan hebben wij er een maatschappelijk probleem bij. Zo hoort het niet te gaan in ons land.

De heer Hessels (CDA):

Over het uitgangspunt zijn wij het van harte eens. Ik heb slechts één feitelijke opmerking. Er ligt natuurlijk een amendement van de leden Hessels, Crone en Irrgang, waarin staat dat er een regeling zal komen. Eerst kon er een regeling komen die afsluiting verbiedt. Met dit amendement verandert dit in een zal-bepaling. Die regeling komt er dus.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik ga een stapje verder. Ik leg in de wet vast wat de hoofdmoot van de regeling is. Ik vind ook dat het daar thuishoort. Wij willen geen delegatiebevoegdheid aan de minister. Ik zeg het wat onvriendelijk, maar dan moeten wij altijd weer afwachten waar deze goede minister mee komt. Zo werkt het met het een ministeriële regeling. Dan komt er weer een debat over. Dat is helemaal niet nodig. Wij kunnen het vandaag regelen. De uitzonderingen zijn benoemd. Er kunnen nadere regels worden gesteld. Dat vertrouw ik deze minister zeer toe.

De heer Irrgang (SP):

Het amendement is inmiddels overgenomen. Uit de toelichting van de minister blijkt dat hij het zo interpreteert dat er niet wordt afgesloten in een periode met vorst. Zo wil ik het niet interpreteren. Het zal wat mij betreft in ieder geval de winter moeten zijn. Ik zie dat de winter bij u van 1 oktober tot 1 april duurt. Volgens mij is dat een belangrijk onderscheid tussen het amendement en het wetsvoorstel, inclusief de nota van wijziging.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dan gaat het over het wetsvoorstel en niet over de wet zelf.

De heer Irrgang (SP):

Het gaat om de interpretatie van de minister van de ministeriële regeling die er volgens dit amendement, dat inmiddels is overgenomen, zou moeten komen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dan kunnen wij een heel debat voeren over de temperatuurswisselingen in de periode tussen 1 oktober en 1 april. Daarvoor hebben wij de steun van de heer Krol nodig. Op 3 oktober kun je op grond van de regeling van de minister worden afgesloten, terwijl het op 5 oktober vriest. Ik zie ook wel enige spanning. Soms kun je begin oktober nog in een klein hemdje buiten rondlopen. Ik wil het duidelijk regelen in de wet. Ik geloof dat er niet veel licht zit tussen de opvattingen van de minister en mij. Als mijn amendement wordt aangenomen, wordt het duidelijk. Het blijft mogelijk om na 1 oktober in een klein hemdje buiten rond te lopen in dit prachtige land. Ik wil dit helder regelen in de wet en ik geloof niet dat er veel licht schijnt tussen hetgeen de minister daarover schrijft en wat ik heb gezegd. Als het amendement wordt aangenomen, is alles helder.

Ik kom nu op de Falcon-constructie. Ik heb er al op gewezen dat de provincie Friesland van de minister van Binnenlandse Zaken goedkeuring heeft gekregen voor verpanding van het aandeel van 12,6% in het geïntegreerde energiebedrijf Nuon. De provincie krijgt daarvoor een bedrag ineens ter waarde van ongeveer 1,2 mld.; dit is een soort "frontloading" van de toekomstige verkoopopbrengst. Volgens mij vertoont deze constructie sterke verwantschap met de Cross Border Lease-contracten waar wij zo veel problemen mee hebben. De minister zal de eerste zijn om dit te erkennen, want hij heeft zo'n beetje half juridisch Nederland aan het werk gezet om tot een wetsvoorstel te komen dat CBL-proof is, althans zo veel mogelijk.

Toch is de minister van Binnenlandse Zaken met deze constructie akkoord gegaan. Het wordt mij dan vreemd te moede. Uit budgettair oogpunt vind ik dit een ondeugdelijke constructie, want per saldo verliest de provincie Friesland inkomsten over de hele looptijd van de verpanding van het aandeel. Ik heb aan de minister van Financiën gevraagd of hij dit zou willen overwegen. Zijn antwoord is helder: nee, want ik verlies er per saldo geld op, je rekent jezelf rijk terwijl je per saldo over de hele looptijd inkomsten verliest. Die beslissing is natuurlijk aan de provincie Friesland. Als een meerderheid van provinciale staten ervoor kiest om op termijn geld te verliezen, lijkt mij dit niet verstandig. Gelet op de strijdigheid van een dergelijke constructie met dit wetsvoorstel, ben ik echter van mening dat de minister moet ingrijpen. Ik vind dat de goedkeuring door de minister van Binnenlandse Zaken ongedaan moet worden gemaakt. Ik roep de minister van Economische Zaken daartoe op. Bij mijn weten is dit een soort nieuwe CBL-constructie, zij het binnen Nederland want een Nederlandse bank zal die aandelen als onderpand gebruiken voor een bedrag ineens dat in de kassa van de provincie Friesland stroomt. Niet doen! Ik roep de minister van Economische Zaken op om de heer Remkes bij zijn nekvel te grijpen en hem te dwingen om zijn besluit van vorige week te herzien.

Mijn volgende punt heeft betrekking op de privatisering van de commerciële delen na splitsing. Ik heb vorige week al gezegd dat mijn fractie dit niet zo maar mogelijk wil maken. Daarbij moeten twee aspecten worden betrokken. Als een commercieel deel wordt verkocht aan een buitenlandse of binnenlandse partij, moet duidelijk zijn dat de mededinging op de verschillende energiedeelmarkten in en buiten Nederland, nu en straks geen gevaar loopt. Daarom heb ik de motie van de heer De Krom medeondertekend. Ik wil dit echt vermijden. Ik wil ook vermijden dat er onduidelijkheid ontstaat over de vraag wie waartoe bevoegd is, de NMa of de Europese Commissie. Bovendien wil ik vermijden dat de NMa, als die bevoegd zou zijn, alleen naar de dag van vandaag kijkt en geen preventieve toets invoert voor de ontwikkeling van de markt in de komende jaren, want de energiemarkt wordt steeds internationaler. Ik vind dat hier geen enkele onduidelijkheid over mag bestaan. Ik hoop dat de minister deze motie krachtig onderschrijft, want dit is een heel wezenlijk onderdeel van dit wetsvoorstel. Mocht er na verloop van tijd geprivatiseerd worden, dan moet absoluut duidelijk zijn dat de mededinging op de energiemarkt op geen enkele manier centraal staat. Deze minister is voor een sterke markt en een sterke overheid, wij voegen daar graag een sterke minister aan toe.

Vorige week heb ik nadrukkelijk de vraag gesteld wie eventueel in de gelegenheid zal zijn om productiefaciliteiten als onderdeel van die commerciële delen te kopen. Ik zou het heel vreemd vinden als dit wetsvoorstel ongeclausuleerd ruimte zou geven aan buitenlandse maatschappijen die binnen de groep een netwerk hebben. Grote Europese mastodonten als EDF hebben allemaal een netwerk in handen en zij moeten daarom niet in beeld komen als mogelijke opkopers van Nederlandse productiefaciliteiten.

Nederlandse bedrijven wordt verboden om een netwerkbedrijf en een commercieel bedrijf te combineren, maar buitenlandse bedrijven staan wij dat wel toe! Dat zou natuurlijk een raar gevolg zijn van het wetsvoorstel. Verder ontstaat daardoor een ongelijk speelveld tussen binnenlandse en buitenlandse partijen die geïnteresseerd zijn in het opkopen van een commercieel deel. Dat zou een verkeerde uitkomst zijn en omdat wij de markt maken, moeten wij het goed regelen. Wij moeten deze omissie uit het wetsvoorstel halen. Bovendien is het het standpunt van de Commissie dat in heel Europa de netwerkbedrijven en de commerciële delen moeten worden gesplitst.

De regering steunt de Commissie, maar zij verbindt aan deze steun geen gevolgen voor het wetsvoorstel. Dat is vreemd, want dan zeggen wij A in Europa maar staan B toe in Nederland, namelijk dat grote mastodonten Nederlandse productiefaciliteiten mogen kopen. Zij kunnen dat gemakkelijk doen omdat ze vaak een grote kapitaalsvoorsprong hebben op Nederlandse bedrijven. Het is voor mij onverteerbaar dat dit het gevolg van het wetsvoorstel kan zijn. Het is echt een gat in het wetsvoorstel.

Het is moeilijk maar niet onmogelijk om dit gat in het wetsvoorstel te dichten. Het vergt wel enige brutaliteit. Ik heb desondanks een eerste versie van een amendement ingediend dat een algemeen verbod regelt op het combineren in één groep van een netwerkbedrijf met een commercieel leverings- of productiebedrijf. Dit groepsverbod, dat in het wetsvoorstel alleen geldt voor Nederlandse bedrijven, wordt in mijn amendement uitgebreid naar Europese bedrijven. Ik begeef mij hiermee op glad ijs. Ik doe dat toch omdat het mij zeer veel waard is dat er een gelijk speelveld komt en dat wij Europa een signaal geven. Ik maak wellicht een andere afweging dan de minister, maar duidelijk moge zijn dat ik kies voor een heldere ordening van deze markt.

Om het platvloers te zeggen: ik wil ónze energiebedrijven niet zomaar in de uitverkoop doen aan al die Europese commerciële reuzen die met steun van hun nationale overheden de komst van een echte Europese energiemarkt blokkeren. Die bedrijven mogen van mij niet de ruimte krijgen om in Nederland hun gang te gaan. Wij moeten dan ook zover mogelijk gaan om het slechte gedrag niet te belonen van die bedrijven die gesteund door hun nationale overheden weigeren om te splitsen.

De heer De Krom (VVD):

U zegt dat u zich op glad ijs begeeft. U vergist zich, want u stapt op te dun ijs, waar u ongetwijfeld doorheen zult zakken, want uw amendement is volstrekt onhoudbaar. U gaat er verder ook maar aan voorbij dat bedrijven als E.ON al jarenlang actief zijn op de Nederlandse markt. De manier waarop u dit soort bedrijven neerzet, stuit mij eigenlijk tegen de borst. Zij spelen namelijk een belangrijke rol in onze energievoorziening en zorgen ook goed voor hun werknemers. Wat wilt u eigenlijk met een bedrijf als E.ON doen?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Volgens mij kan het wel als wij maar voldoende politieke wil tonen. E.ON is inderdaad al actief op de Nederlandse markt en bezit ook productievermogen. Ik kan dat niet ongedaan maken. Iedereen die tegen mijn amendement is, moet mij echter ook kunnen uitleggen waarom wij Nederlandse netwerkbedrijven zouden verbieden om commerciële activiteiten met het bezit van een netwerk te combineren, maar buitenlandse bedrijven niet. Dat geeft een ongelijk speelveld. Bovendien vind ik het een fout signaal, met name aan de regering van Frankrijk. De mastodont EDF houdt met steun van de Franse regering de thuismarkt gesloten en laat zich niets gelegen liggen aan de energiemarkt, maar heeft vervolgens wel een strategisch voordeel om op de Nederlandse markt zijn gang te gaan. De minister biedt hem dit voordeel tot nu toe. Ik vind dat die bedrijven dat voordeel niet toekomt. Sterker nog, ik vind dit geen goed politiek signaal van de Nederlandse regering aan de Fransen. Wij zijn het niet met jullie eens, maar als je hier met een geïntegreerd bedrijf wilt langskomen om productiefaciliteiten op te kopen, ga je je gang maar. Dat is toch bizar? Dat is A zeggen en B doen. Ik vind dat niet helder. Ik realiseer mij de ongelijkheid met bestaande bedrijven zoals E.ON. Dat kan ik niet oplossen, maar in het verleden gemaakte fouten mogen niet per definitie een garantie zijn op herhaling in de toekomst. Ik maak op dit punt dus een cesuur.

Als het gaat om de strijdigheid met het Europese recht, wil ik dat nog wel eens zien. Ik wil nog wel eens zien dat de Europese Commissie en het Europese Hof de Nederlandse regering gaan aanpakken op de mogelijke strijdigheid van deze internationale groepsverbodbepaling met het Europees recht, terwijl landen zoals Frankrijk en Duitsland niet worden aangepakt. Ik wil nog wel eens zien of dat inderdaad de conclusie is van het Europees Hof dan wel de Europese Commissie. Hier past ons een zekere zelfverzekerdheid, zeker gezien het standpunt van de Europese Commissie dat wij in de nabije toekomst – waarin deze bepaling loos is geworden, het gaat als het goed is om een bepaling die maar een paar jaar van kracht is – toe moeten naar een Europabrede splitsing van netwerk- en leveringsbedrijven. Dat zegt de Commissie. Denkt de heer Crone dan dat zij geen gevoel heeft voor het debat dat wij hier met elkaar voeren? Natuurlijk heeft zij dat; zij begrijpt heel goed dat wij hier de deur niet open zetten voor bedrijven die worden beschermd door een regering die alle Europese regels op het gebied van de energiemarkt en de vrije mededinging met voeten treedt. Ik zou denken dat een lichte mate van zelfbewuste brutaliteit ons hier past. Laat de Europese Commissie maar komen. Laat het Europese Hof maar komen.

De heer Crone (PvdA):

De heer Vendrik weet hoe hard de Europese Commissie Spanje wil aanpakken, dat nog veel minder ver gaat dan de heer Vendrik. Dat komt doordat de Europese Commissie een andere redenering heeft dan de heer Vendrik, namelijk dat er binnen een markt geen concurrentievervalsing mag plaatsvinden doordat er enkele grote monopolisten komen, al dan niet met een buitenlandse moeder. Die bescherming hebben wij in Nederland natuurlijk. Als EDF hier de boel wil opkopen, moet hij stoppen bij een bepaalde marktomvang, want meer mag hij van de NMa niet hebben. Dat heb ik zelf beklemtoond in de debatten van de afgelopen tijd. Ik heb ook met collega De Krom een extra motie ingediend om desnoods de bevoegdheden te vergroten. Het kunnen dus dochters van mastodonten worden. Ik heb een positieve manier om dat te verhinderen, maar een wettelijk verbod gaat helemaal in tegen de gedachten van de Europese Commissie. Zij zal de heer Vendrik nooit steunen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik herhaal mijzelf, maar ik denk dat de Europese Commissie heel goed begrijpt dat wij hier geen ruimte bieden aan bedrijven die op hun thuismarkt niet gesplitst zijn. Wij doen wat de Europese Commissie eigenlijk voor heel Europa verplicht zou willen stellen. Dat is nog niet geregeld, maar daar zit men op te drukken. Dan is het toch wel heel vreemd dat wij in die transitieperiode ruimte zouden bieden aan bedrijven die niet aan de kwalificaties van de Europese Commissie voldoen, beschermd door regeringen die niet meewerken aan de door de Commissie gewenste uitkomst. Ik geef mij op dit punt dus nog niet gewonnen. Ik zou denken dat wij een sterke casus hebben in Europa. Ik realiseer mij de gevoeligheid; daarom sprak ik over glad ijs. Die niet waagt, wie niet wint. De consequentie mag voor mij nooit zijn dat wij dit debat nu al besluiten met de vaststelling dat het niet kan of dat wij het maar niet moeten doen, en dus ruimte geven aan bedrijven en nationale regeringen die niet datgene doen wat in Europa inmiddels de norm aan het worden is. Dat vind ik een onwenselijke uitkomst van het debat.

De heer Crone (PvdA):

Het is herhaling op herhaling, maar mijn stelling was dat dit in Spanje – en ook in België, voeg ik eraan toe – niet de lijn van Europa is. E.ON mag met zijn netten niet in Spanje kopen. Dat mag wel van Brussel, maar Spanje mag maatregelen nemen om de mededinging in Spanje in stand te houden. België mag zeggen: dan gaan wij alsnog splitsen. Dat is ook onze lijn. Je mag dus nationaal mededinging in stand houden en nationaal je netten belemmeren, maar je mag niet zeggen dat een buitenlander niet mag komen. Ik zie dus niet waar de heer Vendrik de argumenten vandaan haalt dat Brussel zijn visie zou steunen. Doet Brussel dat niet, dan lokt de heer Vendrik een enorme procesgang uit waardoor het wetsvoorstel zes tot zeven jaar onder processen komt, niet alleen van de bedrijven, maar ook van onze Nederlandse aandeelhouders die geen kant meer op kunnen. U neemt grote risico's voor het wetsvoorstel als zodanig; Je zou bijna kunnen zeggen dat het amendement destructief is voor het wetsvoorstel, maar ik weet niet of dat letterlijk zo is.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Deze toon van de heer Crone verbaast mij. De uitkomst van een ongewijzigd voorstel voor een splitsingswet zou kunnen zijn dat buitenlandse geïntegreerde bedrijven in Nederland binnen de grenzen van de Mededingingswet wel degelijk productielocaties kunnen opkopen. Ik dacht dat wij het er met elkaar over eens waren dat dit een ongewenste uitkomst is. De heer Crone bewandelt de andere route van een intens gesprek met de provinciale en locale aandeelhouders om mede deze uitkomst te voorkomen en om alleen dan privatisering mogelijk te maken als het daarbij gaat om kleinere allianties met andere spelers dan de grote die wij nu op het oog hebben. Zo heb ik het meerdere keren van de heer Crone gehoord. Wij hebben het dus over hetzelfde probleem, alleen de oplossing verschilt.

Ik geloof niet dat dit amendement destructief is, hoewel ik onmiddellijk toegeef dat het een pikant amendement is. Ik geloof echter niet dat het hele wetsvoorstel erdoor in gevaar komt. Onderscheidend vermogen past de commissie, en dat zal ze ook hebben als ze hier problemen mee heeft. Laten wij dit debat maar met elkaar aangaan.

De heer Hessels (CDA):

De gedachte achter dit amendement steun ik van harte. Het gaat de heer Vendrik er de facto immers om, te voorkomen dat de grote Europese energiereuzen de Nederlandse bedrijven opkopen. Maar hij zegt zelf dat wij ons op glad ijs begeven met dit amendement, waarvan iedereen betwijfelt of het in Europa houdbaar is. Als klap op de vuurpijl zegt de heer Vendrik dat wij wat meer zelfverzekerde brutaliteit moeten tonen. De CDA-fractie wil niet op deze manier wetgeving vormgeven. Zelfverzekerde brutaliteit kunnen wij wellicht in een motie vormgeven, waarin wij vragen zaken te onderzoeken. Maar ik ben er geen voorstander van om nu een amendement op te stellen waarmee wij het wetsvoorstel zo wijzigen dat er over de wet een conflict met Europa zal ontstaan.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik heb de zekerheid niet dat er op dit punt een conflict met Europa ontstaat. Ik heb alleen willen zeggen dat ik mij realiseer dat dit amendement spanningen kan oproepen. Ik heb op voorhand – dit debat loopt natuurlijk al een tijd – een aantal tegenargumenten gegeven. Ik erken volmondig dat er aan dit amendement wat pikante kanten zitten; daar is geen twijfel over mogelijk. Maar dat is geen reden om te zeggen: bij twijfel niet inhalen, wij doen het niet. Als wij dat doen – dat is de heer Hessels met mij eens – geven wij immers grote buitenlandse geïntegreerde bedrijven alle ruimte om op de Nederlandse markt actief te worden terwijl de Europese Commissie al heeft afgesproken dat wij naar één Europese energiemarkt toegaan waarbij splitsing de norm wordt. Het is belangrijk dat de Europese Commissie daar naartoe wil. De Europese Commissie gaat niet op haar handen zitten, maar zij voert een verstrekkende campagne om alle Europese landen zover te krijgen. Dan gaan wij toch ondertussen geen ruimte geven aan de buitenlandse geïntegreerde bedrijven om in Nederland actief te worden?

De heer Hessels (CDA):

Mijn stelling is zeker niet dat wij bij twijfel niet moeten inhalen, maar als wij het over wetgeving hebben, is een grote zorgvuldigheid vereist. Dat is mijn punt. Wij hebben hier ook andere instrumenten voor.

De heer Irrgang (SP):

Ik juich het eurokritische geluid van GroenLinks toe. De heer Vendrik hecht groot belang aan de kwestie van de buitenlandse energiereuzen die de zaak in Nederland komen overnemen. Betekent dit, dat hij zijn steun aan dit wetsvoorstel gaat heroverwegen als dit amendement niet wordt aangenomen door de Kamer?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Daar ben ik zoals te doen gebruikelijk nog helemaal niet aan toe. Dit is een kwestie die bij iedereen in de Kamer leeft; niet alleen bij mij en de heer Irrgang, maar de heer Hessels zei zojuist ook dat hij ermee zat en volgens mij voelt de heer De Krom zich ook niet senang bij de mogelijke uitkomst van het wetsvoorstel zoals het nu voorligt. Ook de heer Crone heeft er een zwaar punt van gemaakt. Ik geloof daarom dat wij allemaal vinden dat dit een ongewenste uitkomst is. De hamvraag is nu, hoe wij deze uitkomst voorkomen. Ik heb daar een voorstel voor gedaan; ik wacht op andere voorstellen en op de reactie van de minister. Daarna maak ik de eindbalans op.

Ik vind splitsing van energiebedrijven juist zo'n goed idee dat ik het graag direct internationaliseer. Ik geloof niet dat ik een eurokritisch geluid laat horen; ik sluit juist aan bij de lijn van de Europese Commissie. Ik keer mij tegen die landen die er een zogenaamd economisch patriottisme op na houden als dekmantel voor commerciële belangen van de eigen nationale kampioenen. Ik ben juist voor meer sturing door Europa als het gaat om de energiemarkt. Europa moet op dit punt meer leiderschap tonen dan het nu doet. Dit amendement is geen eurokritisch amendement, maar sluit juist bij Europa aan.

De heer Irrgang (SP):

Wij houden nu de tweede termijn, dus dit is wel het moment om de knopen te tellen. Daarom vraag ik u dit nu, tenzij u nog een derde termijn wilt, wellicht nadat uw amendement in stemming is gebracht.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat zou ook nog kunnen. Alle opties zijn open; ik ga dit debat niet voor niets aan. Ik hecht belang aan het onderwerp.

In februari heb ik een voorstel gedaan voor het houden van een nationale energieconventie. Ik verwijs naar wat ik daarover eerder heb gezegd. De minister heeft in zijn eerste termijn vorige week donderdag niet gereageerd. Ik hoop dat hij dit in tweede termijn wel zal doen. Voor mij zou de komende 25 jaar eigenlijk maar één ding centraal moeten staan op de energiepolitieke agenda, te weten de transitie naar een duurzame energievoorziening. Dit moet wat de fractie van GroenLinks betreft absolute prioriteit hebben. Het is ongelooflijk moeilijk, bijzonder pijnlijk en uitermate lastig. Toch hoort dat de grootste opgave te zijn voor deze minister en zijn nazaten in volgende kabinetten, en de missie van de hele sector. Daarom heb ik de minister gevraagd het initiatief te nemen tot een nationale energieconferentie. Om hem nadere gedachten te ontlokken, help ik hem met een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de transitie naar een duurzame energievoorziening van eminent belang is voor een duurzame toekomst;

verzoekt de regering, het initiatief te nemen voor het opstarten van een Nationale Energie Conventie om de noodzakelijke transitie naar een duurzame energievoorziening met alle partijen uitgebreid te bespreken en de rol die de verschillende partijen hebben goed te definiëren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Vendrik. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40(30212).

De heer Vendrik (GroenLinks):

Volgens mij ben ik nog net op tijd voor het zakken van de krant, dus mijn bijdrage kan integraal worden afgedrukt.

De voorzitter:

Het integraal afdrukken van uw bijdrage vindt reeds plaats in de Handelingen van de Tweede Kamer.

Het woord is aan de heer Van den Brink.

De heer Van den Brink (LPF):

Voorzitter. Een van de redenen om te splitsen is, dat onze DTe niet kan beoordelen wat er bij het net of bij de Commissie behoorde. Ik heb toen de minister gevraagd: als een buitenlands geïntegreerd bedrijf hier het gesplitste commerciële bedrijf overneemt, hoe kun je dan het buitenlandse bedrijf laten controleren? Doordat wij hier gaan splitsen en op Europees niveau overname toestaan, laten wij op de Nederlandse markt door toedoen van het buitenlandse bedrijf gebeuren wat wij hier niet willen. Dat is ook wat de heer Vendrik met zijn amendement dat in aantocht is, wil aantonen. Als wij willen splitsen en als wij willen toewerken naar één Europese markt met een gelijk speelveld, waarin bedrijven gelijke kansen hebben – als zij niet tot de groep gesplitst zijnde bedrijven behoren, kunnen zij zich niet op de ene Europese markt bewegen – heb je in ieder geval voor een klein stukje het Europese speelveld gecreëerd. Misschien is het wel zo dat, als je dat verhaal inhoud zou geven, buitenlandse bedrijven, gezien hun grote honger naar uitbreiding, ertoe genoopt zijn om uit zichzelf te splitsen. Daarom vind ik het idee dat de heer Vendrik vandaag heeft verwoord en dat de vorige keer door mij is aangedragen, nog niet zo dwaas. Ik heb aangegeven waar het eigenlijke probleem zat. Ik vind het zelfs een veel beter idee dan dat van de minister.

De minister zei verleden week over mij: Van den Brink wil niks. Ik heb altijd begrepen dat de minister goede oren heeft. Hij kan dus nooit begrepen hebben dat ik niks wilde. Ik heb wel steeds gezegd: de uitkomst die wij willen, is gelijk, maar de weg ernaar toe is verschillend.

De minister heeft nog nooit de vraag beantwoord waarom hij in Nederland deze zaak wil regelen, zo lang het in Europa nog niet is geregeld. De heer Slob heeft daarover een amendement ingediend. Als hij daarop een afdoende antwoord had gegeven, waren wij het misschien eens geworden. De minister weet toch dat alles een vruchtbaar tijdstip heeft. Een koe melk je ook pas, wanneer zij een kalf ter wereld heeft gebracht. Trouwens, in de winter bloeien er alleen maar sneeuwklokjes. Ik neem aan dat de minister geen sneeuwklokje wil zijn. Erger nog, zo gauw de temperatuur boven de zes graden is gekomen, is dat sneeuwklokje uitgebloeid.

De minister zei in zijn antwoord dat de consument in Nederland er niets om geeft dat er een oranje vlaggetje staat op een Hollandse centrale. Is de minister vergeten dat Nederland tegen de Europese grondwet heeft gestemd? De Nederlander geeft nog wel wat om het Nederlandse vlaggetje. Natuurlijk ben ik het ermee eens dat continuïteit en een lage prijs gewenst zijn. Het is nog maar de vraag of door de splitsing de prijs lager wordt. Dat neemt de minister aan. Is dat wel bewezen?

Aan de minister is gevraagd wanneer de claims van de CBL-contracten gehonoreerd zouden worden. Er is ook gevraagd of de minister zou willen garanderen dat de bedrijven daardoor geen schade zouden ondervinden, dus dat de Staat garant zou staan. Daarop antwoordde de minister lachend dat een lantaarnpaal ook van ijzer is. Dat klopt, maar hij weet ook dat een koe vier poten heeft en dat niet ieder dier met vier poten een koe is. Hiermee wil ik aangeven dat, als de minister niet zou twijfelen, hij de staatsgarantie zou aandurven. Aangezien hij dat niet durft, verspreidt hij zelf twijfel. Eigenlijk past dat niet bij de minister, maar toch doet hij het. Daarom wil ik hierover de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voorliggende wetsvoorstel voor splitsing energiebedrijven een zeer zorgvuldige weging van informatie behoeft in verband met eventuele niet geringe financiële consequenties;

overwegende dat noch de minister, noch de Validatiecommissie inzage heeft gehad in individuele CBL-contracten;

van mening dat slechts een verantwoorde beslissing voor of tegen splitsing genomen kan worden op grond van deugdelijke financiële achtergrondinformatie;

roept de regering op, alsnog individuele CBL-contracten in te zien, de Kamer hierover te rapporteren en hangende dat rapport de nadere behandeling van het wetsvoorstel uit te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Brink. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41(30212).

De heer Van den Brink (LPF):

Wat de minister wil bereiken, is gelijk. Bovendien belijdt hij het Europese gelijke speelveld, om een zware term te gebruiken. Toch gaat hij over tot verplichte splitsing. Daarom kan ik niet anders constateren dan dat hij gewoon op ramkoers is. Volgens ons zegt de minister dat splitsen moet, terwijl wij zeggen dat splitsen mag en dat wat mag, wat ons betreft moet wordt, zodra het Europees wordt geregeld. Dat is het verschil. Zoals het er nu naar uitziet, zullen wij dus niet voor deze wet stemmen.

De vergadering wordt van 15.05 uur tot 15.20 uur geschorst.

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Ik ben verheugd dat wij snel na de eerste termijn van het plenaire debat vandaag tot een afronding kunnen komen over een wel zeer fundamenteel wetsontwerp, zoals door velen uit uw Kamer ook is benadrukt. Het fundamentele karakter volgt uit twee elementen.

In de eerste plaats zijn wij bezig om, in de nieuwe context van een energiemarkt die zich ontwikkelt van een nationale naar een Europese markt, de publieke belangen zorgvuldig te ordenen ten opzichte van het private karakter van de levering van energie. Daarmee zetten wij een belangrijke stap.

In de tweede plaats zijn wij op weg naar een duurzame energievoorziening in Nederland. Het karakter van het debat was ook breder, en ging voorbij de marktordeningsdiscussies. Ik zal aan het eind van mijn betoog ook iets zeggen over de nationale energiedialoog waartoe de heer Vendrik heeft opgeroepen en waarover ik vandaag naar ik hoop nieuwe mededelingen kan doen.

Het is naar mijn gevoel duidelijk dat het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken de publieke belangen eenduidig en stevig waarborgt. In het wetsvoorstel staat een onafhankelijk en zelfstandig netbeheer centraal. Het is nodig om dit structureel te regelen, zoals ik vanaf het begin van het debat, ruim tweeënhalf jaar geleden, heb aangegeven. Dit zorgt voor een effectieve concurrentie en voor een maximale leveringszekerheid voor de consument in Nederland. Dat zijn beide essentiële voordelen die wij thans in het wetsontwerp voor geruime tijd zullen regelen.

Het wetsontwerp kent een lange aanloop. De Kamer en het kabinet zijn zorgvuldig te werk gegaan. Ik wijs erop dat het kabinet juist met het oog op de Europese ontwikkelingen twee jaar geleden heeft gekozen voor splitsing. De recente gebeurtenis op het gebied van de voorzieningszekerheid en de fusies en overnames bevestigen naar mijn overtuiging de juistheid van die keuze voor splitsing.

Splitsing is een no regret-maatregel, die in ieder geval noodzakelijk is, hoe ook verdere Europese ontwikkelingen zich zullen voordoen. Naast de splitsing spreken wij vandaag opnieuw over de privatisering. Ik ga daarop graag straks uitvoerig in, ook al gaat het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken niet over privatisering en ook al ligt de verantwoordelijkheid daarvoor in eerste instantie bij de aandeelhouders, te weten de gemeenten en provincies. De centrale vraag bij dit wetsvoorstel is hoe wij adequaat en structureel de met de energievoorziening gemoeide publieke belangen van voorzieningszekerheid en economische efficiëntie kunnen borgen.

Naar aanleiding van de inbreng van de Kamer in eerste termijn heb ik gisteren een brief en een derde nota van wijziging aan de Kamer toegestuurd. In de brief ben ik kort ingegaan op drie onderwerpen naar aanleiding van vragen van met name de heren Vendrik en Hessels. De eerste vraag betreft welke commerciële activiteiten groepsmaatschappijen van het netwerkbedrijf na splitsing mogen uitvoeren. De kern van mijn antwoord is dat branchevreemde commerciële activiteiten niet zijn toegestaan. De tweede vraag betreft de stand van zaken met de ministeriele regeling over het afsluitbeleid. Ik zal in mei komen met een voorstel voor de inhoud van die regeling. De derde vraag betreft de wenselijkheid van het al dan niet vastleggen van het zogenaamde N-1 criterium in de wet. Daarover heb ik opgemerkt dat het systeem nu goed werkt en dat het wettelijk vastleggen daarvan niet nodig is, maar ook vanwege het belang van flexibiliteit niet wenselijk.

In de nota van wijziging worden, ook op verzoek van de heren Vendrik en Hessels, naast enkele kleine technische aanpassingen nog de volgende zaken geregeld. Netwerkbedrijven mogen geen activiteiten uitvoeren die geen verband houden met infrastructurele voorzieningen of aanverwante activiteiten. Verder heb ik het CBL-overgangsrecht marginaal aangepast, zodat ook het voorgaande punt en het amendement op stuk nr. 22 van de heer Hessels c.s. niet tot CBL-problemen hoeven te leiden. Voorts wordt conform een afspraak met de Kamer geregeld dat de termijn van het doorberekeningverbod voor reorganisatiekosten – dat geldt uiteraard voor alle afnemers, inclusief het mkb – naar vijf jaar wordt opgetrokken. Ten slotte wordt geregeld dat een gangbare financiering voor netbeheerders na splitsing mogelijk blijft.

In eerste termijn ben ik ingegaan op de toen voorliggende amendementen. Voor de volledigheid geef ik nog een keer een korte reactie. Het amendement op stuk nr. 11 van de heer Irrgang over het afsluitbeleid is in de nota van wijziging overgenomen. Het amendement op stuk nr. 13 van de heer Hessels over uitbesteding is niet erg praktisch, maar dat is geen hard punt. Ik laat het oordeel over aan de Kamer. Het amendement op stuk nr. 22 van de heer Hessels c.s. over de privatisering van de netten is werkbaar. Het CBL-overgangsrecht is van toepassing. Tussen mijn ambtenaren en Bureau wetgeving van de Kamer is nog overleg gaande over redactionele verbeteringen, maar die kwestie is politiek voldoende uitgekristalliseerd. Ik heb geen bezwaar tegen het amendement op stuk nr. 23 van de heer Hessels over de regeling voor splitsingsplannen. De regeling komt er sowieso, maar het is goed dat de heer Hessels dat nog eens heeft vastgelegd. Ik heb ook geen bezwaar tegen het amendement op stuk nr. 24 van de heer Hessels c.s. over de betalingsvoorwaarden. Ik stel het wel op prijs als het amendement conform de door de heer Hessels per e-mail ontvangen suggesties van het energienet zou kunnen worden aangepast.

De heer Hessels (CDA):

Daarmee zijn wij bezig. Het amendement zal op het geconstateerde probleem worden aangepast. Het punt is dat er bij frauduleus handelen voordeel van zou kunnen worden genoten.

Minister Brinkhorst:

Dank. Ik neem daar graag kennis van.

Het amendement op stuk nr. 25 van de heer Vendrik c.s. over de regeling van het afsluitbeleid is prima. Ik neem dat graag over. Het amendement op stuk nr. 27 van de heer Hessels c.s. over de structurele kosten is ingetrokken naar aanleiding van de toezeggingen in de nota van wijziging. Ik denk dat ik met mijn reactie op de in eerste termijn ingediende amendementen en mijn derde nota van wijziging vergaand ben tegemoetgekomen aan de wensen die in het bijzonder leefden bij de leden van de fracties van CDA, PvdA en GroenLinks.

Ik kom nu toe aan een reactie op de door de Kamer in tweede termijn gestelde vragen. Ik wil eerst graag iets zeggen over de problematiek van de privatisering. Daarna kom ik op een aantal andere zaken.

Ook al gaat het vandaag over het splitsingswetsvoorstel, er is opnieuw uitvoerig gedebatteerd over privatisering. Ik heb in eerste termijn aangegeven dat ik het breed gedragen amendement op stuk nr. 22 van de heer Hessels c.s., dat beoogt om de privatisering van het juridische eigendom van het net te voorkomen, werkbaar acht. De heer De Krom vroeg of het amendement tot extra CBL-problemen leidt. Dit is niet het geval, gelet op de uitzondering die is opgenomen in artikel VIc over de CBL-problematiek.

De heer Vendrik heeft nogmaals gesuggereerd om met betrekking tot de netten tot een reeks waterstaatmodellen te komen. Ik voel daar niets voor. Het is aan de afgesplitste netwerkbedrijven om te komen tot benutting van de schaalvoordelen. Ik verwijs in dit verband ook naar de fusieverkenningen die de vrijwillig gesplitste netwerken van NRE en Intergas voeren. Na het van kracht worden van de splitsingswet hebben we een heldere structuur van netwerkbedrijven. TenneT en Gasunie zijn verantwoordelijk voor respectievelijk de hoogspanningsnetten, de hogedruknetten en enkele regionale netbeheerders. Ik voorzie verder dat er nog wel wat allianties tussen deze netbeheerders tot stand zullen komen. Het is ook van belang dat er meerdere netbeheerders blijven om tot een goed werkende maatstafregulering te komen, een soort van peer-review op netwerkbeheer. Ik denk dat dit de efficiëntie en de kwaliteit van het netbeheer ten goede komt. Een uniform systeem, zoals dat bij Rijkswaterstaat, komt daar niet aan tegemoet.

De heer De Krom vroeg naar de effecten voor Gasunie en TenneT van het beleid met betrekking tot de minderheidsprivatisering. Wat wij hier besproken hebben over de privatisering van de netwerken, ziet wat mij betreft vooral op de regionale bedrijven die onderwerp van de wettelijke splitsing zijn. Immers, de landelijke netbeheerders zijn niet van gemeenten en provincies, maar van de staat. De privatisering van de aandelen in die bedrijven behoeft derhalve de instemming van de staat, maar daartoe bestaan op dit ogenblik, zoals u weet, geen plannen. Mijn collega, de minister van Financiën, is nu beheerder van deze aandelen, zoals hij dat is van vele staatsaandelen.

Het voorgaande betrof de privatisering van de netten. Ik kom nu bij de kwestie van de commerciële bedrijven. Er werd in de tweede termijn opnieuw gesproken over de vraag of privatisering van de commerciële aandelen energiebedrijven, na splitsing, wel wenselijk is. Wat mij betreft wil ik heel duidelijk zijn. Ik zou niet willen dat de splitsingswet als zodanig een antiprivatiseringswet wordt. Tot voor kort was ook bij velen van u de mogelijkheid van het bieden van gelegenheid aan de aandeelhouders om afstand te doen van risicodragende aandelen, één van de argumenten voor splitsing. Ik weet dat ondertussen een zekere verschuiving in het debat is opgetreden, maar dat is wel de kern geweest waar wij twee jaar geleden over zijn begonnen te spreken.

Wat mij betreft ligt de verantwoordelijkheid voor het al dan niet vervreemden van de aandelen bij de gemeenten en provincies zelf. Zij zijn degenen die hier hun bezittingen hebben en zij zullen ook als publieke aandeelhouders daarbij het publieke belang in acht nemen. U weet dat ik, vanuit mijn optiek, ook in het verleden wel eens wat kritische kanttekeningen heb gemaakt bij de wijze waarop zij dit publiek belang hebben behartigd. Ik verwijs in bredere zin naar de kwestie van de Cross Border Leases. Ik denk echter dat geleidelijk aan iedereen lessen van het verleden geleerd heeft. Ik denk dat als wij vertrouwen op die rol bij het bezitten van de aandelen, het ook mogelijk moet zijn om dit vertrouwen te hebben bij het verkopen van de aandelen.

Geheel in de geest van de Wet FIDO, waar verschillende woordvoerders ook in ander verband mee te maken hebben gehad, moeten gemeenten en provincies de mogelijkheid hebben afstand te doen van risicodragende aandelen. Als dat niet kan en het slecht gaat met een energiebedrijf, zou dit het publieke belang van de betreffende gemeenten dan wel provincies zelfs kunnen schaden. Welnu, overname van commerciële bedrijven door de staat is wat mij betreft geen optie. Het staat haaks op het deelnemingenbeleid van het kabinet om als staat risicodragende aandelen te kopen. Ik ontraad dan ook heel duidelijk de motie van het lid Irrgang op dit punt. Ik wil graag nog eens benadrukken dat ik de aandeelhouders niet dwing tot privatisering. Als zij een toegevoegde waarde zien in blijvend aandeelhouderschap, zal ik dat zeker niet belemmeren; ik wil hen evenmin dwingen om niet te privatiseren.

Ik heb tijdens mijn eerste termijn al aangegeven in gesprek te zullen gaan, zoals de heer Crone en ook de heer Hessels hebben gevraagd, met de publieke aandeelhouders over de privatisering van de commerciële bedrijven. Tegen die achtergrond vind ik dat de motie van de heer Crone en de heer Hessels in zijn dictum voor mij aanvaardbaar is. Er staan bepaalde overwegingen in die, zoals uit het voorgaande blijkt, door mij niet in alle opzichten worden gedeeld, maar ik zal de motie uitvoeren zoals mij is gevraagd en de Kamer vóór september aanstaande daarover rapporteren. Ik spreek nu over de motie op stuk nr. 34, die aldus geïnterpreteerd voor mij aanvaardbaar is en waarop u vóór 1 september een reactie zult krijgen, na de gesprekken met de gemeenten en de provincies.

De heer Irrgang (SP):

De minister spreekt over het publieke belang. Vindt hij het publieke bezit van de stroomproductie in Nederland, in die zin dat deze in handen is van publieke aandeelhouders, een publiek belang? Vindt hij het een publiek belang dat de stroomproductie in Nederland in overheidshanden blijft?

Minister Brinkhorst:

Zoals ik dit heb aangegeven, betekent het dat ik daar genuanceerd tegenover sta. Ik wil hen niet per se dwingen tot verkopen; ik wil hen ook niet dwingen tot behouden. Dat was de achtergrond van mijn opmerkingen; in die zin zie ik ook mijn interpretatie van de motie van de heren Crone en Hessels.

De heer Irrgang (SP):

Betekent dit genuanceerd er tegenover staan van uw kant, dat u eigenlijk zegt dat het u verstandig lijkt de stroomproductiebedrijven in Nederland, de stroomopwekking in Nederland, voorlopig niet te privatiseren?

Minister Brinkhorst:

Ik zal met de provincies en gemeenten in dialoog gaan. Ik zal hen vragen wat hun overwegingen zijn en waar en hoe zij daarin staan. Vervolgens zal ik de Kamer daar zo getrouw mogelijk over berichten. Nogmaals, er zijn in de afgelopen periode verschuivingen geweest in het publieke krachtenveld. Maar een absolute uitspraak over verkoop van aandelen doe ik niet. Vanuit uw optiek is het een soort dogmatische positie, u ziet het als een publiek belang, waaraan geen afbreuk mag worden gedaan. Op dat punt scheiden zich onze wegen, wat ook goed is, want er moet helderheid zijn over ons standpunt ten aanzien van marktordening.

De heer Irrgang (SP):

Omdat ik niet dogmatisch ben, ben ik geïnteresseerd in uw overwegingen, vooral omdat u in het verleden altijd koos voor de liberale lijn. Ik zou het interessant vinden om van u te horen dat privatisering van stroomopwekking in Nederland niet verstandig is.

Minister Brinkhorst:

Als wij praten over de theologie van de marktordening, zullen wij waarschijnlijk een verschil van mening hebben. Op dit ogenblik lijkt het niet voor de hand te liggen dat de betrokken bedrijven gaan privatiseren, wat zij zelf ook hebben verklaard. Daarmee ben ik nog geen anti-markttheoloog geworden. Ik begrijp dat de heer Irrgang hiervan kennis neemt.

De heer Crone (PvdA):

U gaat de motie van de heer Hessels en mij uitvoeren. Ik dacht dat de motie van de heer Irrgang en mij daaraan complementair is: daarin staat dat u gaat onderzoeken of het Rijk aandelen overneemt. Als u het zo ziet, hoeven wij het dictum van de motie niet aan te passen. Ook de heer Irrgang staat er niet dogmatisch in.

Minister Brinkhorst:

Ik weet zeker dat u er ook Brinkhorstniet dogmatisch in staat, zodat de heer Irrgang zich bij u kan aansluiten. Ik heb gezegd dat de door u genoemde motie van de heer Irrgang niet complementair is. Zij gaat een stuk verder, door te suggereren dat de centrale overheid eventueel aandelen overneemt van de lagere overheden. Dat gaat veel verder dan de vraag of die aandelen bij de gemeenten of de provincies moeten blijven. Daarom kan ik leven met uw motie, en niet met die van de heer Irrgang. Ik vind het geen publiek belang om gemeenten en provincies daartoe op te roepen.

De heer Crone (PvdA):

Het Rijk neemt nu via TenneT aandelen van de hoogspanningsnetten over. Het is geen voorschrift dat zoveel mogelijk lokale overheden hun aandelen verkopen aan het Rijk, het kan helpen dat in een overgangssituatie het Rijk via de BNG een aantal processen faciliteert. Als u dat categorisch uitsluit, hebben wij een probleem. De aandeelhouders hebben daarnaar tijdens de hoorzitting gevraagd, en dat mag geen blokkade opleveren.

Minister Brinkhorst:

Ik zie een duidelijk onderscheid tussen het publieke belang rond de rol van de netten – niet voor niets heb ik de Gasunie gesplitst in Gasunie Transport en Gasunie Trade & Supply – en de problematiek van de commerciële productie- en distributiebedrijven. De oproep aan hen om hun aandelen te verkopen, veronderstelt dat het de intentie van de centrale overheid is om verder te investeren in de productie en distributie, maar dat is een andere zaak dan het netbeheer. Ik heb ook altijd begrepen dat de heer Crone het grote belang ziet dat het publieke aandeelhouderschap van de netten bij de overheid ligt en voor een belangrijk deel bij de centrale overheid, namelijk als het gaat om de hoogspanningsnetten. Hier gaat het echter om commerciële kwesties en commerciële bedrijven. Dat gaat net een stap verder dan het punt dat ik net noemde. Ik zal als ik met de aandeelhouders van die bedrijven spreek, conform de motie van de heren Crone en Hessels, vragen wat zij met die aandelen willen doen. Sommigen zullen dan misschien zeggen dat zij die aan het Rijk willen overdragen. Ik zal u daar dan over berichten en dan kunnen wij daarover discussiëren.

De heer Crone (PvdA):

Dat zie ik als een voldoende opening. De vergelijking met de Gasunie is ook heel consistent. Daar zit u, zoals u zelf al zei, nog voor de helft in het commerciële bedrijf. Wij hebben verleden week nog een overleg gevoerd met u en toen zei u dat u er ook niet uit zou gaan, omdat u daar een publieke rol ziet, al is het maar tijdelijk. Wij zien wel hoe de gesprekken aflopen. Als het maar een open gesprek is, waarin veel kan.

Minister Brinkhorst:

Het uitgangspunt is een ander. Bij de Gasunie was de overheid voor 50% aandeelhouder, maar bij de productie- en distributiebedrijven op elektriciteitsgebied is de centrale overheid nooit eigenaar geweest. Dat is een wezenlijk verschil. Ik zal daar een andere positie in moeten innemen. Wij kunnen hierop terugkomen als ik de Kamer heb bericht over de gesprekken met de aandeelhouders.

De vraag die centraal staat bij de kwestie van het aandeelhouderschap is vanuit welk publiek belang de rijksoverheid medeoverheden zou moeten dwingen voorlopig geen afstand te doen van de risicodragende aandelen in commerciële energiebedrijven die opereren op een vrije markt. Die discussie moeten wij met elkaar voeren. Voorshands zeg ik dat het argument dat hier en daar naar voren is gebracht, vooral door de heer Vendrik, namelijk dat voorzieningszekerheid noodzakelijk is om privatisering tegen te gaan naar mijn gevoel niet het meest valide argument is.

Ik wil toch nog iets zeggen over de kwestie van de Europese mededinging en het argument van effectieve concurrentie, waarbij privatisering tot ongewenste fusies en overnames zou kunnen leiden. De angst van de heer Vendrik is dat de commerciële bedrijven door buitenlandse geïntegreerde mastodonten worden overgenomen en er nog geen sprake zal zijn van effectieve concurrentie. Ik ben met hem van mening dat mededingingsregels zeer essentieel zijn om deze marktordening tot stand te brengen. Voorshands denk ik dat de toepassing daarvan door de NMa en de Europese Commissie voldoende is om dat te voorkomen. Grensoverschrijdende fusies worden beoordeeld door de Europese Commissie, tenzij elk van de fuserende ondernemingen minstens twee derde van de omzet in eenzelfde lidstaat behaalt. Bij de overnames zal van dat laatste geen sprake zijn, lijkt mij, en dan is het oordeel aan de Commissie, waarbij de nationale autoriteiten wel betrokken zijn. Wij gaan in Europees verband namelijk steeds meer toe naar een dubbele functie, waarbij de nationale mededingingsautoriteit deels een nationale functie vervult en deels een functie als een soort nationale agent van de Europese Commissie als het gaat om de Europese dimensie. Ik denk dat dat een belangrijke ontwikkeling is.

Cruciale vraag daarbij is de afbakening van de relevante markt. De NMa doet momenteel uitvoerig onderzoek naar de afbakening van de relevante energiemarkten in het licht van de ontwikkeling op de Noordwest-Europese energiemarkt. De Commissie is daar nauw bij betrokken. De voorlopige bevindingen van het onderzoek worden waarschijnlijk in mei aanstaande bekend. Dat is dan net voor het gesprek dat ik zal hebben met mijn vijf Europese collega's over de ontwikkeling van die Noordwest-Europese energiemarkt. Ik heb u daar verleden week uitvoerig over bericht. Mijn constatering is dat zowel de Europese Commissie als de NMa momenteel heel alert zijn op eventuele fusies en overnames. In het debat is al gewezen op de discussie over Enel en Suez. Ik heb daarover ook gesprekken gehad met commissaris Kroes. Mijn taxatie is dat de Commissie niet zal schromen om maatregelen te nemen wanneer die mededingingsaspecten als gevolg van fusies en overnames in negatief perspectief komen te staan. Kortom, ik ben van mening dat het argument van de effectieve concurrentie op dit moment niet valide is om de mogelijke privatisering van commerciële bedrijven tegen te gaan. Ik heb de Kamer al toegezegd binnenkort een brief te sturen over de ontwikkeling van de groothandelsmarkt voor elektriciteit. De NMa doet, zoals aangegeven, een uitgebreid onderzoek naar de afbakening van de relevante markten. Ik houd mij bezig met de evaluatie van de Elektriciteitswet en de Gaswet.

Tegen die achtergrond kan ik heel goed uit de voeten met de motie van de heren De Krom en Vendrik, beiden verschillende stromingen van het brede liberale gedachtegoed vertegenwoordigend. Ik voel mij tussen hen in ook heel wel. In die motie wordt gevraagd, voorstellen te doen om de bevoegdheid van de NMa en de Europese Commissie uit te breiden. Een mooie liberale motie waar ik mij zeer wel in kan vinden. De heren De Krom en Vendrik zullen begrijpen dat ik hun geen mooier compliment kan maken. Ik heb al eerder gezegd, niets voor een totale uitverkoop van de sector te voelen. Ik heb op aandringen van beide heren toegezegd, in overleg te treden met de aandeelhouders. Ik ben ook graag bereid – dit zeg ik ook tegen de heer Crone – om te onderzoeken welke rol de NMa daarbij kan spelen en of daarover concrete afspraken met de aandeelhouders kunnen worden gemaakt. Ik wil hier nog aan toevoegen dat ik de mededingingsvisie van de heren Vendrik en De Krom zeer deel en dat ik hoop dat deze motie een breed draagvlak krijgt in de Kamer.

Voorzitter. Dan kom ik bij de reciprociteitsregeling waarover de heren Van den Brink en Vendrik hebben gesproken. De heer Vendrik gaf aan dat Nederlandse afgesplitste handels- en productiebedrijven niet door buitenlandse geïntegreerde bedrijven overgenomen moeten worden. Hij zou daarbij graag het principe van de wederkerigheid verankerd zien en zo het speelveld in Europa gelijker willen maken. Zoals verschillende geachte afgevaardigden in deze Kamer hebben aangegeven, heb ik sympathie voor de gedachte om het gelijke speelveld verder te bevorderen. Ik wil graag mijn invloed aanwenden om de splitsingsgedachte en het belang van faire marktwerking te benadrukken. Ik heb daar nog ongeveer een jaar en drie maanden de tijd voor. Zelfs de heer Slob moest erkennen dat bijvoorbeeld de Belgische regering zich duidelijk tot dit gedachtegoed heeft bekeerd. Ik heb de hoop dat deze trend door zal zetten de komende tijd. Reciprociteit kan naar mijn gevoel in Europees verband echter niet als wettelijke eis worden gesteld voor privatisering van commerciële handels- en productiebedrijven. Wij begeven ons dan in het Europese recht en niet in het internationale recht, waar een "quid pro quo"-situatie bestaat. In het communautaire recht zijn er bepaalde spelregels. Het niet nakomen van een spelregel kan niet als een rechtvaardiging worden gezien om de reciprociteit af te dwingen. De in het Verdrag van de Europese Unie vastgelegde vrijheid van kapitaalverkeer is in het geding. Ook vind ik de extraterritoriale werking die van het gedachtegoed van de heer Vendrik uitgaat problematisch. De beperkingen op die vrijheid kunnen alleen gerechtvaardigd worden door dwingende proportionele redenen van niet-economisch belang. Voor het overige gelden de spelregels van de vrije markt op het terrein van het kapitaalverkeer. De beleidswens van de Europese Commissie om Europeesbreed verder te gaan op het punt van een bundeling van netwerken levert niet een dergelijke reden op, hoe jammer dat misschien ook is. Naar mijn gevoel stuiten wij hier op een juridische grens. Ik wil die grens niet opzoeken met als risico dat het splitsingsproces waar velen in deze Kamer veel waarde aan hechten, zo ook de heer Vendrik, via een procedure bij het Hof wordt vertraagd.

Men moet niet vergeten dat de situatie iets genuanceerder is dan wordt voorgesteld. Er zijn thans al buitenlandse bedrijven aanwezig, zoals E.ON en Electrabel. Ik denk ook aan RWE, dat kortgeleden heeft aangegeven een nieuwe centrale te willen bouwen in Nederland. Zij verzorgen nu al ruim 50% van de voorzieningszekerheid. Als zij op de Nederlandse markt opereren, dan moeten zij aan precies dezelfde eisen voldoen als de Nederlandse energiebedrijven. Zij mogen geen geïntegreerde vorm van netbeheer naast productie hebben. Dat is de realiteit. Dat correspondeert met het feit dat er nog geen geïntegreerde Europese markt is. Die argumentatie gaat alleen op als er een Europese geïntegreerde markt bestaat, waarin splitsing Europeesrechtelijk geregeld is en een bepaalde lidstaat, om welke reden ook, in strijd met het Europese recht handelt. Die situatie doet zich op dit ogenblik niet voor. Ik doe een beroep op de rationaliteit van de heer Vendrik. Door de nieuwe wettelijke belemmeringen voor privatisering van de commerciële delen van de energiebedrijven moet ik aanneming van het amendement op stuk nr. 39 ontraden.

Dan heb ik het nog niet eens over de CBL's gehad. Ook de CBL's hebben een inperking van het privaatrechtelijke eigendom in zich. De heer Vendrik maakt een pot met pieren open die ik op dit ogenblik liever gesloten houd. Het is geen smakelijk beeld, maar ik hoop dat hij zich daardoor laat overtuigen en afziet van de introductie van nieuwe onzekerheden in het proces. Ik begrijp de achterliggende filosofie van de heer Vendrik. De Eurokritische heer Irrgang kwam net verlekkerd naar de microfoon om hem te vangen, maar daar heeft de heer Vendrik terecht afstand van genomen. Er is een grote kloof tussen de SP en GroenLinks op dit terrein. De heer Irrgang zou hem bijna verleiden tot het openmaken van de pot met pieren. Ik hoop dat hij zich daar tegen die achtergrond van onthoudt.

De voorzitter:

Mijnheer Vendrik, de journalist had het ook over de interrupties.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Is dat zo? Dat heeft hij anders niet tegen mij gezegd.

Overigens heb ik de heer Irrgang niet nodig voor het openen van die pot met pieren, maar dat terzijde. Ik constateer dat de minister het met mij eens is dat het in een meer ideaaltypische situatie logisch is dat het splitsingsvereiste een Europese werking heeft. Vindt hij dit ook zo belangrijk dat hij parallel aan de verdere implementatie van dit wetsvoorstel met deze boodschap naar de Europese Commissie gaat? In de verschillende lidstaten is sprake van een ongelijk proces van splitsing. Is het dan niet logisch dat de Europese Commissie het voortouw neemt of lidstaten de ruimte geeft om vormen van wederkerigheid toe te passen? Wij voelen allemaal hetzelfde ongemak. Dat zou minimaal aanleiding moeten zijn voor een initiatief van deze minister, naast de vele andere initiatieven die hij neemt. Wil hij de Europese Commissie vragen om dit met voorrang aan te kaarten?

Minister Brinkhorst:

Naar mijn gevoel zijn twee dingen wenselijk. Ten eerste moeten wij het beleid van de Europese Commissie krachtig steunen. Dat beleid is erop gericht om de huidige richtlijnen te implementeren. De heer Vendrik weet ook dat een aantal lidstaten nu voor de kadi wordt gesleept. De Europese Commissie heeft mij in de afgelopen moeilijke periode zeer gesteund. De suggestie werd gewekt dat dit een anti-Europese ontwikkeling was. De Commissarissen Piebalg en Kroes hebben echter steeds gezegd dat zij die richting wenselijk vonden. Ten tweede moeten wij contact blijven houden met andere lidstaten om die lidstaten achter ons te krijgen. Dat heb ik in het verleden al veel gedaan en een van de effecten daarvan is dat mijn Belgische collega op het punt staat de splitsing in België in te voeren. Dit zijn begaanbare wegen. Ik hoop dat de heer Vendrik overtuigd is van mijn goede intenties op dit terrein. Hij kan erop rekenen dat ik hier regelmatig op terug zal komen. Iedere juridische vorm die verder gaat en anderen die minder goedwillend zijn de gelegenheid zou geven om dit proces aan te grijpen, is naar mening niet verantwoord. Ik reken de heer Vendrik op dit terrein tot mijn bondgenoten. Nogmaals, de Cross Border Lease hebben wij sterk afgewezen. Ik doe een beroep op hem om op dit punt niet verder te insisteren.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik heb nog niet het antwoord gekregen dat ik graag zou horen. Zal de minister het element van de op dit moment ontbrekende wederkerigheid op de energiemarkt, nu er nog niet in alle Europese landen sprake is van splitsing, of de ruimte die de lidstaten zouden moeten hebben om conform het Europese recht daartoe te handelen, met voorrang aankaarten bij de Europese Commissie? Is hij bereid om de Commissie te wijzen op de consequentie van de aanvaarding van de splitsingswet in Nederland, namelijk dat er ruimte zou moeten komen voor landen die goed gedrag vertonen en doen wat de Europese Commissie vraagt om te voorkomen dat zij zich al te kwetsbaar maken voor buitenlandse overnames die eigenlijk in strijd zijn met wat de Europese Commissie wil?

Minister Brinkhorst:

Ik heb mijn beleidsmatige reactie geven. Aan de andere kant zijn er juridisch gezien duidelijke grenzen aan de mogelijkheid om inbreuk te maken op de vrijheid van kapitaalverkeer. Daarom heb ik gezegd dat de dwingende eis van proportionaliteit van niet-economisch belang beperkingen oplevert. Dit is in de huidige juridische context waarin wij inderdaad met een incomplete Europese markt te maken hebben, geen dwingende eis van niet-economisch beleid. Tegen die achtergrond kun je zelfs niet van de Commissie verwachten dat zij die ruimte geeft, omdat het Verdrag primeert boven de invulling daarvan via secundaire wetgeving. Het zou veel gemakkelijker zijn als wij geleidelijk aan een duidelijke meerderheid van lidstaten zouden krijgen waarin dit secundaire recht invulling geeft aan het primaire gemeenschapsrecht. Ik streef daarnaar, maar zo lang dit niet het geval is, zijn er zowel politieke als juridische redenen om een zo vergaande doorbuiging in de richting van de Europese Commissie niet voor te schrijven. Daardoor worden wellicht ook verworvenheden op het spel gezet, want die verworvenheden zijn nu juist voor een deel gelegen in het feit dat de Commissie op dit moment de ruimte biedt om verder te gaan dan de voorgeschreven liberalisering die alleen te maken heeft met het economische eigendom.

Zoals de heer De Krom al heeft gezegd, zouden bedrijven als E.ON en Electrabel die een grote bijdrage leveren aan de energievoorziening in Nederland, op dit punt in de Nederlandse context worden gediscrimineerd. Dit is een laatste argument dat ik wil noemen.

Het alternatief van de heer De Krom dat is neergelegd in de motie op stuk nummer 35, namelijk om vast te leggen dat bij overnames de voorkeur moet worden gegeven aan partijen die tegenwicht bieden aan grote Europese spelers, vind ik heel werkbaar. Deze motie geeft er blijk van dat de indieners goed zicht hebben op wat de regering wel en niet kan doen met betrekking tot de privatisering van commerciële bedrijven.

De toezeggingen voor en de afspraken over de privatisering vat ik als volgt samen.

1. Privatisering van de juridische eigendom van de netten wordt verboden. Minderheidsprivatisering van de economische eigendom is mogelijk. Ik stel daartoe zo spoedig mogelijk een algemene maatregel van bestuur op.

2. Privatisering van de commerciële energiebedrijven is en blijft de verantwoordelijkheid van gemeenten en provincies. Tegelijkertijd zeg ik dat een ongeregisseerde uitverkoop van de energiesector niet gewenst is. Zo wil ik invulling geven aan de motie van de heer Crone c.s. Ik hoop u voor 1 september hierover te berichten.

3. Ik maak voor het van kracht worden van de splitsingswet een grondige analyse van de effecten van fusies en overnames bij eventuele privatisering van de commerciële bedrijven;

4. Ik treed in overleg met de aandeelhouders om te komen tot een verantwoord proces van privatisering en zal bezien welke rol de NMa vroegtijdig kan spelen bij het tegengaan van ongewenste mededingingseffecten.

Voorzitter. Ik denk dat ik hiermee de Kamer zowel ten aanzien van de privatisering van de netwerkbedrijven als de commerciële bedrijven verregaand tegemoetgekomen ben. Met deze aanpak wordt namelijk recht gedaan aan de ontwikkeling van een Noordwest-Europese markt en de positie van de straks gesplitste energiebedrijven in deze markt. Tegen de heer Vendrik zeg ik ten slotte dat er altijd een vorm van ongelijk speelveld zal bestaan zolang er in Europa bedrijven zijn met en zonder netten. Ik wil met mijn aanpak dat ongelijke speelveld zoveel mogelijk beperken en kansen scheppen om de markt zich in de door de Kamer gewenste richting te laten ontwikkelen. Er is een helder beleid van het Rijk, een streng mededin­gingsbeleid van het NMa, een zorgvuldige aanpak van de aandeelhouders en een toekomstgerichte strategie van de energiebedrijven die volop kansen biedt voor de toekomst.

Centrica is een mooi voorbeeld van het beleid dat ik nastreef. Het is een commercieel energiebedrijf uit het Verenigd Koninkrijk, ontstaan na een vrijwillige splitsing, dat het uitstekend doet op de Noordwest-Europese markt. Tegen deze achtergrond ontraad ik ten stelligste de aanneming van de motie van de heer Slob. Stilstand is ook hier achteruitgang en ik wil juist vooruit. Dat wordt mogelijk door de splitsingswet.

De heren Hessels, Irrgang en Vendrik hebben opmerkingen gemaakt over het afsluitbeleid. Laat ik het maar duidelijk zeggen: ik wil geen temperatuurfetisjist worden. Ik kan mij met andere woorden niet vinden in de suggestie dat ik op ieder moment van de dag bereid moet zijn om de temperatuur te meten om te bepalen of de heer Vendrik in zijn hemd staat dan wel dat de heer Irrgang een dikke wollen jas moet omdoen. Ik neem de punten die zij naar voren hebben gebracht echter wel degelijk serieus, want wij moeten inderdaad voorkomen dat gezinnen in de winter worden afgesloten.

De Nederlandse winter is klaarblijkelijk flink uitgedijd. De heer Vendrik noemt namelijk de periode van 1 april tot 1 oktober. Ik behoor zelf nog tot de generatie die pas half oktober de kachel aanzette en half maart weer uit. Ik realiseer mij echter dat de vooruitgang niet te stuiten valt en dat jongere generaties zich wat meer op hun gemak voelen in een warm klimaat. Alle scherts terzijde: het afsluiten van gezinnen in de winter is niet aanvaardbaar. Wij moeten dit voorkomen door ervoor te zorgen dat de hulpverlening vroegtijdig wordt ingeschakeld. In het amendement van de heren Vendrik en Bakker wordt dat geregeld.

Bij gezinnen die schuldhulpverlening accepteren, kan afsluiting volgens het amendement-Vendrik/Bakker achterwege blijven. Ingeval van afnemers die frauderen of schuldsanering weigeren, acht ik het gerechtvaardigd dat afnemers worden afgesloten. Ik zie dat ook terug in het amendement. Afnemers zullen in de winter niet worden afgesloten, behoudens in in de regeling aangegeven gevallen. Ik bezie op dit moment hoe de regeling het beste vorm kan worden gegeven. Ik zal bij het opstellen van deze regeling uiterste zorgvuldigheid betrachten door rekening te houden met de diverse belangen. Verder zal ik waar mogelijk het gebruik van slimme meters stimuleren. Onmiddellijk na het meireces zal ik de Kamer een brief sturen over de inhoud van mijn voorstel.

De heer Irrgang vraagt de regering in een motie om de maatregelen te voor de normering van de salarissen in de semi-publieke sector ook toe te passen op de energiebedrijven die voor meer dan de helft in handen zijn van Nederlandse publieke aandeelhouders en voor de sector een beloningscode op te stellen. Enkele weken geleden heeft de Kamer meer in het algemeen over dit onderwerp gesproken met de minister-president. Ik verwijs naar dat debat. Naar mijn gevoel zijn de huidige en de toekomstige aandeelhouders verantwoordelijk voor een verantwoord beloningsbeleid. Ik zou daarom geen aparte regeling willen opstellen voor deze sector die af zou kunnen wijken van hetgeen de minister-president hierover in de Kamer heeft gezegd. Tegen die achtergrond ontraad ik de aanneming van de motie van de heer Irrgang.

De heer Irrgang (SP):

Voordat ik op een eerder punt terugkom, wil ik nog een opmerking maken over mijn motie. Een vergelijkbare motie is al eerder ingediend. Dit debat heb ik inderdaad ook al met de minister-president gevoerd. Ik geloof niet dat hij de aanname van de motie toen echt heeft ontraden, maar wij zullen bij de stemmingen zien hoe het uitvalt.

Het afsluitbeleid is een heel serieus onderwerp. Ik ben blij dat de minister het ook serieus neemt. Kunnen wij het met elkaar eens zijn dat er tijdens de winter niet wordt afgesloten en dat de winter niet later begint dan 21 december en niet eerder eindigt dan 21 maart?

Minister Brinkhorst:

Nu brengt de heer Irrgang mij weer in verwarring. Ik heb willen zeggen dat ik onverkort het amendement van de heer Vendrik op stuk nr. 32 overneem, net zoals het amendement van de heren Vendrik en Bakker op stuk nr. 31, ter vervanging van dat op stuk nr. 25. Als ik het goed heb, worden daarin twee dingen gezegd. In beginsel is er geen afsluiting in de periode van 1 oktober tot 1 april. Gelieve mijn badinerende opmerkingen daarover meer voor intern gebruik te zien, maar dat is essentieel, dat is een normering. Dat is het uitgangspunt van de ministeriële regeling. Daarbinnen is er een aantal uitzonderingen dat nader zal worden gespecificeerd in de ministeriële regelingen. Zo versta ik het amendement. Gekoppeld aan een eerder amendement van de heer Irrgang, ik dacht op stuk nr. 11, is dat dus een sluitend systeem.

Voorzitter. Ik kom dan bij het punt van de commerciële activiteiten binnen het netwerkbedrijf, waarnaar de heer De Krom heeft gevraagd. Het gaat mij inderdaad om het multi-utilityconcept. De netbeheerder moet de mogelijkheid hebben om in een breder verband naast energie ook andere nutsactiviteiten te vervullen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de waterkwestie of aan de riolering. De wezensvreemde activiteiten, zoals het vorige week door mij genoemde voorbeeld van de verhuur van strandtenten, vallen daar niet onder. Ik wil dus een heldere scheiding hebben tussen marktactiviteiten en gereguleerde netactiviteiten. Dat is expliciet in de wettekst aangegeven in de nadere nota van wijziging. Ik beoog, zoals de heer De Krom heeft gezegd, dat bestaande activiteiten van het netwerkbedrijf niet worden geraakt. Ik ga er ook vanuit dat dit niet het geval zal zijn.

De heer De Krom (VVD):

Ik had nog een aantal aanvullende vragen gesteld. De minister heeft het in zijn nota van wijziging over "juridisch" en "proportioneel". Ik heb toen gevraagd wie dat zal toetsen en hoe het zal gaan als een netwerkbedrijf een nieuwe activiteit wil ontplooien. Wie beslist dan of dat in het kader van de wet aanvaardbaar is?

Minister Brinkhorst:

In de wet wordt het criterium aangegeven van niet-branchevreemde activiteiten die behoren tot de nutsactiviteiten. Wanneer het gaat om andere dan nutsactiviteiten, zijn dat in beginsel geen activiteiten die tot de netbeheerder behoren.

De heer De Krom (VVD):

De minister zegt dus eigenlijk dat de bedrijven nieuwe activiteiten mogen ontplooien. Stel dat hij achteraf tot de ontdekking komt dat het eigenlijk niet in het kader van de wet past. Wat gebeurt er dan?

Minister Brinkhorst:

Wij moeten misschien een regeling ontwerpen waarin bijvoorbeeld DTe dat gaat toetsen als toezichthouder, gebaseerd op de tekst die ik in de wet heb neergelegd en op de overwegingen die op hun plaats zijn op het moment dat de netbeheerder een extra activiteit wil toevoegen. Ik denk dat het moet passen in het algemene toezicht dat ik via DTe uitoefen.

De heer De Krom (VVD):

Met respect voor het antwoord van de minister: ik vind het nog wat vaag. Mijn voorstel is dat de minister dit in een brief uitwerkt die hij ons volgende week nog voor de stemmingen laat toekomen.

Minister Brinkhorst:

Wij hebben niet voorzien in een derde termijn; het zou prettig zijn als wij dit kunnen uitwerken. Ik voorzie persoonlijk geen problemen. Het kan best zijn dat de heer De Krom het nog wat scherper geformuleerd wil hebben. Laat ik hem dit toezeggen. Hij krijgt van mij een brief voordat ik vrijdagavond naar het buitenland vertrek, waarin ik dit punt specifiek uitwerk. Het zal geen uitvoerige brief zijn; er wordt specifiek in omschreven hoe de procedure wordt geregeld.

De vraag over de flexibele toezichthouder naar het Amerikaanse model had ik verwacht. Daarom heb ik in februari een bezoek gebracht aan de FERC. Ik heb tegen de voorzitter gezegd: Fred, ask me to visit you. Wij hebben een goed gesprek met elkaar gehad. Hij was zeer geïnteresseerd in de splitsingsproblematiek van dit moment in Nederland. De FERC heeft voorzover ik weet alleen een interstatelijke bevoegdheid, maar het is heel goed om aan de hand van dit Amerikaanse model nog eens te bezien of de toezichtfunctie kan worden verbeterd. Er is overleg geweest tussen mijn directoraat en zijn staf en er zijn contacten. Ik zal dit nader bestuderen. Als dat mij nadere inzichten geeft, zal ik de Kamer daar binnenkort verslag over doen.

De heer Hessels heeft mij in zijn motie opgeroepen mij proactief op te stellen in gesprekken over problemen met de decentrale opwekking in de glastuinbouwsector. De glastuinbouw is mij dierbaar; ik heb er zelf jarenlang verantwoordelijkheid voor gehad. Het is bovendien een heel moderne sector, waarin men bezig is om nieuwe technologieën in te voeren en zelfs stroom uit warmte op te wekken. Ik geef daarom graag gehoor aan deze oproep.

De heer Vendrik heeft mij opgeroepen de minister van BZK te bewegen zijn goedkeuring aan de Falcon-constructie in te trekken. In deze constructie gaat het om het onderbrengen van het aandelenbelang in een energiebedrijf in een afzonderlijke vennootschap die voor 100% in handen is van de provincie. Indirect aandeelhouderschap in netwerkbedrijven is niet strijdig met de wet. De positie van de bank is bij deze constructie beperkt. Bij het uitwinnen van zijn pandrecht loopt de bank aan tegen het privatiseringsverbod. De bank kan de aandelen dus slechts aan andere overheden verkopen. Dit is dus iets totaal anders dan de Cross Border Leases, waar particuliere kwesties in het geding waren en waar men als het ware buiten de kring van de bestaande aandeelhouders blijft. De minister van BZK gaat over de Provinciewet en de Wet financiering decentrale overheden. Een oordeel over de vraag of de Falcon-constructie zich goed verhoudt met deze wetten, laat ik aan hem over. Minister Remkes ziet vanuit zijn verantwoordelijkheid geen bezwaar. Ik zal hem een kopie van de Handelingen toesturen en hem verzoeken hierover in een nader debat met de heer Vendrik te spreken. Dit is iets dat niet zozeer onder mijn verantwoordelijkheid valt, als wel onder die van de minister van BZK. Het is bovendien dus absoluut iets anders dan de Cross Border Lease; daar heb ik de argumenten voor gegeven. Ik heb in de paar minuten die mij ter beschikking stonden, geen contact met minister Remkes kunnen opnemen om te vragen wat hem bewogen heeft om zijn goedkeuring hieraan te geven.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De minister van BZK heeft inderdaad andere redenen om dit goed te keuren dan ik heb om het hier aan te kaarten. Wat mij interesseert in dit debat, is de absolute zekerheid dat deze constructie geen belemmering opwerpt voor het verder uitvoeren van de splitsingswet van deze minister. Eerlijk gezegd heb ik daar niet de ultieme zekerheid over. In de antwoorden schemert door dat het kabinet niet echt aan "close reading" heeft kunnen doen van de onderliggende contracten tussen de provincie Friesland en de betrokken bank. De minister zal het mij dan toch vergeven dat ik denk: kijk, daar gaan wij weer!

Minister Brinkhorst:

Zoals u weet, zit ik geharnast in het splitsingswetsvoorstel. Wij hebben te maken met een integere uitvoering van de wet die, naar ik stellig hoop en eigenlijk ook wel verwacht, mede op de steun van de heer Vendrik zal kunnen rekenen. Als hij vreest voor de gevolgen van de goedkeuring van mijn collega van BZK, wil ik die vrees graag wegnemen. Ik zal de stukken toezenden. De specifieke vraag van de heer Vendrik was: wordt hiermee afbreuk gedaan aan de splitsingswet? Mijn antwoord is: neen. Als u vóór dinsdag aanstaande geen antwoord krijgt, zult u dat horen. Ik kijk nu even mijn medewerkers aan, die niet in verwarring zijn, maar het altijd leuk vinden om met elkaar te discussiëren. Ik ga ervan uit dat de splitsingswet geen belemmering ondervindt van de kant van de minister van BZK. Er wordt nu door mijn medewerkers eensgezind geknikt. Ook dat wordt in de Handelingen opgenomen. Ik zal u de Handelingen toezenden. Als u die vóór dinsdag niet hebt, sta ik hier om mijn woord gestand te doen. Ik hoop dat dit voor de heer Vendrik een voldoende rechtvaardiging is voor dit debat.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De minister geeft dus de garantie dat de Falcon-constructie geen enkele belemmering opwerpt voor uitvoering van de splitsingswet, tenzij ...

Minister Brinkhorst:

... u voor dinsdag toestemt. Nogmaals, mijn ambtenaren gaan direct aan het werk.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat had ik al begrepen.

Minister Brinkhorst:

Ik merk wel op dat ik verantwoordelijk ben. U kijkt nu namelijk naar mijn ambtenaren.

Voorzitter. De heer Van den Brink is nu helaas ook afwezig. In zijn motie vraagt hij om de Kamer over CBL-contracten te rapporteren en in afwachting daarvan de verdere behandeling van het wetsvoorstel uit te stellen. In reactie hierop bevestig ik nog een keer dat ik vanaf het eerste begin heel erg serieus ben omgegaan met de Cross Border Lease-contracten. Ik heb ook al eerder aangegeven dat het geen zin heeft om in te gaan op de zeer omvangrijke CBL-documentatie. Op zich is dat heel helder. Ik ben nog ingegaan op wat de specialisten hierover hebben opgemerkt in Nederland en in Amerika. Tevens is er het rapport van de commissie-Kist. Sterker, ik heb de afzonderlijke energiebedrijven nog gevraagd om mij aan te geven waar hun specifieke problemen lagen in relatie tot het wetsvoorstel. Dat vind ik een belangrijk punt. De bewijslast ligt dus bij de bedrijven. In het wetsvoorstel heb ik zo veel mogelijk rekening gehouden met al die informatie. Tegen die achtergrond is er dus geen nadere argumentatie toegevoegd. Ik ontraad dan ook ten stelligste aanvaarding van de motie van de heer Van den Brink.

Er is nog de motie van de heer Vendrik over de duurzame energievoorziening en het initiatief om een nationale energieconventie tot stand te brengen. In het begin van mijn tweede termijn heb ik gezegd dat het om twee zaken gaat: de marktordeningsorganisatie en de duurzame energievoorziening. Op 8 mei aanstaande zal ik uit handen van de heer Willems, voorzitter van het transitieteam duurzame energie, een aantal concrete suggesties ontvangen. Ik vind dat ook erg belangrijk. Uiteindelijk is mijn motivatie binnen mijn portefeuille van Economische Zaken om mij met energie bezig te houden en om inderdaad op weg te gaan naar een duurzame energievoorziening.

Tegen deze achtergrond is het mij een genoegen, aan te kondigen dat ik oud-premier Lubbers bereid heb gevonden om op te treden als voorzitter van de nationale energiedialoog, die ik in het najaar wil starten. De heer Lubbers heeft zich niet alleen onderscheiden als mijn verre voorganger als minister van Economische Zaken in het kabinet-Den Uyl gedurende een cruciale periode, maar hij is ook als premier jarenlang in brede zin verantwoordelijk geweest. Hij heeft zich bijvoorbeeld ook bezig gehouden met het Energiehandvest. Daarover hebben wij met de toenmalige Sovjet-Unie en later met Rusland contact gehad. Een jaar geleden is de heer Lubbers door mij gevraagd om voorzitter te zijn van het ECN, Energiecentrum Nederland. Hij is iemand met een grote internationale statuur. Mede in overleg met hem zal ik de nationale energiedialoog verder vorm geven om de transitie te bevorderen. Ik denk aan een groep van ongeveer vijftien personen die verschillende elementen van de Nederlandse samenleving vertegenwoordigt. Ik noem de wetenschap, de bedrijven en de overheid. Kortom, het gaat om zo breed mogelijke kennis. Ik vind dit een goede zaak. Ik ben de heer Vendrik dan ook erkentelijk voor zijn indertijd gedane suggestie. Het einde van dit debat leek mij een goed moment om deze mededeling te doen.

De jeugd op de publieke tribune vertrekt nu, naar de nationale energiedialoog, denk ik. Dat waardeer ik zeer. Zoals gezegd, lijkt mij dit een passende afsluiting. Ik hoop ook oprecht dat wij aan het einde van dit debat een brede steun voor het wetsvoorstel kunnen krijgen.

Ik heb het debat over dit zeer fundamentele onderwerp als zeer constructief ervaren. Ik constateer dat de Kamer kiest voor een adequate en structurele borging van alle met de energievoorziening gemoeide belangen. Ik denk dat wij met dit wetsvoorstel voor een robuuste en een toekomstbestendige marktstructuur kiezen. Ik denk ook dat deze marktstructuur een uitstekende basis is om met alle partijen verder aan de slag te gaan met een duurzame energiehuishouding die betaalbaar, betrouwbaar en schoon is.

Ik heb de handschoen opgepakt om ook de nationale energiedialoog aan te gaan. Ik ben de Kamer erkentelijk voor haar bijdrage, ook die in tweede termijn.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De minister verrast mij in positieve zin met de aankondiging dat hij de heer Lubbers het voorzitterschap van de nationale energiedialoog in handen wil stellen. Zo gaat die heten, geloof ik. Dat doet mij deugd. Zeker de "latere" Lubbers spreekt mijn fractie aan. Nu is het nóg iets later, dus dat spreekt ons nog meer aan.

Minister Brinkhorst:

De heer Lubbers is een tijdgenoot van mij. Dat spreekt mij natuurlijk weer erg aan.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat begrijp ik.

Wij kennen de heer Lubbers ook als de politieke initiator van de Brede Maatschappelijke Discussie over kernenergie. Dat was niet zo'n groot succes, hè? Dan bedoel ik noch het onderwerp, noch het debat daarover. Mag ik het zo opvatten dat deze minister de heer Lubbers in diens hoedanigheid van nieuwe voorzitter van deze dialoog expliciet op pad stuurt om na te denken over echt duurzame energie? Begrijp ik deze minister zo goed?

Minister Brinkhorst:

Ik zal de heer Lubbers vragen om in brede zin inhoud te geven aan de nationale energiedialoog. Daarbij worden alle vormen van energie getoetst op hun houdbaarheid en op hun bijdrage aan de transitie op een duurzame energiehuishouding. Het zou van selectiviteit getuigen als daarbij bij voorbaat één vorm van energie uitgesloten werd. Juist omdat ik de heer Lubbers sinds 34 jaar ken, ben ik ervan overtuigd dat niemand in Nederland beter gekwalificeerd is om alle aspecten van energie zorgvuldig tegen het licht te houden. Uiteraard heeft de doorslag gegeven dat hij ook nu als voorzitter van het ECN die duurzaamheid zeer centraal in zijn overwegingen ten behoeve van de Nederlandse regering beschouwt.

De voorzitter:

Het is mij gebleken dat er behoefte is aan een derde termijn. Ik stel voor, hiertoe gelegenheid te geven.

Daartoe wordt besloten.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Als de minister voor komende dinsdag niet piept, mogen wij ervan uitgaan dat de Falcon-constructie die de provincie Friesland voornemens is toe te passen op het aandelenbezit Nuon, geen strijdigheid oplevert met het uitvoeren van de splitsingswet. Ik voeg daar graag aan toe dat dit ook geen kostenverhogende constructie mag zijn. Dat zou ik mij namelijk ook kunnen voorstellen. Ik zou het prettig vinden als de piep van de minister ook afging als de Falcon-constructie bij toepassing van de splitsingswet ertoe blijkt te leiden dat de kosten van dit wetsvoorstel omhoog gaan. Misschien kunnen de ambtenaren van deze minister daar ook nog even naar kijken.

Ik dien nog een motie in, gehoord het slot van het debat over de privatisering van de commerciële delen. Ik heb goed geluisterd naar de manier waarop de minister mijn amendement terzake kwalificeert. In het antwoord van de minister heb ik één punt gemist. Mij lijkt het goed als deze minister een topprioriteit van de kwestie van de wederkerigheid maakt in een Europese energiemarkt waarop de marktwerking nog niet geheel van toepassing is en die zich nog volop in een fase van transitie bevindt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat mogelijke overname van commerciële delen van voormalig geïntegreerde energiebedrijven door buitenlandse geïntegreerde bedrijven strijdig is met een goed Europees level playing field;

van mening dat het onwenselijk is dat landen die vooroplopen met het splitsen van hun energiebedrijven te maken kunnen krijgen met geïntegreerde bedrijven uit het buitenland die de commerciële delen opkopen;

overwegende dat mogelijk nadere regelgeving hieromtrent in samenspraak met de Europese Commissie ontwikkeld dient te worden;

verzoekt de regering, over het zogenoemde "wederkerigheidsbeginsel" in gesprek te treden met de Europese Commissie teneinde te bewerkstelligen dat dit beginsel opgenomen wordt in de Europese regelgeving ten aanzien van de energiemarkt dan wel lidstaten welomschreven ruimte te bieden om dit beginsel toe te passen en de Kamer uiterlijk september 2006 van dit gesprek verslag te doen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vendrik, Crone, Hessels en Irrgang. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43(30212).

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Ik zou de Kamer berichten over de Falcon-constructie. Na onze uitvoerige discussie heeft verificatie bij de landsadvocaat plaatsgevonden. Ik kan berichten dat er op dit punt geen belemmering is voor de splitsingswet. Over een eventuele kostenverhoging zal ik de Kamer voor aanstaande dinsdag berichten. Er is echter geen sprake van strijdigheid met de splitsingswet.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mocht de minister toch een kostenverhoging als gevolg van de Falcon-constructie, in samenhang met de splitsingswet, constateren, dan kan ik mij voorstellen dat hij niet alleen de Kamer daarover informeert, maar ook de minister van BZK consulteert. Er is dan een overweging van algemeen belang om alsnog toestemming voor de Falcon-constructie te onthouden.

Minister Brinkhorst:

Ik heb toegezegd dat er geen incidentele of structurele extra kosten zouden zijn als gevolg van de splitsingswet. Mochten, wat ik niet verwacht, er door de Falcon-constructie en de goedkeuring door de minister van BZK wel extra kosten dreigen, dan zal ik het daarheen leiden dat er geen problemen met die extra kosten zullen zijn. De Kamer kan dat bij de stemmingen meenemen. Dit punt zal worden geregeld. Mocht er onverhoopt nog iets aan de hand zijn, dan zal ik dat uiteraard berichten.

De heer De Krom had ik toegezegd eventueel nog met een nadere brief te komen naar aanleiding van zijn vragen over toegelaten activiteiten, dus de discussie over branchevreemde activiteiten. De minister van Economische Zaken moet goedkeuring verlenen aan de statuten van de maatschappijen. De toets vindt plaats bij de aanwijzing van de netbeheerder. Het is een permanente eis. In het geval van een acquisitie moet de minister van Economische Zaken ook toetsen en goedkeuren. Daarbij is natuurlijk ook het generieke toezicht van de NMa van toepassing.

Ik hoop dat deze uiteenzetting zodanig helder is, dat de heer De Krom van oordeel is dat ik hiermee heb voldaan aan mijn verplichting om hem nader in te lichten.

De heer De Krom (VVD):

Een nadere brief is niet meer nodig.

Minister Brinkhorst:

Dank u zeer.

Ik ben nog niet ingegaan op het gewijzigde amendement van de heer Hessels c.s., ter vervanging van dat gedrukt op stuk nr. 22. Het gewijzigde amendement werd mij plotseling, vlak voor het eind van de tweede termijn, onder de neus gedrukt. Ik heb geen gelegenheid gehad om er goed naar te kijken. Als ik het heel snel bezie, wordt een lichte voorhangprocedure vervangen door een zware voorhangprocedure. Wij hebben toch goed met elkaar over het amendement op stuk nr. 22 gesproken, over de juridische eigendom versus de economische eigendom. Ik achtte de formule die wij hadden werkbaar, inclusief een lichte voorhangprocedure bij de economische dimensie. Ik ben enigszins verrast door de gewijzigde tekst die mij nu aan het eind van het debat wordt voorgelegd. Die wijziging heeft niet in overleg met mij plaatsgevonden. Ik dacht dat wij een goede afspraak hadden over het amendement op stuk nr. 22, maar tot mijn teleurstelling word ik nu geconfronteerd met een nieuw amendement. Ik dacht dat het punt goed was afgehandeld, maar terwijl ik al lang aan het spreken was in tweede termijn, werd plotseling een amendement op stuk nr. 42 aangedragen. Ik hoor graag van de heren Hessels en Crone of zij bereid zijn daarvan af te zien, zodat wij de afspraak over het amendement op stuk nr. 22 kunnen handhaven. Wij doen dat uiteraard in goed overleg en goed vertrouwen. Dat er een zwaarder element wordt ingebracht op het eind van het debat, geeft mij een gevoel van ongemak.

De heer Crone (PvdA):

Als mede-indiener van dit amendement ben ik ook betrokken bij deze wijziging. Het blijft gewoon een ministeriële regeling. Het onderscheid tussen wetgeving en ministeriële regeling blijft hetzelfde, tenzij de Kamer vindt dat een ministeriële wijziging er niet goed genoeg uitziet en de minister die niet wil herzien. Dat is de zware voorhangprocedure. Dat recht wil de Kamer hebben bij dit zeer cruciale element van wel of niet privatiseren. Misschien komt de opvolger van de minister met een andere ministeriële wijziging en dan moet de Kamer kunnen beslissen of zij, alles wegende, het wel of niet doet. Het is puur om het recht van de Kamer nog eens te beklemtonen. Het is absoluut niet in strijd met het onderscheid dat wij willen maken tussen economisch en juridisch eigendom.

Minister Brinkhorst:

Ik kan wel toezeggen dat uiteraard met de Kamer overleg gevoerd wordt voordat er een ministeriële regeling komt. Dat is echter wat anders dan een lichte voorhangprocedure vervangen door een zware voorhangprocedure.

De heer Crone (PvdA):

Een zware voorhangprocedure hoeft bijna nooit te worden toegepast. Ik herinner mij overigens dat dit wel een keer is gebeurd in deze sector en daarover was minister Wijers heel boos. Dat kwam omdat hij zonder vooraf te overleggen met de Kamer een ministeriële regeling voorhing waarover wij heel boos waren. In zo'n geval kan de Kamer wel vragen om wijzigingen, maar een minister kan dan toch zijn eigen gang gaan. De minister of zijn opvolger moet goed overleg met de Kamer voeren en dan gebruikt de Kamer deze stok achter de deur niet.

Minister Brinkhorst:

Wij zijn nu bezig met wetsinterpretatie. Ik zal er zorg voor dragen dat mijn rechtsopvolger voorafgaand aan een ministeriële regeling overleg met de Kamer voert. Ik constateer dat het de opvatting van deze Kamer is dat als gevolg van dat overleg vervolgens een ministeriële regeling kan plaatsvinden en die zware voorhangprocedure overbodig wordt. Dat is wat ik wil zeggen. Ik vind het heel belangrijk dat dit goed in de Handelingen van deze Kamer wordt vastgelegd. Onder die omstandigheden ga ik graag akkoord. Het is goed dat wij dit punt nog even met elkaar wisselen.

Dan kom ik bij de laatste motie van de heer Vendrik c.s. over de kwestie van een level playing field. Zoals ik een- en andermaal heb gezegd, zal ik mij ook in Europees verband sterk blijven maken voor de splitsing als onderdeel van het Europese beleid. Dat deed ik, dat doe ik vandaag en dat zal ik blijven doen. Ik vind dat cruciaal voor een verdere ontwikkeling van de energiemarkt in Europees verband. Er zit echter een juridisch probleem in het dictum. Daarin staat namelijk "dat dit beginsel wordt opgenomen in Europese regelgeving ten aanzien van de energiemarkt". Zoals ik heb aangegeven, kennen wij het wederkerigheidsbeginsel uit het internationale recht. Daar gaat het over de soevereiniteit van de lidstaten. Als een partij zijn verplichtingen niet naleeft, kunnen de andere zich daarop beroepen om hun verplichtingen ook niet na te komen. Bij het Europese recht is het anders. Daar is een communautaire wetgeving. Die communautaire wetgeving wordt gehandhaafd door de Europese Commissie onder controle van het Hof van Justitie. Als een bepaalde lidstaat geen uitvoering geeft aan Europese regelgeving, mag een andere lidstaat geen beroep doen op het niet naleven door die betrokken lidstaat om zelf die regelgeving ook niet na te leven. Het systematisch opnemen van het wederkerigheidsbeginsel is een niet-communautaire vormgeving. Ik hoop dat ik met de toezegging die ik heb gedaan en met mijn inzet om ervoor te zorgen dat die splitsing ook Europees verankerd gaat worden, aan de geest van de motie gestalte geef, maar wel zodanig dat ik niet kom in een juridisch onmogelijke situatie. In dit geval spreekt eerder de oud-specialist Europees recht dan de politicus.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het gaat ons niet om het begrip wederkerigheid zoals nu door de minister wordt gedefinieerd. Namelijk dat als een ander iets niet doet, jij het ook niet hoeft te doen. Daar gaat het niet om. Maar in de situatie van een ongelijk pad inzake splitsing van energiebedrijven in nationale energiemarkten, willen wij de mogelijkheid legaliseren en vragen de minister daarover het gesprek aan te gaan met de Commissie, om wanneer een land bij splitsing vooroploopt, dit te honoreren door dat land de ruimte te bieden om buitenlandse overnemers diezelfde verplichting op te leggen. De minister zegt dat dit nu niet mag. Welaan, hierbij de politieke opdracht om in gesprek te gaan met de Commissie over de mogelijkheid om dat in Europese regels te verankeren – dat is de definitie van wederkerigheid – dan wel nationale lidstaten de ruimte te bieden dan wel een combinatie van beide. Het is aan de minister om dat met de Commissie uit te zoeken, maar dit is in essentie de politieke opdracht in deze motie. Dat gaat verder dan blijven bevorderen dat splitsing in Europa gemeengoed wordt, want daarover waren wij het al eens. Daarvoor was geen motie nodig.

Minister Brinkhorst:

Misschien mag ik het woord "wederkerigheidsbeginsel" vervangen door het woord "gelijkheidsbeginsel". Het gelijkheidsbeginsel is een wezenlijk onderdeel van het Europees recht. In mijn zienswijze betekent wederkerigheid dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld, maar ongelijke gevallen ongelijk. Wanneer een vorm van ongelijkheid bestaat, zoals discriminatie op grond van nationaliteit, zal worden vereist dat op gelijke wijze wordt omgegaan met het andere bedrijf uit een andere lidstaat als met het eigen bedrijf. Nogmaals, dat is een juridische vertaling van hetgeen ons beiden voor ogen staat, namelijk dat splitsing ook in Europees verband moet worden nagestreefd, zodanig dat nationale belangen niet op achterstand worden gezet. Zo'n Europese regeling is nog niet tot stand gekomen, maar ik zal mij inzetten om die te bevorderen.

De heer De Krom (VVD):

Dit is niet de eerste keer dat dit onderwerp ter sprake wordt gebracht; het is in het verleden al vele malen gebeurd. Een van de argumenten was dat het systeem dat de heer Vendrik bepleit zou leiden tot bilateralisme en direct strijdig zou zijn met de eenwording van de markt, met een interne markt. Ik denk dan ook niet dat de Commissie hiermee akkoord zal gaan, want het is strijdig met een van de kernpunten van de Europese Unie.

Minister Brinkhorst:

Dat heb ik beoogd met mijn opmerking over wederkerigheid. Het begrip "gelijkheidsbeginsel" is een uniform begrip voor de gehele Unie: gelijke monniken, gelijke kappen. Dat betekent dat er nooit discriminatoire elementen in Europese regelgeving mogen zijn. Daarmee geef ik inhoud aan hetgeen de motie voorstelt. Tegen deze achtergrond heb ik geen bezwaar tegen de motie.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Aanstaande dinsdag wordt over de amendementen gestemd en donderdag over het wetsvoorstel, zo heb ik begrepen. Ik neem aan dat mijn staf u heeft gemeld dat ik aanstaande dinsdag voor een internationale energieconferentie in Qatar zal zijn. Ik heb de staatssecretaris nog niet gesproken, maar ik zal haar uiteraard vragen om dan aanwezig te zijn, want dat is goed gebruik. Zelf zal ik helaas niet aanwezig zijn bij de stemmingen over de amendementen, maar uiteraard wel bij de stemming over het wetsvoorstel. Ik hoop dat u mij daarvoor toestemming wilt geven.

De voorzitter:

De minister loopt met deze mededeling, waarvoor dank overigens, vooruit op mijn voorstel om aanstaande dinsdag te stemmen over de amendementen en donderdag over een week over het wetsvoorstel.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 16.42 uur tot 19.00 uur geschorst.

Voorzitter: Hamer

Naar boven