Aan de orde is het debat over de Europese Top.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Maandag las ik een hoofdredactioneel commentaar in een ochtendkrant die ik wel eens regeringstrouw heb genoemd. Dat commentaar begint met een veelzeggende zin: "Gemeten naar hun eigen retoriek hebben de Europese regeringsleiders vorige week in Brussel een topprestatie van formaat geleverd." Ik denk dat het zo is. Vandaag bespreken wij de resultaten van die top. In een eerder stadium hebben wij al over de voorlopige conclusies gesproken. Toen bleek dat er in de voorlopige conclusies veel retoriek zat: grote woorden, zonder al te veel concrete daden. De vraag die bij mij opkwam toen ik de conclusies die zijn vastgesteld met Nederlandse instemming las, was: was dit een top of een flop?

Elke Europese Raad levert een berg papier op. Papier is geduldig. Laten wij eens kijken naar de letter en de geest van de resultaten. Dan moeten wij om te beginnen vaststellen dat de conclusies bol staan van goede bedoelingen. Met goede bedoelingen is op zichzelf niets mis, maar wij moeten wel weten waar wij de regering en de Europese Unie op kunnen afrekenen. De Europese Raad is eigenlijk een Brusselse wensput. Je roept er wat in en het echoot terug. Zo gaat het ook met de conceptconclusies en de definitieve conclusies. Ik zal een aantal conclusies doornemen.

Volgens conclusie 7 verwacht de Europese Unie de komende drie jaar zes miljoen banen te creëren. Mag ik van de regering vernemen hoeveel banen er in Nederland bij zullen komen? De regering heeft toch ook getekend voor die miljoenen banen?

De conclusies zijn enigszins in strijd met elkaar. Enerzijds zijn zij heel concreet: aantallen en jaartallen worden genoemd. Anderzijds is er nergens antwoord op de vraag wie wij hierop mogen afrekenen. Is de minister-president verantwoordelijk voor die extra banen, de extra investeringen in onderwijs en onderzoek en de betere milieuafspraken? Veel zal afhangen van de nationale hervormingsprogramma's. In welke mate zal de Europese Unie die hervormingsprogramma's sturen? Sociaal beleid, ook werkgelegenheidsbeleid, is primair nationaal beleid. Wij bepalen zelf hoelang onze werknemers zullen werken, wanneer zij met pensioen gaan en wat de hoogte van de uitkering is. Kan de regering bevestigen dat dit nationaal beleid blijft?

Volgens conclusie 18 dienen lidstaten meer belastinggeld te besteden aan onderzoek en innovatie: 3% is de doelstelling. Dat is een forse verhoging voor Nederland. Legt de Nederlandse regering zich vast op die 3%? Is dat een harde resultaatsverplichting?

De werkgelegenheid van jongeren, vrouwen, ouderen en migranten is een nijpend probleem in de Europese Unie. Dat staat terecht in conclusie 34. In Nederland was de jeugdwerkloosheid in 2001 65.000. Begin 2006 waren er 112.000 jongeren zonder werk, bijna het dubbele. Het gaat dus niet goed met de werkgelegenheid voor jongeren. Wat gaat de regering doen om voor jongeren een werkgelegenheidsstroom op gang te brengen? Niet minder jongeren, maar meer jongeren aan het werk in Nederland.

Ook voortijdig schoolverlaten is een Europese ziekte gebleken. Nederland is in het bijzonder geïnfecteerd, als wij de cijfers van het Centraal Planbureau mogen geloven. In het jaar 2000 waren er 40.000 schooluitvallers. In 2004 is dat aantal opgelopen tot 64.000. De Nederlandse regering faalt als het gaat om het bestrijden van de schooluitval. Wat gaat de regering extra doen om dit probleem aan te pakken? Hoeveel geld zal zij hiervoor uittrekken? De scholen willen wel, nu de regering nog.

Er wordt gesteld dat aan het einde van 2007 iedere schoolverlater binnen zes maanden een baan, stage of extra opleiding moet hebben. Dit is fantastisch, maar tekent de regering hiervoor? Wij zien dan graag op korte termijn een stappenplan tegemoet dat naar dit doel leidt. Wij willen dan graag tegen het einde van dit jaar een halvering van de schooluitval zien, een halvering van de jeugdwerkloosheid en een halvering van het aantal jongeren dat thuis zit zonder werk of zonder opleiding.

Conclusie 72 over armoede onder kinderen is buitengewoon ernstig. Lidstaten moeten maatregelen nemen om spoedig en significant de armoede onder kinderen te laten afnemen, opdat alle kinderen een gelijke kans krijgen ongeacht hun sociale achtergrond. Dit zijn grote, maar wel aansprekende woorden. In Nederland leven veel kinderen in armoede. Hun aantal is in de afgelopen jaren niet kleiner geworden, maar juist groter. Volgens de Armoedemonitor groeiden er in 2001 zo'n 372.000 kinderen op in armoede. In 2003 waren dit er 430.000. Welke extra maatregelen zal de regering nemen om dit tij te keren en welke extra middelen zal zij daarvoor inzetten?

De Europese Unie laat het ook op milieugebied afweten. Er wordt gekeken naar een gezamenlijk energiebeleid, maar dan mag de transportsector niet ontbreken. Die sector is namelijk een oorzaak van de stijgende luchtverontreiniging, de toenemende gezondheidsproblemen en het toenemend aantal ongelukken. Toch blijft de Europese Unie vasthouden aan steun aan infrastructurele werken, vooral de aanleg van wegen. Wanneer komt de noodzakelijke verschuiving naar meer openbaar vervoer, meer transportbesparing en gewenste CO2-emissiestandaarden voor auto's? Dan zou er werkelijk een bijdrage worden geleverd aan een beter milieu en zouden de problemen als gevolg van de mobiliteit in Europa afnemen.

In de Europese Unie gaat het net als overal om kosten en baten. De lidstaten proberen met eigen financiën te repareren wat globalisering, vrije markt en genadeloze concurrentie aan sociale schade aanrichten. Daarvoor worden tekorten en overheidsschulden op de koop toe genomen. Inmiddels hebben twaalf lidstaten een schuldniveau hoger dan 60% van het bruto binnenlands product. Het Groei- en stabiliteitspact is daarmee een lachertje geworden. Wanneer komt er nu eens een serieuze herziening van dit financiële keurslijf dat in de praktijk toch al geruime tijd niet meer werkt?

Ik komt tot de voorlopige conclusie van de SP. Deze top ging over grote zaken, werkgelegenheid, milieu, energie, er zijn grote woorden gebruikt, ook in de conclusies, maar er worden maar heel kleine stappen gezet. Er is veel op papier gezet en papier is geduldig. Dit was geen top; dit was een flop. Het ging over belangrijke zaken, maar in de praktijk is er weinig bereikt.

De heer Van der Ham (D66):

De heer Van Bommel is van mening dat er te weinig is bereikt op het terrein van het energie- en milieubeleid. Ik ben het daar wel mee eens, maar ik wijs erop dat de heer Van Bommel de kans heeft laten lopen om voor een motie te stemmen waarin wordt gevraagd om een strakke ambitie voor duurzame energie met een onderliggend onderzoeksprogramma. Waarom nu die taal als hij eerder tegen de motie van mevrouw Karimi heeft gestemd waarmee de regering op pad werd gestuurd? In het debat heeft hij in ieder geval gezegd dat hij hier geen groot voorstander van was.

De heer Van Bommel (SP):

De heer Van der Ham was kennelijk niet bij de stemmingen aanwezig. Wij hebben intern een fel debat gevoerd over de vraag of dit wel of geen Europees beleid zou moeten zijn en over de vraag in welke mate wij de regering daarop kunnen afrekenen. De milieupartij SP heeft het milieu zwaar laten wegen en heeft daarom voor die motie gestemd.

De heer Van der Ham (D66):

In het debat daaraan voorafgaand heeft de heer Van Bommel gezegd dat hij die motie niet zou steunen. Blijkbaar is hij door zijn collega Van Velzen overtuigd. Ik vind dit plezierig, maar in het debat heeft hij toen slechts lauwe woorden gesproken.

De heer Van Bommel (SP):

Voorafgaand aan het VAO was er geen motie en was er geen tekst en daarom kon ik daar geen harde uitspraak over doen. Ik blijf bij mijn woorden dat het opnemen van dit soort zaken in de conclusies van een Europese top een twijfelachtige zaak is. Ik heb dit over de werkgelegenheid nog veel harder gezegd omdat het de vraag is wie wij waarop kunnen afrekenen. In tegenstelling tot het werkgelegenheidsbeleid, dat nationaal beleid is, bevat het milieubeleid wel heel duidelijk een Europese component. Milieuverontreiniging houdt immers niet op bij de grens. Als wij iets willen doen aan luchtverontreiniging in Europa, zullen wij dit gezamenlijk moeten doen. Als wij het wel doen en andere landen niet, schieten wij niet zo veel op. Voor werkgelegenheid is dit anders.

De heer Van Dijk (CDA):

U maakt bezwaar tegen holle frasen. Dat ontlokt bij mij toch de flauwe vraag: sinds wanneer?

Uit uw verhaal blijkt toch wel enige schizofrenie. U zegt namelijk dat er op Europees niveau geen afspraken mogen worden gemaakt over onderwerpen die volgens u op nationaal niveau moeten worden geregeld. Tegelijkertijd vraagt u de regering wel op hoge toon hoe zij de Europese afspraken in Nederland in daden gaat omzetten.

De heer Van Bommel (SP):

Alle terreinen die ik noemde – onderwijs, werkgelegenheid en schoolverlaters – zijn nationaal beleid. En dat is maar goed ook! Als de regering haar handtekening zet onder de Europese afspraak om zes miljoen banen extra te creëren, twee miljoen per jaar, dan wil ik weten welk aandeel zij voor haar rekening neemt. In Nederland is namelijk nog een wereld te winnen bij het creëren van werk voor jongeren, het bestrijden van schooluitval en tal van andere problemen.

De regering heeft haar handtekening gezet en daarmee neemt zij daarvoor de verantwoordelijkheid op zich, maar ik wil dan wel exact weten welk aandeel zij voor haar rekening neemt en welke extra inspanning zij gaat leveren om die problemen op te lossen. Ik stel namelijk vast dat de armoede, het aantal kinderen dat in armoede opgroeit en de schooluitval zijn toegenomen. De regering heeft een goed voornemen, maar ik wil dan wel boter bij de vis.

De heer Van Dijk (CDA):

Welke maatregelen stelt u voor als boter bij de vis? Of steunt u de voorstellen van het kabinet? Dat zou een goede zaak zijn, want in de hervormingsagenda zitten veel goede voorstellen.

De heer Van Bommel (SP):

Ik vraag om een stappenplan bij die hervormingsagenda. Dat doe ik, omdat de problemen, ondanks het beleid van de regering, in de afgelopen jaren alleen maar zijn toegenomen. Schooluitval kun je niet bestrijden zonder extra geld en aandacht voor het onderwijs. Dat geldt ook voor armoede. Er zal wat moeten worden gedaan voor al die kinderen die in armoede opgroeien. Dat kost allemaal geld en ik wil daarom horen hoeveel geld de regering hiervoor gaat uittrekken.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Tijdens de top bevond ik mij met andere fractievoorzitters in India. Ons viel daar vooral het grote optimisme op over de economische kansen van India. De economische groei bedraagt op dit moment 8% en men rekent voor de komende jaren op 9 en misschien wel 10%. Als je vraagt wat deze groei mogelijk maakt, wijst men iedere keer op de grote eensgezindheid met de toekomst en de richting waarin de economie zich moet ontwikkelen en op de nationale consensus over de richting van het beleid.

Ik kon vanuit Delhi niet anders dan vaststellen dat de situatie in India enigszins contrasteert met de situatie waarin de Europese Unie zich bevindt. In Europa spreken wij ook over economische doelstellingen, de Lissabonstrategie, maar daaronder ligt geen eensgezindheid. Men weet niet hoe men samen moet optrekken en daarom is het beeld voornamelijk dat van richtingloosheid, verdeeldheid en verlegenheid over de toekomst.

Die verlegenheid wordt goed geïllustreerd door het hetgeen men hierover in de conclusies schrijft. De toekomst van de Unie was niet apart geagendeerd, maar de ministers van Buitenlandse Zaken hebben hierover wel informeel gesproken. Daaraan wordt slechts één zinnetje gewijd, waarin staat dat aandacht werd besteed aan de stand van zaken van de thans lopende reflectieperiode in de lidstaten.

Uit dat zinnetje spreekt verlegenheid met de toekomst van Europa. Sinds het nee in de Franse en Nederlandse referenda ligt Europa op dit punt stil. Dat is verklaarbaar, maar daardoor komen de woorden over de Lissabonstrategie en de economische doelstellingen wel in de lucht te hangen, zeker als je Europa met India vergelijkt. Mijn collega Van der Staaij merkte niet ongeestig op dat de denkpauze, de reflectieperiode, geen pauze in het denken mag worden: het is een pauze om te denken. Die pauze heeft nog maar weinig vruchten opgeleverd. Voor april of mei is een aparte bijeenkomst voorzien waarop over de toekomst van Europa zal worden gesproken. Ik denk dat het heel erg nodig is dat wij er dan wel achterkomen waar Europa precies heengaat. De opbrengsten van deze top zijn niet spectaculair. Dat gebeurt wel vaker bij voorjaarstoppen, met name als het gaat om de economie, en op zichzelf is dat niet verrassend. Toch wil ik de minister-president vragen of hij met mij de indruk heeft dat de Europese toppen aan betekenis inboeten. Ik heb de indruk dat zij steeds minder opleveren. Is die indruk verkeerd? Wat zou een verklaring kunnen zijn van die verminderde opbrengst?

Nederland was niet zonder ambities. Het Nederlandse standpunt voor de Europese Voorjaarsraad 2006 had de titel "Europa volle kracht vooruit". Vindt de regering dat dit ook boven de conclusies gezet zou kunnen worden? Ik heb de indruk dat deze titel nogal afwijkt van de uiteindelijke resultaten van deze top.

Het was lastig om de top vanuit het buitenland te volgen. De kranten hebben er weinig over gemeld; wij moeten het dit keer echt hebben van de stukken. Er is opnieuw gesproken over de doelstellingen op het gebied van economische groei en werkgelegenheid, maar echt veel concrete resultaten heeft dit niet opgeleverd. De kop boven een artikel in Trouw luidde treffend: "Europa brengt het niet verder dan verbaal aanmodderen."

Minister Bot heeft zich in een interview in Forum kritisch uitgelaten over de Lissabonstrategie. Hij trok de vergelijking met een communistische planeconomie en noemde het "een beetje dwaas" om te claimen dat Europa de meest concurrerende economie ter wereld zou moeten worden. Laat ik het vriendelijk zeggen: die conclusie vond ik zo niet terug in de geannoteerde agenda. Is dit volgens de minister-president de opvatting van de regering? In de stukken wordt nog gesproken over het blijvende belang van de Lissabonstrategie. Is de lijn-Bot het standpunt van de regering, of is dat toch de lijn die verwoord wordt in de geannoteerde agenda? Het kan niet allebei waar zijn: als wij het "een beetje dwaas" vinden, kunnen wij het niet tegelijkertijd van belang vinden. Ik kan mij niet voorstellen dat de regering het van belang vindt om een beetje dwaas te doen.

Er is afgesproken dat er in de Europese Unie tot 2010 jaarlijks twee miljoen nieuwe banen bij komen. Van de jongeren die van school komen moet ten minste 85% een vervolgopleiding hebben afgerond. Werkloze jongeren zullen binnen zes maanden een baan, een stage of een aanvullende opleiding aangeboden moeten krijgen. Het is bekend dat de fractie van de ChristenUnie altijd erg kritisch is geweest over een Europees werkgelegenheidsbeleid als onderdeel van de Lissabonstrategie; ook wij vinden dat de lidstaten daar prima zelf over kunnen gaan. Moet ik de kritiek van staatssecretaris Nicolaï op het banenplan zo verstaan dat ook hij vindt dat de lidstaten hiervoor primair verantwoordelijk zijn, en dat Europa zich terughoudender zou moeten opstellen als het gaat om werkgelegenheidsbeleid?

Aan de dienstenrichtlijn wil ik op dit moment voorbijgaan, omdat wij het nieuwe voorstel daarvoor van de Europese Commissie afwachten. Het is de vraag of de nieuwe richtlijn, die fors is aangepast door het Europese Parlement, nog een bijdrage zal kunnen leveren aan het bereiken van de Lissabondoelstellingen.

Welke maatregelen gaat de regering nemen om het ondernemingsklimaat te bevorderen en het oprichten van een bedrijf gemakkelijker te maken? Op het gebied van energie is afgesproken om nauwer te gaan samenwerken. Een van de concrete doelstellingen in de slotconclusies op dit gebied is dat benzine en diesel in 2015 worden bijgemengd met 8% biobrandstof. Nederland heeft zich op dit gebied altijd wat terughoudend opgesteld. Is de Nederlandse aanpak ambitieus genoeg om de doelstelling van 5,75% in 2010 te halen, laat staan om de doelstelling van 8% in 2015 te halen? Moeten wij op dit punt extra inspanningen gaan leveren?

De voorlopige conclusie ontleen ik aan hetzelfde artikel uit Trouw: onder deze omstandigheden rest Europa weinig anders dan te hopen dat de aantrekkende conjunctuur de ambities op het punt van werkgelegenheid als vanzelf goedmaakt en de energieproblemen ons in de komende jaren geen al te grote parten zullen spelen. Van een Europees beleid hoeven wij het in ieder geval niet te verwachten.

De heer Van Dijk (CDA):

Voorzitter. Deze Europese Raad vindt onder een veel gunstiger gesternte plaats dan in de afgelopen jaren. De economische groei binnen de Europese Unie begint weer fors toe te nemen. De concurrentiepositie verbetert en ook de werkgelegenheid groeit weer. Er zijn dus in de afgelopen periode behoorlijk wat zaken vooruitgegaan. Wij denken dat dit in belangrijke mate te herleiden is tot de hervormingsagenda waarover wij afspraken hebben gemaakt in het kader van het Lissabonproces. Alle landen moeten hieraan zelf invulling geven, want het is niet zo dat Europa dat even kan afdwingen. In Nederland heeft het ertoe geleid dat wij er op dit moment weer goed voor staan. Het producentenvertrouwen is in Nederland en Duitsland hoger dan in de afgelopen zes à zeven jaar. Het consumentenvertrouwen in Nederland heeft het hoogste niveau bereikt van de afgelopen zes à zeven jaar. Wij zijn dus op de goede weg om ervoor te zorgen dat het economisch beter gaat, dat mensen weer vertrouwen krijgen in de economie en dat er weer zekerheid komt, bijvoorbeeld de zekerheid dat men ook in de toekomst een baan zal hebben.

De hervormingen die wij in de afgelopen periode hebben doorgevoerd, hebben wel pijn gedaan. Wij zien echter dat zij nu goede resultaten afwerpen. Als wij dit vergelijken met ons omringende landen, zien wij dat er onder de bevolking, maar ook binnen de regeringen, nog steeds groot verzet is tegen het doorvoeren van de noodzakelijke hervormingen. Het voorbeeld van Frankrijk is buitengewoon helder. Het is wel cynisch dat juist die landen mooie teksten aan het papier toevertrouwen, met hoge, ambitieuze doelstellingen, terwijl er in de praktijk niet zoveel van terechtkomt. De oppositie, die in 2004 nog een groot tegenstander was van de hervormingen die in Nederland zijn doorgevoerd, heeft recentelijk gezegd dat dit inderdaad wel goede plannen zijn geweest. De conclusie luidt dat wij er op dit moment heel goed voor staan.

Ook de Europese Commissie beoordeelt het Nederlandse hervormingsprogramma als een heel goed programma, waarmee wij de toekomst op een goede manier aankunnen, zodat wij de toekomstige uitdagingen op het terrein van de ontgroening en de vergrijzing op een goede manier het hoofd kunnen bieden.

Om het vertrouwen in Europa weer terug te winnen – ook dat is een onderwerp dat tijdens deze top centraal heeft gestaan – moeten wij waarmaken wat wij afspreken. Daarbij doet zich een probleem voor, dat de regering in de geannoteerde agenda duidelijk naar voren heeft gebracht. Als wij ambities opschrijven, moeten wij deze kunnen waarmaken. Er staat dat er elk jaar twee miljoen banen bij moeten komen. Dat is een buitengewoon mooie ambitie, maar wij moeten er wel zeker van zijn dat wij die elk jaar opnieuw kunnen waarmaken. Als wij daar niet zeker van zijn en er niet iemand helder op kunnen aanspreken, moeten wij het niet opschrijven. Dat is de inzet van de Nederlandse regering geweest, en die steunen wij.

De heer Van Baalen (VVD):

Zowel de heer Van Bommel als de heer Rouvoet spraken over het Foruminterview met minister Bot. U hebt het over reële ambities, die waargemaakt moeten worden. Deelt u de mening van de minister dat de Lissabonstrategie dwaas zou zijn? Als u die mening niet deelt, neemt u er dan afstand van?

De heer Van Dijk (CDA):

Vorige week hebben wij daarover in het algemeen overleg uitgebreid met de minister van Buitenlandse Zaken gefilosofeerd. In 2010 zouden wij de meest concurrerende economie moeten zijn. Als de minister heeft willen zeggen dat de suggestie "dat regelen wij wel even" plansocialisme is, deel ik zijn opvatting. Ik ben het er echter niet mee eens dat daarmee het hele Lissabonproces slecht zou zijn of dat de doelstellingen daarvan uiteindelijk niet bereikt zouden worden. Dat heeft de minister ook niet bedoeld.

De heer Van Baalen (VVD):

In 2010 zou de Europese Unie de meest concurrerende kenniseconomie moeten zijn. Dat is niet teruggenomen door de regering, noch door de Europese Unie. Minister Bot is dus aardig ver voor de troepen uitgelopen. Steunt de CDA-fractie hem daarin?

De heer Van Dijk (CDA):

U doet nu aan hogere inlegkunde. De Nederlandse regering heeft gezegd dat het onze ambitie moet zijn om concurrerender te worden en in hogere mate een kenniseconomie te creëren. Het enige wat de heer Bot heeft gezegd in dat artikel is: het lijkt wel of je zaken zoals de Lissabonplannen vanaf papier kunt regelen en of wij dan even het doel realiseren om in 2010 de meest concurrerende economie te zijn. Daar ging het niet om. Waar het om gaat, is dat wij op dit moment de goede kant op gaan en dat wij die plannen weten te realiseren. Wij moeten dus niet mooie teksten aan het papier toevertrouwen, maar gewoon doen wat wij zeggen.

De heer Van Bommel (SP):

U komt terecht terug op het debat in de commissie, waarin uitgebreid is stilgestaan bij het expliciet noemen van het aantal van twee miljoen banen. De Nederlandse regering was ook geen voorstander van het expliciet noemen van een aantal. Toch is het in de conclusies opgenomen en uiteindelijk dus ook met steun van Nederland zo vastgesteld. Hoe vindt u het dan dat de Nederlandse regering aanvankelijk zegt "dat willen wij helemaal niet, daar is ook niemand op aanspreekbaar", maar dan toch akkoord gaat met een conclusie waarin dat aantal van twee miljoen toch genoemd wordt?

De heer Van Dijk (CDA):

Het getal van twee miljoen wordt nu in de conclusies op een zwakkere manier genoemd dan in eerste instantie. In eerste instantie stond er: wij gaan het realiseren. Nu staat er: wij denken dat het verstandig zou zijn om in de periode van 2007 tot 2010 zes miljoen banen te creëren en wij moeten er nu alle inspanningen op richten om dat te realiseren. De intonatie is dus duidelijk anders geworden, in vergelijking met de conclusies zoals deze er afgelopen week stonden. De Nederlandse regering heeft een deel van haar inspanningen beloond gezien, doordat de formulering afgezwakt is in vergelijking met de oorspronkelijke conclusies. Als u mij had gevraagd of dat getal van twee miljoen er keihard in had moeten staan, dan had dat van mij niet gehoeven.

De heer Van Bommel (SP):

Het is dus volgens uw lezing geen resultaatsverplichting, maar slechts een inspanningsverplichting. Wij gaan een paar miljoen banen erbij creëren.

De heer Van Dijk (CDA):

Nou, u doet nogal denigrerend over een paar miljoen banen.

De heer Van Bommel (SP):

Nee, voorzitter, dat werp ik verre van mij. Ik doe niet denigrerend over een paar miljoen banen. Ik doe denigrerend over de vraag of het echt een voornemen is – dit gaan wij doen – of dat het slechts een opmerking betreft in de trant van: dit zouden wij wensen.

De heer Van Dijk (CDA):

Wat dat betreft zou ik u willen aanbevelen om de conclusies goed te lezen. Daarin staat dat alles erop gericht is, ervoor te zorgen dat wij dat wel op een goede manier weten te halen. Er staat niet in dat je aan het einde van de rit per se moet zeggen: nu hebben wij twee miljoen banen gecreëerd.

Ik vervolg mijn betoog. Op het punt van het terugwinnen van het vertrouwen heb ik net al aangegeven dat er geen loze ambities moeten staan, maar dat wij realistische ambities moeten neerzetten. Voorts moeten wij ervoor zorgen dat wij concrete resultaten boeken. Ook daarover hebben wij vorige week in het algemeen overleg van gedachten gewisseld. Laten wij er nu voor zorgen dat het pakket REACH aan het einde van het jaar ook werkelijk afgerond kan worden, in tweede lezing in het EP en ook in de Raad. Laten wij ervoor zorgen dat het zevende kaderprogramma aan het einde van het jaar werkelijk operationeel is. Ik ben eveneens blij dat wij de Europese octrooirichtlijn weer van stal halen, althans dat staat in ieder geval in het verslag van de Nederlandse regering over de top over de Europese octrooirichtlijn. Daarmee kunnen wij een aantal concrete stappen vooruitzetten, zodat wij het vertrouwen van de Nederlandse burger en van de Europese burger in het Europese integratieproces weer kunnen winnen.

Gesproken is ook over de Europese dienstenrichtlijn. Als ik de kranten mag geloven, wilde de Nederlandse regering als een van de laatste regeringen strak vasthouden aan het oorspronkelijke voorstel dat door de heer Bolkestein naar buiten is gebracht. Klopt dat beeld? Zo ja, wat is nu het echte probleem van de Nederlandse regering met het voorstel dat brede steun heeft ontvangen in het Europees Parlement? Waar zitten de pijnpunten die de Nederlandse regering doen zeggen: wat ons betreft, moeten wij voor een groot gedeelte toch weer teruggaan naar de oorspronkelijke tekst?

Als wij het vertrouwen van de bevolking willen terugwinnen, moeten wij de gemaakte afspraken volledig nakomen. Daar hebben wij ook in de voorbereidingen steeds op gehamerd. Afspraken moeten wij nakomen en uiteindelijk ook gaan uitvoeren. In dat kader hebben wij gevraagd hoe het nu toch zat met bijvoorbeeld het instrument van "naming and shaming". Op dit moment zien wij dat niet terugkomen in de plannen of rapporten van de Europese Commissie. Maar goed, als de Europese Commissie het al niet doet, laten wij dan gebruik maken van andere instellingen die daarin ook een goede "record" hebben. Ik wijs wat dit betreft op het Centre for European Reform. Het wordt duidelijk dat Nederland tot de beste vijf behoort, als het gaat over economische prestaties en de mate waarin men de toekomst aan kan. Er zijn andere landen, zoals Frankrijk, Duitsland, België en Italië, die in dit opzicht een veel slechtere record hebben.

In verband met de hervormingen wordt aangekondigd dat men gaat onderzoeken in hoeverre de financiële positie van lidstaten houdbaar is. Daarin speelt de problematiek van de pensioenen natuurlijk een belangrijke rol. Wordt deze problematiek ook betrokken bij de beoordeling van de stand van zaken bij de staatsschuld? Werpt de open methode van coördinatie die op dit terrein van toepassing is, volgens de regering al vruchten af? Zijn daar al hervormingen waar te nemen?

Nog iets over het economische vlak: de problematiek van de energie. De energieleverantie of -zekerheid is natuurlijk een belangrijk aspect. Dat zorgt ervoor dat de economie uiteindelijk kan blijven draaien zoals nu. Wij hebben zorgen over Rusland. Hoe is het gesteld met de energiezekerheid inzake gas uit Rusland? Wij herhalen ons pleidooi dat op de Europese toppen met Rusland het energiehandvest hoog op de agenda komt, opdat het Russische parlement dat eindelijk eens ratificeert.

Als ik het toch over Rusland heb, staat Wit-Rusland op de agenda. Wij maken ons grote zorgen over de ontwikkelingen in Wit-Rusland, met name over de wijze waarop Loekasjenko op dit moment omgaat met de oppositie aldaar. De beelden waren wat dat betreft helder voor de verkiezingen, maar die waren net zo helder na afloop. Wij ondersteunen de lijn die de Europese Commissie en de Europese Unie op het ogenblik volgen. Ik denk aan de sancties aangaande uitreisvisa, blokkering van tegoeden en dergelijke. Volgens ons zal er echter met name bij Rusland sterk op aangedrongen moeten worden dat ook dat land druk uitoefent op het dictatoriale regime in Wit-Rusland om te bereiken dat dit wordt beëindigd. Wat zijn de plannen van de Nederlandse regering om dit te bewerkstelligen?

Ik kom te spreken over de toekomst van Europa. Wij denken dat het goed is om in de komende periode in ieder geval het vertrouwen bij de bevolking te herwinnen. Dat is alleen maar mogelijk door concrete resultaten te laten zien. Daar moet in de komende periode dus veel meer aan gewerkt worden.

Tot slot nog iets over de uitbreiding. Dit onderwerp is tijdens het diner aan de orde geweest. Wij willen graag de reactie van de Nederlandse regering vernemen op het rapport-Brok. Er wordt alleen een rapport aangekondigd van de Europese Commissie. Ook is er opgemerkt dat het voorzitterschap ernaar streeft om hierover met voorstellen te komen. Waarom wordt er echter niet verwezen naar het rapport-Brok? Daarin staan naar onze mening waardevolle elementen die het draagvlak voor de uitbreiding van de Europese Unie fors kunnen doen vergroten.

De heer Van Baalen (VVD):

U doelt ook op de resolutie van het Europees Parlement over het zogeheten tientjeslidmaatschap, een B-lidmaatschap, voor landen die lid van de EU willen worden. De Nederlandse regering is daar tegen, zo hebben wij begrepen. Dit betekent dat het CDA zich niet kan verenigen met dit standpunt van de Nederlandse regering.

De heer Van Dijk (CDA):

Zoals u weet, hebben wij eerder gevraagd om een appreciatie van het rapport-Brok. Het antwoord is geweest dat men eigenlijk geen voorstander is van wat er in dat rapport staat. Ik wil dan de argumenten van de Nederlandse regering vernemen waarom zij daar geen voorstander van is. Als de Nederlandse regering bij haar standpunt blijft, wil ik daar een goed debat over voeren. Dat zal zeker gebeuren op 11 april. Wij zijn het dus niet eens met de conclusie van de Nederlandse regering.

De heer Van Baalen (VVD):

Wat is een goed debat? U bent het al dan niet eens met de regering. Als u voor het tientjeslidmaatschap pleit, zult u ook parlementaire actie moeten ondernemen. Wij zien uw moties dan graag tegemoet.

De heer Van Dijk (CDA):

Mijnheer Van Baalen, de CDA-fractie heeft de neiging om goed in debat te gaan over plannen die op tafel komen te liggen. Zij schiet niet zo maar dingen af onder het motto "het is een tientjeslidmaatschap", zonder kennis te hebben genomen van de concrete plannen.

De heer Van Bommel (SP):

De heer Van Dijk heeft mij uitgenodigd, de conclusies nog eens goed te lezen. Ik dacht dat ik dat al had gedaan en dat blijkt inderdaad zo te zijn. Net hebben wij een interruptiedebatje gevoerd over het scheppen van die miljoenen banen. In conclusie 7 wordt inderdaad gesproken van een prognose van 6 miljoen banen. Conclusie 36 gaat over 2 miljoen banen. Daarin staat namelijk toch echt dat er nadere actieve maatregelen nodig zijn om in Europa tot 2010 jaarlijks minstens 2 miljoen extra banen te scheppen en om de doelstellingen van het partnerschap voor werkgelegenheid en groei te verwezenlijken. Dat is wat anders dan een prognose en een verwachting. Het is de belofte dat er extra maatregelen worden genomen om minstens 2 miljoen extra banen te scheppen. De regering, die aanvankelijk zo tegen die doelstelling was, heeft die doelstelling nu expliciet geaccepteerd in deze conclusies. Daar vroeg ik naar, daar hoor ik dus graag uw reactie op.

De heer Van Dijk (CDA):

Mijnheer Van Bommel, in Nederland komen er volgens de prognoses op grond van de hervormingsagenda die deze regering aan het ontwikkelen is, dit jaar in ieder geval meer dan 75.000 nieuwe banen bij. Als wij dat extrapoleren naar de totale Europese bevolking, halen wij meer dan onze doelstelling en meer dan ons deel.

De heer Van Bommel (SP):

Het is van tweeën één: of de CDA-fractie zegt dat zij achter deze conclusie staat en vindt dat die juist gesteld is of zij zegt dat de Nederlandse regering de belofte niet waar kan maken. Ik stel vast dat de heer Van Dijk het eerste stelt, namelijk dat de regering het wel belooft en waarmaakt.

De heer Van Dijk (CDA):

Nee, mijnheer Van Bommel, ik heb gezegd dat Europa niet zomaar kan opleggen dat er banen moeten worden geschapen en dat de CDA-fractie om die reden geen behoefte had aan het noemen van 2 miljoen banen. Dat neemt niet weg dat de Nederlandse regering er wel voor zorgt dat zij haar evenredige deel op dat terrein zal halen. U zoekt een tegenstelling die er in mijn ogen niet is.

De heer Van Bommel (SP):

Ik zal er in de tweede termijn natuurlijk op terugkomen in het debat met de regering. U spreekt de verwachting uit dat het Nederlandse aandeel in de doelstelling wordt gehaald. Ik ben benieuwd naar het antwoord van de regering, want een dergelijke belofte moet ook voor de komende jaren gelden, als die wordt gedaan. Dan kunnen wij de Nederlandse regering daarop afrekenen. Dat wachten wij dan nog maar even af.

De heer Van Dijk (CDA):

Wij zien dat met veel vertrouwen tegemoet.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De heer Van Dijk zei dat het vertrouwen van de burger alleen kon worden herwonnen door concrete resultaten te boeken. Daarover heb ik zitten nadenken. Mijn eerste conclusie is dat deze top daar niet echt een bijdrage aan heeft geleverd. Kunnen wij het vertrouwen van de burgers in het Europese project niet alleen maar herwinnen door te laten blijken dat wij via de richting die wij kiezen voor Europa, in de toekomst tegemoetkomen aan de zorgen die vorig jaar voor de burgers de aanleiding waren om nee te zeggen tegen de conceptgrondwet?

De heer Van Dijk (CDA):

Nee, daarvoor heb je concrete resultaten nodig. Dan kun je laten zien dat je juist de kant opgaat die de Nederlandse bevolking wenst. De Nederlandse bevolking heeft namelijk duidelijk gemaakt dat zij wel behoefte heeft aan een Europees gemeenschappelijk buitenlands beleid. Zij verwacht ook dat er omstandigheden worden geschapen waardoor het economisch gezien een stuk beter zal gaan en de concurrentiepositie beter wordt. De Nederlandse bevolking heeft via verschillende onderzoeken keer op keer naar voren laten komen dat zij dergelijke dingen van Europa verwacht. Ik heb een aantal voorbeelden gegeven en gezegd dat wij ervoor moeten zorgen dat wij die bereiken.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik was er al bang voor dat wij de tegenstem van vorig jaar opnieuw zouden gaan interpreteren. Dat moeten wij niet doen. Zodra je op bepaalde onderzoeken doelt en zegt dat de burgers wel een gemeenschappelijk buitenlands beleid willen, ben je aan het interpreteren. Ik ben juist zo bang voor de lijn die u voorstelt, want die komt erop neer dat er concrete stappen worden gezet in een richting die een groot deel van de Nederlandse bevolking zegt niet te wensen en als reden aanwijst voor de tegenstem van vorig jaar.

De heer Van Dijk (CDA):

Nu interpreteert u wat er vorig jaar is gebeurd. U bestrijdt namelijk mijn interpretatie. Maakt u mij maar duidelijk dat uit onderzoek is gebleken dat er geen behoefte is aan een Europees buitenlands- en veiligheidsbeleid. Leg mij maar uit dat men er op dit moment geen behoefte aan heeft dat er omstandigheden op Europees niveau worden geschapen waardoor de concurrentiepositie verbetert.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik ga hier niet steggelen over interpretaties. Wij hebben vorig jaar een uitvoerig debat over de tegenstem gehad. Wij hebben toen vastgesteld dat het heel gevaarlijk is om je gelijk in het nee/ja te lezen. Wel weet ik dat er in de conceptgrondwet elementen zaten waartegen massaal nee is gezegd. Ik maan u tot voorzichtigheid om te zeggen dat de burger in elk geval verder wil op de weg naar een gemeenschappelijk buitenlands beleid en dat wij dus concrete stappen gaan zetten.

De heer Van Dijk (CDA):

Ik heb juist aangegeven dat op een aantal terreinen nu eens niet met grote blauwdrukken moet worden gewerkt, maar dat concrete resultaten moeten worden geboekt.

De heer Timmermans (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. De top was een prachtige illustratie van de kloof tussen Europa en de burgers. Aan de vooravond van de top vlogen de Europese leiders elkaar gigantisch in de haren en leken terug te grijpen op het instrument van protectionisme om hun belangen veilig te stellen. Dat instrument kan misschien op korte termijn enig resultaat opleveren, maar het zou op langere termijn Europa economisch kunnen verlammen en nog dieper in de problemen brengen. De Europese top speelde zich af tegen de achtergrond van massale protesten op straat in Frankrijk, België en andere landen, maar de Europese Raad besprak juist niet de zorgen die veel burgers hebben op dit punt. Het ging niet over protectionisme. Men vermeed het onderwerp om niet in een ruzie te belanden. Het ging ook niet over de problemen waarvoor de mensen de straat op zijn gegaan, over de zorgen die zij hebben over hun toekomst. Over dat alles ging het niet. Als Europese leiders bij elkaar komen op het moment dat grote groepen van de Europese bevolking zich over dit soort zaken verschrikkelijk druk maken en zij daar niet over spreken, dan hoeft het niemand te verbazen dat de kloof tussen Europa en de burgers alleen maar dieper wordt.

De heer Van der Ham (D66):

Deze constatering is op zichzelf juist. Er zijn demonstraties, maar er wordt op de top niet over de demonstraties gesproken. Wellicht heeft de minister-president er wel over gesproken, maar dat horen wij straks dan wel.

Maar even over uw positie. U leunt een beetje mee met de jongeren die in Frankrijk protesteren. U weet dat onder het kabinet-Kok een flexibilisering van de arbeidsmarkt in Nederland heeft plaatsgevonden, die juist heel gunstig is geweest voor jongeren en voor mensen aan de onderkant bij het krijgen van een baan. Zou u als parlementariër namens de PvdA tegen de Franse jongeren willen zeggen dat zij niet zo bang moeten zijn voor hun toekomst en dat de voorgestelde flexibilisering in Frankrijk juist goed voor hen is? Zou u de mensen een beetje willen tegenspreken en misschien ook geruststellen? Wilt u dat doen en daarmee ook iets zeggen over het hervormingsbeleid van dit kabinet, dat daarmee juist verder wil gaan?

De heer Timmermans (PvdA):

Zeker, ik ben blij dat de heer Van der Ham in herinnering roept dat het kabinet-Kok een miljoen banen heeft geschapen in dit land. Daar kan dit kabinet nog een puntje aan zuigen. Ik ben blij dat hij zich dat nog weet te herinneren.

Ik ben niet, zoals ik verleden week in het AO ook heb gezegd in een debat met de minister-president, van oud-links. Ik zeg niet dat alles hetzelfde moet blijven opdat alles beter wordt. Ik maak mij geen illusies over de uitdagingen waarvoor Europa staat. Laat ik concreet zijn. Als wij er in de komende jaren niet in slagen om de arbeidsparticipatie op Europees niveau en zeker ook in Nederland sterk te verhogen – dus veel meer vrouwen, mensen uit minderheidsgroeperingen en jongeren aan het werk – zal binnen vijftien jaar de structurele groei van Europa niet boven 1,5% uitkomen. Dan kunnen wij onze sociale stelsels op termijn op onze buik schrijven. Dat is de ernst van de situatie. De Partij van de Arbeid zal daarvoor nooit weglopen en hervormingen ook verdedigen.

Uw vraag, mijnheer Van der Ham, was of ik aan de kant van de Franse jongeren sta. U moet er eens over nadenken hoe het komt dat in Frankrijk een op de vier jongeren geen baan heeft en dat zij tegelijkertijd zo weinig zicht hebben op wat de regering wil en op het doel van de hervormingen. Zij weten dat zij door flexibilisering weliswaar meer kans op een baan krijgen, maar verkiezen de zekerheid van werkloosheid en een uitkering en een mogelijke kans op een arbeidscontract dat zekerheid biedt, boven de onzekerheid die de regering van De Villepin voorspiegelt. Dat is toch een failliet van de politiek? Je kunt de Franse studenten toch niet verwijten dat zij geen oog hebben voor hun toekomst? Zij geloven niet in de oplossingen die nieuw-rechts aandraagt. Wij hebben dat ook in Nederland gezien bij de gemeenteraadsverkiezingen. Toen kwam een duidelijk signaal van de burgers dat zij niet geloven in de oplossingen die nieuw-rechts aandraagt.

De voorzitter:

Mijnheer Timmermans, u dient iets korter te antwoorden op de vragen die gesteld worden.

De heer Van der Ham (D66):

De heer Timmermans zegt eigenlijk zelf dat de oplossingen die worden voorgesteld in Frankrijk, heel goed zijn. Zulke oplossingen hebben namelijk heel veel banen opgeleverd, ook onder het bewind van Wim Kok en andere partijen; wij zaten daar ook bij. Het andere punt is dat ook dit kabinet wil ingrijpen om de pensioenen voor de toekomstige generaties veilig te stellen; dat is precies wat ook in andere Europese landen gebeurt. Het is dan van belang dat een linkse partij als de PvdA, zoals ook D66 een linkse partij is, tegen die studenten durft te zeggen: dit is nodig om werkgelegenheid te verschaffen en ervoor te zorgen dat jullie pensioenen gegarandeerd zijn. Welnu, laat die moed eens zien als PvdA, naar de jongeren, en stel hen gerust door erop te wijzen dat het alleen maar beter wordt in plaats van slechter!

De heer Timmermans (PvdA):

Mijnheer Van der Ham, u daagt mij nu uit om in te gaan op het CPE-plan van de Franse regering. Het is het foute middel, maar men probeert wel om de problemen aan te pakken. Flexibilisering van de Franse arbeidsmarkt moet elders plaatsvinden en niet door middel van een nepcontract dat jongeren totaal geen rechten geeft. Het is geen flexibilisering maar het volstrekt wegnemen van rechten van werknemers. Flexibilisering betekent dat je tijdelijke contracten, leerplaatsen en dat soort zaken aanbiedt, zoals wij in Nederland doen. Wat de Franse regering doet, is het hele gebouw van verworven rechten intact laten en nergens flexibiliteit aanbrengen, terwijl men het hele probleem neerlegt bij deze groep jongeren. Ik heb er veel begrip voor dat dit niet gedragen wordt door de samenleving.

De heer Van der Ham (D66):

Wat mij spijt, mijnheer Timmermans, is dat wij nu weer zien wat wij vaker bij de PvdA zien: u leunt een beetje mee met de kritiek; eigenlijk bent u het wel eens met de oplossingen die aan de andere kant worden geboden, maar dat komt u electoraal minder goed uit. Dat vind ik een beetje laf.

De heer Timmermans (PvdA):

Mijnheer Van der Ham, wat u nu doet, is ontzettend flauw. Ik geef inhoudelijk antwoord op uw vraag. U heeft bijvoorbeeld gezien dat Wouter Bos, na terugkomst uit India, glashelder heeft gezegd dat wij niet zullen ontkomen aan hervormingen in de Nederlandse samenleving. De PvdA-fractie loopt daar bepaald niet voor weg. Wij zeggen niet tegen de mensen dat alles hetzelfde blijft. Dat kunnen wij ons in dit land en in Europa niet veroorloven. Maar het is essentieel dat als je hervormingen wilt doen postvatten, je dit doet met steun van de bevolking. Je ziet veel te veel Europese leiders die met hun rug naar de bevolking gaan staan. Is het dan gek dat mensen de hakken in het zand zetten en zich afkeren van iedere hervorming, omdat zij er geen vertrouwen in hebben dat het iets oplevert? Dat is helemaal niet zo raar.

De heer Van Baalen (VVD):

Het verbaasde mij dat de heer Timmermans zei dat hij niet tot oud-links behoort en tegelijkertijd aangaf dat Wim Kok een miljoen banen heeft geschapen. Dat is nu juist een oud-linkse uitspraak, want dat heeft Wim Kok niet gedaan. Dat kabinet gaf en ook dit kabinet geeft ondernemers de ruimte om die banen te scheppen. De heer Timmermans moet dan ook niet terugverwijzen naar een premier of desnoods naar een Europese Commissie. Nee, het zijn de ondernemers die dit doen. Laat dat iets zijn wat de nieuwe PvdA erkent: geef ondernemers de ruimte.

De heer Timmermans (PvdA):

Maar natuurlijk. Het wordt ook tijd dat dit kabinet eindelijk eens werk maakt van het afschaffen van regels, want er komen nu alleen nog maar regels bij in plaats van dat zij worden afgeschaft. Dit laatste wordt niet bewerkstelligd door een extra ministerraadsvergadering te houden. De PvdA-fractie is zeker geen vijand van ondernemers. Natuurlijk is het zo dat er bedrijven zijn, vooral in het midden- en kleinbedrijf, die zorgen voor banen, maar de overheid moet wel de omstandigheden creëren om die banengroei mogelijk te maken. Ik ben helemaal niet tegen flexibilisering; laten wij eens kijken hoe dat in de Scandinavische landen is geregeld. Mensen zijn best bereid minder zekerheid in hun arbeidscontract te accepteren, als zij weten dat als het misgaat, zij kunnen terugvallen op een fatsoenlijke sociale zekerheid. Dan werkt het. Dat is een systeem dat werkt in Zweden en Denemarken en dat ook heel goed in Nederland zou kunnen werken.

De heer Van Baalen (VVD):

Je geeft mensen kansen en zij moeten dan zelf bepalen of zij die kansen grijpen. Als je alleen maar vasthoudt aan het enorme vangnet en zegt: "Als u het zelf niet heeft gedaan, staan wij natuurlijk altijd klaar", dan is dat uiteindelijk oud-linkse politiek in een nieuwe zak.

De heer Timmermans (PvdA):

Het spijt mij erg, mijnheer Van Baalen; ik moet u op dit punt tegenspreken. Neemt u eens een voorbeeld aan een aantal Scandinavische landen, waar men heel nadrukkelijk succes heeft met het flexibiliseren van de arbeidsmarkt, in de zin van het bieden van minder zekerheid in vaste banen en het tegelijkertijd bieden van een vangnet op het moment dat het tijdelijk misgaat. Bovendien zit men er de mensen hard achter de broek om te zorgen dat er geen misbruik wordt gemaakt van dat vangnet. Het is een winnende combinatie, die naar de opvatting van mijn partij ook heel goed in Nederland zou kunnen worden toegepast.

De heer Van der Staaij (SGP):

De heer Timmermans begon te zeggen dat er een kloof is tussen de burger en deze top, omdat niet gezien wordt wat er aan demonstraties zijn. Er staat echter wel in een conclusie dat het nodig is om draagvlak te verwerven onder burgers als het gaat om noodzakelijke en pijnlijke hervormingen. Is dat geen bevestiging van de problemen die u ook signaleert?

De heer Timmermans (PvdA):

Ja, maar een conclusie formuleren en op papier zetten dat je draagvlak nodig hebt en het vervolgens niet hebben over de echte problemen die mensen dagelijks bezighouden en waarvan ze zien dat op een ander moment hun leiders daar een groot punt van maken, dat creëert die kloof. De mensen kijken niet naar die conclusie, waarin staat "wij hebben meer draagvlak nodig", die mensen kijken naar hun leiders en zien dat die leiders net doen alsof er niets aan de hand is. Zij zien dat die leiders als zij thuis zijn wel op elkaar schelden, maar dat zij als zij bij elkaar komen in Europa niet de problemen met elkaar uitpraten en geen richting geven aan dit Europa. Dat is mijn grote punt van zorg. Zo'n conclusie met "wij hebben meer draagvlak nodig" is dan een loze verklaring.

De heer Van der Staaij (SGP):

Een conclusie op papier is zeker niet genoeg, maar u begon met te zeggen dat het punt helemaal niet was gesignaleerd. Ik zie echter dat dat punt, gezien die conclusie, wel is gesignaleerd. De vraag is dan hoe je dat op gaat lossen. Wat is uw oplossing voor het feit dat ook tal van Europese landen ermee geconfronteerd worden dat pijnlijke hervormingen altijd veel weerstand oproepen en dat oppositiepartijen daar gemakkelijk electorale munt uit willen en kunnen slaan? Hoe moet je daar dan op reageren?

De heer Timmermans (PvdA):

Ik heb eerst een wedervraag. Stoort u zich er dan niet aan dat op het moment dat de leiders van Europa bij elkaar komen, zij de meest prangende problemen die de burgers dagelijks bezighouden, uit de weg gaan? Dat stoort mij buitengewoon. Dit is verder geen gemakkelijk oppositieverhaal dat ik hier houd, want ik weet donders goed dat wie in dit land ook verantwoordelijkheid draagt, pijnlijke hervormingen moet doorvoeren. Kijk echter eens naar het verschil tussen Frankrijk en Duitsland. In Duitsland hebben beide coalitiepartijen bij de deelstaatverkiezingen onlangs heel goed gescoord. Bij de Duitse bevolking heeft namelijk de gedachte postgevat dat deze coalitie een plan heeft dat zou kunnen werken voor Duitsland. Zij heeft er vertrouwen in dat daarbij het sociale model in Duitsland gered en vernieuwd zal kunnen worden. Zet dat eens af tegen de reactie van het publiek in Frankrijk. Dat is het grote verschil. Ik zeg ook – daarom hoop ik dat u van mij wilt aannemen dat dit geen oppositieverhaal is – dat de SPD onder leiding van Schröder er dus niet in geslaagd is van de bevolking dat vertrouwen in de coalitie met de Groenen te krijgen. Kennelijk kan het dus wel, het vertrouwen winnen van de bevolking voor hervormingen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Is dat niet de Verelendungstheorie; dat het eerst voldoende mis moet gaan en uitgemeten moet worden dat het zo niet kan, wil je draagvlak krijgen voor hervormingen? Is dat de weg die u voor ogen staat?

De heer Timmermans (PvdA):

Om in het geval van Duitsland over Verelendung te spreken, vind ik wat al te zwaar aangezet. Je ziet wel dat deze coalitie, met een hervormingsprogramma dat er niet om liegt, nog steeds, ook nadat de pijnlijke plannen voor bijvoorbeeld hervormingen in het arbeidsrecht bekend zijn geworden, bij de volgende deelstaatsverkiezingen kan rekenen op voldoende steun van de bevolking. Het kan dus wel: een draagvlak creëren voor pijnlijke hervormingen.

De heer Van Dijk (CDA):

Voor draagvlak heb je in Duitsland in ieder geval de CDU nodig. Dat is de les die ik trek uit hetgeen u net naar voren heeft gebracht. Ik wil nog even terug komen op een eerder punt. U zegt: wij zijn ons bewust van het feit dat, willen wij ons sociaal stelsel overeind houden, hervormingen nodig zijn en dat wij ervoor moeten zorgen dat er draagvlak komt, opdat die hervormingen succesvol kunnen worden doorgevoerd. Het valt mij op dat u nu zegt dat u steun geeft aan hervormingen, terwijl u twee jaar geleden voorop liep in demonstraties die dat draagvlak nu juist ondermijnden. Is er ook niet een verantwoordelijkheid voor partijen die niet in de regering zitten om duidelijk te maken dat dat soort pijnlijke maatregelen ook nodig zijn, in plaats van goedkoop op de straat te gaan rondlopen?

De heer Timmermans (PvdA):

"Goedkoop op straat rondlopen", dat is een klap in het gezicht van en een belediging voor die 400.000 mensen die de moeite hebben genomen naar de demonstratie in Amsterdam te komen. Dat vind ik een goedkope opmerking, die tekenend is voor het CDA van vandaag.

Dan heb ik nog twee reacties op wat u zegt over de CDU. Ten eerste wijs ik erop dat mevrouw Merkel goed heeft geluisterd naar wat de kiezer heeft gezegd. Zij is bereid om in een grote coalitie rekening te houden met haar eerdere tegenstander en haar plannen ernstig bij te stellen. Dat is een groot verschil met deze minister-president, die zich opsluit in zijn eigen gelijk en die naar aanleiding van het signaal van de kiezer bij de gemeenteraadsverkiezingen alleen maar stelt: ik ga het de mensen nog eens goed uitleggen en dan weet ik zeker dat zij over veertien maanden weer allemaal bij mij terugkomen. Dat is het grote verschil tussen de CDU en het CDA. Ten tweede merk ik op dat de PvdA uiteraard bereid is tot het nemen van pijnlijke maatregelen, maar dat is ons in 2003 door uw partij helaas niet vergund. U zegt dat alle hervormingen hebben plaatsgehad ondanks de protesten. Ik wijs u erop dat die 400.000 mensen die gekomen zijn om te protesteren, er wel voor hebben gezorgd dat de plannen van het kabinet zijn bijgesteld. Het kabinet is dus onder dwang van de bevolking tot een ander inzicht gekomen. U moet zich dus niet zo opsluiten in uw eigen gelijk.

De voorzitter:

Mijnheer Timmermans, ik stel voor dat u doorgaat met uw betoog en dat u vaart maakt.

De heer Timmermans (PvdA):

Dat zal ik heel graag doen, maar ik vind wel dat mijn collega's er recht op hebben dat ik hun vragen beantwoord.

Voorzitter. Eén van de grote problemen van de Lissabonagenda is dat middel tot doel is verklaard. Het doel is de meest concurrerende kenniseconomie in de wereld te willen zijn in 2010. De burgers hebben niets aan dat doel. Beter zou het doel kunnen zijn, een sociale markteconomie te handhaven, ook in deze tijd van globalisering. In alle lidstaten in Europa vragen de mensen nadrukkelijk om zekerheid in een veranderende wereld. Mensen moet zekerheid worden geboden op de lange termijn. Dat zou het doel moeten zijn. De poging om de meest concurrerende kenniseconomie van de wereld te zijn, is een middel om dat doel te bereiken. Het lijkt mij beter om in die termen over de Lissabonagenda te spreken. In dit verband wijs ik op de inzichten van grote denkers en politicologen over wat zich op dit moment afspeelt in Europa en in de wereld. Bijvoorbeeld Fukuyama heeft een grote ommezwaai gemaakt in zijn denken over de noodzaak tot maatschappelijke binding. Ik verwijs ook naar de ideeën van Etzioni, die door de minister-president worden gekoesterd. Hij spreekt heel nadrukkelijk van de noodzaak om in de maatschappij – in de woorden van de heer Cohen – "de boel bij elkaar te houden". Ik heb al eerder gezegd dat ik niet van oud-links ben, dat vindt dat alles hetzelfde moet blijven opdat alles beter wordt, maar het omgekeerde kan natuurlijk ook niet de agenda zijn, namelijk dat alles moet veranderen opdat alles beter wordt. De Europeanen vragen om een vorm van zekerheid in hun bestaan. Wanneer die zekerheid geboden wordt, kan het pad van de hervormingen worden ingeslagen. Ook de PvdA-fractie heeft aarzelingen bij elementen van het compromis dat nu is bereikt over de dienstenrichtlijn. Toch is het misschien, gelet op de situatie waarin Europa nu verkeert, het beste dat dit compromis in beleid wordt omgezet, zodat de vrees die in veel lidstaten met de dienstenrichtlijn samenhangt, kan worden weggenomen.

Voorzitter. In reactie op opmerkingen van collega's had ik het al over arbeidsparticipatie. Ik vind het jammer dat, gelet op de urgentie van hervormingen op de langere termijn, de CDA-fractie zich bij monde van haar woordvoerder zo opsluit in het eigen gelijk. Zij vindt dat het goed werkt. Laten wij ook eens kijken naar dingen die in de Nederlandse economie, ook volgens de Europese Commissie, nog niet goed zitten, waarbij wij nog een lange weg te gaan hebben. Dan doel ik vooral op het punt van arbeidsparticipatie. Wij zullen er veel meer aan moeten doen in Nederland om mensen die op dit moment nog niet economisch actief zijn, bij de economie te betrekken. Alleen door verhoging van de arbeidsparticipatie kun je in een vergrijzende samenleving, waarin de bevolking terugloopt, de economie duurzaam ontwikkelen. Het gaat erom sociale stelsels duurzaam in stand te houden en zelfs te moderniseren en te verbeteren.

Het is goed dat de urgentie van een Europees energiebeleid is onderkend, maar ook op dat punt zal nog een aantal stappen gezet moeten worden. Er moet harder gewerkt worden aan de realisatie van de Kyotodoelstellingen om het leefmilieu in toenemende mate te ontzien. Ook moet de afhankelijkheid van eindige fossiele brandstoffen worden afgebouwd. Het heeft mij in ieder geval zeer verheugd dat die doelstelling in de conclusies overeind is gebleven, al kunnen wij die doelstelling in Nederland nog wel wat aanscherpen. Het voorbeeld van Zweden is wat dat betreft nog niet zo slecht. Het zet in ieder geval aan tot nadenken over onze energieafhankelijkheid. Het is tijd voor radicale maatregelen.

Een onderwerp dat zijdelings aan de orde is gekomen tijdens de Europese Raad, is Belarus. De situatie daar is inderdaad zeer zorgelijk. Ik denk dat de Europese Raad adequaat heeft gereageerd op de manipulatie van de verkiezingen door Loekasjenko. Het is belangrijk dat er slimme sancties worden getroffen tegen het leiderschap van Belarus. Ik zeg dat zo nadrukkelijk omdat het verkeerd zou zijn om met sancties de bevolking te treffen. Paradoxaal genoeg steunt een groot deel van de bevolking, misschien zelfs een meerderheid, Loekasjenko nog steeds ondanks zijn manipulaties. Dat komt ook omdat men democratie, net als in Rusland, is gaan associëren met chaos en met roverkapitalisme. Je zult de mensen in Belarus perspectief moeten bieden, zonder Loekasjenko de kans te geven te zeggen dat het Westen de oppositie als instrument gebruikt om het land te kunnen overnemen. Geef ngo's en andere organisaties in Europa de ruimte om samen te werken met partnerorganisaties in Belarus, maar wees terughoudend met steun aan de oppositie. Minister Bot zei naar mijn smaak iets te snel dat wij nu veel geld moeten geven aan de oppositie, zo begreep ik zijn woorden in de pers althans. Dat kan een averechts effect hebben. Er zijn in Nederland veel ngo's die gericht zijn op democratiseringsprocessen in Oost-Europa en zij zullen dat werk ongetwijfeld uitstekend doen. Laten wij vooral die ngo's steunen. Dan kan het proces van democratisering in Belarus stilaan een grotere kans krijgen.

Ik heb ook gezien dat minister Bot zich heeft ingespannen voor een verklaring met het streven Guantánamo Bay te sluiten. De verklaring is niet al te stevig uitgepakt, maar er is in ieder geval een verklaring. Je zou er ironisch over kunnen doen, als het niet zo verdrietig was. Nederland werkt aan de ene kant mee aan een verklaring waarin staat dat Guantánamo Bay moet sluiten, maar aan de andere kant levert Nederland mensen uit die kunnen terechtkomen in Guantánamo Bay. Ik had niet gedacht dat ik de dag zou meemaken waarop Nederland bewust het internationale recht schendt, maar dat doe ik wel. Dat gebeurt met steun van de coalitiepartijen. Zij zeggen dat wij nu eenmaal vuile handen moeten maken in de oorlog tegen het terrorisme. Het internationale recht, dat nu wordt geschonden door Nederland, is er echter niet voor niets. Als je het internationale recht schendt met een beroep op de strijd tegen het terrorisme, hebben de terroristen al een deel van het pleit gewonnen. Een land als Nederland mag niet lichtvaardig met het internationale recht omspringen. Aan de ene kant spreken wij uit dat Guantánamo Bay dicht moet. Aan de andere kant laten wij de special forces mensen overdragen aan de Amerikanen, waardoor die mensen in Guantánamo Bay terecht kunnen komen. Kortom, wij zijn niet ver verwijderd van hypocriet gedrag.

Wij constateren dat premier Berlusconi heeft herhaald dat minister Giovanardi niet namens de regering heeft gesproken. Ik moet helaas vaststellen dat Berlusconi geen afstand neemt van de uitdrukkingen van Giovanardi, maar ik vrees dat hiermee alles gezegd is. Er is weinig meer aan te doen. Ik stel wel met verdriet vast dat het mogelijk is dat het ene EU-land een ander EU-land verwijt zijn toevlucht te hebben gezocht tot nazi-praktijken. Dat is wel zeer vergaand. Het is helder dat de meningen over ons euthanasiebeleid van land tot land verschillen. Dit is het goed recht van ieder land, net zo goed als wij dit recht ook voor onszelf voorbehouden. Sommige vergelijkingen zijn echter onaanvaardbaar en de Italiaanse regering had niet alleen moeten verklaren dat dit niet namens de regering is gezegd; zij had daar nadrukkelijk afstand van moeten nemen.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil aan de minister-president vragen hoeveel mensen naar zijn mening hebben gemerkt dat er een Europese top is geweest. Volgens mij zijn dit er maar weinig, want deze top was nauwelijks inspirerend en kon daardoor nauwelijks invloed hebben op het denken van de burgers over Europa.

De top ging wel ergens over, want de voorjaarstop gaat altijd over belangrijke sociaal-economische onderwerpen, over de duurzaamheidstrategie en de werkgelegenheid. Dit zijn belangrijke onderwerpen en daar zijn dan ook veel woorden aan gewijd, maar helaas is er weinig bereikt.

De heer Van Baalen (VVD):

Ik begrijp dat mevrouw Karimi groots en meeslepend wil leven, maar erkent zij ook dat al de Europese toppen, RAZEB's, enzovoort niet allemaal groots en meeslepend kunnen zijn? Er moet bestuurd worden, er moeten afspraken worden gemaakt en compromissen worden gesloten. Dit betekent dat niet iedere top zodanig is dat er in iedere huiskamer tot diep in de nacht over wordt gedebatteerd. Zou het niet beter zijn als zij haar verwachtingen over al die toppen zou bijstellen?

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Dit is een van mijn volgende vragen aan de regering. Gezien het feit dat er nu vier keer per jaar een top plaatsvindt, is het de vraag welke verwachting wij daar nog van mogen hebben. De toppen waren bedoeld om leiding te geven, om leiderschap te tonen als er grote knelpunten op bepaalde thema's ontstonden. In de afgelopen tijd blijkt dat de toppen bureaucratischer worden en dat er weinig leiderschap wordt getoond. Dan is het de vraag welke waarde die toppen dan nog hebben. Mijn teleurstelling geldt dan ook niet alleen deze top. Mijn teleurstelling wordt iedere keer groter, omdat de toppen steeds meer een herhaling van andere raden zijn en steeds vaker tot bureaucratische afspraken leiden.

Als er dan al afspraken zijn gemaakt over bepaalde doelstellingen, kan de vraag worden gesteld of die afspraken zijn bereikt dankzij de inzet van de Nederlandse regering of ondanks de inzet van de Nederlandse regering. Gelet op het debat dat wij eerder hebben gevoerd over de inzet van de Nederlandse regering, stel ik vast dat die afspraken zijn bereikt ondanks de inzet van de Nederlandse regering. De regering heeft niet ingezet op de werkgelegenheids-, milieu- en energiedoelstellingen die nu wel zijn opgenomen. De minister-president is met die conclusies akkoord gegaan en daar past geen relativering achteraf bij. Wat betekent dit nu voor Nederland? Wat betekenen die werkgelegenheidsafspraken voor Nederland? Hoe worden die vertaald? Op het onderwerp duurzame energie kom ik nog terug.

Ik wil eerst kort iets zeggen over de inzet van de minister van Buitenlandse Zaken voor de verklaring over Guantánamo Bay. Dit is op uitdrukkelijk verzoek van mijn fractie gebeurd en ik heb waardering voor zijn inzet. Zoals mijn collega Timmermans al zei: de formulering van de verklaring is wat mager en die verklaring is ook niet als raadsconclusie overgenomen. Waarom niet? Bovendien is er moeilijk gedaan over de openbaarmaking van die verklaring. Het is een goede zaak dat de minister van Buitenlandse Zaken deze verklaring naar de Kamer heeft gestuurd. Zal de regering zich er echter ook voor inzetten dat deze verklaring geplaatst wordt op de websites van EU-voorzitter Oostenrijk en de Raad? Is de verklaring overigens ook onder de aandacht gebracht van de VS zelf? Een verklaring en een protest moeten natuurlijk wel gelezen worden door de VS om enig effect te hebben.

Tussen de woorden en de daden van Nederland zit de nodige spanning. Het is goed dat de regering zich heeft ingezet voor deze verklaring, maar tegelijkertijd is het mogelijk dat door het optreden van Nederlandse special forces gevangenen in Guantánamo Bay terecht komen. Dat is onacceptabel. Is de regering bereid om de gedetineerden in Bagram te volgen en ervoor te zorgen dat zij volgens de Conventies van Genève worden behandeld?

In de discussie voorafgaand aan de top heb ik een motie ingediend waarin de regering wordt gevraagd om het voorstel van EU-voorzitter Oostenrijk te steunen om in 2015 15% van de energie in Europa duurzaam te produceren. De regering ontraadde aanneming van deze motie. De staatssecretaris zei zelfs dat het een slag in de lucht was. Dat viel blijkbaar wel mee, want deze slag in de lucht is wel in de conclusies opgenomen.

Nu de doelstelling 15% duurzame energie in 2015 in de conclusies is opgenomen, zal de regering aan moeten geven hoe zij een en ander zal vertalen in de Nederlandse nationale doelstellingen. Op dit moment zijn onze doelstellingen heel erg mager: in 2020 10% duurzame energie. De regering kan in de komende discussie over de vertaling van de Europese doelstelling naar de nationale programma's niet langer vasthouden aan haar eigen doelstelling. Mijn fractie vindt dat Nederland gewoon moet kiezen voor de doelstelling 15% in 2015. Is dat ook de inzet van de regering en, zo niet, waar kiest de regering dan wel voor?

Ik ben blij dat de dienstenrichtlijn van de heer Bolkestein van tafel is. Niet blij was ik echter met de inzet van de regering, aangezien zij deze dienstenregeling probeerde te redden. In de conclusies staat dat de Europese Raad met instemming nota heeft genomen van het gewijzigde voorstel van het Europees Parlement en dat men de Europese instellingen de opdracht heeft gegeven om de wetgevingsprocedure met spoed tot een goed einde te brengen. Betekent dat dat ook Nederland akkoord is met de keuze om het voorstel van het Europees Parlement in eerste lezing te gebruiken als basis voor het voorstel van de Commissie? Zal de regering, inclusief minister Brinkhorst, met andere woorden niet pleiten voor grote veranderingen in het voorstel van het Europees Parlement? Het voorstel moet verduidelijkt worden, maar mag volgens mijn fractie in geen geval worden omgetoverd tot een soort Bolkesteinrichtlijn.

De Europese Raad heeft een heldere verklaring uitgebracht over Wit-Rusland. Ik kan mij dan ook vinden in de woorden van de heer Timmermans hierover. Ik heb minister Bot eerder verzocht, zich in te zetten voor een internationaal onderzoek naar de verdwijningen en de incidenten met leden van de oppositie. Dat verzoek wordt nog pregnanter door de arrestaties die hebben plaatsgevonden. Heeft de regering een voorstel gedaan voor een dergelijk internationaal onderzoek en, zo ja, wat was daar dan het resultaat van? Zo niet, is de regering dan bereid om een dergelijk voorstel alsnog in te brengen?

De heer Van Baalen (VVD):

Voorzitter. Natuurlijk moeten wij ambitieus zijn, ambitieus ten aanzien van de Europese en de Nederlandse economie. Maar overheden scheppen in beginsel geen banen en dat betekent dat je ondernemers en zelfstandigen de ruimte moet geven. Dat betekent dus dat je ondernemers en zelfstandigen de ruimte moet geven. Dat betekent een interne markt die functioneert, een interne dienstenmarkt overeenkomstig de voorstellen van Frits Bolkestein, en geen interne markt in afgezwakte zin. De VVD hecht er wel degelijk aan om zo dicht mogelijk bij het origineel van de heer Bolkestein te blijven. Het betekent ook een open Europese arbeidsmarkt, ook voor onze collega's uit de nieuwe lidstaten. Het is opmerkelijk dat het kabinet de datum van 1 mei lijkt te hebben laten vallen en nu afkoerst op 1 januari. Men kan natuurlijk gemakkelijk zeggen: wat scheelt een halfjaar? Het is dan wel de vraag wat je in dat halfjaar kunt en wilt bereiken. Kortom, de economie moet functioneren en de overheid moet daarvoor de voorwaarden scheppen, zowel in Brussel als in Den Haag. Dat moet ambitieus gebeuren.

De heer Van Dijk (CDA):

Mag ik de heer Van Baalen vragen wat voor hem het cruciale verschil is tussen de richtlijn die de heer Bolkestein heeft voorgesteld en het compromisvoorstel dat nu met een overgrote meerderheid in het Europees Parlement is aanvaard?

De heer Van Baalen (VVD):

Als je de twee voorstellen naast elkaar legt, is dat van Bolkestein uiteindelijk veel duidelijker over het openstellen van de grenzen. Het gaat mij erom dat wij zo dicht mogelijk bij het origineel blijven. De heer Van Dijk wil graag ingaan op alle details; het gaat mij om de richting. De richting van de heer Bolkestein, die naar ik aanneem ook door de heer Van Dijk als een belangrijk Europees staatsman wordt gezien, moet worden nagevolgd.

De heer Van Dijk (CDA):

Ik ga niet alles wat de heer Van Baalen nu zegt volledig onderschrijven, maar hij geeft mij geen antwoord op de vraag...

De heer Van Baalen (VVD):

Uitzendbureaus.

De heer Van Dijk (CDA):

Dus alles staat en valt met de kwestie of de uitzendbureaus nu wel of geen deel uitmaken van de richtlijn? Is dat het antwoord van de heer Van Baalen? Met andere woorden: als de uitzendbranche buiten deze richtlijn wordt gehouden, is de richtlijn voor de heer Van Baalen dan onaanvaardbaar? Dat staat overigens haaks op datgene wat hij eerder in de Kamer heeft gezegd.

De heer Van Baalen (VVD):

De uitzendbranche moet de mogelijkheid hebben om mensen in de gehele Europese Unie te laten werken. Dat moet kunnen gebeuren door Nederlandse dependances in Oost-Europese landen, door Poolse uitzendbureaus in Nederland, kortom, de markt moet zo open mogelijk zijn.

De heer Van Dijk (CDA):

Is de heer Van Baalen, die ik ken als een groot politicus die realistisch is in dit soort dingen, het met mij eens dat het veel verstandiger is om twee stappen in de goede richting te zetten dan te gokken op drie stappen en dat uiteindelijk niet te halen?

De heer Van Baalen (VVD):

Ik heb wel eens gezegd dat iets beter is dan niets. Je moet echter naar meer streven dan naar iets. Ik zou dus zeggen: wees ambitieus. Ik begrijp dat de Nederlandse regering in dit kader ook ambitieus is, dus ik hoop dat de heer Van Dijk de regering daarin wil steunen. De economie moet draaien. Dat doen niet de overheden; dat doen de ondernemers zelf. Dat betekent dat er ruimte voor hen moet zijn.

Als je praat over de rol van Europa, denk je al snel aan de budgetten die Europa ter beschikking heeft, aan de financiële perspectieven. Er is nu een hele discussie tussen de instellingen over het voorstel van de Raad. Het Europees Parlement wil daarboven gaan zitten. Het woord flexibiliteit speelt daarbij een grote rol. Ik begrijp dat dit ook bij de Europese top aan de orde is gekomen. In hoeverre kan aan de wensen van het EP tegemoet worden gekomen, niet door het verhogen van het plafond maar door meer flexibiliteit toe te staan, zonder dat het de Nederlandse belastingbetaler extra geld kost?

Ook het onderwerp energie is genoemd. Als je de verklaring nu leest, lijkt het vlees noch vis. Wat is nu de meerwaarde van de afspraken? Er wordt verder gedacht. De heer Solana wordt uitgenodigd om met name de internationale aspecten meer in kaart te brengen. Wat is nu de rol van de Europese Commissie op het gebied van coördinatie van de energiemarkt? Natuurlijk hebben nationale landen een energiepolitiek, maar Europa kan natuurlijk veel beter gezamenlijk optreden, ook naar andere landen toe. Welke meerwaarde heeft deze top gehad op het gebied van de energie?

Minister Kamp van Defensie heeft onlangs gezegd dat hij vindt dat Guantánamo Bay moet sluiten. De VVD-fractie is het daarmee eens, maar ik zie het in de verklaring niet zo staan. Heeft minister Kamp namens de regering gesproken en zal de Nederlandse regering zowel in Europees als in bilateraal verband trachten tot sluiting van Guantánamo Bay te komen, of is dit niet de positie van de regering?

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Is de heer Van Baalen het met mij eens dat Nederland de verantwoordelijkheid heeft om de gevangenen te volgen die, in ieder geval door toedoen van Nederlandse Special Forces in Baghlan, in Kabul beland zijn en in Guantánamo Bay zouden kunnen belanden? Is hij het met mij eens dat Nederland ervoor moet zorgen dat deze gevangenen volgens de Geneefse Conventie behandeld worden?

De heer Van Baalen (VVD):

De VVD-fractie heeft in de eerste plaats steeds gezegd dat het internationaal recht van toepassing moet zijn. Wij hebben ook in een motie vastgelegd dat dit voor nieuwe missies en het voortzetten van bestaande missies de leidraad is. Het bestrijden van internationaal terrorisme is echter van zo groot belang dat wij niet vinden dat de participatie van de Special Forces in Enduring Freedom moet worden opgeschort of afgebroken. Je moet inderdaad durven kiezen, en dat is niet altijd gemakkelijk, zeker niet wanneer de discussie gaat over mensenrechten en rechten van gevangenen. De regering heeft steeds gezegd dat Nederland tijdens de operatie Enduring Freedom niet zelf mensen gevangenneemt, maar dat dit wordt gedaan door de Amerikanen. Ik heb ook goed naar minister Kamp geluisterd toen hij tijdens het vragenuur op vragen van onder anderen mevrouw Karimi antwoord gaf. Toen herhaalde hij dit standpunt. Dit betekent niet dat Nederland en Nederlandse troepen een extra verantwoordelijkheid op zich hebben genomen. Sterker nog: je moet dat ook niet doen, want dan zit je aan een verantwoordelijkheid vast die ik voor Nederland niet zie.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Wat betekent het dan dat u het internationale recht zo belangrijk vindt dat helder tegen de Amerikanen gezegd moet worden dat Guantánamo Bay moet worden gesloten? Door de operatie Enduring Freedom is een aantal mensen in gevangenissen is beland. Als u het internationale recht zo belangrijk vindt, is het toch heel redelijk om aan de Nederlandse regering te vragen de verantwoordelijkheid voor deze mensen te nemen? Ik vraag u niet de operatie daaraan ondergeschikt te maken.

De heer Van Baalen (VVD):

Ik refereerde al aan een motie van mijn hand die door de Kamer is aangenomen. De voorwaarden die daarin gesteld worden, gelden voor elke nieuwe missie en voor elke continuering van bestaande missies die aan de Kamer wordt voorgelegd. Wij hebben hier een debat gevoerd over ISAF III. Daarbij is voorzien in een speciale gevangenis in Kandahar met toezicht van onder andere de VN en het Rode Kruis. De Nederlandse ambassadeur zal gevangenen volgen die daar worden afgeleverd. Ik wil echter niet dat bepaalde zaken met terugwerkende kracht worden gedaan, omdat Nederland dan een bepaalde verantwoordelijkheid op zich neemt die het niet kan waarmaken. Zowel in de nationale als de internationale politiek gaat het om het maken van keuzes. De VVD-fractie heeft haar keuze gemaakt en staat daar dus ook achter.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Dit is echt de hypocrisie ten top. U weet dat er door toedoen van Nederland en door een operatie waar u uw steun aan gegeven heeft, mensen in Baghlan en zelfs eventueel in Guantánamo Bay zijn beland. Daar hebt u dan uw steun aan gegeven. Als wij nu vragen dat die mensen gevolgd worden, opdat wij weten wat er met hen gebeurt en Nederland druk uit kan oefenen op de Verenigde Staten om de gevangenen volgens de Geneefse Conventie te behandelen, geeft u niet thuis. Dat is echt hypocriet.

De heer Van Baalen (VVD):

Het woord hypocriet wordt in de Kamer meestal door links gebruikt. Dat is heel opvallend, want ter rechterzijde van de Kamer zegt niemand dat mevrouw Karimi of wie dan ook hypocriet is. Dit is geen fatsoenlijke manier van debatteren. Ik heb aangegeven dat de VVD-fractie keuzes heeft gemaakt, moeilijke keuzes heeft gemaakt; daar staan wij achter. Dat is niet hypocriet; wij houden de rug recht. Mevrouw Karimi is met die term blijkbaar niet bekend.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Weet u wat onfatsoenlijk is? Onfatsoenlijk is dat je bewust medewerking verleent aan het schenden van het internationaal recht. Dat is onfatsoenlijk en daar hebt u blijkbaar voor gekozen.

De heer Van Baalen (VVD):

Voorzitter. Ik hoop dat mensen die woorden zoals "onfatsoenlijk", "hypocriet" en nog erger in de mond nemen in deze vergaderzaal, nooit plaats zullen nemen in vak K.

De voorzitter:

Nou, dan zijn wij nu toe aan de heer Timmermans en zijn interruptie.

De heer Timmermans (PvdA):

Voorzitter. De heer Van Baalen heeft bij de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken een lans gebroken voor het herstel van het internationale recht op het punt van de behandeling van gevangenen door de Verenigde Staten en sluiting van Guantánamo Bay. Dat siert hem. Hij zegt echter: ik moet keuzes maken, dus ik accepteer dat mijn oproep bij woorden blijft en ik laat de Nederlandse regering tot op de dag van vandaag eventuele gevangenen uitleveren aan de Amerikanen – ik weet dat dit juridisch niet zo heet, maar dat is wel de praktijk – en wat er met die mensen vervolgens gebeurt, interesseert mij niet. De heer Van Baalen is jurist. Hij weet toch dat dit in strijd is met de Conventie van Genève? Als je als strijdende partij mensen identificeert, oppakt of laat oppakken, blijf je verantwoordelijk voor alles wat met hen gebeurt in detentie. Dat is hij toch met mij eens?

De heer Van Baalen (VVD):

Wij kennen zowel in het internationale als in het nationale recht het feit dat troepen of burgers verdachten staande houden. Dat is iets anders dan arresteren en gevangennemen. Als de heer Timmermans op straat iemand staande houdt, omdat die burger een verdachte beweging maakt, dan is uiteindelijk de agent die hem arresteert verantwoordelijk in de hele keten, en niet de heer Timmermans. Wij moeten de zaken zuiver beoordelen.

In de discussie over Enduring Freedom en ISAF hadden wij ook te maken met voortschrijdend inzicht. Ik kan duidelijk zijn, mijnheer Timmermans: toen wij instemming verleenden met de missie van de special forces in het kader van Enduring Freedom, ging mijn fractie en ging ik er zelf van uit dat de incidenten die er waren geweest, echt incidenten waren, zeer betreurenswaardige incidenten. Uiteindelijk is komen vast te staan dat het niet bij incidenten bleef en dat is voor ons ook de reden geweest om te zeggen: bij nieuwe operaties zullen wij veel strenger zijn. Dat is voortschrijdend inzicht en ik ben blij dat mijn fractie ook het thema voortschrijdend inzicht tot het hare heeft gemaakt.

De heer Timmermans (PvdA):

De heer Van Baalen erkent dus dat de mensen die opgepakt zijn met medewerking van Nederland, niet behandeld worden volgens de Conventie van Genève. Is de heer Van Baalen het met mij eens dat het voor dit probleem geen slimme en integere oplossing is om te zeggen "zolang ik maar niet weet wat er met ze gebeurt, dan ben ik ook niet verantwoordelijk"? Een integere en slimme oplossing zou zijn geweest dat wij die mensen – als wij al zoveel waarde hechten aan het internationale recht – zelf oppakken, zelf opsluiten in Nederland of elders en er zelf voor zorgen dat zij de rechten hebben die hun toekomen volgens internationaal recht. Dat zou de nette oplossing zijn geweest, in tegenstelling tot de stelling: als ik het maar niet zie, dan weet ik het niet.

De heer Van Baalen (VVD):

Wij kunnen nu heel diep ingaan op de zaak, maar als je zelf gevangenen maakt, dan moet je ook over de middelen beschikken om die gevangenen van A naar B te brengen. Bij een missie met special forces op de grond in Zuid-Afghanistan is dat nauwelijks doenbaar. De Amerikanen hebben daar wel alle vereiste middelen en ik ga ervan uit dat de Nederlandse regering daarom de keuze heeft gemaakt die zij heeft gemaakt. Nogmaals, ik zal overal erkennen dat ik het ook niet de fraaiste keuze vind, maar ik vind het de enige werkbare keuze. Helaas moet ik daarom zeggen dat Nederland geen extra verantwoordelijkheden moet accepteren die Nederland dan niet kan nakomen.

Ik vervolg mijn betoog over andere punten van meer buitenlandspolitieke aard. Er is al gesproken over Belarus. De VVD-fractie is van mening dat er inderdaad versterkt contact moet worden gezocht met ngo's en met de oppositie in Wit-Rusland, maar dat de echte mogelijkheid om iets te veranderen via Moskou loopt. Ik wil graag van de regering weten op welke wijze de Europese Unie en de Nederlandse regering in Moskou pleiten voor druk op Loekasjenko, druk op het regime in Minsk, druk om de oppositie meer ruimte te geven en druk om uiteindelijk over te gaan tot hernieuwde verkiezingen, zoals dat recentelijk in Oekraïne ook is gebeurd.

Je kunt zien dat de Europese pressie in Oekraïne gewerkt heeft. Misschien vinden wij niet dat de recente verkiezingen daar het meest ideale resultaat hebben opgeleverd, maar die zijn wel eerlijk en fair bevonden. Kortom, de Europese buitenlandse politiek kan wel degelijk invloed hebben. Wat in Oekraïne is gelukt, zou ook, maar mede via Moskou, in Wit-Rusland moeten lukken.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Laat ik vooropstellen dat ik het een belangwekkende uitspraak vind dat het belang van het concrete Europa met tastbare resultaten wordt benadrukt. Die zin kwam ik tegen in het summiere verslag van de informele gedachtewisseling over de toekomst van de Europese Unie.

De voorzitter van het Europees Parlement deed in zijn toespraak een eenvoudig verzoek: verdere teleurstellingen over het Europese project voorkomen; laten wij geen nieuwe verwachtingen wekken waaraan wij niet kunnen voldoen. Hij gebruikte het woord "geloofwaardigheidsprobleem".

In dit licht nodig ik de regering uit om in te gaan op de vraag of dit wordt waargemaakt door deze top. Kunnen wij merken dat de les in bezinning en bescheidenheid na de referenda al vruchten afwerpt? In de eerste plaats geldt dit in het algemeen: zien wij dus nu al dat dit doorwerkt in de Europese besluitvorming? Voorts stel ik deze vraag met een kritische ondertoon, gezien de grootse ambities en de indrukwekkende doelstellingen die nu weer geformuleerd worden in de uitwerking van de Lissabonstrategie. Ik noem het creëren van miljoenen banen in de EU in de periode 2005-2007.

In de uitwerking van de Lissabonstrategie missen wij echter dat landen bij name genoemd worden waar concrete hervormingen met kracht doorgevoerd dienen te worden. Is dat geen zwakheid in het Lissabonproces? Geldt dit wellicht niet breder in de manier van omgaan met Europa? Noemt men uit angst voor relatieproblemen de daadwerkelijke knelpunten dus onvoldoende bij de naam? In de droge opsomming door het Centre for European Reform gebeurt dit wel. Daarin staat Nederland hoog genoteerd. Landen zoals Italië, Griekenland, Portugal en Polen blijven echter ver achter met hun hervormingen. De hervormingen om de medische zorg en de vergrijzing te bekostigen, schieten daar namelijk ernstig te kort. Dat zet ook de stabiliteit van de euro onder druk. Waarom worden die aspecten niet meer met name genoemd en wordt er geen druk uitgeoefend op die landen? Waarom spreken de regeringsleiders elkaar niet openhartiger aan op wat er van hen verwacht wordt? Hierop verneem ik graag de visie van de regering.

Wat de energiepolitiek betreft is het belangrijk om in hoog tempo te werken aan hernieuwbare energiebronnen en diversificatie van energiebronnen. In hoeverre zal de regering concrete aanvullende maatregelen moeten nemen om de in de conclusies genoemde percentages voor hernieuwbare brandstoffen en biobrandstoffen te halen? Zal er meer werk gemaakt moeten worden van onderlinge afstemming van het beleid ten opzichte van landen zoals Rusland, Turkije en Algerije? Uit recente gasdeals blijkt dat energieleveranciers de EU-lidstaten makkelijk tegen elkaar kunnen uitspelen.

Ik wil nog even ingaan op de buitenlandpolitieke conclusies van de top, die opmerkelijk kort zijn. Eigenlijk gaan die alleen over Wit-Rusland. Wat daarin staat, is naar onze mening niet verkeerd. Wij missen daar echter iets in, mijn collega Van Baalen heeft daar ook op gewezen. Er staat namelijk geen woord in over de houding van Rusland tegenover Wit-Rusland. President Poetin heeft zijn Wit-Russische ambtsgenoot wel gefeliciteerd met zijn overwinning. Onze zorg is dat een effectieve opstelling tegenover Wit-Rusland sterk wordt ondermijnd, als Rusland terzake niet ook een kritische koers gaat volgen. Deelt het kabinet deze analyse? Hoe brengt het kabinet dit ter sprake in contacten met Rusland? Oefent het op Rusland invloed uit om ook zo'n positie in te nemen tegenover Wit-Rusland?

In de conclusies van de Europese Raad hebben wij aandacht voor de situatie in het Midden Oosten en het aantreden van de Hamasregering in de Palestijnse gebieden gemist. Wij verbazen ons erover dat dit punt langzamerhand van de agenda lijkt te verdwijnen, terwijl er nog niet zo lang geleden ferme taal over is gebezigd. Wij moesten de druk opvoeren, ook op de Hamasregering. Zij moest aan alle criteria voldoen van ontwapening, erkenning van de staat Israël en gebondenheid aan eerdere afspraken. Verdwijnt dit punt nu geruisloos van de agenda? Wil men nu de daden maar afwachten en het nog even aanzien, met het risico dat daarmee de werkelijk effectieve uitoefening van druk op de Hamasregering wegvalt en ontbreekt? Wij maken ons hier zorgen over. Ik hoor hier van het kabinet graag meer over.

Vorige week heb ik in het voorbereidende overleg over de financiële steun aan de Hamasregering al even met de minister van Buitenlandse Zaken gesproken. Hij zei dat daar ook in Europees verband geen sprake van kon zijn. Ik heb nog even zitten zoeken, maar hoe kan het dat ik daar nergens een formeel besluit over tegenkom? Noch de Europese Commissie, noch de Europese Raad heeft zich daar in die zin over uitgelaten. Ik krijg hierover graag meer helderheid.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Afgelopen zaterdag heb ik samen met mijn collega Max van den Berg uit het Europees Parlement een demonstratie of een bijeenkomst bijgewoond van allerlei politieke jongerenorganisaties en studentenorganisaties die hun steun betuigden aan de studenten, jongeren en andere mensen die tegen Loekasjenko in Wit-Rusland protesteren. Dat was op het Museumplein. Het was erg interessant en er waren zeer veel jongeren. Ik vond het heel goed dat de politieke jongerenorganisaties van alle politieke partijen, dus van de SP tot de VVD, D66, GroenLinks enzovoorts, zich zo achter de democratie schaarden. Ik vond het ook zeer goed om de betrokkenheid bij Wit-Rusland te zien. Het is daarom ook goed dat de Europese leiders hebben besloten om sancties in te stellen tegen regeringsfunctionarissen van Wit-Rusland, onder wie president Loekasjenko. De sancties houden waarschijnlijk reisbeperkingen in voor regeringsfunctionarissen en mogelijke bevriezing van hun bezittingen in het buitenland. De VS heeft al een soortgelijke sanctie afgekondigd. Demonstranten zitten alleen nog steeds vast. Oefent Europa druk uit om deze mensen vrij te krijgen? Ik sluit mij aan bij de vragen over Rusland. Als dat land Wit-Rusland nog de hand boven het hoofd houdt, helpt dat de situatie zeker niet. Wat wordt er gedaan om Rusland langs een omweg meer druk te laten uitoefenen op Wit-Rusland?

De minister-president zou met de Italiaanse president Berlusconi over de euthanasiekwestie spreken. Dat heeft hij ook gedaan. Hoe is dat gesprek verlopen? Wat is de uitkomst ervan?

Ik sluit mij aan bij de vragen over Guantánamo Bay. Wij hadden ook graag een steviger tekst teruggezien. Hoe is dat precies gelopen?

De heer Timmermans (PvdA):

Aangezien de fractie van D66 rondom de uitzending naar Uruzgan zo'n belangrijk punt heeft gemaakt van de relatie met de Amerikanen en de mogelijke detentie door Amerikanen, vraag ik mij af hoe de heer Van der Ham terugkijkt op de instemming van de fractie van D66 met de Nederlandse bijdrage aan Operation Enduring Freedom. Daarvan is glashelder dat er mensen in Amerikaanse handen vallen die niet conform het internationaal recht worden behandeld. De heer Van Baalen heeft dat net erkend en gezegd dat hij geschrokken is van de omvang van het probleem. Hij heeft dus voortschrijdend inzicht verkregen. Is er bij de fractie van D66 ook sprake van voortschrijdend inzicht?

De heer Van der Ham (D66):

Toen de fractie van D66 daarover besloot, had zij al behoorlijk veel inzicht in de kwestie Amerika en Guantánamo Bay. Zij heeft dus zeer geworsteld met haar instemming. Uiteindelijk zijn er wat toezeggingen gekomen en heeft zij besloten om de Nederlandse bijdrage te steunen, ook na met de heer Van Baalen de motie over Guantánamo Bay te hebben ingediend. De fractie van D66 moet inzien dat daar eigenlijk te weinig van terecht is gekomen. Zij staat wel achter haar handtekening. Zij vindt het belangrijk dat terroristen worden bestreden. Maar dit was in ieder geval een van de vele overwegingen om een volgende missie waarin met Amerikanen moest worden samengewerkt, niet te steunen. De PvdA-fractie heeft daar wel steun aan gegeven.

De heer Timmermans (PvdA):

Wat vindt u er dan van dat tot op de dag van vandaag mensen die door Nederlands optreden worden geïdentificeerd en opgepakt, in Guantánamo Bay terecht kunnen komen? Hoe beoordeelt u het standpunt van minister Kamp, die zegt dat het hem niets interesseert en dat hij ze niet gaat volgen? Dat alles is in strijd met het internationale recht. Ik ken D66 als een partij die het internationale recht hoog in het vaandel heeft.

De heer Van der Ham (D66):

Dat klopt; dat is een goede constatering. Wij vinden het heel erg belangrijk dat er goed naar wordt gekeken en dat de risico's van deze missie wat Guantánamo Bay betreft zo veel mogelijk worden beperkt. Ik hoop dus wel dat Europa en zeker de Nederlandse regering al het mogelijke doen om te voorkomen dat er mensen in Guantánamo Bay komen. De mogelijkheden van de Nederlandse regering zijn beperkt, maar ik hoop dat zij alles doet om dat te bewerkstelligen.

De heer Timmermans (PvdA):

Maar intussen accepteert u gewoon dat de Nederlandse regering, waaraan uw fractie steun verleent door middel van deelname aan deze coalitie, handelt in strijd met het internationale recht? Dat kan dan?

De heer Van der Ham (D66):

Daarom vind ik het ook zo belangrijk, mijnheer Timmermans, dat Europa en Nederland bij de Verenigde Staten erop blijven aandringen dat Guantánamo Bay wordt gesloten en dat geen gelijksoortige gevangenissen worden ingericht. Een van onze redenen voor het onthouden van instemming met Uruzgan was dat wij tegen Guantánamo Bay waren.

De heer Timmermans (PvdA):

Maar u blijft wel Operation Enduring Freedom steunen, waar duidelijk sprake is van schending van internationaal recht, waarbij Nederland mensen oppakt die terecht kunnen komen in detentiekampen die niet voldoen aan de internationale regels?

De heer Van der Ham (D66):

Wij hebben onze steun aan die missie gegeven onder duidelijke voorwaarden. Daaraan is niet 100% voldaan. Dat is een van de redenen waarom wij aan de volgende missie onze steun hebben onthouden. De Partij van de Arbeid heeft die wel gesteund.Van der Ham

Voorzitter. De Lissabonstrategie was een van de belangrijkste onderwerpen op de agenda. D66 vindt het zeer belangrijk dat ambitieuze doelstellingen worden opgenomen voor Europa. D66 vindt het niet dwaas om die op te nemen, maar dan moet er wel een vervolg aan worden gegeven. Dat is de afgelopen jaren veel te weinig gebeurd. In de conclusies is sprake van een "fundamental relaunch" van het Lissabonproces, maar wij hebben dat al eerder gehoord met de High Level Group van Wim Kok. Het zou natuurlijk prachtig zijn, maar ook daar zien wij veel te weinig van. Wij maken ons ook grote zorgen over het groeiende protectionisme in Europa. Het protectionisme van sommige lidstaten, zoals in Frankrijk, in de energiesector en de dienstensector is een serieuze dreiging voor het goed functioneren van markten en dus van de Lissabonstrategie. Hoe denkt de minister-president daarover? Ziet hij dit ook als een bedreiging? Hoe gaan wij hiermee om? Het is goed dat punten als een European institute for technology in de Lissabonstrategie zijn opgenomen. In het AO verleden week is daarom ook gevraagd. Gelukkig is dit overgenomen. Het groeiende protectionisme in Europa vinden wij echter een groot probleem.

Ik heb het al in het interruptiedebatje met de heer Timmermans gezegd: juist alle hervormingen en de sociaal-economische hervormingen van dit kabinet, waarvoor wij en overigens ook Denemarken complimenten hebben gekregen in Europa, zijn ongelooflijk belangrijk. Heel veel Europeanen hebben het gevoel dat hun iets wordt afgenomen. Dat is een groot probleem. Daardoor worden mensen ongerust en gaan zij de straat op, terwijl wij juist zien dat door de hervormingen van dit kabinet en vorige kabinetten, waar andere Europese landen een voorbeeld aan kunnen nemen, de jeugdwerkloosheid afneemt, het perspectief op arbeid groter wordt en de sociale zekerheid in stand kan blijven. Dat perspectief moet in andere landen en overigens ook in dit land duidelijk worden. Dat is iets waarop de minister-president en D66 elkaar kunnen vinden. Het is een gezamenlijk proces om het niet alleen in Nederland, maar ook in de rest van Europa duidelijk te maken; ook aan de Franse jongeren en de mensen die zich zorgen maken over hun pensioen. Wat dat betreft zou Nederland misschien samen met Denemarken een gidsland mogen zijn. In het verleden is dat vaker het geval geweest en op dit onderwerp mag het zeker.

Er is ook een akkoord bereikt over de dienstenrichtlijn. Jammer genoeg is het niet ons akkoord geworden. De afgezwakte richtlijn lijkt de ingeslagen weg te worden. In het Europees Parlement heeft D66 daarom ook tegen de dienstenrichtlijn gestemd; niet omdat de dienstenrichtlijn te ver ging, maar juist omdat deze na de amendering in het Europees Parlement niet ver genoeg ging. Het kabinet is er ook niet gelukkig mee, zoals wij uit de Financial Times hebben begrepen. Wat is nu precies de stand van zaken? Hoe zal het kabinet ervoor zorgen dat snel implementatie in Nederland plaatsvindt en dat er een perspectief is op een grotere liberalisering van de dienstenmarkt in Europa, misschien niet nu maar op een later moment?

Er is verslag uitgebracht over een soort van akkoord over een gemeenschappelijk Europees energiebeleid. Als je het goed spelt, staat er eigenlijk helemaal niets. Angela Merkel zegt dat er wel iets moet gebeuren, maar natuurlijk moet er niets afgesproken worden; er mogen geen nieuwe instituties komen.

Mijn voornaamste punt bij het algemeen overleg van vorige week was vooral de duurzame energie: daarin zou Europa zich moeten vinden. Er is ook een motie aangenomen van mijn hand, waarin wordt gezegd dat wij als Nederland ons juist wel moeten inzetten voor instellingen en voor het vrijkomen van geld uit het zevende kaderprogramma ten behoeve van duurzame energie. Wat is daarvan terechtgekomen? Wat heeft de regering daarover ingebracht in de bijeenkomst? Hoe staan andere landen daarin?

Hoe gaat de regering overigens de 15% duurzame energie, waar nu naar wordt gestreefd, invullen? De regering was daar zelf geen groot voorstander van, maar het is nu wel beleid. Ik wil dan graag een routekaart zien die aangeeft hoe dat precies wordt ingevuld.

Wat zijn de ideeën van de regering om bijvoorbeeld bij het debat over het zevende kaderprogramma en over de financiële perspectieven invulling te geven aan het programma voor duurzame energie? Graag verkrijg ik hierop een uitgebreid antwoord. Wij hebben er overigens als D66 zelf een aantal ideeën over, waar wij de komende weken mee zullen komen en die wij ongetwijfeld nog in latere debatten met de regering zullen delen.

Gelukkig is ook door Nederland ingebracht dat er een perspectief moet zijn voor de Kyotodoelstellingen na 2012. Dat vinden wij zeer belangrijk; dat perspectief moet ook ambitieus zijn. Ik was vorig jaar december bij de top in Montreal over de klimaatdoelstellingen. Nu, dat was een overwinningsnederlaag, want eigenlijk is er niets besloten. Er is alleen maar besloten dat er in de toekomst weer iets moet gebeuren. De insteek van Nederland in Europees verband was daarbij een positieve, maar deze insteek moet wel positief en constructief blijven. Wat zijn daarover de ideeën van de regering op dit moment?

Ik wil er overigens bij benadrukken dat er naast de afspraken in internationaal en VN-verband ook duidelijk moet worden ingezet op het technologische spoor. Dat betekent veel investeren in technologie voor duurzame energiebronnen. Daarmee kom ik terug bij het idee dat ik ook bij het algemeen overleg van vorige week aangaf, te weten het komen tot een soort van Euronew-verdrag, analoog aan het Euratom-verdrag over kernenergie, maar dan ook met een bedrag erbij waar wij echt zaken mee kunnen doen. Wij moeten dan denken aan een bedrag van ongeveer 5 mld. tot 2013.

De voorzitter:

Tot slot is van de kant van de Kamer het woord aan de heer Herben van de Lijst Pim Fortuyn, die ons gaat vertellen wat die lijst van de Eurotop vond.

De heer Herben (LPF):

Dank u, voorzitter. Misschien staat u mij toe iets over uw voorzitterschap te zeggen. U doet dat op uitnemende wijze, als een wijze kantonrechter. Misschien vindt u op deze manier toch uw draai, hier in ons midden. Ik complimenteer u daarmee!

Voorzitter. Laat ik beginnen met meteen de slotconclusie te geven, als het gaat om het standpunt van de LPF-fractie aangaande de Europese Raad. Deze slotconclusie is, alles overziende, positief. Hoe komt dat? Dat is omdat wij, hoewel wij veel punten van kritiek delen met de SP-fractie, bij de slotconclusie stellen dat wij niet willen uitgaan van top of flop. Immers, wat is de taak van de Europese Raad en wat is ook de taak van Europa? Deze taak is het harmoniseren, het gladstrijken en het wegnemen van praktische belemmeringen. De Europese Raad dient dienstverlenend te zijn en dient faciliterend te zijn. Ik verwacht dus helemaal geen ronkende conclusies uit Brussel, want dat zou in mijn ogen in tegenspraak zijn met de visie die wij op de rol van Europa hebben. Europa is niet de baas van de lidstaten en de burgers. De roep om meer leiderschap, zoals die ook is verwoord door mevrouw Karimi, zal op termijn alleen maar averechts werken, want een leiderschap moet altijd intern en extern worden gedragen. Al zou je Barroso en Solana voor het leven benoemen, het zou hun legitimiteit onder de burgers van Europa geen spat helpen.

Als ik vanuit die optiek in overweging neem dat de Raad aanvankelijk in onmin bijeen is gekomen maar in harmonie uiteen is gegaan, om het zo maar te stellen, dan ben ik eigenlijk best tevreden over zo'n Europese Raad. Immers, dat is de taak van Europa: gladstrijken, harmoniseren. Ik ben dan ook niet ontevreden over conclusies van het voorzitterschap. Natuurlijk, je kunt stellen dat er veel open deuren worden ingetrapt. Dat is echter een negatieve benadering en u kent mij als een positief denkend mens.

Laat ik dan ook beginnen met er een complimentje voor uit te spreken dat de minister-president erin is geslaagd een belangrijk punt van zijn politieke erfgoed in de conclusies van de Europese Raad te verwoorden. Ik lees daar namelijk dat de Europese Raad de lidstaten oproept om een levensloopgerichte benadering van werk te ontwikkelen. Toe maar! Dat heeft hij zomaar weten te bereiken in Europa. Complimenten daarvoor! Misschien mag ik zelf dan de LPF-fractie een complimentje geven, als ik merk dat de nadruk die wordt gelegd op het mkb en de eenloketgedachte voor mij een echo is van wat ik in 2002 aan de onderhandelingstafel mocht uitdragen. In die zin ben ik positief over de raadsconclusies. Het zijn geen open deuren. Je zit daar om informatie uit te wisselen. Dat is leerzaam. Je kunt van elkaar leren in Europa, zolang het maar niet dwingend wordt opgelegd door de ene lidstaat aan de andere of door een minister van Buitenlandse Zaken die niet bestaat, zoals wij destijds zagen met Solana en zijn loslippige opmerkingen inzake de Deense spotprentenkwestie. U weet hoe de LPF denkt over polderen, maar misschien is de Europese Raad wel het enige instituut waarbij ik blij ben dat er gepolderd wordt. Daar moet je namelijk tot overeenstemming komen. Bij defensie heb ik altijd geleerd dat een colonne zo snel gaat als het langzaamste voertuig. Je moet de club bij elkaar houden; dat is belangrijk.

De heer Van der Ham (D66):

U geeft uzelf complimentjes, maar als je jezelf niet kietelt, lach je nooit. Het is dus goed dat u dat doet.

De heer Herben (LPF):

Ik gaf vooral de minister-president complimenten.

De heer Van der Ham (D66):

U zegt dat het belangrijk is dat wij een beetje bij elkaar blijven. U heeft verder gezegd dat de traagste truck het tempo van de colonne aangeeft. Dat is voor een partij als de LPF, die staat voor ondernemerschap, eigenlijk verkeerd? Er is weinig ambitie en voortgang bij bijvoorbeeld de liberalisering van de economie in Europa, waardoor dat ondernemerschap weinig ruimte krijgt. Juist uw partij, die zo voor de ondernemers staat, zou er toch voor moeten pleiten dat er meer overeenstemming is en dat niet de traagste het ritme aangeeft.

De heer Herben (LPF):

Uw vraag veronderstelt dat Europa een deel is van de oplossing. Europa kan echter ook een deel van het probleem zijn. Het zou een brevet van onvermogen zijn voor onze eigen regering, voor de nationale politiek, als wij niet in staat zouden zijn de doelstellingen waar het om gaat te verwoorden. Ik heb Europa niet nodig om te formuleren dat wij de jeugdwerkloosheid moeten terugdringen. Dat beseffen wij allemaal in dit huis. Het kabinet heeft daar een commissaris jeugdbeleid voor ingesteld. Die dingen pakken wij dus al aan. Ik vind Europa nuttig om onze ervaringen te delen met andere landen. Wellicht kunnen wij leren van andere landen, zoals de Scandinavische landen, Duitsland en Frankrijk, die veel meer dingen doen op het gebied van research en development dan wij. Daar kunnen wij wat van opsteken. Op die manier kom je tot een uitwisseling van gegevens en dat is leerzaam. Ik heb er echter geen behoefte aan dat iemand in Brussel gaat vertellen wat wij zouden moeten, zeker als dat iets is wat wij zelf ook hadden kunnen bedenken, want dat is een brevet van onvermogen voor je eigen politiek. Dan krijg je ook het probleem dat mensen dingen gaan afwentelen op Brussel en zeggen "het moest van Europa". Dan ondergraaf je juist de legitimiteit van Europa.

Wat betreft het energiebeleid wordt er een dwaalspoor gevolgd doordat alles aan elkaar wordt gekoppeld. Wij halen naast de problemen van geopolitieke aard de liberalisering en de duurzaamheid erbij. Het wordt daardoor een onoverzichtelijke brij. De kern van het probleem op dit moment is dat wij te maken hebben met problemen van buitenlands politieke aard. De minister-president heeft een Benelux-memorandum ingebracht en daarin is daar aandacht voor gevraagd. Dat is de kern van het probleem. Hoe gaan wij om met onze energievoorziening en onze afhankelijkheid van landen als Rusland en staten in het Midden-Oosten? Je verwacht dat Europese ministers op dat gebied overigens een politieke lijn uitstippelen, maar ik ben ook op dit punt teleurgesteld, want je merkt dat er niet anders wordt gedaan dan aanbevelingen van de Commissie en van de hoge vertegenwoordiger, de heer Solana, afwachten. Ik word er op zich al niet vrolijk van als die man wat zou bedenken, maar dat terzijde. Dat is alleen maar uitstel. Ik vind dat de ministers zichzelf daarmee een brevet van onvermogen geven, alsof zij er zelf niet uit kunnen komen. De kern van het probleem is dus van buitenlands-politieke aard. Dat moet door de minister van Buitenlandse Zaken, eventueel met een helpende hand van de regeringsleiders, worden opgelost.

Zelf kunnen wij meer investeren in research en development. Wij omarmen de doelstelling van 3%, want dat is een goede zaak. Wij zitten echter nog veel te laag, op 1,7%. Daarmee lopen wij ver achter bij de Scandinavische landen, Duitsland, Frankrijk en Engeland. Ik vraag de premier wat wij er op korte termijn aan kunnen doen. Moeten wij niet, net als Zweden, zelf denken aan een Deltaplan voor energie?

De persverklaring van het Voorzitterschap over Guantánamo Bay heeft mijn instemming. Daarin wordt de goede toon aangeslagen, de toon die je dient te hebben ten opzichte van bondgenoten, van een bevriend land. Het is een heel andere toonzetting dan de "aanklacht" die het Europese Parlement heeft geformuleerd, waarbij de lidstaten werden uitgenodigd om zich daarbij aan te sluiten. Daarin wordt een bondgenoot zonder meer in het beklaagdenbankje gezet. Ik ben het volstrekt oneens met die benadering. Mijn partij zal niet deelnemen aan dat onderzoek van het Europese Parlement. Op dit moment houd ik mij eerlijk gezegd meer bezig met de problemen in China. Volgens getuigenverklaringen worden daar duizenden mensen vastgehouden in concentratiekampen en van hun organen beroofd. Ik heb daarover vragen gesteld aan de minister van Buitenlandse Zaken, onder andere hoe wordt omgegaan met de Falun Gong. Ik wacht de beantwoording daarvan af. Ondertussen wil ik wel constateren dat Europa met twee maten meet.

Oostenrijk wil een snel besluit over de toekomst van de grondwet. Ik heb gelezen dat het gesprek daarover wordt voortgezet in april of mei. Wat zal daarbij de inzet van de Nederlandse regering zijn?

Het Europese Parlement wil 12 mld. extra uitgeven in Europa. Wat vindt de regering daarvan? Ik neem aan dat de regering op dit terrein zeer terughoudend zal zijn.

Tot slot heb ik een vraag aan de staatssecretaris. Ik hoorde vorige week dat het Europese Parlement heeft besloten om de vorming van Europese partijen te stimuleren. Ik vind dat werkelijk een brug te ver. Dezelfde week sprak in Brussel de oud-Russische dissident Vladimir Boekovsky, die uit de geheime archieven van de KGB stukken had opgediept over de samenzwering van de Russische communistische partij met de andere linkse partijen in Europa om via Europa de macht veilig te stellen. Bekend is dat na de val van de muur er in Oost-Europa partijen zijn ontstaan die eigenlijk gekenschetst kunnen worden als de oude partijen, vermomd in nieuwe verpakkingen. Ik maak mij grote zorgen over de vorming van Europese partijen. Dat is niets anders dan de oude droom van de Internationale Socialisten. Iedereen weet drommels goed dat liberale of christen-democratische partijen niet die eenheid van gedachten hebben als de socialistische partijen. Ik vind het dus een buitengewoon kwalijke zaak, zeker met het oog op de nieuwe lidstaten. Ik zie aan de heer Van der Ham dat hij het niet met mij eens is, maar hij vindt toch niet dat het gedachtegoed van de heer Balkenende te vergelijken is met dat van bijvoorbeeld de heer Berlusconi? Ik vind wel dat de ideeën van Joschka Fischer te vergelijken zijn met die van mevrouw Halsema. Ik wil niet D66 vergelijken met de Britse conservatieven, maar zij werken als liberalen wel samen. Dat vind ik een goede zaak. Ik wil dus niet dat wij eenheidsworst krijgen.

De heer Van der Ham (D66):

Wij werken samen met de Liberal Democrats in Engeland. Wij hebben gezamenlijk zitting in de Europese liberale partij. Wij zijn er ook als liberalen groot voorstander van dat er meer Europees wordt gedacht. Ik kan mij dus niet zo vinden in uw omschrijvingen.

De heer Herben (LPF):

Ik vind het juist een goede zaak dat mensen vanuit hun nationale verschillen, zoals een Liberal Democrat en een D66'er en een christen-democraat en een lid van Forza Italia, samenwerken in een Europese fractie. Ik vind het prima om een doelstelling te bereiken, maar ik vind het niet goed als wij in Europa stimuleren dat er partijen komen die eenheidsworst verkopen en die een applausmachine worden van Eurofielen voor de Europese Commissie. Dat is mijn grote zorg. Daarom vraag ik de staatssecretaris hoe hij denkt over het stimuleren van het tot stand komen van Europese partijen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Balkenende:

Mijnheer de voorzitter. Zoals bekend is de minister van Buitenlandse Zaken afwezig. Dat betekent dat de vragen over het buitenlands beleid door de staatssecretaris beantwoord zullen worden.

De Kamer heeft veel kritische opmerkingen gemaakt over de Europese Raad. Niettemin vond ik het een nuttige top. De staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten van de Unie erkennen dat de herziene Lissabonstrategie na de tussentijdse evaluatie van vorig jaar haar vruchten afwerpt. Daaraan heeft onze oud-premier Kok het nodige bijgedragen. Het was de bedoeling om binnen de Lissabonstrategie te focussen op groei en werkgelegenheid en voor het overige vooral naar de nationale hervormingsprogramma's te kijken en het communautaire Lissabonprogramma in te voeren. Dat is succesvol gebleken. De betrokkenheid van de lidstaten bij de Lissabonstrategie is aanzienlijk verbeterd, en dat is winst. De heer Van Bommel heeft de kritiek misschien wel het scherpst verwoord. Hij vroeg of deze top niet eigenlijk een flop is. Ik vind het zeker geen flop. Een flop is het als je in volkomen disharmonie uiteengaat, als je geen gezamenlijke conclusies kunt trekken en als je in de discussies geen voortgang boekt. Dat kun je nu niet zeggen. Het is akkoord om te zeggen dat je het te weinig vindt of dat je liever andere dingen had gezien, maar de term flop vind ik eerlijk gezegd niet terecht.

De heer Rouvoet had gelijk dat je bij de Voorjaarsraad vaak een ongemakkelijk gevoel hebt. Dat komt omdat het ging over Lissabon en de voortgang. In de Raad van juni gaat het vaak over andere onderwerpen. Om nu de conclusie te trekken dat de Europese Raden steeds minder opleveren, gaat te ver. Ik herinner mij nog dat wij hier in december stonden. Toen had de Europese Raad overeenstemming bereikt over de financiële perspectieven. Nederland wist 1 mld. minder in te boeken. Er is dus gewoon resultaat geboekt. Wij hebben behoorlijke toppen gehad over de uitbreiding van de Europese Unie. Nederland heeft nee gezegd in het referendum, maar het grondwettelijk verdrag is op een gegeven moment wel besproken door de Europese Raad. Laten wij dus oppassen voor een sfeer van negativisme en somberheid. Die conclusie kunnen wij niet trekken aan de hand van één Europese Top. Het doet geen recht aan wat er gebeurt. Natuurlijk kunnen wij praten over de inhoud. Is het genoeg? Moet er niet meer gebeuren? Het is echter historisch gezien niet juist om te concluderen dat die toppen steeds minder opleveren. Dan voel ik mij meer thuis bij de opmerking van de heer Herben dat wij ook eens de positieve kant moeten belichten. Laten wij niet alles negatief duiden.

Iets wat tijdens deze Voorjaarsraad niet aan de orde is geweest, is het financiële perspectief. Ik heb zo-even gezegd dat wij daarover in december overeenstemming hebben kunnen bereiken. Vanuit het Europees Parlement klinken nu heel andere geluiden. Ik heb bedragen horen noemen van 12 mld. maar soms ook lagere bedragen. Nu kent de begrotingssystematiek een flexibiliteit ter hoogte van 200 mln. Dat staat op het ogenblik in de boeken. Zou je willen overgaan tot een uitbreiding van het arrangement, dan kost het geld. Wij moeten oppassen dat wij het jaarlijkse begrotingsproces niet minder transparant maken. Op het ogenblik kan ik niet zoveel zeggen, omdat het onderhandelingstraject tussen het Europees Parlement, de Europese Commissie en de Raad nog loopt. Niets is akkoord totdat alles akkoord is. De positie van Nederland is bekend. Wij zitten er trouwens zelf in. Wij hebben het nodige geleverd in december en wij zullen afwachten wat eruit komt. Het zal een kwestie van geven en nemen zijn, maar een bedrag van 12 mld. is volgens mij volstrekt buiten de orde. Wij zullen uiteraard pleiten voor onze strikte kaders. Gegeven het feit dat er nu niet over gesproken is, vind ik het niet zinvol om er verder op in te gaan. Ik volsta met de opmerking dat ik goed heb verstaan wat naar voren is gebracht. In ieder geval neemt de Kamer afstand van de ambities in het Europees Parlement op dit punt. De Europese Raad heeft een belangrijke stap gezet in de richting van een meer geïntegreerd en consistent energiebeleid voor Europa en een antwoord op de toenemende risico's voor de Europese energievoorzieningszekerheid. Ik kom hier later nog op terug.

Er zijn tekenen van herstel, de Europese economieën trekken aan, en nu is het van belang om de aandacht te vestigen op de implementatie van onze afspraken en voornemens. Europa kan nog niet op zijn lauweren rusten, want er is nog heel veel te doen.

Vorig jaar is er in Hampton Court indringend gesproken over onderwerpen als kennis en innovatie, het ondernemersklimaat, de bevordering van de werkgelegenheid en over energie. Ik zal bij deze vier thema's stilstaan. Ik zal afronden met enkele opmerkingen over de uitlatingen van minister Giovanardi.

Ik wil beginnen met kennis en innovatie. Ik heb goed geluisterd naar de heer Rouvoet. Hij is net terug uit India en heeft daar een geweldige "drive" gezien om er iets goeds van te maken en duidelijk te maken dat je een wereldspeler moet zijn, wil je kunnen meedoen in de mondiale concurrentie. Dit is voor een deel een kwestie van maatregelen, maar het is toch vooral een houding, een mentaliteit, je moet willen winnen op het mondiale veld. Als je kracht wilt tonen, moet je onder ogen zien wat je daarvoor nodig hebt. Ik noem dan het investeren in technologie en "research and development", het streven naar een flexibelere arbeidsmarkt, de hervormingsagenda, de aansluiting van kenniscentra en bedrijven, een internationale opstelling met een open houding. Al deze elementen spelen hierin een grote rol.

Ik ben blij met de aanmoediging dat wij moeten uitgaan van ambitie, van een open oriëntatie en van concurrentiekracht. Daarnaast moeten wij oog hebben voor die zaken die een belemmering vormen voor het ondernemersschap en het vestigingsklimaat. Natuurlijk kan de overheid niet alles bepalen, maar zij kan wel het klimaat creëren voor de versterking en verbetering die zo nodig zijn.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Mijn analyse was nu juist dat in er India onder die geweldige ambitie en "drive" om die economische doelstelling te bereiken, een vrij brede consensus is over de richting en de samenhang op centraal niveau. Dit staat in contrast tot de huidige situatie van verlegenheid in Europa en de Europese Unie met de toekomst en de richting die wij moeten inslaan. Mijn analyse was nu juist dat de Lissabonstrategie daarmee in de lucht komt te hangen, doordat zij niet aansluit bij een gedeelde visie over de Europese Unie.

Minister Balkenende:

Ik kom hier straks nog op terug, mede naar aanleiding van de opmerkingen van de heer Timmermans over het maatschappelijk klimaat in Europa, de onrust en de stakingen aan de ene kant en datgene wat je bespreekt in Brussel aan de andere kant. Dit heeft te maken met het vraagstuk van het draagvlak voor de noodzakelijke veranderingen.

In 2000 hebben de regeringsleiders uitgesproken dat Europa in 2010 de meest dynamische economie ter wereld zal zijn. Dit is een algemeen, abstract geformuleerd doel. Bij de "midterm review" hebben wij echter geconstateerd dat er op het terrein van implementatie te weinig is bereikt. Dit is een eerlijke reden. Daarom is er nu gekozen voor een sterkere focus op banen en groei. Verder is er nu meer aandacht voor de nationale implementatie, de nationale hervormingsplannen, actieplannen, enzovoort.

Kortom, ik vind het heel goed dat het algemene doel nu wat gematigder wordt geformuleerd, want India en China gaan heel hard en de dynamiek van de Amerikaans economie gaat gewoon door. Wij moeten daarom meer aandacht besteden aan de vraag wat er nodig is om die dynamiek terug te krijgen en ervoor te zorgen dat je een wereldspeler kunt zijn in plaats van het hanteren van een algemeen doel dat te algemeen en te abstract is. Dit was wat minister Bot bedoelde te zeggen en de heer Van Dijk heeft dit haarscherp weergegeven.

De heer Timmermans (PvdA):

Is de minister-president het met mij eens dat het doel van de Lissabonagenda zoals dit is omschreven, eigenlijk meer een instrument is en dat het doel natuurlijk iets anders is, namelijk een samenleving waarin het prettig wonen is, mensen zich veilig voelen en kansen zien voor zichzelf, hun kinderen en hun omgeving? Dat is toch het doel? Is het nu juist niet het probleem dat het spreken in termen als meest dynamische economie in 2010 mensen niet in hun hart raakt?

Minister Balkenende:

Dat is een terechte opmerking. Na de oorlog richtte de discussie over Europa zich niet op de precieze instrumenten, maar op de Europese droom. Die droom hield in dat er in Europa geen oorlogen meer zouden worden gevoerd, mensen altijd over voldoende voedsel konden beschikken en er voldoende banen zouden zijn. Dit soort zaken raakte het hart van mensen. Om deze droom werkelijkheid te maken had je instrumenten nodig: de EGKS, de EEG en de andere instellingen.

Ik ben het met u eens dat de Lissabonstrategie moet worden geplaatst in de discussie over de vraag wat de kwaliteit van leven in Europa is. Is er plaats voor iedereen? Is er voldoende werk? Hebben mensen een perspectief? Dat is uiteindelijk natuurlijk het doel. Een van de kernmerken van Europa is solidariteit. Als je dat erkent, moet je ook onder ogen durven zien wat er nodig is om die solidariteit voor de komende generaties mogelijk te maken.

Wij weten allemaal dat de wereld om ons heen verandert. Als die wereld elders wordt gekenmerkt wordt door grote dynamiek, moet je er ook voor zorgen dat Europa een dynamische economie krijgt, juist om de solidariteit met diegenen die het nodig hebben, te handhaven en waar nodig te versterken. Europa heeft een te starre arbeidsmarkt, onvoldoende aandacht voor research en development en geen echte winnersmentaliteit. Als wij daarin geen verandering brengen, loopt Europa, en dus ook het perspectief dat u Europeanen wilt bieden, risico.

Een dynamische economie is natuurlijk een middel. Een bepaald groeipercentage of een aantal extra banen is natuurlijk niet het hoogste doel. De hoofdvraag is: wat heeft Europa mensen te bieden? De vraag of Europa in het hoofd en hart van mensen zit, speelde ook een belangrijke rol in het debat over het grondwettelijk verdrag. Op deze Europese Raad bleek duidelijk dat de regeringsleiders zich ervan bewust zijn dat Europa van betekenis moet zijn op terreinen die burgers direct raken, zoals veiligheid, grensoverschrijdende milieukwesties en de dynamiek in de economie. Ik denk dat ik hiermee duidelijk heb laten zien dat ook ik van mening ben dat de Lissabonstrategie gezien moet worden in een bredere context.

De heer Timmermans (PvdA):

Heel veel mensen in Europa, ook in Nederland, hebben het gevoel dat structuurveranderingen als privatisering en liberalisering een doel op zich geworden zijn. Het zijn geen instrumenten om hun leven te verbeteren. In reactie op dit sentiment vluchten sommige van uw collega's in protectionisme. Ik denk echter dat het juist de taak van Europese regeringsleiders op een Europese top is om de bevolking te waarschuwen dat wij voorzichtig moeten zijn met protectionisme, omdat wij daardoor dieper in de prut raken. Die boodschap heb ik de regeringsleiders op deze top zeker niet horen uitdragen.

Minister Balkenende:

Het is dan jammer dat u er niet bij was toen ik het woord voerde op het werkdiner. Ik heb daar namelijk nadrukkelijk gezegd dat Europese lidstaten moet afzien van protectionisme op de energiemarkt. Wij moeten af van nationalistisch handelen, omdat wij elkaar nodig hebben om de energiezekerheid te garanderen. Tony Blair, een voor u onverdachte bron, heeft zich overigens ook duidelijk uitgesproken voor liberalisering van de energiemarkten. U zult misschien zeggen dat wij daaraan meer hadden moeten doen, maar dat neemt niet weg dat iedereen besefte dat liberalisering een rol behoort te spelen in het debat over energie.

Voorzitter. De heer Timmermans maakte ten onrechte een karikatuur van de top toen hij zei: buiten wordt gedemonstreerd en de Europese leiders zitten ondertussen maar een beetje bij elkaar. Niemand gaat namelijk zomaar voorbij aan maatschappelijke druk. Toen Nederland EU-voorzitter was heb ik zelf een informeel debat tijdens het werkdiner geëntameerd over de vraag hoe wij om moeten gaan met hervormingsplannen. Ik heb dat gedaan, omdat wij allemaal weten dat de pensioenstelsels moeten worden veranderd, de arbeidsmarkten flexibeler moeten worden en dat er een activerende sociale zekerheid nodig is. Dat is overigens de boodschap die niet alleen in de Lissabonstrategie is verankerd, maar ook in de rapporten van de heer Kok, een partijgenoot van de heer Timmermans, over de werking van de arbeidsmarkt en de midterm review van Lissabon.

Er moeten dus dingen veranderen. Soms moet je dan inderdaad tegen de stroom in gaan. Het gaat niet vanzelf. Ik kom dan ook bij het punt van de heer Rouvoet. Wanneer je spreekt over de kant die je uit wilt, zul je regeringsleiders aantreffen die zeggen dat wij de kant uit moeten van meer flexibiliteit op de arbeidsmarkt, dat wij ons meer bewust moeten zijn van de noodzaak van de concurrentiekracht van Europa en dat wij de administratieve lasten moeten aanpakken. Al die instrumenten zijn onderdeel van het sterker maken van de Europese economie, waarbij juist op het gebied van werk en arbeidsmarkt successen kunnen worden geboekt. Dat betekent dat je de systemen die je hebt, de traditionele concepten van de welfare state, onder ogen moet zien. Het is dan de kunst om dit niet als iets bedreigends te zien, maar juist als een uitdaging.

Als wij alleen blijven stilstaan bij datgene wat er is – in sommige landen zie ik die weerstand tegen verandering – is dat op de langere duur juist helemaal niet in het belang van de jongere generaties. Dan gaat de dynamiek weg uit Europa. Dat mogen wij gewoon niet hebben. Wij sluiten onze ogen dus niet voor demonstraties, maar op een gegeven moment moet wel perspectief worden aangereikt op wat nodig is om veranderingen te kunnen krijgen. Ik herken mij dus niet in het beeld dat de heer Timmermans heeft geschetst.

De heer Timmermans (PvdA):

De minister-president zegt dat hij zaken tijdens het diner heeft gemeld. Dat geloof ik graag. Een dergelijke lijn zou ook door mijn fractie worden gesteund. Mij gaat het echter om de perceptie van het publiek. Het publiek ziet de persverslagen, kijkt naar de televisie en leest de kranten. Dan gaat het alleen maar over een Franse president die wegloopt omdat de werkgeversvoorzitter geen Frans spreekt of over een Italiaanse premier die van tevoren roept dat hij de Fransen eens even de oren zal wassen en er vervolgens geen woord meer aan vuil maakt. De mensen geloven wel dat de minister-president wil werken aan een sterk Europa, maar de mensen zien niet dat hij ook oog heeft voor een sociaal Europa. Daar gaat de communicatie met de burger de mist in, als op het hoogste niveau wordt vergaderd en niet wordt gesproken over de grote zorg die leeft bij de Europeanen. Die kloof wordt alleen maar groter als er alleen in termen van middelen wordt gepraat en niet in termen van doelen.

Minister Balkenende:

Ik heb geen greep op datgene wat door de media wordt opgepakt. Wij hebben een goede scheiding tussen de rol van de media en de rol van de politiek. Ik zie precies wat de heer Timmermans bedoelt. Het is inderdaad interessant om te spreken over de Franse president die de bijeenkomst verlaat. Dat zijn misschien leuke dingen. Als de heer Timmermans mij vraagt waar het om gaat, dan is dat precies datgene wat ik hier aangeef. Het gaat dan over het belang van mensen in het Europa van morgen. Het gaat dan om de positie van Europa temidden van continenten waar gigantisch veel aan de hand is. Het gaat dan om bedreigingen en om het hebben van kansen. Dat is wat mij drijft. Ik kan niet helpen wat op een gegeven moment interessant wordt gevonden door anderen of wat in de media naar voren komt. Ik sta voor mijn zaak. Datgene wat wij bespreken, of dat nu gaat over zekerheid in de sfeer van de energie of over banen in Europa, raakt de kwaliteit van leven. Als de heer Timmermans bedoelt dat dit centraal behoort te staan, voel ik mij daarin gesteund, want ik doe niet anders.

Voorzitter. De Britse premier Blair en de Finse premier Vanhanen hebben opgeroepen om meer te investeren in kennis en innovatie. Dat is ook nodig om het concurrentievermogen van Europa te vergroten. Europa blijft op dit terrein nog sterk achter. Dat kunnen wij ons in het licht van de globalisering niet veroorloven. Ik heb deze oproep natuurlijk ondersteund en heb daarbij laten weten dat Nederland de doelstelling zal hanteren om 3% van het bnp aan onderzoek en ontwikkeling te spenderen in 2010. Het gaat om een commitment dat niet alleen door de overheid kan worden waargemaakt. Ik heb te maken met publieke investeringen. Ik heb gezegd dat 1% van die 3% een zaak is van publieke R&D; 2% zal privaat moeten zijn. Ik had gisteren een gesprek met tal van topondernemers. Ook toen heb ik gesproken over de noodzaak om dit in de private sfeer op te pakken. Recente cijfers uit 2002 geven aan dat R&D-uitgaven op een niveau van 1,8% van het bbp liggen, dit mede in antwoord op de vraag van mevrouw Karimi en anderen. Wij zitten daarmee in dat jaar in de middenmoot. Wij nemen een achtste plaats in. Het probleem zit hem vooral in de private uitgaven voor research and development. Wij willen duidelijk vooruit. Ik heb het gehad over die 3%. Ik wil mij daaraan committeren, maar het zal een samenspel moeten zijn tussen publiek en privaat. Wees ervan verzekerd dat wij dit punt steeds naar voren zullen brengen. Het is een thema dat ook in het Innovatieplatform steeds naar voren wordt gebracht.

Er is vorige week tijdens het algemeen overleg terecht gesproken over het thema eco-efficiënte innovaties. Ik herinner mij met name de opmerkingen van de heer Van der Ham. Ik heb in de plenaire discussie expliciet aandacht gevraagd voor het belang hiervan en de Kamer heeft kunnen zien dat dit geëxpliciteerd is in de conclusies.

Commissievoorzitter Barroso heeft een vurig pleidooi gehouden voor het European Institute of Technology. Het definitieve voorstel volgt later dit jaar; wij zullen daar in de Kamer over spreken. Ik was positief over het idee in het algemeen, maar dan wel in de vorm van een netwerkorganisatie. Ik zie het festijn alweer voor mij als het alleen maar gaat over een instelling die ergens moet komen; dan gaat het alleen maar over de vraag waar dat dan zal zijn. Je bent dan tijden bezig en je bereikt niets. Ik stel voor om uit te gaan van de kracht die er is, maar er wel voor te zorgen dat die goed wordt georganiseerd. Dat is de intentie waarmee hierover is gesproken.

Er is brede consensus over de stelling dat het ondernemersklimaat in Europa aan verbetering toe is, met name voor het mkb. Het moet eenvoudiger worden om een bedrijf te starten. Binnen de EU moet in 2007 een bedrijf binnen één week opgezet kunnen worden terwijl daarvoor slechts één loket bezocht hoeft te worden; de one stop shop. Het is de Kamer bekend dat Nederland al het nodige op dit terrein doet. Verder is opgeroepen om op zowel Europees als nationaal niveau werk te maken van vermindering van administratieve lasten. Ik heb uiteraard gewezen op de Nederlandse ervaring op dit gebied, en op zaken als de nulmeting en de methodiek die wij toepassen. Je merkt op het ogenblik dat andere landen bezien hoe Nederland deze zaak aanpakt met kwantitatieve doelstellingen. Er gebeurt het nodige en wij zullen deze kwestie ook internationaal onder ogen moeten zien.

Bij het algemene vestigingsklimaat gaat het om zaken als de flexibiliteit van de arbeidsmarkt, de beschikbaarheid van voldoende arbeidskrachten en het fiscale klimaat. Die aspecten zijn essentieel voor bedrijven bij de keuze om zich in een bepaald land te vestigen. Ik heb gisteren van ondernemers gehoord dat Nederland op dit moment goed scoort. Er zijn verbeteringen geweest. De veranderingen in de sfeer van de vennootschapsbelasting dragen bij aan een goed vestigingsklimaat. Men ziet dat hier het nodige gebeurt in de sfeer van de vermindering van administratieve lasten. Dit zijn allemaal positieve zaken.

De heer Timmermans wees op de uitlatingen van de heer Bos over het ontslagrecht na terugkomst uit India. Dat was een opvallend geluid. De vakbeweging is op het ogenblik zeer kritisch als het gaat om veranderingen, maar de heer Bos heeft gezegd: ik zie de noodzaak van het veranderen van het ontslagrecht. Ik ben zeer benieuwd hoe deze positie verder vorm en inhoud zal krijgen.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik ben blij dat de minister-president de heer Bos citeert, maar laat hij hem dan wel volledig citeren. Hij heeft dit gezegd in de context van een andere vorm van sociale zekerheid, te vergelijken met die in de Scandinavische landen. Je zou daarbij weliswaar het ontslagrecht kunnen versoepelen, maar je moet dan wel meer zekerheden bieden als mensen tussen twee banen terechtkomen.

Minister Balkenende:

Goed, dit debat zal er komen, maar het feit dat er ook door de PvdA-fractie wordt gesproken over het anders aankijken tegen ontslagrecht is op zichzelf winst. Het lijkt mij heel goed om dit debat met elkaar aan te gaan.

De dienstenrichtlijn is een belangrijk punt. Dit is echter niet het moment om al de precieze inhoud te gaan bespreken. De zaak is immers in procedure. De Kamer weet dat het Europees Parlement overeenstemming heeft bereikt. De Europese Commissie is nu aan zet. Er is natuurlijk wel gesproken over de conclusie van het voorzitterschap. Ik heb vorige week al gezegd dat ik vind dat deze conclusie heel eenzijdig koerst op de overeenstemming in het Europees Parlement. Ik heb er een stevig pleidooi voor gehouden om de discussie in de Concurrentiekrachtraad bij de zaak te betrekken. Ik stond daar op een gegeven moment alleen in. De formulering die wordt gehanteerd in de conceptconclusies – "largely based on" de overeenstemming in het Europees Parlement – impliceert dat er ergens nog afwegingen gemaakt moeten worden. Ik heb ervoor gepleit om goed acht te slaan op wat bijvoorbeeld in de Raad voor Concurrentievermogen, de Concurrentiekrachtraad en in de RAZEB door de ministers van Buitenlandse Zaken is gezegd. Punten waar in dit verband aan moet worden gedacht, zijn de precieze vormgeving van het land-van-oorsprongbeginsel, de lijst van uitzonderingen, de lijst van administratieve verplichtingen en de screening van de jurisprudentie van het Europees Hof. Het gaat nu te ver om op de precieze inhoud van die punten in te gaan. Het ging er mij om dat de Europese Commissie acht moet slaan op de discussie in de Raad voor Concurrentievermogen. Uiteindelijk is door mijn toedoen de verwijzing naar de Concurrentiekrachtraad er gekomen, maar het is duidelijk dat de voorzitter van de Europese Commissie zich zal baseren op datgene wat er uit het Europese Parlement naar voren is gekomen. Zo zal het gaan. Wij moeten nu afwachten wat de Europese Commissie verder zal voorstellen. Wij zullen uiteraard met u het debat hierover voeren. Ik stond overigens op een gegeven moment wel helemaal alleen in deze discussie. Het viel mij daarbij op dat sommige landen donderdagavond nog grote woorden wijdden aan de noodzaak van het meer vrij maken van de dienstensector. De volgende dag was het echter erg stil, en dat kan ik niet helpen.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

U geeft ruiterlijk toe dat u alleen stond, maar begrijp ik nu goed dat de conclusie luidt dat de zaak met spoed tot een goed einde zal moeten worden gebracht en dat Nederland erop zal blijven hameren dat het proces niet wordt vertraagd?

Minister Balkenende:

U kent de positie van de Nederlandse regering: het is van belang dat wij op dit dossier nu eens stappen gaan zetten. Het grootste gevaar is, dat er straks helemaal niets tot stand komt. Als het conflict tussen de Raad of de Commissie en het Europees Parlement te groot wordt, blokkeert de zaak en gebeurt er niets. Ook dit kabinet zal oog hebben voor het krachtenveld in het Europees Parlement en de gevoeligheden bij de Europese Raad. Mijn collega Blair heeft tijdens de persconferentie gezegd dat hij graag had gezien dat wij verder waren gegaan. Tijdens de Raad heb ik daarvan zelf niet veel gemerkt, omdat hij zich eigenlijk direct schaarde achter de conclusie van het voorzitterschap. Als wij met elkaar iets willen bereiken, moeten wij erkennen dat wij in Europa alleen stap voor stap verder komen. Wij zullen dus afwachten waar de Europese Commissie mee komt en daarover een oordeel vellen, uiteraard in samenspraak met de Kamer. Wij zullen bezien hoe de zaken ervoor staan, maar ons doel is wel, ervoor te zorgen dat er stappen worden gezet. Ten aanzien van sommige onderdelen zullen er vervolgstappen gezet moeten worden. Het grote gevaar op dit moment is, dat de hele zaak zou kunnen stilvallen. Ik sluit mijn ogen niet voor dat gevaar, en om die reden ben ik akkoord gegaan met deze conclusie. Ik heb wel heel duidelijk onze positie gemarkeerd.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Dat begrijp ik, en daardoor is er een nieuwe situatie ontstaan wat betreft de positie van Nederland. Ik wil de zaak voor de toekomst graag heel helder krijgen. Minister Brinkhorst verdedigt tot nu toe de Bolkesteinrichtlijn. Hij wil dat dit het resultaat wordt. Is dat niet meer de positie van de Nederlandse regering? Is deze positie enigszins gerelativeerd als gevolg van uw realistische inschatting van de situatie, namelijk dat een en ander niet haalbaar is?

Minister Balkenende:

Ik verzet mij tegen het beeld dat het zou gaan om de Bolkesteinrichtlijn. U weet dat ook daarin veranderingen zijn opgetreden. De Nederlandse regering kiest voor verdere liberalisering. Wij willen dat er veel meer mogelijk is over de grenzen heen. De dienstensector is ook voor ons land van belang, net zo goed als voor de nieuwe lidstaten. Wij hebben toen kritische opmerkingen gemaakt over het Europees Parlement. Wij waren wel blij dat er overeenstemming was, want als de zaak daar vast komt te zitten, schieten wij er ook niets mee op. Wij aanvaarden dus dat er in het Europees Parlement overeenstemming is bereikt, maar wij vinden het niet genoeg. Daarom heb ik de positie gekozen die ik heb geschetst. Wij wachten af waar de Europese Commissie mee komt en wij zullen bezien of dat een behoorlijk resultaat is. Wij zullen ook kijken naar het verder reikende perspectief. Dit is een eerste stap, maar wij zijn er nog niet. Langs die lijn zullen wij moeten opereren, maar wij zullen daarover met de Kamer uiteraard het debat aangaan.

De heer Van Dijk (CDA):

Mag ik er nog steeds van uitgaan dat de Nederlandse regering staat achter de strekking van het SER-advies en dat dit de maatstaf is waarlangs het nieuwe Commissievoorstel zal worden gelegd?

Minister Balkenende:

Dat is juist; het is goed dat u die vraag stelt. Wij hebben met de sociale partners het voorjaarsoverleg gevoerd. Toen kwam ook dit punt naar voren. Er was toen wel enige discussie tussen werkgevers en werknemers over de vraag hoe wij de overeenstemming in het Europees Parlement beoordelen. U kunt zich voorstellen dat de werkgevers daaraan een andere taxatie verbonden dan de vakbeweging. Voor het Nederlandse kabinet blijft het SER-advies van buitengewoon groot belang; wij zullen dat bij de besluitvorming betrekken. Ook u weet, met uw kennis van de Brusselse ontwikkelingen, dat wij niet voorbij kunnen gaan aan het krachtenveld zoals dit zich nu ontwikkelt. De consensus betreft nu het Europees Parlement. De voorzitter van de Commissie sluit zich hierbij aan, en het grootste deel van de Europese Raad zit ook op dit spoor. Als wij het gedachtegoed van het SER-advies verder vorm en inhoud zouden willen geven, veronderstelt dit dat wij goede contacten hebben met de Europese Commissie, dat wij een scherpe opstelling kiezen, en dat wij oog hebben voor het verdere proces nadat een dergelijke richtlijn tot stand is gekomen.

De heer Van Dijk (CDA):

Voorzover ik het heb kunnen bestuderen, is er maar één fundamenteel verschil tussen het SER-advies en datgene wat het Europees Parlement naar voren heeft gebracht, namelijk dat de uitzendbranche niet meer behoort tot de dienstenrichtlijn, maar verder wel in belangrijke mate overeind blijft. Is dat dus het enige punt waar het volgens u nog om gaat?

Minister Balkenende:

Ik heb vier punten aangegeven waarbij wij tot een andere taxatie zouden kunnen komen dan het Europees Parlement. Ik heb zojuist aangegeven dat, als ik de werkgevers beluister, zij nogal een verschil constateren tussen het Europees Parlement en het SER-advies. Ik spreek natuurlijk ook met een organisatie zoals VNO-NCW. Op basis van wat wij steeds naar voren hebben gebracht, zullen wij onze positie bepalen. Dat gebeurt eerst in het informele circuit met de Europese Commissie. Daarna zullen wij het geheel dus beoordelen. Verder dan dit kunnen wij op het ogenblik niet gaan. Ik heb afgelopen donderdag en vrijdag in ieder geval mijn best gedaan om de positie van Nederland aan te geven. Volgens mij is dat bij iedereen haarscherp overgekomen.

De heren Van Dijk en Van der Staaij hebben vragen gesteld over naming and shaming in verband met de Lissabonstrategie. Dit jaar is er door de Europese Commissie bewust voor gekozen om geen lange specifieke aanbevelingen te hanteren. Wij hebben hiermee ingestemd, omdat dit de eerste keer is dat de nationale hervormingsprogramma's gepresenteerd worden na de midterm review van de Lissabonstrategie van het vorige jaar. Wel heeft de Commissie in het voortgangsrapport per land specifieke aandachtspunten geformuleerd. Zoals ook in het Nederlandse standpunt voor deze voorjaarsraad is aangegeven, is de Neder landse regering van mening dat er volgend jaar wel weer landenspecifieke aanbevelingen opgevoerd moeten worden.

Het Centre for European Reform heeft met de Lissabon score card een goed voorbeeld gegeven van naming and shaming. De heren Van Dijk en Van der Staaij hebben al opgemerkt dat Nederland in dit rapport goed beoordeeld wordt. Ook hierbij geldt dus het volgende. Wij hebben een lijn ingezet en wij zijn daar nu mee bezig. Die krijgt nog verder inhoud.

Voorzitter: Hamer

De heer Van der Staaij (SGP):

Betekent dit dat er ook bij andere landen een draagvlak is om het volgend jaar weer op te voeren of is het een Nederlandse wens waarbij wij moeten afwachten of die ingewilligd wordt?

Minister Balkenende:

Bij een aantal landen bestaat hiertoe zeker bereidheid. Ik heb net uitgelegd dat de vraag is of wat er nu is, volstaat. Welnu, dat volstaat niet. In de komende tijd zullen wij dat ook in contacten met collega's van andere lidstaten, alsook in de Europese Commissie verder bespreken. U kunt er dus verzekerd van zijn dat wij zullen zeggen dat het goed is dat deze eerste stap is gezet, maar dat er nog wel veel meer moet gebeuren.

Voorzitter. De Europese Raad is het erover eens dat bevordering van de werkgelegenheid een van de topprioriteiten van Europa is. Er moet met name extra aandacht gaan naar de arbeidsparticipatie van jongeren, vrouwen, ouderen en minderheden. Een verhoging van het arbeidsaanbod en de flexibiliteit van de arbeidsmarkt vormt een nationale aangelegenheid. Dit neemt niet weg dat het goed is dat de lidstaten op Europees niveau ervaringen uitwisselen en elkaar aanzetten tot verdere inspanningen op dit gebied. De heren Van Bommel en Rouvoet vroegen ook wie verantwoordelijk is voor wat. Natuurlijk is de situatie van de werkgelegenheid een nationale competentie. Je moet ook niet meer pretenderen dan je kunt. Wanneer je het echter hebt over de Europese ontwikkelingen, kun je elkaar natuurlijk wel aanzetten tot verdere inspanning.

Het voorstel van het voorzitterschap om de doelstelling op te nemen om jaarlijks twee miljoen extra banen te creëren is aangepast, onder meer op verzoek van Nederland. In de definitieve versie van de conclusies is die ambitie dan ook minder dwingend geformuleerd. De heer Van Dijk heeft dit ook haarscherp aangegeven. Als u de precieze bewoording van de conceptconclusies naast die van de uiteindelijke conclusies legt, blijkt dat er in de conceptconclusies de woorden "should be undertaken" staan, maar dat er in de definitieve conclusies staat dat er verdere actieve maatregelen nodig zijn. Het is goed dat dit scherp is gesteld: dit is een inspanningsverplichting, maar geen resultaatverplichting. Ik heb steeds gezegd, ook in het debat: die twee miljoen is mogelijk, maar Europa moet ervoor oppassen om nu bepaalde doelen te formuleren waarbij het afhankelijk is van wat lidstaten op dat punt feitelijk presteren. Gelukkig is de formulering dus aangepast. Voor mij had dit onderdeel helemaal niet opgenomen hoeven te worden, maar de nieuwe formulering vind ik acceptabel. Immers, het houdt een oriëntatie in zonder dat dit direct een verplichting tot gevolg heeft. Waarom is dit van belang? Er is gevraagd: die twee miljoen wordt genoemd en wat gaat u eraan doen om dat aantal even binnen te halen? Ik voelde deze vraag al aankomen. Vandaar dat ik heb gezegd dat die tekst veranderd moet worden.

De heer Van Bommel (SP):

De Nederlandse regering heeft de veranderde tekst wel geaccepteerd. Ik wil graag weten welk aandeel u daarin voor Nederland ziet. Immers, het aantal van twee miljoen is genoemd en dat is door 25 regeringsleiders ondertekend. Welk aandeel van die twee miljoen is dus het Nederlandse aandeel?

Minister Balkenende:

Er is uiteraard niet gesproken over het aantal banen dat Duitsland, Engeland en andere lidstaten moeten scheppen. Ik had daarom ook bezwaar tegen het noemen van een algemeen getal. U mag dit kabinet natuurlijk wel aanspreken op de stand van zaken op het vlak van de werkgelegenheid in Nederland. De recente cijfers van het Centraal Planbureau wijzen uit dat er 110.000 arbeidsplaatsen van meer dan 12 uur per week bijkomen in 2006 en 150.000 in 2007. Verder komen er 120.000 kleinere banen bij in 2006 en 175.000 in 2007.

De heer Van Dijk zei het eigenlijk heel goed. Als andere landen dit soort prestaties leverden, zou Europa ver boven de twee miljoen banen uitkomen. Nederland levert een behoorlijk aandeel aan het realiseren van dat doel. Dat zei de heer Van Dijk ook. Volgens de cijfers van het Centraal Planbureau valt volgend jaar de werkloosheid in Nederland ondanks alle moeilijkheden lager uit dan in het beginjaar 2003. Dat Nederland nu relatief beter presteert dan andere landen, toont aan dat er behoorlijk wat vooruitgang is geboekt. Het is opvallend dat er in de internationale media weer wordt gewezen naar Nederland. Men vraagt zich af hoe het komt dat Nederland na een moeilijke tijd en een negatieve economische groei plotseling beter scoort, zowel qua werkgelegenheidsontwikkeling als qua terugdringing van het financieringstekort en toename van de investeringen. Op al die indicatoren scoort Nederland gewoon goed. Nederland levert dus zijn aandeel. Wij zullen onze ervaringen uiteraard met anderen delen.

Mevrouw Karimi en de heer Van Bommel hebben gevraagd wat Nederland aan de jeugdwerkloosheid en de participatie van vrouwen en minderheden doet. In de Europese Raad is afgesproken dat de werkloze schoolverlater uiterlijk in 2007 binnen zes maanden en uiterlijk in 2010 binnen vier maanden een baan of stage krijgt aangeboden. U weet dat Nederland veel initiatieven ontplooit om de jeugdwerkloosheid aan te pakken, onder andere door het aantal mensen met een startkwalificatie te verhogen. De Taskforce Jeugdwerkloosheid onder leiding van Hans de Boer zet zich in voor 40.000 extra jeugdbanen. Ik noem dat als voorbeeld. Ik wil u ook herinneren aan de werktop met de sociale partners die wij hebben gehad. Wij hebben ons toen voornamelijk gebogen over de vraag hoe jonge mensen kunnen participeren en wat er kan worden gedaan aan stageplekken. U weet dat er miljoenen zijn vrijgemaakt om extra stageplaatsen te creëren. Wij zijn natuurlijk afhankelijk van wat er nu in cao's wordt geregeld. In ieder geval hebben wij daar vorig jaar een heel belangrijke stap in gezet.

Nederland heeft nieuw beleid uitgestippeld om de arbeidsparticipatie van vrouwen in aantal en in gewerkte uren te verhogen. Zo is er nieuw beleid opgesteld op het vlak van belastinghervorming, zijn er maatregelen genomen die de kinderopvang moeten verbeteren en zijn de mogelijkheden tot afstemming van werk op privé-leven vergroot. Dit laat onverlet dat de marginale druk op het tweede inkomen relatief nog steeds hoog is. Het kabinet zal nagaan hoe de arbeidsdeelname in zowel personen als gewerkte uren kan worden vergroot.

Vorig jaar hebben wij tijdens de werktop afspraken over de minderheden gemaakt, omdat wij inzien hoe urgent die problematiek is. Meer dan eens heb ik gezegd dat het mij stoort dat jonge mensen alleen al vanwege hun naam niet worden uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek en dat het voor studenten en scholieren moeilijk is om een stageplek te krijgen. Daarom hebben wij daar vorig jaar tijdens de werktop zo indringend over gesproken. Er zijn afspraken over gemaakt. Verder overleggen het kabinet en de sociale partners om op dit punt behoorlijk wat vooruitgang te boeken.

De heer Van Dijk heeft het kabinet ertoe gemaand, op te passen met de algemene grote doelstellingen en meer op de implementatie te letten en op de acties die op nationaal niveau noodzakelijk zijn. Hij maakte ook een terechte opmerking over de relatie tussen pensioen en staatsschuld. Ik herinner mij dat ik indertijd als financieel woordvoerder tegen premier Kok heb gezegd dat het Stabiliteitspact nooit los kon worden gezien van de noodzaak om de overheidsfinanciën op orde te brengen. De landen die een omslagstelsel kennen, moeten op termijn hun overheidsfinanciën op orde hebben. Er is niets gevaarlijker dan het hebben van een hoge staatsschuld die onvoldoende wordt teruggedrongen, in combinatie met een omslag van de pensioenvoorziening. Als dat gebeurt, krijg je exact het fenomeen van een budgettaire tijdbom in Europa. Daar hebben velen voor gewaarschuwd. Nederland kent een deel kapitaaldekking. Dat is een andere waarborg. Als je alleen een systeem van omslag kent, is dat een groot risico. Om die reden wordt de vraag hoe het zit met de ontwikkeling van de staatsschuld ten opzichte van een ordentelijke financiering van de vergrijzing in de vorm van pensioenen steeds bij de jaarlijkse bespreking over de voortgang van het pact betrokken.

De heer Van Dijk (CDA):

Op dat terrein kennen wij de opencoördinatiemethode. Mijn vraag aan u was of u op dit moment ook vooruitgang ziet in andere landen. Ziet u een vooruitgang in een andere manier van financieren van de pensioenstelsels en in de reductie van de staatsschuld?

Minister Balkenende:

Wat de opencoördinatiemethode betreft merk ik, ook in de contacten met mijn collega's, dat wordt gekeken naar de verhouding tussen kapitaaldekking en de te organiseren overheidsfaciliteiten. Ik merk dat de belangstelling ervoor toeneemt, want men vraagt zich af hoe zeker de pensioenvoorziening eigenlijk is. Zijn er voldoende afspraken gemaakt? Gebeurt er genoeg? Ik vind van niet. Ik vind dat er veel meer moet gebeuren in de zin van kapitaaldekking. Ik vind de opmerking ook een terechte aansporing om met deze discussie door te gaan. Ik voorzie grote sociale problemen in Europa als wij de zaken onvoldoende aanpakken.

De heer Van Bommel vroeg in verband met het Stabiliteitspact wanneer er een serieuze herziening komt. Het pact is recent herzien. Nederland heeft daarin een belangrijke rol gespeeld. Door de herziening zijn de regels beter toepasbaar. In de brief van de minister van Financiën van 1 april 2005 is het vernieuwde pact toegelicht. Wij zien ook dat het in de praktijk werkt. Duitsland heeft onder de nieuwe regels sancties geaccepteerd. Het heeft geaccepteerd dat het de aanbevelingen van de Commissie moet opvolgen. Als ik zie hoe nu wordt gesproken over dit pact en de spelregels, is het echt anders dan een paar jaar geleden toen toch een beetje de vraag werd gesteld wat wij eigenlijk aan het pact hadden. Kortom, wij moeten het pact serieus nemen. Daarbij moeten wij niet alleen kijken naar de ontwikkeling nu, waarbij wij over financieringstekorten praten, maar ook op lange termijn. Dat is minstens zo belangrijk. De aansporing van de heer Van Dijk vind ik dus zeer terecht. Het kabinet zal er uiteraard mee doorgaan.

De Europese Raad heeft besloten een krachtige impuls te geven aan de verdere vorming van een Europees energiebeleid. Het is cruciaal dat de EU antwoorden vindt op de uitdaging waarvoor zij staat, zoals zekerheid van voorzieningen, versterking van de concurrentiekracht en verduurzaming van het energiegebruik. Het is nu zaak om de woorden om te zetten in daden. De Europese Raad heeft Raad en Commissie om een concreet actieplan gevraagd, dat op de volgende voorjaarsraad zal worden besproken. De Europese Raad heeft een lijst van actiepunten geformuleerd, zoals een energiecrisismechanisme, de opzet van een kader voor energiedialogen met derde landen, een prioriteitenplan voor de verbetering van interconnectie van netwerken, suggesties voor nieuwe doelstellingen voor hernieuwbare energie en biobrandstoffen en hogere prioriteit voor energie in onderzoeksprogramma's, waaronder het zevende kaderprogramma. Tijdens het diner is gesproken over de noodzaak van liberalisering. De overheersende opvatting was dat wij ons niet moeten terugtrekken op onze nationale bastions. Voorts vond ik het belangrijk dat de verantwoordelijkheid van de Europese Commissie voor het toezicht op de naleving van de regels van de interne markt stevig werd benadrukt. Dat werd ook expliciet bevestigd doordat de regeringsleiders zich er niet toe lieten verleiden, de degens te kruisen over een aantal actuele overheidsbeslissingen over de energiesector. Ik vind het van belang dat de Europese Commissie hier in beeld is en dat er niet weer aparte instituten voor komen.

Vervolgens is het Benelux-papier goed ontvangen. Wij moeten nog duidelijker maken dat een sterke verankering van energievoorzieningzekerheid in het externe beleid van de Europese Unie essentieel is in een wereld waarin energiebeleid en buitenlands beleid steeds meer verweven raken. Het gaat dan om relaties met producentenlanden op basis van wederzijdse afhankelijkheid, maar ook om de doorvoer in consumentenlanden. Op aandringen van de Benelux heeft de Europese Raad besloten dat de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger Solana op de Europese Raad van juni een bijdrage zullen leveren voor een gezamenlijke strategie voor het externe beleid.

Het Oostenrijkse voorzitterschap heeft op verschillende terreinen concrete Nederlandse voorstellen overgenomen. Naast de eerder genoemde onderwerpen is nog vermeldenswaardig dat in de conclusies een beroep is opgenomen om voortgang te maken met een ambitieus Europees bronbeleid. Daarmee pakken wij namelijk niet alleen de energieschaarste, maar ook de luchtkwaliteit aan.

De heer Van Bommel sprak over milieu en energie. Hij vroeg wanneer de transportsector in beeld komt en wanneer een verschuiving plaatsvindt naar meer openbaar vervoer, vermindering van CO2-emissies van auto's en meer energiebesparing. De transportsector draagt inderdaad sterk bij aan luchtverontreiniging en uitstoot van broeikasgassen. Nederland is in Europa de voorvechter van scherp bronbeleid. En met succes. De Europese Raad heeft op aandringen van Nederland opgeroepen tot een sneller en scherper Europees bronbeleid. Verder zullen de normen voor uitstoot van fijnstof en stikstofdioxide door auto's, waarover op dit moment in de Milieuraad wordt onderhandeld, waarschijnlijk op voorstel van Nederland worden aangescherpt. Ten aanzien van de CO2-uitstoot van auto's zal de Commissie nog dit jaar nieuwe voorstellen doen; Nederland zet zich in voor strengere normen.

Mevrouw Karimi heeft een vraag gesteld over hernieuwbare energie, de renewables. Zij vroeg wat de regering, als deze geen 15% hernieuwbare energie in 2015 wil, eigenlijk wel wil. De Kamer weet dat de regering wil inzetten op een snelle maar verstandige toename van het aandeel hernieuwbare energie. Wij zullen in de komende vijf jaar zo'n 1,5 mld. besteden aan de stimulering van onderzoek en ontwikkeling. Streefcijfers moeten daarom voor de langere termijn worden afgesproken, maar zij kunnen dan wel ambitieuzer zijn. Misschien kunnen wij dan zelfs wel uitkomen op 30% in 2030, maar dat kan ik nu nog niet voorspellen; dat is afhankelijk van de stand van de technologie. Wij zullen het debat hierover in Europa gaan voeren. Het is steeds zaak deze keuzen te maken op basis van goede kosten- en batenanalyses en inschattingen van het potentieel voor nieuwe technologieën. Dat wordt ook in de conclusies van de Europese Raad erkend.

Het is mij overigens opgevallen dat mevrouw Karimi zei: het getal van 15% is genoemd en wat doet u daar nu aan? Ik wijs er dan op dat wij de tekst goed moeten lezen. Daarin wordt gesproken van: "bijvoorbeeld te overwegen dat". Ik heb ook tegen voorzitter Schüssel gezegd dat je dit soort getallen wel kunt opnemen, maar dat wij goed moeten weten wat wij doen. Is zoiets werkelijk te bereiken? Toen heeft hij nog eens aangegeven dat dit een doel en een inspanning betreft. De term "bijvoorbeeld te overwegen dat" is geen formulering op grond waarvan gezegd kan worden: nu moet u zorgen dat u die 15% haalt. Dat vind ik, eerlijk gezegd, te ver gaan. Ik kon met deze formule leven, ook vanwege het voorwaardelijke karakter ervan.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik had dit antwoord eigenlijk wel kunnen dromen, want dat was natuurlijk niet uw inzet. U bent er naartoe gegaan met de inzet: schrappen en geen 15%. Immers, dat was, zoals de staatssecretaris zei, een slag in de lucht. Dit is nu echter geformuleerd. U zegt dat er "bijvoorbeeld" bij staat, maar de afspraak is gemaakt dat de Commissie met een voorstel moet komen, inhoudende dat tot 2015 het aandeel van hernieuwbare energie met 15% zou moeten stijgen. Het doel is dan ook niet 15% als zodanig, maar een stijging met 15%. Mijn concrete vraag is of u bereid bent een voortrekkersrol in dit debat te vervullen. Dit houdt in dat u niet zegt dat het gerelativeerd is en dat het zo niet de bedoeling is. Het betekent dat u juist die sterke ambitie mee vorm wilt geven.

Minister Balkenende:

Ik heb zelf, een beetje wetend hoe er in de Tweede Kamer wordt gedacht, ook het punt van de renewables, dit type van energievoorziening, zwaar aangezet tijdens het overleg op donderdagavond. Ik zie immers ook wel in dat wij op een andere manier tegen energie zullen moeten aankijken, en daarvan is dit een onderdeel. Ik heb er tegelijkertijd op gewezen dat je moet oppassen om niet te snel doelstellingen te formuleren waarvan je niet op voorhand weet of zij gerealiseerd kunnen worden. Natuurlijk kan Nederland hierin een eigen rol spelen, en dat doen wij ook. Ik noemde de investeringen die wij onszelf getroosten ten aanzien van hernieuwbare energie. Kortom, wij spelen daarin een rol.

Ik heb al gezegd dat wij hier later dit jaar op zullen terugkomen. Ik stel voor dat wij dan het debat opnieuw met elkaar aangaan. Dat zou dan wel binnen de volgende context dienen te gebeuren: als je dingen wilt, geef dan aan wat de mogelijkheden zijn. Wat is er nodig in de sfeer van nieuwe technologie? Wat dat betreft zie ik uw aansporing heel goed, in die zin dat u zegt: laat Nederland op dit terrein duidelijk een partijtje meespelen. Het lijkt mij goed om dat tegen elkaar te zeggen.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Dan is mijn concrete vraag of u bereid bent om bijvoorbeeld binnen één maand de Kamer in deze zin te informeren, over de discussies die door de Commissie nu met de lidstaten gevoerd worden. Wat zou de positie van Nederland daarin zijn, met inachtneming van de eigen doelstelling per 2020? Daarbij gaat het om 10% en dat is niet echt ambitieus als je het vergelijkt met deze inzet.

Minister Balkenende:

Ik heb aangegeven dat wij later dit jaar daarop zullen terugkomen. Ik zeg niet toe dat wij dat binnen een maand zullen doen. Ik begrijp echter heel goed waar uw behoefte uit bestaat. Ik stel voor dat wij bij gelegenheid van de eerstvolgende Raad waarin wij zullen spreken over dit thema, er op deze manier weer op zullen terugkomen en de Kamer dan de informatie zullen geven die daarvoor nodig is.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Dat is dan over een jaar, zo begrijp ik.

Minister Balkenende:

Nee, ik zei dat wij later dit jaar ook zullen spreken over het thema energie. Laten wij dit doen in het kader van de voorbereiding van een volgende Raad waarin dit thema aan de orde is.

De heer Van der Ham (D66):

Er is binnenkort, ik weet het niet precies uit het hoofd, een debat met de Kamer over het klimaatbeleid, in het kader van de top van Montreal. Ik geef even mee dat het belangrijk is om zo'n soort idee van de regering daarin mee te nemen. Ik zet u niet vast op een maand, maar ik zou het wel heel prettig vinden als wij een doorkijkje krijgen.

Minister Balkenende:

U refereert aan internationale bijeenkomsten waarbij deze zaak aan de orde is, waarin Nederland een rol speelt. Laten wij elkaar er dán op aanspreken. Tijdens het AO zijn opmerkingen gemaakt over de financiële impuls. De bedragen voor energieonderzoek zijn behoorlijk aan het toenemen: in 2006 gaat er 270 mln. naar dergelijk onderzoek, welk bedrag in 2013 stijgt tot 452 mln.

De heer Van der Ham (D66):

Het in de motie geformuleerde bezwaar was nu juist dat het mij vooral gaat om duurzame energie. Dat deel is zeer miniem, zeker als je dat afzet tegen de 5 mld. die de komende jaren in kernenergie wordt gestoken. Dat is geen level playing field!

Minister Balkenende:

Ik heb goed geluisterd naar wat mevrouw Karimi en u hierover hebben gezegd. Laten wij daarover nader spreken op die momenten waarop dit onderwerp aan de orde is.

De heren Rouvoet en Van der Staaij hebben aandacht besteed aan biobrandstoffen. Er wordt gesproken over 8% voor 2015, en beide heren vragen of Nederland de streefwaarde van 5,75% voor 2010 haalt. Zoals bekend is het kabinet gecommitteerd aan de bevordering van het gebruik van biobrandstoffen. Staatssecretaris Van Geel werkt aan voorstellen om via verplichte bijmenging van biobrandstoffen bij fossiele brandstoffen de streefwaarde van 5,75% in 2010 te halen. Deze voorstellen zijn ook gericht op het stimuleren van de tweede generatie biobrandstoffen, die een veel groter potentieel hebben. Op basis van de ervaringen die hiermee worden opgedaan, zal worden bezien welke stappen moeten worden gezet om een daadwerkelijke energietransitie te realiseren. Komend jaar zal minister Brinkhorst in de Energieraad een discussie voeren over de verdere invulling van het hiervoor benodigde beleid op Europees en nationaal niveau. De huidige formulering van de conclusies van de Europese Raad laat voldoende ruimte voor verdere discussie over de beste manier om ons doel te bereiken.

In tegenstelling tot wat de heer Van Bommel zei, heb ik geen slecht gevoel over deze Raad. Het kan altijd beter, maar als ik zie hoe is gesproken over energie, merk ik dat de zaak wel in beweging is gebracht. Het feit dat er veel praktischer wordt gesproken over de wijze waarop wordt omgegaan met de Lissabondoelstellingen, wijst daar ook op. Wij houden elkaar nu scherp, er gebeuren dingen. Op een aantal terreinen is vooruitgang geboekt.

Ik kom toe aan de uitlatingen van minister Giovanardi. Ik was het niet helemaal eens met het beeld dat de heer Timmermans schetste. Ik heb mij zeer gestoord aan de uitlatingen van minister Giovanardi, iets wat ik ook publiekelijk kenbaar heb gemaakt, en hetzelfde geldt voor andere leden van het kabinet. De heer Timmermans vindt dat de zaak is gesust, omdat de heer Berlusconi heeft opgemerkt dat niet namens de Italiaanse regering is gesproken. In mijn contact met de heer Berlusconi en met de heer Cassini, voorzitter van de beweging waartoe de heer Giovanardi behoort, heb ik te horen gekregen dat het ging om persoonlijke uitspraken, en niet om een standpunt van de Italiaanse regering. Ik heb gezegd dat natuurlijk met Nederland van mening kan worden verschild over de euthanasiewetgeving, maar wat niemand vrijstaat, is een vergelijking te trekken tussen de Nederlandse wetgeving op het gebied van euthanasie en het nazi-regime. Ik heb dit tegen de heren Berlusconi en Cassini gezegd, die dat met mij eens waren. Ik heb dat naar buiten gebracht. Verder heb ik de heer Berlusconi informatie gegeven over de Nederlandse euthanasiewetgeving. Er bestaat daarover namelijk beeldvorming waarop het nodige is af te dingen. De heer Berlusconi heeft dat naar buiten gebracht. Het ging dus om veel meer dan alleen de opmerking dat niet namens de regering is gesproken. Ik heb duidelijk gezegd dat de vergelijking met nazi-Duitsland volstrekt ongepast is, wat is bevestigd door de heren Berlusconi en Cassini.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik ben blij met dit antwoord van de minister-president, maar ik geef het hem wel te doen om met zo iemand die zich in zijn politieke familie plaatst, de heer Berlusconi, zaken te doen. Het is namelijk iemand die niet alleen op dit punt niet volstrekt helder is, maar ook Chinezen verwijt dat zij baby'tjes koken, die een alliantie aangaat met een partij waarvan de leider, mevrouw Mussolini, zegt "ik ben liever fascist dan flikker" en die een alliantie aangaat met een partij, waarvan de leider zegt dat nog maar moet worden bewezen of er gaskamers zijn geweest in de Tweede Wereldoorlog. Ik ben in ieder geval blij dat de minister-president niet aanwezig zal zijn bij de bijeenkomst in Rome, die bedoeld is om de verkiezingscampagne van de heer Berlusconi te ondersteunen.

Minister Balkenende:

Wat het laatste betreft moet ik dan toch een tegenvaller meegeven. Ik ga niet niet naar Rome vanwege de uitlatingen van Giovanardi, ook niet vanwege de oproep vanuit de socialistische hoek om maar niet naar Rome te gaan, ik kan gewoonweg niet. Ik kan niet, omdat ik een volledig volle agenda heb. Dat is de reden waarom ik er niet zal zijn, en dat heb ik ook gezegd tegen de Italiaanse pers. Ik begrijp uw opmerking en ik kan die ook wel plaatsen, maar wij moeten de zaken wel op een goede manier duiden. Uw opmerking heeft bovendien te maken met de heer Giovanardi en niet met de bredere context. Ik begrijp wel dat hij daar in de vraagstelling op terugkomt.

De heer Van Bommel (SP):

Dit antwoord bevreemdt mij dan toch. Wilt u hiermee aangeven dat, indien uw agenda dat wel had toegestaan, u daar dan wel acte de présence gegeven zou hebben?

Minister Balkenende:

Dacht u werkelijk dat ik als politiek leider van het CDA verstek zou laten gaan bij een bijeenkomst van de Europese Volkspartij?

De heer Van Bommel (SP):

Zou u zich in dat gezelschap, waarin dergelijke geluiden hun weerklank hebben, ook thuis gevoeld hebben?

Minister Balkenende:

Als er dingen zijn die mij niet bevallen, zeg ik dat. U kent mij toch? Ik laat mij echter niet door de heer Schultz van de socialisten in het Europees Parlement zeggen dat ik niet naar Rome moet gaan. Zo zou ik ook niet omgaan met sociaal-democratische partijen. U kunt bezwaar hebben tegen de heer Berlusconi en ik kan best plaatsen dat de argumentatie van u daarbij een rol speelt, maar ik heb aangegeven waarom ik niet naar Rome ga. Ik wil daar niet geheimzinnig over doen. Als er problemen zijn met uitlatingen van Italiaanse ministers, dan steek ik die niet onder stoelen en banken, maar wij moeten de zaak wel goed in perspectief plaatsen.

De heer Van Bommel (SP):

Dit bevreemdt mij toch heel erg. U zegt nu in feite: ik laat mij door een ander niet zeggen waar ik wel of niet naar toe moet gaan. Maar zelf ziet u dus geen belemmering om naar een gezelschap te gaan waar dergelijke uitspraken in ieder geval worden gedoogd. Daarin voelt u zich wel thuis. Dat vind ik uitermate bijzonder. Ik had verwacht dat u zelf zou zeggen: los van het agendaprobleem, voel ik mij op dit moment, gezien het feit dat geen afstand worden genomen van de uitspraken, in dat gezelschap niet thuis. Ik vind dit een heel bijzonder standpunt voor een Nederlandse minister-president.

Minister Balkenende:

Ik zie het totaal anders dan de heer Van Bommel. Natuurlijk voel ik mij niet thuis bij de opmerkingen van de heer Giovanardi en vergelijkingen met nazi-Duitsland. Dat heb ik ook tegen de heer Berlusconi gezegd. Hij heeft zelf ook gezegd dat dit soort vergelijkingen niet kunnen. Verder is het een bijeenkomst van de Europese Volkspartij en dan gaat het niet om de vraag of je je daar wel of niet thuis voelt, het gaat erom dat je bij diegenen bent die behoren tot je politieke familie. Ik ga toch niet Rome mijden vanwege uitlatingen van Giovanardi en vanwege die binnenlands-politieke context, terwijl het een conferentie is van de EVP?

De heer Timmermans (PvdA):

Het spijt mij voor de EVP dat zij kostgangers aan boord heeft als de heer Berlusconi, maar dat terzijde. Die conferentie van de EVP heeft echter maar één doel en dat is de heer Berlusconi ondersteunen in zijn verkiezingscampagne. In die verkiezingscampagne is hij associaties aangegaan met partijen waar ook onze minister-president absoluut niet mee geassocieerd wil worden. Daarom zou het u sieren als u zegt: ik ben trots lid van de Europese Volkspartij, maar aan een feestje ter ondersteuning van de kandidatuur van Berlusconi, gelet op alles wat hij zegt en wat hij over anderen zegt, doe ik niet mee. Dat had ik zeer gewaardeerd van de minister-president. Dat wil echter niet zeggen dat hij niet loyaal moet zijn aan de EVP.

Minister Balkenende:

Ik zou in Rome zijn geweest als politiek leider van het CDA en niet als minister-president. Bij de Europese Raad ben ik als minister-president en in Rome zou ik zijn geweest als eerste man van het CDA. Ik begrijp verder de politieke gevoeligheid, maar misschien is dit niet het goede forum om daarover te spreken. Ik heb vanuit mijn rol als MP namelijk aangegeven dat de opmerkingen niet kunnen en niet mogen. Ik heb dat in volstrekt duidelijke bewoordingen gezegd. De andere discussie, namelijk die over de politieke families in Europa, is er één waarvoor dit niet het forum is. Ik heb een eerlijk antwoord gegeven op de vraag waarom ik niet naar Rome ben gegaan. Dat past hier wel. Het wordt echter lastiger als het gaat over kwesties op het partijpolitieke vlak.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik gun de heer Balkenende uiteraard zijn politiek leiderschap van het CDA en zijn rol in de Europese Volkspartij. Hij kan echter zijn mantel van minister-president niet afleggen. Hij is ook mijn minister-president. Ik vind het ontzettend jammer dat mijn minister-president naar een bijeenkomst gaat ter ondersteuning van iemand als de heer Berlusconi, gezien zijn denkbeelden en uitlatingen.

Minister Balkenende:

Ik heb gezegd wat ik hierover wilde zeggen.

De heer Van Baalen (VVD):

Is de minister-president het met de VVD-fractie eens dat nu zowel minister Bot van Buitenlandse Zaken als hijzelf heel duidelijk afstand heeft genomen van de opmerkingen van een lid van de Italiaanse regering, wij dat lid noch degenen die dat lid steunen, enig krediet moeten geven door daarop nu door te gaan? De VVD-fractie heeft gezegd dat het misschien beter is om nu soeverein te zwijgen. Dan hebben wij er geen probleem mee dat de minister-president naar Rome reist voor een partijpolitieke bijeenkomst.

Minister Balkenende:

De heer Van Baalen heeft dit standpunt ook bij het algemeen overleg duidelijk naar voren gebracht. Hij vindt dat er al te veel over de zaak is gezegd. Om die reden had ik ook geen behoefte aan het aanbieden van excuses. Ik heb duidelijk aangegeven hoe de zaak zit. Ik denk dat ik daarmee in de geest van de heer Van Baalen heb gehandeld. Voor het overige is het inderdaad een partijpolitieke kwestie.

De heer Van der Ham (D66):

Ik probeer een beetje de gedachten van de minister-president te lezen. Natuurlijk wil hij graag bij een bijeenkomst van zijn broeders van de EVP zijn. Dat gun ik hem ook van harte. Ik vraag mij echter af of de minister-president het echt heel erg jammer vindt dat hij er vanwege zijn volle agenda niet bij kan zijn.

Minister Balkenende:

Ik vind het gewoon jammer om mijn collega's niet tegen te komen. Dat kunt u zich voorstellen. Ik heb uitgelegd waarom ik er niet bij kan zijn. Wij hebben vorige week een goede bespreking gehad. Ik heb de punten die ik van belang vind, ingebracht bij de EVP-bijeenkomst voorafgaand aan de Europese Raad. Ik heb morgen een algemeen overleg en ik heb een ministerraad voor te zitten plus andere verplichtingen. Ik ben met heel veel plezier hier in Nederland. Als u die bevestiging wilt hebben, zeg ik: ja, ik ben ook graag hier.

De heer Van der Ham:

U hebt het niet letterlijk gezegd, maar ik denk dat ik wel uit uw woorden kan opmaken dat u het niet heel erg jammer vindt om uitgerekend bij die bijeenkomst niet aanwezig te zijn.

Minister Balkenende:

Dat is dan uw conclusie.

Voorzitter. Hiermee ben ik aan het eind gekomen van mijn inbreng in eerste termijn. Ik dank de Kamerleden nogmaals voor hun inbreng.

Staatssecretaris Nicolaï:

Voorzitter. Ik zal specifiek ingaan op de punten van buitenlands beleid. Ik zal een vraag over de uitbreiding van de Unie beantwoorden en tot slot nog een korte opmerking maken naar aanleiding van vragen en opmerkingen over de algemene discussie over de Europese Unie tegen de achtergrond van de Europese grondwet.

Het viel de heer Van der Staaij op dat er in deze conclusies van de Europese Raad zo weinig aandacht voor de buitenlandse politiek is. Dat klopt. Dat is een bewuste keuze van het Voorzitterschap, die ik deel. Wij hebben vier toppen per jaar. Het is goed om de voorjaarstop te concentreren op de Lissabonstrategie, op goede werkgelegenheid in Europa en op wat daar direct mee samenhangt. De belangrijkste uitzondering ligt voor de hand: Wit-Rusland. Ik zal daar later een paar opmerkingen over maken. Ook over Guantánamo Bay kom ik nog te spreken.

Wij hebben het tijdens de Europese Raad niet gehad over het Midden-Oosten, waar de heer Van der Staaij expliciet naar vraagt. Hij vraagt zich bezorgd af of wij niet van dat onderwerp weglopen. Daar is geen sprake van. Afgelopen maandag was het nog aan de orde in de RAZEB. Daarbij is aan de heer Solana en aan de Commissie gevraagd, voorstellen te doen voor de wijze waarop de Europese Unie zich moet opstellen tegenover de Palestijnse Autoriteit. Ter geruststelling van de heer Van der Staaij kan ik melden dat de voorwaarden nog pal overeind staan. Dat houdt in: erkenning van Israël, het erkennen van bestaande akkoorden en het afzweren van geweld. De regering is net geïnstalleerd. Niemand had verwacht dat de regering meteen aan die voorwaarden tegemoet zou komen. Wij zullen daar in de volgende Raad weer over spreken.

De heer Van der Staaij vroeg nog waar hij de weerslag op papier kon vinden van de opmerking van de minister van Buitenlandse Zaken dat er geen geld direct naar Hamas zou gaan. Dat staat nergens met zoveel woorden. Dat is een logisch beleid. Het is humanitair geld dat zo veel mogelijk direct naar de desbetreffende organisaties en instanties gaat en niet naar Hamas. Wij doen dat ook zo min mogelijk via de Palestijnse Autoriteit.

Ik heb begrepen dat iedereen in algemene zin kan instemmen met de verklaring over Wit-Rusland. Het is goed dat er een verklaring uit is gekomen en dat het een duidelijke verklaring is. Ik vind het zelf een goede verklaring waar wij zeker mee verder kunnen. Wel is gevraagd hoe het nu verder gaat. De meeste woordvoerders hebben gewezen op de belangrijke rol van Rusland in dit verband. Wij weten allemaal hoe wankel dit regime zou zijn zonder de directe of indirecte steun van Rusland. Het zou een ongelooflijke invloed kunnen hebben als Rusland zich kritischer en constructiever zou opstellen tegenover Wit-Rusland. Dat staat ook in de conclusie. In de laatste zin staat dat de Raad internationale partners, met name buurlanden van Wit-Rusland, oproept om de aanpak die wij daarboven hebben beschreven te volgen. Met buurlanden is uiteraard vooral Rusland bedoeld. Dit onderwerp neemt ook een belangrijke plaats in de EU-Ruslanddialoog in en dat zal ook zo blijven.

Ook is gevraagd wat er op andere niveaus dan de overheid gebeurt. Er is gewezen op de ngo's en het maatschappelijk middenveld. Het is niet voor niets als een van de hoofdpunten in de verklaring opgenomen. Wij proberen het al, maar wij zullen nu des te harder moeten proberen om het middenveld te bereiken en te blijven bereiken. Wij moeten er ook voor zorgen dat de mensen daar onafhankelijke informatie krijgen. Als iets helpt om de geesten te scherpen, dan is het onafhankelijke informatie.

Een ander element dat door velen is genoemd, zijn de verdwijningen en de detenties. Velen hebben gevraagd wat er concreet gebeurt. Welke druk wordt uitgeoefend en welke stappen worden gezet? In de verklaring wordt onmiddellijke vrijlating geëist. Duidelijker kun je in een verklaring in ieder geval niet zijn. Dit zal echter ook in gesprekken naar voren gebracht moeten worden. Nederland zal het Voorzitterschap een dezer dagen voorstellen om het onderwerp van de verdwijningen en de vrijlatingen direct te bespreken met de autoriteiten in Minsk. Dat lijkt mij de beste weg.

Vrijwel iedereen heeft aandacht besteed aan Guantánamo Bay. Laat ik beginnen met de vraag hoe dit gelopen is. De vraag was vooral waarom het een zogenaamde voorzitterschapspersverklaring is en geen onderdeel van de conclusies van de Raad. Daar is een simpele reden voor, namelijk dat het Voorzitterschap geen buitenlandse politieke elementen in de conclusie wilde hebben. Tijdens een economische top gaat het om de groei in Europa en om alles wat daarmee samenhangt. Wit-Rusland was de uitzondering op de regel, omdat het een buurland van Europa is. Ik denk in dit verband ook aan Oekraïne en de vergelijking die de heer Van Baalen maakte. Guantánamo heeft daar dus geen plek in gekregen, maar het doet niets af aan de inhoud. Ik heb zeker niet gemerkt dat het Voorzitterschap daar geheimzinnig over doet, maar ik kan het nog even navragen. Als er enige indicatie van geheimhouding is, zal ik alsnog vragen om het duidelijker bekend te maken. Het is openbaar en het is verspreid aan de pers. Mevrouw Karimi hoeft zich geen zorgen te maken. De Verenigde Staten weten op het moment dat de verklaring uitgaat, precies wat daarin staat. Noch de EU, noch Nederland zal een gelegenheid voorbij laten gaan om dat onder de aandacht te brengen. Ik heb ook in mijn gesprek met de nieuwe ambassadeur van de VS Guantánamo Bay als een van de belangrijke punten aan hem voorgehouden. Zo wordt iedere gelegenheid daarvoor gebruikt.

Dit moet de weg zijn om het probleem van de vervolgden op te lossen en de vraag te beantwoorden hoe met hen om te gaan. Wij moeten hier niet de discussie herhalen over de vraag wat wij doen met de mensen die staande zijn gehouden en in handen van de Amerikanen zijn gekomen. De kern van het verhaal is dat wij de Amerikanen oproepen om alle gevangenen daar op een fatsoenlijke manier te behandelen en uit dit juridische vacuüm te halen. Het probleem is groter dan Guantánamo Bay. Wij kunnen niet accepteren dat mensen in een juridisch vacuüm worden vastgehouden.

De heer Van Baalen heeft gevraagd of de Nederlandse regering zich nu wel of niet op het standpunt stelt dat Guantánamo Bay moet worden gesloten. Het antwoord is: ja, de Nederlandse regering vindt dat Guantánamo Bay gesloten zou moeten worden. Hier kan geen enkel misverstand over bestaan, noch bij de Amerikanen, noch in Europa en hopelijk ook hier niet.

De heer Van Baalen vraagt verder hoe in dit opzicht de verklaring moet worden gelezen. Staat het er wel met zo veel woorden in? Als ik heel eerlijk ben, moet je een beetje tussen de regels doorlezen, maar dan kun je in de verklaring lezen dat ook de EU hiermee zegt dat Guantánamo Bay gesloten zou moeten worden. In de verklaring staat dat een aantal regeringsleiders en regeringen dit hebben gezegd en dat de Europese Unie dit terecht vindt. Dit is nog maar een heel klein stapje verwijderd van een rechtstreekse uitspraak dat de Europese Unie ook van mening is dat Guantánamo Bay gesloten zou moeten worden.

De heer Timmermans (PvdA):

De staatssecretaris zegt dat Nederland ervoor wil zorgen dat iedereen die in het regime van Guantánamo Bay zit, eruit gaat. Dit is een lovenswaardig streven dat onze steun heeft. Juridisch gesproken heeft Nederland echter een eigen, speciale verantwoordelijkheid tegenover diegenen die met hulp van Nederland worden opgepakt en in de detentiekampen worden opgesloten. Dit betekent echter niet dat Nederland, omdat het zich inzet voor het algemene punt, nu verlost is van de specifieke verplichting, de juridisch internationaal-rechtelijke verplichting om ervoor te zorgen dat mensen die door zijn toedoen worden opgepakt, ook conform de internationale regels worden behandeld. Deze regering neemt het voor lief dat zij op dit punt in strijd met het internationaal recht handelt, omdat je in de strijd tegen het terrorisme nu eenmaal vuile handen moet maken. Dit maakt de geloofwaardigheid van die algemene strijd tegen Guantánamo Bay wel wat minder sterk.

Staatssecretaris Nicolaï:

De heer Timmermans heeft deze opmerking al eerder gemaakt. Bovendien is hierover al bij meerdere gelegenheden uitvoerig gesproken en dan met name met de minister van Defensie. Ik wil hier niets anders aan toevoegen dan dat ik het volstrekt oneens ben met de laatste opmerking van de heer Timmermans dat hiermee de geloofwaardigheid van ons constante en harde streven tegen dergelijke onacceptabele juridische constructies als Guantánamo Bay in het geding zou zijn.

De heer Van Dijk heeft gesproken over de uitbreiding die informeel en zijdelings ter sprake is gekomen tijdens het diner voorafgaand aan de Europese Raad. Hij vroeg expliciet naar de reactie op het rapport-Brok en het standpunt van het Europees Parlement over de uitbreiding. Een van de meest in het oog springende elementen daarvan is inderdaad het B-lidmaatschap, een tweederangslidmaatschap voor landen die zouden willen toetreden. Ik druk mij nu bewust neutraal uit.

Ik kan toezeggen dat wij onze reactie bijtijds aan de Kamer zullen toesturen, namelijk voorafgaand aan het algemeen overleg op 11 april aanstaande waarin over de grenzen van Europa en dus over de uitbreiding zal worden gesproken. In die notitie zullen wij aangeven op welke punten wij het eens of oneens zijn met het Europees Parlement en met de voorstellen van de heer Brok. Wij zullen verder ingaan op onze positie ten opzichte van de strategienotitie van de Europese Commissie, die nog steeds niet in de raad is besproken. Ik vind dit een slechte zaak.

Het is onduidelijk of op de informele bijeenkomst van eind april of begin mei over de uitbreiding wordt gesproken. Met die bijeenkomst wordt echter nog steeds niet tegemoetgekomen aan de Nederlandse wens om op basis van het stuk van de Commissie een debat in de Raad te houden over de uitbreiding. Ik zeg dat zo nadrukkelijk, omdat deze gang van zaken een schoolvoorbeeld is van de manier waarop je mensen kunt laten afhaken van Europa. Als je niet bereid bent om in het openbaar een debat te houden over een zo gevoelig onderwerp als de uitbreiding, bevestig je het vooroordeel van heel veel mensen dat moeilijke zaken in Europa vooral achter gesloten deuren worden geregeld. Wij blijven hierop dus aandringen. Op 11 april zullen wij hierover inhoudelijk verder kunnen praten.

De heer Rouvoet citeerde de opmerking van de heer Van der Staaij dat een denkpauze geen pauze in het denken mag worden. Hij zei verder dat de EU op dit moment stil zou liggen. Dat laatste is zeker niet waar, zie de top die wij nu bespreken en alle andere stappen die de EU zal zetten. Noch de Nederlandse regering, noch de Commissie en de Raad hebben de neiging om achterover te leunen en af te wachten wat de mensen in Nederland en andere lidstaten na de reflectieperiode willen dat er met Europa gebeurt. Deze top laat zien dat Europa zeker niet stilligt. Wij hebben gewoon ons werk gedaan, en ook nog eens op terreinen waaraan mensen hechten: economische groei, werkgelegenheid en energie.

De heer Van Dijk en de heer Rouvoet vlogen elkaar in de haren over de vraag wat mensen wel willen met Europa. Daarnaar is al enig onderzoek gedaan, maar wij willen daarvan een beter beeld krijgen en daarom doen wij een internetonderzoek. Wij weten dat mensen de grondwet niet willen en in dat onderzoek willen wij uitvinden wat zij dan wel willen. Wij vragen dat, omdat de meeste tegenstanders van de grondwet niet met hun rug naar Europa willen gaan staan.

Wij hopen door dit onderzoek eind mei een scherper beeld te hebben van wat mensen wel willen. Men blijkt overigens graag gebruik te maken van de gelegenheid om in dit onderzoek zijn mening te geven, want inmiddels zijn ongeveer 80.000 reacties binnengekomen. Drie kwart van de vragenlijsten is helemaal ingevuld. Dat aantal is veel groter dan verwacht en ook niet te vergelijken met de respons bij andere onderzoeken. Er werd sceptisch verondersteld dat mensen het gevoel zouden hebben wel voldoende over Europa gezegd te hebben. Dat blijkt helemaal niet zo te zijn. Mensen zijn heel blij dat zij op een andere manier dan met een ja of nee in een referendum hun mening kunnen geven over Europa.

Ik weet niet welke inhoudelijke conclusies uit dit onderzoek getrokken zullen worden, maar ik kan nu dus al wel zeggen dat het interessant is om te zien dat zo veel mensen van deze mogelijkheid gebruikmaken. De Kamer zal de resultaten van dit onderzoek eind mei of begin juni ontvangen, samen met een regeringsstandpunt. Vervolgens zullen wij met elkaar moeten bespreken hoe wij met de uitkomsten zullen omgaan in de Raad die in juni wordt gehouden.

De heer Van der Staaij en anderen zeiden terecht dat wij ons in de eerste plaats zullen moeten concentreren op de resultaten. Wat doet Europa precies? Wat helpt het burgers dat Europa er is? Welke verdragsrechtelijke discussie wij ook nog gaan voeren, dat is en blijft de kern.

De heer Herben merkte op dat de Oostenrijkers eigenlijk willen dat de grondwet tijdens hun voorzitterschap alsnog wordt aangenomen. Meer in het bijzonder vroeg hij of Oostenrijk daarmee niet op het verkeerde spoor zit. Dat is zeker zo, want deze regering piekert er niet over om deze grondwet, al dan niet met een nieuwe strik, nog een keer aan het parlement voor te leggen. Het is ook het verkeerde spoor, omdat men kiest voor het institutionele spoor in plaats van voor het inhoudelijke spoor. Wij moeten wellicht in de toekomst nog iets verbeteren aan de verdragen, maar op dit moment moeten wij ons concentreren op de inhoud.

Wat gaat Nederland doen op de eind april, begin mei door Oostenrijk geplande bijeenkomst over de grondwet? De regering is dan nog bezig met het verzamelen van adviezen en meningen, onder meer door middel van het internetonderzoek en de focusgroep. Wij zullen daarom vooral onze mond houden, niet omdat wij niet hard bezig zijn, maar juist omdat wij eerst alle meningen en adviezen binnen willen krijgen. Wij willen, met andere woorden, niet vooruitlopen op de conclusies die hieruit getrokken zullen worden.

De heer Herben (LPF):

Ik hoop dat u uw Europese partners dezelfde uitleg geeft, want anders kan de gedachte postvatten: wie zwijgt, stemt toe. Ik neem dan ook aan dat u de Nederlandse inzet consequent blijft uitdragen: geen grondwet, ook niet met een prachtige strik.

Staatssecretaris Nicolaï:

Maakt u zich geen zorgen. Heel Europa weet precies waar wij staan.

De heer Van der Staaij heeft gevraagd of de reflectie al zichtbare vruchten heeft afgeworpen. Die twee keer nee wordt ook wel de wake-upcall voor Europa genoemd, hoewel de heer Van der Staaij deze term niet heeft gebruikt. Voor Nederland was het minder een wake-upcall; wel dat de uitslag zo negatief was, maar niet de redenen voor mensen om sceptischer naar Europa te kijken. Dat betroffen zaken die wij een paar jaar daarvoor al hadden besproken, ook hier in de Kamer. Die waren op zich niet onverwacht. Aan een aantal zaken waren wij al hard aan het trekken, maar wij konden de dingen in een paar jaar niet zodanig veranderen dat mensen, na decennialang op een andere manier met Europa bezig te zijn geweest, daardoor van mening zouden veranderen.

Een van de positieve of minst negatieve gevolgen van het referendum is dat het in Europa wel degelijk als een wake-upcall heeft gewerkt. Dat is althans mijn ervaring en indruk. Er is opeens veel meer steun voor de kritische positie die Nederland vaak kiest. De voorkeur voor zo veel mogelijk transparantie en openheid, zowel in houding als concreet bij vergaderingen, en de subsidiariteit – niet meer dan nodig in Brussel organiseren – zijn noties die nu opeens veel meer ingang vinden. Dat wordt ook concreet, door conferenties, plannen en ideeën, ook van andere landen, omdat men ziet dat er een toenemende scepsis is die kan worden gekeerd door het vertrouwen te vergroten, maar ook door een aantal dingen gewoon te verbeteren.

Dat brengt mij tot slot op de vraag van de heer Herben over de Europese lijsten van politieke partijen. Om het kort door de bocht te zeggen: ik vind het mooi, maar het is oud Europa. Het is in mijn ogen twintigste-eeuws denken in de sfeer van: wij willen toch graag een groot Europa en dan moet je niet langs nationale lijnen, maar langs andere lijnen met elkaar samenwerken. Op papier is dat nog steeds een prachtig verhaal, maar als er nu één les is te trekken, is het dat mensen juist weer een beetje terug willen, dat zij Nederland alleen maar belangrijker zijn gaan vinden en dat zij juist minder geneigd zijn om zich vertegenwoordigd te voelen door een Europese parlementariër. In toenemende mate zijn zij zich juist vertegenwoordigd gaan voelen door hun nationale parlementariërs. Dat kun je jammer vinden, maar mijn antwoord op deze ontwikkeling zou niet zijn om te zeggen dat een christen-democraat dan ten minste op een Portugese christen-democraat kan stemmen die hij misschien niet kent, maar die wel christen-democratisch is. Of dat hij op Berlusconi kan stemmen! Mijn antwoord zou het niet zijn, maar het is natuurlijk ieders goed recht.

De heer Herben (LPF):

Ik ben blij met deze toezeggingen van de staatssecretaris. Ik begrijp dat hij inderdaad heeft begrepen waar het vorig jaar om ging. Ik hoop dat hij dat in Europa zal blijven uitdragen. Ik vond in zijn toelichting de conclusie heel belangrijk dat de opstelling van Nederland alleen maar aan kracht heeft gewonnen binnen Europa. De verhalen uit het verleden dat Nederland niet meer zou meetellen en zich belachelijk zou maken, zijn niet waar gebleken. Wij tellen volop mee en er wordt naar ons geluisterd. Als de staatssecretaris dit beleid van nuchter samenwerken blijft uitdragen, denk ik dat wij op de goede weg zijn.

Staatssecretaris Nicolaï:

Ik dank de heer Herben voor deze aanmoediging. Wij gaan op deze weg door. Ik moet er wel bij zeggen dat een onderdeel van die sterkere positie is dat wij laten zien dat Nederland met zijn gezicht naar Europa staat en wel degelijk openstaat voor verandering en verbetering. Anders werkt onze versterkte positie niet meer.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. De minister-president is ingegaan op mijn vraag of dit nu een top was of een flop. Hij zei dat het geen flop was, omdat het pas een flop is als er geen conclusies worden getrokken. Ik zeg dat het wel een flop is als die conclusies zijn samen te vatten als een lege huls. Dat blijkt in dit geval toch wel aan de orde te zijn. Er zijn veel zaken en concrete doelen genoemd, maar het zijn bijna allemaal nationale bevoegdheden: werkgelegenheid, onderwijs, onderzoek en armoedebestrijding. De Europese Raad loopt daarmee steeds verder uit de pas met de werkelijkheid op straat. De heer Timmermans schetste dat heel beeldend met het Franse voorbeeld. De SP-fractie bepleit dan ook een breuk met het beleid om zo om te gaan met Europese toppen. Laten wij ophouden met Europese Raden vol goede bedoelingen. Ons voorstel zou dan ook zijn om het aantal Europese Raden te beperken. Houd er niet zo veel per jaar! Beperk het misschien tot slechts een Europese Raad per jaar, waarbij dan ook conclusies worden getrokken die worden gedragen door alle lidstaten en die ook daadwerkelijk worden uitgevoerd. Met andere woorden: neem uzelf daarmee veel meer serieus! Ga terug naar de kerntaken van de Europese samenwerking. Dat kan best in één Europese Raad.

De Lissabondoelstelling, dat wil zeggen het doel om in 2010 de meest concurrerende economie te worden, was, is en blijft in de woorden van de minister van Buitenlandse Zaken "een beetje dwaas". Wij zijn dat met hem eens. Het feit dat de minister-president niet naar Rome reist om de campagne van de heer Berlusconi te steunen, vinden wij verheugend. Het siert hem dat hij niet gaat omdat hij een agendaprobleem heeft; hij moet namelijk een algemeen overleg met de Tweede Kamer voeren. Overleg met de Kamer is natuurlijk hartstikke belangrijk, en wij vinden het fantastisch dat dit voor de minister-president aanleiding is om niet naar Rome te gaan. Wij denken dat dit signaal in Rome best zal worden begrepen.

De heer Van Dijk (CDA):

Komt u nu ook met een motie waarin u de Nederlandse regering ertoe oproept om ervoor te zorgen dat er voortaan nog maar één top per jaar zal zijn?

De heer Van Bommel (SP):

Ik heb dat overwogen, maar ik denk dat de regering dit signaal best goed begrijpt en er in de tweede termijn steun aan zal geven. Komt die steun er onverhoopt niet, dan zal ik in de toekomst inderdaad op dit punt een motie indienen, zodat ik ook expliciet uw steun daarvoor kan krijgen. Ik realiseer mij heel goed dat deze discussie pas in de tweede termijn plaatsvindt. Ik ben er echter van overtuigd dat er nog voldoende topbijeenkomsten komen om dit voorstel door de regering te laten doen of daarover alsnog een motie in te dienen.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Ik beperk mij tot de kwestie-Guantánamo Bay. De Europese Raad heeft daarover een verklaring afgelegd, en ik heb in mijn eerste termijn mijn waardering uitgesproken voor de inzet van de Nederlandse regering daarbij. Het is jammer dat er niet echt ondubbelzinnig gesproken is over de sluiting van Guantánamo Bay, maar er is een eerste stap gezet. Het is echter belangrijk dat wij op nationaal niveau een volgende stap zetten. Dat versterkt de geloofwaardigheid van Nederland. De heer Van Baalen sprak eerlijk over voortschrijdend inzicht bij de VVD-fractie. Ik hoop dat dit voortschrijdend inzicht hem ertoe brengt dat hij nu zegt: gezien de informatie die ik nu heb, vind ik dat gevangenen die door toedoen van de Nederlandse Special Forces in Baghlan zijn beland, gevolgd moeten worden door Nederland. Ik wil daarom de volgende motie indienen.

De heer Van Baalen (VVD):

De VVD-fractie wil veel overwegen, maar geen zaken die afkomstig zijn van een fractie die de VVD-woordvoerder hypocriet noemt. Wil ik dit dus overwegen, dan wil ik dat mevrouw Karimi eerst haar woorden officieel terugneemt. Dan kan ik hierover met mijn fractie praten.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Als ik uw stemgedrag naar aanleiding van deze motie ken, wil ik dat met plezier doen. Dat maakt namelijk duidelijk hoe consequent u bent. Luistert u dus naar mijn motie; als u daarmee kunt instemmen, zal ik mijn woorden direct terugnemen.

De heer Van Baalen (VVD):

Excuses maken en woorden terugnemen moet je nooit conditioneel doen. Ik zou het dus waarderen als mevrouw Karimi nu met een groot gebaar haar woorden terugneemt. In dat geval zal de VVD-fractie, die al meerdere moties met de fractie van GroenLinks samen heeft ingediend, ook deze motie bezien. Nu graag het grote gebaar. Ik zal daarna, als uw motie interessant genoeg is, in mijn fractie mijn best doen.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

De heer Van Baalen moet zich mijn woorden natuurlijk niet persoonlijk aantrekken; het gaat er uiteraard om of er sprake is van een politiek van hypocrisie. Deze kwalificatie gaf ik aan de politiek waar u voor staat. Het is immers niet consequent om te zeggen dat je tegen het schenden van het internationale recht bent terwijl je daaruit geen consequenties wilt trekken. Als de VVD-fractie voor deze motie stemt, zal ik bereid zijn hier omstandig te verklaren dat er geen sprake is van een hypocriete politiek.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Raad van 23/24 maart 2006 heeft uitgesproken dat in de strijd tegen het terrorisme de mensenrechten en mensenrechtenstandaarden moeten worden nageleefd en dat niemand in een juridisch vacuüm mag komen te verkeren;

constaterende dat de Nederlandse regering zich vaker heeft uitgesproken tegen het creëren van een nieuwe categorie gevangenen in de strijd tegen het terrorisme, aangemerkt als "illegale strijders" en zich heeft ingezet voor het sluiten van het detentiecentrum Guantánamo Bay en andere detentiecentra van de Verenigde Staten waar gevangenen als illegale strijders worden behandeld;

constaterende dat door acties van de Nederlandse Special Forces tijdens de operatie Enduring Freedom in Afghanistan minstens zeven en waarschijnlijk twaalf verdachten zijn overgebracht naar de Amerikaanse detentiefaciliteit op het vliegveld van Bagram bij Kabul;

constaterende dat volgens erkende mensenrechtenorganisaties als Amnesty International de mensenrechten in Bagram worden geschonden;

van mening dat Nederland gezien kan worden als medeverantwoordelijke voor het lot van deze gedetineerden;

verzoekt de regering, deze gedetineerden alsnog te volgen, te bevorderen dat zij volgens internationaal humanitair recht behandeld worden en voorts de Kamer te informeren over de resultaten van haar inspanningen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karimi. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 312(21501-20).

De andere woordvoerders hebben laten weten, geen behoefte te hebben aan een tweede termijn.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Voor mij resteert alleen nog de suggestie van de heer Van Bommel om eens per jaar een Europese Raad te houden. Er is terecht gevraagd of er aanleiding is om hierover een motie op te stellen. De heer Van Bommel heeft gezegd dat hij daar in de toekomst mee komt. Mijn advies aan hem is dan ook: neemt u daar vooral de tijd voor.

Staatssecretaris Nicolaï:

Voorzitter. Ik ken het standpunt van mevrouw Karimi dat aan de motie ten grondslag ligt. Het zal u dan ook niet verbazen dat ik aanvaarding van deze motie ontraad. Die staat namelijk haaks op wat hier eerder met de regering is besproken en wat namens de regering is gezegd over onze positie. Voor de goede orde benadruk ik opnieuw hoezeer wij waarschijnlijk de mening van mevrouw Karimi delen over de zeer ernstige en zorgelijke situatie. Wij zullen ook elke mogelijkheid benutten om een einde te maken aan de situatie van inderdaad in een juridisch vacuüm verkerende gedetineerden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, over de ingediende motie volgende week te stemmen.

De vergadering wordt van 13.54 uur tot 14.40 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede, dat zijn ingekomen twee nieuwe berichten van verhindering van de leden:

Jungbluth en Weisglas, wegens het bijwonen van de herdenkingsdienst in verband met het overlijden van mevrouw Beckers-de Bruin, alleen voor de middagvergadering.

Deze berichten worden voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven