Aan de orde is het debat naar aanleiding van het verslag van een algemeen overleg op 22 maart 2006 over de Europese Raad.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Wij gaan over op totaal iets anders, namelijk het duurzaamheidsbeleid van de regering. De leden van het kabinet reizen af naar Brussel voor de voorjaarstop. Daar staan onder andere de Lissabonstrategie en de duurzaamheidsstrategie op de agenda. Wij hebben vanochtend in een AO daarover uitvoerig gesproken. Wij waren het niet eens met de inzet van de regering als het gaat om het vastleggen van een kwantitatieve doelstelling voor hernieuwbare energie in de conclusies van de Raad. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat hernieuwbare energie, waaronder wind, zon en biomassa, een belangrijke bijdrage levert aan het Europees klimaatbeleid;

overwegende dat hernieuwbare energie bij uitstek bijdraagt aan het verminderen van de Europese afhankelijkheid van geïmporteerde energie uit instabiele regio's;

overwegende dat een Europese doelstelling aangaande hernieuwbare energie voor de middellange termijn een duidelijk signaal is dat aan investeerders vertrouwen geeft;

roept de regering op, op de Europese Raad van 23 en 24 maart aanstaande een gezamenlijke Europese doelstelling van minimaal 15% hernieuwbare energie in 2015 als een van de conclusies van de Raad te ondersteunen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Karimi, Timmermans en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 309(21501-20).

De heer Van Dijk (CDA):

Wij hebben dit punt vanmorgen gewisseld in het debat. Mevrouw Karimi zegt zelf dat het Lissabonproces te vaag en te ambitieus is en dat de doelstellingen niet gehaald kunnen worden. Waarom dient zij dan een motie in met zo'n harde doelstelling, terwijl eigenlijk nu al duidelijk is dat die niet gehaald wordt? Wordt hierdoor het Lissabonproces niet ondermijnd?

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik ben het niet eens met de analyse van de heer Van Dijk. Volgens mij staat zijn partij voor een enigszins groen beleid. Hij zou het dan ook met mij eens moeten zijn dat het heel belangrijk is dat er in dezen concrete stappen gezet worden. Dat is tot nu toe echter niet gebeurd. Wij hebben onze kritiek geuit op het vrijblijvende karakter van de afspraken. Wij vinden dat het tijd is om concrete doelstellingen te formuleren en op grond daarvan beleid en instrumenten te ontwikkelen. Dat is de manier waarop het werkt!

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een sterk Europees energiebeleid bijdraagt aan duurzame, meer onafhankelijke en concurrerende energievoorziening en dat de noodzaak van een Europees beleid alleen maar toeneemt;

voorts overwegende dat het bundelen van krachten nodig is om technologische doorbraken op het gebied van duurzame energie en energiebesparingstechnieken te stimuleren;

voorts overwegende dat het van belang is dat de ambities van het integraal Europees energiebeleid ook daadwerkelijk hun weerslag krijgen in de verschillende uitvoeringsprogramma's van de Commissie, zoals het zevende kaderprogramma;

verzoekt de regering, zich in te zetten voor een extra financiële impuls, vrijgemaakt in de betreffende Europese uitvoeringsprogramma's, om Europees energiebeleid mogelijk te maken, ondergebracht in een duurzaam energieprogramma voor Research en Development,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 310(21501-20).

De heer De Krom (VVD):

Het gaat dus om de inzet van Europees geld?

De heer Van der Ham (D66):

Het gaat inderdaad om de inzet van Europees geld. Er moet meer ruimte komen voor een gezamenlijk duurzaam energiebeleid. Dat is erg belangrijk voor de toekomstige energiehuishouding van Europa.

Staatssecretaris Nicolaï:

Voorzitter. Het is in mijn eigen belang, maar ook een beetje in dat van het Koninkrijk der Nederlanden dat ik probeer om meteen te antwoorden. De top vangt namelijk in Brussel om acht uur aan. De moties heb ik nog niet voor mij, maar ik heb goed geluisterd toen de tekst ervan werd voorgedragen.

Ik vind dan dat mevrouw Karimi een ongelukkige motie heeft ingediend. Verschil in opvatting over het doel dat wij nastreven, is er tussen haar en mij niet. Zowel zij als ik hecht belang aan het stimuleren van de opwekking van hernieuwbare energie.

Wij zijn het ook niet oneens over de wenselijkheid om waar dat kan concrete doelstellingen te formuleren. Echter, de doelstellingen die wij formuleren moeten aan twee voorwaarden voldoen: zij moeten reëel zijn, voldoende onderbouwd en haalbaar én zij moeten aangeven wie voor het halen ervan verantwoordelijk is. Duidelijk moet zijn wie daarop wordt afgerekend. Aan beide voorwaarden wordt niet voldaan bij de doelstelling van 15% hernieuwbare energie in 2015. Die doelstelling is niet onderbouwd en de haalbaarheid ervan niet onderzocht. Wij weten ook niet of de nationale overheden verantwoordelijk zijn of de Commissie dat is of dat zij beide een beetje verantwoordelijk zijn.

De indieners en de andere leden van de Kamer geef ik ook nog het volgende in overweging. Hoe goed de bedoeling ook is, deze motie kan een averechts effect hebben. Het is namelijk mogelijk dat door het in aanmerking nemen van een latere datum je een hoger percentage aan hernieuwbare energie zou kunnen bereiken. Met een latere datum zou je namelijk meer mogelijkheden kunnen hebben om te bereiken wat volgens mij iedereen wil: dat echt investeringen worden gedaan. Door het jaar 2015 als deadline te kiezen, ga je verder met de huidige technologie in plaats van met mogelijk nieuwe. Daarom ontraad ik aanneming van deze motie.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Hiermee zet u de Kamer op het verkeerde been. Er staat namelijk in de motie: minimaal 15% in 2015. Er kan ook veel meer worden gedaan.

Staatssecretaris Nicolaï:

Dit is een misverstand. Mijn opmerking had niet betrekking op het percentage, maar op het jaartal. Door een later jaartal te kiezen, stimuleer je misschien wel beter hetgeen mevrouw Karimi en de andere indieners willen. Dan heeft namelijk het bedrijfsleven de tijd om iets te laten renderen. Door te kiezen voor een te vroege datum zullen de investeringen eerder beperkter zijn.

De motie van de heer Van der Ham heb ik niet voor mij. Ik heb de heer Van der Ham die horen voorlezen en hij vraagt daarmee de regering zich in te zetten voor een extra financiële impuls voor duurzaam Europees energiebeleid. Tot op zekere hoogte vind ik dit een sympathieke motie en ik zie haar als een ondersteuning van ons beleid. Wij zijn ook voorstander van een extra financiële impuls. In het algemeen overleg heb ik het zevende kaderprogramma concreet genoemd als mogelijkheid om daarvoor meer ruimte te bieden. In een aardige bui zou ik de motie een ondersteuning van het beleid vinden en als ik gehaast ben, vind ik ze overbodig.

De heer Van der Ham (D66):

Er staat ook in de motie dat er een gezamenlijk programma voor de opwekking van duurzame energie zou moeten zijn. Nu is dat er nog nauwelijks. De minister-president zei tijdens het algemeen overleg aan die mogelijkheid aandacht te zullen besteden. Als de meerderheid van de Kamer mijn motie wil steunen, zegt zij: wij moeten zo'n gezamenlijk programma opzetten.

Staatssecretaris Nicolaï:

Dat aspect komt in de juniraad aan de orde bij de bespreking van de duurzaamheidsstrategie. De Lissabonstrategie houdt iets anders in.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Wij stemmen nu direct over de ingediende moties. Ik merk op dat de heer Lazrak en de heer Nawijn afwezig zijn.

In stemming komt de motie-Karimi c.s. (21501-20, nr. 309).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdA, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Ham (21501-20, nr. 310).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdA, D66, de Groep Wilders, de VVD, het CDA, de ChristenUnie en de SGP voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven