Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, hedenmiddag ook te stemmen over de gewijzigde motie-Van der Staaij/Klaas de Vries op stuk nr. 957 (19637) over vrijstelling van het mvv-vereiste.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Gerkens.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Uit een onderzoek van Railned uit 2001, toegezonden aan de Raad voor transportveiligheid, nu de Onderzoeksraad voor Veiligheid, blijkt dat het instellen van het zogenaamde VTP-systeem op het spoor leidt tot een enorme toename van het door rood rijden, met als resultaat 25% meer kans op dodelijke slachtoffers. Het onderzoek baseert zich op eerdere onderzoeken van Railned in 2000. Ondanks deze signalen is de minister doorgegaan met het invoeren van het systeem bij de grote verkeersleidingsposten in Amsterdam, Utrecht en Rotterdam zonder die informatie aan de Kamer voor te leggen of aanvullende veiligheidsmaatregelen te treffen. Dit alles is voor mijn fractie aanleiding om een interpellatiedebat met de minister aan te vragen over dit punt.

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Ik wijs erop dat er over twee weken een algemeen overleg is gepland over het onderwerp spoorveiligheid. Mijn fractie heeft samen met de PvdA-fractie bij de voorzitter van de vaste Kamercommissie vragen ingediend met het verzoek aan de minister om op een aantal punten opheldering te geven, zodat wij daar een goed, inhoudelijk debat over kunnen voeren.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ik steun dit verzoek met de aantekening dat het mij goed lijkt het interpellatiedebat te beperken tot de vraag hoe het mogelijk is dat deze informatie de Kamer niet heeft bereikt. Over de consequenties, de technische zaken, kunnen wij later in het algemeen overleg op 25 oktober spreken.

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik weet dat er over twee weken een AO is. Ik wil het ook niet hebben over de inhoud en de veiligheid, maar over het feit dat de minister de Kamer hierover niet heeft ingelicht, terwijl deze informatie haar wel bekend was.

De voorzitter:

Ik stel voor, akkoord te gaan met het interpellatieverzoek, maar dan wel zoals het nader is toegespitst door de heer Duyvendak en door de aanvraagster, mevrouw Gerkens, zelf. Alle andere punten kunnen op een later moment in het algemeen overleg ter sprake komen. Aangezien het interpellatiedebat niet zo lang hoeft te duren, denk ik dat het mogelijk zal zijn om het morgen om ongeveer vier uur te houden, na afloop van de eerste termijn van de algemene financiële beschouwingen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Miltenburg.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Voorzitter. Ik wil graag een VAO over de integrale tarieven in de gezondheidszorg op de agenda zetten.

De voorzitter:

Ik stel voor, met dit verzoek in te stemmen en het VAO over de integrale tarieven in de gezondheidszorg volgende week op de agenda te zetten.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Smits.

Mevrouw Smits (PvdA):

Voorzitter. Namens de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid vraag ik u het verslag van het algemeen overleg over de topinkomens op de plenaire agenda te zetten.

De voorzitter:

Ik stel voor, met dit verzoek in te stemmen en om ook dit punt toe te voegen aan de agenda van volgende week.

Daartoe wordt besloten.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Op 4 mei 2005 hebben mevrouw Halsema en ik schriftelijke vragen gesteld over de beloning voor het lidmaatschap van rijkscommissies. Op 8 juni heeft de minister van BZK ons laten weten dat hij een langere termijn nodig had voor de beantwoording en hij beloofde ons in september 2005 de vragen te beantwoorden. Het is nu 4 oktober, op de dag af vijf maanden na het stellen van de vragen, en de antwoorden zijn er nog steeds niet. Ik vraag de minister van BZK dan ook om donderdag voor de regeling de vragen beantwoord te hebben. Anders overweeg ik een interpellatiedebat aan te vragen.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het verzoek om de vragen snel te beantwoorden te voldoen door toezending van het stenogram van dit gedeelte van de vergadering aan de twee ministers, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van BZK.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Dam.

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. Mede namens collega Hessels verzoek ik om de stemmingen over de moties ingediend bij het VAO Opta en kabel opnieuw met een week uit te stellen. De reden daarvoor is dat de door de minister beloofde brief nog steeds niet bij de Kamer is. Daar kan ik enig begrip voor opbrengen, want wij hebben ingrijpende moties ingediend. Ik zou het echter wel op prijs stellen als de minister die brief deze week nog naar de Kamer stuurt, zodat wij volgende week kunnen stemmen.

De voorzitter:

Ik stel voor om aan dit verzoek te voldoen, dat wil zeggen dat wij de stemmingen uitstellen. Ook het stenogram van dit gedeelte van de vergadering zullen wij doorgeleiden naar de minister van Economische Zaken, opdat hij snel aan dit verzoek kan voldoen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van der Vlies.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijnheer de voorzitter. Vorige week tijdens de algemene politieke beschouwingen hebben wij uitvoerig gesproken over de kinderopvang. De discussie ging onder meer over de vraag of en in hoeverre kinderopvang goed is voor de betreffende kinderen. Eergisteren stond er in The Observer een artikel over een onderzoeksrapport van dr. Leach. Zij heeft gedurende zeven jaar onderzoek gedaan naar de bevindingen van 1200 kinderen. Dat onderzoek kan naar verluidt als gezaghebbend worden beschouwd. Ik vraag de regering in een brief te reageren op dit onderzoek. Deze brief zou uiterlijk aanstaande maandag door de Kamer moeten worden ontvangen om te kunnen worden betrokken bij het algemeen overleg dat is voorzien voor volgende week dinsdag.

De voorzitter:

Dit verzoek komt voort uit een motie die is ingediend tijdens het debat over de algemene politieke beschouwingen. Ik stel daarom voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Verhagen.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter. Zoals collega Van der Vlies zojuist opmerkte, spreken wij al lange tijd over kinderopvang. Een discussie die in dit huis nog veel langer woedt, is de discussie over de vraag of de Tweede Kamer als goede werkgever zelf ook kinderopvang ter beschikking moet stellen. Ik herinner mij nog goed hoe ik in 1984 als voorzitter van de persoonlijk medewerkers hiervoor geen gehoor kreeg bij het Presidium. Je zou toch mogen verwachten dat wij in 2005 een paar stappen verder zouden zijn. Als gevolg van regelgeving die de Kamer zelf heeft vastgesteld, blijkt het echter niet mogelijk om kinderopvang in huis te regelen. Met het oog hierop verzoek ik het Presidium om exact aan te geven waarom het de werkgever van dit huis onmogelijk is om zorg te dragen voor kinderopvang en zo nodig te komen met voorstellen om de wetgeving aan te passen. Het zou immers een goede zaak zijn als het parlement anno 2005 zorg zou kunnen dragen voor kinderopvang voor de medewerkers in dit huis.

De voorzitter:

Ik permitteer mij de kanttekening dat het Presidium op dit moment op zoek is naar een locatie in het gebouw van de Tweede Kamer of in de buurt van de Tweede Kamer die geschikt is voor kinderopvang. Het is namelijk niet mogelijk gebleken om de kinderopvang vlakbij de kantoren van de CDA-fractie te plaatsen.

De heer Verhagen (CDA):

Wij waren daartoe gaarne bereid. Ik verzoek het Presidium verder om mede gelet op de discussie over buitenschoolse opvang rekening te houden met de specifieke werktijden die in dit huis gelden.

De voorzitter:

Ik weet dat u altijd van 7.00 uur tot 19.30 uur aanwezig bent.

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het Presidium.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Albayrak.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Voorzitter. In april heeft de Kamer een motie aangenomen waarin de minister van Justitie wordt gevraagd om bij zijn 24 Europese collega's na te gaan in hoeverre zij begrip hebben voor het Nederlandse softdrugsbeleid en op basis daarvan een conferentie te organiseren. De minister heeft aan dit verzoek gehoor gegeven, zo blijkt uit de brief die hij gisteren naar de Kamer heeft gestuurd. In deze brief, slechts één A4'tje tekst, staat vrij vertaald: ik heb het gedaan; niemand is enthousiast; dus doen wij het niet.

Ik vraag de minister om de Kamer inzicht te geven in zijn correspondentie. Welke vragen heeft hij zijn collega's voorgelegd en wat hebben zij precies geantwoord? Volgens mij zijn deze antwoorden vermoedelijk een stuk genuanceerder dan de minister doet voorkomen. Is de regering, en meer in het bijzonder de minister van Justitie, bereid om de volledige correspondentie tussen de minister van Justitie en zijn 24 Europese collega's naar de Kamer te zenden? Ik zou deze correspondentie graag voor volgende week woensdag ontvangen, omdat op deze dag de procedurevergadering wordt gehouden waarin mijn fractie deze kwestie aan de orde wil stellen.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Veel Europese steden en regio's zijn, vaak in tegenstelling tot hun nationale regering, een hartgrondig voorstander van het Nederlandse softdrugsbeleid. Ik hoop dat de minister dit element heeft meegenomen en dat hij hierop in de brief wil ingaan.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Als medeondertekenaar van de motie steun ik het verzoek van mevrouw Albayrak volledig. Ik voeg daaraan toe dat ik de minister zou willen verzoeken om contact op te nemen met zijn partijgenoot Gert Leers in Maastricht, die met veel succes internationale drugsconferenties organiseert. Misschien heeft hij enkele organisatorische tips.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Mijn verzoek is ingegeven door het feit dat wij vanuit de regio Maastricht weten dat België en Duitsland genuanceerder in dit debat staan dan de minister van Justitie doet voorkomen, dus ik vind het prima aanvullingen.

De voorzitter:

Omdat het de uitvoering van een aangenomen motie betreft, stel ik voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Justitie.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Koopmans.

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. De Europese Commissie heeft onlangs 69 voorstellen ingetrokken in het kader van de deregulering en de administratievelastenverlichting en tevens aangekondigd er nog vijf te zullen heroverwegen. Wij zijn daarover enthousiast, maar tegelijkertijd beseffen wij dat er nog 420 van die voorstellen in de burelen van de Commissie liggen.

Ik vraag het kabinet om in een brief zijn opvattingen over de 69 voorstellen en de vijf heroverwegingen bekend te maken. Wij vragen ons ook af welke gevolgen dit heeft voor onze eigen nationale wet- en regelgeving. Is er al wetgeving van kracht op grond van de nu ingetrokken voorstellen of is deze in voorbereiding? Wat gaat de regering hiermee doen?

Ten slotte verzoek ik het kabinet, een lijst op te stellen van Commissievoorstellen en van bestaande verordeningen en richtlijnen waarvan het kabinet vindt dat deze ingetrokken, dan wel vereenvoudigd of versoepeld kunnen worden.

Ik verzoek om een reactie van de minister-president en van de minister van Financiën, omdat hij een coördinerende rol heeft op het gebied van de administratieve lasten.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister-president en naar de minister van Financiën.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Örgü.

Mevrouw Örgü (VVD):

Voorzitter. Ik verzoek u, de stemmingen in verband met de goedkeuring en uitvoering van verdragen inzake Europese octrooien van de agenda af te voeren. De brief van de staatssecretaris, waarom de Kamer had verzocht, is vanmiddag binnengekomen. Onze fractie wil die brief eerst even bestuderen.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het verzoek te voldoen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Kruijsen.

Mevrouw Kruijsen (PvdA):

Voorzitter. Ik heb ongeveer een uur geleden vernomen dat de minister van LNV ons nog een brief zal sturen over de Grevelingen. Ik stel daarom voor om het debat hierover niet vandaag te voeren, maar eerst de brief af te wachten.

De voorzitter:

Ik stel voor, het wetsvoorstel Wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 in verband met de intrekking van de Wet deelneming Grevelingen van de agenda af te voeren en op een nader te bepalen tijdstip weer op de agenda te plaatsen, omdat er nog nadere informatie komt die van belang is voor de behandeling van dit wetsvoorstel.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Schreijer-Pierik.

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Voorzitter. Vorige week hebben wij gedebatteerd over de Flora- en faunawet. De stemmingen daarover zou ik willen aanhouden. Het amendement op stuk nr. 12 heb ik ingetrokken en ik heb een amendement ingediend op stuk nr. 14. Het kleiduivenschieten bij dorpsfeesten is niet bij het debat betrokken geweest. In het weekend kwamen wij erachter dat dit niet meer mogelijk is. Wij staan achter het plattelandsbeleid en vinden dat het kleiduivenschieten mogelijk moet zijn. Daarom vraag ik de ministers van LNV en Justitie om een brief waarin zij de Kamer informeren over de vraag hoe zij over mijn amendement denken. Volgende week kunnen wij dan stemmen.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het verzoek te voldoen en de stemmingen in verband met de Flora- en faunawet uit te stellen. Tevens stel ik voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en naar de minister van... neen, alleen naar de minister van LNV.

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Voorzitter...

De voorzitter:

Ik geloof dat ik mij vergis en dat het stenogram naar een tweede minister moet worden doorgeleid, maar het is mij even ontschoten wie dat was.

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Ik wil graag ook een reactie van de minister van Justitie, want ik denk dat daar het grootste probleem ligt.

De voorzitter:

De minister van Justitie, inderdaad; het gaat over kleiduiven...

Ik stel dus voor, de stemmingen in verband met de Flora- en faunawet uit te stellen en het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en naar de minister van Justitie.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Heemskerk.

De heer Heemskerk (PvdA):

Voorzitter. Ook ik verzoek om uitstel van stemmingen. Ik overweeg namelijk een verzoek tot heropening van de beraadslaging over wetsvoorstel 30137 inzake invoering van de titels 7.17 en 7.18 van het Burgerlijk Wetboek. Hedenochtend hebben wij hierover nadere informatie ontvangen en die doet mijn fractie twijfelen aan de uitleg door de minister. Bovendien heb ik begrepen dat er onduidelijkheid bestaat over de toelichting op mijn amendement. Die kan ik dan dus nog verfijnen.

De heer Jan de Vries (CDA):

Voorzitter. Dit verzoek verbaast mij enigszins. Verleden week is dit wetsvoorstel plenair uitgebreid behandeld. In de tweede termijn heb ik namens mijn fractie en mede namens de VVD-fractie het woord gevoerd. De heer Heemskerk vond het toen niet nodig om in tweede termijn het woord te voeren. Nu overweegt hij echter een heropening van de beraadslaging en vraagt hij om uitstel van de stemmingen. Gezien het feit dat dit wetsvoorstel samenhangt met de Zorgverzekeringswet die in de Eerste Kamer is behandeld, stel ik voor om nu gewoon tot stemming over te gaan.

De heer Luchtenveld (VVD):

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van de heer De Vries. Inderdaad heeft de heer Heemskerk niet deelgenomen aan de tweede termijn. Nadat dit onderwerp weken als hamerstuk op de agenda heeft gestaan, was er toch behoefte aan een plenaire behandeling. Dat kan natuurlijk. Om nu vanwege de wijziging van een toelichting op een amendement om uitstel van de stemmingen te vragen, gaat mij toch wat te ver.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Voorzitter. Ook de fractie van D66 maakt zich zorgen in die zin dat uitstel van de stemmingen tot vertraging kan leiden van de invoering van de Zorgverzekeringswet. Ook wij willen vandaag graag tot stemming overgaan.

De heer Heemskerk (PvdA):

Voorzitter. Mijn verzoek is heel nadrukkelijk om de stemmingen uit te stellen. Nogmaals, ik overweeg om heropening van de beraadslaging te vragen. Wij hebben hedenochtend namelijk informatie gekregen die mijn fractie doet twijfelen aan de uitleg door de minister. Van mij mag de uitvoering van de Zorgverzekeringswet een jaar uitgesteld worden, maar dat is niet het doel van mijn actie. Het doel is wel dat de verzekeraars en verzekerden zo mogelijk digitaal informatie uitwisselen.

De voorzitter:

Ik constateer dat er geen meerderheid in de Kamer is voor het verzoek om uitstel van de stemmingen. Ik kan niet anders dan concluderen dat niet aan uw verzoek voldaan kan worden.

De heer Heemskerk (PvdA):

Dit is een hoge mate van power play.

De voorzitter:

Ik neem aan dat u zich nu niet tot mij richt.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Volgens mij kan het verzoek van een Kamerlid tot heropening van de beraadslaging niet geweigerd worden. Misschien moet de heer Heemskerk zijn verzoek dus iets specificeren.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Het gaat hierbij echt om een inhoudelijke reden om de beraadslaging te heropenen. Bij de Zorgverzekeringswet is gebleken dat zorgvuldig moet worden nagegaan wat de effecten zijn. Dat geldt ook voor dit onderwerp. Ik steun de heer Heemskerk dan ook nadrukkelijk in zijn verzoek. Dat heeft helemaal niets met uitstel of afstel te maken, maar met zorgvuldigheid.

De voorzitter:

Wij moeten procedureel zuiver handelen. De heer Heemskerk heeft verzocht om uitstel van de stemmingen. Ik heb geconstateerd dat er in de Kamer geen meerderheid is voor dit verzoek.

Mevrouw Kant (SP):

En hij heeft om heropening van de beraadslaging gevraagd.

De voorzitter:

Dat heeft hij niet gevraagd.

De heer Heemskerk (PvdA):

Dat heb ik inderdaad nog niet gedaan.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik maak een procedurele opmerking ter ondersteuning van het verzoek van de heer Heemskerk. Door drie fracties is gezegd dat er verleden week een debat is gevoerd zonder tweede termijn. De heer Heemskerk baseert zijn verzoek vandaag evenwel op ontvangen nadere informatie.

De voorzitter:

Ik constateer dat er een feitelijk misverstand is. Dat kunnen wij beter direct ophelderen. Daartoe kan de heer De Vries een bijdrage leveren.

De heer Jan de Vries (CDA):

Voorzitter. Er is overigens wel degelijk een tweede termijn geweest, maar de heer Heemskerk had geen behoefte om daaraan deel te nemen. Hij behoudt weliswaar twijfel, maar dat kan op zichzelf geen reden zijn om de stemmingen uit te stellen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik handhaaf mijn procedurele opmerking. De heer Heemskerk doet zijn verzoek tot heropening van de beraadslaging naar aanleiding van verkregen nadere informatie. Deze informatie doet hem namelijk twijfelen aan wat er verleden week in het debat is gezegd. Het moet volgens mij dan ook mogelijk zijn om op grond hiervan om uitstel van de stemmingen te vragen. Daarom steun ik zijn verzoek.

De heer Heemskerk (PvdA):

Ik zie dat mijn verzoek tot uitstel van de stemmingen niet op een meerderheid van de Kamer kan rekenen. Dat betreur ik zeer. Er is bij mijn fractie echter veel twijfel over de wijze waarop mijn amendement wordt uitgelegd. Die twijfel houdt ook verband met de aangeleverde nieuwe informatie. Om die reden vraag ik om heropening van de beraadslaging.

De voorzitter:

Ik stel voor om te voldoen aan het verzoek om heropening deze week. Dat wil zeggen dat wij vandaag niet over dit wetsvoorstel zullen stemmen maar op een nader te bepalen moment.

De heer Jan de Vries (CDA):

Ik steun het voorstel om de heropening deze week te laten plaatsvinden, het liefst nog vandaag of morgen, zodat wij donderdag over dit wetsvoorstel kunnen stemmen.

De voorzitter:

Laten wij het stap voor stap doen. Wij houden de heropening morgen. Ik krijg altijd verzoeken van de Kamer om niet op donderdag te stemmen, dus wij moeten ook niet iedere donderdag stemmen. Als de Kamer dat wil, nadat de heropening heeft plaatsgevonden, beslissen wij dat uiteraard.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Noorman-den Uyl.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voorzitter. Namens vier commissies, te weten die voor Justitie, Binnenlandse Zaken, Europese Zaken en Integratiebeleid, verzoek ik om begin volgende week een spoeddebat te houden over de brief van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 30 september inzake de kabinetsreactie op het advies van de Raad voor het Openbaar Bestuur over aanscherping van de glijdende schaal, ofwel de mogelijkheid van intrekking van de verblijfsvergunning bij straf. Ik verzoek u om een spoeddebat met spreektijden van vijf minuten.

De voorzitter:

Ik stel voor om aan het verzoek tot het houden van een spoeddebat, dat mevrouw Noorman als voorzitter van de commissie voor Binnenlandse Zaken heeft gedaan, te voldoen. Ik stel voor om dat te houden met spreektijden van drie minuten. Vijf minuten is in deze tijd van begrotingsbehandelingen echt heel lang. Anders moet deze zaak eerst nog maar in de commissie worden besproken alvorens die hier wordt afgerond.

Mevrouw Verburg (CDA):

Is het niet merkwaardig als mevrouw Noorman-den Uyl hier om een spoeddebat vraagt voor volgende week? Zijn er niet veel andere mogelijkheden? Wat is het karakter van een spoeddebat? Dat betreft toch een spoedeisende kwestie, waarover onmiddellijk een debat moet plaatsvinden? Ik adviseer mevrouw Noorman om een procedurevergadering te houden om een algemeen overleg af te spreken, eventueel met een plenaire afronding.

De voorzitter:

Ik ben het eigenlijk wel met mevrouw Verburg eens, maar het probleem waarvoor de Kamer nu staat, met mij als voorzitter, is dat mevrouw Noorman dit verzoek indient namens de gehele commissie, waarin leden van vrijwel alle fracties zitten. Dat is toch juist?

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Jazeker, voorzitter. Ter toelichting kan ik vermelden dat wij hierover hedenmiddag om 13.30 uur een extra procedurevergadering hebben gehouden. De reden waarom wij dit spoeddebat begin volgende week willen houden, is om de minister in ieder geval de gelegenheid te geven op een aantal vragen die morgenochtend vroeg moeten worden ingediend te reageren. In de genoemde brief, die 22 kantjes beslaat, wordt een wetsvoorstel beschreven dat naar de Raad van State is verzonden en dat wij niet kennen. Er is commissiebreed dringend behoefte om daarover een plenair spoeddebat te houden, ook gezien de ernst van de situatie. Als voorzitter van een van de commissies kan ik niet anders dan die boodschap overbrengen.

De voorzitter:

Ik stel voor om dit debat – laten wij het inderdaad maar geen spoeddebat noemen – volgende week te houden met spreektijden van drie minuten.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Dit is een heel ingewikkelde kwestie, die vraagt om helderheid. Ik vind drie minuten echt heel kort. Ik vraag u daarom om spreektijden van vijf of vier minuten. Drie minuten is echt te weinig.

De voorzitter:

Dan worden het spreektijden van vier minuten.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Dijksma.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Voorzitter. Vandaag staan stemmingen op de agenda over de moties VAO verkoop Noveo aan HTM. Ik verzoek u namens mijn fractie om deze stemmingen van de lijst af te voeren, zodat mijn fractie in de gelegenheid is bij een heropening een motie in te dienen. Die motie konden wij niet eerder indienen omdat de minister vlak voor de stemmingen die vorige week gepland waren met nadere informatie naar de Kamer is gekomen.

De voorzitter:

Ik stel voor, de stemmingen over dit punt uit te stellen en een korte heropening voor het indienen van een motie te houden begin volgende week.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven