Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, aan de orde te stellen in de vergaderingen van dinsdag 28 en woensdag 29 september, de behandeling van de algemene politieke beschouwingen met de daarvoor reeds vastgestelde spreektijden voor CDA en PvdA: 35 minuten, VVD: 30 minuten, SP, LPF, GroenLinks en D66: 20 minuten, ChristenUnie en SGP: 15 minuten, de Groep Wilders en de Groep Lazrak: 5 minuten.

Ik stel u voor, beide dagen de vergadering te beginnen om 10.15 uur, zodat wij de algemene politieke beschouwingen in twee dagen kunnen afronden, zoals wij dat ook gedaan hadden als zij deze week hadden kunnen plaatsvinden.

Ik stel voorts voor om aan de orde te stellen in de week van 5, 6 en 7 oktober, op nader te bepalen dagen en dagdelen in die week, de algemene financiële beschouwingen en tevens:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2005 (29800-IXA);

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2005 (29800-IXB).

Ik stel voor, de spreektijden voor de begrotingsbehandelingen (eerste en tweede termijn) als volgt vast te stellen:

  • CDA 370 minuten;

  • PvdA 350 minuten;

  • VVD 290 minuten;

  • SP 160 minuten;

  • LPF 160 minuten;

  • GroenLinks 160 minuten;

  • D66 130 minuten;

  • ChristenUnie 100 minuten;

  • SGP 100 minuten;

  • de Groep Wilders 30 minuten en

  • de Groep Lazrak 30 minuten.

Voorts stel ik voor om alle geagendeerde stemmingen voor dinsdag 28 september a.s. uit te stellen tot dinsdag 5 oktober.

Ik stel voor, aan de agenda van morgen toe te voegen de brief van het Presidium over de Algemene Commissie voor het Integratiebeleid (28689, nr. 31).

Ik stel voorts voor, in de vergadering van donderdag 30 september bij aanvang van de vergadering als hamerstuk te behandelen een aantal verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften (29235, nrs. 44 t/m 58).

Ik stel voor, de stukken 21109, nr. 140, 26049, nr. 45, 28679, nr. 45, 29200-V, nr. 102, 29200-XII, nrs. 142 en 153, 29200-XVI, nrs. 277 en 281, 29200-A, nr. 36, en 29366, nr. 10, voor kennisgeving aan te nemen.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Op verzoek van de fractie van de PvdA benoem ik:

  • - in de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat het lid Verdaas tot lid in plaats van het lid Dubbelboer en het lid Dubbelboer tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Verdaas;

  • - in de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het lid Dubbelboer tot lid in plaats van het lid Verdaas en het lid Verdaas tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Dubbelboer.

Het woord is aan mevrouw Vos.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Het Algemeen Dagblad berichtte op 17 september dat de IND zich bezig zou houden met intimidatiepraktijken richting asielzoekers op basis van een getuigenis van twee tolken die jarenlang de verhoren vertaalden en daarbij meldden dat het praktijk was dat asielzoekers in de war worden gebracht, worden geïntimideerd om zoveel mogelijk mensen te kunnen afwijzen. Ik citeer: de IND juicht dit willens en wetens toe en moedigt het aan. Mijn fractie vindt dit een zeer ernstig bericht en ik zou u dan ook willen vragen om de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie hierover te mogen interpelleren.

De voorzitter:

Over hetzelfde punt zijn schriftelijke vragen gesteld door de heren Visser en De Wit. De aanmelding van het interpellatieverzoek van mevrouw Vos was echter eerder, zodat ik de definitieve goedkeuring van de schriftelijke vragen heb laten wachten op de besluitvorming in deze regeling van werkzaamheden.

De heer Visser (VVD):

Voorzitter. Van dat laatste was ik niet op de hoogte. Ik heb die vragen vrijdag ingediend tegen de achtergrond, zoals mevrouw Vos ook zei, dat dit artikel serieus moet worden genomen en dat onderzocht moet worden wat de werkelijkheid is. Ik heb schriftelijke vragen gesteld omdat er binnenkort een debat met de minister is gepland over de IND en het functioneren van de IND en omdat wij kortgeleden nog een hoorzitting hebben gehad over hetzelfde thema en wij binnenkort ook nog een briefing hebben bij de IND. Ik stel daarom voor om dit onderwerp met de beantwoording van de vragen te behandelen bij het toch al geplande debat. Dat lijkt mij snel genoeg.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter. Ik ben het daar van harte mee eens. Juist omdat het een ernstige kwestie betreft, moet een goede volgorde gevolgd worden. De hoorzitting heeft al plaatsgevonden. Nu volgt de briefing van de IND, waarbij wij vragen kunnen stellen. Daarna kan het debat met de minister plaatsvinden. Misschien is het een optie om het debat met de minister een week naar voren te halen. Dan kunnen wij het over een week voeren.

De voorzitter:

Ik denk dat het praktisch is om op dit moment te melden dat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie zich voor deze week ziek heeft gemeld, zodat het niet mogelijk zal zijn om deze week met haar een debat te voeren.

De heer Van Fessem (CDA):

De CDA-fractie sluit zich graag bij de vorige twee sprekers aan.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Als het debat een week wordt verschoven, vervalt wel het karakter van een interpellatie. Ik steun het verzoek van mevrouw Vos, want wat in het artikel staat, is ernstig genoeg. Vandaar ook dat ik er vragen over heb gesteld. Kan wellicht volgende week een spoeddebat worden gehouden? Dat biedt iets meer mogelijkheden om over dit zeer ernstige probleem te spreken dan in een algemeen overleg, waarin het een van de vele onderwerpen is, waardoor het weer wat wordt weggestopt. De vragen kunnen voor het debat van volgende week worden beantwoord.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Het is een buitengewoon ernstige zaak. Deze week kan de minister niet naar de Kamer komen en volgende week hebben wij een bijzondere agenda. Ik stel het op prijs als wij eerst van de minister horen wat zij heeft gedaan nadat zij deze berichten heeft gelezen. Zij zal daar toch onderzoek naar hebben gedaan. Misschien kan mevrouw Vos haar vragen, naast de vragen die reeds zijn gesteld, ook schriftelijk vragen aan de minister voor te leggen, zodat wij ook daarop volgende week antwoord krijgen. Wij kunnen dan bezien wanneer wij hierover debatteren. Ik ben bijzonder in voor de suggestie om het indertijd uitgestelde algemeen overleg naar voren te halen, maar of dit onderwerp daarin geheel tot zijn recht zal komen, betwijfel ik.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Het onderwerp is, gegeven de nieuwste onthullingen, zo ernstig en belangrijk dat het niet in het geplande algemeen overleg behandeld dient te worden. De heer De Vries heeft een goede suggestie gedaan, namelijk om eerst een reactie van de minister te vragen en om er daarna in een apart debat met de minister over te spreken.

De heer Nawijn (LPF):

Mijn fractie sluit zich aan bij het voorstel van de heer Visser om het onderwerp te behandelen in het reeds geplande overleg. Het lijkt mij wel goed om de minister eerst te vragen om schriftelijk te reageren op wat er is gebeurd.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik sluit mij aan bij degenen die, gelet op de ernst van de zaak, vragen om een snelle schriftelijke reactie van de minister. Mijn voorkeur gaat ernaar uit om het onderwerp te betrekken bij het eerstvolgende algemeen overleg dat wellicht naar voren kan worden gehaald, zodat het in samenhang met andere aspecten rond de IND aan de orde kan komen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Ik hecht er in ieder geval aan om dit ernstige onderwerp apart en met grote spoed te bespreken. Wij hebben inderdaad een algemeen overleg gepland op 11 oktober, maar dat vind ik echt te laat. Gegeven het aantal onderwerpen dat dan aan de orde is en de brede strekking daarvan, zal dit onderwerp dan niet voldoende tot zijn recht komen. De briefing van de IND heeft betrekking op een ander onderwerp dan waar ik nu over spreek. Aangezien de minister deze week helaas afwezig is, hecht ik eraan om volgende week met haar over dit onderwerp een debat te voeren, wellicht in de vorm van een spoeddebat. Ik kan mij ook voorstellen dat daaraan voorafgaand een schriftelijke reactie van haar wordt gevraagd. Ik houd echter vast aan mijn verzoek om zo spoedig mogelijk plenair over dit onderwerp te spreken. De vorm van een spoeddebat lijkt mij uitstekend.

De voorzitter:

Op basis van de inbreng van de leden en de praktische omstandigheden van deze en volgende week stel ik het volgende voor. Wij verzoeken de minister om de reeds eerder ingediende schriftelijke vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden. Daaraan kunnen uiteraard nog vragen worden toegevoegd. Wellicht kan in commissieverband worden nagegaan of er één lijst met vragen kan worden opgesteld, waarvan de reeds ingediende vragen onderdeel vormen. Ik vraag de commissie om daarover een procedurevergadering te beleggen. Als deze vragen zijn beantwoord, zullen wij bezien op welke wijze dit onderwerp besproken zal worden, of in de commissie of plenair. De praktische omstandigheden zijn dat de minister deze week ziek is en dat er volgende week dinsdag en woensdag politieke beschouwingen worden gehouden. Een plenair debat kan alleen donderdag. De agenda voor die dag is al erg vol. Het zou dan om een debat met heel korte spreektijden gaan. Kortom, de volgorde is: vragen, eventueel nadere vragen, de commissie en dan bezien op welke wijze het wordt besproken.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Mag ik een bekorting voorstellen? Twee collega's hebben al schriftelijke vragen opgesteld. Ik zou er volstrekt vrede mee hebben als mevrouw Vos daaraan haar vragen toevoegde. Wij hoeven daar dan niet in de commissie over te vergaderen. Alle aspecten lijken mij op die manier gedekt. Als wij uiterlijk volgende week woensdag over de antwoorden beschikken, kunnen wij op dat moment bezien wat wij met de antwoorden op de vragen moeten doen. Wij kunnen dan eventueel donderdagnacht doorvergaderen, als de voorzitter dat een goed idee vindt.

De voorzitter:

Ik kijk nog even naar mevrouw Vos. Uit het knikken van de meeste woordvoerders maak ik op dat zij de suggestie van de heer De Vries graag volgen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Op zichzelf lijkt mij dat een uitstekend idee. De minister moet wel in staat zijn, de vragen voor woensdag te beantwoorden. Ik zou dat zeer op prijs stellen. Ik zou graag uiterlijk maandag over die antwoorden beschikken, zodat wij snel in de commissie kunnen bespreken hoe wij verder zullen handelen.

Ik deel alvast mee dat ik mijn verzoek om een debat over deze kwestie volgende week absoluut handhaaf.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Het is prima als wij het zo doen, maar dan moet u de minister wel twee keer vragen, vóór volgende week te antwoorden, want tot nu toe reageert zij niet op verzoeken om op tijd te antwoorden.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Ik stel tevens voor, de vragen van de heer Visser en de heer De Wit die reeds waren ingediend, maar tot deze regeling van werkzaamheden nog niet waren doorgezonden, meteen door te zenden. Daarna zal de commissie in eerste instantie een nadere procedure bepalen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Halsema.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Nu de Kamer het besluit heeft genomen om volgende week toch de algemene politieke beschouwingen te houden, zou ik een aanvullend verzoek willen doen aan mijn collega's.

Ik heb namelijk uit de media begrepen dat er een vijfde tegenbegroting in de maak is, namelijk een tegenbegroting van de gezamenlijke coalitiepartijen. Het zou gaan om alternatieve voorstellen op het gebied van WW, grijs kenteken en onderwijsachterstanden. Ik kan mij vanwege het late tijdstip voorstellen dat de partijen er niet meer in slagen, haar te laten doorrekenen, bijvoorbeeld op werkgelegenheidseffecten of de bijdrage aan het EMU-saldo. Gezien de ingrijpende gevolgen van de maatregelen zoals die via de pers tot ons komen, zou doorrekening wel onze voorkeur genieten. Mocht dat niet lukken, dan verzoek ik de collega's dringend, die tegenbegroting – het is natuurlijk geen echte tegenbegroting, want een aantal maatregelen wordt gerepareerd – ruim voorafgaand aan het debat openbaar te maken. Mijn fractie zou het onplezierig vinden als wij pas in de tweede termijn van de algemene beschouwingen zicht erop krijgen of de coalitiefracties financieel betrouwbaar zijn en of zij in staat zijn, hun voorstellen te bekostigen. Mijn voorstel aan de drie coalities is om hun alternatieve tegenbegroting bekend te maken, ons in de gelegenheid te stellen ons daarop voor te bereiden en vooral bekend te maken hoe zij een en ander willen bekostigen.

De voorzitter:

Laat ik dit deel van het stenogram symbolisch doorgeleiden naar de heren Dittrich, Van Aartsen en Verhagen. Ik ga ervan uit dat zij het stenogram nu hebben ontvangen en ik vraag hun of zij willen reageren op hetgeen mevrouw Halsema hun gevraagd heeft.

De heer Verhagen (CDA):

Ik ben blij dat het standpunt van het kabinet, namelijk dat wij voor een financieel deugdelijke dekking moeten zorgen, door de fractie van GroenLinks is overgenomen. Mevrouw Halsema kan erop rekenen dat indien de fractie van het CDA of andere coalitiefracties met tegenvoorstellen komen, deze deugdelijk gedekt zullen zijn.

Verder zullen wij, ondanks de hoop van mevrouw Halsema, geen tegenbegroting indienen. Wel zullen wij amendementen en andere voorstellen indienen tegenover de voorstellen die het kabinet gisteren bij de miljoenennota heeft gepresenteerd. Ik kan mij voorstellen dat zij daarin geïnteresseerd is. Ik ben ook geïnteresseerd in de amendementen die zij het komende jaar zou willen indienen; misschien kunnen wij die alvast krijgen. Ik kan mij ook voorstellen dat zij in mijn tekst voor de algemene politieke beschouwingen geïnteresseerd is, maar ook die zal ik haar niet geven. Bij de algemene politieke beschouwingen zal ik onze voorstellen met betrekking tot de maatregelen en het beleid van het kabinet toelichten en deugdelijk onderbouwen.

De heer Van Aartsen (VVD):

Voorzitter. Ik kan mij aansluiten bij de woorden van Maxime Verhagen, zoals u het zegt. Het lijkt mij belangrijk dat volgende week, bij de algemene politieke beschouwingen, de ideeën van VVD, CDA en D66 in deze zaal worden neergelegd, zoals dat volgens mij ook hoort. Mevrouw Halsema kan er uiteraard op rekenen dat wij zullen proberen het allemaal keurig te laten doorrekenen, door wie dan ook.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Het zal mevrouw Halsema niet ontgaan zijn dat er in het land onrust is. Dat betekent dat de coalitiepartijen ook moeten luisteren naar klachten die mensen hebben over voorstellen van het kabinet, en dat wij dat serieus moeten nemen. Volgende week zullen wij dan ook in het debat bepaalde voorstellen doen, als wij het niet eens zijn met voorstellen van het kabinet. Mevrouw Halsema mag ervan uitgaan dat die deugdelijk onderbouwd zullen zijn.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik realiseer mij de beperkingen aan mijn verzoek. Ik kan niet anders doen dan een vriendelijk verzoek richten aan de fractievoorzitters van de coalitiepartijen om rekening te houden met de noodzakelijke openbaarheid van het debat. Dan kunnen juist al degenen die nu onrustig zijn en klachten hebben, zich voorbereiden op de tegenvoorstellen van de coalitiepartijen en ook hun commentaar daarop aan ons zenden. Dat wordt wat lastig als die partijen pas in de tweede termijn met een dekking komen, want daar begint het naar uit te zien. Ik herhaal dan ook mijn verzoek, al begrijp ik dat doorrekening er helemaal niet meer in zit. De heer Van Aartsen laat het, naar ik begrijp, door zijn eigen financiële medewerkers doorrekenen.

De heer Van Aartsen (VVD):

Nee, dat doe ik zelf!

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat geeft de burger moed. Ik herhaal dus mijn verzoek – en nu vrij indringend – om niet alleen de oppositiepartijen en dus ook GroenLinks de gelegenheid te geven zich voor te bereiden op de alternatieve voorstellen en die te kunnen wegen ten opzichte van onze eigen voorstellen – dan zijn wij immers allemaal goed voorbereid – maar ook de samenleving die onrustig is, in de gelegenheid te stellen commentaar te geven op de voorstellen die de coalitiepartijen gaan doen, zodat niemand overvallen is. Ik snap niet goed waarom er zo lang gewacht zou moeten worden.

De voorzitter:

Nu moet u echt afronden, want in uw tweede ronde doet u hetzelfde verzoek als in uw eerste ronde.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Mijn verzoek zal duidelijk zijn, voorzitter.

De voorzitter:

Ik zie aan de gezichten van de aangesprokenen dat het inderdaad duidelijk is. Ik denk niet dat het nodig is om een tweede ronde te laten plaatsvinden van de fractievoorzitters aan wie u vragen hebt gesteld.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik wil de herhaalde dringende oproep van mevrouw Halsema wel ondersteunen. Nu blijkt dat zelfs de antwoorden op de vragen al onderling afgestemd zijn, wil ik in aanvulling op de woorden van mevrouw Halsema nog op één punt wijzen. Ik vertegenwoordig een relatief kleine fractie met geringe spreektijd tijdens de algemene beschouwingen. Ik heb gisteren een aantal fractievoorzitters van de coalitiepartijen horen zeggen dat zij goede hoop hebben dat zij een meerderheid in het parlement weten te organiseren voor hun voorstellen. Welnu, het zou mij bij de verdeling van mijn spreektijd helpen als ik nu alvast weet voor welke voorstellen er sowieso een meerderheid is. Ik kan daar dan op een andere manier mee omgaan. Het zal mij helpen als ik weet welke onderwerpen op een meerderheid kunnen rekenen, voor zover dat natuurlijk al bekend is, maar ik heb de indruk dat er al het een en ander bekend is.

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik wil mevrouw Halsema nog een wat revolutionaire gedachte voorleggen die haar misschien wel aanspreekt: laten wij nu vanmiddag de algemene politieke beschouwingen houden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dit is inderdaad ook een mogelijkheid. Ik begrijp dat de heer Van Aartsen staat te trappelen om zijn voorstellen te lanceren. Dit versterkt echter het beeld dat hij pas tijdens de algemene beschouwingen met zijn plannen naar voren wil komen. Daarom zeg ik: waarom wachten op de algemene politieke beschouwingen nu de voorzitter net een goed voorstel heeft gedaan om die volgende week te houden. Wij moeten dit niet doorkruisen, maar waarom zou de heer Van Aartsen wachten? Eerlijk gezegd denk ik dat het zijn plannen zal versterken als hij daar een week debat over toestaat.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Nawijn.

De heer Nawijn (LPF):

Voorzitter. Ik wil u vragen om het verslag van het algemeen overleg over de positie van kleine ziekenhuizen op de plenaire agenda te plaatsen.

De voorzitter:

Ik stel voor om met dit verzoek in te stemmen en dit punt – zo mogelijk – toe te voegen aan de agenda voor volgende week donderdag.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Griffith.

Mevrouw Griffith (VVD):

Voorzitter. Ik heb aan de minister van Justitie schriftelijke vragen gesteld over de uitvoering op Schiphol van de Wet wapens en munitie. Wij zullen morgen een debat voeren over terrorisme en ik zou graag voor dit debat beschikken over de antwoorden op mijn vragen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Justitie, met het verzoek de vragen direct te beantwoorden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is wederom aan mevrouw Griffith.

Mevrouw Griffith (VVD):

Ik heb nog een tweede vraag. Juist gelet op het feit dat terrorisme zo'n belangrijk onderwerp is, vraag ik u of er morgen ruimte is op de agenda om dit debat in de plenaire vergadering te voeren in plaats van in een algemeen overleg. Ik ga ervan uit dat de minister ruimte heeft in zijn agenda, doordat de algemene politieke beschouwingen niet doorgaan. Wij hebben dit in een procedurevergadering van de commissie besproken en ik vraag u nu of de agenda voor de plenaire vergadering ruimte biedt voor een dergelijk debat met – als dat kan – spreektijden van zeven minuten.

De voorzitter:

Voor alle fracties in totaal, neem ik aan. U brengt mij in een moeilijk parket. U voert als argument voor uw verzoek aan dat het onderwerp van het debat belangrijk is. Voor de voorzitter van de Kamer is ieder onderwerp belangrijk. Dit kan voor mij geen argument zijn om een onderwerp van een commissievergadering naar de plenaire vergadering te verplaatsen. Ik zal dan immers op enig moment terecht door anderen worden gewezen op de precedenten die zo ontstaan. Dit kan echt niet.

Ik moet u verwijzen naar de procedurevergadering van de commissie. Ik kan niet zomaar een algemeen overleg dat al is geagendeerd naar de plenaire vergadering toehalen. Hoewel dit formeel mogelijk is, zou ik dit zelfs niet door de Kamer willen laten beslissen, omdat de Kamer dan alles dat door een commissie wordt beslist, zou kunnen "overrulen".

Indien dit verzoek zou zijn gebaseerd op een beslissing van de commissie, zou het in behandeling kunnen worden genomen.

Mevrouw Griffith (VVD):

De voorzitter van de commissie heeft gezegd dat er geen ruimte is op de plenaire agenda. Daarom vraag ik u nu of er morgen ruimte is op de plenaire agenda om dit debat te voeren, desnoods uit veiligheidsoverwegingen, want het gaat wel om een veiligheidsdebat.

De voorzitter:

Uw laatste argument herhaal ik niet eens, want ik vind het een beetje vreemd. De agenda voor morgen biedt op zich nog ruimte voor een debat, maar dat is niet het punt. Als een commissie een algemeen overleg wil verplaatsen naar de plenaire vergadering, moet de commissie daartoe besluiten. Wil mevrouw Noorman als voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hier iets aan toevoegen?

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ja, ik ben voorzitter. Zojuist heeft een procedurevergadering plaatsgevonden. Het is waar dat mevrouw Griffith en de heer Van Fessem hebben gevraagd of het geen goed idee zou zijn om dat AO plenair te houden. Ik heb beide leden erop gewezen dat het AO voor driekwart gaat over wat gedateerde stukken. Voorts heb ik aangevoerd dat het uiterst ongebruikelijk is om een regulier AO zomaar op de plenaire agenda te plaatsen en dat in het Reglement van orde enige beperkingen worden gesteld ten aanzien van het houden van een debat in de plenaire zaal. Op dat moment heeft de commissie niet besloten om het voorstel van beide leden te volgen. Wat mij betreft is de zaak hiermee afgedaan.

De voorzitter:

Indien er behoefte bestaat aan nadere besluitvorming staat het uiteraard iedere commissie vrij om in procedure bijeen te komen.

De heer Van de Camp (CDA):

Het is dan toch de vraag wanneer het VAO plaatsvindt. Dat vind ik eigenlijk de meest interessante vraag.

De voorzitter:

Het VAO vindt plaats nadat het is aangevraagd. Het kan worden aangevraagd nadat het AO is gehouden. Zo zijn wij helemaal rond in deze regeling van werkzaamheden.

Naar boven