Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 68, pagina 4274-4279 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 68, pagina 4274-4279 |
Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.
Vragen van het lid Sterk aan de minister van Justitie en de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie over de explosieve radicalisering van extreem rechtse jongeren in Nederland en de massale vechtpartij tussen groepen jongeren in Venray na het ingooien van de ruiten van een moskee.
Mevrouw Sterk (CDA):
Mijnheer de voorzitter. Afgelopen zaterdag stond in de NRC een artikel met als kop "Extreem rechtse jongeren zorgwekkend snel radicaler". Deze ontwikkeling vormt een directe hinderpaal voor het vreedzaam samenleven. Het CDA vindt dan ook dat elke vorm van radicalisering actief moet worden bestreden. Mijn fractie wil daarom allereerst een aantal vragen stellen aan minister Donner.
In de NRC zegt het hoofd van de regionale inlichtingendienst in Utrecht dat het proces van radicalisering in zijn regio potentieel gevaarlijker is dan moslimterrorisme. Hij doelt daarbij op het extreem rechts radicalisme. Wat vindt de minister van deze uitspraak? Deelt hij die uitspraak?
Vindt de minister dat het niet meer om een incident gaat, maar dat er sprake is van structurele problemen van radicalisering met het risico dat wij in een spiraal van radicalisering terechtkomen? Deelt de minister de mening dat dit niet zomaar kan worden afgedaan als kwajongensstreken, maar moet worden gezien als een directe bedreiging voor het vreedzaam samenleven in Nederland?
Wat is het beleid inzake de opsporing en vervolging van rechts extremisme?
Namens mijn fractie stel ik ook een vraag aan minister Verdonk. Eerder heeft zij gezegd dat het haar opvalt dat moslims een kort lontje hebben. Vindt zij dat achteraf gezien geen ongelukkige uitspraak, nu blijkt dat moslims evenzeer slachtoffer zijn van radicalisering en er dus niet simpelweg sprake is van een verminderd incasseringsvermogen onder moslims?
Minister Verdonk:
Voorzitter. Dit weekend hebben wij helaas opnieuw moeten meemaken dat jongeren vanuit rechts extremistische motieven zorgen voor ellende in gemeenten. Dat gebeurde eerst in Uden, waar opnieuw brand werd gesticht in de islamitische basisschool Bedir, en daarna in Venray, waar een stel jongeren onder de invloed van intolerante denkbeelden en van drank en drugs slaags raakten met een groep Turkse jongeren.
Een groeiende groep jongeren in Nederland slaagt er niet in om een zinvol toekomstperspectief voor zichzelf te creëren en zoekt heil in het rechts extremisme. Ook al is hierbij sprake van pubergedrag, dat is naar mijn mening volstrekt ontoelaatbaar. Rechts radicalisme getuigt van een intolerante opstelling die niet past binnen onze democratie en die vooral gevaarlijk wordt wanneer zij zich ontlaadt in interetnisch geweld. Interetnisch geweld heeft ernstige gevolgen voor de direct betrokkenen – er ligt al een persoon in het ziekenhuis – maar ook voor de bredere samenleving. Racistisch geweld zet groepen tegen elkaar op, vooral ook door de sterke emoties die worden opgeroepen. Mensen voelen zich niet meer veilig. Zij gaan elkaar vermijden. Zij trekken zich terug in eigen kring in plaats van elkaar op te zoeken. Zo komt er van de broodnodige integratie natuurlijk niets terecht. Het is essentieel dat mensen met elkaar in contact blijven en daarom juich ik de vele lokale initiatieven toe, zoals de stadsgesprekken in Rotterdam, die verschillende bevolkingsgroepen met elkaar in gesprek brengen.
Het kabinet wil daar een steentje aan bijdragen. Dat heeft het gedaan met het breed initiatief maatschappelijke binding. Zelf doe ik ook mijn best om die dialoog gaande te houden. Twee weken geleden ben ik op bezoek geweest bij een middelbare school, het Johan de Witt college in Den Haag. Daar ben ik in gesprek gegaan met jongeren, onder meer over de onderwerpen racisme en discriminatie. Binnenkort praat ik ook met jongerenorganisaties over deze onderwerpen. Zoals bekend, hebben wij een nationaal actieplan racisme. Daarin wordt benadrukt dat integratie een wederzijds proces is waar iedereen een bijdrage aan kan en moet leveren. De overheid zet zich met een reeks aan maatregelen in om de bewustwording van racisme en discriminatie te vergroten. Dat doet zij bijvoorbeeld door een antidiscriminatieleergang voor professionals te ondersteunen. Vanzelfsprekend kan de overheid dit niet alleen. Bedrijven, sportverenigingen en scholen spelen daarbij een belangrijke rol, maar dat geldt ook voor de ouders. Wij dragen er met elkaar verantwoordelijkheid voor dat discriminatie en racisme worden tegengegaan.
Ik ben bezig met het opstellen van een plan om problemen aan te pakken op het terrein van discriminatie en racisme die worden veroorzaakt door allochtonen, in het bijzonder door allochtone jongeren. Uit de laatste cijfers van de monitor blijkt dat racisme en extreem rechtse uitingen fors toenemen. Ik zal daaraan dan ook extra aandacht besteden. Het is namelijk ook mogelijk dat jongeren van autochtone afkomst een kort lontje hebben. Beide groepen veroorzaken op dit moment problemen die niet door de beugel kunnen. Die wijzen namelijk op wederzijdse discriminatie en racisme.
Ik heb contact gehad met de burgemeester van Uden en met die van Venray. Volgende week zal ik ook een werkbezoek aan Venray brengen met als doel daar gezamenlijk met autochtone en allochtone jongeren te spreken. Naar mijn idee betreft het hier niet een politiek radicale groep. Uit de laatste rapportage van de AIVD blijkt dat zijn inschatting is dat de Lonsdale-jongeren zich in overgrote meerderheid, zonder politieke ideologie en in losse verbanden manifesteren. De dienst is ook van mening dat het verschijnsel "Lonsdale" vooralsnog geen rekruteringsgrond is voor georganiseerde extreem rechtse groeperingen. Op termijn kan politisering echter wel een risico vormen. Dat heeft tot gevolg dat wij ons nu met man en macht moeten inzetten om ervoor te zorgen dat autochtone en allochtone jongeren elkaar weer weten te vinden.
Minister Donner:
Voorzitter. Mevrouw Sterk constateert dat het hoofd van de Regionale Inlichtingendienst spreekt van een potentieel gevaarlijkere ontwikkeling dan het moslimradicalisme. Ik zal niet over de toekomst spreken. Er is in ieder geval sprake van een zorgwekkende ontwikkeling.
De leden Dijsselbloem en Van Heemst hebben vragen gesteld. Het antwoord daarop is helaas niet exact op tijd beschikbaar, maar ligt voor mij en zal binnenkort naar de Kamer worden gestuurd. Daarin staat ook dat er sprake is van een serie incidenten. Wel is duidelijk dat een piek is bereikt in de periode onmiddellijk na de moord op de heer Van Gogh en dat het aantal incidenten daarna substantieel lager is geworden. Dat doet er echter niet aan af dat hier sprake is van een ontwikkeling. Ik laat in het midden of in Venray sprake is geweest van georganiseerd rechts radicalisme of van een vraag van Lonsdale-jongeren.
Mevrouw Sterk (CDA):
Het gaat mij niet specifiek om dat geval in Venray, maar om het feit dat die voorvallen in Nederland de laatste tijd op veel meer plaatsen voorkomen.
Minister Donner:
Dat is inderdaad het punt, maar ik geef dat aan om met het antwoord niet alle situaties onder een hoed te vegen. De minister van Binnenlandse Zaken en ik hebben geconcludeerd dat er sprake is van een zodanige ontwikkeling dat wij de KLPD en de AIVD hebben gevraagd, zo snel mogelijk alle gevallen te inventariseren waar deze situatie zich voordoet.
In antwoord op vragen van de heren Dijsselbloem en Van Heemst krijgt de Kamer de informatie over de incidenten die genoemd worden in het NRC-artikel. Er is inderdaad sprake van meer dan één incident. In reactie op de motie-Bos die is aangenomen na het debat op 9 februari over de brief over het terrorisme krijg ik binnenkort aanbevelingen van het openbaar ministerie over de aanscherping van het vervolgingsbeleid en het opsporingsbeleid voor met name haatzaaiende uitlatingen, rechts-radicale uitlatingen of racistische uitlatingen.
Kortom, er is inderdaad sprake van een ontwikkeling die zorgen baart. Daarom is zij een integraal onderdeel van het radicalismebeleid van het kabinet. De vraag is enerzijds hoe je de discussie tussen bevolkingsgroepen gaande houdt, anderzijds wat je moet doen om zo tijdig mogelijk de signalen op te vangen en in te grijpen om ontwikkelingen tegen te gaan.
Mevrouw Sterk (CDA):
Ik dank beide bewindslieden voor hun antwoord. Een aantal zaken blijven onduidelijk. Toegezegd is dat op dit moment een inventarisatie door de KLPD en de AIVD plaatsvindt van de omvang van het proces van radicalisering. Ik neem aan dat de Kamer die inventarisatie zo snel mogelijk te zien krijgt en dat ons informatie wordt toegezonden over de incidenten die de afgelopen tijd hebben plaatsgevonden.
Naar mijn mening zijn wij nu pas doordrongen van de ernst van dit probleem. De afgelopen tijd hebben wij vaak gesproken over radicalisering van de moslimjongeren, maar radicalisering is dus een algemeen probleem. Het kan niet expliciet aan een groep worden toegeschreven. Ik verzoek minister Donner in de nota die de Kamer zal worden toegezonden, specifiek aandacht te besteden aan deze vorm van radicalisering in Nederland.
Uit het NRC-artikel blijkt dat incidenten uit de openbaarheid worden gehouden door gemeenten. De CDA-fractie is van mening dat zij niet in de doofpot mogen worden gestopt. Ik neem aan dat de minister het daarmee eens is. Kan de minister van Justitie met deze gemeenten in overleg treden over de maatregelen die worden getroffen? Deze zaken mogen niet onopgelost blijven.
Minister Verdonk hield een prachtig pleidooi over de samenleving die wij met elkaar moeten maken. De CDA-fractie deelt die mening volledig. Het verbaast mij enigszins dat de minister bij haar uitspraak blijft dat moslims een kort lontje hebben. Wij hebben er nu een nieuwe groep bij die blijkbaar ook een kort lontje heeft. In mijn ogen zou het passend zijn geweest als de minister haar uitspraak had teruggenomen en had toegegeven dat die niet zo gepast was, omdat moslims net als andere mensen in deze samenleving slachtoffer zijn van het proces van radicalisering. Ik hoor graag de reactie van de minister.
Minister Donner:
Het inventariseren van de omvang van de radicalisering is een aspect. Het openbaar ministerie zal mij rapporteren over de vervolging. De vraag welke haarden er zijn, dient systematisch te worden verkend. De uitspraak dat er nu pas aandacht is voor radicalisering bestrijd ik. In reactie op de moord van de heer Van Gogh is vanaf het begin aandacht geweest voor het verschijnsel, omdat het toen zichtbaar is geworden. Het is ook onderwerp van discussie geweest met de burgemeesters. In dat kader is een aantal verschijnselen gesignaleerd. Deze zijn inmiddels opgenomen in de nota over radicalisering. Het antwoord op uw vraag is dus bevestigend.
Mevrouw Sterk (CDA):
Wanneer kan de Kamer deze nota verwachten?
Minister Donner:
De nota vraagt juist vanwege deze ontwikkelingen iets meer tijd. Ik hoop dat de nota eind deze maand klaar is, maar in ieder geval volgende maand.
Minister Verdonk:
Voorzitter. Als er een werkelijkheid is, dan vind ik dat wij die duidelijk onder ogen moeten zien. Wij hebben het over jongeren die een kort lontje hebben. Het zijn allochtone jongeren die autochtone jongeren aanvallen op straat en autochtone jongeren die allochtone jongeren aanvallen op straat. Aan beide kanten zitten jongeren met een kort lontje. Het is zaak dat wij die jongeren zo snel mogelijk weer bij de samenleving betrekken en een toekomstperspectief bieden.
Mevrouw Sterk heeft een paar vragen gesteld over de cijfers. Minister Donner zal door OM en politie cijfers laten verzamelen. Ik wijs haar in dit verband graag op de monitor Racisme en extreem rechts. Die monitor geeft cijfers over de periode 1997-2003. Ik zal niet alle cijfers noemen, maar uit die cijfers blijkt wel dat sprake is van een heel verschillend beeld. Het is in ieder geval niet zo eenduidig als wij nu misschien zouden denken.
Mevrouw Sterk (CDA):
Eigenlijk zegt u nu dus dat het probleem wel meevalt omdat de cijfers iets anders aanduiden. Blijft u bij uw uitspraak dat moslims en andere jongeren een kort lontje hebben?
Minister Verdonk:
Ja, ik heb dit al twee keer gezegd en dit is de derde keer. Laat duidelijk zijn dat ik daarbij blijf. Autochtone jongeren mogen niet zomaar jongeren aanvallen omdat zij van allochtone herkomst zijn en andersom mag het ook niet.
Ik heb overigens niet gezegd dat het probleem meevalt. Ik vind dat het probleem in de context moet worden gezien. Een van de contexten is de tijd.
De heer Nawijn (LPF):
Ik denk dat deze kwestie enigszins wordt overdreven. Laat ik vooropstellen dat mijn fractie geweld tussen groepen onderling ten zeerste afkeurt. Ik vind wel dat wij naar de oorzaak moeten kijken. Vindt de minister van Justitie niet ook dat er in Nederland veel te tolerant wordt opgetreden tegen allerlei groepen die dingen doen? Niet alleen in Venray en in Uden vliegen scholen in brand, maar ook in andere steden. De minister komt straks met een rapportage. Ik zou graag zien dat hij in die rapportage ook de andere plaatsen meeneemt waar scholen in brand zijn gevlogen, bijvoorbeeld op oudejaarsavond. Ik denk dat de jongeren die dit doen gewoon baldadig zijn en verder niets met extreem rechts te maken hebben. Praten helpt niet. De veiligheid moet gewaarborgd worden en daar is de minister van Justitie voor verantwoordelijk.
Minister Donner:
Op de vraag of het komt door het veel te tolerante optreden zal ik verder niet ingaan. Ik denk dat er in de afgelopen jaren scherp is opgetreden tegen elk van deze uitingen. Ik probeer aan te geven dat er ook voortdurend sprake is van allochtone groepen. Alleen wordt er dan niet gesproken van baldadigheid. Bij autochtone jongeren wordt er wel gesproken over baldadigheid. Dat is geen evenwichtig beeld van het geheel. Dat betekent niet dat iedere brandstichting eronder valt. Ik ontken niet dat een deel van deze verschijnselen het gevolg is van opgroeiende jeugd, maar ze zijn desondanks verontrustend. Het is wel de voedingsbodem van eventueel rechts extremisme. Dat hebben wij even serieus te nemen als iedere andere vorm van radicalisering in Nederland.
Mevrouw Lambrechts (D66):
Deze jongeren zijn 14, 15, 16 en 17 jaar en zitten waarschijnlijk allemaal nog op school. Autochtone en allochtone jongeren komen samen op school, vooral op het vmbo. Ik vind het jammer dat de minister van Onderwijs hier niet is. Ik zou graag horen wat de ministers gezamenlijk doen om die scholen te helpen. De mensen op die scholen zitten met hun handen in het haar. Het wachten is op het moment dat daar allerlei dingen gebeuren. Wij moeten ervoor zorgen dat er hulp voor die scholen komt.
Minister Donner:
Ik ben het ermee eens dat de confrontatie voor een deel daar plaatsvindt, zij het dat wij hier helaas te maken hebben met jongeren die niet meer samen op school zitten. Misschien was de problematiek dan minder geweest. De minister van OCW heeft de Kamer ingelicht over het programma op dat terrein, en in het bijzonder een plan van aanpak voor de veilige school gepresenteerd.
De heer Van Heemst (PvdA):
De PvdA-fractie denkt dat "Uden" en "Venray" geen incidenten zijn, maar een patroon vormen in een zorgelijke ontwikkeling. Rechts-radicalisme broeit op heel veel plaatsen in Nederland en wordt af en toe weer zichtbaar als er ogenschijnlijk een aanleiding is. Dit is een heel gevaarlijke ontwikkeling, die een grote inzet vergt van lokale bestuurders. Maar ook de beide bewindslieden behoren de leiding te nemen bij het keren van het tij. De boodschap van wat er in Uden en Venray is gebeurd, luidt dat er op een evenwichtige manier met alle vormen van radicalisme moet worden omgegaan. Hebben de twee incidenten die de afgelopen anderhalve week in Uden, respectievelijk Venray, hebben plaatsgevonden de bewindslieden verbaasd? Zo ja, hoe is het dan mogelijk dat beide bewindslieden, gelet op hun verantwoordelijkheid op het gebied van integratie en veiligheid, zo slecht de vinger aan de pols houden? Collega Dijsselbloem en ik zijn al vanaf november 2004 bezig om op alle mogelijke manieren, ook via schriftelijke vragen, de regering ertoe te brengen om gebouwen van islamitische organisaties adequaat te beschermen. De school in Uden was voor de tweede keer het doelwit van brandstichting en in Venray werden ruiten van een gebedshuis ingegooid. Als de overheid geen bescherming kan bieden, dreigt altijd het gevaar dat mensen het recht in eigen hand nemen. Dat is ten onrechte, maar soms misschien begrijpelijk. Ik vraag de bewindslieden nogmaals of zij ons kunnen verzekeren dat zij er in overleg met de burgemeesters voor zullen zorgen dat de bescherming adequaat is.
Minister Donner:
Ik heb aangegeven dat er sprake is van een patroon. Duiden deze voorvallen er nu op dat er sprake is van meer dan een incident? In het bijzonder in het geval van Venray zet ik daar, gelet op de wijze waarop de situatie is ontstaan, vraagtekens bij, want er was sprake van een aantal specifieke omstandigheden. Daarmee geef ik in wezen ook antwoord op uw tweede vraag. Er is geen aanleiding om nu alle gebouwen te beschermen. In Uden was een aantal maatregelen genomen en daarom zijn de gevolgen van de brandstichting beperkt gebleven. In Venray ging het om de incidentele omstandigheid dat een groep jongeren zich op het desbetreffende moment op de bewuste plaats bevond, maar deze jongeren waren helemaal niet daarvoor naar Venray gekomen. Ik heb nu een aantal malen systematisch op uw vragen antwoord gegeven. Op de vragen die u een maand geleden hebt gesteld, kunt u binnenkort het antwoord verwachten, met een overzicht van de verschillende incidenten. Ik ben het overigens geheel met u eens dat er sprake is van een zorgwekkend patroon, maar in hoeverre elk van de voorvallen binnen dat patroon past, is een andere vraag.
Mevrouw Hirsi Ali (VVD):
De VVD-fractie is in het geheel niet verrast door het verschijnsel van de Lonsdale-jongeren. Wij hebben sinds de jaren negentig gewaarschuwd voor het gevaar van wat wij nu zien, namelijk dat de samenleving wel eens gegijzeld zou kunnen worden door twee extremen: aan de ene kant de radicale moslims en aan de andere kant de rechts extremisten. Wij zijn opgelucht dat de andere fracties dezelfde urgentie voelen die wij altijd hebben verkondigd. Eén van de manieren om de zaak op te lossen, is deze uit de etnische sfeer te trekken. De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie heeft gezegd dat er een onderzoek komt naar de discriminatie van allochtonen. Zouden wij dat onderzoek niet moeten verbreden en allerlei vormen van discriminatie in de samenleving inventariseren en aanpakken? Ik denk dan aan de discriminatie van allochtone jongeren in de Randstad door autochtonen en discriminatie van vrouwen en homoseksuelen.
Minister Verdonk:
Dat gebeurt al. Er vindt op dit moment een breed onderzoek plaats naar discriminatie en ik verwacht rond de zomer met een rapport te kunnen komen. Het betreft dus een breed onderzoek.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Voorzitter. Als ik de LPF-fractie zo hoor zeggen: ach, het tot twee keer toe in brand steken van een islamitische basisschool is baldadigheid, dan is dat precies wat wij niet moeten doen. Ik ben blij dat de CDA-fractie wakker is geworden en het kabinet ter verantwoording roept. Wij horen dit soort signalen al langer, in november kwamen zij ook al uit Venray. Ik wil graag van minister Verdonk weten wat zij tot nu toe gedaan heeft om de moslimgemeenschap ter plaatse te beschermen. Welke actie hebt u ondernomen? Ik zou in het algemeen aan het kabinet willen vragen of het nu ten volle erkent dat rechts extremisme een groot en groeiend probleem is. Welk beleid, welke activiteiten kunnen wij nu van het kabinet verwachten? Dat schiet namelijk naar de mening van de fractie van GroenLinks echt nog tekort.
Minister Verdonk:
Laat een ding duidelijk zijn: ik keur alle vormen van geweld van mensen tegen elkaar af. Of het nu rechts extremistisch geweld is of moslimextremistisch geweld, ik keur het af. Ik ben ook steeds bezig in allerlei bezoeken die ik breng autochtone en allochtone mensen bij elkaar om de tafel te halen, want daar begint de integratie. Luisteren naar elkaar, met elkaar praten. U sprak net over het gevaar van het rechts extremisme. Ik verwijs naar het laatste rapport van de AIVD, waarin heel duidelijk staat dat de Lonsdale-jongeren zich in overgrote mate zonder politieke ideologie en in losse verbanden manifesteren. De AIVD zegt verder dat Lonsdale vooralsnog geen rekruteringsgrond is voor georganiseerde extreem rechtse groeperingen.
Wij moeten ons heel duidelijk bewust zijn van de situatie die er in ons land bestaat. Daar moeten wij ook passende maatregelen op nemen. Ik noemde net al de monitor, daar komen cijfers uit. Wij zullen vanuit het kabinet met een plan moeten komen om te zorgen dat wij de jongeren meer bij de les houden. Vanuit het onderwijs gebeurt dat natuurlijk ook al. Een van de leerdoelen in het onderwijs is burgerschap geworden en burgerschap is met elkaar praten, elkaar respecteren in Nederland. Ik geef even wat voorbeelden van maatregelen die wij al hebben genomen.
Mevrouw Vergeer (SP):
Voorzitter. Ik heb een vraag aan minister Verdonk. Een van de oorzaken van dit probleem is dat autochtone en allochtone jongeren elkaar niet kennen. Zij komen elkaar niet tegen op school en ook niet in de wijken. Dat heeft te maken met vergaande segregatie die helaas vorige kabinetten niet bestreden hebben. Nu heeft minister Van der Hoeven voorgesteld dat de gemeenten met de scholen aan tafel moeten gaan zitten om te praten over het mengen van scholen, maar verder gaat zij niet. Er is geen resultaatverplichting opgenomen in dat voorstel. Is deze minister bereid om tegen de minister van OCW te zeggen: de nood is zo hoog dat er een resultaatverplichting moet komen en dat scholen gemengd moeten worden? Is zij ook bereid om tegen minister Dekker te zeggen dat wijken eveneens gemengd moeten worden? Is zij daartoe bereid?
Minister Verdonk:
Mevrouw Vergeer zegt dat autochtone en allochtone jongeren elkaar niet tegenkomen. Daarmee ben ik het helemaal eens. Ik ben het ook eens met de maatregelen die de minister van OCW en de minister van VROM tot nu toe genomen hebben. Segregatie is een weerbarstig probleem. Wij kunnen kiezen voor een verplicht spreidingsbeleid, maar dat heeft, zoals u weet, ook heel veel nadelen. Ik zoek op dit moment naar alternatieven, samen met de RMO die net een advies heeft uitgebracht, waarin duidelijk staat dat segregatie oplossen bijna onmogelijk is. Wij moeten dus kijken naar andere mechanismen die ervoor kunnen zorgen dat het contact tussen autochtonen en allochtonen georganiseerd tot stand komt. Een van de voorbeelden waar ik aan denk is een project in Enschede. Daar maken een paar zwarte en witte scholen gebruik van elkaars lokalen. Zij mengen dus klassen door klassen van autochtonen en klassen van allochtonen op één school plaats te laten nemen. Zij rouleren. Dat doen zij, om de kinderen met elkaar in contact te brengen. Ik doe binnenkort een aantal aanbevelingen om georganiseerd de binding tussen de jongeren te bevorderen.
Mevrouw Koser Kaya (D66):
Voorzitter. Venray en Uden zijn gemengde scholen. Ik stoor mij eraan dat wij het nu over het integratieprobleem hebben, terwijl het daar niet om gaat. Het gaat om rechts extremistisch geweld. Wat gaat u daaraan doen? Daar heb ik nog geen antwoord op gehad.
De voorzitter:
Mag ik om wat stilte in de zaal verzoeken, vooral op de voorste rijen? Laat ik het maar gewoon zeggen: u bent degene over wie ik zo meteen briefjes en sms'en uit het land krijg dat u zit te praten en te lachen terwijl het vragenuur aan de orde is.
Minister Verdonk:
Voorzitter...
De voorzitter:
Mevrouw Bussemaker, ik had het tegen u.
Minister Verdonk:
Ik heb net al wat voorbeelden genoemd. Ik heb ook gezegd dat rechts extremistisch en moslimextremistisch geweld, dus welk extremistisch geweld dan ook, af te keuren is.
De voorzitter:
En tegen u had ik het ook, mijnheer van Beek.
Minister Verdonk:
Ik ben het helemaal eens met mevrouw Vergeer die zegt dat jongeren elkaar moeten vinden. Daarvoor moeten wij maatregelen treffen. Je ziet natuurlijk ook een heel groot verschil tussen de grote steden en het platteland. Autochtone jongeren op het platteland zien geen allochtonen, terwijl in de steden allochtone jongeren vaak in de meerderheid zijn. Beide situaties hebben ongewenste effecten. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is druk bezig met het onderwijs, ik ben bezig op het gebied van Integratie en minister Donner is bezig op het gebied van repressie. Wij zijn allerlei maatregelen aan het ontwikkelen om dit geweld tegen te gaan. Alleen door jongeren met elkaar in contact te laten treden en elkaar te laten respecteren kan dit worden tegengegaan.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Dijsselbloem.
Minister Donner:
Mag ik het antwoord aanvullen op de ongericht gestelde vraag wat er wordt gedaan aan rechts extremistisch geweld?
De voorzitter:
Gaat uw gang.
Minister Donner:
Integratie is er een aspect van. U vergist zich als u denkt dat er niet wordt opgetreden tegen rechts extremistisch geweld. Ik heb de Kamer laten weten dat het beleid van het Openbaar Ministerie juist is geïntensiveerd ten aanzien van de opsporing en de vervolging van dit soort uitingen, van haat zaaien en geweld. Daarom wordt er systematisch over gerapporteerd en wordt er systematisch opgetreden zodra daar aanleiding toe is. Dit is dus wel degelijk voorwerp van beleid.
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Toch ontbreekt het gevoel van urgentie aan de zijde van het kabinet. Er ligt al meer dan een jaar een onderzoek naar rechts extremisme onder jongeren in Zuid-Oost Brabant. Daarover hebben wij eerder Kamervragen gesteld. Wat heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie feitelijk gedaan naar aanleiding van dat onderzoek naar rechts extremisme onder jongeren in Zuid-Oost Brabant? Het is te laat om nu met plannen van aanpak te komen. Ik wil weten wat er in het afgelopen jaar of in de afgelopen anderhalf jaar is gebeurd.
Is het minister Donner van Justitie bekend dat zijn officier van Justitie in Weert op basis van een reeks van signalen en incidenten in Noord-Limburg heeft gezegd dat ook in die regio onderzoek moest worden gedaan naar rechts extremisme onder jongeren? Welke steun heeft deze minister aan zijn officier in Weert verleend om dat onderzoek op korte termijn mogelijk te maken?
De voorzitter:
Het woord is aan de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Excuus. Het is Roermond. De vraag blijft overigens exact hetzelfde.
Minister Verdonk:
Wat is er gebeurd na die tijd? Er gebeurt van alles op gemeentelijk niveau, in scholen binnen gemeenten, om ervoor te zorgen dat jongeren met elkaar praten en de dialoog met elkaar aangaan. Het gaat niet om gepolitiseerde jongeren. Het gaat om Lonsdale-jongeren die – ik heb dat net al heel duidelijk geciteerd ...
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Het doet er niet toe of het gepolitiseerde jongeren zijn.
De voorzitter:
Treed niet in discussie. U mag alleen interrumperen als u geen antwoord op uw vraag krijgt.
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Dan vraag ik aan de minister of dat er eigenlijk toe doet als de consequenties zijn dat er geweld wordt gepleegd en er moskeeën en scholen in brand worden gestoken.
Minister Verdonk:
Een politieke beweging is iets heel anders dan groepjes jongeren die dit soort daden plegen. Ik herhaal dat die zeer af te keuren zijn. Dat geldt voor autochtone, maar ook voor allochtone jongeren. Laten wij de zaken nu eens in evenwicht zien! Ik denk dat het zeer belangrijk is om geen enkel probleem onder tafel te houden, maar om te benoemen wat er gebeurt. Wij staan hier de ene keer omdat Marokkaanse jongeren een gezin het huis uit pesten, en een andere keer omdat autochtone jongeren stenen door ruiten van moskeeën gooien. Wij zijn heel druk bezig om met een pakket maatregelen te komen. Dat zal ik binnenkort naar de Kamer sturen.
Minister Donner:
Voorzitter. De heer Dijsselbloem heeft een vraag gesteld over de officier van justitie van Roermond. Die uitspraak is mij niet bekend, maar zoals ik heb aangegeven, is er nu een onderzoek gestart, niet alleen in Roermond of in Utrecht, maar op alle plaatsen in Nederland.
De heer Herben (LPF):
Ik steun van harte minister Verdonk en haar evenwichtige benadering. Ik vind het heel gemakkelijk om politieke etiketjes te plakken op datgene wat hier aan de hand is. Het is duidelijk een sociaal probleem. Nadat wij hebben geconstateerd dat in de grote steden veel straten onveilig zijn gemaakt door allochtone bendes, is het begrijpelijk – hoe afkeurenswaardig het ook is – dat men zich daartegen weert in plattelandsgemeenten, die hechte gemeenschappen vormen.
De minister van Justitie maakt zich zorgen over een voedingsbodem voor extreem rechts. Wij kunnen ons over veel zaken zorgen maken, maar het gaat erom wat er nu aan de hand is. Wij hebben te maken met links extremisme en met moslimextremisme. De reactie daarop, die verfoeilijk is en die ik afkeur, is natuurlijk niet de oorzaak. Haalt de minister dan ook niet oorzaak en gevolg door elkaar, en moeten wij niet veeleer de oorzaken van het extremisme aanpakken? Dan verdwijnen vanzelf ook wel de Lonsdalejongeren. Om het in links jargon te zeggen uit de jaren zestig: rechts is reactionair, het reageert, en wel op links extremisme en moslimextremisme.
Minister Donner:
Voorzitter. Deze analyse deel ik niet. Dit is een Hegeliaanse benadering van de geschiedenis, dat alles een reactie is op iets anders wat gebeurt. Ook uit onderzoeken blijkt dat het hier wel degelijk niet gaat om ontwikkelingen die alleen maar in reactie plaatsvinden. Het gaat hier om ontwikkelingen die op tal van punten ook samenhangen met uitzichtloosheid en zinloosheid, zeker ook onder jongeren. Maar het is allerminst zo dat zij aan één kant beginnen en dat de andere kant alleen maar reageert. Dat is misschien de wijze waarop de heer Herben het ziet, maar niet de wijze waarop de bevoegde autoriteiten het zien.
De heer Herben (LPF):
Ik heb in eerste ...
De voorzitter:
Nee, mijnheer Herben, u hebt een lange vraag gesteld en een analyse gegeven. In het vragenuur is de procedure zoals die is; u kent die heel goed. Ik geef het woord aan mevrouw Halsema.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Dit roept natuurlijk wel de vraag op waarop de brand in Uden dan een reactie is. Schijnbaar is die ook een reactie. Ik richt mij met mijn vraag tot minister Verdonk. Wij spreken in deze Kamer terecht heel veel over moslimextremisme, en over de problemen van allochtone jongeren. Nu stellen wij één keer rechts extreem geweld aan de orde, dat zich richt tegen allochtonen, tegen etnische jongeren. Is minister Verdonk in staat om voor die ene keer iets te zeggen over rechts extreem geweld, zonder daarbij de medeverantwoordelijkheid van allochtone jongeren voor andere problemen te noemen?
Minister Verdonk:
Voorzitter. Bij dit soort sociale problematiek is het van het allergrootste belang dat wij zaken in evenwicht zien. Dat betekent ...
De heer Herben (LPF):
Heeft de minister ...
De voorzitter:
U krijgt antwoord. Laat u het voorzitten aan mij over.
Minister Verdonk:
Voorzitter. Ik keur extremisme af, of daar nu links, rechts of moslim voor staat.
De voorzitter:
Ik beëindig het vragenuur bij dezen. Wij gaan naar de regeling van werkzaamheden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20042005-4274-4279.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.