Aan de orde is het debat naar aanleiding van de verwerping door de Eerste Kamer van het voorstel tot wijziging van de Grondwet in verband met de deconstitutionalisering van de benoeming van de burgemeester, en over de verklaring van de minister-president over het aftreden van de heer De Graaf als minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Als de SGP-fractie een spoeddebat aanvraagt, is er echt iets aan de hand. Ik hoef dat niet nader te verklaren, mij dunkt.

Mijn fractie heeft met respect kennisgenomen van de verklaring van de minister-president, en kan heel goed begrijpen de treurnis die erin doorklonk over het afscheid dat hij nemen moest van een van zijn collega's. De heer De Graaf had zich bijzonder vereenzelvigd met het thema van de gekozen burgemeester, en dat is hem gisteravond in de Eerste Kamer uit handen gespeeld. Dat was overigens wel wat merkwaardig. Fracties die eigenlijk tegen de gekozen burgemeester zijn, stemden daarvoor, zo nam ik waar, en de fracties die ervoor waren, stemden tegen. Met redenen omkleed, wat wij op zichzelf hebben te respecteren – dat doe ik ook – maar merkwaardig is het natuurlijk wel. Als je het hele proces met allebei de lezingen tegen het licht houdt, zijn er maar drie fractie die al die tijd consistent zijn geweest: D66, de ChristenUnie en de SGP. Alle andere fracties hebben om moverende redenen, inspelend op het politieke metier dan wel een binding aan afspraken, hun gedrag ingevuld zoals ze dat hebben gedaan.

De heer De Graaf heeft een uiterst persoonlijke afweging gemaakt. Geen conflict binnen de coalitie, geen vertrouwensbreuk tussen hem en de Kamer, maar wel heeft hij de vraag voor zichzelf beantwoord: kan ik op een geloofwaardige manier verder? Kennelijk heeft hij gemeend van niet. Mijn fractie vindt dat politiek begrijpelijk, staatsrechtelijk zuiver, en wil respect uitspreken voor zijn afweging.

De minister-president heeft vervolgens gezegd dat uit de kring van D66 een nieuwe kandidaat zal worden voorgesteld. Daar kun je natuurlijk wel over nadenken. Dat hoef ik niet te doen, dat zal de fractie van D66 wel doen. Als de heer De Graaf met zijn profiel, deskundigheid en inzet niet geloofwaardig kan doorgaan op dezelfde thema's, moet je uitkijken dat de functie al snel een soort deerniswekkende rol wordt die een ander uit diezelfde politieke groepering gaat invullen. Is het wel geloofwaardig dat een D66'er de draad gewoon weer opneemt, op het punt van de gekozen burgemeester en het kiesstelsel? Welke afspraken zijn daarover gemaakt dan wel over onderweg? Misschien dat de minister-president daar iets over kan zeggen. Hij refereerde heel subtiel – zo klonk het mij althans in de oren – aan de invoering van het kiesstelsel als een door de heer De Graaf meegewogen factor. Wat bedoelde de minister-president daar precies mee? Krijgt de nieuwe minister hetzelfde pakket, of komen er verschuivingen vanwege de actualiteit van de dag van vandaag? Ik hoop dat wij ervoor bewaard blijven dat bijvoorbeeld het kiesstelsel, waarover nog overleg is binnen de coalitie en waarover de parlementaire discussie nog wordt gevoerd, na deze indringende ontwikkeling in feite aan ons wordt voorgelegd in de zin van "slikken of stikken". Dat zou best eens kunnen, want D66 moet natuurlijk aan het blijven binnen de coalitie wel wat verdienen. Zo zal het wel gaan, denk ik.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter. Ook de CDA-fractie heeft met respect kennis genomen van de verklaring van de minister-president. Wij betreuren ten zeerste het aftreden van minister De Graaf, maar respecteren uiteraard zijn besluit. Ik kan mij ook heel goed voorstellen dat minister De Graaf zich eigenlijk grotelijks belazerd voelde door de opstelling van de PvdA-fractie.

Wij betreuren het aftreden van minister De Graaf. De positie van minister De Graaf was wat ons betreft niet in het geding. Hij heeft zich in het debat gisteravond in de Eerste Kamer goed geweerd. Hij is op zogenaamd essentiële, maar overigens steeds wisselende bezwaren van de PvdA-fractie met concessies gekomen. Hij heeft er alles aan gedaan. Er was wat ons betreft geen enkele staatsrechtelijke reden om af te treden. De minister had het vertrouwen van de meerderheid van de Kamer, hij had het unanieme vertrouwen van de coalitie en het vertrouwen van zijn eigen partij. Of het nu gaat over het kiesstelsel, de versterking van het lokale bestuur of de gekozen burgemeester, de minister kon hiermee in onze ogen volop aan de slag en zou daarbij ook onze steun hebben. Maar wij respecteren de persoonlijke afweging die hij heeft gemaakt.

Het CDA heeft steeds duidelijk gemaakt dat het staat voor zijn handtekening onder het Hoofdlijnenakkoord. Dat is ons in eigen kring niet altijd in dank afgenomen, maar wij hebben in het congres van onze partij tegenover onze leden en bestuurdersvereniging verantwoording afgelegd over het hoe en waarom wij hebben ingestemd met de gekozen burgemeester. De vraag rijst wel hoe de PvdA het stemgedrag van haar Eerste-Kamerfractie rijmt met haar eigen ideeën. Het is niet uit te leggen dat een partij die pleit voor meer invloed van burgers op de politiek, die al dertig jaar ijvert voor het afschaffen van de benoemde burgemeester, nu de klok jaren terug zet.

Telkens als minister De Graaf met toezeggingen kwam, was het waardevol, maar niet genoeg. En dat van een woordvoerder die zich altijd een hartstochtelijk voorvechter van de gekozen burgemeester heeft getoond. Dat is geen politieke inhoud meer, maar dat zijn spelletjes. Of zoals senator Jurgens het zelf formuleerde: een strategisch machtspolitiek moment. Of zoals oud-premier Kok zei na de nacht van Wiegel: hier is willens en wetens de minister een hak gezet. En dat dus vanuit de louter politieke wens om minister De Graaf te beschadigen en spanning in de coalitie te veroorzaken. Ik noem dat opportunisme. Het blijft een merkwaardige redenering van de PvdA: wij zijn voor en daarom stemmen wij tegen. Daar komt het eigenlijk op neer. Op een gegeven moment gaat het er in de politiek gewoon om of je ergens voor staat. Het zijn prachtige plaatjes als Wouter Bos koffie gaat drinken in het Laakkwartier om dichter bij de burger te komen, maar als het er echt om gaat, als het erom gaat de kiezer het vertrouwen te schenken, dan geeft de PvdA niet thuis.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Ook mijn fractie heeft de verklaring van de minister-president aanhoord. Het siert minister De Graaf dat hij vindt dat zijn persoonlijke en politieke geloofwaardigheid op dit moment in het geding is en dat dit voor hem aanleiding is geweest om zijn ontslag aan te bieden. Mijn fractie is van mening dat hij een juiste beslissing heeft genomen. Hij heeft zich in de afgelopen periode zo sterk verbonden aan het voorstel van het kabinet om een direct gekozen burgemeester in te voeren, dat bij het mislukken daarvan de conclusie moet worden getrokken dat de eigen persoon en het politiek functioneren in het geding zijn. Mijn fractie respecteert dat in ieder geval.

In de verklaring van de minister-president heb ik gehoord dat het om twee dingen gaat, namelijk om de direct gekozen burgemeester en om het kiesstelsel. Over het laatste heb ik een vraag. Wat bedoelt de minister-president nu? Heeft de minister ook in ontbreken van perspectief met betrekking tot het wetsvoorstel tot wijziging van het kiesstelsel aanleiding gevonden om zijn ontslag aan te bieden? Wat doet het kabinet nu met deze twee wetsvoorstellen? Is de conclusie nu dat het kabinet deze vanwege het vertrek van de minister laat rusten of, zo meen ik in de woorden van de minister-president te beluisteren, wordt er gezocht naar oplossingen met betrekking tot deze twee onderwerpen?

De fractie van de SP in de Eerste Kamer neemt een autonome positie in, waarover de Tweede-Kamerfractie geen zeggenschap heeft. Ik kan wel verklaren wat de reden is geweest voor het stemgedrag van de Eerste-Kamerfractie gisterenavond. Dat was de simpele constatering dat er sprake is geweest van een koppelverkoop. Aan het voorstel tot deconstitutionalisering van de benoeming was de absolute zekerheid gekoppeld dat bij het aannemen daarvan het wetsvoorstel met betrekking tot de direct gekozen burgemeester een onomkeerbaar gegeven zou zijn. Dat heeft de minister gisteren een- en andermaal beklemtoond. Dat was voor de Eerste-Kamerfractie van de SP reden om tegen de deconstitutionalisering te stemmen.

De minister bleek niet bereid te zijn om de concessies te doen die de SP-fractie in de Eerste Kamer graag had gezien. De fracties van de PvdA, SP en GroenLinks hebben in laatste instantie zelfs voorgesteld om het aan de gemeenteraden over te laten of en, zo ja, op welke manier zij aan de uitvoering van het systeem van de gekozen burgemeester zouden willen meewerken. Daar was de minister niet toe bereid. Het is dan ook naar mijn mening ten onrechte dat de minister-president opmerkt dat minister De Graaf geen eerlijke kans heeft gekregen. Die heeft hij wel gekregen, zelfs volop. Wij praten in deze Kamer al heel lang over het wetsvoorstel over de direct gekozen burgemeester. De minister is zelfs het hele land doorgereden met een bus om reclame te maken voor dit wetsvoorstel. Laten wij dus niet spreken van het ontbreken van een eerlijke kans. De minister heeft zelfs meer kansen gekregen dan wij in eerste instantie voor mogelijk hadden gehouden.

Wat is op dit moment de positie van de bewindslieden van D66 in het kabinet? D66 beschouwde zowel het wetsvoorstel over de direct gekozen burgemeester als het voorstel inzake het kiesstelsel als de kroonjuwelen. D66 vond het in elk geval dermate belangrijke voorstellen dat het overnemen daarvan in het regeerakkoord reden was om aan deze coalitie mee te doen. Als dat zulke belangrijke punten zijn voor de D66-bewindspersonen in dit kabinet, wat is hun positie dan op dit moment? Hechten zij geen betekenis meer aan deze kroonjuwelen of toch wel? Ik wil graag een toelichting van de minister-president over dit punt.

Laten wij in deze Kamer niet doen alsof het wetsvoorstel over de direct gekozen burgemeester een gelopen race was. Ook de fracties in de coalitie hadden nog geen volledige overeenstemming bereikt over de juiste vorm van dit wetsvoorstel. Er was dus ook binnen de Kamer nog geen duidelijke consensus, zelfs niet binnen de coalitie. In dat opzicht past enige bescheidenheid, ook van de kant van de coalitiepartijen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Laat ik er geen doekjes om winden: de Tweede-Kamerfractie van GroenLinks is ongelukkig met het verloop en de uitkomst van het debat in de senaat gisteravond. De Tweede-Kamerfractie heeft niet voor niets twee keer ingestemd met deconstitutionalisering, met het verwijderen van de kroonbenoeming uit de Grondwet.

Het is bekend dat wij geen voorstander zijn van de rechtstreeks gekozen burgemeester, aangezien dit naar ons idee de positie van de ook rechtstreeks gekozen gemeenteraad, de volksvertegenwoordiging, verzwakt. Wij verkiezen een door de gemeenteraad gekozen burgemeester. Dat staat ook, evenals deconstitutionalisering, in ons verkiezingsprogramma.

De Tweede-Kamerfractie van GroenLinks heeft het debat en de stemming over de kroonbenoeming echter welbewust niet wensen te gebruiken om haar bezwaren tegen de rechtstreeks gekozen burgemeester kracht bij te zetten. In de woorden van onze woordvoerder Wijnand Duyvendak bij de tweede lezing: ik vind namelijk dat wij daarmee geen recht doen aan ons jarenlang ijveren om af te komen van de kroonbenoeming die in de Grondwet is geregeld.

De oppositie in de Eerste Kamer, inclusief de fractie van GroenLinks, heeft een andere politieke keuze gemaakt, een keuze die wij betreuren om de inhoudelijke redenen die ik zojuist bij monde van Wijnand Duyvendak heb gegeven. Bovendien gaf en geeft de Tweede-Kamerfractie van GroenLinks er de voorkeur aan om de coalitie haar eigen conflicten over bestuurlijke vernieuwing te laten oplossen.

Dat er een verschil was over de gekozen burgemeester was niet bepaald een geheim. Ik vind het dan ook jammer dat de oppositie in de Eerste Kamer het CDA en de VVD – daar praten wij over – deze dienst heeft bewezen. Ik hoef echter ook mijn collega's in deze Kamer, zeker degenen die indertijd Hans Wiegel niet aan een touwtje hadden, er niet aan te herinneren dat de senaat soeverein is. Net als voor ons geldt voor hen dat zij zonder last of ruggespraak tot een oordeel kunnen komen. En dat hebben zij gedaan.

Daar mijn fractie in de Tweede Kamer geen politiek heeft willen bedrijven over deze grondwetsherziening voelde zij ook geen enkele behoefte om een politiek oordeel te vellen over de positie van minister De Graaf. Inmiddels heeft de minister-president bekendgemaakt dat minister De Graaf is opgestapt. Hij heeft het debat gisteren in de Eerste Kamer als een persoonlijke nederlaag ervaren. Ik wil allereerst zeggen dat wij respect hebben voor de authentieke wijze waarop minister De Graaf zijn idealen in Tweede en Eerste Kamer heeft verdedigd. Ik wil er ook bij gezegd hebben dat wij als de fractie van GroenLinks altijd op een prettige manier met hem gedebatteerd hebben.

De minister-president maakte evenwel in zijn verklaring van zo-even nog een opmerking. Die opmerking viel wel op. Hij zei namelijk: de aanleiding voor het vertrek van minister De Graaf was het debat van gisteren. De minister-president verklaarde ook: maar het overleg in de coalitie over de invoering van het kiesstelsel is door minister De Graaf meegewogen in zijn besluit om te vertrekken. Daarover moeten toch enkele vragen gesteld worden. Was minister De Graaf gebleven bij voldoende steun in de coalitie voor invoering van het door hem gewenste districtenstelsel? Waar heeft minister De Graaf vandaag eigenlijk om gevraagd? Wie heeft of wie hebben zijn verzoek geblokkeerd? Betekent dit ook dat het kiesstelsel, het districtenstelsel, nu van de baan is? Kunnen wij dan nog wel stellen dat hierbij alleen sprake is van een persoonlijke nederlaag van Thom de Graaf? Of is er toch ook sprake van een politieke nederlaag van zijn partij? Wat betekent dat voor de agenda van bestuurlijke vernieuwing van dit kabinet? Is daar nog iets van over? Wat betekent het voor de bestuurlijke ambities van D66, als een van de drie coalitiepartijen? Moet de voorlopige conclusie niet luiden dat de minister gisteren in de senaat gestruikeld is, maar dat hij vandaag gevallen is over het kiesstelsel?

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Vandaag is mij een paar keer gevraagd of ik minister De Graaf zou adviseren om af te treden, na wat gisteren is gebeurd. Ik heb gezegd dat ik mij niet geroepen voelde om hem als adviseur te dienen, maar dat ik mij goed kon voorstellen dat hij er zelf weinig heil in zou zien om aan te blijven, nu gisteravond in de Eerste Kamer het hart uit zijn portefeuille is gesneden. Immers, nu de kroonbenoeming van de burgemeester in de Grondwet blijft staan, zal het wetsvoorstel over de direct gekozen burgemeester moeten worden ingetrokken. Dat is dan van de baan.

Gezien onze opstelling in dat debat zal het niemand verbazen dat mijn fractie content is met het eindresultaat. Maar ik begrijp goed dat het voor minister De Graaf een hard gelag was. Daarom respecteren wij zijn beslissing om af te treden ten volle. Het debat kreeg gisteravond in de Eerste Kamer een slot dat waarschijnlijk zelfs de meest creatieve scriptschrijver niet meer had kunnen bedenken na de voorgeschiedenis. Bij de tweede lezing in de Tweede Kamer stond mijn fractie alleen met de fractie van de SGP en vier leden van de fractie van de PvdA. In de Eerste Kamer voegden zich gisteren naast de PvdA ook de SP en GroenLinks in het kamp van de tegenstanders. Er was een hoop commotie voorkomen als dat al in de Tweede Kamer was gebeurd, dacht ik toen. Dat had minister De Graaf ook een onnodige bustoer door Nederland bespaard.

Wat mij opvalt in de reacties na de avond van Van Thijn is de selectieve verontwaardiging die ontstaat. Vooral de PvdA moet het ontgelden. Het is overigens goed erop te wijzen dat de benadering door de Eerste Kamerfractie van de PvdA dezelfde was als die van de vier tegenstemmers in de fractie van de Tweede Kamer op 9 november, namelijk zuiverheid in de omgang met de Grondwet. Minister De Graaf was dus wel gewaarschuwd.

Niettemin vindt ook mijn fractie dat de PvdA, maar ook GroenLinks en de SP, na gisteren wel wat uit te leggen hadden aan hun kiezers. Dat de minister-president in zijn verklaring derhalve kanttekeningen plaatst bij de consistentie, kan ik begrijpen. Zijn opmerking dat minister De Graaf geen eerlijke kans heeft gekregen, vind ik op zijn minst curieus, om niet te zeggen misplaatst, na de debatten, waarin alle ruimte was om partijen op grond van argumenten tot een ander standpunt te brengen. Dat hoort volgens mij bij het democratisch proces. Het gaat niet aan om dat af te doen met de opmerking dat er geen eerlijke kans is gegeven.

Je kunt je wel afvragen welke partijen onderhand niets hebben uit te leggen. Inderdaad, alleen D66, de SGP en de ChristenUnie zijn van meet af aan in zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer kraakhelder geweest in hun standpuntbepaling en consistent in hun stemgedrag. Alle overige partijen hebben op zijn minst in een zekere mate boter op het bestuurlijke hoofd. Als ik de verkiezings- programma's van de verschillende partijen over de kroonbenoeming leg naast het stemgedrag van gisteren in de Eerste Kamer, vraag ik mij bij een aantal partijen af of dat wel uit te leggen is aan de kiezer.

Mijn fractiegenoot Arie Slob heeft wel eens gezegd dat op die manier de burgemeesters in Nederland aan een elastiekje bungelen. Gisteren bleek dat de rek daar nu wel uit is. De gang van zaken heeft ons in ieder geval duidelijk gemaakt, dat het uit een oogpunt van zorgvuldige wetgeving ongewenst is om via regeerakkoorden grondwetswijzigingen te willen regelen waarvoor geen evident en breed draagvlak in de samenleving bestaat. In de Grondwet liggen de fundamenten van ons staatsbestel verankerd. Het is vuurgevaarlijk om die speelbal van partijpolitiek te maken. Grondwetsbepalingen, ook die inzake de staatsinrichting, zijn niet alleen procedureel van aard, zij zijn wel degelijk ook inhoudelijk. Die inhoudelijkheid drijf je al te gemakkelijk weg door te koersen op deconstitutionalisering, zonder dat vervolgens duidelijk is: wat dan? Die vraag kan er niet mee worden afgedaan dat het wel gewoon bij wet wordt geregeld. Als deze grondwettelijke procedure voor de benoeming niet meer zou deugen, dan dient daarvoor in de plaats een andere grondwettelijke procedure te komen en dus geen open einde.

Vergelijkbare opmerkingen over zorgvuldigheid zijn overigens ook te maken over het instellen van nieuwe ministersposten die zijn toegesneden op het verkiezingsprogramma van één coalitiepartij. De vervolgvraag in dat verband is overigens wel of er een opvolger te vinden zal zijn die bereid is om nog aan de bestuurlijke vernieuwing te trekken, een portefeuille die nota bene speciaal voor D66 in het leven is geroepen. Zelfs oud-D66-leider Terlouw heeft gezegd dat hij er niet tegen is, maar dat er echt belangrijker zaken zijn.

Natuurlijk, het kiesstelsel ligt er nog, maar wij weten allemaal – ik kijk onder andere naar de VVD-fractie – hoe omstreden ook die plannen zijn. Wat in ieder geval niet mag gebeuren, is dat hier smartengeld voor D66 wordt gezocht. Het vertrouwen dat de minister-president op dit punt in zijn verklaring uitsprak in de uitkomst van het coalitieoverleg, maakt mij op zijn minst wantrouwend. Géén koehandel met het kiesstelsel!

Wat rest nu, is een minister voor de Antillen en het vice-premierschap. Op zichzelf is op de Antillen genoeg te doen, maar ik had niet de indruk dat dit is waarvoor D66 in dit kabinet is gestapt en deze portefeuille heeft willen creëren.

Ik zou het ten aanzien van deze twee punten, de omgang met de Grondwet en de instelling van ministersposten, op prijs stellen, als de minister-president zou kunnen aangeven of hij het, na alles wat er is gebeurd, niet met mij eens is. Misschien kan hij daarover, bijvoorbeeld in analytische zin, enkele opmerkingen maken.

In de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor 2005 zijn forse bedragen ingeboekt voor de gekozen burgemeester, namelijk circa 10 mln euro in de periode 2005 tot 2007. Hier hebben wij nu eens een echte meevaller. Als minister Remkes dan de Nederlandse Antillen erbij neemt, sparen wij ook nog een ministerspost uit. Wat ons betreft wordt dit geld ingezet voor urgente noden in de samenleving en daarbij staat de verpleeghuiszorg met stip genoteerd. Mij dunkt, dat wij daar morgen al brede politieke steun voor moeten kunnen krijgen.

De heer Van As (LPF):

Mijnheer de voorzitter. De verklaring van de premier laat niets aan duidelijkheid te wensen over. Hier is volgens de LPF-fractie geen eerlijk spel gespeeld. Nu weet je bij de PvdA nooit waar je aan toe bent, maar deze herrijzenis van het regentendom was zelfs voor de LPF-fractie schokkend om te ervaren. Overigens hebben alle linkse fracties in de Eerste Kamer tegengestemd. Voorwaar, wat een progressiviteit op het gebied van de bestuurlijke vernieuwing.

Wij zagen al in 2003 dat een stem op Wouter Bos een stem op burgemeester Job Cohen als premier was. Nu blijkt ook nog een Amsterdamse ex-burgemeester de lakens in de PvdA uit te delen. Het gaat niet om de achterkamertjes, maar om de hele grachtengordel. In ieder geval was deze stoot ónder de gordel en dat verdient minister De Graaf absoluut niet, hoewel wij er niet om treuren dat hij zich heeft teruggetrokken. Immers, wat blijft er eigenlijk nog voor hem over? Hij heeft zich ingezet voor bestuurlijke vernieuwing, maar ziet er zelf geen brood meer in. Er is respect voor zijn moedige beslissing, maar waarom zouden wij voor de tweede keer nog een andere minister voor bestuurlijke vernieuwing nodig hebben? Misschien is het interessant om dit van de kant van de premier te horen. Wat krijgt deze man of vrouw eigenlijk als takenpakket? Is een staatssecretaris voor Antilliaanse zaken niet voldoende? Ook daar heeft minister De Graaf nu niet zoveel van gebakken. Beter nog lijkt ons een staatssecretaris voor politie, die de LPF belangrijk vond.

Wat is eigenlijk nog de toegevoegde waarde van D66 voor dit kabinet? Onderwijs? Minister Van der Hoeven van Onderwijs heeft echt geen helpende hand van Boris Dittrich nodig.

Mijnheer de voorzitter. Dit kabinet heeft, met dank aan het strategisch akkoord, belangrijke zaken in gang gezet en de resultaten van dit kabinet zijn niet bereikt dankzij D66, maar ondanks het tegenstemmen van deze coalitiepartner. Ik noem de bestrijding van de criminaliteit, het internationaal terrorisme, het vreemdelingenbeleid, het verkeer en de landbouw. Waar was D66? Niet thuis, absoluut niet thuis. Graag hoor ik van de minister-president hoe hij verder wil. Het lijkt nu meer op een gedwongen huwelijk en u weet wat de LPF-fractie daarvan vindt. Wij zien er niets in en het houdt zeker geen stand. Het wordt dan gewoon de rit uitzitten met een bijwagen.

De heer Bos (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. Ook de PvdA-fractie heeft met respect kennisgenomen van de verklaring van de minister-president en van de daarin vervatte beslissing van de vice-premier, tevens minister voor bestuurlijke vernieuwing, om af te treden. De redenering en argumentatie die daaraan verbonden werden in de verklaring van de minister-president, hebben bij ons wel veel vragen opgeroepen. Het leek in de kern te gaan om twee argumenten: ten eerste dat de minister geen eerlijke kans in de Eerste Kamer zou hebben gehad en ten tweede dat hij geen eerlijke kans in de coalitie heeft gehad.

Die eerste redenering, met alle respect, is een gotspe en ontbeert werkelijk elke logica. Want óf de minister-president zegt hier vanavond dat elke minister die in de Eerste Kamer een nederlaag lijdt geen eerlijke kans gehad heeft, óf hij zegt dat elke keer als van een partij de fractie in de Eerste Kamer anders stemt dan die in de Tweede Kamer, een minister geen eerlijke kans gehad heeft. Beide lijken mij moeilijk waar te maken.

Ook de Tweede-Kamerfractie van de Partij van de Arbeid betreurt de uitkomst van het debat gisteravond in de Eerste Kamer. Minister De Graaf heeft concessies gedaan in dat debat die niet zonder betekenis waren, met name als het gaat om de beheerstaken bij de politie voor de burgemeester. Maar bij de cruciale vraag, namelijk of het aan Den Haag is om te bepalen of gemeenten klaar zijn om over te gaan tot het kiezen van een burgemeester, zijn geen concessies gedaan. Het enkele feit dat de minister in het debat gezegd heeft dat een aantal gemeenten in 2006 die stap moet maken en dat natuurlijk later een beslissing genomen kan worden om niet door te gaan met andere gemeenten, is geen concessie maar een constatering van een staatkundig feit.

Aan het eind van het debat werd minister De Graaf op een presenteerblaadje aangeboden hoe hij het wél had kunnen redden, namelijk door akkoord te gaan met een oerdemocratisch principe dat lagere overheden zélf het beste in staat zijn om te bepalen wanneer zij toe zijn aan zo'n majeure verandering als door dit kabinet aan hen werd voorgesteld. Maar hij mocht dat aanbod niet aanvaarden, óf hij kon het niet aanvaarden, óf hij wilde het niet aanvaarden.

De heer Verhagen (CDA):

Heeft de heer Bos in de afgelopen dagen contact gehad met minister De Graaf?

De heer Bos (PvdA):

Zeker.

De heer Verhagen (CDA):

Kon minister De Graaf uit de gesprekken die hij met u gevoerd heeft, afleiden dat de uitkomst van het debat gisteren zou zijn zoals die was?

De heer Bos (PvdA):

Als er iets is dat ik tegen de heer De Graaf gezegd heb in onze contacten van de afgelopen weken, is het dat hij de stemming in onze Eerste-Kamerfractie niet moest onderschatten en dat het optimisme zoals dat in de pers doorklonk over een PvdA-fractie die op het eind wel akkoord zal gaan met de voorstellen van het kabinet, totaal misplaatst was.

De heer Verhagen (CDA):

Uit uw eerste reactie leid ik af dat u ook over de inhoud heeft gesproken.

De heer Bos (PvdA):

Ik heb gezegd wat ik zojuist gezegd heb.

De heer Verhagen (CDA):

Daar heeft u toch geen paar keer voor nodig?

De heer Bos (PvdA):

Gezien het feit dat het optimisme door bleef klinken in de diverse media en minister De Graaf het zelf kennelijk ook zinvol vond om dat contact met mij te onderhouden, heb ik eerlijk antwoord gegeven op vragen die hij mij daarover gesteld heeft. Ik heb gezegd dat de weerstand in de Eerste-Kamerfractie van de Partij van de Arbeid op de twee punten zoals die de afgelopen weken consistent naar buiten zijn gebracht, namelijk de zorgvuldigheid van het invoeringstraject en de beheersbevoegdheden over de politie, niet moest worden onderschat en dat voorzover ik dat kon inschatten, alle geluiden dat de fractie van de PvdA uiteindelijk wel akkoord zou gaan, wat mij betreft volstrekt misplaatst waren.

De heer Verhagen (CDA):

U hebt dus over de inhoud gesproken en daarbij niet aangegeven dat er een bepaalde uitkomst zou zijn. Volgens uw eigen woorden heeft u niets te zeggen over de Eerste-Kamerfractie van de PvdA. Waarom hebt u dan in deze fase met minister De Graaf over de inhoud van gedachten gewisseld?

De heer Bos (PvdA):

Waarom hebt u de afgelopen weken met minister De Graaf gesproken zonder dat iemand mocht weten waarover die gesprekken gingen? Minister De Graaf en ik hebben contact gehad. Ik vond er niets geheims aan – daarom geef ik daar nu in alle openheid antwoord op – dat, als hij aan mij een inschatting vraagt hoe een bepaalde oplossing of een bepaalde stemming bij de PvdA-fractie geacht wordt te liggen, ik die inschatting geef. Nogmaals, als er een ding is dat ik gezegd heb, is het dat hij die stemming bij de Eerste-Kamerfractie niet moest onderschatten en dat het optimisme daarover wat mij betreft misplaatst was. Dat is alles.

De heer Verhagen (CDA):

Heeft u als politiek leider van de Partij van de Arbeid contacten gehad met uw Eerste-Kamerfractie om haar de vraag te stellen of zij bereid is het eigen verkiezingsprogramma uit te voeren?

De heer Bos (PvdA):

Uiteraard.

De heer Verhagen (CDA):

Dat had dan heel weinig effect.

De heer Bos (PvdA):

Zeker. Ik heb in dat opzicht echter meer pogingen ondernomen dan u om minister De Graaf in de Eerste Kamer in een zodanige positie te brengen dat hij zich gelegitimeerd en gesteund voelde om het aanbod dat door de PvdA op het laatste moment gedaan werd, te aanvaarden.

De heer Dittrich (D66):

Ik ga u geen vragen stellen over de contacten die minister De Graaf heeft gehad met Han Noten, de fractievoorzitter in de Eerste Kamer, met Ed van Thijn of met uzelf, kortom al die contacten voorafgaand aan het debat. Ik heb eigenlijk een heel simpele vraag aan u, als leider van de PvdA. Bent u trots op de manier waarop de PvdA geopereerd heeft?

De heer Bos (PvdA):

Ik betreur de uitkomst van het debat. Ik vind het moeilijk uit te leggen dat als de Eerste-Kamerfractie van de PvdA, overigens samen met een aantal andere fracties, en de minister elkaar zo dicht genaderd zijn, men dan niet in staat is het geheel op een behoorlijke wijze af te maken. Het aanbod zoals dat door de heer Van Thijn geformuleerd werd, leek mij reëel en oerdemocratisch te legitimeren. Uit dat aanbod bleek dat de Eerste-Kamerfractie van de PvdA niet van plan was om ten principale de mogelijkheid van een direct door de bevolking gekozen burgermeester te blokkeren. Men wilde echter wel de zorgvuldigheidsvraag waar de Eerste Kamer juist over hoort te gaan, centraal stellen. De oplossing die men aanbood, was zonder open eind. Het ging erom dat er in alle gemeenten in 2010 een vorm van een gekozen burgermeester zou zijn, maar dat de gemeenten zelf zouden mogen bepalen op welk moment zij die stap zouden maken. Ik begrijp tot op de dag van vandaag niet waarom minister De Graaf dat aanbod niet heeft aangenomen.

De heer Dittrich (D66):

Mijn vraag was: bent u trots op de PvdA? U hebt een heel erg lang antwoord gegeven. Is het nu ja of is het nee?

De heer Bos (PvdA):

Natuurlijk ben ik trots op de PvdA, maar ik betreur de uitkomst van het debat van gisteren.

Het is al met al niet vol te houden dat de minister geen eerlijke kans had in de Eerste Kamer. Hij had vooral geen eerlijke kans bij de coalitie. Was het maar zo dat een minister meteen besluit af te treden als hij een probleem met de oppositie heeft. Dat is helaas niet het geval; ministers treden alleen af als zij een probleem hebben met de hen steunende partijen.

Ik heb inmiddels kennis kunnen nemen van wat minister De Graaf daarover zojuist zelf in een persconferentie heeft gezegd, alsmede van de brief die hij aan de minister-president heeft gestuurd. Ik citeer uit die brief: "Ik heb vandaag ook moeten constateren dat op een ander in het Hoofdlijnenakkoord genoemd onderdeel van de bestuurlijke vernieuwing, te weten de invoering van een nieuw kiesstelsel, geen perspectief bestaat op voldoende eenstemmigheid en draagvlak binnen de coalitie om een tastbaar resultaat te bereiken. Tegen deze achtergrond zie ik onvoldoende mogelijkheden om de belangrijkste doelstellingen die ik bij mij aantreden had geformuleerd, te kunnen realiseren."

Ik sluit af met vier vragen aan de minister-president. Wat is er precies besproken in het overleg tussen de coalitiepartijen over het kiesstelsel waar minister De Graaf aan refereert? Waarom was de uitkomst van dat overleg niet genoeg voor de heer De Graaf? Welke poging heeft de minister-president persoonlijk ondernomen om de heer De Graaf voor het kabinet te behouden? Hoe kan het dat de eerste man van D66 in het kabinet geen toegevoegde waarde meer ziet met betrekking tot zijn aanwezigheid in het kabinet, maar zijn partij kennelijk wel? Hoe kan het dat de eerste man van D66 in het kabinet zegt dat de belangrijkste doelstellingen die hij bij zijn aantreden had geformuleerd, niet meer te realiseren zijn? Ik ben er de afgelopen jaren van uitgegaan dat de belangrijkste doelstellingen die de heer De Graaf zei te ambiëren, geen persoonlijke doelstellingen waren, maar doelstellingen van zijn partij. Deze laatste vraag stel ik evenzeer aan de heer Dittrich als aan de minister-president.

De heer Van As (LPF):

De Partij van de Arbeid heeft acht jaar lang in Paars gezeten, onder andere samen met D66. De heer Bos is als politiek leider medeverantwoordelijk voor het rapport "De leidende burger". Hoe ziet hij op deze wijze de bestuurlijke vernieuwing? Ik heb de indruk dat hij dubbel spel speelt.

De heer Bos (PvdA):

Dat is een aantijging die u volgens mij beter niet in de mond kunt nemen als u die niet verder kunt substantiëren. Maar goed, ik stap daar grootmoedig overheen.

De heer Van As (LPF):

Dat is een gemakkelijk antwoord, maar het geeft duidelijk aan dat hetgeen in de Eerste Kamer heeft plaatsgevonden, gezien het mooiweerspel in de Tweede Kamer, gewoon een politiek spelletje was.

De heer Bos (PvdA):

Nee, dat was het niet. Iedereen die het debat gisteravond heeft gevolgd, heeft uit de bijdrage van de heer Van Thijn kunnen opmaken – u mag die echt totaal anders appreciëren dan ik – dat voor het kabinet de mogelijkheid op tafel lag om, voorzover dit proces in gang gezet zou worden door het goedkeuren van de deconstitutionalisering, een gekozen burgemeester in alle gemeenten per 2010 voor elkaar te krijgen, mits het akkoord had willen gaan met de voorwaarde dat niet in Den Haag besloten wordt wanneer welke gemeente daar klaar voor is, maar dat gemeenten dat zelf doen. Hoe u het ook wendt of keert, u kunt dat gebaar onmogelijk uitleggen als een principiële blokkade van de PvdA tegen elke vorm van staatkundige vernieuwing.

De heer Van Aartsen (VVD):

Mijnheer de voorzitter. Ik herinner mij heel goed dat in Paars I, waar de heer Bos, helaas misschien, niet in heeft gezeten, de D66-minister van Economische Zaken, Wijers, vaak aan ons vroeg wat nou eigenlijk het probleem was. Misschien was het daarom wel zo'n succesvol kabinet. Die vraag houdt ons de laatste 24 uur ook allemaal bezig. Wij hebben die vragen allemaal gekregen in de afgelopen uren. Het probleem was en is de Eerste-Kamerfractie van de PvdA. Ik ben een trouw lezer van de zogeheten Bosbode. De heer Bos heeft daarin gisteren of vandaag gezegd – hij was vandaag bij de heer Schröder en dat kost natuurlijk de nodige tijd – dat hij niet kon uitleggen wat er aan de overkant is gebeurd. Laten wij het daar voor dit moment dan ook maar even bij houden. Het blijft evenwel iets heel fascinerends. De PvdA-fractie was in deze Kamer bijna unaniem voor de deconstitutionalisering. Vier leden van de PvdA-fractie in deze Kamer hebben daar toen al tegen gestemd, onder anderen oud-minister van Binnenlandse Zaken De Vries, die hier in ons midden is. Maar goed, de PvdA heeft er toch in meerderheid voor gestemd, tweemaal in eerste lezing en eenmaal in tweede lezing.

De vraag is nu dus wat er gisteren precies aan de hand is geweest en of de heer Bos – ik heb dat gisteren ook in de media gezegd; verder begrijp ik dat er allerlei contacten zijn geweest – toch onvoldoende greep had op de Eerste-Kamerfractie. Wij weten allemaal hoe de verhoudingen liggen; dat behoeft niemand mij te vertellen. Hiermee ben ik de heer Bos ook een interruptie voor. Dat scheelt weer wat tijd. Het kan echter ook zo zijn dat het van het begin af aan een vooropgezet doel van de Eerste-Kamerfractie van de PvdA was om, wat minister De Graaf ook zou doen of zeggen, tegen de deconstitutionalisering te stemmen. De enige die daar een helder antwoord op kan geven, is de heer Bos. Misschien krijgen wij dit nog wel. Ondanks de stellingname van de PvdA door de jaren heen en zeker die van Ed van Thijn, oud-minister van Binnenlandse Zaken, groot vernieuwer in de jaren zeventig, was er gisteravond opeens de ingreep van het duo-Noten/Van Thijn. De PvdA met haar schitterende nota "De leidende burger" heeft opportunistisch gehandeld. De essentie is dat zij de tweede lezing van de grondwetsherziening heeft misbruikt of oneigenlijk heeft gebruikt om te discussiëren over de inhoud van wetsvoorstellen die nog in deze Kamer besproken moeten worden. Alle mooie woorden ten spijt, is dat de essentie van wat er gisteren is gebeurd. Alles wat men daar zei, had hier gezegd moeten worden.

De heer Bos (PvdA):

Is de heer Van Aartsen op de hoogte van de bijdrage die de VVD-fractie in de Eerste Kamer gisteren heeft geleverd?

De heer Van Aartsen (VVD):

Ja, van a tot z. Ik ben ook heel goed op de hoogte van het stemgedrag van de VVD-fractie in de Eerste Kamer.

De heer Bos (PvdA):

Laat ik u dan uitleggen wat de achtergrond van dat stemgedrag was. De VVD-fractie heeft gisteren in feite gezegd dat zij eigenlijk geen zin had om akkoord te gaan met een deconstitutionalisering zonder dat zij wist wat er daarna zou gebeuren. Omdat zij echter wist dat door haar instemming met de deconstitutionalisering de door PvdA voorgestane door de gemeenteraad gekozen burgemeester er niet zou komen, maar de door bevolking gekozen burgermeester van de coalitiepartijen wel, stemde zij er toch voor. Ik wil alleen maar zeggen: het zijn uw partijgenoten in de Eerste Kamer die in het debat over de grondwetswijziging hun stemgedrag hebben gemotiveerd niet louter op grond van de inhoud van het grondwetsartikel, maar op grond van verder liggende wetgeving, waarvan zij wist dat die eraan kwam.

De heer Van Aartsen (VVD):

Die verder liggende wetgeving ligt hier al voor. U loopt om de kern van de zaak heen. U houdt een mooi verhaal, maar dat had in deze Kamer gehouden moeten worden. Uitgerekend de PvdA, die altijd voor de gekozen burgemeester is geweest, had natuurlijk in de Eerste Kamer iedere blokkade voor verandering van het stelsel moeten wegnemen, maar dat heeft zij nu onmogelijk gemaakt.

De heer Bos (PvdA):

Voorzitter. Mijn interruptie had slechts één doel. De heer Van Aartsen verwijt de PvdA andere zaken erbij gehaald te hebben toen zij zich een oordeel vormde over de grondwetswijzing. Op grond van de Handelingen, die ook de heer Van Aartsen na kan lezen, constateer ik dat zijn partijgenoten in de Eerste Kamer precies hetzelfde gedaan hebben.

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik volg dit betoog helemaal niet. Volgens mij heeft de heer Bos nog steeds niet door wat er gisteren eigenlijk in de senaat is gebeurd. Er is afscheid genomen van een jarenlange traditie die ook is neergelegd in de programma's van de PvdA, namelijk de traditie om werkelijk te zorgen voor een hervorming van het binnenlands bestuur. Dat heeft de Eerste-Kamerfractie van de PvdA onmogelijk gemaakt. Dat was of gebrek aan regie van de kant van de heer Bos, want hij is de leider van die partij, of het was van het begin af aan het vooropgezette doel om de coalitie een hak te zetten. Als men dat gewoon had gezegd, was dat tenminste helderder geweest dan hetgeen de heer Bos op dit moment probeert duidelijk te maken.

Mevrouw Halsema heeft de afgelopen dagen vergeefs in allerlei radio- en tv-programma's een sterk beroep op de heer Bos gedaan om zich nu eindelijk te bekennen tot een soort linkse concentratie of hoe je die ook moet noemen. Mijn collega Hans Van Baalen heeft het een volksfront genoemd en dat is eigenlijk wel een treffende term. Gisteren hadden wij eindelijk een linkse concentratie. Het was niet de chambre de reflection, maar de chambre de reaction. De reactie kwam in de senaat van de linkerkant. Dat is dus verenigd links, mevrouw Halsema.

Ik ga kort in op het aftreden van minister De Graaf. Hij verdient veel lof voor zijn optreden gisteren in de Eerste Kamer der Staten-Generaal. De heer Bos heeft ook geconstateerd dat minister De Graaf veel concessies heeft gedaan. Hij heeft dat kennelijk, zo is ons inmiddels duidelijk geworden, ook gedaan in allerlei contacten die er zijn geweest. Op het punt van de politie en de politieorganisatie heeft hij concessies gedaan, maar ook op het punt van fasering van de invoering van de gekozen burgemeester.

De heer Bos (PvdA):

Ik meen de heer Van Aartsen te horen zeggen dat er concessies gedaan zijn in allerlei contacten met mijzelf. Ik stel er prijs op, al is het maar omdat de heer De Graaf hier niet aanwezig is en geen commentaar kan geven, duidelijk te maken dat dit niet is wat ik heb gezegd. Het is ook niet wat er is gebeurd.

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik constateerde dat de heer De Graaf zich naar aanleiding van eindeloze vragen van de heer Van Thijn namens de Eerste-Kamerfractie van de Partij van de Arbeid gisteren tijdens het debat uitgeput heeft om duidelijk te maken wat hem en het kabinet voor ogen stond op het punt van de politie en de fasering van de invoering van de gekozen burgemeester. Hij heeft ook alles geprobeerd om tegemoet te komen aan de Eerste-Kamerfractie van de Partij van de Arbeid. Hij begaf zich daarbij zelfs, gezien de meer fundamentele en principiële inzet ten aanzien van de positie van de Eerste Kamer, op de rand van wat mogelijk is. Het bekende duo Van Thijn/Noten is echter doof geweest en wisselde ook van argumentatie tijdens het debat gisteren in de senaat. Zoals gezegd, de heer De Graaf verdient lof voor zijn optreden van gisteren. Het was heel moeilijk voor hem. Het zijn lastige debatten. Minister De Graaf heeft als vice-premier van deze coalitie veel betekend. Zijn werk is onaf. Ik kan namens mijn gehele fractie zeggen het te betreuren dat hij is afgetreden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb de brief gelezen die de heer De Graaf inmiddels aan de premier heeft gezonden. Daarin stelt hij dat het debat van gisteren bij hem de vraag heeft doen rijzen of hij kon aanblijven. Pas vandaag, na overleg met de coalitie, heeft hij het besluit genomen om af te treden. Er bleek geen perspectief te bestaan op eenstemmigheid. Mijn vraag is of de heer Van Aartsen kan uitleggen wat er vandaag is gebeurd.

De heer Van Aartsen (VVD):

Ja, dat kan ik. Ik wil mevrouw Halsema echter niet vermoeien met het voorlezen van het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet-Balkenende II. Daarin staat een werkelijk schitterende passage die iets te maken heeft met bestuurlijke hervorming. Mevrouw Halsema kent die passage uiteraard. In die passage staat volstrekt duidelijk wat er op het punt van het kiesstelsel wordt beoogd. Daarover is in de afgelopen periode in de coalitie gesproken. Ik heb de stukken niet bij me. Ik heb echter heel goed gelet op wat de heer De Graaf tijdens zijn persconferentie heeft gezegd. Er is een discussie in de coalitie gaande. Die zetten wij voort. Die voeren wij al anderhalf jaar. Daarover is ook openheid betracht. Dat moet ook kunnen. Het moet niet in achterkamertjes gebeuren. Iedereen weet dat de discussie gevoerd wordt aan de hand van het regeerakkoord.

De voorzitter:

Ik verzoek de leden om interrupties via de microfoon te plegen.

De heer Van Aartsen (VVD):

Minister De Graaf is afgetreden mede door het stemgedrag van de Eerste-Kamerfractie van mevrouw Halsema. Het ging om de rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester. Dat heeft de Eerste-Kamerfractie van mevrouw Halsema gisteren ook onmogelijk gemaakt. Ik kan mij heel goed voorstellen dat de heer De Graaf daarop de inmiddels bekende conclusie heeft getrokken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De heer Van Aartsen heeft de brief van minister De Graaf blijkbaar niet gelezen.

De voorzitter:

Ik heb er behoefte aan om erop te wijzen dat de brief waaruit u en de heer Bos citeren, kennelijk een brief van de heer De Graaf aan de minister-president, geen officiële brief is. Het is niet aan mij om u te vragen waar u die brief vandaan heeft. Het is wel mijn plicht om mede te delen dat het geen officiële brief aan de Kamer is.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter, ik wil daar het volgende over opmerken. De brief is wel verspreid in Nieuwspoort, daar is hij door een medewerker van ons opgehaald. Hij is inderdaad niet in de Kamer verspreid, maar het lijkt me toch acceptabel dat wij onze post ophalen bij de pers. Vandaar dat ik er toch een vraag over stel. De heer Van Aartsen spreekt met hoge toon over het gedrag van de oppositiepartijen gisteren in de Eerste Kamer. Ik ga in toenemende mate begrijpen waarom hij die hoge toon nodig heeft: die moet namelijk maskeren, en dat geeft minister De Graaf duidelijk aan, dat zijn beslissing vandaag is gevallen, niet gisteren. Die beslissing is gevallen omdat er geen perspectief meer bestaat op het bereiken van een akkoord over het kiesstelsel. En daar gaat de heer Van Aartsen over. Met andere woorden, hij heeft dat perspectief geblokkeerd.

De heer Van Aartsen (VVD):

Voorzitter. Het fabuleren van mevrouw Halsema kent geen grenzen. Het is allemaal heel interessant wat mevrouw Halsema hier te berde brengt, maar er klopt geen steek van. Maar dat hebben we wel eens eerder met haar meegemaakt. Ik baseer mij nu op hetgeen de minister-president vanavond zegt. Het klopt dat er al enige tijd sprake is van overleg tussen de coalitiefracties over de invoering van een nieuw kiesstelsel; dat is iedereen bekend, dat is al het geval sinds dit kabinet aantrad. De heer De Graaf heeft dit meegewogen in zijn beslissing. Het is echter volstrekte nonsens om te beweren dat dat de reden zou zijn. De heer De Graaf wist inderdaad van de discussie, maar de reden voor zijn aftreden is zonneklaar: het stemgedrag van de Eerste-Kamerfractie van de PvdA en dus het afstemmen van de deconstitutionalisering.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Laat ik allereerst constateren dat het op de persoon spelen natuurlijk altijd een teken van zwakte is als je geen andere argumenten hebt.

Ten tweede constateer ik dat de heer De Graaf een ander argument voor zijn aftreden geeft dan de heer Van Aartsen. Ik constateer dat met deze brief minister De Graaf wraak neemt voor het blokkeren, vandaag, door de coalitie, van zijn andere belangrijke agendapunt van bestuurlijke vernieuwing. Dat is de verantwoordelijkheid van de heer Van Aartsen.

De heer Van Aartsen (VVD):

Voorzitter. Ik blijf bij mijn opmerking: de fantasie van mevrouw Halsema kent geen grenzen. Zij heeft een brief in haar handen, ik blijf bij de verklaring van de minister-president die volgens mij de juiste weergave is. Er is inderdaad enige tijd sprake van overleg in de coalitiefracties over het kiesstelsel. De heer De Graaf heeft dat meegewogen.

De heer Bos (PvdA):

Voorzitter. Zou ik de brief die ook ik langs mysterieuze weg in handen heb gekregen, via u mogen aanbieden, zodat hij verder deel kan uitmaken van deze beraadslagingen en de heer Van Aartsen ook zelf kan lezen welke motieven de heer De Graaf heeft gegeven voor zijn aftreden?

De voorzitter:

Dat kan ik niet doen zonder de toestemming van de schrijver en de ontvanger van de brief.

De heer Bos (PvdA):

De ontvanger zit hier, in deze Kamer.

De voorzitter:

Ik vraag het aan de ontvanger, maar ik denk dat hij zal zeggen dat de schrijver van de brief hier ook iets over te zeggen heeft.

De heer Bos (PvdA):

Voorzitter. Laten we nou geen virtuele werkelijkheid scheppen hier. Iedereen kent deze brief. Het democratisch proces is ermee gediend dat we dat tegen elkaar kunnen zeggen, dat we niet de heer Van Aartsen de kans geven om hiervan weg te lopen en te doen alsof hij de brief niet kent. Iedereen hier heeft de brief. Als er een formele stap nodig is om de brief aan te bieden, vraag ik u allen om even niet al te procedureel te denken, maar dit gewoon te doen voor de kwaliteit van het democratisch proces hier.

De voorzitter:

Laten wij hierover niet met elkaar in discussie gaan. Ik bewaak hier de regels en die zijn zoals ik zei. Ik kijk naar de minister-president.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Toen ik kennis droeg van deze brief, wist ik niet of de heer De Graaf deze brief zelf openbaar zou maken. Om die reden heb ik gewag gemaakt van de argumenten van minister De Graaf. Wetend dat hij de brief nu zelf naar buiten heeft gebracht, heb ik er geen enkel bezwaar tegen dat deze brief hier nu officieel aan de orde komt.

De voorzitter:

Dan zal daarvoor worden gezorgd. De brief zal worden rondgedeeld.

De heer Bos (PvdA):

Dank aan de minister-president hiervoor.

Ik heb nog één vraag voor de heer Van Aartsen. Welke initiatieven heeft hij gisteravond eigenlijk zelf genomen om er zorg voor te dragen dat de heer De Graaf het aanbod, zoals dat in de Eerste Kamer werd geformuleerd, ook met zijn steun kon aanvaarden?

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik heb u uitgelegd dat dat debat hier dient plaats te vinden. De heer De Graaf heeft gisteravond met onze lof en instemming heel duidelijk gemaakt dat fasering mogelijk is. Hij is daar zeer ver in gegaan. Hij is naar mijn oordeel zo ver gegaan dat de PvdA-fractie in de Eerste Kamer kon instemmen met hetgeen de minister zei.

De heer Bos (PvdA):

Waarom mocht de heer De Graaf met uw steun niet verder gaan?

De heer Van Aartsen (VVD):

Waar hebben wij het nu over?

De heer Bos (PvdA):

Ik zal het u uitleggen. U verwijt allerlei partijen op een buitengewoon gratuite manier dat zij verantwoordelijk zijn voor het blokkeren van de gekozen burgemeester terwijl u gisteren met de heer Verhagen en de heer Dittrich met een telefoontje of SMS'je tegen de heer De Graaf had kunnen zeggen dat hij het aanbod van Van Thijn kon aanpakken. Legt u mij eens uit waarom u die stap niet durfde te zetten.

De heer Van Aartsen (VVD):

Het blijft moeizaam. Het debat over die kwestie had hier moeten plaatsvinden. Uw fractie in de Eerste Kamer hoefde maar één ding te doen, namelijk de blokkade voor de deconstitutionalisering wegnemen. U had een rechtstreeks door de burgers gekozen burgemeester mogelijk kunnen maken. Uw fractie in de Eerste Kamer heeft dat gisteren onmogelijk gemaakt. Het was het enige besluit dat daaraan in de weg stond. De PvdA-fractie in de Eerste Kamer liep voor dat besluit weg, net zo goed als de PvdA-fractie hier ook niet unaniem stemde voor de gedachte.

De heer Bos (PvdA):

Ik constateer dat u iets had kunnen doen dat u uiteindelijk niet heeft willen doen.

De heer Van Aartsen (VVD):

U constateert maar raak.

De heer Bos (PvdA):

De constatering die de heer De Graaf vandaag aan ons allen heeft meegegeven over hoezeer hij zich door zijn eigen coalitiepartners in de kou gezet voelde, is ook hier treffend geïllu-streerd.

De heer Van Aartsen (VVD):

Dit is een illustratie van hetgeen waarmee ik begon: u hebt Paars I gemist. Het probleem dat voorligt en de reden dat de heer De Graaf aftrad, is gelegen in de handelwijze van de PvdA-fractie in de senaat.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik heb nog een probleem met de opmerking van de heer De Graaf in zijn brief, die officieel wordt toegevoegd aan de Handelingen en daarmee deel uitmaakt van het debat, en de opmerking van de minister-president in zijn verklaring. De heer De Graaf heeft geconstateerd dat er geen perspectief is op het punt van het kiesstelsel. De minister-president heeft gesteld in zijn verklaring, het volste vertrouwen te hebben in de uitkomst van het coalitieoverleg op dat punt. Tussen die twee opmerkingen zit licht. In het kader van de openheid die u altijd voorstaat, vraag ik u op de man af of vandaag in het overleg tussen u, het CDA en D66 nieuwe toezeggingen of concessies zijn gedaan op het punt van het kiesstelsel waar het vertrouwen van de minister-president uit te verklaren kan zijn.

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik houd inderdaad enorm van open en transparante politiek. Op alle momenten is mijn fractie heel helder geweest over onze mening over het wetsvoorstel dat het kabinet indertijd heeft ingediend. De VVD-fractie in de Tweede Kamer heeft dat ook vanaf het begin duidelijk gemaakt. Vandaag is die mening absoluut niet veranderd. Het debat waarover de minister-president schrijft, was al gaande voordat het debat over de deconstitutionalisering in de Eerste Kamer plaatsvond. Als de minister-president zegt dat het kabinet de resultaten van het overleg met vertrouwen tegemoet ziet, dan heeft hij daar volledig gelijk in. Ik heb de brief van de heer De Graaf nog niet gezien en ik weet dus niet welke bewoordingen hij heeft gebruikt, maar hij heeft kennelijk een andere conclusie getrokken. Dat is echter niet de reden dat hij aftrad.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Uw opvatting daarover kennen wij inmiddels. Er zit in ieder geval licht tussen die beide opmerkingen. De heer De Graaf ziet geen perspectief op het punt van het kiesstelsel en de minister-president heeft vertrouwen in de uitkomst van het coalitieoverleg. Kunt u de vraag "zijn er vandaag toezeggingen, concessies gedaan of gebaren gemaakt richting D66 op het punt van het kiesstelsel?" gewoon met nee beantwoorden of niet?

De heer Van Aartsen (VVD):

Wij hebben vandaag eigenlijk alleen maar gesproken, voorzover er contact is geweest, over de gevolgen van de discussie gisteravond in de Eerste Kamer, de gevolgen van het optreden van de Eerste-Kamerfractie van de PvdA.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dat verwachtte ik al.

De heer Van Aartsen (VVD):

En verder heeft – voorzover dat nodig was want er is eigenlijk nauwelijks over gesproken – een ieder herhaald wat hij ongeveer vond van dat kiesstelsel.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Het is wel intrigerend. Ik vraag: durft u het aan om de vraag "zijn er nieuwe gebaren gemaakt, toezeggingen of concessies gedaan aan D66 op het punt van kiesstelsel?" met nee te beantwoorden? Dat doet u niet, wat mij achterdochtig maakt. Dat zult u begrijpen. Ik ken u als een man die open het debat wil voeren. Zegt u nu gewoon: nee, er zijn geen toezeggingen of concessies aan D66 gedaan op het punt van het kiesstelsel want dat was niet aan de orde. Het enige wat wij dan nog zouden hebben is dat de opmerking van de heer De Graaf moeilijk te plaatsen is.

De heer Van Aartsen (VVD):

U gaat ervan uit dat er vandaag zou zijn onderhandeld ...

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

U kunt dat uit de wereld helpen door nee te zeggen.

De voorzitter:

De heer Van Aartsen heeft het woord.

De heer Van Aartsen (VVD):

Voorzitter, het wordt zo wel heel moeilijk. De heer Rouvoet heeft het idee dat er vandaag onderhandeld zou zijn. Dat is gewoon niet het geval. Er was dus helemaal niks uit te wisselen. Wij hebben het gehad over het gedrag van de Eerste-Kamerfractie van de PvdA.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Geen concessies dus.

De heer Van Aartsen (VVD):

Vindt u mij een type dat als er niet onderhandeld wordt, concessies doet? Dat is toch wel heel vreemd.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Wat mij natuurlijk intrigeert, is dat ik geen antwoord krijg op zo'n eenvoudige vraag. Normaal gesproken houd ik er niet van om iemand te dwingen tot een ja- of nee-antwoord, maar als het nee-antwoord zo opzichtig wordt vermeden, moet de heer Van Aartsen het mij niet kwalijk nemen. Ik heb zelf gezegd: er mag geen smartengeld zijn op het punt van het kiesstelsel, geen koehandel met het kiesstelsel. Het zou mij een lief ding waard zijn als u het zou kunnen opbrengen om mij ronduit gerust te stellen op dat punt.

De heer Van Aartsen (VVD):

U moet maar bij uw eigen principe blijven dat u geen ja of nee vraagt. Ik zeg u – ik hoop dat u van mij wilt aannemen dat dit naar waarheid is – dat er vandaag geen seconde is onderhandeld over het kiesstelsel.

De heer De Wit (SP):

De heer De Graaf heeft daarstraks verklaard dat hij in ieder geval vandaag heeft afgetast of er steun bestond voor het wetsvoorstel inzake het kiesstelsel. Daarover heb ik een vraag aan de heer Van Aartsen. Heeft u of iemand anders van uw fractie gesproken met de heer De Graaf over het kiesstelsel? Zo ja, wat hebt u gezegd over dat kiesstelsel?

De heer Van Aartsen (VVD):

Daarop kan ik heel eenvoudig nee antwoorden.

De heer De Wit (SP):

U zegt dus dat u noch iemand anders van uw fractie heeft gesproken met de heer De Graaf over zijn perspectief met betrekking tot het voorstel?

De heer Van Aartsen (VVD):

U stelt de vraag nog een keer: daar kan ik met nee op antwoorden.

De heer De Wit (SP):

Hoe kan het dan dat de heer De Graaf zegt: ik heb vandaag bij de coalitiepartijen afgetast of er steun is voor dat wetsvoorstel?

De heer Van Aartsen (VVD):

Dat moet u uiteraard niet aan mij vragen.

De heer De Wit (SP):

Als de minister dit zegt en hij concludeert dat er geen perspectief is voor het wetsvoorstel, dan moet dat toch ergens vandaan komen. Dan hebt u de minister dus in feite laten vallen.

De heer Van Aartsen (VVD):

Het wordt wat eentonig maar ik ga weer terug – dat is belangrijk in deze kwestie – naar de verklaring van de minister-president. Hij zegt terecht: wel is er al enige tijd sprake van overleg tussen de coalitiefracties over de invoering van een nieuw kiesstelsel. U weet dat wij dat op een avond gedurende een aantal uur hebben gehad. De heer De Graaf heeft dat meegewogen in zijn beslissing; dat is dus een zaak van de heer De Graaf.

De heer De Wit (SP):

Hij heeft het vandaag in zijn beslissing meegewogen: ik heb vandaag geconstateerd dat er geen steun is. U hebt hem dus laten vallen.

De heer Van Aartsen (VVD):

Hij moest daarover gaan nadenken omdat door toedoen van de Eerste-Kamerfractie van de PvdA de deconstitutionalisering gisteravond sneuvelde. Als dat niet was gebeurd, had de heer De Graaf helemaal niks hoeven te overwegen.

De heer Bos (PvdA):

Ik vraag de heer Van Aartsen om commentaar op het volgende persbericht dat is verschenen naar aanleiding van de persconferentie van de heer De Graaf. Het luidt als volgt: een ruzie tussen de coalitiepartijen CDA, VVD en D66 over de modernisering van het kiesstelsel heeft woensdag geleid tot het aftreden van D66-minister De Graaf. Dan volgt een citaat: ik heb moeten constateren dat bij de invoering van een nieuw kiesstelsel geen perspectief bestaat op voldoende eenstemmigheid en draagvlak binnen de coalitie om tastbaar resultaat te bereiken, zei De Graaf in een toelichting. De onwil zit vooral bij de VVD, aldus De Graaf.

De heer Van Aartsen (VVD):

Dit is oud nieuws. De heer Bos weet – en dat weet iedereen – dat wij een aantal gedachten hebben over de ideeën tot hervorming van het kiesstelsel. Die heb ik ettelijke keren naar voren gebracht. Volgens mij heeft de PvdA inmiddels al ik weet niet hoeveel tournures op het punt van het kiesstelsel gemaakt. Dat is oud nieuws. Het wordt heel vervelend, maar ik herhaal het nog maar een keer. Dat wij hier nu in deze situatie zitten, is te wijten aan de PvdA-fractie in de Eerste Kamer.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat gaat toch geleidelijk wat minder krachtig klinken, als ik dat even mag opmerken. Met name naar aanleiding van de opmerkingen die de heer De Wit maakte, wil ik toch nog een vraag stellen. Als volgens minister De Graaf de onwil bij de VVD zat, als de VVD zegt dat er vandaag geen overleg met minister De Graaf is geweest – dat hebt u net gezegd – terwijl minister De Graaf zegt dat hij vandaag heeft moeten constateren dat er geen perspectief of eenstemmigheid bestaat. Moet dan het definitieve oordeel luiden dat minister De Graaf met de VVD heeft willen overleggen en dat u hem dat overleg niet eens hebt toegestaan?

De heer Van Aartsen (VVD):

De fantasie van mevrouw Halsema gaat maar door.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dit wordt ook een grijsgedraaide grammofoonplaat.

De heer Van Aartsen (VVD):

Het is onbegrijpelijk wat mevrouw Halsema, die zich in een interview als de nieuwe Thorbecke heeft neergezet, hier presteert. Het is werkelijk waar onbegrijpelijk! Zoals ik al in antwoord op vragen van de heer Rouvoet heb gezegd, is er niet onderhandeld. Er is daarover vandaag ook niet met de heer De Graaf gesproken. U kunt het tien keer vragen, want u hebt ook zo'n grijsgedraaide grammofoonplaat. De enige reden waarom de heer De Graaf vandaag de brief heeft geschreven zoals hij die heeft geschreven, zit in de Eerste Kamer. Ook in uw fractie in de Eerste Kamer.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik geloof dat mijn analyse klopt dat de VVD niet met minister De Graaf heeft wíllen onderhandelen over het kiesstelsel. Volgens mij kan er geen andere conclusie worden getrokken. Misschien denkt de heer Van Aartsen dat de aanval de beste verdediging is, maar ik kan hem vertellen dat het niet echt werkt.

De heer Van Aartsen (VVD):

Deze conclusie van mevrouw Halsema is 100% onjuist. Zij wil dat niet horen, maar dat is met haar kennelijk wel vaker het geval. Haar conclusie is 100% onjuist.

De heer Van As (LPF):

Ik wil de heer Van Aartsen eigenlijk een beetje uit zijn lijden verlossen. Als de insinuaties van de heer Bos en mevrouw Halsema waar zouden zijn dat de heer De Graaf zou zijn afgetreden om andere redenen dan door de minister-president zijn verteld, dan ligt de sleutel in de handen van de heer Dittrich. Ik ben erg benieuwd of hij nog brood ziet in de continuering van deze coalitie.

De voorzitter:

De heer Dittrich zal in dit debat nog het woord voeren.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik heb toch nog een vraag over het kiesstelsel. De heer Van Aartsen zegt: wij zijn er altijd heel duidelijk over geweest, iedereen weet hoe wij er tegenover staan en erover denken en die onderhandelingen liepen al een tijd. Er is vandaag niet onderhandeld. Zou het zo kunnen zijn – en dat vraag ik hem op de man af – dat de heer De Graaf heeft moeten constateren dat er geen onderhandelingsruimte door de coalitie, met name de VVD-fractie, werd geboden, zodat er geen perspectief op onderhandelen zou bestaan, waardoor hij de conclusie heeft getrokken: dit is dus ook een dood paard?

De heer Van Aartsen (VVD):

De heer De Graaf wist, dat staat ook in de verklaring van de minister-president, dat er over dit onderwerp werd gesproken in coalitieverband. Het was een thema waar wij al enige tijd over discussieerden en waar wij ook in de afgelopen periode over hebben gesproken. Er was wat dat betreft niets nieuws onder de zon.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ja, maar dat kan hij wel heel erg hebben betreurd.

De heer Van Aartsen (VVD):

Hij kon dat alleen maar betreuren omdat de fractie ... et cetera.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Na deze uitgebreide interrupties wil ik eerst eens teruggaan naar het debat dat gisterenavond in de Eerste Kamer plaatsvond. Ik vond dat een buitengewoon bizar debat. De PvdA heeft zelf bij monde van oud-minister Klaas de Vries een wetsvoorstel ingediend om de Grondwet te wijzigen. De PvdA-fractie in de Tweede Kamer en die in de Eerste Kamer waren daarvoor. De PvdA-fractie stemde vervolgens in de Tweede Kamer op vier leden na voor dit voorstel. En toch heeft de PvdA-fractie in de Eerste Kamer het gepresteerd om in dat debat gisteren het voorstel dat door de toenmalige minister Klaas de Vries is ingediend, af te stemmen. Dat geldt ook voor de fracties van GroenLinks en de SP. Het linkse blok heeft het onmogelijk gemaakt dat het artikel dat het mensen onmogelijk maakt om een burgemeester te kiezen uit de Grondwet werd gehaald. Het gevolg daarvan is dat een ouderwets systeem uit de vorige eeuw in stand wordt gelaten, met dank aan de PvdA. Mensen kunnen dus niet in hun gemeente, in hun stad of hun dorp, zelf een burgemeester kiezen.

Ik vond de gang van zaken gisteren beschamend. Ik vond het volstrekt ongeloofwaardig en ik vind dat daar Haagse spelletjes zijn gespeeld. Ik heb de heer Bos vandaag horen zeggen dat ook hij zelf niet kan uitleggen wat daar allemaal is gebeurd. De heer Bos knikt. Het is wel zo dat hij altijd als leider van de PvdA de mond vol heeft over vernieuwing in Nederland. Nou, dat hebben wij gezien gisterenavond. Dat hebben wij gezien aan het gedrag van de Eerste-Kamerfractie daar. Ik vond het opportunistisch, een Haags spelletje. Ik kan mij heel goed voorstellen dat mensen in het land zich van de politiek afkeren en geen geloof meer hebben in de politiek als zij naar zo'n debat kijken en zien hoe dat gaat. Ik betreur deze Haagse spelletjes ten zeerste.

De heer Bos (PvdA):

De treurnis over de afloop van het debat gisteren in de Eerste Kamer delen de heer Dittrich en ik. Ik wil hem dezelfde vraag stellen als ik aan de heer Van Aartsen heb gesteld. Welk initiatief heeft hij gisteren genomen om zijn eigen minister in de Eerste Kamer aan te moedigen om het aanbod dat daar werd gedaan te accepteren?

De heer Dittrich (D66):

Mijnheer Bos, het verbaasde mij al dat u die vraag eerder stelde. Ik ben dus blij dat u hem nog een keer stelt. Het verbaast mij dat u denkt dat de fractie van D66 tegen de minister zou zeggen: joh, laat die burgemeester maar niet meer kiezen door de bevolking, maar laat dat maar door de gemeenteraad uitmaken.

De heer Bos (PvdA):

Excuus ...

De heer Dittrich (D66):

Dat is wat de heer Van Thijn in de Eerste Kamer naar voren heeft gebracht. Dat is gewoon onacceptabel voor ons.

De heer Bos (PvdA):

Ik respecteer het dat u dat onacceptabel vindt vanuit uw programma en uw voornemens, maar het aanbod was natuurlijk iets anders. Het aanbod was dat gemeenten in de periode tot 2010 zelf mochten beslissen wanneer zij de overgang zouden maken naar de gekozen burgemeester zodat het gewoon uiteindelijk in 2010 in alle gemeenten het geval zou zijn. Waarom was dat voor u, kennelijk net als voor minister De Graaf, niet acceptabel?

De heer Dittrich (D66):

Omdat het verhaal dat de PvdA-fractie in de Eerste Kamer heeft gehouden volstrekt weinig tot niet overtuigend was. Ik vind het volkomen logisch dat minister De Graaf heeft gezegd dat hij daar niet op in zou gaan. Daarvoor had hij natuurlijk steun van ons.

De heer Bos (PvdA):

Ik probeer het nog een keer.

De heer Dittrich (D66):

Ik wil graag mijn antwoord afmaken. Ik probeer het u nog een keer duidelijk te maken. U hebt zelf ingestemd met deze grondwetswijziging! Er is geen letter in het wetsvoorstel veranderd, toen u daar voor was in de Tweede Kamer en toen u daar voor was in de Eerste Kamer en toen u daar vervolgens weer in de Tweede Kamer mee geconfronteerd werd. Nogmaals, er is niets veranderd in het wetsvoorstel. De Partij van de Arbeid heeft daar voor gestemd. Opeens zegt de PvdA in de Eerste Kamer "nee". Dat is volstrekt ongeloofwaardig. Het is volkomen logisch dat minister De Graaf daar niet op is ingegaan.

De heer Bos (PvdA):

Nogmaals, de treurnis over de afloop van het debat delen wij. Mijn vraag aan u blijft echter. Er lag gisteren in de Eerste Kamer het aanbod dat er uiterlijk in 2010 in alle gemeenten in dit land een burgemeester gekozen zou zijn. Hierbij zou een open debat gevoerd worden over de vraag of de gemeenteraad dan wel de bevolking dat zou doen, en de coalitie zou waarschijnlijk een redelijke zekerheid hebben gehad over de afloop van dat debat. Er was echter de zekerheid dat er in alle gemeenten een gekozen in plaats van een benoemde burgemeester zou zijn in 2010. Het enige wat gevraagd werd, was: ga niet voor die gemeenten bepalen wanneer zij die stap moeten zetten, maar laat ze zelf tussen nu en 2010 beslissen wanneer zij daaraan toe zijn. Waarom hebt u dat niet opgepakt?

De heer Dittrich (D66):

Waarom zouden wij wachten tot 2010?

De heer Bos (PvdA):

Omdat ...

De voorzitter:

U krijgt antwoord.

De heer Dittrich (D66):

In de Eerste Kamer was het wetsvoorstel al eerder aan de orde. Daarbij was 2006, volgend jaar, absoluut haalbaar geweest, als de Partij van de Arbeid zich in een rechte lijn had opgesteld met alle eerdere debatten en niet als een blad aan de boom was omgedraaid in de Eerste Kamer. Dat is de werkelijke reden geweest.

Dat debat heb ik natuurlijk van A tot Z en van het begin tot het eind gevolgd. Ik wil hier graag van de gelegenheid gebruik maken om mijn grote respect uit te spreken voor minister De Graaf voor de wijze waarop hij dat debat gevoerd heeft. Hij deed dat op een heel deskundige manier, vol overtuiging en met enthousiasme. Hij was goed in het debat; hij heeft heldere concessies gedaan. Van tevoren was echter duidelijk, zo is gebleken, dat de Partij van de Arbeid, wat er ook werd toegezegd door minister De Graaf, er gewoon niet aan wilde. Daar valt niet tegenop te argumenteren. Ik betreur het dus ten zeerste dat het zo gelopen is. Minister De Graaf heeft zijn uiterste best gedaan; hij heeft het op een fantastische manier gedaan. Het is echter niet mogelijk gemaakt door de Partij van de Arbeid. Het probleem is dan ook dat er in Nederland op dit punt geen hervorming zal komen.

Minister De Graaf heeft gister-avond gezegd: ik ga er een nacht over slapen; ik wil op mij laten inwerken wat er in de Eerste Kamer is gebeurd. Vervolgens heeft hij zich op zijn positie beraden, gelet op de manier van politiek bedrijven door de Partij van de Arbeid. Hij heeft dus een persoonlijke afweging gemaakt. De conclusie daarvan was: ik bied mijn ontslag aan. Ik betreur dat ten zeerste, maar ik heb wel groot respect voor minister De Graaf en de manier waarop hij als vice-premier en als minister van Bestuurlijke Vernieuwing de afgelopen twee jaar heeft gefunctioneerd.

In het debat werd net gedaan alsof minister De Graaf alleen maar de gekozen burgemeester en het kiesstelsel in zijn portefeuille had. Ik hoorde dat er enkele meesmuilende opmerkingen werden gemaakt over de Antillen. Ik wil een voorbeeld geven, omdat ik vind dat het helemaal uit zijn verband wordt getrokken. Minister De Graaf had ook de Andere Overheid in zijn portefeuille, alsook het grotestedenbeleid. Ik wil nog even onder de aandacht brengen dat twee weken geleden minister De Graaf een convenant heeft gesloten met alle grote steden in Nederland. Dat was een heel goed resultaat. Het komt u kennelijk goed uit om daar niet over te praten. Het verdient wel groot respect dat minister De Graaf dat op die manier tot een goed einde heeft gebracht.

Maar goed, hij heeft, terugkijkend op het debat van gisteravond, besloten om af te treden. Hij heeft daarin een persoonlijke afweging gemaakt. U hebt de brief inmiddels gelezen die minister De Graaf daarover geschreven heeft. Daar staan twee redenen genoemd. Bij de linkse oppositie wordt alleen de nadruk gelegd op de tweede reden. In de brief van minister De Graaf aan de minister-president staat het heel duidelijk. Minister De Graaf schrijft aan de minister-president in de derde alinea:

"Doordat in de tweede lezing geen tweederde meerderheid in de Eerste Kamer ten faveure van de grondwetsherziening kon worden gevonden, is het onmogelijk gebleken deze bestuurlijke vernieuwing op afzienbare termijn te realiseren. Dat spijt mij zeer en heeft bij mij de vraag doen rijzen of ik nog voldoende geloofwaardig en gezagvol kan functioneren als eerst verantwoordelijke voor bestuurlijke vernieuwing in dit kabinet."

Dat is de eerste reden die minister De Graaf heeft gegeven.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Zou de heer Dittrich ook de volgende alinea even willen citeren?

De voorzitter:

De heer Dittrich was dat al van plan.

De heer Dittrich (D66):

Heel graag, als mevrouw Halsema mij wil laten uitpraten. De tweede reden die minister De Graaf geeft wil ik ook voorlezen, want dan is het helemaal helder. De woorden die zojuist werden uitgesproken door verschillende sprekers bij de interruptiemicrofoon zijn wat verdraaid in vergelijking met de tekst in de brief

"Ik heb vandaag ook moeten constateren dat er op een ander in het Hoofdlijnenakkoord genoemd onderdeel van de bestuurlijke vernieuwing, te weten de invoering van een nieuw kiesstelsel, geen perspectief bestaat op voldoende eenstemmigheid en draagvlak binnen de coalitie om een tastbaar resultaat te bereiken."

Dit citaat klopt. Het is ook zo. Er was net een debat over de vraag wat er is onderhandeld, gezegd en gedaan. Uiteraard hebben de drie fractievoorzitters van de regeringspartijen vandaag teruggeblikt op het debat van gisteren en op de manier waarop de Partij van de Arbeid zich heeft opgesteld. In dat gesprek is uiteraard gekeken naar de portefeuille van minister De Graaf. Er is over het kiesstelsel gesproken. Dat is volkomen logisch. De vraag was net of daarover is onderhandeld. Tijdens het gesprek is volkomen duidelijk geworden wat ook in het openbaar duidelijk is geworden, namelijk dat de drie coalitiepartijen op dit punt, kijkend naar het regeerakkoord, daaraan een andere invulling geven. Zij zitten niet op dezelfde lijn. Er is verschil van mening over dit onderdeel van het Hoofdlijnenakkoord. Dat kan ik hier frank en vrij zeggen. Dat is al eerder duidelijk geworden. Daar hoeven wij helemaal niet moeilijk over te doen. In die posities is geen verandering gekomen. Dat heeft minister De Graaf aanleiding gegeven om te zeggen dat hij niet voldoende perspectief ziet dat er een goed resultaat uit kan komen. Dit gevoegd bij het debat van gisteren is voor minister De Graaf reden geweest om te zeggen dat hij ermee stopt.

De heer De Wit (SP):

De heer De Graaf heeft in zijn persconferentie vier redenen genoemd. Twee staan er in de brief. Hij heeft ook gezegd dat er niet veel over zou blijven van zijn takenpakket. Hij heeft voorts gezegd dat een belangrijk element uit het regeerakkoord is weggevallen, een onderdeel dat reden was om deel te nemen aan de coalitie. Hij heeft als vierde punt genoemd dat hij vandaag heeft afgetast, gesondeerd of hoe men het ook wil noemen, of er steun was voor het kiesstelsel binnen de coalitie. Hij heeft geconstateerd dat die steun binnen de coalitie onvoldoende was.

Waarom heeft de heer Dittrich dat laten gebeuren? Welk vertrouwen heeft hij nog in de coalitie als voor D66 dermate belangrijke punten, essentiële onderdelen van het regeerakkoord, in feite zijn weggevallen?

De heer Dittrich (D66):

De constatering van de heer De Graaf is volkomen juist. De drie regeringspartijen zijn al heel lang met elkaar in debat over het kiesstelsel, ook in het openbaar. De constatering dat er geen uitzicht op overeenstemming bestaat is volkomen juist. Dat is voor de heer De Graaf, gevoegd bij het debat van gisteravond, reden geweest om te zeggen dat hij ermee stopt.

De heer De Wit (SP):

Heeft de heer Dittrich dan de heer De Graaf ook niet laten vallen? Vervolgens vroeg ik zojuist welk vertrouwen de heer Dittrich nog heeft in de coalitie. Welke reden heeft hij nog om in deze coalitie te blijven zitten als deze belangrijke punten kennelijk niet tot iets leiden voor hem?

De heer Dittrich (D66):

D66 is niet alleen in dit kabinet gestapt vanwege een gekozen burgemeester en niet alleen vanwege een ander kiesstel sel. Ik roep in herinnering dat de eerste eis van D66 was dat er ruimte en geld moest komen voor de kwaliteit van het onderwijs. Dat is voor ons een heel belangrijke reden. Een andere reden is dat er meer geld en ruimte moest komen voor natuurbeleid. Wij wilden ook een andere blik op Europa. Er zijn allerlei redenen geweest waarom D66 het kabinet in is gegaan. Daartoe behoorde ook de bestuurlijke vernieuwing. Het ene onderdeel van die portefeuille, de gekozen burgemeester, kan nu niet doorgaan vanwege het stemgedrag van onder andere uw fractie in de Eerste Kamer. Het tweede onderdeel van de portefeuille, een nieuw kiesstelsel, leidt niet tot overeenstemming. Het betekent dat de coalitiepartijen om de tafel moeten gaan zitten om hier verder over te praten. Dat poets ik niet weg, want het betreft een serieuze afweging die gemaakt moet worden. De drie coalitiepartijen zullen hier verder over praten om te kijken hoe uit deze situatie gekomen kan worden.

De heer De Wit (SP):

Wij moeten er niet omheen draaien. Het werden altijd, ook door u, de kroonjuwelen van D66 genoemd. Die gaan nu niet door, dankzij uw medecoalitiepartijen. Dat kunt u niet ontkennen; dat zegt u hier in feite ook. De vraag is dan: wat is nog uw vertrouwen in de overige coalitiepartijen, als zij u zo laten vallen, inclusief uw minister?

De heer Dittrich (D66):

De werkelijke kroonjuwelen van D66 zijn de mensen in het land die aldus op een directere manier invloed zouden kunnen uitoefenen op hun bestuur en op hun leven. Wij hebben allerlei voorstellen in allerlei debatten gedaan over een directe vorm van beïnvloeding door mensen, opdat mensen zelf kunnen kiezen. Dit betreft ook onderwerpen die niets met bestuurlijke vernieuwing te maken hebben. Ik mag u misschien één voorbeeld geven uit mijn praktijk, zoals ik die hier heb gehad, namelijk het initiatiefwetsvoorstel om slachtoffers van misdrijven de mogelijkheid te bieden zelf in de rechtszaal het woord te voeren, zelf te mogen spreken. Dat is één vorm van directe beïnvloeding voor mensen, onafhankelijk van anderen boven hen. Dat is voor D66 heel belangrijk en dat willen wij op allerlei andere terreinen ook doorvoeren. Wij zullen er, nu wij deze situatie hebben, met de beide andere coalitiepartijen over moeten praten hoe wij daaruit komen. Ik sluit hierbij in het geheel niet uit dat er een aanpassing komt van het Hoofdlijnenakkoord op het punt van het kiesstelsel en wellicht op andere punten. Daar zullen wij de komende dagen met de coalitiepartijen over moeten praten.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Het is misschien goed er even aan te herinneren dat de brief van de heer De Graaf ook een achterzijde kent. In zijn conclusie verwijst hij niet naar de andere overheid of het onderwijs, maar naar kiesstelsel en gekozen burgemeester als de belangrijkste doelstellingen die hij had willen realiseren, maar waartoe hij nu onvoldoende mogelijkheden ziet. Ik begrijp uit de opmerkingen van de heer Dittrich dat hij het op dat punt niet helemaal eens is met oud-minister De Graaf, als het erom gaat wat nu het belangrijkste was voor D66 om te realiseren. Dat is dus een persoonlijke opvatting van de heer De Graaf geweest.

Overigens wordt mijn dag, naarmate de heer Dittrich langer aan het woord is en los van de meer persoonlijke tragiek van de heer De Graaf, inhoudelijk steeds beter. Immers, ik begrijp dat de heer Dittrich de overwegingen van de heer De Graaf volgt en ook diens analyse, als deze schrijft dat hij vandaag heeft moeten constateren dat er, naast de gekozen burgemeester, ook op het punt van het kiesstelsel geen perspectief bestaat op voldoende eenstemmigheid en draagvlak om een tastbaar resultaat te bereiken. Mag ik opmaken uit het feit dat de heer Dittrich de heer De Graaf daar onverkort in volgt, dat na de gekozen burgemeester, gisterenavond, vandaag ook de herziening van het kiesstelsel in deze kabinetsperiode van tafel is? Dat zou wat mij betreft goed nieuws zijn.

De heer Dittrich (D66):

Minister De Graaf formuleert het niet voor niets zoals het er staat, namelijk dat er geen perspectief bestaat op voldoende eenstemmigheid en draagvlak binnen de coalitie om een tastbaar resultaat te bereiken. Ik herinner eraan dat ook buiten de coalitie het draagvlak voor een nieuw kiesstelsel gering is. Dat is duidelijk; het is een constatering. Dat brengt mij ertoe om te zeggen dat wij op dit punt moeten praten met de beide coalitiepartijen over wat er in het Hoofdlijnenakkoord staat, wetend dat er weinig draagvlak voor is, zowel buiten de coalitie, in de samenleving, alsook binnen de coalitie. Dat is helemaal geen nieuwe boodschap. U weet dat hierover allerlei debatten zijn geweest en uitlatingen zijn gedaan. Dat kiesstelsel kan niet op veel steun rekenen. Dat signaleer ik inderdaad.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

In tegenstelling tot de summiere passage in het regeerakkoord over de gekozen burgemeester, is daarin een vrij uitgebreide passage over het kiesstelsel opgenomen. Ik concludeer dat u de heer De Graaf bijvalt in zijn conclusie dat dat er deze periode niet meer inzit.

De heer Dittrich (D66):

Ik constateer dat er geen perspectief is op tastbaar resultaat. Dat is de aanleiding om te zeggen dat D66 hierover met beide coalitiepartijen verder gaat praten. Dat is volkomen duidelijk.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Kunt u dan de minister-president volgen als hij in zijn verklaring zegt dat hij op het punt van het nieuwe kiesstelsel vertrouwen heeft in de uitkomst van het coalitieoverleg, kennelijk met het perspectief op een tastbaar resultaat in deze kabinetsperiode?

De heer Dittrich (D66):

Ik kan mij heel goed voorstellen dat de minister-president zegt dat hij vertrouwen heeft in de uitkomst van die besprekingen. Die besprekingen zullen de komende dagen moeten plaatsvinden.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Met respect, voorzitter, maar die twee sporen niet. U zegt dat er kennelijk weinig draagvlak is, ook buiten de coalitie en in de samenleving. Op dat punt moet het regeerakkoord tegen het licht gehouden worden want dat gaat niet lukken, zegt u met oud-minister De Graaf. De minister-president zegt in zijn verklaring ook op het punt van het kiesstelsel: wij hebben een regeerakkoord, ik heb vertrouwen in het coalitieoverleg. Ik begrijp uit uw woorden, mijnheer Dittrich, dat uw boodschap aan de minister-president is, met de heer De Graaf: u kunt vertrouwen hebben in het coalitieoverleg, namelijk dat er in deze periode geen wijziging van het kiesstelsel komt.

De heer Dittrich (D66):

De minister-president heeft hier een verklaring voorgelezen en u citeert hem niet goed, mijnheer Rouvoet. Hij heeft namelijk gezegd: "Het kabinet ziet de resultaten van het overleg van de coalitiefracties met vertrouwen tegemoet." Nou, die coalitiefracties gaan praten over dit punt en over ander zaken. De minister-president ziet de resultaten daarvan met vertrouwen tegemoet. Ik zeg daarbij dat wij de komende dagen hierover zullen praten en kijken wat er uitkomt. Dat krijgt u dan natuurlijk ook te horen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Als ik het goed begrijp, had minister De Graaf na het verlies van de gekozen burgemeester gisteravond, vandaag nieuw perspectief willen krijgen op eenstemmigheid over het kiesstelsel. Dat is de tweede reden waarom hij is vertrokken. Ik neem aan, mijnheer Dittrich, dat u hem gesteund heeft in die wens om een nieuw perspectief op het kiesstelsel te krijgen.

De heer Dittrich (D66):

Ik constateer met de heer De Graaf dat dat perspectief op eenstemmigheid over het kiesstelsel er niet is. Zo is de situatie en daarom is er overleg nodig met de coalitiepartijen op dit punt.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het is mij duidelijk dat minister De Graaf vandaag resultaat had willen behalen. U zegt dat u nog gaat onderhandelen. Heeft u vandaag nieuwe eisen geformuleerd ten aanzien van het kiesstelsel?

De heer Dittrich (D66):

Er is niet onderhandeld over dat nieuwe kiesstelsel, er is natuurlijk wel over gesproken. De posities zijn hetzelfde gebleven. Het is volkomen duidelijk dat er geen eenstemmigheid opdoemt. Het debat zoals dat gisteren gelopen in de Eerste Kamer en het feit dat er geen perspectief is op een tastbaar resultaat over het kiesstelsel, is voor minister De Graaf de aanleiding geweest om die persoonlijke afweging te maken. Dat is niet de aanleiding voor D66 om minister De Graaf te volgen en uit het kabinet te stappen, maar om tegen de beide coalitiepartijen te zeggen dat wij verder gaan praten over dit onderdeel van het Hoofdlijnakkoord.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Mijn vraag is van een andere aard. De vraag is eigenlijk heel simpel. Heeft u vandaag uw best gedaan voor minister De Graaf? Want minister De Graaf had nieuw perspectief willen hebben op het kiesstelsel. Heeft u in het overleg met de coalitiepartners aangedrongen op dat nieuwe perspectief, of heeft u het gelaten bij de constatering dat dat perspectief er niet is? Want dan is minister De Graaf wel eenzaam geworden vandaag!

De heer Dittrich (D66):

Mevrouw Halsema, u vraagt eigenlijk naar de bekende weg. Als u namelijk de Kamerstukken hebt gelezen over het nieuwe kiesstelsel, ziet u wat daarin de opstelling van de D66-fractie is. Wij kunnen echter uit alle debatten achterhalen dat er op dat punt geen eenstemmigheid is. Het is een uitgebreide tekst in het Hoofdlijnenakkoord, die voor meerderlei uitleg vatbaar is. De drie partijen hebben ieder hun eigen uitleg daaraan gegeven. Dat is de situatie die ook vandaag is blijven bestaan. Voor minister De Graaf is dat, gekoppeld aan het debat van gisteren, de reden om te zeggen dat zijn geloofwaardigheid hierdoor wordt aangetast en dat hij aftreedt. De D66-fractie ziet dit serieuze probleem. Dat poetsen wij ook helemaal niet weg. Daarvoor hebben wij overleg nodig met de VVD en het CDA. Ik heb kennisgenomen van het feit dat de minister-president zegt de resultaten van het overleg van de coalitiefracties met vertrouwen tegemoet te zien en er de komende dagen verder over te gaan praten.

De heer Van der Vlies (SGP):

Als er over een paar dagen verder over gesproken is en de situatie blijft zoals hij nu is, gaat u zich dan neerleggen bij de constatering die u zojuist al deed, namelijk dat er weinig perspectief op het nieuwe kiesstelsel was en dat dat er ook in deze kabinetsperiode dus niet komt?

De heer Dittrich (D66):

U stelt nu een "als, dan"-vraag en daar ben ik nog helemaal niet. Ik benader dit stapsgewijs. De eerstkomende stap is het overleg tussen de drie coalitiefracties over de ontstane situatie.

De heer Van der Vlies (SGP):

Maar dan moet u dus nog perspectief zien op een onderhandelingsresultaat dat verder ligt dan de situatie van nu. Anders hebben uw stappen toch geen zin?

De heer Dittrich (D66):

Ik kan u verzekeren dat als er onderhandelingsresultaten komen, deze wereldkundig zullen worden gemaakt. Daarvan zult u natuurlijk kennisnemen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Zeker, ik heb er wel vertrouwen in dat deze hier een keer terechtkomen. Ik hoef toch niet te vrezen dat dat overleg met uw coalitiepartners als het ware een tikkende tijdbom onder de coalitie is?

De heer Dittrich (D66):

U hoeft niet te vrezen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Dan moet u mij vervolgens uitleggen hoe het nu toch kan dat de heer De Graaf zelf zegt niet meer geloofwaardig en gezagsvol te kunnen opereren als het om de bestuurlijke vernieuwing gaat en dat D66, als geleding in deze coalitie en uitgenodigd om een nieuwe kandidaat voor de ministerspost Bestuurlijke Vernieuwing te leveren, dat nog wel steeds ziet zitten. Dat moet u mij gewoon eens uitleggen, want dat begrijp ik niet goed.

De heer Dittrich (D66):

De heer Van der Vlies heeft zelf kunnen constateren hoe minister De Graaf zich van het begin af aan keihard heeft ingezet voor de bestuurlijke vernieuwing, voor de gekozen burgemeester. Hij is er getuige van geweest hoe dat gelopen is, welke spelletjes er zijn gespeeld. Dat is althans mijn opvatting daarover. Het is natuurlijk een heel zware slag voor minister De Graaf geweest. Dat gevoegd bij het feit dat vandaag gebleken is dat er niet op korte termijn overeenstemming zal zijn over het kiesstelsel, is voor minister De Graaf een persoonlijke reden geweest om zijn ontslag in te dienen. Voor de fractie van D66 is dit aanleiding om opnieuw met de coalitiepartijen om de tafel te gaan zitten om uit deze situatie te komen. Dat zal een paar dagen tijd vergen.

De heer Bos (PvdA):

Dit is een heel eerlijke, maar ook enigszins verbijsterende verklaring van de heer Dittrich. Feitelijk zegt hij dat de inschatting die de heer De Graaf in zijn brief gemaakt heeft, namelijk dat hij de belangrijkste doelstellingen die hij bij zijn aantreden had geformuleerd, mede op gezag van zijn partij en gebaseerd op het Hoofdlijnenakkoord, niet kon realiseren, eigenlijk een kwestie is van heel persoonlijke ideeën. De reden dat hij nu is opgestapt, zou ook meer een kwestie van persoonlijke frustratie zijn, dan dat het iets te maken zou hebben met begrippen als kroonjuwelen en dergelijke, die eerder in deze debatten gehanteerd zijn. Ik neem daar kennis van.

In de verklaring van de minister-president werd er melding van gemaakt dat een nieuwe kandidaat vanuit de kringen van D66 tot het kabinet zal toetreden. Wat zal de volgorde zijn? Krijgen wij snel een nieuwe benoeming en zullen daarna al die mooie gesprekken worden gevoerd? Of zullen eerst de gesprekken worden gevoerd en wordt vervolgens, als de gesprekken lukken, een nieuwe kandidaat bekendgemaakt?

De heer Dittrich (D66):

Hieruit destilleer ik twee vragen. Toen het Hoofdlijnenakkoord na de verkiezingen geschreven werd, was duidelijk wat onder andere de Partij van de Arbeid voor plannen had met een nieuw kiesstelsel. Daarover is een afspraak gemaakt. En wat zien wij? De Partij van de Arbeid is op het punt van het kiesstelsel omgedraaid, zij heeft een ander standpunt ingenomen.

De heer Bos (PvdA):

Wat is er dan veranderd?

De heer Dittrich (D66):

Het draagvlak voor het kiesstelsel, zoals dat twee jaar geleden ten tijde van het Hoofdlijnenakkoord werd vastgelegd, is langzaam maar zeker weggevloeid.

De heer Bos (PvdA):

Maar wat is er veranderd in het standpunt van de PvdA?

De heer Dittrich (D66):

Wilt u mij even laten uitpraten? Het draagvlak is verminderd. Dat is buiten de coalitie het geval. U hebt gezien wat er voor tekst in het Hoofdlijnenakkoord is opgenomen over het kiesstelsel. Die tekst wordt verschillend uitgelegd door de drie coalitiepartijen. Uit de Kamerstukken blijkt hoe de verschillende coalitiepartijen de afspraken over het kiesstelsel waarderen. Ik zie dus ook dat er weinig draagvlak is voor een kiesstelsel. Dat is de reden waarom de D66-fractie zegt – hiermee kom ik bij het tweede deel van uw vraag – dat wij eerst met de coalitiepartijen moeten kijken naar deze situatie. Als daar voldoende duidelijkheid over is, zal ik een nieuwe kandidaat voor die functie bij de minister-president voordragen. Dan moet er echter eerst duidelijkheid zijn over dit onderdeel. U snapt ook wel dat dat de logische volgorde is.

De heer Bos (PvdA):

Ik constateer dat de verdere deelname van D66 aan dit kabinet afhankelijk is gemaakt van het slagen van de besprekingen in de komende dagen. Dat lijkt mij politiek gezien een heel belangrijk feit.

De heer Dittrich (D66):

De drie coalitiepartijen hebben afspraken gemaakt in het Hoofdlijnenakkoord. Wij constateren dat er geen zicht is op een tastbaar resultaat op het punt van het kiesstelsel. Het is dus volkomen logisch dat de drie coalitiepartijen – het is hun afspraak; het is niet de afspraak van D66, maar de afspraak van D66 met CDA en VVD – om de tafel gaan zitten om te bekijken hoe die situatie kan worden opgelost. Uiteraard zal daarover onderhandeld worden.

De heer Van As (LPF):

Misschien is het weer een vervolg op wat de heer Dittrich al gezegd heeft, maar ik constateer dat de heer De Graaf feitelijk op basis van twee argumenten is afgetreden. Het eerste argument is het tegenvallen van het stemgedrag van de Eerste Kamer; dat is duidelijk. Het tweede argument is dat er geen perspectief bestaat op voldoende eenstemmigheid en draagvlak binnen de coalitie. Op grond daarvan laat u uw vice-premier, uw primus inter pares in het kabinet, vallen. Daarom kunt u mij niet wijsmaken – uit het feit dat de heer Van Aartsen vandaag heeft gezegd dat er niet onderhandeld is, trek ik de conclusie dat de coalitiepartijen wellicht hebben gezegd dat het Hoofdlijnenakkoord op dat punt niet opgebroken zal worden – dat u nu wel perspectief ziet. U laat eerst de heer De Graaf terugtreden, maar u ziet nu perspectief dat dit de komende dagen kan worden opengebroken. Dat betekent óf uitstel van executie óf er komt een wijziging van het een en ander. Ik hoor graag, zowel van u als van de premier, of dat waar is. Als dat niet zo is, zit u ons nu blij te maken met een dode mus.

De heer Dittrich (D66):

Ik heb net gezegd dat de drie coalitiepartijen hierover gaan onderhandelen. Dat betekent dat er de komende dagen over onderhandeld wordt. Ik kan niet op de einduitslag vooruitlopen. Dat is volkomen logisch.

De heer Van As (LPF):

De heer Van Aartsen heeft verklaard dat er vandaag niet is onderhandeld. Dat betekent dat het aftreden van de heer De Graaf mede is ingegeven door het feit dat er vandaag niet te onderhandelen viel.

De heer Dittrich (D66):

Ik heb u gezegd dat de posities van de drie coalitiepartijen op het punt van het kiesstelsel onveranderd zijn gebleven. Minister De Graaf constateert terecht dat dit betekent dat er geen perspectief bestaat op voldoende eenstemmigheid. U doet net alsof dit een grote ontdekking is, maar dat is in het openbare debat ook al gebleken. En nu is het vandaag nog eens gebeurd.

De heer Van As (LPF):

Maar dan weet u toch genoeg? Ik denk alleen dat het kwartje nog niet gevallen is bij u.

De heer Dittrich (D66):

Voor minister De Graaf is het aanleiding geweest om zijn persoonlijke afweging te maken. Voor de fractie van D66-fractie is het aanleiding om met de coalitiepartijen om de tafel te gaan zitten en daar afspraken over te maken.

De heer Verhagen (CDA):

Ik ben het met u eens dat een van de belangrijke onderdelen van het regeerakkoord door de opportunistische houding van de PvdA in de Eerste-Kamerfractie niet uitgevoerd kan worden. Ik geef u volkomen gelijk als u ondanks woorden van de PvdA-Tweede-Kamerfractie over het districtenstelsel daar niet op wilt bouwen en daarop niet kunt vertrouwen als het gaat over de totstandkoming van een vernieuwing van het kiesstelsel. In zijn laatste vraag suggereert de heer Bos dat u er een voorwaardelijk karakter aan gaf. Na de gesprekken die wij gevoerd hebben, kan ik niet anders dan constateren dat u er samen met VVD en CDA voldoende vertrouwen in hebt dat er draagvlak blijft voor structurele hervormingen, inclusief de beleidsterreinen die wij hebben besproken in het kader van het regeerakkoord.

De heer Dittrich (D66):

Het is goed dat u mij deze vraag stelt, want hier kan ik volmondig "ja" op zeggen. Het is volkomen duidelijk dat wij hier verder over zullen spreken. De resultaten daarvan zal iedereen te weten komen. Voor de twee andere bewindslieden van D66 is dit aanleiding geweest om zich te beraden. Zij wachten af wat het overleg tussen de coalitiepartijen oplevert. Het zal duidelijk zijn dat ik geen nieuwe bewindspersoon zal voorstellen voordat ik weet welke afspraken er gemaakt kunnen worden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Deze twee kroonjuwelen zijn dus bepalend voor deelname van D66 aan dit kabinet. Als het kiesstelsel valt, vertrekt D66. Ik kan het niet anders interpreteren. Het intrigeert mij waarom de heer Verhagen het nodig vond om u die vraag te stellen. Dat wekt de indruk dat het CDA twijfelt aan de loyaliteit van de kleinste coalitiepartner.

De heer Verhagen (CDA):

Ik heb geen enkele aanleiding om de suggestie van mevrouw Halsema te bevestigen. Zoals gebruikelijk ziet zij spoken.

De heer Dittrich (D66):

De minister-president heeft gezegd dat hij de uitkomsten van het beraad met vertrouwen tegemoet ziet. Daar sluit ik mij bij aan.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Als ik het goed begrijp, wil D66 nu een fase van onderhandelingen. Als dat het geval is, is er inderdaad sprake van voorwaardelijke deelname aan het kabinet. Als het districtenstelsel er niet komt zoals u dat wenst, dan wegen voor u onderwijs, milieu en de andere zaken die u noemde kennelijk niet zwaar genoeg.

De heer Dittrich (D66):

U legt mij nu woorden in de mond. De coalitiepartijen zullen spreken over de situatie die nu is ontstaan. Het is goed mogelijk dat er een afspraak uitkomt die op het punt van het kiesstelsel iets afwijkt en dat andere zaken meer aandacht krijgen. Er is geen sprake van dat D66 geen aandacht meer heeft voor onderwijs of andere belangrijke zaken.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Het wordt een beetje ingewikkeld.

De heer Dittrich (D66):

Het is ook een ingewikkelde situatie.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Daarom wil ik u helpen om toch een duidelijk standpunt in te nemen. Ik heb u uitvoerig bevraagd over de analyse van de heer de Graaf. U hebt mij omstandig verteld dat u het met hem eens bent dat er geen perspectief was op een tastbaar resultaat op het punt van het kiesstelsel. De heer Verhagen vroeg u of u met hem vertrouwen heeft in het realiseren van voldoende resultaten op het gebied van staatsrechtelijke hervormingen. Daar bent u het ook mee eens. U kunt het echter niet met beiden eens zijn. U zult moeten kiezen.

De heer Dittrich (D66):

U geeft de zaak verkeerd weer. In zijn tweede argument heeft de heer De Graaf het over het kiesstelsel en op dat punt ziet hij onvoldoende perspectief. D66 ziet alle aanleiding om verder te praten met CDA en VVD. Als dat niet het geval was, hadden wij een heel ander debat gevoerd. De komende dagen wordt hierover gesproken, maar daarbij komen ook andere punten aan de orde. Ik zie dat beraad met vertrouwen tegemoet. Ik heb echter ook aangegeven dat het een serieuze aangelegenheid is. Iedereen die spreekt van een voorwaardelijke deelname zeg ik dat dit onzin is. Wij zitten in de fase dat de vice-premier is afgetreden en dat twee andere bewindslieden en de fractie van D66 zeggen met CDA en VVD te willen onderhandelen over de ontstane situatie. Dat is volkomen logisch. Het zal ook enige tijd vergen. Wij kunnen daar over een paar dagen uitkomen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dat betekent dat de boodschap van de heer Dittrich aan de heer De Graaf is dat over enkele dagen kan blijken dat zijn beslissing prematuur is geweest.

De heer Dittrich (D66):

Ik snap dat de heer Rouvoet overal op vooruit wil lopen. Ik heb gezegd dat er gesprekken nodig zijn tussen de drie coalitiefracties. Het is geen probleem van D66, maar van de coalitie. Het gaat over een afspraak in het Hoofdlijnenakkoord. Het is een afspraak tussen drie regeringsfracties. Die denken er allemaal anders over. Het is dus logisch dat daarover gesproken wordt.

De heer Bos (PvdA):

Wij maken vorderingen in het debat. Inmiddels is het geen probleem meer van de PvdA, maar van de coalitie! Mijn stelling is niet dat er sprake is van voorwaardelijke deelname, maar van een voorwaardelijke crisis. Ik hoor de heer Dittrich zeggen dat de andere bewindslieden van D66 in het kabinet hun positie in beraad houden. Wat betekent dat?

De heer Dittrich (D66):

Zij beraden zich. Zij kijken naar de uitslag van het beraad tussen de drie coalitiefracties. Dat is volkomen logisch. Stel dat er geen redelijke uitslag bereikt wordt. Dan komt er een ander debat. Wij gaan echter eerst het gesprek aan. Ik heb het gevoel dat de heer Bos, ook al zit die in de oppositie, dolgraag bij het overleg van de drie coalitiefracties wil zijn. De heer Bos moet het echter aan ons overlaten.

De heer Bos (PvdA):

Ik vraag de bijzondere aandacht van de heer Verhagen, gezien de vraag die hij hierover heeft gesteld. Ik heb het nog niet eerder meegemaakt dat de vice-premier aftreedt en dat twee bewindspersonen van dezelfde fractie zeggen hun positie in beraad te houden terwijl er allerlei overleg is. Dat betekent dat mensen bungelen en dat allerlei dingen onzeker zijn. Men kan moeilijk stellen dat D66 op dit moment vertrouwen heeft in het kabinet. De twee bewindslieden van D66 zeggen dat in ieder geval niet.

De heer Dittrich (D66):

Het is niet niets dat een vice-premier van een kabinet zijn ontslag indient. Dat is een serieuze zaak die op een zorgvuldige manier afgewikkeld moet worden. Het is volkomen logisch dat er met CDA en VVD gesproken wordt. Vervolgens moet blijken of het onderhandelingsresultaat voldoende is. De premier heeft gezegd daarin vertrouwen te hebben. Ik sluit mij daarbij aan. Laat ons de komende dagen daarover verder praten.

De heer Bos (PvdA):

Ik heb geen probleem met de eerlijkheid van de heer Dittrich. Zo wordt akelig duidelijk hoe het ervoor staat. De D66-bewindslieden die op dit moment nog in het kabinet zitten, beraden zich op hun positie. Dat is geen voorwaardelijke deelname, maar een voorwaardelijke crisis.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik dank de leden van uw Kamer voor hun inbreng; voor wat zij hebben gezegd, voor hun bespiegelingen over de ontstane situatie, maar vooral voor de woorden van waardering aan het adres van oud-minister De Graaf. Hij heeft zich met hart en ziel ingezet voor zijn dossiers, hij was een waardevolle en prettige collega die met kennis van zaken sprak. Ik betreur zeer, maar respecteer de stap die hij heeft gemeend te moeten zetten. De woorden van waardering in zijn richting waren heel goed, ook voor hemzelf.

Velen van u hebben de gang van zaken betreurd, in verschillende toonaarden. Ik sluit mij daar graag bij aan. Wij hadden het liever anders gezien. Maar het begon wel bij wat zich gisteravond afspeelde in de Eerste Kamer. Dat is een merkwaardig, zelfs bizar debat genoemd. Dat is ook mijn waarneming, want welke vraag ook wordt gesteld en welke werkelijkheid hier ook wordt gecreëerd, één ding weet ik zeker: zonder de besluitvorming van de Eerste Kamer gisteravond hadden wij hier vanavond niet gestaan. Zo liggen de feiten, het is niet anders. Ik denk dat niemand dit gevoel kan ontkennen. Ik merkte dit ook in de vele contacten die ik vandaag heb gehad. Er is ook iets anders: als er gisteren een positief besluit was gekomen ten aanzien van de deconstitutionalisering van de benoeming van de burgemeester, dan was ook het vraagstuk van het kiesstelsel in een ander perspectief komen te staan; ook dat is het geval. Ik heb de stap van minister De Graaf te respecteren. Ik respecteer dit ook, hij had zijn afwegingen, hij had ook andere afwegingen kunnen maken, maar zo is het nu eenmaal. Het begon echter wel met de manier waarop gisteren het debat is besloten; daar ligt het fundamentele probleem.

Er zijn veel opmerkingen gemaakt. Ik wil langs de volgende lijnen reageren, in een zestal stappen. Ik zal eerst kort ingaan op de vraag, hoe nu verder om te gaan met de bestuurlijke dossiers, de gekozen burgemeester en het kiesstelsel. Ik zal dat doen vanuit het perspectief van het kabinet; de Kamer heeft in dezen natuurlijk een andere verantwoordelijkheid. Vervolgens zal ik ingaan op de vraag of er wel sprake van een eerlijke kans was. Ik heb verklaard dat de heer De Graaf geen eerlijke kans heeft gekregen; daarover zijn opmerkingen gemaakt en daar wil ik graag dieper op ingaan. Vervolgens beantwoord ik de vraag naar mijn inzet als minister-president in de richting van minister De Graaf. Daarna ga ik in op de positie van D66 en de portefeuille van BVK. Daarna maak ik enkele staatsrechtelijke bespiegelingen, waarom de heer Rouvoet vroeg. Ten slotte beantwoord ik de vraag van de heer Van As over hoe ik de toekomst zie. Dat zou bijna een soort dagsluiting kunnen zijn, tenzij uw Kamer behoefte zou hebben aan een tweede termijn.

Allereerst: waar staan we nu, wat is er aan de hand? Gisteren is het debat over de gekozen burgemeester gestokt vanwege de besluitvorming in de Eerste Kamer. Het kabinet zal zich beraden over wat het verder te doen staat. Die discussie is natuurlijk niet verdwenen, maar wij moeten ons wel bezinnen op de consequenties van gisteravond. We zullen ons er ook nader op beraden.

Vandaag is ook gesproken over het kiesstelsel. Over dit vraagstuk waren, zoals bekend, nog geen conclusies bereikt tussen de verschillende fracties. Dat is ook gebleken uit het debat: niet elke fractie legt hierin dezelfde accenten. Wel zijn er gemeenschappelijke spelregels: in het Hoofdlijnenakkoord is aangegeven hoe wij tegen dit onderwerp aankijken; het geeft de ruimte aan waarbinnen de discussie plaatsvindt en hoe er conclusies kunnen worden getrokken. Dat is een zaak van nader en verder overleg. Dat overleg speelde al maar wij stonden pas aan het begin van de discussie. Minister De Graaf heeft zijn voorstellen over een nieuw kiesstelsel gepresenteerd. Het debat daarover moet überhaupt nog starten. De regering heeft sowieso nog een gang te gaan naar de Kamer.

Minister De Graaf heeft op basis van bevindingen zijn conclusie getrokken zoals hij die heeft getrokken. Dat hebben wij te respecteren; het was zijn inschatting. Daarover kunnen wij nu lang of kort praten. Had hij niet nog wat meer tijd moeten nemen om daarbij stil te staan? Daarover kun je van mening verschillen; het kan verschillend worden getaxeerd. Ik wil niet treden in de afwegingen die minister De Graaf zelf heeft gemaakt. Het was zijn keus, die hij heeft neergelegd in zijn brief. Zo-even heb ik al een opmerking gemaakt over de verhouding tussen gisteravond en de wijze waarop hij vandaag zaken beoordeelde.

Ik hecht eraan om te benadrukken dat de discussie over bestuurlijke vernieuwing niet stopt. Wij zullen ons moeten beraden over wat te doen na het besluit van de Eerste Kamer gisteravond. Verder gaat het debat over het kiesstelsel natuurlijk gewoon voort. De inzet van het kabinet daarin is bekend. Er zijn voorstellen gedaan waarover wij met de Kamer in debat zullen treden. Voor het overige kunnen coalitiepartijen er altijd nader over van gedachten wisselen binnen de daarvoor geldende kaders. Er is ruimte binnen het Hoofdlijnenakkoord. Uiteraard kan daarvan ook worden afgeweken, maar die verantwoordelijkheid ligt bij delen van deze Kamer. Zo liggen de zaken. In ieder geval moet niet het beeld worden geschetst dat de discussie over bestuurlijke vernieuwing is gestokt.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Zegt de minister-president daarmee, los van het feit dat hij niet wil treden in de afwegingen van de heer De Graaf, dat voorzover zijn blik reikt, er binnen de coalitie geen politieke argumenten zijn, laat staan vandaag opgekomen zijn, om de conclusie te schragen dat er geen perspectief op een tastbaar resultaat ten aanzien van het kiesstelsel bestaat zoals dat is besproken in het regeerakkoord?

Minister Balkenende:

De heer Rouvoet vraagt mij nu eigenlijk om een oordeel te geven over de bevindingen, de conclusies van de heer De Graaf, ook in relatie tot gesprekken binnen de fracties. Daar kan op verschillende manieren tegen worden aangekeken. Ik treed niet in de afwegingen die de heer De Graaf heeft gemaakt; ik heb ze te respecteren. Ik betreur zijn conclusie, maar zo is het nu eenmaal. Het is zijn inschatting geweest dat er onvoldoende grond was voor de verwachting van een goede uitkomst. Daar heb ik het mee te doen. Ik heb kennisgenomen van het debat van vanavond en ik heb goed geluisterd naar de fractievoorzitters van de drie regeringspartijen. Verder heb ik begrepen dat nader overleg zal plaatsvinden; de resultaten daarvan wacht ik af. Zo liggen de zaken. Wat wij hebben gemeld aan de Kamer, is voorlopig de inzet van het kabinet; de voorstellen zijn bekend. Voor het overige heb ik af te wachten wat in deze Kamer aan verdere gedachtegang wordt ontwikkeld.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Die benadering respecteer ik, maar dan stel ik de vraag anders. Ziet de minister-president voldoende perspectief voor overeenstemming en eensgezindheid over het kiesstelsel zodat nog deze kabinetsperiode een tastbaar resultaat wordt bereikt? Ik vraag dus naar úw oordeel.

Minister Balkenende:

Ik zal niet treden in afwegingen die Kamerleden of regeringsfracties nog zullen maken. Ik zie echter hoe de drie regeringspartijen omgaan met de in het Hoofdlijnenakkoord gemaakte afspraken. In dat licht constateer ik dat daarmee constructief wordt omgesprongen en dat de afspraken worden nageleefd. Het gaat om verschillende partijen die soms van mening verschillen en niet altijd op eenzelfde manier stemmen. Er bestaat echter een constructieve en consistente opstelling bij de hoofdlijnen van het beleid en het nakomen van afspraken. Dat geeft mij het vertrouwen dat ik heb neergelegd in mijn verklaring: ik wacht het overleg van de fracties af en verwacht dat ze eruit komen. Dat zullen wij echter moeten afwachten.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De minister-president heeft dus vertrouwen in voldoende overeenstemming en het bereiken van een tastbaar resultaat.

Minister Balkenende:

Laat ik blijven bij wat ik in mijn verklaring heb gezegd. Ik heb vertrouwen uitgesproken in het overleg tussen de fracties. Voor het overige moet ik de conclusies van oud-minister De Graaf laten voor wat zij zijn.

De heer Bos (PvdA):

Zoals wij net hebben gehoord, is de heer De Graaf niet de enige die conclusies heeft getrokken. De houding van afwachten die de minister-president hier aanneemt, lijkt mij dan ook niet de juiste. Wij hebben immers net gehoord dat twee bewindslieden in zijn kabinet zich thans beraden op hun positie. Dan ga je als minister-president toch niet afwachten wat het overleg oplevert? Er zijn twee bewindslieden in uw kabinet die zich op dit moment beraden op hun positie. Wist u dat? Als u dat wist, waarom hebt u ons dat dan niet zelf verteld?

Minister Balkenende:

Ik kom later terug op het punt van de bewindslieden van D66 en dat had ik ook aangegeven. Ik heb de volgorde waarop ik de vragen ga beantwoorden heel scherp aangegeven en daar gaan wij elkaar ook aan houden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik wil toch nog een vraag stellen over de passage in uw verklaring, waarnaar u zelf verwees. Het kabinet ziet de resultaten van het overleg van de kabinetsfracties met vertrouwen tegemoet. Waarop is uw vertrouwen gebaseerd?

Minister Balkenende:

Precies op wat ik zo-even zei in de richting van de heer Rouvoet. Ik heb geconstateerd dat de fracties altijd constructief omgaan met de afspraken die zijn gemaakt in het Hoofdlijnenakkoord. Daar heeft men voor getekend en daar mag je elkaar op aanspreken. Je kunt ervan afwijken, mits dat in onderlinge overeenstemming gebeurt. Zo zijn de spelregels en tot nu toe blijkt dat altijd te hebben gewerkt. Dat geeft mij het vertrouwen dat ook in deze situatie de oplossing gevonden zal worden.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Halsema wil reageren, maar ik wil geen verdere herhaling van de vragen van de heer Rouvoet.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dan hoop ik dat dit geen herhaling is. Dan deelt u dus niet in de afweging van de heer De Graaf, die geen perspectief meer zag?

Minister Balkenende:

Ik heb net aangegeven dat ik dit niet de plaats en het moment vind om te treden in de afweging die de heer De Graaf heeft gemaakt. Ik heb over dit onderwerp gezegd, wat ik zo-even heb gezegd.

Heeft minister De Graaf gisteren een eerlijke kans gekregen in de Eerste Kamer? De heer Van der Vlies heeft gewezen op de consistentie van fracties en het was goed dat hij ons dat nog eens heeft voorgehouden. Ik heb ook in mijn verklaring aangegeven hoe het allemaal is gelopen. Als ik kijk naar wat minister De Graaf heeft gedaan om te komen tot een oplossing, dan heeft hij veel toezeggingen gedaan. Hij deed toezeggingen in de sfeer van veiligheid, de gefaseerde invoering en de bepaling omtrent de omkeerbaarheid. Dan kan ik de opmerking van de heer Bos niet goed plaatsen dat de heer De Graaf het aanbod van de PvdA had moeten aannemen. Het is een mythe dat er een aanbod is gedaan. In de tweede termijn heeft de PvdA nieuwe wensen geformuleerd en daar heeft minister De Graaf ruimhartig op geantwoord. De heer Bos heeft zelf ook aangegeven dat er ruimhartig is geantwoord, want hij heeft aangegeven dat er behoorlijke stappen zijn gezet. Maar de PvdA heeft daarover geen enkel oordeel uitgesproken, geen derde termijn aangevraagd, geen motie ingediend, maar is direct overgegaan tot stemming. Het was duidelijk dat de PvdA geen zin had in debat en dat er geen aanbod was.

De heer Bos heeft ook over het volgende punt gesproken. Hoe zat het nu met de volledige keuzevrijheid van gemeenten? Ook op dat punt moeten wij precies zijn. Het voorstel van het kabinet ging uit van de invoering van de gekozen burgemeester in 2006 in alle gemeenten. De minister heeft in een aparte notitie uitvoerig aangegeven op welke wijze een gefaseerde invoering kon plaatsvinden. Daarbij heeft hij tegelijk de argumenten genoemd die zich daartegen verzetten. In het debat met de Eerste Kamer heeft de minister vervolgens een belangrijke concessie gedaan. Door in te stemmen met een gefaseerde invoering in 2006 in een aantal gemeenten en invoering elders en die niet te binden aan een termijn, maar over te laten aan de wetgever, heeft hij afstand genomen van het begrip"onomkeerbaarheid" en ruimte gelaten aan de wetgever. Zo liggen de feiten. Ik denk dat dit genoeg had kunnen zijn voor de PvdA.

De heer Bos (PvdA):

Ik begrijp dat de minister-president de tekst van gisteren nog eens goed is nagelopen. Als hij dat ook gedaan had met betrekking tot het deel van het debat dat hij net aanhaalde, dan zou hij hebben gezien dat de concessie van de heer De Graaf, die betrekking heeft op het feit dat een aantal gemeenten in 2006 over de gekozen burgemeester zou moeten beschikken en dat dit geenszins iets zegt over wanneer dit voor andere gemeenten het geval is, geen concessie was, maar een staatkundige uitleg van de heer De Graaf over wat er gebeurt op het moment dat er in 2007 wellicht andere bewindslieden met andere voornemens mogen gaan bepalen wat er in de dan aan de orde zijnde kabinetsperiode gebeurt. Het was geen concessie, maar het was een uitleg dat een nieuwe minister van Binnenlandse Zaken in een nieuw kabinet kan beslissen of hij doorgaat met iets dat op de rails is gezet of dat niet doet. Dat werd gepresenteerd als een concessie en ik zag het gebaar ook wel, maar het was natuurlijk geen concessie.

Minister Balkenende:

Als ik de totale optelsom neem van de handreikingen, de bewegingen en de toezeggingen van minister De Graaf, constateer ik dat hij substantiële stappen heeft gezet. Hij heeft zich dag in dag uit bekommerd om contacten met u, zowel mondeling, per sms als per telefoon. Hij heeft ook contact gehad met de heer Noten en de heer Van Thijn om te bekijken, wetend hoe gevoelig het was, of de PvdA-fractie mee kon gaan. Desondanks kwam er op het moment suprême geen derde termijn en geen motie. Er werd gewoon gestemd en het was weg. Dan is de fundamentele vraag of de PvdA-fractie er eigenlijk wel zin in had om ja te zeggen tegen de voorstellen die te maken hadden met deconstitutionalisering en die altijd zijn ondersteund door de PvdA-fractie, ook aan de overkant. Men wilde gewoon niet. Dat was het punt.

De heer Bos (PvdA):

Ik vind dat laatste echt een opmerking die een minister-president onwaardig is. Ik vraag van de minister-president van dit land dat hij als Kamerleden, hier of in de Eerste Kamer, in het parlement in een stemverklaring tijdens een gewoon parlementair debat motiveren waarom zij voor of tegen iets zijn, gelooft dat dit op een integere basis gebeurt. De woordvoerder van de PvdA-fractie in de Eerste Kamer heeft gisteren duidelijk gezegd dat hij zijn fractie heeft geadviseerd om tegen de wijziging van de Grondwet te stemmen omdat het kabinet niet akkoord wenste te gaan met een stappenplan. Hij stelde voor om gemeenten zelf in de periode tot 2010 te laten bepalen of zij die stap zouden zetten. Als u hier nu zegt dat u dat ongeloofwaardig vindt en dat men het echt niet wilde, zegt u feitelijk dat in het debat tussen een volksvertegenwoordiger in de Eerste Kamer en een minister uit zijn kabinet de volksvertegenwoordiger dingen heeft gezegd die niet waar zijn. Dat, zo zeg ik nogmaals, vind ik een opmerking die een minister-president onwaardig is.

Minister Balkenende:

Dat heeft niets te maken het een onwaardig optreden van de premier. Het heeft te maken met de analyse van hoe de zaken zijn gelopen. Ik constateer dat de minister van BVK zich enorm heeft ingezet door middel van tal van contacten met u en anderen om te komen tot een oplossing. Op een gegeven moment mag de vraag worden gesteld op welke gronden er nee is gezegd. Wij hebben het nu niet over de precieze invulling van de gekozen burgemeester. Dat zou later komen. Het ging alleen over de staatsrechtelijke vraag of de benoeming van de burgemeester uit de Grondwet zou worden gehaald. Dat was de fundamentele vraag. Als er dan zo veel handreikingen zijn gedaan, moet er een moment zijn dat er ook gezien de afweging van de verschillende belangen ja had moeten worden gestemd.

Mijnheer Bos, u was zelf gisteren evengoed teleurgesteld. U was zeer teleurgesteld. Ik kan mij dat goed voorstellen. Het was goed dat u dat hebt gezegd. Als de PvdA-fractie ja had gezegd, had het proces door kunnen gaan. Dan had het debat over al die andere zaken nog kunnen plaatsvinden. Het wil er bij mij niet in dat na die toezeggingen die al waren gedaan de PvdA-fractie zegt dat zij daar lak aan heeft en dat het op bepaalde punten anders had gemoeten. Weet u wat het is mijnheer Bos, als het dit niet was geweest, was het misschien heel iets anders geweest. Zo cynisch ben ik ook wel.

De heer Bos (PvdA):

Ik constateer dat u persisteert in uw interpretatie van de verklaring die door een lid van de Eerste Kamer is gegeven over het stemgedrag en dat u eigenlijk gewoon zegt dat de waarheid niet is gesproken. Ik heb reeds mijn kwalificatie van die uitspraak gegeven.

Ik heb een andere vraag. Waarom was het eigenlijk voor u als minister-president niet mogelijk om positief te antwoorden op de suggestie die door de heer Van Thijn in eerste en tweede termijn werd gedaan? De suggestie was om niet te morrelen aan de einddatum waarop in alle gemeenten een gekozen burgemeester zou moeten zijn. Hij stelde voor om wel los te laten dat in ieder geval een aantal door Den Haag aangewezen gemeenten dat al in 2006 zou moeten doen. Hij suggereerde om gemeenten dat zelf te laten bepalen. Wat is voor u nu eigenlijk inhoudelijk de reden geweest om te zeggen dat dit niet acceptabel was?

Minister Balkenende:

Wij gaan het debat uit de Eerste Kamer nu echt niet overdoen. Ik vind het een bijna absurde toestand.

De heer Bos (PvdA):

Onthoudt u zich dan van oordelen.

Minister Balkenende:

U vroeg hoe het met bepaalde handreikingen zat. Ik heb precies gezegd wat de opstelling was van de minister. Dat hoor ik ook te doen. Ik wil nu het debat niet overdoen door in te gaan op wat er had kunnen gebeuren. Dat leidt tot een volkomen vermenging van de rollen van de Tweede en de Eerste Kamer. Zo ligt het.

De heer Bos (PvdA):

Ik geef u daar graag gelijk in. Laat u dan zelf niet beginnen met het geven van allerlei oordelen over de kwaliteit van een mening zoals die in de Eerste Kamer in het debat is gegeven.

Minister Balkenende:

De heer Bos zet de wereld op zijn kop. Hij stelt een vraag. Dat doet hij terecht; dat hoort ook zo. Vervolgens geef ik het sluitende antwoord van de zijde van het kabinet. Daarin leg ik uit hoe het is gegaan. Dat komt hem misschien niet goed uit en dan gaat hij het hele debat over doen. Op die manier ontstaat er een vermenging van twee Kamers. Zo moeten wij niet debatteren, want zo komen wij nergens.

Voorzitter. De heer Bos heeft geïnformeerd naar de inzet van de minister-president. Welnu, ik heb de afgelopen dagen heel vaak contact gehad met minister De Graaf. Ik heb mij door hem op de hoogte laten stellen van het verloop van het debat, van de voorbereiding en van de beweging. Om die reden heb ik ook gisteravond tijdens de schorsingen van het debat in de Eerste Kamer steeds telefonisch contact gehad met minister De Graaf. Ik heb gisteravond laat contact met hem gehad, toen het debat was afgelopen.

Zoals ik al heb gezegd, ben ik vanochtend eerder uit Brussel weggegaan. Ik heb telefonisch contact gehad met de heer De Graaf. Daarna had ik tijdig een gesprek met hem. Daarin heb ik duidelijk aangegeven – ik herhaal dat hier – hoezeer ik de heer De Graaf heb gewaardeerd als collega. Ik heb ook gezegd dat hij op tal van terreinen goed opereert, ook in de verhouding tussen minister-president en vice-minister-president. Hij is een waardevol collega met kennis van zaken. Ik heb tegen hem nog gezegd: ik wil je niet graag kwijt. Ik heb ook gezegd: het debat over de gekozen burgemeester is nog niet gestopt met wat er gisteren is gebeurd in de Eerste Kamer. Bij de kwestie van het kiesstelsel is de vraag: hoe is de huidige situatie en hoe kunnen wij hierin verder komen met elkaar? Uiteindelijk heeft hij gezegd: ik trek andere conclusies. Die heeft hij in zijn brief vastgelegd.

Ik herhaal dat ik het zeer betreur dat hij deze stap heeft gezet. Ik heb er alles aan gedaan om te kijken hoe ver wij konden komen tijdens het debat en erna. Nogmaals, ik vind het buitengewoon jammer dat het zo is gelopen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Mijn indruk is, hoewel ik mij kan vergissen, dat, als er vandaag tussen de coalitiefracties een afspraak tot stand had kunnen komen over het kiesstelsel, minister De Graaf mogelijk was aangebleven. Dat zegt hij ook in zijn brief. Wat hebt u overigens de afgelopen weken gedaan om de afspraken over het kiesstelsel te forceren?

Minister Balkenende:

Wij weten allemaal dat er een aantal belangrijke punten zijn op het gebied van bestuurlijke vernieuwing. Het debat in de Eerste Kamer ging over de gekozen burgemeester. Ik heb eerder aangegeven dat, als er gisteren een 2/3 meerderheid was geweest, wij hier niet gestaan hadden. Dit zijn de feiten.

Dit betekent dat wij na het debat over de gekozen burgemeester door waren gegaan met de inhoudelijke behandeling van voorstellen in de Tweede Kamer. Het debat over het kiesstelsel zou dan verder zijn gegaan. Na gisteravond is er alleen een heel andere situatie ingetreden. Het is precies zoals de heer Dittrich heeft gezegd: het is een combinatie. De optelsom heeft er voor minister De Graaf toe geleid dat hij er een punt achter zet. Ik kan daar niet in treden. Je kunt namelijk ook tot andere afwegingen komen. Zo zijn echter wel de feiten.

Wij weten allemaal wat er in de afgelopen tijd is gebeurd. De kwestie van het kiesstelsel los je niet in een middag op. Daarover zal gesproken moeten worden. U spreekt mij steeds aan, maar laten wij even eerlijk zijn: het gaat in eerste aanleg om de discussies tussen de regeringspartijen. De visie van het kabinet ter zake is namelijk bekend. Minister De Graaf heeft een model ontwikkeld dat de volle steun van het kabinet heeft. Daarover bestaat unanimiteit. Wat dat betreft zijn wij dus niet aan zet, maar de Kamer. Dat gebeurt op twee manieren. Ten eerste hebben wij een debat met deze Kamer en ten tweede is er dat wat de regeringscoalitie bespreekt. Die situatie wil ik handhaven. Als u mij nu vraagt hoe de positie is aangaande het kiesstelsel is, is mijn antwoord: precies dat wat nu in de stukken staat.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik kom toch nog even terug op mijn vraag wat u de afgelopen weken hebt gedaan in verband met de kwestie van het kiesstelsel. Vanzelfsprekend zullen coalitiepartijen, als zij van het regeerakkoord willen afwijken, daarover onderling overeenstemming moeten bereiken. U kunt evenwel al weken de politieke risico's inschatten van het debat in de senaat, zoals dat gisteren is geweest. U kunt niet treden in het overleg met de coalitiepartijen, maar u bewaakt wel het voortbestaan uw kabinet. Dan neem ik toch aan dat u de afgelopen weken, risico's inschattend, hebt gehandeld. Hebt u nu gehandeld of hebt u niets gedaan? Ik begrijp nu eerlijk gezegd dat u hebt afgewacht.

Minister Balkenende:

In deze vraagstelling valt mij op dat het feit dat wij zijn overgegaan naar meer dualistische verhoudingen eigenlijk een beetje wordt miskend. Ik heb haarscherp aangegeven dat het Hoofdlijnenakkoord regeringsfracties en kabinet verbindt. Dat hebben wij uitgewerkt in een beleidsprogramma. Onze inzet is bekend. Die heb ik net aangegeven. De regeringsfracties hebben een eigen verantwoordelijkheid.

Wat verwacht mevrouw Halsema nu eigenlijk van mij? Het kabinet komt met een voorstel waarvoor de heer De Graaf zich heeft ingezet, met zijn idee over de districten. Zou het kabinet tegelijkertijd heel andere dingen moeten gaan doen? Ik vind dat uit een oogpunt van duale verhoudingen een buitengewoon merkwaardige situatie. Ik vind het ook een beetje ouderwets.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Nee, ik wil het nu hierbij laten. U hebt twee keer uw vraag gesteld.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Maar de minister-president provoceert mij. Die lokt een debat uit.

De voorzitter:

Nee, u krijgt nu niet de gelegenheid meer.

De heer Van As (LPF):

Met alle respect voor wat de premier zegt, vraag ik mij het volgende af. Hij betreurt het aftreden van de vice-premier, minister De Graaf. Hij heeft het over het Hoofdlijnenakkoord. Hij respecteert wat de coalitiepartijen met elkaar zullen afspreken. Ik vraag mij dan af wat de zin is van het voortzetten van de discussie van vanavond. Is het niet zinvol om eerst de onderhandelingen tussen de heren Dittrich, Verhagen en Van Aartsen af te wachten? Aan de hand daarvan kunnen wij dan verder gaan. Wij kunnen nu nog uitzichtloos door discussiëren, maar als wat de heer Dittrich voor ogen heeft niet lukt, is het ook einde oefening.

Minister Balkenende:

Als de Kamer beslist een debat te houden, is het ook logisch dat er iemand achter de regeringstafel staat. Als de heer Van As oproept om het debat te staken, omdat er eerst onderling overleg zou moeten zijn, wie ben ik dan om hem tegen te spreken? Ik weet niet wat de anderen daarvan vinden.

De heer Van As (LPF):

Dat vind ik een hele goeie van de premier, maar een van zijn coalitiegenoten, de heer Dittrich, wil nu wat meer vlees op de botten dan de premier voor mogelijk houdt. Dat moet dan eerst feitelijk blijken. Anders zijn wij nu met een zinloze discussie bezig.

De voorzitter:

Ik peil even snel of er een meerderheid is om nu het debat te staken. Dat is niet het geval. De minister-president gaat door.

Minister Balkenende:

Voorzitter. De positie van de bewindslieden van D66 is staatsrechtelijk ongewijzigd. De functies en verantwoordelijkheden van de heer De Graaf worden voorlopig waargenomen door de minister van BZK. Voor het overige functioneren de minister van Economische Zaken en de staatssecretaris belast met het mediabeleid gewoon verder. Zij hebben ook geen reden gezien om hun ontslag in te dienen.

Overigens begrijp ik wel dat nu wordt gekeken naar de verdere ontwikkeling van de discussie. Ook hier geldt weer dat de bewindslieden verantwoordelijk zijn voor hetgeen wij moeten doen. Zij zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van het beleidsprogramma en alle andere stukken. Over het kiesstelsel hebben wij in het kabinet geen probleem, want wij denken daar hetzelfde over. Natuurlijk zal het kabinet zich moeten beraden wat het te doen staat na hetgeen in de Eerste Kamer is gebeurd. Zo liggen de feiten. Dat de bewindslieden van D66 oog hebben voor de belangen van hun partij is logisch, net zo goed als bewindspersonen van de VVD of het CDA oog hebben voor de ontwikkeling in de eigen partij. Laten wij echter een onderscheid maken tussen de verantwoordelijkheden van het kabinet aan de ene kant en die van de Kamer aan de andere kant. Zo begrijp ik de opmerkingen van de heer Dittrich ook.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik ben blij dat de minister-president het onderscheid tussen Kamer en kabinet maakt. Ik neem aan dat al het overleg dat de afgelopen week heeft plaatsgevonden, op de Lange Voorhout of het Korte Voorhout, niet in zijn aanwezigheid gebeurde. Dan hebben wij namelijk helderheid over achterkamertjespolitiek.

Minister Balkenende:

Daar moet mevrouw Halsema nu mee ophouden. Het kabinet kan zich erop laten voorstaan dat het een doorbraak heeft bereikt van het traditionele torentjesoverleg. Wij komen niet elke week bij elkaar om alles door te praten. Wij spreken natuurlijk wel over de voortgang van de gemeenschappelijke afspraken, in het Hoofdlijnenakkoord. Wat is erop tegen om elkaar daar eens op aan te spreken? Dat is geen achterkamertjespolitiek, dat is gewoon volwassen overleg.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Daarover ging precies mijn vraag. Dat volwassen overleg is er blijkbaar wel geweest. Volgens mij is de enige verandering overigens de verandering van locatie. Wat hebt u gedaan in dat volwassen overleg de afgelopen weken?

Minister Balkenende:

Wij gaan toch geen dubbel werk doen? Ik heb een aantal brieven hierover geschreven en er is aangegeven wat hierbij de belangrijke zaken zijn. U heeft, meen ik, zelf het voorstel gedaan dat er een linkse beweging zou moeten komen: meer samenwerking van die partijen. U heeft daar een beetje het voortouw in genomen. Nu, dan zult u ook overleggen met de heer Marijnissen en de heer Bos over de vraag hoe dit aan te pakken. Dan vraagt u toch ook niet steeds hoe dat overleg moet plaatsvinden? Ik vind het knap dat u het initiatief neemt: dat is leiderschap.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Touché zou ik willen zeggen. Ik weet alleen niet voor wie dit geldt.

Ik zou u er graag heel lang en uitgebreid over willen bijpraten; misschien kan dit op een ander moment. Ik wil het overigens nu ook doen, als de voorzitter het mij toestaat.

De voorzitter:

Nee, nee. Dan krijg ik ruzie met de heer Van As!

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het is dat de voorzitter het niet wil, anders had ik hier graag over linkse samenwerking willen praten.

Er is echter wel een klein verschil. U erkent nu dat het kabinet – u heeft de macht – wel degelijk in overleg is geweest met de coalitiepartijen. Daarmee zijn wel degelijk de dualistische verhoudingen die u zelf predikt, doorbroken. Dan is de vraag legitiem wat u doet in dat overleg.

Minister Balkenende:

Wilt u mij nu niet begrijpen?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik wil u heel graag begrijpen, maar u maakt het wel erg moeilijk.

Minister Balkenende:

Dan gaan wij "back to basics". Wat verbindt de regeringsfracties en het kabinet? Antwoord: het Hoofdlijnenakkoord. Mogen de regeringsfracties en het kabinet, althans de premier en de beide vice-premiers, elkaar een keer aanspreken over de voortgang bij het realiseren van de afspraken in het Hoofdlijnenakkoord? Het antwoord zal, denk ik, moeten zijn: ja. En de derde vraag: is dit een vorm van afstemming waarin dictaten worden gegeven door het kabinet in de richting van de fracties, of over en weer? Nee, want als wij met elkaar spreken over een kiesstelsel, dan geven wij aan hoe wij tegen zaken aan kijken. Dat je met elkaar eens spreekt over de voortgang van de sjees, lijkt mij zeer verstandig. Als ik het niet doe, krijg je weer de klacht: ach, geen regie. Dit is een goede formule.

De voorzitter:

Nog één interruptie voor mevrouw Halsema en dan maken wij er weer gewoon een hoorcollege van!

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ja, dat past hier in de Kamer!

Over dictaten heb ik niet gesproken. Dat zou mij veel te ver gaan. Alleen zou ik wel graag zien dat als u dualisme predikt, het ook echt dualisme is. Nu lijkt het toch een beetje op monisme zonder regie.

Minister Balkenende:

Deze uitspraak is in ieder geval gemakkelijk citeerbaar!

Voorzitter. Ik vond het jammer dat er kwalificaties zijn gegeven over de portefeuille van de heer De Graaf in de trant van: bestuurlijke vernieuwing is weg en dan houd je nog de Antillen over. De portefeuille van minister De Graaf betreft, naast de Antillen en de burgemeester, de constitutie inclusief de grondrechten. De portefeuille gaat voorts over vernieuwing van de overheid. De heer De Graaf was belast met het project Andere overheid, waarbij sprake was van flinke discussies over de vraag hoe de overheid moet functioneren, over de vraag hoe je de organisatie kunt versterken en over de kwaliteit van de rijksdienst. De portefeuille omvat het grotestedenbeleid en de informatisering van het openbaar bestuur. Voorts is de minister betrokken bij zaken als het referendum over het grondwettelijk verdrag van de Europese Unie, pluriformiteit in de samenleving en al die andere zaken. Ik geloof niet dat wij recht doen aan de heer De Graaf, als wij zijn portefeuille diskwalificeren.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Je kunt de woorden van de minister-president ook als volgt verstaan in de richting van de heer De Graaf. Deze geeft in zijn brief aan dat zijn twee belangrijkste doelstellingen díe beide doelstellingen waren: die kon hij niet bereiken en dat was voor hem reden zijn functie neer te leggen. Al die andere punten, hoe belangrijk ook, waren onvoldoende om hem tot een andere conclusie te brengen. Ik heb ervan gezegd dat bestuurlijke vernieuwing het hart was van de portefeuille; zo heette de portefeuille ook. Minister De Graaf heeft vastgesteld dat de twee kernpunten – het kiesstelsel en de gekozen burgemeester – buiten bereik zijn gekomen. Hij heeft dat vandaag vastgesteld, mirabele dictu, want dat heeft nog niemand kunnen verklaren, en dat is voor hem de reden om niet verder te gaan. Dat is geen diskwalificatie van de portefeuille, maar ik stel mét hem vast dat de portefeuille kennelijk onvoldoende substantie heeft om daarvan nog wat te maken.

Minister Balkenende:

Op dat punt verschil ik dan van mening met de heer Rouvoet. Ik heb zo-even aangegeven dat het kabinet zich natuurlijk heeft te beraden op de situatie die is ontstaan na de stemming gisteren in de Eerste Kamer. Wat mij betreft is het vraagstuk van de gekozen burgemeester helemaal niet dood.

U weet verder wat onze positie is met betrekking tot het kiesstelsel. Wij zullen daarover nader met de Kamer van gedachten gaan wisselen. Ik wacht natuurlijk het overleg van de regeringsfracties af. Ik deel niet de kwalificatie dat daarmee de portefeuille bestuurlijke vernieuwing weg zou zijn. Natuurlijk moeten wij oog houden voor de onderwerpen die verder besproken moeten worden.

De heer Rouvoet vroeg verder om enkele constitutionele bespiegelingen. Ik kan dit uiteraard niet in extenso doen, maar hij heeft wel een belangrijk punt te pakken als hij spreekt over de verantwoordelijkheid van de grondwetgever. Die heeft een bijzondere verantwoordelijkheid. Wij hoeven niet de hele discussie over te doen die in 1983 heeft gespeeld bij de grondwetsherziening. Destijds speelde wel dat vooral in tweede lezing moet worden getoetst op het constitutionele aspect. Ik zeg vooral maar niet uitsluitend. Daarom heeft het kabinet gisteren aan de Partij van de Arbeid in de Eerste Kamer ook ruimhartig andere toezeggingen gedaan dan alleen die zaken van constitutionele aard.

Dat laat natuurlijk onverlet dat de fracties in de Eerste Kamer altijd duidelijke constitutionele overwegingen moeten meewegen. Ik wijs in dat verband op de inbreng van de fractie van het CDA en van andere fracties waarin die elementen heel duidelijk zaten. Bij de PvdA lag het ietsjes anders op dit punt. Uiteindelijk past het de regering – ook dat hoort in het grondwetsproces – om terughoudend te zijn met het trekken van conclusies daarover. Dat is een zaak voor de Kamers zelf. De heer Rouvoet heeft heel terecht gewezen op de aard en status van de grondwetgever bij de tweede lezing, maar wij moeten wel respecteren wat er in de senaat gebeurt. Het kabinet heeft niet het voornemen, zoals Abraham Kuyper in 1904 nog deed, om de Eerste Kamer op deze conflictgrond te ontbinden. Ik merk uit uw body-language dat u het daarmee eens bent. Wij hebben in ieder geval de naam Abraham Kuyper weer eens genoemd.

Ik kom dan bij de slotvraag van de heer Van As. Hoe ziet de minister-president de toekomst? Wanneer ik kijk naar alle lastige beslissingen van dit kabinet, beslissingen die mede zijn gedragen door D66, dan ben ik overtuigd van nut en noodzaak van deze coalitie. Er ligt een stevige hervormingsagenda waarop nog het nodige te bereiken is. Het kabinet gaat onverminderd door met de agenda voor de toekomst en dat is hard nodig!

De voorzitter:

Bestaat er behoefte aan een uiteraard korte tweede termijn? Ik zie dat dit inderdaad het geval is.

Zoals gebruikelijk is de spreektijd eenderde van de spreektijd in de eerste termijn, dus zo'n anderhalve minuut.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Ik wil de minister-president dankzeggen voor zijn reactie. Nu is het moment daar om een politieke conclusie te trekken. Zo hoort dat.

Uiteraard stelt ook de SGP-fractie met zekere treurnis vast dat de heer De Graaf is teruggetreden om hem moverende redenen. Wij zagen in hem inderdaad een vakman. Wij waren het overigens met veel van zijn opvattingen niet eens, maar dat is een heel ander verhaal.

Is de kou nu uit de lucht? Ik kan dat niet vaststellen en vrees voor het tegendeel. Natuurlijk, de minister-president en de coalitiefracties doen hun uiterste best om uit te stralen dat zij elkaar vasthouden, dat er nog van alles en nog wat denkbaar en mogelijk is, dat er zeker sprake is van constructief en consistent gedrag van de coalitiegenoten en dat dit toch garandeert dat de bereidheid er is om er samen uit te komen.

Ik heb echter wel de heer Dittrich met enige nadruk horen vaststellen dat hij niet gemakkelijk een resultaat ziet ontstaan over het kiesstelsel. Dat is heel duidelijk en dat is altijd een belangrijk thema geweest voor D66. Ik heb hem vervolgens bij herhaling horen zeggen dat hij weliswaar uitgenodigd is een kandidaat aan de minister-president voor te stellen om ter benoeming aan de Kroon voor te dragen, maar dat hij dat niet eerder doet dan nadat hij voldoende vertrouwen heeft in de resultaten van de noodzakelijke onderhandelingen. Ik wil daarop graag een reactie van de minister-president. Dat is eigenlijk een zorgelijke constatering voor de vroege ochtend. Misschien zullen wij nog proberen even te gaan slapen, maar kunnen wij dat wel gerust doen? De heer Dittrich zit heel zonnig te kijken, maar je moet het voor denkbaar houden dat je er in de eerstkomende dagen niet uitkomt. Dan is het dus een groter probleem. Er is dan niet een ministersvacature, maar de totale D66-geleding in de coalitie komt ter discussie te staan. Dat is mijn politieke conclusie. Ik wens u veel sterkte.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn zeer heldere verklaring en beantwoording van de gestelde vragen. Ik ben het van harte met hem eens als hij zegt dat wij hier niet hadden hoeven staan, dit debat niet hadden hoeven voeren als er sprake was geweest van consistent gedrag van de Partij van de Arbeid in de Eerste Kamer. Als daarvan sprake was geweest, hadden wij vanavond niet het vertrek van minister De Graaf hoeven te betreuren. De CDA-fractie onderstreept dat zij zeer veel waardering heeft voor het werk dat minister De Graaf heeft verricht. Ik hecht eraan hier nogmaals te stellen dat wij zijn vertrek zeer betreuren.

Tegelijkertijd heb ik er ook op basis van dit debat alle vertrouwen in, mede gelet op de samenwerking die de coalitiepartijen tot op heden hebben gekend en de sfeer waarin de besprekingen hebben plaatsgevonden, dat wij met hetzelfde enthousiasme en dezelfde hechte samenwerking de structurele hervormingsagenda van dit kabinet zullen kunnen voortzetten. In reactie op de heer Van der Vlies zal ik de heer Colijn niet citeren, maar hij kan in zoverre gerust gaan slapen, dat er vannacht niet onderhandeld zal worden.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. De bijdragen in tweede termijn hebben tot nu toe het karakter van de dagsluiting die wij vroeger van de dominee op televisie kenden. Het mislukken van de onderhandelingen, dat de heer Dittrich zo sterk heeft benadrukt, is voor ons een reden te meer om vannacht heel erg goed te slapen.

De beantwoording door de minister-president heeft in ieder geval duidelijk gemaakt dat hij groot belang hecht aan de coalitie. Hij heeft zelfs de positie van D66 onderstreept. Het nut en de noodzaak van deze coalitie wil hij overeind houden. Dat zou D66 moeten sterken in het stellen van nieuwe eisen. Daar zal het van moeten komen nu twee belangrijke punten zijn weggevallen. Wat die onderhandelingen betreft zou ik willen zeggen: wij horen het wel. Wij wachten af of er een kabinetscrisis komt, ja of nee.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Het is in redelijk korte tijd eigenlijk de tweede keer dat een kroonjuweel van D66 in de senaat om zeep wordt geholpen. Er is echter een groot verschil tussen toen en nu. Toen was het namelijk een senator uit een coalitiepartij, de heer Hans Wiegel. De toenmalige coalitiefracties zijn indertijd uitermate respectvol omgegaan met het verschil van mening tussen de Eerste- en de Tweede-Kamerfractie van de VVD. Dat respect was vandaag niet aanwezig. Daar kunnen geen andere dan vrij platte politieke redenen voor zijn.

Minister De Graaf had vandaag, zo blijkt uit zijn brief, nieuw perspectief van de coalitiepartijen willen krijgen op het kiesstelsel. Er is echter niet onderhandeld, zo blijkt, ook niet door D66. Ik constateer dat geen van de coalitiepartijen vandaag een hand heeft uitgestoken om De Graaf zijn vertrek te besparen.

Volgens de premier werken de D66-ministers gewoon door. Volgens de heer Dittrich van de D66-fractie zijn zijn ministers in beraad. Dat betekent volgens mij dat er meer aan de hand is dan een personele kwestie. Dan staat wel degelijk het voortbestaan van dit kabinet op de tocht. Dat is geen ministerskwestie; dat is een kabinetskwestie. En dan dringt de vraag zich op of de premier gewoon niet wist dat de ministers hun positie in beraad hielden of dat hij de ernst van de situatie niet inziet.

De minister-president had er vanavond zichtbaar lol in. Ik kan dat best waarderen. Daarom moet hij mij maar vergeven dat bij mij de gedachte opkwam aan die andere keer dat hij er zo'n lol in had en dat hij het nodig vond om een jolig signaal naar de Kamer te sturen. Hij weet wat er volgde op de groeten uit de Treveszaal.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn beantwoording, hoewel die niet in alle opzichten overtuigend was, laat staan geruststellend, bijvoorbeeld op het punt van het kiesstelsel. Ik herhaal wat ik in eerste termijn heb gezegd, namelijk dat mijn fractie de beslissing van de heer De Graaf respecteert. Ik heb het in een interruptie ook in persoonlijk opzicht een tragiek genoemd. Dat respecteren is ook uitgesproken door de fractievoorzitters van de coalitie en door de minister-president. Zij hebben er echter bij gezegd dat zij, anders dan de heer De Graaf, wel vertrouwen hebben in een goede afloop, bijvoorbeeld ten aanzien van het kiesstelsel.

Zowel de heer Dittrich als de minister-president impliceert op zijn minst dat er voor de heer De Graaf, afgezien van persoonlijke overwegingen – teleurstelling naar aanleiding van gisteravond – geen politieke reden was om de conclusie te trekken dat er in elk geval op het punt van het kiesstelsel geen tastbaar resultaat te boeken viel. Immers, er komt overleg en beiden hebben gezegd, vertrouwen te hebben in de uitkomst daarvan.

Het blijft mij intrigeren dat de heer De Graaf schrijft "vandaag" te hebben vastgesteld dat niet alleen de gekozen burgemeester, maar ook het nieuwe kiesstelsel van de baan is. Als daarover niet onderhandeld of gesproken is, is in ieder geval niet helder waarop hij die conclusie baseert. De komende dagen moet kennelijk bedacht worden wat een nieuwe minister van bestuurlijke vernieuwing de komende tijd te doen krijgt. De heer Dittrich heeft impliciet gesuggereerd dat over enkele dagen kan blijken dat de beslissing van de heer De Graaf overhaast is geweest. Je zou kunnen zeggen dat wij de komende dagen een verkapte lijmpoging gaan meemaken. Zo niet, dan is de boodschap van de heer Dittrich en de heer De Graaf dat de gekozen burgemeester en een nieuw kiesstelsel er in deze kabinetsperiode niet in zitten. Men zal begrijpen dat die conclusie ons welkom zou zijn.

Even leek het erop dat de bestuurlijke vernieuwing helemaal dood was, maar vanavond is er toch nog in zekere zin bestuurlijke vernieuwing geweest. Het gaat de komende dagen niet alleen om de voordracht van een nieuwe minister, maar ook om het voortbestaan van de coalitie. En dat is afhankelijk gemaakt van de resultaten van het overleg de komende dagen. De minister-president is gewaarschuwd. Zijn kabinet hangt aan een draadje en D66 heeft het eindje in handen. Wij gaan een spannende en boeiende week tegemoet.

De heer Van As (LPF):

Voorzitter. Ik kan mij aansluiten bij het betoog van de heer Rouvoet. Voor ons blijft het een groot raadsel dat de heer Dittrich doet alsof er nog een opening is, terwijl de heer De Graaf op grond van duidelijke overwegingen zoals genoemd in zijn brief, is afgetreden. Wij zijn erg benieuwd wat er de komende dagen zal gebeuren.

Er is veel stuk gemaakt op het terrein van de bestuurlijke vernieuwing. De Lijst Pim Fortuyn is daar bepaald niet blij mee. Wij zoeken naar een oplossing. Wij realiseren ons dat talloze functies door de Kroon benoemd worden, bijvoorbeeld notarissen en officieren in de krijgsmacht. Wellicht is er een pragmatische manier om de gekozen burgemeester toch in te voeren. De huidige burgemeesters worden door de minister van Binnenlandse Zaken door de Kroon benoemd. De vraag is waar de minister zijn voordracht vandaan heeft. Ik mag dat waarschijnlijk niet zeggen, want de premier deed er nogal geïrriteerd over, maar dat is uit de achterkamertjes. Wat weerhoudt het kabinet ervan om ervoor te zorgen dat de Wet verkiezing burgemeester in die zin wordt aangepast dat de winnende kandidaat van de verkiezing automatisch de kandidaat is die door de minister van BiZa bij de Kroon wordt voorgedragen? Het is wellicht niet zo elegant, maar het kan wel een goede oplossing zijn. Ik dien op dit punt een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de grondwettelijke benoeming van de burgemeester door de Kroon, op voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken, geen uitspraak doet over de wijze waarop genoemde minister tot die voordracht komt;

voorts overwegende dat het in het belang van de bestuurlijke vernieuwing gewenst is dat er een gekozen burgemeester komt;

verzoekt de regering, te onderzoeken of de Wet verkiezing burgemeester zodanig zou kunnen worden aangepast dat de winnende kandidaat van de burgemeestersverkiezing automatisch de kandidaat wordt die door de minister van Binnenlandse Zaken wordt voorgedragen voor benoeming door de Kroon,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van As. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1(30053).

De heer Van As (LPF):

Mijn volgende motie sluit aan bij het rapport van de PvdA "De leidende burger" en zij betreft de rol van de Eerste Kamer.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Eerste Kamer voor de tweede keer in betrekkelijk korte tijd een reeds in de Tweede Kamer aangenomen voorstel tot bestuurlijke vernieuwing heeft geblokkeerd;

van mening dat het recht van de Eerste Kamer om wetsontwerpen af te wijzen – het absolute veto – te veel macht geeft aan dit niet rechtstreeks door de kiezer gekozen orgaan;

verzoekt de regering, onderzoek te doen naar een heroverweging van de rol en de bevoegdheden van de Eerste Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van As. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2(30053).

De heer Bos (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister-president voor de beantwoording. Ik sluit af met een vijftal korte observaties. De eerste is dat wie ik het vanavond ook gevraagd heb – de minister-president of leiders van de coalitiepartijen – niemand in staat is geweest om mij een inhoudelijk antwoord te geven op de vraag wat er onredelijk was aan het verzoek uit de Eerste Kamer om gemeenten zelf te laten beslissen wanneer zij hun burgemeester kiezen.

De tweede observatie is dat gisterenavond niemand van de coalitie en ook niemand van het kabinet een poging heeft ondernomen om minister De Graaf in staat te stellen, welwillend te reageren op dat verzoek van de Kamer.

De derde observatie is dat vandaag niemand van de coalitie of van het kabinet, ook niet tijdens dit debat, een poging heeft gedaan om het dilemma waarin de heer De Graaf uiteindelijk verstrikt is geraakt, op te lossen, dan wel hem te behouden als minister.

De vierde observatie is dat wij door de positie van de twee resterende bewindslieden van D66 in het kabinet vandaag in ieder geval een bestuurlijke vernieuwing meemaken in de vorm van de voorwaardelijke crisis.

De vijfde observatie is de volgende. Ik ben opgegroeid in de traditie dat met Pasen beleden wordt dat er sprake kan zijn van wonderen. Wij wachten af.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer voor de inbreng in tweede termijn.

De heer Van der Vlies vraagt of de kou uit de lucht is. Dat zijn politieke speculaties en vragen die velen in de Kamer bezighouden. Wij zullen de komende dagen zien hoe de discussies verlopen. Wij gaan echter door met het werk.

Mevrouw Halsema vroeg naar de D66-bewindslieden. Ik heb vandaag uiteraard meerdere keren contact gehad met minister Brinkhorst. Daarom heb ik ook kunnen zeggen wat ik vanavond heb gezegd.

Ik onderschrijf de woorden van de heer Verhagen. Wij zijn bezig met een structurele hervormingsagenda. Daarom is het nodig om door te gaan. Daarbij zijn er momenten die je liever anders zou hebben gezien. Als de uitkomst gisteren in de Eerste Kamer een andere was geweest, hadden wij vanavond geen of een ander type debat gehad. Zo gaat dat nu eenmaal in de politiek. Ik heb aangegeven wat ons te doen staat in de komende tijd, ook in antwoord op de vraag van de heer Van As.

De heer Van der Vlies maakte een opmerking over de portefeuilles. De aanstelling van ministers en de vaststelling van portefeuilles geschiedt bij een KB op voordracht van de minister-president. Die voordrachten, ook wat betreft de portefeuilles, zijn mede het resultaat van afspraken tijdens een kabinetsformatie. Dat is de reguliere situatie. Een eventuele tussentijdse wijziging moet derhalve draagvlak binnen de coalitie hebben. Ik ga hierover niet eigenstandig speculeren. Men weet wat de regels zijn. Om die reden heb ik vanavond gesproken over het coalitieoverleg. Ik heb dat te respecteren.

Er is veel gezegd over de politieke inschatting. Ik weet niet of ik daaraan mee moet doen. Het is de verantwoordelijkheid van de Kamer. Het staat vast wat het kabinet te doen heeft. Wij gaan door.

Ik heb de observaties van de heer Bos gehoord. Hij spreekt met een zeker mededogen over minister De Graaf. Dat was anders geweest als zijn fractie anders had gestemd. Dat kan echter niet worden overgedaan.

De heer Van As heeft twee moties ingediend. De eerste motie heeft betrekking op de grondwettelijke benoeming van de burgemeester door de Kroon. Het moet gaan om een Wet verkiezing burgemeester. Dat betekent dat er een andere methode wordt gehanteerd, waardoor een en ander zich afspeelt binnen de bestaande wettelijke raamwerken. Ik begrijp de oplossing. De vraag is of een dergelijke aanpak constitutioneel zuiver is. Ik heb daar grote aarzelingen over. Nu is steeds gekozen voor de koninklijke weg: eerst deconstitutionalisering en vervolgens debat. De heer Van As komt met een handreiking. Ik vraag mij echter af of die constitutioneel zuiver is. Om die reden moet ik aanvaarding van de motie ontraden.

De tweede motie van de heer Van As gaat over een heroverweging van de rol en de bevoegdheden van de Eerste Kamer. Zoals bekend is in het verleden veel over dit onderwerp gesproken, er is veel materiaal over beschikbaar. Het lijkt mij daarom het best als ik deze motie aan het oordeel van de Kamer overlaat. Weet echter dat er al veel over is gezegd, maar de Kamer zal dat zelf moeten bepalen.

Hiermee ben ik gekomen aan het eind van mijn inbreng in tweede termijn. Ik onderlijn nog maar eens wat de heer Bos zei over het geloof in wonderen; we zijn het er in ieder geval over eens dat je dát geloof moet hebben.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, over de ingediende moties aanstaande dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Sluiting 0.52 uur

Naar boven