Aan de orde is het debat over de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO).

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzitter. Er is goed nieuws: de daling van de WAO-instroom is de afgelopen jaren spectaculair. Kwamen er in 2001 nog 104.000 mensen in de WAO, in 2003 is dat gedaald tot 66.000, en in 2004 tot 59.000. Dat is in vier jaar een daling van 40%. Met zo'n enorme daling zou je verwachten dat de WAO-premies flink dalen. Zo'n verlaging drukt de arbeidskosten, is goed voor de economie en stimuleert werkgevers om mensen, en wellicht in het bijzonder WAO'ers in dienst te nemen, wat zeer noodzakelijk is gezien het resultaat van de herkeuringen. Veel mensen verliezen hun uitkering, maar wat er met ze gebeurt, weten we niet. En een premie zoals nu een basispremie van 5,5% van het brutoloon voor de WAO is niet niks. Wat doet dit kabinet? Dit kabinet gaat de premies verhogen. Waarom? Omdat men zo nodig een hybride uitvoeringsstructuur wil, waarin UWV en verzekeraars met elkaar gaan concurreren. Dat is een kunstmatige verhoging. Ik snap de verzekeraars best die zeggen dat ze een extra opslag willen voor 2006, om te kunnen concurreren met het UWV. Als ik hen was, zou ik dat ook willen. Maar wat het moet worden, mag de heer Kist bepalen. Het lijkt mij onwaarschijnlijk dat hij met een lagere opslag komt dan het kabinet. Kortom, de premie zal hoger worden, maar wordt ze ooit nog verlaagd? Dat is zeer de vraag, want wat de werkgever moet betalen, is duidelijk, maar wat hij terugkrijgt, moet nog maar blijken. Het zal altijd minder zijn, omdat een deel naar werkgevers gaat die met private verzekeraars in zee gaan. Dat deel wordt niet terugbetaald. Zoals Philips-topman Dudley Eustace zei: cash is king. Je weet wat je nu moet betalen, maar wat je terugkrijgt, is nog maar de vraag.

Dat zou allemaal tot daar aan toe zijn als het iets zou opleveren, bijvoorbeeld omdat het tot betere en snellere reïntegratie leidt. Maar het CPB concludeerde al in 2004 dat het ongewis is of het voordeel van private uitvoering in de toekomst de nadelen zal overtreffen. Zo hangt het af van de vraag of er werkelijk een concurrerende markt ontstaat, of kartelwerking. Het CPB wees er toen ook al op dat ervaringen uit het verleden met loondoorbetaling bij ziekte geen duidelijke indicatie geven van het effect van een grotere prikkel tot schadelastbeperking op de premiestelling.

Kortom, er is geen reden om op toetsbare gronden aan te nemen dat privaat beter werkt dan publiek, laat staan met welke ingewikkelde gevolgen een hybride stelsel wordt geconfronteerd. Daarom wil ik van de minister antwoord op de volgende vragen. Waarom wil hij nu al advies van de heer Kist, nog voordat de Kamer heeft kunnen discussiëren over de wenselijkheid en de gronden van een premieverhoging? Over welke opslagpercentages gaat het? Klopt het dat het kabinet 0,5% heeft geboden, en de verzekeraars 0,8% willen? Dan zal de heer Kist waarschijnlijk boven de 0,5% uitkomen. Daarmee worden verzekeraars gespekt om deel te nemen aan de markt. Werkgevers die kiezen voor privaat, krijgen de opslag in 2007 terug, maar niet alle werkgevers zullen in 2006 al zelf het risico willen dragen of willen kiezen voor private verzekering. Dus dat worden onnodig hoge premies, en krijgen zij dat volledig terug in 2006? Met andere woorden: krijgen zij net zoveel terug als zij nu betalen? Welke bewijzen heeft de regering dat een concurrerende markt ontstaat? Is het niet denkbaar dat er een kartel ontstaat?

Hoe ziet de minister de relatie tussen de dalende instroom en hogere premies? Heeft de minister er wel eens over nagedacht dat het voor verzekeraars minder aantrekkelijk is geworden om deel te nemen aan de markt, juist omdat die instroom zo ontzettend afneemt? Daarmee wordt de kluif voor verzekeraars kleiner en willen ze een hogere opslag, wat volgens ons de verkeerde weg is. Dan heb ik het nog niet eens over de uitpuilende WAO-kassen, die ook een middel kunnen zijn om dat te compenseren. Er is 5 mld in kas terwijl 0,5 mld aan reserveringen nodig is. Ik vraag de minister concreet om ons een notitie te sturen over het WAO-fonds en in het bijzonder over de beleidsdoelstellingen van het kabinet.

Hoe denkt de minister aan de werkgevers en straks ook aan de werknemers, want zij moeten ook premie gaan betalen, uit te leggen dat de premie omhoog moet, terwijl de instroom daalt? In 2006 zijn zij het geld kwijt. Zij moeten nog maar hopen dat zij het in 2007 terugkrijgen. Zij kunnen dat geld voorlopig niet gebruiken voor investeringen en het aannemen van nieuwe arbeidskrachten, bijvoorbeeld WAO'ers. Het niet willen teruggeven van het geld aan de burgers van Nederland moet echt beter beargumenteerd worden dan met de opmerking van de minister dat het hier om een technisch probleem gaat.

De revolutionaire daling van de WAO-instroom kan een positief effect hebben op de economie als wij de premies verlagen, deze teruggeven aan de werkgevers en vanaf 2006 ook teruggeven aan de werknemers. Dat levert een bijdrage aan economisch herstel en een aantrekkende arbeidsmarkt. Ik vraag de minister concreet om ook tot premieverlaging over te gaan.

Mevrouw Verburg (CDA):

Kent mevrouw Bussemaker het SER-advies?

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ja.

Mevrouw Verburg (CDA):

Weet zij ook dat werkgevers, werknemers en de onafhankelijke kroonleden voor een private uitvoering hebben gepleit?

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ja, dat weet ik. Overigens hebben niet alle kroonleden dat gedaan.

Mevrouw Verburg (CDA):

Nee, maar de werkgevers en de werknemers hadden daarin een unaniem standpunt en hebben dat tot nu toe nog steeds. Mag ik dan vragen naar uw consistentie? Hoe wilt u dit uitleggen aan de werkgevers, wetende dat de werkgevers en de werknemers zich bewust zijn van het ontwikkelen van een private markt en alles wat daarmee gepaard gaat?

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

De werkgevers en de werknemers in de SER hebben hun voorkeur uitgesproken voor een private uitvoering. Het kabinet neemt dat niet over en gaat over tot een hybride uitvoering, dus publiek en privaat. Daarover hebben wij het nu.

Mevrouw Verburg (CDA):

Waar staat de PvdA? Ik adstrueer dat door een contact te melden dat mevrouw Bussemaker blijkbaar op 15 maart jongstleden met het ANP heeft gehad, waarin zij zegt dat de PvdA de nieuwe opzet van de WAO niet nodig en zelfs ongewenst vindt. Is de PvdA tegen de WAO-plannen van het kabinet?

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ik heb gezegd dat het kabinet, als het met nieuwe plannen komt, de effecten ervan goed moet aangeven. Ik wil dit debat over de gehele WAO, over het gehele nieuwe stelsel graag met mevrouw Verburg voeren. Als sinds 2001, toen de SER om advies werd gevraagd, de instroom met 40% is gedaald, moet men zich toch afvragen en goed beargumenteren hoe dat komt. Nagegaan moet worden op welke wijze die daling in stand kan worden gehouden. Daarnaast wil ik van de minister weten hoe hij de keuze voor een hybride uitvoering beargumenteert. Ik zeg niet dat ik absoluut tegen elke vorm van privatisering ben, maar de minister heeft de plicht om ons te overtuigen van de gronden waarop hij denkt dat die wijze van uitvoering beter is dan het huidige stelsel. Daarnaar heb ik hem gevraagd.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. Ik stel vast dat de PvdA-wind nu weer uit een andere hoek waait, maar ik wil klip en klaar van mevrouw Bussemaker weten of de PvdA voluit meedoet aan de discussie over een nieuw stelsel waarbij de inzet is gericht op arbeidsgeschiktheid in plaats van arbeidsongeschiktheid, ja of nee.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Wij doen daar volop aan mee, maar het wetsvoorstel zal ook beoordeeld moeten worden op de vraag of getoetst wordt dat arbeidsgeschiktheid ook werkelijk boven arbeidsongeschiktheid wordt gesteld. Het wetsvoorstel zal er ook toe moeten leiden dat mensen die kunnen werken, daartoe worden uitgenodigd en er ook voor beloond worden.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik stel met vreugde vast dat de positie van de PvdA in 14 dagen 180 graden is gedraaid. Zij doet dus volop mee aan de discussie over een goede nieuwe wet.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Wij doen mee aan elk debat waaraan wij mee willen doen, maar wij voelen ons wel gesterkt door de Raad van State, die stelt dat je, als je begint aan zo'n gigantische stelselverandering, dat goed moet kunnen beargumenteren. Wij moeten vermijden dat over drie jaar hetzelfde moet gebeuren. Ik wil graag dat wij over dat advies van de Raad van State op een later tijdstip nog eens grondig van gedachten wisselen.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. Het doet de CDA-fractie deugd, vast te stellen dat de fractie van de Partij van de Arbeid op 15 maart nog zei geen nieuw stelsel te willen, dat onnodig, overbodig en ongewenst te vinden, maar nu anderhalve week later voluit wil meedoen aan het debat. Dat biedt perspectief. Wij zullen deze fractie daaraan houden.

Wij voeren dit debat, omdat het kabinet zegt op dit moment alleen te kunnen kiezen voor een hybride stelsel, omdat privatiseren nu onbetaalbaar is, gelet op andere verantwoordelijkheden van de overheid. De CDA-fractie heeft er nooit een misverstand over laten bestaan dat onze voorkeur uitgaat naar een private uitvoering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), met name van de Wet werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA). In die uitvoering zien wij een kans voor keuzemogelijkheden van werkgevers en werknemers. Het biedt ook een betere kans op ketenbenadering, dat wil zeggen kwaliteit van de arbeid, preventie, effectief verzuimbeleid en effectieve reïntegratie. Helaas stellen wij vast dat dit niet zomaar in één keuze gerealiseerd kan worden.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

De overgang naar een volstrekt private uitvoering zou 4 tot 6 mld extra kosten. Hoe oordeelt de CDA-fractie daarover? Was de reden waarom de minister voor een hybride uitvoering heeft gekozen dat het helemaal niet duidelijk was dat het goedkoper zou worden als de verzekeraars de hele markt kregen? Het CPB heeft zelfs gezegd dat het verschrikkelijk veel duurder zou worden. Hoe kijkt de CDA-fractie daar tegenaan, nu zij de ommezwaai maakt en kiest voor een geheel private verzekering?

Mevrouw Verburg (CDA):

Mijn fractie stelt vast dat nu privatiseren van de hele WAO een te hoge prijs heeft en het geld van de overheid ook maar een keer kan worden uitgegeven.

Belangrijk is dat als er iets te kiezen valt, en in de voornemens van het kabinet kan dat vanaf nu, er wel sprake moet zijn van een gelijk speelveld. Blijkbaar is er geen overeenstemming over een gelijk speelveld. Daarom kunnen wij ons voorstellen dat het kabinet heeft voorgesteld, een onafhankelijke deskundige te laten beoordelen hoe een gelijk speelveld eruit zou moeten komen te zien. Wij ondersteunen dus ook de opdracht die het kabinet heeft gegeven aan de heer Kist. Wij hopen dat hij over niet al te lange tijd met een duidelijk advies komt dat bindend kan zijn voor het kabinet, voor de verzekeraars en, kon het zijn. ook voor de sociale partners en de Tweede Kamer.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Blijkbaar tilt mevrouw Verburg er niet zwaar aan dat de private uitvoering wel eens 6 mld duurder zou kunnen worden. Wil zij reageren op de notitie die wij vorig jaar van het CPB hebben gekregen, waarin staat dat het ongewis is of het voordeel van private uitvoering in de toekomst de nadelen zal overtreffen?

Mevrouw Verburg (CDA):

Wij hebben daar vorig jaar al over gesproken. Ik heb te maken met de feiten van dit moment. De reden om dit debat aan te vragen is de vraag wat een en ander betekent voor de premies en wat precies de opdracht is van de heer Kist. Voor de zuiverheid van het debat wil ik mij daartoe bepalen. De verhouding tussen wat private verzekering mag en moet kosten en de vorm die je kiest om mee te beginnen, moet duidelijk zijn. Het is de stellige overtuiging van de CDA-fractie dat ook al begin je met een hybride uitvoering uiteindelijk elke werkgever in overleg met zijn werknemers zal kiezen voor de maatwerkbenadering. Om de noodzakelijke marktwerking in combinatie met kwaliteit te realiseren, is het van cruciaal belang te kunnen kiezen uit publiek of privaat. Als voor een private verzekering wordt gekozen, is de volgende vraag: bij welke verzekeraar brengen wij die dan onder.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ik constateer dat de CDA-fractie niet wil weten of private verzekering wel effect zal hebben en niet geïnteresseerd is in de kosten die het meebrengt, maar simpelweg achter de minister aanloopt en de vragen eigenlijk niet eens meer beantwoord wil hebben. Dat stelt mij buitengewoon teleur.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik weet niet wat u hebt gedaan, maar u moet toch een paar brieven gemist hebben. De minister heeft aangegeven waar de problemen zaten in de onderhandelingen. Hij heeft daar onder andere op uw verzoek om gevraagd. Op dat moment werd uw verzoek wel gesteund door de CDA-fractie, want ook wij wilden zicht hebben op die kosten. Om die reden kunnen wij ons als CDA-fractie vinden in het maken van een start via een hybride stelsel. Op het moment dat je de mogelijkheid biedt tot private uitvoering, is er ook sprake van keuzen. Daar waar een keuzemogelijkheid is, zal het accent veel meer komen te liggen op insluiting in plaats van op uitsluiting. Wij willen mensen niet naar een uitkeringssituatie duwen en ze daarin laten zitten, maar wij willen ervoor zorgen dat zij niet in die situatie terechtkomen door de kwaliteit van de arbeid en de preventie.

De heer De Wit (SP):

U wilt graag de particuliere verzekeraars erbij halen. Is het niet vreemd dat wij straks een veel hogere premie moeten gaan betalen dan wanneer wij het bij het UWV laten? Hoe kunt u dat verkopen aan uw achterban?

Mevrouw Verburg (CDA):

Dat zal ik u zeggen, want daar was ik juist aan toegekomen. In tegenstelling tot wat mevrouw Bussemaker en mevrouw De Vries denken, verwacht mijn fractie dat de premies als gevolg van de sterk verminderde instroom en de resultaten van de herbeoordelings-operatie kunnen dalen. De vraag is niet zozeer hoeveel de premies moeten stijgen, maar hoeveel ze moeten dalen. Wij zijn ervan overtuigd dat de WAO-premie vanaf volgend jaar kan dalen. Om een gelijk speelveld te creëren, is het voor 7,5 miljoen werknemers en ruim 1 miljoen ondernemers en werkgevers van belang om die vernieuwing door te zetten, zoals mevrouw Bussemaker en mevrouw Van Gent willen. Wij moeten ervoor zorgen dat de keuzemogelijkheid op een verantwoorde wijze wordt vormgegeven.

De heer De Wit (SP):

In 2006 zal de premie wel stijgen en daar hebben wij in eerste instantie mee te maken. Of ontkent u dat de premies in 2006 meer zullen stijgen dan wanneer wij het bij het UWV zouden hebben gelaten?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik denk dat de WAO-premies kunnen dalen door die sterk verminderde instroom. Door de aankondiging van het nieuwe stelsel en het daar stap voor stap naartoe werken via de Wet Verbeterde Poortwachter tekenen zich al positieve effecten af. Een ander punt is de herbeoordeling. Ook daardoor geraken meer mensen arbeidsgeschikt. Zij kunnen via een reïntegratietraject weer aan werk geholpen worden, waar mogelijk op maat. De CDA-fractie kan dus niet anders dan veronderstellen dat de premies in 2006 fors zullen dalen, maar ik hoor graag de concrete percentages van de minister.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik ken u als een zeer zuinige vrouw. U let altijd goed op het geld, zeker als het gaat om de sociale zekerheid. Dat doet u wel eens tot grote ontevredenheid van de GroenLinks-fractie, omdat wij het niet eens zijn met de manier waarop het geld verdeeld wordt. Ik vind het opvallend dat er in de komende tien jaar zo'n 6 mld wordt uitgegeven voor die nieuwe, hybride systematiek. Waarom doet u dat? De deskundigen zeggen allemaal dat wij dat niet op deze manier moeten doen, omdat het relatief weinig zal opleveren. Dan begrijp ik u niet meer. U wijkt nu toch af van uw consistente lijn.

Er is eerder afgesproken dat de Tweede Kamer kritischer moet gaan kijken naar privatiseren en uitbesteden. Dat levert niet altijd op wat wij ervan verwacht hadden. Hebt u dat zeer kritisch bekeken? Mijn derde vraag is: nu u zegt dat het om reïntegratie gaat, bent u dan met de GroenLinks-fractie van mening dat er ook een soort deltaplan reïntegratie zou moeten komen voor ex-WAO'ers? Voor deze groep is het nu vaak bijzonder moeilijk om op de arbeidsmarkt een plek te verwerven.

Mevrouw Verburg (CDA):

De eerste vraag is achterhaald door de actualiteit. Eerder spraken wij over een rentehobbel van 6,5 mld, maar dat zal nu herberekend moeten worden, mede op basis van de verminderde instroom. Ik hoor graag van de minister wat precies de opdracht aan de heer Kist is, maar ik kan mij niet anders voorstellen dan dat de heer Kist mede op grond van de nieuwe cijfers en de nieuwe gegevens zijn berekeningen zal maken, en komt met een oordeel over de vraag hoe een gelijk speelveld eruit zal moeten zien.

Het tweede punt van mevrouw Van Gent wil ik heftig bestrijden. Zij stelt dat het een neoliberaal besluit van het kabinet is, maar ik wil dat ten zeerste bestrijden. Waar gaat het de CDA-fractie om en wat is ook te lezen in het SER-advies dat hierover handelt? Er wordt niet zozeer gesproken over liberalisering en alleen maar marktwerking, maar vooral over verantwoordelijkheid en ervoor zorgen dat de verantwoordelijkheid zo dicht mogelijk komt te liggen bij de werkgevers en de werknemers waar het om gaat. In het CDA-gedachtegoed noemen wij dat maatwerk. Wij willen dat het accent komt te liggen op arbeidsgeschiktheid, op preventie en op kwaliteit van de arbeid. Dat hebben wij veel te lang veronachtzaamd, ook in de Tweede Kamer. Wij willen ervoor zorgen dat premies en resultaten dicht bij elkaar komen, zodat werkgevers en werknemers daar een verantwoorde gezamenlijke keuze in kunnen maken. Dát is waar het ons om gaat, en dat is ook de reden waarom wij willen kiezen, opdat de ketenaanpak tot zijn recht kan komen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat is allemaal mooi gezegd en ik ben het er ook niet helemaal mee oneens, maar de vraag is wat het volgens u dan wél mag gaan kosten. Het hybride stelsel dat u nu toch enigszins aanhangt, gaat behoorlijk wat geld kosten. Deskundigen stellen dat het veel kost en heel weinig oplevert. Ik ken u als een zuinige vrouw, maar u gooit nu gewoon geld over de balk, terwijl dat niet nodig is. Waarom doet u dat?

Mevrouw Verburg (CDA):

Mevrouw Van Gent zou een punt hebben als wij zouden zeggen dat er nu koste wat kost geprivatiseerd moet worden, ondanks het feit dat het kabinet het niet eens kan worden met de verzekeraars omdat zij méér vragen dan het kabinet heeft te bieden, vanuit zijn verantwoordelijkheid voor de verdeling van de inkomsten en de beschikbare middelen. Wij zeggen dat echter niet, omdat wij een verantwoorde afweging willen hebben en de keuzemogelijkheid maximaal willen maken. De heer Kist is dit nu aan het verkennen en ik neem aan dat hij komt met een zorgvuldig opgesteld en zwaarwegend advies. Op dat moment zullen wij beoordelen hoe wij een en ander willen. Dat neemt niet weg dat wij blijven vasthouden aan het accent op de ketenbenadering.

Ik zou dan ook aan de minister willen vragen of hij kan aangeven hoe de premies zich naar zijn verwachting zouden kunnen ontwikkelen, gelet op de verminderde instroom in de WAO en gelet op de grotere uitstroom als gevolg van een grotere arbeidsgeschiktheid van mensen die een herbeoordeling hebben doorlopen. Kan hij ook aangeven wat een en ander zou kunnen betekenen als de heer Kist bij de afronding van zijn opdracht komt met zijn voorstel?

Ik denk, voorzitter, dat het noodzakelijk is dat de Kamer het geduld opbrengt om te wachten op de uitkomsten van het onderzoek door de heer Kist. Ik ga ervan uit dat niet alleen het kabinet zich verbindt aan die uitkomsten, wanneer ze gezaghebbend en serieus zijn, maar dat er ook sprake is van een zekere mate van verbinden door de private verzekeraars. Ik zou aan de minister willen vragen in welke mate de private verzekeraars zich hebben "gecommitteerd" aan de uitkomsten van het onderzoek door de heer Kist.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Aan het begin van haar betoog zei mevrouw Verburg dat zij voor volledige privatisering is, maar nu zegt zij dat wij eerst het advies van de heer Kist moeten afwachten. Is zij bereid om die voorstellen ook nog eens inhoudelijk naast elkaar te leggen en af te wegen? Vorig jaar hebben wij van het CPB een notitie ontvangen waaruit blijkt dat het nog maar de vraag is of privatisering tot de gewenste keten- en reïntegratiebenadering zal leiden en dus tot vermindering van de instroom. Is zij bereid zo'n onderzoek uit te voeren naar de hybride uitvoering?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik heb zojuist tegen mevrouw Van Gent gezegd dat de gegevens die wij nu hebben over de instroom in de WAO anders zijn dan de uitkomsten die wij eerder hadden op grond waarvan het CPB zijn berekening heeft gemaakt. Wij zijn nooit in staat geweest om in de Kamer te spreken over de uitkomsten van de CPB-doorrekening, maar wij zullen die uiteraard wegen en in onze afweging betrekken. Dit neemt niet weg dat de CDA-fractie zegt dat zij uiteindelijk kiest voor een private uitvoering vanwege de kwaliteit, preventie, ketenaanpak enz. Ik neem hier niets van terug, maar je kunt dit ook op een verantwoorde en gefaseerde manier bereiken. Het is belangrijk dat werkgevers en werknemers zelf kunnen kiezen en beloond worden voor investeren in preventie en in de kwaliteit van de arbeid.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Je zou kunnen zeggen dat dit een raar debat is, maar het is niettemin een debat dat gevoerd moet worden. Als wij spreken over de keuze voor het stelsel vinden wij het eigenlijk niet zo belangrijk wie de uitvoering voor zijn rekening neemt. Dit lijkt nu wel een beetje het hoofdthema van het debat, maar de vraag is natuurlijk hoe de nieuwe WAO eruit zal zien en wat dit betekent voor mensen die WAO hebben, voor mensen die een herkeuring moeten ondergaan en voor mensen die naar andere opties moeten uitzien.

Waarom wordt er nu voor zo'n ingewikkelde constructie gekozen waarbij het UWV en de verzekeraars met elkaar moeten concurreren? Ik heb het al in een interruptie gezegd: dit is weer zo'n neoliberale wens waar concurrentie als doel op zich wordt neergezet, terwijl toch ook hier in de Kamer was afgesproken dat dit kritischer zou worden benaderd. Privatiseren en concurrentie hebben niet altijd het gewenste resultaat. Daar hebben wij ook voorbeelden van uit de praktijk. Ik verwijs naar de energiesector en naar de zorg. Als het allemaal goedkoper, socialer en klantvriendelijker zou worden, zouden wij daar nog wel over willen praten, maar voor de mensen die het aangaat, werkt het niet zo uit.

De fractie van GroenLinks denkt heel nuchter over die uitvoering. Ik ben van mening dat je gewoon moet nagaan wie het stelsel het goedkoopste kan uitvoeren en het ook sociaal kan uitvoeren. Dan komen wij uit op een publieke uitvoering. Wij worden hierin gesteund door een paar onverwachte medestanders. Die hybride gedachte kan natuurlijk weer als zo'n berucht poldercompromis worden beschouwd. In het kabinet was er enig verschil van mening over en de minister van Financiën, toch niet zo maar iemand, koos voor publiek. Die man kan rekenen en denkt: dit gaat wel heel veel kosten en wat levert het mij uiteindelijk op. Voor die gedachte hoef je trouwens geen minister van Financiën te zijn, want ook de fractie van GroenLinks kan die rekensom maken. Maar ook minister De Geus heeft bezwaren tegen de kosten en de risico's. Misschien is het wel aardig als hij daar vandaag nog eens op ingaat.

Niet alleen van de uitvoering maar van de hele stelselherziening kun je je afvragen waarom wij dat eigenlijk nog doen. De Raad van State heeft er geen goed woord voor over in zijn advies over deze plannen; daar zat geen woord Spaans bij. Volgens het CPB hoef je het niet te doen om de kosten te verminderen, want de nieuwe WAO zal niet leiden tot minder kosten. Vorige week ontvingen wij het wetsvoorstel voor werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Ook dit voorstel levert volgens het kabinet zo goed als niets op. Zo kan ik nog wel even doorgaan.

600 mln besparingen en 500 mln extra kosten, zie bladzijde 130 van de memorie van toelichting. Op deze manier zouden wij het niet moeten doen. Wij zijn altijd zo zuinig, maar als het belangrijk is om op de kosten te letten, doen wij het niet omdat er prestigeverlies dreigt als het poldercompromis niet wordt doorgedrukt. Dat is niet de juiste manier om met deze serieuze zaak om te gaan. Vooral voor de klanten die gebruikmaken van de WAO is het natuurlijk helemaal niet nodig. Met de Wet Verbeterde Poortwachter en de Pemba gaat het al een stuk beter en waarom zou je dan nog de hele winkel verbouwen? De klanten zijn immers tevreden en het ingezette beleid blijkt te werken.

Voorzitter. De fractie van GroenLinks vraagt het kabinet om te komen met voorstellen om de premie te maximeren op het huidige niveau, niet toe te geven aan de druk van verzekeraars om 80% premieverschil te overbruggen en alsnog voor 1 april eenduidige keuze te maken voor de uitvoering van de WGA, het advies van de heer Kist dat wij zojuist al bespraken. Je moet immers een goede kosten/baten-analyse maken om te voorkomen dat je onnodig geld over de balk smijt. Verder moet je natuurlijk ook een eerlijke keuze durven maken. Ik hoop dat de regering niet zo star is dat hierover nu al een compromis is gemaakt.

De nieuwe WAO is een onnodige en onmogelijk ingewikkelde operatie. De hybride uitvoering kost ons klauwen met geld, namelijk 6 mld. Dat geld kunnen wij beter gebruiken voor een deltaplan om mensen aan het werk te helpen, ook mensen die uit de WAO komen. Verder kan het ook worden gebruikt om werkgevers goedkoper gedeeltelijk arbeidsongeschikten aan te bieden, opdat meer mensen een kans op de arbeidsmarkt krijgen. Je kunt dat doen door middel van een no-risk-polis, premies of een compensatie voor de lagere productiviteit van een gedeeltelijk arbeidsongeschikte. Dat geld kunnen wij goed gebruiken en het is doodzonde dat wij dat geld nu met een raar polderachtig compromis in de put gooien.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Vriend en vijand zijn het erover eens dat publieke uitvoering van de arbeidsongeschiktheidswetten en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen goedkoper is dan uitvoering door particuliere verzekeraars. Als de minister het daar niet mee eens is, zeg ik hem: kijk naar de cijfers, bijvoorbeeld die in de memorie van toelichting. Bij het UWV wordt 7% van de opgebrachte premies gebruikt voor de uitvoeringskosten. Bij de particuliere verzekeraars komt dat percentage uit op 20. Het verschil wordt natuurlijk veroorzaakt door de winst, de reclame, de sponsoring en de marketing.

Het heilige geloof van de marktfundamentalisten in private uitvoering en concurrentie wordt de laatste jaren steeds meer gelogenstraft. Bijna tien jaar geleden werd de Ziektewet geprivatiseerd. Van mensen uit het MKB heb ik gehoord dat de premies die ze moeten betalen voor het herverzekeren van dit risico en voor verzuimverzekeringen, nu veel hoger liggen dan destijds toen de bedrijfsverenigingen de uitvoering verzorgden. Heeft de minister nog zicht op de hoogte van deze premies? Kan hij deze cijfers eventueel schriftelijk naar de Kamer sturen? Hoe hoog waren de premies voor de afschaffing van de Ziektewet en hoe hoog zijn ze op dit moment?

Ik begrijp dat de publieke premie omhoog moet om de verzekeraars mee te laten concurreren. De minister gebruikt allerlei moeilijke woorden zoals het verzachten van de rentehobbel en het creëren van een gelijk speelveld. Daar komt het tenminste op neer; in de vaktaal zal het allemaal wel anders heten. Mijn fractie vraagt zich echt af wat het voor een waanzin is dat wij de premies moeten verhogen om de private verzekeraars mee te laten doen. De premie kan lager zijn als de private verzekeraars niet meedoen. Als zij wel meedoen, moeten zij zich houden aan de premie die redelijk is. Mijn fractie begrijpt hier helemaal niets van, maar de mensen die het moeten betalen zal het wel duidelijk zijn wat de consequenties hiervan zijn.

In 2006 krijgen wij te maken met een basispremie. Daarop komt de premie voor de gedeeltelijk-arbeidsongeschiktenvoorziening. Daar komt weer een opslag op. Nu is de vraag hoe hoog die opslag wordt. Kan de minister daar iets over zeggen? Hij zal waarschijnlijk zeggen dat de heer Kist dit uitzoekt. Afgelopen vrijdag zei de minister in het programma "De Ochtenden" dat hij dacht aan een premie van tussen 0,5% en 1%. Was dat de premie voor de gedeeltelijk arbeidsongeschikten of voor de opslag? Wat was precies het bedrag en waarop had dat betrekking?

De premies moeten in 2007 worden gedifferentieerd naar gelang van de vraag of men veel of weinig arbeidsongeschikten oplevert. De premie kan dus in hoogte variëren naarmate men meer of minder arbeidsongeschikten krijgt. Ook dan is de vraag hoe het met de opslag zit. Gaat die dan ook mee? Hoe is de systematiek? Is die opslag afhankelijk van de premie die je betaalt? Hoe lang wil de minister het probleem van de rentehobbel hanteren? Duurt dat vijf, tien of twee jaar? Kan de minister hier duidelijkheid over verschaffen?

Als ik het wetsvoorstel goed begrijp, wordt de WAO-premie in de toekomst betaald door werkgevers en werknemers. Dat is een heel andere situatie dan wij nu kennen. Voorheen was het een werknemerspremie, daarna is het een werkgeverspremie geworden en nu zou die gedeeld moeten worden. De werknemer moet dus meer betalen als zijn werkgever zo nodig het risico van de arbeidsongeschiktheid wil herverzekeren bij een particuliere verzekeraar. Hij gaat er in loon dus in feite op achteruit. Wie het nog begrijpt, mag het zeggen. Ik hoor het graag. Ik voorspel dat de private verzekeraars tegenhouden dat de opslag eraf gaat, mocht blijken dat dit kan. Zij kunnen dat doen door te zeggen dat hen de kosten wat zijn tegengevallen.

Met deze systematiek zitten wij op de verkeerde weg. Mijn fractie heeft daar in ieder geval fundamentele bezwaren tegen. Die staan nog los van de bezwaren die wij tegen het gehele nieuwe wetsvoorstel hebben. Daar zullen wij op korte termijn nader over debatteren met de minister.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter. Het is eigenlijk een vreemd debat, vooral met het oog op het moment. Wij weten een aantal dingen namelijk nog niet. Laten wij het debat dan maar benutten om daar vragen over te stellen.

Vorig jaar bleek uit een discussie dat de meest logische uitvoeringsstructuur van de nieuwe WAO een private was. Die constatering kwam niet voort uit een neoliberale overtuiging en evenmin uit een voorkeur voor maatwerk, maar uit het feit dat wij weinig vertrouwen hebben in de mogelijkheden van het huidige stelsel en van het publieke stelsel. In de afgelopen jaren is juist grote winst in de WAO geboekt door lusten en lasten heel dicht bij elkaar te leggen in de bedrijven. Private verzekeraars spelen op tal van terreinen in bedrijven een rol. Arbo-diensten en ziektekostenverzekeringen enzovoort doen dat later in de totaalarrangementen rondom ziekte en arbeidsongeschiktheid. Zij kunnen naar ons gevoel veel effectiever dan het UWV voorkomen dat mensen onterecht in de WAO komen, omdat het UWV inherent haast belang heeft bij meer arbeidsongeschikten dan bij minder. Die discussie is echter vorig jaar zo geëindigd dat er een hybride stelsel zou komen, waarvan ik in ieder geval zeker weet dat het duurder is, omdat er gewoon meer mensen voor nodig zijn, en omdat het onduidelijk is. Een Kamermeerderheid wilde toen echter dat hybride stelsel, waaraan het kabinet ook nu weer vasthoudt.

Er was wel een kans geweest toen bleek dat het UWV de premiedifferentiatie die wij in 2006 wilden, samen met de Belastingdienst, niet kon waarmaken, althans, niet kon combineren met een aantal andere grote operaties die ook lopen, om te zien of terug naar volledig private verzekeringen nog een optie was. Ook verzekeraars zijn op dit punt weinig flexibel geweest in hun opstelling tegenover de wijze waarop de premieberekening moest worden vormgegeven. Dit heeft nu geleid tot een systeem waarbij voorlopig geen premiedifferentiatie optreedt, maar wel een premieopslag voor de WGA, die al dan niet wordt teruggesluisd via het IGA-deel in de WGA. Het is precies van belang te weten hoe dit zit. Dat vraag ik aan de minister.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

De heer Bakker doet het voorkomen alsof er vorig jaar een uitgebreid debat is gevoerd over privatisering en een hyrbide stelsel. Wij hebben precies één brief gekregen, waarin één zin stond over een hybride stelsel, waarvan wij toen nog helemaal niets wisten. Is de heer Bakker het met mij eens dat het van belang is om precies de effecten te kennen, op financieel gebied maar ook op het gebied van reïntegratie en op dat van de ketenbenadering, voordat wij een definitief besluit daarover nemen?

De heer Bakker (D66):

Voorzover je effecten die in de toekomst verscholen liggen kunt kennen, want die zijn natuurlijk op veronderstellingen gebaseerd. Ik weet uit ervaring dat het UWV veranderingsresistent is, en nooit een wezenlijke bijdrage heeft kunnen leveren aan terugdringing van het aantal arbeidsongeschikten. De slag die de afgelopen jaren is gemaakt, is ook niet door het UWV maar in de bedrijven gemaakt. Daarvoor neem ik mijn pet af. Als vervolgens degenen die die bedrijven vertegenwoordigen in de SER – u weet dat ik daar niet zo snel achteraan loopt – zeggen dat daarbij een privaat sluitstuk hoort in termen van verzekering, ben ik geneigd daarnaar heel serieus te luisteren, niet uit ideologische overwegingen maar op grond van deze argumenten. Ik weet ook wel dat het Centraal Planbureau vorig jaar heeft gezegd: wij moeten nog maar zien wat dit oplevert. Het Planbureau heeft echter ook andere studies uitgebracht, bij voorbeeld over reïntegratie, in augustus vorig jaar, waarin men eigenlijk een heel andere denkrichting inslaat en uitspreekt dat het wel degelijk privaat moet. Kortom, er zit onzekerheid in, maar voorzover wij het kunnen weten, moeten wij de cijfers op tafel hebben. Dat ben ik met mevrouw Bussemaker eens.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Waar gaat het D66 nu eigenlijk om? U zegt dat u graag privaat wilt. Dan is het wel de vraag wat privaat D66 waard is. Hoe meer je privaat doet, hoe duurder het wordt. Uiteindelijk kun je zelfs uitkomen op de 6 mld euro die ik noemde. Is het u dat waard, terwijl ook deskundigen zeggen dat dit eigenlijk onvoldoende werkt? Of wilt u gewoon het UWV om zeep helpen omdat u vindt dat dat niet functioneert, en wilt u daarom privatiseren? Het gaat u toch ook om het tegenover elkaar zetten van kosten en baten? Het gaat u er toch ook dat je moet doen wat werkt, en dat dit niet miljarden moet kosten?

De heer Bakker (D66):

Natuurlijk. Daar zit ook het grote probleem. U stelt nu deze vraag, maar anders zou ik hebben afgerond met de opmerking dat ik informatie over de precieze vormgeving van die premieopslag die de minister nog niet heeft prijsgegeven, en die misschien nog voor een deel besloten ligt in het advies dat hij van de heer Kist van de NMa zal krijgen, graag wil hebben. Als hier een premieopslag is die wij ergens anders vervolgens weer teruggeven en als dat één op één, en in dezelfde mate, gebeurt, heb ik daartegen minder bezwaar dan wanneer wij het bedrijfsleven de facto volgend jaar een veel hogere premie laten betalen, met als gevolg hogere arbeidskosten en een lagere werkgelegenheid.

Ik vind wel dat u te gemakkelijk voorbijgaat aan het falen van het publieke systeem, dat geen enkel belang heeft bij een restrictieve instroom in de WAO, maar dat – sterker – juist een omgekeerd belang heeft. Dat systeem is volledig resistent tegen alle veranderingen. Ik ken nog de cijfers, waar ik wel eens in ben gedoken, over het aantal reïntegraties via het UWV vanuit de WAO naar de arbeidsmarkt per jaar. Wat wij hier ook aan wetten hebben bedacht, dat aantal kwam ieder jaar op ongeveer 15.000 uit. In het kort komt het erop neer dat het daar niet functioneert. Dat is een hoge prijs die men moet betalen. Dat betekent namelijk dat mensen sociaal en economisch uitvallen. Dat is niet de bedoeling.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het lijkt mij niet zinvol selectief te winkelen in cijfers. U weet namelijk net zo goed als ik dat de instroom in de huidige WAO behoorlijk afneemt. Dat komt ook door een aantal maatregelen dat nodig was. Ik vraag mij af of de fractie van D66 nu al voor privatisering is, of dat de weg nog openligt. Is het mogelijk dat de fractie haar standpunt heroverweegt als blijkt dat de heer Kist van de NMa zegt dat privatisering heel kostbaar is en feitelijk te weinig oplevert?

De heer Bakker (D66):

Mevrouw Van Gent combineert twee zaken.

Mijn antwoord op de eerste vraag is dat die nieuwe WAO naar mijn idee nodig is omdat ik niet tevreden ben met de daling van de instroom tot nu toe. Dankzij maatregelen, waarmee u het overigens nooit eens was, gaat het de goede kant op, maar er is een verdere ontwikkeling nodig. Misschien ligt mijn ambitieniveau hoger dan dat van u.

Op de tweede vraag antwoord ik dat het vanzelfsprekend juist is dat die afweging pas kan worden gemaakt als wij over al die informatie van de minister beschikken. Die vraag heb ik niet voor niets gesteld. Ik heb hier echter wel blijk gegeven van mijn gemoedsgesteldheid over de effectiviteit van het UWV. Dat doe ik louter op grond van mijn ervaring en niet op basis van ideologie.

Die kosten zijn vanzelfsprekend een heel belangrijk element van overweging, maar het gaat natuurlijk wel om de kosten en de effectiviteit. Ik voel er niets voor om de premies in totaliteit kunstmatig hoog te houden. Naar mijn idee spelen bij veel sociale fondsen de EMU-criteria een belangrijkere rol dan de noodzaak voor die fondsen. Daardoor zijn de premies te hoog. Het zou daarom goed zijn om bij al die maatregelen een beetje meer boter bij de vis te doen, maar daarover zullen wij ongetwijfeld spreken tijdens de bredere discussie. Natuurlijk moeten de kosten anno 2006 van groot belang zijn in de discussie. Wat dat betreft wachten wij het advies van de heer Kist van de NMa met veel spanning af.

In de adviesaanvraag van de minister aan de heer Kist staat in de laatste regel: "Dit niveau moet in het licht van het vanaf 2007 beoogde regime enerzijds zodanig zijn dat verzekeraars een redelijke toegang tot de markt hebben en anderzijds zodanig dat een oneigenlijke uitstroom van werkgevers naar het eigen risico dragen wordt voorkomen." Het eerste deel van deze zin begrijp ik, maar ik vraag mij af wat de minister bedoelt met een oneigenlijke uitstroom van werkgevers naar het eigen risico dragen. Is dat niet iets waartegen de minister zich eerder neutraal zou moeten opstellen dan te zeggen dat dit ook oneigenlijk kan zijn?

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Voorzitter. Ik heb een aardige constatering gedaan over de positie van het CDA ten opzichte van de VVD. De fractie van het CDA schiet meteen in de reflex dat zij alles privaat wil regelen. Dat is al eerder verkondigd. De kosten doen er minder toe. De VVD staat genuanceerder in deze discussie en dat is de minister ook bekend. Evenals de heer Bakker van D66 besteden wij aandacht aan de kosten en aan de effectiviteit. Het is niet juist dat privaat het heilige middel is, omdat de SER ooit een ei heeft gelegd. Ik kijk ook de minister aan als ik zeg dat de VVD deze volledige wet zal beoordelen op de kosten en de effectiviteit. Als wij er aan het eind van de rit van overtuigd zijn dat het een goede wet is, zullen wij voor stemmen. Wij zullen dus niet in een reflex reageren dat privaat het heilige der heilige is. Evenmin zeggen wij dat wij starten met een hybride model.

Mevrouw Verburg (CDA):

De CDA-fractie heeft aangegeven voor een private uitvoering te zijn, zodat iets te kiezen valt op basis van kwaliteit en er veel meer accent komt te liggen op kwaliteit en preventie en op de ketenaanpak. Wij doen dit echter op een verantwoorde manier. Dat is de reden waarom wij achter het voornemen van het kabinet staan om de heer Kist om advies te vragen. De heer Kist is al aan het uitvoeren. Wij doen dit dus op een verantwoorde manier. Dit zeg ik om de veel te kort door de bocht zijnde conclusie van mevrouw Bibi de Vries enigszins te nuanceren.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Dat kan ik alleen maar zeer waarderen, maar kennelijk kon mevrouw Verburg van de CDA-fractie toch niet de reflex onderdrukken om te beginnen met te zeggen dat haar fractie eigenlijk voor private uitvoering is. Toen ik een interruptie plaatste over de kosten, keek zij een beetje hemels, maar de kosten waren natuurlijk verschrikkelijk en daarvan gaat men ook hemels kijken.

Ik heb een aantal feitelijke vragen, want verder komen wij niet in dit debat. De heer Kist zal op 1 mei a.s. met een advies komen, hebben wij in de brief gelezen die de minister ons zojuist heeft gegeven. Wij zitten in een zeer krap tijdschema voor de WIA en de WGA. Is 1 mei niet wat laat? De VVD-fractie wil echt zien wat de heer Kist ervan maakt, en ik sluit niet uit dat zij daarover in de Kamer zal willen spreken.

Zal de minister het advies van de heer Kist blind overnemen? Als de heer Kist met een resultaat komt, zal dan sprake zijn van een gelijk speelveld voor UWV en verzekeraars? Om het nog verder toe te spitsen: wat zijn de exacte criteria die de minister hanteert om te bepalen wanneer sprake is van een gelijk speelveld? Nu moeten wij allerlei zaken uit de media vernemen: een opslag zus, een opslag zo, anders geen gelijk speelveld, marktpenetratie, noem het allemaal maar op. Wat is een gelijk speelveld? Als de WGA-premie uitkomt op 0,15%, of 0,2% of 0,1%, maar stel dat het 0,15% is – ik meen dat de heer De Wit van de SP-fractie hierover heeft gesproken – is het dan juist dat sprake is van een opslag van de premie van 0,5% tot 0,8%? Als ik dat juist interpreteer, maken wij de premie dan vijf tot zes keer hoger? Die vraag wil de VVD-fractie beantwoord hebben, want het is een beetje vreemd – misschien zit er een fantastische redenering achter – dat men een premie vier of vijf keer, of hoe veel dan ook, moet verhogen om een andere marktpartij erbij te trekken. Er wordt gezegd dat dit via de WIA-premie weer zal worden teruggeven, maar die basispremie was sowieso al te hoog, daar zat wel lucht in, dat kon wel.

Ook mijn collega's hebben vragen gesteld over het aantal jaren dat het zal duren om deze rentehobbel te helpen oplossen, zodat de premies op een normaal niveau komen, en meer nog, op een lager niveau. Wij wilden immers concurrentie, wij wilden dat het beter werd. Ik weet niet of het waar is, maar ik heb horen fluisteren dat het misschien wel acht jaar zal duren. Ik kan mij niet voorstellen dat de minister dit wil. Ik meen dat de Kamer deze feiten moet hebben, willen wij een zinvol debat kunnen voeren over wat wij met het nieuwe stelsel willen.

De VVD-fractie zal ook zeer hechten aan een CPB-doorrekening. Wij hebben anderhalf jaren geleden een vergelijkbaar document van het CPB ontvangen. Toen hebben wij hier een hoofdlijnendebat gevoerd over de vraag of de uitvoering publiek of privaat moest zijn. Het CPB heeft toen gezegd dat het overstappen op private uitvoering verschrikkelijk duur zou zijn. Om dit op orde te brengen zijn wij toen met het compromisvoorstel van publiek en privaat gekomen. Voor een ordentelijke behandeling van dit wetsvoorstel wil de VVD-fractie ook voor dit wetsvoorstel een CPB-doorrekening hebben over de publiek-private, dus hybride uitvoering.

Zijn de verzekeraars en het UWV ongeacht het resultaat waarmee de heer Kist zal komen, bereid het wetsvoorstel uit te voeren per 1 januari 2006? Bestaat de kans dat een van beide partijen zegt het op deze manier niet te zullen doen? Stel je voor dat zij met deze 0,8% komen. Met andere woorden: hebben partijen zich gebonden aan de uitkomst van de heer Kist? Ik heb de minister al gevraagd of hij dat ook heeft gedaan.

Als het goed is krijgen wij nog een hoorzitting. Daar zal de VVD-fractie deze vragen aan zowel het UWV als aan verzekeraars willen stellen.

Een andere vraag die in dit kader van belang is en waarop ik graag een antwoord krijg, is of de WIA wetsconform kan worden uitgevoerd, waarbij ik denk aan de eigenrisicodragers. Het mag voor de eigenrisicodragers per 1 januari 2006 ingaan. Er moet wel premie worden betaald, maar dat krijgt men in 2007 terug. Kan dit niet simpeler en beter? Kan het UWV het aan, als er een hele lading ondernemers komt die eigenrisicodrager willen worden? Kan het UWV die keuringen aan?

Op basis van welke instroomcijfers beslissen wij over deze wet? De VVD-fractie stelt voor om dit te doen aan de hand van de cijfers van juni 2005. Dat zijn de meest adequate cijfers en dan weten wij ook wat de nieuwe wet toevoegt.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Mevrouw De Vries had een glashelder betoog, maar ik heb toch deze vraag. Stel nu dat de kosten méér bedragen dan de besparingen; dit kan blijken uit CPB-berekeningen. Zegt de VVD-fractie dan dat zij er niet aan begint en dat zij kiest voor een publieke uitvoering?

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Eerst moeten wij de feiten weten – de doorrekening, de toegevoegde waarde en de uitvoerbaarheid – en dan geven wij pas een eindoordeel over de wet. U heeft de VVD-fractie in het hoofdlijnendebat van anderhalf jaar geleden niet horen zeggen dat wij blind kiezen voor privaat. U heeft ons toen ook niet horen zeggen: wij gaan blind publiek. Wij hebben gezegd dat de combinatie ons goed lijkt, maar dat er wel degelijk een aantal zaken is waar wij de wet aan zullen toetsen. Dat betreft vragen als: wat gebeurt er met de WAO-instroom, wat levert het meer op en heeft het zin? Het is precies wat de heer Bakker van de D66-fractie zei: effectiviteit en kosten zijn gewoonweg een belangrijk element in dit geheel. Ik ga niet in een paar minuten zeggen dat wij nu al voor het één of voor het ander zijn. Nee, wij krijgen een dijk van een parlementaire behandeling en dan gaan wij het zeer zorgvuldig afpellen.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Mevrouw De Vries zegt twee dingen waar ik het van harte mee eens ben. Dat betreft het belang van een doorrekening, ook van zo'n hybride stelsel. Ik zal daar in een tweede termijn wellicht op terugkomen. Voorts ben ik het eens met het uitgaan van de instroomcijfers per juni 2005, want wij moeten als Kamer goed kunnen vergelijken.

Ik stel mevrouw De Vries een vraag over een ander onderwerp dat zij besprak, te weten de premies. Is zij het met mij eens dat in de premiehoogte principieel tot uitdrukking moet komen de omvang van de instroom in de WAO? Is zij het ermee eens dat de premies zoveel omlaag moeten als gerechtvaardigd is uit het oogpunt van daling van de instroom? Vindt zij niet dat daar een kunstmatige opslag niet bij past? Immers, werkgevers hebben dan hogere loonkosten, terwijl zij zelf gezorgd hebben voor een daling in de WAO-instroom.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

De VVD-fractie is vóór premiedifferentiatie en daarmee heeft u het antwoord op uw vraag. Het systeem dat ingevoerd moet worden, gaat uit van premiedifferentiatie. Als het een branche, een bedrijf of een sector betreft waar de uitstroom heel laag is, dan moet dat natuurlijk in de premie tot uitdrukking komen. Ik heb in dit verband vragen gesteld over de opslag en ook over de verhouding tot de WGA-premie die gaat komen. Ik wil weten of ik er juist over geïnformeerd ben dat dit rond de 0,15% is en of wij er misschien wel 0,5 tot 0,8 bovenop moeten zetten. Dat lijkt in eerste instantie wat buiten verhouding, tenzij er een dijk van een verhaal achter zit. Nu wordt dit wel teruggegeven, maar daar moet dan ook maar eens duidelijke informatie over komen, want dat is dan in het kader van de WIA-premie. Het betekent dat, als je eigenrisicodrager bent, je daar een extra voordeel hebt. Hoe oneigenlijk of hoe eigenlijk doen wij het? Ik denk dat de minister zich bij de behandeling van de wet moet voorbereiden op dit soort principiële vragen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Vorige week belandde een dik pak papier bij de Kamer, inhoudende een voorstel van wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Die omslag in het denken heeft de SGP-fractie in het verleden gesteund en zal dat blijven doen. Het kabinet wil mensen aanspreken op wat nog kan en zeker niet alleen op wat níet en niet meer kan. In die wet wordt heel veel geregeld maaréén onderdeel niet en dat was voor mevrouw Bussemaker aanleiding om een spoeddebat aan te vragen.

De eerste vraag die we moeten stellen en die al vaker in deze Kamer aan de orde is geweest, is of de uitvoering door private verzekeraars dan wel binnen de publieke sector of in een combinatie van beide moet plaatsvinden. De SGP-fractie heeft in eerdere debatten aangegeven dat wij de keuze van het kabinet delen om het zowel publiek als privaat te regelen. De kosten voor uitsluitend private uitvoering zijn destijds becijferd op 4 tot 6 mld euro en dat is erg veel geld. Bovendien is mijn fractie altijd terughoudend om het "lot" van gedeeltelijk arbeidsgeschikten helemaal en uitsluitend in handen te leggen van private, op winst gerichte, verzekeraars. Uiteraard moeten deze zich maatschappelijk verantwoord gedragen en zich voor deze mensen inzetten, maar toch, het gaat om een heel bijzondere doelgroep. Wij vinden het daarom goed dat gekozen kan worden tussen private en publieke uitvoering.

Er moet natuurlijk wel een gelijk speelveld zijn. Er is veel techniek nodig om het zo ver te brengen. Het UWV werkt op basis van een omslagstelsel en de verzekeraars op basis van kapitaaldekking die ze nog moeten opbouwen. Dit is vooralsnog in het nadeel van private verzekeraars.

De door de regering aangedragen oplossing om de premies tijdelijk te verhogen en over de hoogte van deze opslag advies te vragen aan mr. A.W. Kist, roept bij ons vragen op. De adviesaanvraag aan de heer Kist is ons zojuist aangereikt. Hem is gevraagd het advies vóór 1 mei aanstaande uit te brengen. Wat is de precieze status van dat advies? Hoe bindend is het voor de minister en voor andere hierbij betrokken partijen. En hoe tijdelijk is die tijdelijke verhoging? In de politiek is het woord "tijdelijk" een gevaarlijk woord. Men zegt wel eens: "Niets is zo duurzaam als tijdelijkheid." Dat is in absolute termen niet het geval, maar die vraag heb ik wel. Hoe moet dat gezien worden tegen het licht van de gelukkig grote daling van de instroom in de WAO met meer dan 40% en de resultaten van de herkeuringen enz.? Daardoor zou de premie toch omlaag kunnen en nu lijkt de premie omhoog te moeten en dat is minder gewenst. Mag ik het zo samenvatten dat het niet zal gaan om méér, maar om op zijn best minder, minder? Als dat laatste het geval is, is het gemakkelijker te dragen.

De heer Varela (LPF):

Voorzitter. Dit kabinet is altijd al een voorstander geweest van een level playing field – een mooie afkorting – op alle economische terreinen. Ook vanuit de EU wordt dit op alle terreinen ondersteund. Wij vinden het daarom vreemd dat het kabinet koste wat het kost blijft vasthouden aan een hybride systeem waarbij een speler op de markt een groot voordeel heeft op een van de andere spelers. Wij vergelijken het een beetje met een zwemwedstrijd, waarbij een zwemmer vijf seconden eerder mag vertrekken dan de rest en nog flippers aan heeft ook. Het gaat in dit geval dan wel om het dikste jongetje van de klas dat bovendien niet eens goed kan zwemmen. De rest van de groep heeft zo'n grote achterstand, dat zij overweegt om helemaal niet aan de wedstrijd mee te doen.

Om het introduceren van een vrije markt voor arbeidsongeschiktheidsverzekeringen tot een succes te maken dient de regering gelijke kansen voor iedereen te creëren. Wij hebben nog wel een aantal vragen. Waarom moeten die premies eigenlijk omhoog om de private verzekeraars te kunnen laten meedingen? Zijn er ook andere wegen onderzocht om dat te bereiken? Waarom moeten de verzekerden ervoor opdraaien? Hoe lang moeten zij deze hogere premie gaan betalen? Zoals de heer De Wit ook al vroeg, gaat de premie omlaag als het level playing field is bereikt of blijven verzekeraars aan de reeds vastgestelde premie vasthouden?

Minister De Geus:

Voorzitter. Toen ik voor dit debat werd uitgenodigd, had ik mijn twijfels. Het advies van de heer Kist moet namelijk nog verschijnen en het wetsvoorstel is ingediend. Daarover gaan wij nog fundamenteel met elkaar in discussie. Kunnen wij het niet daarop laten aankomen? Natuurlijk schik ik mij altijd naar de agenda van de Kamer als zij met mij wil debatteren. Daarover bestaat geen enkel misverstand. Nu ik de bijdragen van de Kamerleden heb gehoord, ben ik echter blij dat wij dit debat nu voeren. Het geeft namelijk de mogelijkheid om een aantal zaken te verhelderen en misschien zelfs om een aantal gemeenschappelijke punten te vinden voor het toekomstige debat over de WIA. Het zal natuurlijk onvermijdelijk zijn dat er politieke punten gemarkeerd worden die wij in latere debatten nog met elkaar zullen uitvechten. Ik ben per saldo dus wel blij met dit debat.

Ik begin met de rode draad die door de verschillende bijdragen heen liep. Stel dat er in 2006 een kunstmatige, tijdelijke opslag op de UWV-premie wordt gelegd. Zal dat de premie verhogen, zullen verzekerden, werkgevers en werknemers, daarvan wat gaan merken? Een kunstmatige opslag op de UWV-premie is voor de dekking van de publieke risico's niet noodzakelijk. Anders gezegd: wij hebben dat geld niet nodig voor de dekking. Het gehele bedrag kan benut worden voor een equivalente korting op de WAO-basispremie. Het misverstand dat de kunstmatige opslag de verzekering duurder zou maken, is daarmee opgehelderd. Wij maken een WGA-premiecomponent, die hoger wordt vastgesteld dan technisch noodzakelijk. Het verschil komt in mindering op de WAO-basispremie. In die zin is er geen lastenverzwaring.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

De minister heeft gelijk met deze redenering, maar de WGA-premie moet wel dekking bieden voor datgene waarvoor zij bedoeld is. Vriend en vijand wisten dat er veel te veel lucht zat in de WAO-basispremie. Wij moeten ervoor zorgen dat wij toegroeien naar een eigenlijke situatie. Wij moeten geen dingen mixen die niets met elkaar te maken hebben. Eigenlijk moeten wij beide premies scheiden.

Minister De Geus:

Daarin heeft mevrouw De Vries gelijk. In het kader van ordentelijk fondsenbeheer moet het geld dat voor een fonds wordt opgehaald, niet voor iets anders worden gebruikt. Het ging nu om de vraag of sprake is van een lastenver zwaring. Het antwoord op die vraag luidt: nee. Bij het WGA-fondsbeheer en bij het WAO-basispremiefondsbeheer gaan wij uiteindelijk naar een gescheiden situatie toe. Uiteindelijk willen wij echter tot een level playing field komen. Wij hebben hier vorig jaar in het debat uitgebreid over gesproken naar aanleiding van een kort zinnetje hierover in mijn brief. Een en ander betekent dat voor de periode waarin de publieke WGA nog niet op een structureel niveau is, een opslag gecreëerd moet worden die vervolgens terug kan vloeien in de WGA-basispremie. Volgens mij wordt het evenwel te technisch om dit verder helemaal in een spoeddebat uit te leggen. Ik hoop dat mijn duiding van de systematiek helder genoeg is. Zo niet, dan wil ik schriftelijk nog eens goed aangeven hoe het werkt. Mevrouw De Vries kan er in ieder geval van uitgaan dat zowel bij de WAO-basispremie als bij de WGA sprake is van ordentelijk fondsenbeheer en dat er niet allerlei zaken vermengd worden.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

De minister zegt dat werkgevers dit terugkrijgen door verlaging van de IVA-premie. Kan hij evenwel garanderen dat die premie in hetzelfde jaar wordt teruggegeven? In de stukken wordt steeds over 2006 en 2007 gesproken. Kan hij voorts garanderen dat werkgevers die geconfronteerd worden met de verhoogde opslag in de WGA en die bij het UWV blijven, elke euro die zij hierdoor extra moeten betalen, terugkrijgen? Volgens mij kan hij dat niet.

Minister De Geus:

Ik zal die twee vragen afzonderlijk van elkaar behandelen. Daarna wil ik graag de beantwoording van een aantal algemene vragen voortzetten. Het leek mij evenwel verstandig om in eerste instantie het misverstand weg te nemen dat er volgend jaar sprake is van lastenverzwaring.

Mevrouw Bussemaker zegt dat in de stukken staat dat degenen die zich privaat verzekeren, de premie pas in het jaar daarop krijgen terugbetaald. Dat staat inderdaad in de brief. Wij hebben bekeken of dit al in 2006 zou kunnen, maar waarschijnlijk wordt het 2007. Die teruggave betekent dat het voor degenen die zich privaat verzekeren, per saldo goedkoper wordt aan de publieke kant. Het percentage dat voor de premie wordt vastgesteld, geldt zowel voor degenen die zich publiek verzekeren, als voor degenen die zich privaat verzekeren. Degenen die zich privaat verzekeren, krijgen in het jaar daarop hun WGA-premie terug, omdat zij in die periode eigen risico gedragen hebben of zich privaat verzekerd hebben.

Mevrouw Verburg (CDA):

Als eenvoudig volksvertegenwoordiger wil ik weten of ik mag aannemen dat de totale premiedruk voor de WAO volgend jaar daalt.

Minister De Geus:

U zei net al dat het punt is dat de premies omlaag moeten gaan. Dat is ook ons streven. Hier heeft echter nog geen definitieve besluitvorming over plaatsgevonden, dus ik kan nog geen toezeggingen doen. Ik houd er evenwel rekening mee dat de premie volgend jaar gaat dalen.

Mevrouw Verburg (CDA):

En dat in totaliteit, eventueel rekening houdend met het creëren van een gelijk speelveld.

Minister De Geus:

Ja, maar het creëren van een gelijk speelveld brengt als zodanig geen kosten met zich.

Mevrouw Verburg (CDA):

Dan is het helder. Ik pin u nog niet vast op percentages, want daarvoor lijkt het mij inderdaad te vroeg. Dat betekent evenwel dat de arbeidsongeschiktheidspremies volgend jaar zeer waarschijnlijk dalen ...

De voorzitter:

Dat is geen vraag.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik probeer het te begrijpen.

De voorzitter:

Daar zijn interrupties niet voor.

Mevrouw Verburg (CDA):

Wij voeren hier een debat om dingen helder te krijgen. Ik vraag of ik het goed begrijp.

De voorzitter:

Dan moet u het vragen en niet een heel betoog houden. Het duurt allemaal zo lang! De mensen die het debat niet wilden, stellen vraag na vraag.

Mevrouw Verburg (CDA):

Als wij meedoen aan een debat, stellen wij ook vragen. Daar hebben wij het volste recht toe.

De voorzitter:

Ik bepaal bij interrupties waar u recht op hebt!

Mevrouw Verburg (CDA):

Ongeacht de ontwikkelingen in verband met het level playing field zullen de premies voor alle werkgevers omlaag gaan. Vanaf 2007 wordt ook met terugwerkende kracht de premiedifferentiatie van kracht.

De voorzitter:

Was dat een vraag?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ja.

De voorzitter:

Dan een korte reactie van de minister.

Minister De Geus:

Het antwoord is "nee". Het ging goed totdat mevrouw Verburg helemaal aan het eind van haar betoog de nuance inlaste dat de premiedifferentiatie in 2007 met terugwerkende kracht wordt ingevoerd. Dat is niet het geval.

De heer De Wit (SP):

U hebt het nu ook over premieverlaging. Op pagina 131 van de memorie van toelichting staat dat besparingen op WAO-lasten gedurende deze kabinetsperiode niet leiden tot premieverlaging, maar ten goede komen van het EMU-saldo. Daaruit meen ik te kunnen afleiden dat de premies niet verlaagd worden.

Minister De Geus:

Bij de daling van de lasten laat het kabinet dit soort opbrengsten bij voorrang ten goede komen aan het EMU-saldo. Tegelijkertijd zijn er echter ook andere ontwikkelingen die een rol spelen. Het voert echter veel te ver om daar in het kader van dit spoeddebat op in te gaan. Ik heb geen toezeggingen aan mevrouw Verburg gedaan. Ik heb aangegeven dat ik er rekening mee houd dat de premies kunnen dalen en dat het creëren van een gelijk speelveld niet van invloed is op die trend. Over de wijze waarop de premies formeel worden vastgesteld, komen wij later te spreken.

Mevrouw Bussemaker vroeg of het kabinet heeft voorgesteld om de opslag op 0,5% te stellen. Zo is het niet gegaan. Wij hebben de verzekeraars voorgesteld om het verschil in premiestelling tussen een verzekering met en een verzekering zonder kapitaaldekking te delen. Als dat verschil bijvoorbeeld 0,8% is, is de helft daarvan 0,4%. Rekening houdend met een technische premie van 0,14% komt de opslag in de orde van grootte van 0,5% te liggen. Daar is echter nog geen finale beslissing over genomen. Ik wil alleen een indicatie van de hoogte van de opslag geven.

Mevrouw Bussemaker stelt dat de premie omlaag kan als de instroom daalt. De daling van de instroom werkt geleidelijk door op het totale volume. De premie in het publieke domein is gebaseerd op een omslag. In die systematiek duurt het even voordat een daling in de instroom zodanig substantieel is dat ook de premie kan dalen. Gelukkig is de instroom al een paar jaar aan het dalen, waardoor er ook sprake is van een daling van het totale volume. De private premies zijn gebaseerd op kapitaaldekking, waardoor zij bij een afnemende instroom sneller en sterker dalen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De verschillende systematieken en percentages vliegen ons om de oren. Soms is het handig om percentages in centen te vertalen. Ik heb begrepen dat een 0,5% staat voor 1 mld per jaar.

Minister De Geus:

Dat zou kunnen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Is het het wel waard om dit soort gigantische bedragen uit te geven, terwijl je niet zeker weet dat het geheel daardoor beter werkt?

Minister De Geus:

Ik ben blij dat ik het misverstand al uit de weg heb geruimd dat dit meerkosten zouden zijn. Ik heb 0,5% genoemd om de orde van grootte aan te geven. Ik weet niet precies wat de totale premiegrondslag is. Als mevrouw Van Gent dat wel berekend heeft, laat ik de schatting graag aan haar op dat punt. Het is enorm veel geld. Daarom is het goed dat het misverstand uit de weg is geruimd alsof het in het jaar 2006 om meerkosten gaat.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ik kom terug op de premies. De minister zegt dat het een tijdje duurt voordat de premies naar beneden gaan. Is hij principieel van mening, met mij, dat de huidige instroom in de WAO tot een daling van de premie moet leiden?

Minister De Geus:

Dit is exact de vraag die mevrouw De Vries zojuist stelde.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ik heb die in mijn eerste termijn ook gesteld.

Minister De Geus:

Dan kan ik het antwoord herhalen. Uit het oogpunt van ordentelijk fondsenbeheer vind ik dat er in het publieke domein kostendekkende premies moeten zijn. Als de instroom daalt en de uitstroom niet tegelijkertijd ook daalt, kan en moet de premie dalen. De premie in het publieke domein heeft immers betrekking op het volume en niet op de instroom.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Kan de minister mij uitleggen waarom de premie tussen de jaren 2001 en 2004 nagenoeg gelijk is gebleven, namelijk rond de 7,70 en 7,65, terwijl de WAO-instroom met 40% is gedaald? Dat zou de minister aan het denken moeten zetten.

Minister De Geus:

Dat kan ik uitleggen. Ik heb al gezegd dat het gaat om het totale volume. Mevrouw Bussemaker moet dan ook de volumecijfers over die jaren erbij pakken. Dan is te zien dat de daling in de instroom, die de afgelopen jaren vrij spectaculair is geweest, wegvalt tegen het ontzaglijk grote volume. De instroom wordt gesaldeerd met de uitstroom. Het gaat om de mutatie in het volume per jaar. Het volume van de WAO is zo ontzaglijk groot dat de effecten van een dalende instroom en van toenemende uitstroom niet vreselijk groot zijn. Daarnaast is het zo dat de vaststelling van de premies uiteindelijk altijd plaatsvindt in het kader van een totaal beeld van de lasten. Ik sluit niet uit dat er naast het principe van kostendekkende premies ook andere overwegingen een rol hebben gespeeld. Ik herinner mij bijvoorbeeld het debat in de Kamer waarin het doorlopen van de SPAK is bepleit in ruil voor een kunstmatige aanpassing van de WAO-premie. Dat had toen niets met fondsenbeheer te maken. Zulke dingen zitten er ook tussen.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

De Partij van de Arbeid had toen een ander voorstel. Dat haalde echter geen enkele meerderheid. Het idee is te verdedigen omdat de SPAK kan helpen om WAO'ers aan het werk te helpen. Mijn vraag is of de minister bereid is om de premies te verlagen. De uitstroom is intussen groter geworden. In het jaar 2003 was de uitstroom bijzonder groot. Zet dat eens voor de Kamer op papier. Ik hoor geluiden dat de minister de WAO-premie kunstmatig hoog wil houden om de verzekeraars te spekken dan wel om de vennootschapsbelasting te verlagen. Ik hoor graag klip en klaar van de minister dat hij dat niet zal doen. Hij moet de premies verlagen waar dat kan.

Minister De Geus:

Ik herhaal mijn antwoord. Het debat met de Kamer is of de premies dalen als het volume daalt en of de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uit het oogpunt van fondsenbeheer de premie kostendekkend vaststelt. Het antwoord is ja. Als het volume daalt, is de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uiteraard voor premiedaling. Is de creatie van een level playing field in het jaar 2006 op zichzelf reden tot lastenverzwaring? Het antwoord is nee.

Mevrouw Bussemaker vraagt waarom mijnheer Kist wordt ingeschakeld. Ik was immers in overleg. Ik heb inderdaad overleg gevoerd. Toen het debat over de vraag, in welke mate de verzekeraars een gerede kans zouden hebben om toe te treden tot de arbeidsmarkt, een hoog technisch karakter kreeg en minder een politiek-bestuurlijk dan een debat voor experts werd, besloten we daarover niet met het Verbond van Verzekeraars in overleg te gaan, maar er een expert naar te laten kijken. De heer Kist is nog bekend van zijn rapport van anderhalf jaar terug, dat ons hielp om de voor- en nadelen van publiek en privaat in kaart te brengen. Hij was dus al zodanig ingevoerd dat hij deze extra vraag snel kon beantwoorden.

Verder vroeg mevrouw Bussemaker of ik een kartel vrees. Neen, dat vrees ik niet. In de fase voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet verenigt de branche zich vaak om bepaalde belangen te behartigen. Na het in werking treden van de WIA heeft iedere verzekeraar echter zijn eigen belang; op dat moment zal de onderlinge strijd en die met het UWV worden aangegaan. Zoals bij alle markten zal de NMa dan toezien op eventuele ongeoorloofde afspraken.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ik daag u uit om met iets betere bewijzen te komen. In de CPB-studie naar privatisering van vorig jaar staat dat kartelvorming een gevaar is. Wij kunnen ons ook best voorstellen dat een aantal verzekeraars afspraken maken en dat er kartels ontstaan. Geeft u ons nu eens de informatie die ons kan overtuigen van het tegendeel.

Minister De Geus:

Ik kan u een argument geven. Die CPB-studie sloeg op de variant van een volledig verplichte private verzekering. Dan is er geen UWV-speler en is de vraag van een eventuele gezamenlijke hogere premie van een heel andere orde. Ik zie dus geen enkele aanleiding om voor kartelvorming te vrezen.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

In dat geval vraag ik de minister of het CPB dit allemaal nogmaals kan doorrekenen. Inderdaad ging de CPB-studie over volledige privatisering, maar over de hybride uitvoering hebben wij nooit dergelijke informatie gekregen. Dat lijkt me toch het minste wat de Kamer mag verwachten.

Minister De Geus:

De Kamer krijgt de CPB-beoordeling van het wetsvoorstel, dat wordt straks ook meegenomen in het Centraal Economisch Plan. Die informatie is dus beschikbaar in april en u kunt deze betrekken bij de beoordeling van het wetsvoorstel.

Verder vroeg u of de markt voor private verzekeraars onaantrekkelijker kan worden door de dalende instroom. Dat is enerzijds juist: als het aantal arbeidsongeschikten of mogelijke arbeidsongeschikten slinkt, ontstaat voor de verzekeraars een, in miljarden gemeten, kleinere markt. Anderzijds echter zijn er recente ontwikkelingen die verzekeraars niet alleen doen kijken naar geïsoleerde producten in gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid, maar naar een combinatieproduct over de eerste twee jaren, met een aanpak gericht op mogelijkheden voor het voorkomen van een blijvende uitval. Dit geldt bijvoorbeeld voor de uitbreiding van de periode van loondoorbetaling bij ziekte, waarvoor nog lang niet alle werkgevers definitief hebben afgewogen of ze het risico willen dragen of verzekeren. In die combinatie zit ook voor verzekeraars voldoende stimulans om toe te treden en te participeren op de markt.

Ik ben daarmee gelijk bij de vraag van mevrouw Verburg. Zij zei dat de reden om naar de rol van private verzekeraars te kijken, gelegen is in het feit dat zij maatwerk kunnen leveren, vanaf dag 1 of vanaf dag 130, op het punt van verzuimbeheer. Het UWV kan dat niet en dat is daarom een pluspunt voor de verzekeraars. Daar staat een aantal minpunten tegenover. De heer De Wit gaf al aan dat verzekeraars bepaalde kosten maken; de winstopslag zal bij de UWV nooit gelden. Het kabinet laat de keuze over aan de werkgever. Als hij overtuigd wordt door de propositie van de verzekeraar, kan het kabinet er goed mee leven dat de werkgever kiest voor de private verzekeraar. De opmerkingen van mevrouw Verburg zijn correct; de ketenaanpak was de reden dat in de afgelopen maanden nadrukkelijk is gezocht naar een mogelijkheid om vanaf 1 januari 2006 mogelijkheden te creëren voor private verzekeraars. Die ketenaanpak staat in relatie tot de afspraken die gemaakt zijn met sociale partners over loondoorbetaling bij ziekte, prikkels voor werknemers en ketenaanpak voor werkgevers. In dat geheel moeten werkgevers kunnen kiezen voor een pakket dat op hun maat gesneden is. Dat maatpak moet in de winkel gekocht kunnen worden.

Mevrouw Verburg heeft gevraagd naar de nieuwe gegevens over de instroom. Ook anderen hebben daarover gesproken. Zij vroeg of de heer Kist werkt op basis van de nieuwe gegevens over de instroom. Dat is nog niet mogelijk. De meest recente gegevens zijn toegevoegd aan het wetsvoorstel. De heer Kist werkt met die gegevens. Van het UWV is bekend dat in juni een volgend moment komt om de instroomcijfers om te zetten in een meerjarenraming. Het kabinet zal zich inspannen om die gegevens tijdig aan de Kamer te leveren. Ik weet dat inmiddels het wetgevingsoverleg over de WIA gepland is voor 13 juni en het wetgevingsoverleg over de Invoeringswet wet WIA gepland is voor 17 juni. De plenaire behandeling is voorzien voor de week van 22 en 23 juni. De informatie zal voor die data worden aangeleverd zodat deze betrokken kan worden bij de overleggen. De heer Kist zal vooral advies uitbrengen over de mate van het compenseren van het kapitaaldekkingsverschil. Hij brengt geen advies uit over de definitieve premie, want die moet op de normale manier worden vastgesteld, rekening houdend met de cijfers van juni.

Mevrouw Verburg vroeg ook of de private verzekeraars gecommitteerd zijn. In formele zin zijn zij dat niet, omdat het Verbond van Verzekeraars wettelijk geen partij is. Toen het in de afgelopen weken echter lastig bleek om elkaar van de inhoudelijke en technische componenten te overtuigen, heb ik de fungerend woordvoerder van het Verbond van Verzekeraars gesproken over de gevolgde weg. Het Verbond van Verzekeraars heeft daar positief op gereageerd. Ik ga ervan uit dat als het advies gezaghebbend wordt, de weg wordt geëffend voor een normale verhouding en voor toetreding van de verzekeraars voorzover zij dat wensen. Het is immers geen plicht voor verzekeraars om zich op die markt te melden. Er is echter zeker sprake van animo en ik hoop dat toetreding gerealiseerd wordt.

Mevrouw Van Gent heeft gesproken over haar voorkeur voor het publieke model. Dit debat gaat niet zozeer over de vraag publiek of privaat. De keuze die vorig jaar gemaakt is, is besproken en komt in het kader van de concrete wetgeving nog uitgebreid aan de orde. Hieraan koppelde zij de vraag waarom niet wordt gekozen voor het UWV als dat goedkoper is. Daarop ben ik zonet al ingegaan. Als een werkgever per saldo voordelen ziet in het pakket van een verzekeraar, moeten wij hem de keuze laten. Het gaat in dat geval namelijk om een product waarvoor de werkgever betaalt en niet de belastingbetaler.

Mevrouw Van Gent heeft verder gezegd dat de WIA zo goed als niks oplevert. Die discussie zal nog worden gevoerd. De geboekte besparingen op basis van de WIA hebben met name betrekking op het volume. Met de invoering van de WIA vervalt de hiaatverzekering en gaat de uitkering wellicht naar 75%. Ik lig daarvan als minister echter minder wakker dan van een hoog volume. Het is niet erg als wij iets meer geld besteden aan mensen die invalide zijn en een uitkering nodig hebben. Mijn doel is dat het aantal mensen in de WAO daalt. Het nieuwe wetsvoorstel bevat aspecten die zullen moeten zorgen voor een daling van het volume, maar ook aspecten die de kosten verhogen. Met name de kosten van de uitkeringen voor mensen die zwaar invalide zijn, zullen stijgen.

De premiemaximering waar mevrouw Van Gent om heeft gevraagd, is niet aan de orde. Wij kunnen als regering natuurlijk niet beloven dat premie nooit meer zal stijgen. In het publieke deel is namelijk sprake van een omslagstelsel.

Ik verwacht te kunnen voldoen aan het verzoek van mevrouw Van Gent om voor eind mei de kabinetsconclusies naar aanleiding van het advies van Kist te ontvangen. Deze conclusies kan de Kamer betrekken bij de debatten over de WIA. Ik realiseer mij dat ik eigenlijk vraag om medewerking aan een behandeling waarbij de eerste beoordelingen en vragen mij al kunnen bereiken nog voordat ik de Kamer over dit deelaspect, het advies van mr. Kist, heb kunnen concluderen. Anders zou de hele behandeling moeten worden opgehouden tot na het uitbrengen van het advies en wordt het schema voor de behandeling in juni wel heel krap. Ik hoop dus wel dat ik de eerste vragen en inbreng van de Kamer mag ontvangen voordat het oordeel van mr. Kist beschikbaar is.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat lijkt mij echt onmogelijk. Als ik zo om mij heen kijk, is de lijn die in deze Kamer – de CDA-fractie is daarop de uitzondering – wordt gekozen: eerst Kist en dan kiezen, voor een publiek, privaat of hybride systeem. Een aantal woordvoerders heeft dat hier gezegd. Ook de nieuwe CPB-cijfers zijn daarbij van belang. Er zijn verschillende zaken die wij eerst willen weten voordat er een keuze wordt gemaakt. Dat geldt voor de fracties van de VVD, de PvdA, GroenLinks, de SP ...

De voorzitter:

Stelt u nu maar gewoon uw eigen vragen en maak uzelf niet tot tolk van het hele parlement.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Zegt het kabinet ook: eerst Kist, en dan gaan wij kiezen? Het kabinet zal natuurlijk niet kiezen voor iets wat veel te duur is en niet effectief.

Minister De Geus:

Natuurlijk wachten wij het advies van mr. Kist af voordat wij een uitspraak doen over de mate van compensatie in 2006. Laat ik de dingen benoemen die ons te wachten staan. Er is een wetsvoorstel bij de Kamer ingediend. De invoeringswet ligt hier nog niet. Wanneer de invoeringswet wordt ingediend, dan gebeurt dat inclusief de conclusies van het kabinet naar aanleiding van het advies van mr. Kist. De invoeringswet ligt op dit moment bij de Raad van State, en het is voorzien dat deze in mei bij de Kamer wordt ingediend. Op basis daarvan is de planning vastgesteld. Dat de conclusies van het kabinet naar aanleiding van het advies van mr. Kist daarbij in zitten, belast de planning van deze Kamer dus niet.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Het belast onze planning wel, maar misschien moeten wij daarover als vaste commissie maar op een ander moment praten. Wij moeten die gegevens natuurlijk hebben om een goed oordeel te kunnen vellen. Dat geldt overigens ook voor de CPB-gegevens over de consequenties van een hybride systeem en de uitvoeringstoetsen van het UWV en de Belastingdienst. De minister heeft eigenlijk al een conclusie getrokken, die wij niet kunnen volgen omdat wij die informatie nog niet hebben. Zo kennen wij de invoeringstoets nog niet. Ik sluit mij aan bij mevrouw Van Gent. Als wij die uitvoeringstoetsen hebben, weten wij waaraan wij toe zijn en kunnen wij de zaken beoordelen.

Minister De Geus:

De Kamer krijgt de uitvoeringstoetsen bij de desbetreffende wet. Het gaat om twee wetten, namelijk de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en de Invoeringswet wet WIA. Ik heb kennisgenomen van het beraad in de procedurevergadering van de commissie. Daarvan kan ik zeggen dat ik de informatie waarover wij het nu hebben, kan leveren op het moment dat de Invoeringswet wet WIA bij de Kamer wordt ingediend met de daarbij behorende uitvoeringstoetsen en de conclusies van het kabinet naar aanleiding van het advies van mr. Kist. In die zin is het mijn stelling dat ik de planning van de Kamer kan volgen en dat ik de informatie binnen de tijd kan leveren waarvan de leden zeggen dat zij die nodig hebben voor hun oordeelsvorming.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Ik heb in mijn eerste termijn gevraagd of 1 mei gezien het schema niet wat laat is. Het is van belang dat de minister de informatie zo spoedig mogelijk naar de Kamer stuurt. Ik snap het verhaal van de minister, maar het eindoordeel wordt veel verder naar achteren geschoven. Hoe eerder de informatie bij de Kamer is, des te liever het ons is.

Minister De Geus:

Dat begrijp ik natuurlijk. Ik was alleen even bezig met het antwoord op de vraag van mevrouw Van Gent, die vroeg of de Kamer de conclusies van mr. Kist vóór eind mei krijgt. Daarop kon ik natuurlijk heel gemakkelijk "ja" zeggen. Ik wil de Kamer ook best toezeggen dat wij dat eerder doen als wij die conclusies eerder hebben. Ik heb mr. Kist gevraagd om vóór 1 mei te adviseren. Als dat inderdaad lukt, dan gaat het kabinet natuurlijk niet 31 dagen nadenken wat het daarvan vindt. Wij prepareren ons heus wel op een snelle oordeelsvorming. Als wij de Kamer op dit aspect kunnen informeren voordat wij de invoeringswet in formele zin kunnen toezenden, dan is iedere week er één. Ik ben de Kamer graag van dienst.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Als ik het goed begrijp, worden er dus ook geen afspraken met verzekeraars gemaakt op grond van het advies van Kist, vóórdat de Kamer de informatie heeft gekregen en daarover heeft kunnen debatteren.

Minister De Geus:

Het is nog scherper. Er worden uiteindelijk geen afspraken gemaakt met verzekeraars. Met betrekking tot de systematiek vanaf 2007 hebben wij volledige overeenstemming. De premiestelling als zodanig is een verantwoordelijkheid van de wetgever. Hiertoe kunnen verzekeraars wel worden gehoord, maar dat hebben wij nu gehad. Vervolgens is het "gehoord mr. Kist". De derde stap om tot premievaststelling te komen, heeft betrekking op de instroomcijfers en de volumeontwikkeling in juni. Als mr. Kist heeft geadviseerd, zal er een kabinetsconclusie worden getrokken over de mate van compensatie van de rentehobbel. Op het moment dat wij die conclusie hebben, informeren wij de Kamer daarover terstond.

Mevrouw Van Gent heeft gezegd dat het hybride model 6 mld euro meer kost. Dat is echter een misverstand. De meerkosten die het CPB heeft berekend, hebben geen betrekking op het hybride model, maar op het private model. Aangezien wij daarvoor niet hebben gekozen, zijn die kosten ook niet aan de orde.

De heer De Wit heeft gevraagd naar de premies bedrijfsverenigingen en de premies verzekeraars in het kader van de VLZ. Dat is inderdaad een interessante vraag. Ik zal kijken of wij dat in beeld kunnen brengen, al moet ik erbij zeggen dat er sindsdien nogal wat ontwikkelingen zijn geweest die de premiehoogte niet zo erg vergelijkbaar maken. Ik zal kijken of wij dat op eenvoudige wijze naast elkaar kunnen leggen.

U hebt mij gevraagd om de premies van de verzekeraars over de VLZ-periode naast de premies van de bedrijfsverenigingen te leggen uit de tijd dat het ziekengeld nog was verzekerd bij de bedrijfsverenigingen. Ik wil ernaar kijken, maar ik weet niet of het gaat lukken omdat niet alles vergelijkbaar is. Veel verzekeraars werken bijvoorbeeld met een dekking die niet ingaat op dag 1, maar bijvoorbeeld op dag 30. Er moet worden bekeken of wij over gegevens beschikken om de premie van de bedrijfsverenigingen van destijds te ontleden naar periode. Als dat niet lukt, kan er geen eerlijke vergelijking worden gemaakt. Ik wil er echter wel naar kijken en ik zal de Kamer daar schriftelijk over berichten.

De heer De Wit heeft ook gevraagd of mijn schatting dat de premie tussen de 0,5 en 1% uit zal komen, klopt. Deze schatting betreft de premie bij private verzekeraars. De technische premie bij het UWV start in het eerste jaar op ongeveer 0,14 of 0,15%. Dat komt omdat het een omslagpremie is. Die heeft dus op dat moment nog maar heel weinig mensen in dekking. Naarmate de tijd vordert, loopt dat volume vol. Er komen mensen in en er gaan mensen uit. Pas na ongeveer zeven jaar is die premie van het UWV op haar eindniveau. Ook dan komt de premie voor de WGA volgens huidige inzichten tussen 0,5 en 1% uit.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Wij hebben al gesproken over goed fondsenbeheer. In de WGA zit een kunstmatige opslag die wij eigenlijk niet willen hebben. U zegt dat het ongeveer zeven jaar duurt voordat de premie op een normaal niveau komt, een niveau dat wij nu zouden willen hebben, terwijl wij er eigenlijk nog onder zouden moeten gaan zitten.

Minister De Geus:

Nee, nee.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Wij nemen zeven jaar voor het mitigeren van die rentehobbel. Dan wordt er zeven jaar een te hoge premie geheven voor dat fonds.

Minister De Geus:

Er is een verschil tussen omslagdekking en kapitaaldekking. Daarnaast is er een dalende trend als gevolg van volumedaling en lagere instroom. Ik wil dat de trend van volume en instroom zo snel mogelijk daalt. Er is een verschil tussen een omslagstelsel en een kapitaaldekkingsstelsel. Als er enkele tienduizenden gedeeltelijk arbeidsongeschikten in een privaat fonds in dekking worden genomen, moet de private verzekeraar op dat moment een inschatting maken van wat de verzekering gemiddeld na zeven jaar moet gaan uitkeren en dan moet hij nu een premie heffen die hoog genoeg is om het geld bij elkaar te brengen om dat mogelijk te maken. Ook als de verzekeraar in de komende jaren nooit meer premie zou heffen, moet hij een voorziening treffen om te kunnen uitkeren. Dat hoeft het UWV niet, want dat hanteert een omslagpremie. Die omslagpremie hoeft alleen maar op te brengen wat er voor dat volume nodig is om in dat jaar uit te keren. Het volgende jaar komt er dan weer een stukje nieuwe instroom bij en stroomt er een deel uit.

In het eerste jaar zitten er dus weinig mensen die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn in de regeling. In het tweede jaar zijn het er waarschijnlijk wat meer want niet iedereen die er dit jaar inkomt, gaat er het volgende jaar weer uit. Zo neemt dus het volume in de WGA geleidelijk aan toe terwijl tegelijkertijd het volume van de oude WAO helemaal naar beneden gaat. Dat komt omdat er niemand meer bij komt. Dat zijn de twee tendensen. Ik zie dat u na mijn uitleg behoefte hebt aan verdere visualisering hiervan. Ik denk dat het goed is om deze trends, die toch behoorlijk technisch zijn, nog even goed op te schrijven. Ik zal bekijken wat hierover al in de stukken staat. Ik weet dat het CPB daar nog wat dingen over zal zeggen. Ik hecht eraan om u een goede uitleg te geven, zeker omdat beide trends nu ook nog een wijziging ondergaan door die premieopslag. Het beeld wordt dan net iets te ingewikkeld om het op deze plaats te visualiseren. Daar gebruik ik dan ook graag papier voor.

De heer De Wit heeft gevraagd of de premie straks door de werkgevers en de werknemers betaald wordt. Dat weten wij echter nog niet. Het kabinet heeft voorgesteld om er een werkgeverspremie van te maken, omdat het denkt dat de werkgever aangesproken zou moeten worden op het aan het werk helpen van de gedeeltelijk arbeidsgeschikten. De werkgevers en de vakbonden hebben samen echter aanbevolen om die premie te delen. De werkgevers hebben dus tegen de vakbeweging gezegd: als wij dat gezamenlijk hebben aanbevolen, moeten wij dat ook bij de regering bepleiten. Daarop heeft de vakbeweging gezegd: wij zullen dat doen. Nogmaals, de vakbeweging en de werkgevers bepleiten een premiedeling. Wij hebben gevraagd of zij dat zeker wisten. De reactie van de vakbeweging was dat zij wilde nagaan of dat niet ten koste zou gaan van de koopkracht van de werknemers. Daarop hebben wij gezegd: denk daar dan nog maar even rustig over na met elkaar. Vervolgens heeft men ons op 1 maart laten weten dat het nog niet gelukt is om daar overeenstemming over te bereiken. Zolang er nog geen heel heldere aanbeveling is, zo is de mening van het kabinet, is het een werkgeverspremie tot nader order. Wanneer daar nieuws over komt, zal het kabinet bezien of het past in het geheel en zal het op grond van zijn bevindingen berichten.

De heer Bakker heeft gezegd dat er een kans was om alsnog naar privaat te gaan. Hij heeft aangegeven dat hij weinig geloof hechtte aan de publieke uitvoering. Ik wijs hem in dit verband op twee belangrijke afkortingen: WVP (Wet verbetering poortwachter) en ASB (Aangepast schattingsbesluit). De resultaten via deze twee maatregelen zijn wel degelijk bereikt mede dankzij een zeer professionele inspanning van de publieke uitvoerder. Daarmee zeg ik niet dat ik op voorhand weet dat de publieke uitvoerder ook de superieure partij zal zijn voor de WGA. Ik vind wel dat de heer Bakker te gemakkelijk voorbij gaat aan de serieuze prestaties van de publieke uitvoerder UWV in het kader van de Wet verbetering poortwachter en van het Aangepaste schattingsbesluit.

De heer Bakker zei dat het vroeger eigenlijk ook al mis ging. Daarbij verwees hij naar de periode waarin de heer Buurmeijer het onderzoek verrichtte. Ik wijs hem erop dat een cruciaal verschil met die periode was dat wij het niet hadden over een publieke uitvoerder, publiek bestuurd, maar over een publieke polis, privaat bestuurd. Over dat aspect hebben wij toen politiek nadrukkelijk met elkaar van gedachten gewisseld. Het spijt mij dat ik het aan het adres van de heer Bakker zeggen moet, maar ook die vergelijking gaat niet helemaal op.

De heer Bakker heeft nog geïnformeerd naar de bedoeling van het woord "oneigenlijk" in de brief aan mr. Kist. Daarmee bedoel ik dat er een uitstroom zou zijn van goede risico's, iets wat niet het geval is als er sprake is van premiedifferentiatie die wij in 2007 voorzien hebben. Wij willen dus niet dat een uniforme premie het effect heeft van een oneigenlijke uitstroom.

Mevrouw De Vries heeft gevraagd of ik het advies in mei overneem. Ik neem dat over, als het gezaghebbend is. Natuurlijk moeten wij dat toetsen op consistentie. In die zin is het advies dus geen vorm van arbitrage, waarbij het kabinet de formele partijen aangeeft. Het betreft ook geen debat tussen twee private partijen. Het kabinet heeft uiteindelijk wel de verantwoordelijkheid om daar een conclusie aan te verbinden. Ik hoop dat het advies zodanig is dat ik het kan overnemen. Daarom heb ik het ook aan de heer Kist gevraagd.

Mevrouw De Vries heeft ook gevraagd of er dan een gelijk speelveld is. Ja, dat zal vanaf 2007 nog iets mooier zijn dan vanaf 2006, omdat het UWV in 2007 premiedifferentiatie kan toepassen. Wij proberen het in 2006 echter zo dicht mogelijk te benaderen.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Ik zou graag de criteria op schrift willen hebben, waaraan u toetst of zich een gelijk speelveld voordoet. Als ik een verzekeraar zou zijn, zou ik kunnen zeggen dat voor mij pas sprake is van een gelijk speelveld, als ik 25% van de markt heb. Kortom, wat zijn de criteria? Natuurlijk, wij willen allemaal een gelijk spelveld, ook de VVD-fractie. Maar wat is dat nu en waar wordt dat aan getoetst? Betreft dat alleen de opslagpremie of is het wat anders? De minister hoeft dit niet nu precies aan te geven; ik wil het graag op schrift hebben.

Minister De Geus:

Ik heb daar in de opdracht aan mr. Kist expres niet te veel over opgeschreven, omdat ik hem heel goed in staat acht ook zelf tot een aanpak te komen, gegeven de uitgangspunten die het kabinet tot nu toe heeft geformuleerd en wat er met de Kamer over is gewisseld en gegeven ook hoe de wet eruitziet en wat het beoogde regime is vanaf 2007. Immers, er is overeenstemming over tussen het kabinet en het Verbond van Verzekeraars dat er vanaf 2007 een gelijk speelveld is. De criteria over 2006 hebben wij van tevoren niet aangegeven.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Maar dat gelijke speelveld bepaalt zo ongeveer de hoogte van de opslagpremie, ten aanzien waarvan u zojuist heeft betoogd dat wij er zeven jaar voor nodig hebben om ervan af te komen.

Het is wel degelijk nodig dat de Kamer de informatie krijgt – of het nu van de heer Kist is of van de minister; zelf wil ik het van de minister hebben – die aangeeft wat een gelijk speelveld is. Immers, voor hetzelfde geld zegt de Kamer dat een gelijk speelveld niet 0,5 of 0,8 is, maar dat dit bijvoorbeeld 0,2 is.

Minister De Geus:

Ik denk dat als het gaat om het systeem zoals wij dat vanaf 2007 kunnen laten draaien, dit in de wetgeving zit. Dat is afgeconcludeerd en daar is geen verschil van mening over met de verzekeraars. Het resterende dispuut gaat over het jaar 2006. Op het moment dat mr. Kist daar een advies over heeft gegeven, is het politieke oordeel over de vraag van het level playing field van belang. Die informatie krijgt de Kamer dan ons, met de daarbij gehanteerde criteria.

Voorzitter. Mevrouw De Vries vroeg of het UWV de bak met keuringen aan kan. Het UWV zal nog voor een flinke tour de force staan, als zich duizenden bedrijven of misschien wel tienduizenden ondernemers melden om eigen risico te dragen dan wel om zich privaat te verzekeren. Immers, het UWV moet op dat moment toetsen of er inderdaad een voldoende mate van garantie is. Ik heb daar met het UWV over gesproken en men ziet het als een moeilijke maar haalbare weg. Het betekent dat ik daarover nu geen aarzeling heb. De discussie spitst zich nu meer toe op de vraag hoe hoog de premie moet worden dan op de vraag of het UWV de lading keuringen aankan.

Om het UWV in dat opzicht te ontlasten, gaan wij ervan uit dat degenen die op dit moment in het kader van Pemba al eigenrisicodrager zijn, via een zogenoemd info-response-systeem de propositie voorgelegd krijgen dat zij worden geacht ook in 2006 dit eigen risico te willen voortzetten. Daarmee kunnen wij al een heleboel administratief verkeer wegnemen, omdat het zeer waarschijnlijk is dat zij dit willen. Willen zij het niet, dan kunnen zij er "nee" op zeggen. Op die manier kunnen wij ook het aantal gevallen beperken dat beoordeeld moet worden.

De heer Van der Vlies heeft aangegeven op zichzelf de keuze te delen voor een stelsel dat uitgaat van keuzevrijheid, te weten het hybride stelsel. Hij heeft daarbij de vraag gesteld, hoe tijdelijk een tijdelijke opslag is. In hoeverre moet je zo'n stelsel met kunstmatige vormen van premiestelling in de lucht houden en wanneer is het volwassen? Vorig jaar hebben wij gekeken hoe lang het duurt voordat het verschil tussen kapitaaldekking en omslagdekking weggewerkt of nagenoeg weggewerkt is. In theorie duurt dat heel erg lang, maar wij schatten in dat dit niet langer dan zeven jaar hoeft te zijn. Bovendien gaat het in de laatste jaren slechts om kleine tienden van procenten. Dit is dus los van hetgeen volgend jaar moet gebeuren met betrekking tot uniforme premie.

De heer Van der Vlies heeft gevraagd of het meer of minder gaat kosten. Zoals ik reeds heb aangegeven, is de operatie van de opslag in 2006 macro gezien lastenneutraal.

De heer Varela heeft een aantal vragen gesteld die ik reeds beantwoord heb. Dat gebeurt als je de laatste vragensteller bent, mijnheer Varela. Ik denk dat ik met liefde de inspanningen voor een level playing field zal voortzetten. Op de momen ten dat ik dat voor mezelf zal afkorten, zal ik graag terugdenken aan dit debat en aan uw inbreng daarbij.

De voorzitter:

Waarmee is bewezen dat het toch goed was dat de heer Varela op het laatst de gelegenheid heeft gekregen om iets te zeggen.

De heer De Wit (SP):

Ik heb de minister gevraagd, te reageren op de premiedifferentiatie. De premies kunnen omlaag gaan. Betekent dit ook dat de WGA-premie omlaag gaat alsmede de toeslag die daarin zit? Of staat de WGA-premie vast? Welke consequenties heeft het omlaaggaan van de premies voor het WGA, inclusief de opslag?

Minister De Geus:

Als de volumedaling en de daling van de instroomcijfers de mogelijkheid bieden om ook voor de WGA uit te gaan van een dalende premie, is het mijn inzet om dat direct in die WGA-premie te verwerken.

De voorzitter:

Zijn er leden die een motie zouden willen indienen? Ik zie dat mevrouw Bussemaker dit inderdaad wil doen. Dat is een reden om een tweede termijn te houden voor die leden die een motie willen indienen.

Zijn er leden die zonder dat zij een motie indienen, gewetensbezwaren krijgen wanneer zij niet toch een korte tweede termijn hebben? Dat is mevrouw Van Gent.

Ik constateer derhalve dat alleen mevrouw Bussemaker en mevrouw Van Gent een korte tweede termijn willen.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ik moet blijven constateren dat de instroom in de WAO de afgelopen vier jaar spectaculair is gedaald. Ook de uitstroom gaat omhoog. Deze was in 2003 hoger dan in alle voorgaande jaren. Het lijkt mij dat dit tot uitdrukking moet komen in de premies. Mijn fractie is geen voorstander van een oneigenlijk gebruik van WAO-fondsen en WAO-premies bijvoorbeeld voor het EMU-saldo of voor verlaging van de vennootschapsbelasting. Zij mogen ook geen vertragend effect hebben op werkgevers, want dat kan bijdragen tot verlaging van de arbeidskosten. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er sprake is van een spectaculaire daling van de WAO-instroom van 40%;

constaterende dat de regering de premies kunstmatig wil verhogen om zodoende een gelijk speelveld tussen het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en private verzekeraars te creëren;

overwegende dat dat een negatief effect op de arbeidskosten zal hebben en per saldo zal leiden tot lastenverzwaring voor werkgevers;

verzoekt de regering, af te zien van al dan niet kunstmatige premieverhoging en de daling in de WAO-instroom te verwerken in een verlaging van de WAO-premie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bussemaker. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6(30034).

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzitter. Ik ben niet overtuigd door het antwoord van de minister dat de rentehobbel, de komende verhoging van de WGA-premie, helemaal wordt terugbetaald aan alle werkgevers, euro voor euro van werkgever naar dezelfde werkgever. Als de premieopslag voor de WGA € 100 bedraagt, 25% van de werkgevers voor privaat kiest en de rest verdeeld wordt via verlaging van de IVA-premie, krijgt de werkgever maar € 75 terug. Dat moet de minister mij nog een keer uitleggen. Als hij dat nu niet kan, moet hij dat schriftelijk doen. Ik kan uit de stukken geen andere conclusie trekken dan deze.

Er wordt wel een studie door de heer Kist gemaakt, maar de uitkomsten daarvan leiden in ieder geval niet tot een deal met de verzekeraars voordat de Kamer kennis heeft kunnen nemen van die uitkomsten en erover heeft kunnen debatteren.

Ik kijk met veel spanning uit naar de CPB-analyse die wij begin april krijgen. Ik wil nog een antwoord op mijn vraag over de WAO-fondsen. In het kader van de hele premiediscussie en de vraag wat wij met de 5 mld in het WAO-fonds doen zou het interessant zijn een notitie van de minister te krijgen waarin hij de beleidsdoelen ten aanzien van de sociale fondsen in het algemeen en het WAO-fonds in het bijzonder nader toelicht.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Dat lijkt mij wel interessant, maar gaat de PvdA dan niet miepen en mauwen over inkomensplaatjes die te denivellerend worden als de te grote bedragen aan de werkenden worden teruggegeven?

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Niet als het om de WAO-premie gaat, want die wordt door de werkgever betaald. Natuurlijk hebben de sociale fondsen...

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Wij hebben een WW-fonds en een heleboel andere fondsen. Gaat mevrouw Bussemaker dan niet over inkomensplaatjes praten?

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

De minister heeft al gezegd dat het met elkaar samenhangt. Ik wil echter een notitie van de regering over wat zij met het WAO-fonds wil doen. Van de 5 mld die daarin zit, hebben wij 0,5 mld nodig als reserve. Dat wordt indirect bij het EMU-saldo meegenomen. Vorig jaar heb ik discussies gehoord over de relatie met de vennootschapsbelastingverlaging. Dat is geld dat door werknemers en werkgevers, in dit geval vooral door werkgevers, is betaald. Het moet ook bij de werkgevers terugkomen, vooral om bijvoorbeeld de werkkansen te vergroten van al die mensen die herkeurd worden en straks geen WAO-uitkering meer krijgen en van wie wij nog maar moeten zien wat er met hen zal gebeuren.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Ik kom niet helemaal chagrijnig uit dit debat. Dat is vooral te danken aan de pittige bijdrage van de VVD. Er was geen gemiep en gemauw, wat wel eens van die kant te horen is. Er is nog hoop wat de keuze van de wijze van uitvoering betreft. Wij krijgen namelijk nog de uitkomsten van de studie door de heer Kist. Pas dan gaan wij kiezen voor de publieke, private of hybride manier. De minister heeft een punt dat het bedrag van 6 mld past bij een geheel private uitvoering. Een hybride variant kost ook een aantal miljarden. Hoe meer hybride, hoe duurder. Mijn theorie blijft dus overeind.

Het is jammer dat ik geen reactie heb gekregen op het Deltaplan werk. In plaats van miljarden uitgeven aan de uitvoering, zou je eigenlijk veel meer moeten doen ...

De voorzitter:

Dat is niet helemaal binnen de orde van dit debat.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat lijkt mij wel. Wij gaan mensen de WAO uit helpen ...

De voorzitter:

Ik krijg steun van een meerderheid van de aanwezigen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat zijn de dames die aan het miepen en mauwen zijn.

De voorzitter:

Ik ben serieus. U gaat nu wel erg ver.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Mensen moeten niet zozeer van een uitkering worden afgeholpen, als wel aan werk worden geholpen. Dat zou het beste publiek georganiseerd kunnen worden. Wij zijn blij dat de VVD nog geen keuze heeft gemaakt en wij vinden het eigenlijk een beetje gek of een beetje dom dat het CDA op dit moment al precies weet dat het privaat moet, terwijl daar heel veel commentaar op is.

Tot slot wil ik een fout van minister De Geus rechtzetten. Hij stelt dat het creëren van een level playing field geen lastenverzwaring voor 2006 met zich brengt. De hogere WGA-premie bij het UWV wordt gebruikt voor de lagere IVA-premie. Dat is in mijn ogen niet juist.

De voorzitter:

U had het over één zin.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dit wordt mijn laatste zin. Er is hier wel sprake van een lastenverzwaring. Immers, de onnodig hoge WGA-premies bij de verzekeraars worden niet teruggegeven, maar gebruikt voor reserveringen. In mijn ogen is dat zonde van het geld. Dat kan beter besteed worden.

Minister De Geus:

Voorzitter. Ik ga eerst in op de motie van mevrouw Bussemaker. Ik heb het idee dat zij in de motie uitgaat van de indruk die zij voor het debat had. Zij had namelijk de indruk dat een eventuele opslag in de WGA-premie een lastenverzwaring zou betekenen. Ik dacht dat ik dat misverstand had weggenomen.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Nee, geen interrupties meer. Wij gaan het nu echt afronden.

Minister De Geus:

Dit maakt dat ik wat aarzel of ik op dat punt de motie moet bestrijden. Laat ik kort en helder zijn: de overweging dat er een negatief effect op de arbeidskosten zal zijn en dat dit per saldo tot lastenverzwaring zal leiden, is niet gestoeld op feiten en voornemens van het kabinet. De motie slaat op dit punt de plank dus net mis. Ik heb er wel begrip voor, want mevrouw Bussemaker had die indruk voor het debat. Ik moet aanvaarding van haar motie echter ontraden.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

De minister zegt gewoon de hele tijd dat het niet zo is.

De voorzitter:

Ik dacht dat ik had aangegeven dat er geen interrupties meer gepleegd mogen worden.

Minister De Geus:

Ten tweede houdt mevrouw Bussemaker in haar beschouwingen vast aan de hardnekkige gedachte alsof een daling van de instroom als zodanig direct kan leiden tot een daling van de premie. Dat kan echter pas als er sprake is van een daling van het volume. Als er in een bepaald jaar geen 40.000, maar 30.000 mensen bij komen in de WAO, dan daalt de instroom en neemt het volume af. Dit voorbeeld maakt heel duidelijk dat alleen daling van de instroom nooit kan leiden tot daling van de premie. Daarvoor moet het gaan om daling van het volume. Ik heb mijn inzet op dit punt duidelijk aangegeven. Ik heb ook aangegeven dat de spectaculaire daling door de op dit moment goed lopende uitstroom natuurlijk gaat leiden tot premiedaling. Dat is althans de bedoeling. Wij delen dan ook de onderliggende gedachte van de motie, namelijk dat de premies het liefst zo laag mogelijk moeten zijn, maar voor het overige spoort zij niet met de feiten en de voornemens die ik genoemd heb.

Mevrouw Bussemaker heeft verder gevraagd of zij het goed begrepen heeft dat er geen deal gemaakt wordt met de verzekeraar dan nadat de Kamer daarover gesproken heeft. Ik heb aangegeven dat het niet in mijn voornemen ligt om, als het advies van mr. Kist binnen is, een overeenkomst te sluiten met het Verbond van Verzekeraars, noch voor het Kamerdebat, noch erna. Ik sluit niet uit dat wij nog wel een woord met elkaar zullen wisselen, maar er wordt in de formele zin van het woord geen overeenkomst gesloten met het Verbond van Verzekeraars.

Volgens mij biedt de behandeling van het wetsvoorstel WIA een goede gelegenheid om met elkaar stil te staan bij het fondsenbeheer. Overigens doe ik dat ook ieder jaar bij het presenteren van mijn begroting. Dan geef ik namelijk de policy, soms zelf voor meer jaren, voor fondsenbeheer. Ik verwijs mevrouw Bussemaker naar die stukken.

Mevrouw Bussemaker veronderstelt dat er in het kader van het fondsenbeleid steeds andere beslissingen worden genomen. Zij wil dat de Kamer daarover kan meepraten. Voorzitter. Er wordt geen enkele beslissing over het fondsenbeheer genomen waar de Kamer niet bij betrokken is. De wetgever moet hierover besluiten. Ook de besluiten over SPAK, premiestelling en dergelijke worden in overleg met de Kamer genomen en bij de begrotingsbehandeling goedgekeurd.

Mevrouw Van Gent heeft over het Deltaplan werk gesproken, maar zij heeft terecht ook geconstateerd dat dit debat daar niet over gaat. De wet WIA is onderdeel van de inzet van de regering op werk.

Wij weten niet in welke mate werkgevers voor een private verzekering zullen kiezen. Als die verzekeringen door winstopslag royaal boven de kostprijs uitkomen, is er sprake van lastenverzwaring. Daar heeft mevrouw Van Gent op zichzelf gelijk in. Ik heb echter zojuist betoogd dat de verzekeraars in hun propositie aan de werkgevers duidelijk moeten maken dat het winstpercentage zodanig is dat er toch sprake is een concurrerende premie. Daarom is uiteindelijk de stelling van mevrouw Van Gent niet juist dat dit volgend jaar tot lastenverzwaring leidt. Het hangt af van de proposities van de verzekeraars en de mate waarin ondernemers daarop ingaan. Als iemand een dergelijke afweging mag maken, dan is dat toch de ondernemer zelf. Ik heb er goede hoop op dat de verzekeraars niet kostenverhogend, maar concurrerend zullen werken ten opzichte van de premiestelling in het publieke domein. Omdat ik dat niet weet, kies ik niet voor een puur privaat of een puur publiek stelsel, maar wordt de markt opengesteld voor competitie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor om volgende week dinsdag over de ingediende motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 17.48 uur tot 20.00 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde zou zijn het debat over het verwerpen van de grondwetswijziging inzake de gekozen burgemeester, gisteravond in de Eerste Kamer. Mij heeft echter het verzoek bereikt van de fractievoorzitters van het CDA, de VVD en D66 om het aanvangstijdstip van dit debat uit te stellen. Bij deze drie fracties bestaat er behoefte aan nader beraad. Dat beraad is nu aan de gang. Ik stel voor, met dat verzoek in te stemmen en de vergadering te schorsen tot kwart voor negen. Het tijdstip dat ik voorstel is mijn eigen initiatief. Anders moeten de leden tot een onbekend moment wachten op wat er staat te gebeuren.

De heer Van der Vlies (SGP):

Dit verzoek kan niet anders dan gehonoreerd worden. Wij moeten echter helder blijven procederen. Ik ben dan ook blij met uw vaststelling van het tijdstip van kwart voor negen vanavond. Ik ga er daarbij van uit dat wij het debat dan kunnen aanvangen. Zo niet, dan zien wij verder. Het is echter geen spelletje vanavond.

De voorzitter:

Vandaar mijn voorstel. Ik zie dat de leden akkoord kunnen gaan met een schorsing tot kwart voor negen. Dan proberen wij nog een keer om met de vergadering te beginnen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 20.02 uur tot 20.45 uur geschorst.

De voorzitter:

Tot mijn spijt kom ik niet verder dan de volgende mededeling. Ik heb zojuist de minister-president gesproken. Ik verwacht hem zodadelijk om kwart over negen. De minister-president zal dan dus in ons midden zijn en, uiteraard, iets zeggen.

Ik stel voor, de vergadering tot die tijd te schorsen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 20.48 uur tot 21.15 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik verzoek u allen om uw plaatsen in te nemen en geef het woord aan de minister-president.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Zojuist heeft de heer De Graaf aan Hare Majesteit de Koningin verzocht, hem ontslag te verlenen als minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties. Ik neem hier met groot respect voor de heer De Graaf kennis van en betreur de aanleiding.

Ik heb veel respect voor de heer De Graaf omdat hij zich als minister en als vice-premier met veel kundigheid en inzet voor het beleidsprogramma van dit kabinet in het algemeen en de bestuurlijke vernieuwing in het bijzonder heeft ingespannen. Ik betreur echter de aanleiding. Immers, het voorstel om de benoemingswijze van de burgemeester uit de Grondwet te halen heeft in eerste lezing een ruime, tweederde meerderheid gehaald in beide Kamers van het parlement. In tweede lezing is die meerderheid in deze Kamer opnieuw gebleken. In de Eerste Kamer hebben de fracties van de PvdA, GroenLinks en de SP anders gestemd dan hun geestverwante fracties in deze Kamer en anders dan in eerste lezing in beide Kamers. Minister De Graaf heeft geen eerlijke kans gekregen.

Ik respecteer het dat de heer De Graaf, hoewel er geen enkel conflict is binnen het kabinet en binnen de coalitie, hier zwaar aan tilt. Ik heb vastgesteld dat er bij de dragende fracties van deze coalitie voldoende steun en inzet is om verder uitvoering te geven aan het beleidsprogramma van dit kabinet. Er is al wel enige tijd sprake van overleg tussen de coalitiefracties over de invoering van een nieuw kiesstelsel. De heer De Graaf heeft ook dat aspect meegewogen in zijn beslissing. Het kabinet ziet de resultaten van het overleg van de coalitiefracties met vertrouwen tegemoet. Nadat Hare Majesteit de Koningin bewilligd heeft in het verzoek van de heer De Graaf om hem ontslag te verlenen, zal de fractievoorzitter van D66 aan mij een voorstel doen voor de vervulling van het ministerschap voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties. Ook dat zie ik met vertrouwen tegemoet.

Het vertrek van een minister betekent voor een team zoals het kabinet altijd een lastig moment, zeker omdat in grote collegialiteit moeilijke beslissingen zijn genomen. Deze motivatie maakt het het echter waard om met volle inzet verder te werken voor dit land.

De voorzitter:

Ik dank de minister-president voor zijn verklaring. Een aantal fracties heeft mij van tevoren verzocht om, indien een verklaring zoals deze afgelegd zou worden, vanavond nog een debat daarover toe te staan. Ik stel voor om aan dat verzoek te voldoen met handhaving van de spreektijden die waren afgesproken voor het debat dat reeds gepland was. Ik stel voor om dat debat om 21.45 uur te laten aanvangen.

Aldus wordt besloten.

De vergadering wordt van 21.19 uur tot 21.45 uur geschorst.

Naar boven