Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 16 maart 2005 over het persbeleid en de mediaconcentratie binnen de dagbladsector.

Mevrouw Vergeer (SP):

Voorzitter. De staatssecretaris wil de economische marktaandelen beperken om opiniemacht te voorkomen en de pluriformiteit te bevorderen. De SP-fractie steunt haar wens, maar vindt het geen afdoende maatregel. Autonome groei wordt niet beperkt en cross-ownershipmaatregelen leiden niet alleen tot bijvoorbeeld samenwerking van redacties, maar kunnen ook leiden tot samenvoeging of opheffing daarvan. Daardoor verschraalt juist de pluriformiteit. Het lijkt alsof cross-ownership door een groter marktaandeel de pluriformiteit bevordert, maar die kan net zo goed worden tegengewerkt doordat redacties worden samengevoegd, zoals ik net al zei. Daarom vindt mijn fractie dat autonome groei en cross-ownership samen moet gaan met het behoud van onafhankelijke redacties. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de pluriformiteit van de Nederlandse media gewaarborgd dient te worden;

constaterende dat autonome groei van een dagbladuitgever kan leiden tot marktaandelen die de grens van 35% ver overschrijden;Vergeer

van mening dat cross-ownership kan leiden tot een afname van autonoom werkende redacties;

van mening dat dit een bedreiging kan vormen voor de pluriformiteit van de Nederlandse media;

van mening dat een pluriform medialandschap gebaat is bij een minimum aantal autonoom werkende redacties;

verzoekt de regering, de mogelijkheid te onderzoeken of en hoe maximale marktaandelen kunnen worden gekoppeld aan een minimum aantal autonoom opererende redacties;

verzoekt tevens de regering, de Kamer voorafgaand aan de behandeling van de wetsvoorstellen te informeren over de uitkomsten van het onderzoek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vergeer en Van Dam. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6(29692).

De heer Van Dam (PvdA):

Moet ik het eerste van de twee verzoeken aan de regering zo moet interpreteren dat de staatssecretaris om een onderzoek wordt gevraagd naar de mogelijkheid van een concentratieregeling op redactioneel niveau om te voorkomen dat redacties worden samengevoegd, ook binnen een concern?

Mevrouw Vergeer (SP):

Ja. Aan de toegestane groei wordt de voorwaarde verbonden dat de redacties zelfstandig blijven functioneren.

De heer Van Dam (PvdA):

Gezien het antwoord, wil ik mijn naam toevoegen aan de motie.

De voorzitter:

Hiervan is kennisgenomen.

Mevrouw Örgü (VVD):

Voorzitter. De VVD wenst geen bedreiging van de vrije en pluriforme publieke meningsvorming, maar wil wel weten op basis van welke feiten maatregelen worden genomen. Ik heb gevraagd om een analyse. Het is belangrijk te weten in welke mate een bedreiging van de vrije en pluriforme publieke meningsvorming in Nederland valt toe te rekenen aan de eigendomsconcentratie in de mediasector, in het bijzonder de dagbladsector. De analyse die ik heb gevraagd, heeft de staatssecretaris niet toegezegd. Om die reden dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering overweegt strenge regels voor eigendomsconcentratie en cross-ownership in de mediasector in te voeren;

overwegende dat strenge regels voor eigendomsconcentratie en cross-ownership mogelijk als gevolg hebben dat mediabedrijven onvoldoende schaalgrootte kunnen verwerven om noodlijdende titels te kunnen laten voortbestaan;

van mening dat misbruik van opiniemacht een ernstige bedreiging van de vrije en pluriforme publieke meningsvorming kan vormen;

verzoekt de regering, een analyse te laten verrichten naar de bedreiging van de vrije en pluriforme publieke meningsvorming in Nederland, en in hoeverre die valt toe te rekenen aan de eigendomsconcentratie in de mediasector, in het bijzonder in de dagbladsector,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Örgü en Atsma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7(29692).

De heer Van Dam (PvdA):

Dit punt heeft mevrouw Örgü ook in ingebracht in het algemeen overleg over dit onderwerp. Ik vraag mij af of zij zich herinnert dat een aantal jaren geleden binnen PCM een stevige discussie is gevoerd omdat de directie van de uitgeverij graag aan portfoliomanagement wilde gaan doen, waardoor zij ging sturen op de redactionele inhoud van de titels die binnen het concern werden uitgegeven. Het is toch duidelijk dat dit kan gebeuren als er te grote marktaandelen in het spel zijn?

Mevrouw Örgü (VVD):

Ik vraag hier om een analyse. Er zijn natuurlijk genoeg voorbeelden waar men voor- en tegenstanders achter kan scharen. Wij gaan hier echter een wet maken. Daarbij heeft de staatssecretaris heel drastische maatregelen voor ogen. Om die reden wil ik hiervan een analyse, voordat wij in deze Kamer overgaan tot dit soort besluiten. Ik ben het met de heer Van Dam eens dat men verschillende voor- en nadelen op een rijtje kan zetten. Ik zal ook niet ontkennen dat de analyses uiteenlopen, maar ik wil graag dat de staatssecretaris de voors en tegens op een rijtje zet.

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. Het is niet nodig al te veel te herhalen van wat er in het algemeen overleg over dit punt is besproken. Daar hebben wij allen geconstateerd dat de Nederlandse pers onder druk staat en dat dit leidt tot een aantal ontwikkelingen. Een van die ontwikkelingen is die van fusies, op concern- en op krantenniveau. Ik heb mijn zorg over beide uitgesproken. Dit leidt voluit tot steun van mijn fractie voor de staatssecretaris als het gaat om de concentratieregeling. Ik begrijp dat zij het tot op heden nog een beetje van ons moet hebben. Ik hoop dat er ook in de rest van de Kamer steun zal ontstaan.

Verder heb ik aangegeven dat er wat ons betreft ook een concentratieregeling komt op titel- of redactioneel niveau. Daarvoor had ik een motie voorbereid, maar de bedoeling van de motie van mevrouw Vergeer is dezelfde als die van mij. Daarom hoef ik mijn motie niet in te dienen. Ik verzoek ook langs deze weg de staatssecretaris nogmaals, bij de voorbereiding van haar wetsvoorstel een studie te laten verrichten naar de mogelijkheden van een concentratieregeling op redactioneel niveau, omdat de pluriformiteit daarbij uitdrukkelijk gebaat is.

Ik meen dat wij er daarmee niet zijn, en dat er meer nodig is om de kwaliteit van de journalistiek in ons land op peil te houden.

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Ik had daarnet een vraag aan mevrouw Vergeer willen stellen over haar motie, die de heer Van Dam op het laatste moment heeft medeondertekend. Daarom stel ik mijn vraag aan hem. Ik begrijp dat in die motie wordt gevraagd om een regeling om op redactioneel niveau de onafhankelijkheid en pluriformiteit te waarborgen. Grijpen wij dan niet enorm in op concernniveau? Een concern heeft natuurlijk wel zeggenschap over de manier waarop het titels tot stand brengt en wat voor redacties daaraan werken. Met zo'n regeling gaan wij de zaak dichtregelen, niet alleen op het niveau van de aandeelhouders, met het punt van de 35%, maar ook op het niveau van het concern. Daar ben ik beducht voor. Wat zegt de heer Van Dam daarop?

De heer Van Dam (PvdA):

Wij spreken niet over concerns die lampen, televisies, pindakaas of jam produceren. In dit geval discussiëren wij over concerns die kranten vervaardigen. Kranten hebben een enorme invloed op onze democratie en op de samenleving. Ik ben van mening dat wij juist om die reden op zijn minst mogen onderzoeken of het mogelijk is een dergelijke concentratieregeling op dat titelniveau in te voeren. En ook bij zo'n concentratieregeling horen natuurlijk voorwaarden op het terrein van het marktaandeel enzovoort. Dat betekent dus niet dat elke concentratie bij voorbaat is verboden. Concentraties die leiden tot een te grote machtspositie op de zogenaamde opiniemarkt zijn echter wel verboden en hetzelfde geldt voor concentraties die een forse afname van de pluriformiteit tot gevolg hebben.

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Wij maken ons allebei zorgen over de pluriformiteit, maar wij kunnen iets doen op aandeelhoudersniveau en op titelniveau. U en mevrouw Vergeer willen daarnaast iets doen op redactieniveau. Naar mijn idee doet het er niet veel toe op welke wijze iets tot stand komt. Het gaat erom dat de pluriformiteit in die titels is gewaarborgd, dat er sprake is van objectieve berichtgeving en dat journalistieke principes eer wordt aangedaan. Naar mijn idee mag een concern echter zelf bepalen op welke wijze het die redacties organiseert.

De heer Van Dam (PvdA):

Het lijkt mij goed zich te wapenen op het moment dat een concern overgaat tot concentratie met als gevolg dat de pluriformiteit op regionaal niveau volledig verdwijnt, Ik roep het voorbeeld in Limburg in herinnering. Het lijkt mij een goede zaak als een toezichthouder op zo'n moment kan zeggen dat het gebruikelijke mededingingsrecht en de normale concentratieregeling geen uitkomst bieden, maar dat dit wel geldt voor een concentratieregeling op redactioneel niveau. Het blokkeren van concentratie is dan mogelijk. Wij hebben in Limburg gezien wat de gevolgen zijn als wij dat niet doen.

De heer Atsma (CDA):

Wat is uw optie als dat wordt geblokkeerd en het eind van het verhaal is dat wij niets overhouden omdat er dan geen bestaansrecht meer is? Ik vraag dat omdat u in uw openingszinnen heeft gesuggereerd dat de staatssecretaris voor de concentratieregeling alleen uw steun nodig heeft. Dat is echter niet aan de orde. Fundamenteler is dat wij het niet alleen met die 35%-regeling een krant overeind kunnen houden. Dat hebben wij vorige week in het algemeen overleg ook al gezegd. Ik ben benieuwd naar uw visie daarop. Met uw motie zou het u namelijk ook niet zijn gelukt om die tweede krant in Limburg overeind te houden.

De heer Van Dam (PvdA):

Dat durf ik te betwijfelen, want naar mijn idee heeft het concern ook mogelijkheden tot schaalvoordelen zonder dat het nodig is daarmee meteen een redactionele titel op te heffen. Daarbij komt dat ik in het algemeen overleg ook heb gepleit voor een toezichthouder met veel ruimere bevoegdheden dan de NMa die kan meedenken. Die toezichthouder dient niet alleen getalletjes onder elkaar te plaatsen, een berekening te maken en te zeggen dat het ophoudt omdat een bepaald concern over de streep gaat.

De heer Atsma (CDA):

Moet dat ook een toezichthouder zijn die geld geeft op het moment dat het slecht gaat?

De heer Van Dam (PvdA):

In het algemeen overleg heb ik ook gepleit voor een financiële fiscale maatregel waardoor het voor redacties eenvoudiger is kwaliteitsjournalistiek overeind te houden. Daarvoor was op dat moment echter evenmin steun. Ik heb toen gezegd dat wij naar mijn idee de gedachten moeten laten gaan over een totaalpakket. Het is belangrijk de kosten van de kwaliteitsjournalistiek te verlagen en drempels op te werpen tegen concentratie. Op die manier is het naar mijn oordeel beter mogelijk de levensvatbaarheid van kranten in Nederland te garanderen.

Staatssecretaris Van der Laan:

Ik zal meteen op de twee voorliggende moties reageren, omdat die de kern van dit debat vormen.

Ik begrijp de gedachte achter de motie van mevrouw Vergeer, maar zij gebruikt daarin een formulering waarvan ik afstand neem. Naar mijn idee is er sprake van een misverstand. Bij het derde punt in de motie wordt aangegeven dat cross-ownership kan leiden tot een afname van het autonome werk van de redacties. Dat heeft niet zoveel met elkaar te maken, er is sprake van cross-ownership als een krantenmaatschappij bijvoorbeeld een televisiemaatschappij in handen heeft. In zo'n geval wil je niet dat een zelfde opvatting langs verschillende kanalen ontstaat. Er is nu zonder cross-ownership al een afname van het aantal autonoom werkende redacties gaande: steeds meer regionale kranten voegen met name hun landelijke redacties al samen. Deze ontwikkeling is vooral om bedrijfseconomische redenen in gang gezet. Ik begrijp dus de gedachte achter de motie wel, maar de redenering is in mijn ogen niet helemaal juist.

Mevrouw Vergeer (SP):

Er zit ook geen automatisme in de redenering. Cross-ownership is voor een uitgeverij of een televisiemaatschappij met financiële problemen een mogelijkheid om haar marktaandeel te vergroten, maar dit kan er ook toe leiden dat er efficiencymaatregelen genomen worden door de redactie van een televisiestation samen te voegen met de redactie van de kranten. Dat zou jammer zijn, want zo geef je aan de ene kant meer financiële mogelijkheden, terwijl je aan de andere kant juist datgene verarmt wat je wilt bevorderen.

Staatssecretaris Van der Laan:

Bij de regeling voor cross-ownership gaat het niet om operationele aspecten, maar om het eigendom. Dit betekent dat het volstrekt onlogisch zou zijn om redacties van een televisiestation samen te voegen met die van kranten, te meer daar de verruiming die in de brief wordt voorgesteld, nooit meer dan 50% zal zijn. Een eigenaar van twee distributiekanalen kan dus nooit eenzijdig besluiten om redacties samen te voegen, dat kan nooit de consequentie van cross-ownership zijn. Ik begrijp uw redenering wel, maar deze zaken liggen heel ver bij elkaar vandaan, het is een wat vergezocht verband. Op zichzelf respecteer ik uw redenering wel, maar u brengt cross-ownership nu heel sterk in verband met de pluriformiteit binnen een concern. De regeling en de verruiming ervan is juist bedoeld om kranten bedrijfseconomische ruimte te geven opdat ze hun redacties niet samenvoegen. U zegt dat cross-ownership tot een afname van de pluriformiteit leidt, ik zeg juist dat de regeling de kans vergroot dat binnen een concern alles bij het oude blijft. Ik redeneer dus volledig de andere kant op, daarom was ik wat verbaasd over deze passage in de motie.

Verder staan er in de motie nog twee verzoeken waarbij het maximale marktaandeel gebonden wordt aan een minimumaantal opererende redacties. Het is eigenlijk een van de twee. Je stelt aan de bovenkant grenzen, zoals het voorstel van het kabinet van maximaal 35% voor het marktaandeel van een dagbladuitgever. Daarmee beperk je de bedrijfseconomische ruimte van zo'n uitgever al enorm. Je kunt ook denken aan een regeling waarbij je uitkomt op een minimumaantal autonoom opererende redacties, maar dan is het niet nodig om een maximum aan het marktaandeel te stellen, want dan heb je de kwestie eigenlijk al aan de onderkant geregeld. Hierbij lopen de opiniemacht en de wens van pluriformiteit van redacties weer door elkaar. Als er sprake is van opiniemacht, gaat de eigenaar zich bemoeien met de onafhankelijke redactie; de regeling is bedoeld om dat tegen te gaan, niet om te garanderen dat er een minimumaantal titels blijft bestaan.

Mevrouw Vergeer (SP):

Ik kan deze redenering heel goed volgen, want het was ook mijn redenering. Als je inzet op behoud van de pluriformiteit van redacties, dan is het met een goede regeling wel mogelijk om een iets grotere macht op de markt toe te staan. Ik meen dat u dit eigenlijk ook zegt, dus misschien zou ik het woord "maximale" uit de motie moeten schrappen, maar er is wel een relatie.

Staatssecretaris Van der Laan:

Het is zelfs niet meer nodig om een maximum voor marktaandelen te bepalen.

Mevrouw Vergeer (SP):

Zou u dat dan eens willen onderzoeken? Dit vind ik namelijk te gevaarlijk. Ik steun u wel bij het beperken van marktaandelen, maar er is misschien nog een andere mogelijkheid.

Staatssecretaris Van der Laan:

Voorzitter. Er zijn in totaal van drie kanten drie verzoeken gedaan. Twee verzoeken worden ondersteund met een motie en door de heer Van Dam is één algemeen verzoek gedaan. Hij vraagt om nader onderzoek te doen naar de mogelijkheden van een concentratieregeling op redactioneel niveau. Daarmee komt hij dicht bij het verzoek dat mevrouw Vergeer met haar motie doet om te onderzoeken hoe maximale marktaandelen kunnen worden gekoppeld aan een minimum aantal autonoom opererende redacties. Ikzelf ben van mening dat dit onderzoek niet nodig is. Tegelijk besef ik dat er op dit punt een breed gevoelen in de Kamer leeft. Daarom kan het onderzoek nodig zijn. Ik interpreteer het verzoek dat met de motie wordt gedaan zo dat wij eigenlijk preciezer moeten weten wat de mogelijkheden zijn. Ik zei al dat de verzoeken erg veel op elkaar lijken. Ik heb aangegeven dat het belangrijk is om te weten wat er voor de burger gebeurt. Hoe groot is voor hem de pluriformiteit? Die vraag is ook reden om nader te onderzoeken wat feitelijk voor de burger de situatie is en wat het kabinetsstandpunt naar aanleiding van het rapport van de WRR betekent. Wij willen dus de effecten voor de lezer en de kijker weten.

Ik zou de moties overbodig kunnen verklaren, omdat zij niet echt nodig zijn, maar u ziet hier niet een staatssecretaris die zich erg verzet. Er was bij mij wel veel verzet geweest als in de motie had gestaan dat ik een onderzoek had moeten instellen. Ik meen zelf dat het om een complexe materie gaat. Ik heb dat in de AO's proberen uit te leggen. Wij hebben alles geprobeerd, alles onderzocht en alles bekeken. Wij hebben zelfs de strekking van artikel 7 van de Grondwet erbij betrokken. Wij denken dat het gevraagde heel moeilijk is, maar om de Kamer tegemoet te komen en ook omdat het breed gevoelen in de Kamer is dat wij meer moeten weten voordat die moeilijke, zware beslissing wordt genomen, ben ik bereid het gevraagde onderzoek te laten uitvoeren. De verschillende verzoeken in de verschillende moties zal ik wel combineren. Voor een deel was ik al van plan om aan de wensen van de Kamer tegemoet te komen. Ik denk daarbij aan de pluriformiteit voor de burger. Voor een deel wilde ik dat echter niet. Alhoewel ik dus een onderzoek niet nodig vind, zal ik mij er niet tegen verzetten. Ik wil het laten uitvoeren vanwege het feit dat het gevoelen op dit punt door de Kamer breed wordt gedragen. Alle partijen hebben zich hierover uitgelaten. Met het onderzoek wil ik ook nagaan waar de verbindingen zich precies voordoen. Er is natuurlijk al heel veel onderzoek gedaan door het Commissariaat voor de Media. Ik zal proberen het onderzoek te laten aansluiten bij reeds verricht onderzoek. Ik wil dus voorkomen dat alles opnieuw wordt gedaan en een heel nieuw onderzoek wordt uitgevoerd. Dat is niet nodig.

Ik verzet mij wel tegen een aantal redeneringen die met de moties worden gevolgd. Naar mijn oordeel worden aannames gedaan die niet terecht zijn. Met de motie van mevrouw Örgü blijkt dit. In de eerste alinea daarvan zegt mevrouw Örgü: "constaterende dat de regering overweegt strenge regels voor eigendomsconcentratie en cross-ownership in de mediasector in te voeren". Dat is niet juist. Dit is niet mijn bedoeling. In de ogen van mevrouw Örgü gaat het om strenge regels, maar het gaat gewoon om regels voor de eigendomsconcentratie. Echter, de regels voor het cross-ownership zijn wij juist aan het verruimen. Wat hier staat klopt dus gewoon niet, want wij maken de regels voor het cross-ownership soepeler. Voor de kranten wordt het moeilijker om te fuseren en daarom bieden wij lucht voor de mogelijkheid om met andere bedrijven bedrijfseconomische plannen te ontwikkelen. Hier worden de zaken dus verkeerd voorgesteld.

Nogmaals, het onderzoek vind ik overbodig, maar ik ga mij er niet met hand en tand tegen verzetten.

Mevrouw Örgü (VVD):

Wat mij betreft mogen de regels voor het cross-ownership nog ruimer worden. Aangezien de staatssecretaris het dictum overneemt, trek ik de motie in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Örgü/Atsma (29692, nr. 7) is ingetrokken, maakt zij geen onderdeel van de beraadslaging meer uit.

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Wij zijn blij met de toezegging van de staatssecretaris dat zij een onderzoek laat uitvoeren. Wil je antwoord kunnen geven op de vraag of een aanvullend pakket aan maatregelen kan leiden tot verschraling, moet je op zijn minst weten wat er precies aan de hand is.

Moties en emoties houden geen kranten overeind. Ik ben dan ook benieuwd wat de mening van de staatssecretaris over de gang van zaken bij het AD en de verschillende kopbladen is. Had er in haar beleving enige kans geweest om een aantal kranten in stand te houden? Nu wordt hun bestaan ter discussie gesteld waardoor honderden arbeidsplaatsen, ook journalistieke, dreigen te verdwijnen. Daar gaat het eigenlijk om. Daarom zei ik zojuist: moties en emoties houden geen kranten overeind. Had de staatssecretaris, gelet op het instrumentarium waarover zij beschikt, in dit opzicht een positieve bijdrage kunnen leveren?

Wij hebben vorige week kunnen horen dat Hans Laroes straks de baas wordt van alle actualiteitenprogramma's van de publieke omroep op radio, televisie en teletekst. Als je het hebt over opiniemacht, zou daaraan nader aandacht moeten worden besteed. Het is steeds dezelfde redactie die op verschillende manieren terugkeert.

Staatssecretaris Van der Laan:

Ik laat dat onderzoek graag verrichten, zij het onder het voorbehoud dat ik grootschalig gebruik zal gaan maken van bestaand onderzoek, dat ik zo nodig zal verrijken. Ik zal dus niet helemaal opnieuw beginnen, en begrijp dat de Kamer daar ook niet om verzoekt. Verder heb ik begrepen dat de Kamer duidelijkheid wil hebben voordat het wetsvoorstel aan de orde is. Zij beoogt daarom met de moties niet om mij iets niet in gang te laten zetten. Het onderzoek zal wat mij betreft ook materiaal leveren voor het kabinetsstandpunt over het advies van de WRR. In de tijd gezien zal dat ongeveer gaan samenlopen met de indiening van het wetsvoorstel over de mediaconcentratie, welke indiening over de zomer zal worden getild.

Mevrouw Vergeer (SP):

Ik heb de motie van mevrouw Örgü niet gezien, zodat ik haar moeilijk kan beoordelen. Maar zoals u het nu verwoordt, met name over de informatie die u de Kamer toezegt voordat we over het wetsvoorstel gaan praten, en ervan uitgaande dat u zich kunt vinden in het dictum van de motie van de heer Van Dam en mij, kan ik mijn motie intrekken.

Staatssecretaris Van der Laan:

In het dictum van de motie van mevrouw Örgü kan ik mij vinden, met het voorbehoud dat ik de daaraan voorafgaande analyse niet op alle fronten deel. In uw motie doet u twee verzoeken. Het laatste verzoek is geen enkel probleem, aangezien ik dat net heb toegezegd. Het eerste verzoek over een koppeling interpreteer ik zo dat ik dat primair in relatie tot het verzoek van de heer Van Dam over een minimumaantal redacties plaats. Ik heb daarop gezegd dat we dat punt al uitermate breed hebben verkend. Wij hebben deze optie verkend, en geconstateerd dat we in de problemen komen met het bedrijfs-economisch ingrijpen en artikel 7 Grondwet. Omdat de Kamer zeer hecht aan verder onderzoek, ben ik bereid dat te doen. Ik verbind het dus niet met een koppeling als zodanig, maar ik kan wel in het onderzoek ingaan op de verhouding tussen die twee.

Mevrouw Vergeer (SP):

Dat is wat mij betreft akkoord, en naar ik heb begrepen geldt dat ook voor de heer Van Dam. Ik trek daarom onze motie op stuk nr. 6 in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Vergeer/Van Dam (29692, nr. 6) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Van der Laan:

De heer Atsma heeft mijn mening gevraagd over de huidige fusievoorstellen van Wegener en PCM, in relatie tot het instrumentarium, als dat was ingevoerd. Zoals we het nu kunnen bekijken, en uitgaande van de inschattingen van henzelf, leidt deze fusie niet tot een overstijging van 35%. In die zin had het nu beoogde instrumentarium daaraan niets toe- of afgedaan. Mijn politieke oordeel is dat het uiteindelijk beter is dat er één krant is die overleeft dan negen titels die omvallen. Gisteren hebben beide betrokken partners hun plannen toegelicht, omdat ik het belangrijk vind om met hen in gesprek te gaan en te blijven over zaken als onafhankelijkheid van redacties en de regionale nieuwsvoorziening. Het verheugde mij dat in hun concept met name de regionale informatievoorziening goed in stand wordt gehouden. Op regionaal nieuwsniveau blijven er twintig edities bestaan. De landelijke en internationale nieuwsvoorziening zal vanuit één concern, vanuit één hand plaatsvinden. Overigens werkten vier à vijf van de acht titels die het betreft al met de GPD. De pluriformiteit betrof twee of drie titels, omdat de GPD al een enorme impact had op de informatievoorziening voor het landelijke nieuws. Alles afwegende, wil ik liever dit dan dat door het omvallen van allerlei kranten ook het regionale nieuws omver gaat. Dat zou een schadelijke ontwikkeling zijn.

De heer Van Dam (PvdA):

Die afweging kan ik mij goed voorstellen, maar het lijkt mij beter dat niet de staatssecretaris die moet maken.

Staatssecretaris Van der Laan:

Ik maak geen afweging. Er is naar mijn politieke oordeel gevraagd.

De heer Van Dam (PvdA):

Dit actuele voorbeeld geeft precies aan waarom het goed is dat een toezichthouder dat beoordeelt. Hij kan nagaan wat dit betekent voor de pluriformiteit op landelijk en op lokaal niveau en of zij voldoende wordt gegarandeerd. In dat geval kan het licht op groen. Zo niet, dan moet er iets aan het plan veranderen. Wat vindt de staatssecretaris hiervan?

Staatssecretaris Van der Laan:

In het kabinetsstandpunt over mediaconcentraties zijn wij op dit punt ingegaan. Ik kom de Kamer om die reden ook graag tegemoet met een onderzoek. Ik geef daar echter onmiddellijk bij aan dat ook in het kabinetsstandpunt is opgenomen dat sturing, een waardeoordeel gebaseerd op pluriformiteit, in strijd is met artikel 7 van de Grondwet. Dat is namelijk uitgebreid onderzocht. Ik zie aan uw reactie dat u dat betwijfelt, maar u moet zich realiseren dat je hiermee dicht in de buurt komt van artikel 7 van de Grondwet. Ik ben bereid om de grenzen ervan te onderzoeken en om na te gaan op welke wijze op dat punt een garantie kan worden gegeven. Ik ben al in gesprek met de krantenmaatschappijen over de garantie dat de redacties onafhankelijk zijn in relatie tot het eigenaarschap. Dat is overigens iets anders dan horizontale pluriformiteit. Ik ga in dat gesprek na of er extra waarborgen mogelijk zijn op dat punt. Ik zal de Kamer ter voorbereiding op het wetsvoorstel en in het licht van het WRR-advies en het kabinetsstandpunt een totaalpakket toesturen waarin op alle vragen die hier zijn gesteld een onderbouwd antwoord zal worden gegeven, zodat wij op basis daarvan verder kunnen debatteren.

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag over de opiniemacht en wat er nu allemaal valt onder Hans Laroes.

Staatssecretaris Van der Laan:

Hans Laroes wordt alleen hoofdredacteur van de nieuwsvoorziening van de NOS, waarbij tv, radio en internet bij elkaar worden gevoegd. Dat heeft onder andere met efficiency te maken. Er staat hevige druk op de publieke omroep om dat goed aan te pakken. De pluriformiteit in het publieke bestel blijft ten aanzien van de actualiteitenrubrieken volledig gegarandeerd, te meer omdat de omroepverenigingen zich daarmee bezighouden. Maar de onafhankelijke nieuwsvoorziening komt inderdaad onder één hoofdredacteur te vallen.

De heer Atsma (CDA):

Dat waag ik toch te betwijfelen. Het gaat mij om de informatie en de opiniemacht. Ik heb het over het NOS journaal, het Radio 1 Journaal, Met het Oog op Morgen en teletekst. Alles wat zich vanuit de NOS in het publieke domein bevindt, komt allemaal onder één redactie, onder de verantwoordelijkheid van één persoon. Daarmee bereik je miljoenen mensen, dus veel meer dan de 35%, een percentage dat wij nu in het kader van de ontwikkeling bij de kranten zorgelijk vinden.

Staatssecretaris Van der Laan:

Ik constateer dat u dat zorgelijk vindt.

De heer Atsma (CDA):

Dat zeg ik niet. Ik vraag wat u daarvan vindt.

Staatssecretaris Van der Laan:

Ik vind het vooralsnog geen zorgelijke ontwikkeling, omdat hiermee ook enige samenhang wordt gebracht in de totale nieuwsvoorziening. Ik ben het met u eens dat het aantal personen dat stuurt op de keuzes die in de informatievoorziening worden gemaakt, afneemt. De totale pluriformiteit in de publieke omroep neemt echter niet af, omdat de actualiteitenrubrieken door de omroepverenigingen worden gevuld. Het is met name een efficiencymaatregel binnen de publieke omroep.

De beraadslaging wordt gesloten.

Naar boven