Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 9 februari 2005 over de campagne referendum Europese grondwet.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Wij hebben het vanochtend over de zogenaamde oorlogskas van maximaal 1,5 mln voor het geval dat de nee-campagne te sterk worden. Gisteren was er een persconferentie van de referendumcommissie, waarin medegedeeld werd dat het referendum langzaam vorm krijgt; er is een datum bekend, er is een vraag opgesteld en er is een procedure voor subsidies. De spelregels waarbinnen het referendum zich zal afspelen, worden langzaam zichtbaar. In Nederland is dat aftasten, want het is het eerste nationale referendum waardoor je dan natuurlijk een debat krijgt over de regels en de spelregels. Er is nog één spelregel waarover het debat nog niet finaal is afgerond. Is het aanvaardbaar dat de regering een grote betaalde ja-campagne gaat voeren op het moment dat het mis dreigt te gaan? Zo'n ja-campagne is wat onze fractie betreft niet aanvaardbaar. Het is zeer wenselijk dat wij als Kamer een andere spelregel introduceren. Het is verder aan de regering om zich actief in het debat te mengen en haar positie te markeren, maar het is niet wenselijk dat de regering daarvoor op het laatste moment 1,5 mln extra inzet.

Er ontstaat dan toch het beeld van een oneerlijk speelveld. Er is een grote voorcampagne, er is een grote nee-campagne waarmee maatschappelijke en politieke partijen zich bezighouden, en de regering gaat daar op het laatste moment met haar campagne nog eens overheen. De regering heeft gezegd dat wij ons niet te druk moeten maken, want de Tweede Kamer mag nog zeggen of het aanvaarbaar is dat dat geld uitgegeven wordt. Het lijkt mij zeer onwenselijk dat de Kamer op zo'n gepolitiseerd moment, waarop wij allemaal in debat zijn en onze posities hebben met betrekking tot het referendum, daarover nog moet beslissen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering, bij de behandeling van de Wet raadplegend referendum Europese grondwet in de Eerste Kamer, op geen enkele wijze heeft aangegeven om een actieve ja-campagne te voeren, anders dan via free publicity;

van mening dat met de reserve van 1,5 mln een oneerlijk krachtenveld kan ontstaan en dat elke schijn van "propaganda" voorkomen moet worden;

verzoekt de regering, af te zien van de reservering van 1,5 mln voor het voeren van een regerings-pro-campagne;

verzoekt de regering voorts, de mogelijkheden te onderzoeken om bij gebleken behoefte vanuit de referendumcommissie, de reservering of een deel daarvan, aan deze commissie voor campagneactiviteiten ter beschikking te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Duyvendak, Van Bommel, Van der Staaij, Rouvoet en Herben.

Zij krijgt nr. 3(29993).

De heer Van der Ham (D66):

Volgens mij is alles wat in de motie staat, al door het kabinet toegezegd. Er is geen reservering en de Kamer mag erover meepraten als die er wel zou komen. Als het geld naar de referendumcommissie gaat, zullen wij daarbij worden betrokken. Ik vraag mij af of die motie dus wel nodig is.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Zowel in het Kamerdebat als in de krant heb ik van staatssecretaris Nicolaï gehoord dat hij het zich kan voorstellen dat het kabinet alsnog de portemonnee voor een campagne trekt als het op een bepaalde manier loopt. Overigens is het een tamelijk dikke portemonnee, maximaal 1,5 mln. Met de motie wil ik die route afsluiten.

De heer Van der Ham (D66):

De staatssecretaris mag daar enige gedachten over hebben, maar als hij geld wil vrijmaken, komt hij langs bij de Kamer. Wij kunnen er dan nog van alles over zeggen. Overbodige moties steunen wij niet.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ik wil met de motie duidelijk maken dat wij er geen behoefte aan hebben dat hij straks met een dergelijk verzoek naar de Kamer komt. Ik wil heldere spelregels. Het lijkt mij zeer onwenselijk dat dit steeds boven de markt blijft hangen. Het lijkt mij zeer onwenselijk als wij enkele weken voor het referendum, bij wijze van spreken terugkomend van het meireces, nog een debat moeten voeren over 1,5 mln voor de heer Nicolaï. Wij moeten nú de regels vaststellen.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Van regeringszijde is ons medegedeeld dat er geen geheim potje van 1,5 mln is. Ik deel die opvatting, want het potje is niet langer geheim. Bovendien is het geen potje, maar een reserve. Daar richt de motie van de heer Duyvendak zich op. Wij willen geen reserve van 1,5 mln om te elfder ure nog een campagne te voeren voor de grondwet.

Een ander groot manco in het hele debat over het referendum is dat de grondwet voor belangstellenden niet beschikbaar is. Je kunt de grondwet downloaden en uitprinten en dan heb je een flink pak papier. Dat is natuurlijk geen doen. In Spanje hebben kiezers allemaal de grondwet thuis ontvangen. Zover zou ik niet willen gaan, maar ik vind wel dat de letterlijke tekst van de grondwet in groten getale beschikbaar moet zijn voor iedereen die zich daarover mag uitspreken. Het gaat immers om een grondwet; dat is nogal wat. Bij wetten gaat het om de letter, om de tekst, om de artikelen.

De heer Van der Ham (D66):

Iedereen krijgt een samenvatting. Wat vraagt de heer Van Bommel nu anders dan al gebeurt?

De heer Van Bommel (SP):

Ik heb gezegd dat iedereen in drukvorm zou moeten kunnen beschikken over de letterlijke tekst van de grondwet. Op alle gemeentehuizen in Nederland moet een aantal exemplaren beschikbaar zijn, zodat belangstellenden daar naartoe kunnen gaan. Een grondwet is zeer belangrijk en zal vele jaren van kracht zijn. De grondwet moet in voldoende mate beschikbaar zijn op stadhuizen.

De heer Timmermans (PvdA):

Wij vinden dit een sympathieke gedachte, maar het vergt wel een zorgvuldige formulering. De heer Van Bommel moet daarom de suggestie wegnemen dat de grondwet niet beschikbaar is. Je kunt de grondwet aanvragen, je kunt de grondwet downloaden.

De heer Van Bommel (SP):

Je kunt het downloaden. Mijn moeder weet overigens niet wat downloaden betekent, dus ik zou het als zodanig niet in de krant willen zetten. Heel veel mensen beschikken niet over internet of over de capaciteit om het thuis af te drukken. Ik wil dan ook dat het gemakkelijk beschikbaar is via de Nederlandse stadhuizen. Net zo goed dat mensen de stemkaarten in de bus krijgen, vind ik dat in hun eigen gemeente een exemplaar ergens af te halen moet zijn. En dat is nu niet het geval. Vandaar dat ik de volgende motie indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het referendum over het Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa wordt gehouden op 1 juni 2005;

constaterende dat tot dusverre uit verschillende opiniepeilingen blijkt dat de meerderheid van de Nederlandse bevolking nauwelijks kennis heeft van de inhoud van het Verdrag;

van mening dat het van belang is dat de Nederlandse bevolking goed geïnformeerd is over de inhoud van het Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa;

constaterende dat een Nederlandse vertaling van de grondwet in gedrukte vorm op dit moment niet of nauwelijks beschikbaar is;

verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat in elk gemeentehuis in het land voldoende gedrukte Nederlandstalige exemplaren van het Verdrag voor belangstellenden beschikbaar zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4(29993).

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. De ervaring in Spanje heeft mij aangezet tot het indienen van deze motie. Ik hoop dat die voldoende steun zal krijgen, zodat iedereen die dat wil over een gedrukt exemplaar van gemeentewege via het Rijk kan beschikken.

Ik rond af met een vraag. Weliswaar zal de grondwet straks mogelijk in gedrukte vorm in wat grotere getale beschikbaar zijn, toch wil ik de regering vragen wat zij gaat ondernemen om ervoor te zorgen dat mensen die blind of slechtziend zijn, ook over de tekst van de grondwet kunnen beschikken. Wat gaat de regering op dit front ondernemen of laat zij het over aan de referendumcommissie in de vorm van een samenvatting?

De heer Van Dijk (CDA):

Ik hoop dat wij het resultaat halen dat er in Spanje is geboekt, maar ik weet niet of de heer Van Bommel daarop zit te wachten, maar goed.

Voorzitter. Wij mogen nu beginnen! Dat datum is bepaald op 1 juni. De vraagstelling is inmiddels helder. De procedures zijn vastgesteld. Er is duidelijk gemaakt hoe het nu zit met de € 400.000 voor de voorstanders, de € 400.000 voor de tegenstanders en de € 200.000 voor de mensen die neutrale debatten willen gaan voeren. Wat dat betreft meen ik dat wij in belangrijke mate de regels nu wel op papier hebben staan.

Dan komen wij op de vraag terecht waarover het debat eigenlijk gaat; mag er wel of niet een reserve zijn? Daarvan heeft de regering aangegeven dat het een gedachte is en dat, op het moment dat men het geld wil aanwenden, zij er nog nader op terug zal komen. De vraag is of dat legitiem is. De fractie van het CDA vindt dat inderdaad legitiem. De regering is namelijk de enige die op dit moment formeel kleur heeft bekend. Zij heeft het Verdrag ondertekend en zij heeft duidelijk gemaakt waarom zij groot voorstander is van dit Verdrag. Om die reden, zeker met het rapport van de commissie-Wallage in de hand, menen wij dat het terecht is dat de regering over de mogelijkheid beschikt, nadat zij bij de Kamer is geweest, om geld te besteden om ervoor te zorgen dat onjuiste informatie rechtgezet zou kunnen worden. Daarmee kunnen indrukken worden weggenomen zoals "stem maar tegen het Verdrag, want dan zorgt dat er ook voor dat Turkije erbuiten blijft" of "stem maar tegen het Verdrag, want dan zou de regering wel eens kunnen vallen". Het is goed dat de mogelijkheid er is om dergelijke onjuiste informatie recht te kunnen zetten via publiciteit. Om die reden zullen wij de motie-Duyvendak c.s. niet steunen. De motie van de heer Van Bommel is ons sympathiek maar wij zouden nog wel willen weten of het daarin gevraagde past binnen het budget dat op dit moment beschikbaar is.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

De heer Van Dijk geeft nu toch wel een heel andere invulling aan de besteding van het geld dan het kabinet tot nu toe heeft gedaan. Het kabinet heeft aangegeven dat wanneer er een massieve nee-campagne komt en het beeld daardoor verandert, het de mogelijkheid wil hebben om zijn eigen oorlog nog een keer te voeren. Dat is de inzet die het kabinet geformuleerd heeft, dus niet om enkele onjuistheden weg te nemen.

De heer Van Dijk (CDA):

De regering heeft aangegeven er zeer aan te hechten dat er sprake is van een evenwichtig beeld. In het rapport-Wallage is het element van de proportionaliteit zeer zwaar benadrukt. Dat element is ook in de brief van staatssecretaris Nicolaï naar voren gebracht, onder de invalshoek dat wanneer er sprake is van een onjuiste en onevenwichtige manier van informatieverspreiding over de grondwet, de regering het recht heeft ervoor te zorgen dat zij alsdan de juiste informatie kan verstrekken.

De heer Van Bommel (SP):

In de aanloop naar dat debat is er door de fractievoorzitter van het CDA in de krant melding gemaakt van het respecteren van de uitslag van het referendum, maar dan wel pas na 60%. Pas als 60% ja of nee zegt, gaat het CDA de uitslag van het referendum volgen. Kunt u mij uitleggen welk democratisch principe daaraan ten grondslag ligt? In het verleden ging het CDA toch ook uit van de helft plus één?

De heer Van Dijk (CDA):

Het CDA heeft in ieder geval respect voor de mensen die naar de stembus gaan en die zeggen wat zij ervan vinden. Dat is dus anders dan de SP, die aangegeven heeft, wat er ook gebeurt, tegen de grondwet te zullen stemmen.

De heer Van Bommel (SP):

Dit is een feitelijke onjuistheid. Wij hebben gezegd dat wij de uitslag van het referendum op democratische wijze zullen volgen, dus de helft plus één. Daar richtte mijn vraag zich op. Dus helemaal niet op het tegenstemmen op het moment dat de meerderheid van de bevolking uitspreekt wel voor de grondwet te zijn.

De heer Van Dijk (CDA):

Dan moet ik zeggen dat dit een nieuw geluid is. In het verleden heeft u namelijk keer op keer laten weten sowieso tegen te zijn.

De heer Timmermans (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. Dit debat gaat over de vraag of het kabinet al dan niet een oorlogskas mag hanteren. In overleg met de Kamer heeft het kabinet reeds aangegeven dat er geen oorlogskas is. Het heeft wel aangegeven dat op het moment dat er met heel veel geld een massieve nee-campagne zou worden gevoerd, het zich het recht voorbehoudt om voorstellen te doen om zelf financiering te gebruiken voor een tegengeluid. Mijn fractie heeft tegen dat principe geen bezwaar. Wij willen geen oorlogskas. maar het kabinet is in dezen natuurlijk niet neutraal. De overheid is wel neutraal en heeft de plicht om in deze kwestie neutrale voorlichting te geven over de inhoud en consequenties van de grondwet en over de keuze die voorligt. Het kabinet is evenwel partij in deze zaak. Het is ondertekenaar van het Verdrag en heeft dus ook internationalrechtelijk de verplichting om alles te doen om ervoor te zorgen dat het Verdrag wordt geratificeerd. Het zou de zuiverheid van het politieke debat dan ook zeer ten goede komen als wij zelf dat onderscheid tussen de neutrale overheid en het kabinet dat partij is in deze discussie, heel helder maken. Ik vind het jammer dat in de motie van de heer Duyvendak de suggestie wordt gewekt dat het kabinet de neutrale overheid zou misbruiken om zijn eigen positie te versterken. Het kabinet heeft duidelijk aangegeven dat het geen oorlogskas hanteert. Conform de aanbevelingen van Wallage kan het kabinet op een bepaald moment voorstellen doen. Als het kabinet die doet, zullen wij die voorstellen hier beoordelen. Verder is er mijns inziens niets aan de hand.

De heer Herben (LPF):

Voorzitter. Aangaande de financiering ofwel het potje dat achter de hand zou worden gehouden door de regering, steunen wij uiteraard de motie van de heer Duyvendak die ik mede heb ondertekend, en wel om de volgende reden. De overheid is per definitie in het voordeel omdat in dit geval zij partij is en het altijd toegelaten is dat de overheid aanvaard beleid toelicht. Overheidscommunicatie, zo weet ik uit een niet al te ver verleden, is het toelichten en uitdragen van aanvaard beleid. Dus de bestaande middelen van de overheidscommunicatie stellen de regering reeds in staat om campagne te voeren. Daar zijn dus geen extra portjes voor nodig. Ik geef een voorbeeld. Wij zien gisteren door het land een bus met de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing rijden. Je zou kunnen zeggen dat hetgeen hij daarbij doet, in zekere zin een grensgeval is. Is het nu wel of niet aanvaard beleid, gezien de verdeeldheid in de coalitie daarover? Maar toch, het staat in het regeerakkoord en de minister van bestuurlijke vernieuwing is in mijn ogen volstrekt gerechtvaardigd om het land in te gaan, zeg ik als oud-overheidsvoorlichter. Sterker nog, het was voor mij een verrassing dat een krullenbol van D66, om Pim Fortuyn te citeren, ging doen wat Fortuyn ook zou hebben gedaan, namelijk het land in gaan om aan de mensen uit te leggen wat er gaande is. Die middelen heeft de minister dus al. Die middelen heeft staatssecretaris Nicolaï om uit te leggen wat er goed en slecht is aan de Grondwet en waarom wij voor moeten stemmen. Daarom willen wij geen extra potjes.

De heer Van Dijk (CDA):

De heer Herben heeft het over aanvaard beleid. Wanneer er een voorstel door het kabinet wordt gedaan, mag er volgens mij ook via de Rijksvoorlichtingsdienst informatie worden verstrekt waarom men voorstander is van het voorgestelde beleid en over de inhoud daarvan. Daar is toch niets mis mee? Dat geldt ook voor de Europese Grondwet.

De heer Herben (LPF):

Dat is nu juist wat ik betoog. De bestaande middelen zijn daarvoor toereikend. Gezien het feit dat een Kamermeerderheid zich heeft uitgesproken voor de Europese Grondwet, mag de regering de bestaande overheidskanalen gebruiken om communicatie te plegen. Ik zal het de staatssecretaris niet euvel duiden, als hij ook met een bus het land in gaat om daarvoor campagne te voeren, maar dan wel met de middelen die daarvoor zijn gereserveerd binnen het budget van de Rijksvoorlichtingsdienst en van Buitenlandse Zaken. De voorlichtingsinstanties van de departementen zijn groot genoeg om deze klus te kunnen klaren. Op het moment dat de departementen externe adviseurs inhuren en extra potjes aanspreken, zeg ik: ho ho, dat is niet de bedoeling, want dat is niet de taak van overheidscommunicatie. Vandaar dat ik de motie van de heer Duyvendak steun.

Ik steun uiteraard ook de motie van de heer Van Bommel over het drukken van exemplaren. Ik heb al een halfjaar geleden mijn verbazing uitgesproken dat het concept van de Grondwet wel kwistig werd rondgedeeld, maar dat wij de definitieve versie nog niet hebben. Bij mijn weten was toen al door de regering toegezegd dat er tijdig gedrukte exemplaren zouden zijn. Verwijzen naar internet is wat ons betreft onvoldoende.

Staatssecretaris Nicolaï:

Voorzitter. Ik geef namens de regering een reactie op de motie van de heer Duyvendak c.s. en de heer De Graaf zal dat doen op de motie van de heer Van Bommel. De conclusie zal zijn dat ik de aanneming van de motie ontraad. Ik kan vrij kort zijn. Er is weer gesproken over de geheime oorlogskas, terwijl wij in het algemeen overleg volgens mij volstrekt helder hadden dat er helemaal niets geheims is of is geweest. Er is absoluut geen sprake van oorlog en ook niet van een kas, want ik heb dat geld niet. Het gaat om een mogelijkheid die ik niet bij voorbaat wil uitsluiten. De kern is dat de Kamer erin wordt gekend, voordat wij die mogelijkheid überhaupt kunnen gebruiken.

Ik ben het eens met iedereen die heeft gezegd dat de kern van de zaak is dat het in verhouding moet zijn, wat er gebeurt. Daarover was ook overeenstemming in het overleg. Wat er in de campagnetijd tot het referendum zal plaatsvinden, moet proportioneel zijn. Dat is de kern van de zaak. Gelukkig hebben wij heldere spelregels voor hoe je daarmee om moet gaan. Deze zijn nog geen twee jaar geleden geaccordeerd door de Kamer, toen de commissie-Wallage de regels formuleerde. Wat doe je als de regering beleid heeft bepaald en aanvaard, maar de Kamer dat nog niet heeft geaccordeerd? Hoeveel ruimte heeft de regering dan? Dat is toen heel precies bepaald, met brede instemming van de Kamer. Iedereen wil dat dit proportioneel is. Ik heb dat al een paar keer toegezegd en doe dat bij dezen hopelijk ten overvloede nog een keer. Dat is de kern van wat wij willen doen.

Wat betekent dat? Alleen als er door de nee-campagne met groot geld campagne wordt gevoerd, willen wij niet toezeggen dat wij hoe dan ook met onze handen op de rug zullen blijven staan. Dat is het enige wat ik in het algemeen overleg heb gezegd. Ik heb daar eigenlijk geen steekhoudende argumenten tegen in horen brengen. Met alle respect, ook nu hoor ik ze niet.

Ik hoor de heer Duyvendak zeggen dat het zo lastig is voor de Kamer om daarover een oordeel te geven tegen de tijd dat zich dat misschien voordoet. Daarom doet hij dat nu alvast, zonder te weten hoe de situatie is. Dat is toch onzin? De Kamer is toch mans genoeg om op dat moment te zeggen dat zij vindt dat wij daar wel of niet reden voor hebben. Dat hoor ik op dat moment wel van de Kamer. Ik heb al een redelijke vooraankondiging van een aantal zeer terughoudende en principiële opvattingen van de Kamer gekregen. Deze zal ik meewegen, voordat ik de stap neem om aan de Kamer voor te houden dat wij toch vinden dat er aanleiding is. Nogmaals, de kans is redelijk groot dat die aanleiding er helemaal niet is. Dan is dit debat zelfs niet eens nodig.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ik vind de vraag ook heel reëel wat groot geld is en of wij daar zelf scheidsrechter in moeten zijn, terwijl wij er allemaal partij in zijn. Los van die vraag komt er niet alleen een grote nee-campagne, maar komen er ook allerlei grote ja-campagnes. Allerlei politieke partijen en maatschappelijke organisaties zijn daarmee bezig. Daar vindt die strijd plaats. De ministers en staatssecretarissen gooien zich daarin met free publicity, bustours, en noem maar op. Als de regering daar op het laatste moment nog overheen gaan met een dure campagne van 1,5 mln, zou dat de zaak geen goed doen.

Staatssecretaris Nicolaï:

Als de heer Duyvendak dit gebrek aan vertrouwen heeft in de regering en de Kamer, hoe heeft hij dan in vredesnaam kunnen instemmen met de afspraken van Wallage dat er een zekere ruimte moet zijn om in verhouding activiteiten in de sfeer van voorlichting te plegen?

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ik denk oprecht dat er een verschil is tussen wat Wallage in zijn rapport beschrijft en de situatie van een nationaal referendum. Ik heb het er niet voor niets over dat er geen ervaring is met een nationaal referendum en dat wij met elkaar tot spelregels moeten komen. Daar is dit debat een onderdeel van.

Staatssecretaris Nicolaï:

Dit zijn de spelregels die van toepassing zouden moeten zijn. De heer Van Bommel vroeg in het algemeen overleg aan de regering om toe te zeggen dat wij er op dezelfde manier mee omgaan als met niet aanvaard beleid, zoals wij op basis van de aanbevelingen van de commissie-Wallage hebben afgesproken. Ik heb toen "ja" gezegd. Die toezegging is toch weer niet genoeg, zodat de heer Van Bommel deze in mijn ogen ongelukkige motie meeondertekent.

De kern van de positie van de regering is dat wij een oneerlijk krachtenveld, zoals in de motie staat, moeten voorkomen. Daar zijn wij het volgens mij allemaal over eens. Wij zijn het misschien ook wel eens over de formulering dat elke schijn van propaganda moet worden voorkomen, maar ik hecht eraan om nog een keer duidelijk te zeggen dat de regering voluit informatie gaat geven over de Grondwet en waarom zij denkt dat die Grondwet goed is. Laten wij daar heel duidelijk over zijn en daarover geen enkel misverstand laten bestaan.

Ik heb al gezegd dat het feitelijk voorbarig is om af te zien van die reservering, omdat deze hier langskomt, als wij de grotere stap naar spotjes of iets dergelijks willen zetten. Ik hecht er nog wel aan om te zeggen dat de regering door moet gaan met het informeren van de burger. Daarover heb ik het op de radio ook gehad met de heer Van Bommel. De heer Herben maakte een opmerking over de bussen. Wij zullen dat zeker doen, daarover hoeft men zich geen zorgen te maken. Wij zullen zoveel mogelijk doen wat op de weg ligt van de regering, om de burger te informeren over het belang van de Grondwet voor alle Nederlandse burgers en over de inhoud van de Grondwet.

Ik denk dat ik duidelijk ben geweest. De motie is ongelukkig en voorbarig, zodat ik aanneming ervan ontraad.

Minister De Graaf:

Voorzitter. In de motie van de heer Van Bommel wordt de regering verzocht om er zorg voor te dragen dat in elk gemeentehuis in het land voldoende gedrukte Nederlandse exemplaren van het verdrag voor belangstellenden beschikbaar zijn. Dat doet mij verdacht veel denken aan artikel 9 van het initiatiefvoorstel dat inmiddels wet is geworden. Daarin staat dat de tekst van het verdrag gedurende vier weken voorafgaand aan de stemming kosteloos ter secretarie van elke gemeente verkrijgbaar is en dat de burgemeester dit ter openbare kennis brengt. Ik heb nog niet eerder meegemaakt dat in een motie een tekst tot uitdrukking wordt gebracht die al in de wet staat. Als de heer Van Bommel iets anders bedoelt, hoor ik dat graag. Eerlijk gezegd lijkt de motie mij een tikje overbodig. Mocht de heer Van Bommel menen dat vier weken te kort is, wij zullen onze uiterste best doen om te zorgen dat dit de minimale termijn is. Als het even kan, zullen wij het voor die tijd regelen.

De heer Van Bommel heeft ook een opmerking gemaakt over blinden en slechtzienden. Er is gelukkig al een cd-rom met een gesproken versie van de samenvatting van de Europese Grondwet die door de Europese Commissie is opgesteld. Deze kan in ieder geval al worden gebruikt. Bovendien wordt de samenvatting die de referendumcommissie verzorgt, volgens de wet die door de Kamer is vastgesteld, huis aan huis verspreid en in april ook op internet beschikbaar gesteld. Elke blinde of slechtziende met een brailleleesregel op de computer kan de samenvatting van de referendumcommissie dan lezen. Daarmee denk ik dat aan alle verzoeken van de heer Van Bommel wordt voldaan, ook zonder dat de moties worden aangenomen.

De heer Van Bommel (SP):

Dat blijft voor mij de vraag, omdat de regering zich hiermee verlaat op gemeenten. Ik benadruk juist dat de regering erop moet toezien dat dit daadwerkelijk gebeurt. U zegt dat die verantwoordelijkheid bij de gemeenten ligt en dat de regering haar handen hier vanaf trekt. Wordt er centraal een exemplaar gedrukt dat in de gemeenten beschikbaar is of laat u het gewoon aan de gemeenten over hoe zij dit zelf vorm gaan geven?

Minister De Graaf:

De heer Van Bommel zegt dat de regering haar handen hier vanaf trekt. Dat is natuurlijk onzin. De regering is namelijk ook verantwoordelijk voor de uitvoering van de wet. Wij zullen er dus op toezien dat dat kan gebeuren en wij zullen dat ook, voor zover mogelijk, faciliteren. Als de heer Van Bommel bezwaren heeft tegen de teksten van de wet, raad ik hem aan om gewoon amendementen in te dienen wanneer het wetsvoorstel in behandeling is. Het lijkt mij weinig zinvol om dat achteraf te doen.

De heer Van Bommel (SP):

Mijn vraag is hiermee niet beantwoord. Mijn vraag is heel concreet: garandeert u, als minister die over dit thema gaat, dat er op stadhuizen in Nederland voldoende gedrukte exemplaren van dit dikke verdrag van een paar honderd bladzijden beschikbaar zullen zijn voor iedereen die daar belangstelling voor heeft? Dat is de kern van de vraag.

Minister De Graaf:

Ik garandeer dat de wet, in dit geval artikel 9, lid 1, wordt uitgevoerd.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de ingediende moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven