Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 39, pagina 2594-2624 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 39, pagina 2594-2624 |
Aan de orde is de behandeling van:
het wetsvoorstel Harmonisatie van inkomensafhankelijke regelingen (Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen) (29764);
het wetsvoorstel Wijziging van een aantal wetten in verband met de invoering van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Aanpassingswet Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen) (29765).
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
In de eerste termijn van de zijde van de Kamer staan lange maximumspreektijden vermeld, maar nu mevrouw Noorman het door haar aangevraagde debat vanavond zelf gaat voeren, neem ik aan dat haar spreektijd korter zal zijn, in ieder geval dat de vermelde spreektijden maximumspreektijden zijn.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Voorzitter. Naar het oordeel van de fractie van de Partij van de Arbeid is er een belangrijk wetsvoorstel aan de orde. U krijgt van deze fractie een inbreng die gaande de rit steeds kritischer van aard is. Dat was ik niet van plan. Toen ik het wetsvoorstel in eerste instantie las, stond voor mij en voor mijn fractie vast dat het wenselijk is de inkomensafhankelijke maatregelen te harmoniseren. De PvdA-fractie vindt het belangrijk dat inkomensafhankelijke maatregelen transparanter worden, dat de armoedeval wordt tegengegaan, dat de werkloosheids- of doorstroomval wordt tegengegaan en dat de uitgangspunten voor subsidie of toeslagtoekenning sterker worden gelijkgetrokken. Wij kunnen ons ook goed vinden in de doelen van het wetsvoorstel.
Wij hebben al jaren gepleit voor meer transparantie in de voorzieningen en in de rechten voor de burger, voor vermindering van uitvoeringskosten en van de administratieve lasten, voor een meer effectieve aanpak van de armoedeval en het tegengaan van het niet gebruiken van inkomensafhankelijke maatregelen. De Algemene Rekenkamer is twee jaar geleden fel van leer getrokken tegen de 72 verschillende inkomensafhankelijke regelingen en tegen het gebrek aan kennis van de regering over de inkomenseffecten van die regelingen. Dat was een tikkeltje overtrokken, maar duidelijk was wel dat het geheel anders en beter moest. De harmonisatie van inkomensafhankelijke regelingen staat ook al veel langer op de agenda. Ik herinner mij talloze overleggen daarover.
Met het wetsvoorstel Awir wordt een aantal begrippen geharmoniseerd voor de aanpassing van een aantal inkomensafhankelijke maatregelen in de zorg, de kinderopvang en de volkshuisvesting, met name in de huursubsidie, en voor een klein deel in de sfeer van de studiefinanciering, dan wel de onkosten van de studie van kinderen. Het gaat dan om het toetsingsinkomen, de berekening van het jaarvermogen en het partnerbegrip.
In de Aanpassingswet Awir wordt de inpassing geregeld van die verschillende materiewetten. Als dat allemaal zo positief klinkt, waarom doe ik dan zo moeilijk? Kritiek hebben wij op het feit dat aan de voorstellen grote bezwaren kleven met betrekking tot het peiljaar waarop de nieuwe inkomensafhankelijke regelingen worden gebaseerd. Er treedt een nieuwe armoedeval op, die ik verder zal verduidelijken. Ons probleem zit dus niet in de harmonisatie van de verschillende begrippen. Daar zijn wij voorstander van, al hebben wij opmerkingen op onderdelen en zullen wij hier en daar misschien een wijziging voorstellen. Dat is echter niet de kern waar het wat ons betreft op dit moment om gaat.
Ik geef in dit betoog de meetlat waarlangs de PvdA de voorstellen beoordeelt en ik ga daarna dieper op de onderdelen in. Mijn inzet is ambitieus. Ik vind het de moeite waard om te proberen zodanige verbeteringen in de voorstellen aan te brengen dat wij die kunnen steunen, omdat het uitgangspunt honorabel is en van grote waarde.
De PvdA-fractie vindt het belangrijk dat er voorstellen liggen die de burger een beter zicht levert op zijn rechten, op inkomensafhankelijke regelingen, maar tussen droom en daad staan praktische bezwaren. Zoals men weet, eindigt dat gedicht vrij droevig.
Er zijn grote bezwaren tegen aanpassing van de huursubsidie over het lopend jaar. Die bezwaren komen van de belanghebbende organisaties, zoals de VNG, Aedes, de woningcorporaties en de Woonbond. Inkomensverschillen tijdens het jaar – dit geldt overigens ook voor de zorgtoeslag – kunnen tot een zeer forse armoedeval leiden, terwijl de hardheidsclausules en het vangnet uit de Huursubsidiewet worden geschrapt. Dat staat vreemd. Ook Sjakuus en de Raad van Kerken hebben eerder een nogal kritisch commentaar geleverd; aan de ene kant positief, omdat de transparantie van de inkomensafhankelijke maatregelen hen ook van belang voorkomt, maar aan de andere kant kritisch op de uitwerking en de risico's.
De meetlat die wij hanteren gaat over de volgende punten.
Ten eerste, een eerlijke verdeling van de lasten, opdat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Dit principe vormt de legitimatie van inkomensafhankelijke toeslagen. Ik weet dat de CDA-fractie het daarmee eens is.
Ten tweede, geen armoedeval en werkloosheidsval tijdens een lopend rekeningjaar. Hier zit een probleem. Is de wet duidelijk voor de aanvragers en andere betrokkenen en maakt de wet de stapeling en het effect daarvan bij inkomensafhankelijke toeslagen inzichtelijk? Ook daar zit een probleem.
Ten derde, een optimale koppeling van gegevens waardoor het niet-gebruik wordt tegengegaan en de burger slechts eenmaal behoeft aan te vragen en gegevens behoeft te verstrekken. Op het voorliggende voorstel valt iets af te dingen. Krijgt de burger ook ongevraagd te horen of hij ergens recht op heeft in de vorm van een conceptbeslissing?
Ten vierde, is er een goede hardheidsclausule en een goede vangnetregeling? Is een snelle aanpassing van de voorschotten bij wijze van inkomen mogelijk?
Ten vijfde, wij vinden een zorgvuldige, gedegen invoering van groot belang.
Ik ga eerst in op het punt van de zwaarste lasten voor de sterkste schouders en op de eerlijke verdeling van lasten opdat de mensen met die sterke schouders die ook kunnen dragen. In de Awir, in de vertaling daarvan naar de koopkrachteffecten en in de aanvullende regelingen voor 2006 valt het volgende op. Om de armoedeval te mitigeren, worden inkomensafhankelijke regelingen geleidelijker afgebouwd. De prijs daarvoor is dat mensen met een bovenmodaal inkomen geld krijgen voor voorzieningen die zij niet echt nodig hebben. Ik heb het kabinet verzocht deze effecten inzichtelijk te maken of die als geaccumuleerde gegevens bijvoorbeeld grafisch in beeld te brengen, maar het weigert dat. Ik ben van mening dat dit bij een wetbehandeling als deze niet kan. Naar mijn idee dienen dermate vitale vragen van politieke partijen over dit dossier te worden beantwoord.
Ik heb de regering gevraagd naar dead weight loss. Ik vind dat overigens niet zo'n mooi begrip. Het betekent dat mensen die het niet echt nodig hebben geld krijgen. Een regeling wordt dus zodanig vormgegeven dat er veel spin-off is waar die niet echt noodzakelijk is, maar bijvoorbeeld optreedt vanwege een mooi profiel of een goed percentage. Het geld dat daaraan wordt besteed, gaat af van het bedrag dat nodig is voor de mensen met een laag inkomen die dat geld het hardst nodig hebben. Dit kabinet is van plan om voor 2006 een bedrag van 1 mld euro uit te trekken om het dead weight loss te financieren van het geleidelijk afbouwen van inkomensafhankelijke maatregelen. Vanwege de zorgtoeslag zal een bedrag van 900 mln euro gaan naar de bovenmodale inkomens boven de ziekenfondsgrens, 300 mln euro rechtstreeks en 600 mln euro naar ouders met kinderen en met een inkomen op de ziekenfondsgrens, die dat eerst niet hadden. Er gaat verder 150 mln euro naar de bovenmodale inkomens vanwege de afbouw van de kinderheffingkorting, en er gaat huursubsidie naar mensen met een vermogen in box 3 van maximaal 100.000 euro die groen en slim beleggen.
Ik gun ieder het zijne of het hare, maar daarvoor zijn wij hier niet bezig. Ik vind dus ook echt dat de regering inzichtelijk moet maken hoeveel uiteindelijk aan middelen beschikbaar is voor deze operatie, op welke wijze die middelen worden ingezet, waar zij in het inkomensgebouw terechtkomen en wat de koopkrachteffecten daarvan zijn. Dat kan niet wachten tot een berekening van het CPB, zeker niet als de regering zegt dat er tussen nu en april aanstaande geen nieuwe gegevens beschikbaar zullen zijn, waarop het CPB rekent. Ik had gevraagd waarop wij dan wachten. Dat betekent dat die gegevens nu wel beschikbaar zijn. Ik wil die dan ook zien. Ik weet heel goed dat – dat heeft de minister ook gezegd – bij het opstellen van de begroting voor 2006 de regering waarschijnlijk aanvullende maatregelen zal nemen, die de minister ook aankondigt. Zo kondigt hij aan dat de marginale druk van 4% in de zorgtoeslag met dat koopkrachtbeeld misschien zal wijzigen. Dat is goed mogelijk, maar laten wij het dan in ieder geval met elkaar eens zijn over het vertrekpunt. Dat wil ik zien. Als de regering bij het debat over het wetsvoorstel voor de zorgtoeslag wel in staat is koopkrachtplaatjes te maken, ontgaat het mij ten enen malen waarom dat nu niet het geval zou zijn.
In concludeer dat er, zolang er meer dan 1 mld euro wordt uitgetrokken voor bovenmodale inkomens en tegelijkertijd dit jaar ouderen, minima, chronisch zieken en gehandicapten zo zwaar in de min komen, naar de mening van de PvdA geen sprake is van een eerlijke verdeling van de lasten als het gaat om de sterkste schouders en de zwaarste lasten.
Ik ga in op het aspect van de armoedeval. Een van de hoofddoelen van deze wet is een effectieve aanpak van de armoedeval en een verzachting van de werkloosheidsval. Dat vinden wij heel goed; dat moet ook: geen armoedeval, of in ieder geval zo min mogelijk. Dat betekent dan ook dat men die niet moet creëren tijdens een lopend rekeningjaar, terwijl de regering dat wel doet. Ik hecht eraan dat nader uit te leggen.
De keuze om het lopend jaar als peiljaar te kiezen voor het berekenen van een inkomensafhankelijke regeling, is kwetsbaar bij een plotselinge inkomensdaling of juist bij een inkomensstijging, waardoor inkomenstekorten of forse terugbetalingsverplichtingen ontstaan, met nieuwe armoede en een nieuwe werkloosheidsval. Voorzitter. Laat ik het u maar meteen zeggen. Ik heb de regering gevraagd om de situatie grafisch in beeld te brengen. Zij heeft dat niet willen doen. Een plotseling verlaagd inkomen later in het jaar kan leiden tot een inkomen onder het bestaansminimum. Hoge lasten blijven immers bestaan, terwijl de inkomensafhankelijke regelingen niet altijd tussentijds zullen kunnen worden aangepast omdat het inkomen altijd wordt teruggerekend tot een jaarinkomen. Dat kan de eerste helft van het jaar een hoog en de tweede helft van het jaar een heel laag inkomen zijn geweest, terwijl de lasten niet veranderd zijn.
Om het de collega's wat makkelijker te maken heb ik de berekeningen die de regering weigerde, zelf gemaakt en op papier gezet. Ik verzoek deze op te nemen in de handelingen en heb een aantal kopieën gemaakt die kunnen worden uitgereikt aan de woordvoerders.
De voorzitter:
Ik neem aan dat tegen het opnemen van een noot in de Handelingen geen bezwaren bestaan.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Het eerste voorbeeld betreft een man en vrouw met twee kinderen die bij dezelfde baas werken en daar beiden geen volledige baan hebben. Beiden krijgen onverwacht een dertiende maand. Hartstikke mooi. Maar aan het einde van het jaar moeten zij allebei wel een deel van hun huursubsidie en een deel van de zorgkostentoeslag terugbetalen. Dat alles leidt ertoe dat zij uiteindelijk van deze dertiende maand maar 16% overhouden.
Mevrouw Verburg (CDA):
Ik zal het stuk met de berekeningen van mevrouw Noorman lezen. Het voorbeeld van de dertiende maand heeft zij vanmorgen ook gebruikt. Ik wil haar een welgemeend advies geven. Zij zou de mensen over wie zij het heeft, kunnen adviseren om deze dertiende maand in de levensloopregeling te storten. Dat bouwt namelijk lekker op.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Dat zou aardig kunnen, Noorman-den Uylmaar hetzelfde probleem doet zich voor als je een salarisverhoging krijgt. Dat staat ook in het staatje dat u gekregen heeft, mevrouw Verburg. Als je bijvoorbeeld iemand hebt met een inkomen van ...
Mevrouw Verburg (CDA):
Misschien kunnen wij even bij mijn punt blijven. Dan kan het antwoord kort zijn. Als wij het even zo met elkaar afspreken, zetten wij onmiddellijk de levensloopregeling lekker hoog te paard en kan mevrouw Noorman er vervolgens nog wat enthousiaster over worden.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Dat is leuk geprobeerd door mevrouw Verburg, maar ik vind dat de burger in Nederland nog steeds zelf mag weten hoe hij het zelfverdiende inkomen besteedt. Ik kan het wel verstandig vinden om flink wat vast te zetten in levensloopregelingen, het blijft het individuele recht van de burger om dat zelf te beslissen. Dat gaan wij hier in Den Haag niet verplichten.
Trouwens, maar toen wilde mevrouw Verburg al niet meer luisteren, hetzelfde probleem doet zich voor als de vader in het gezin waarover ik het net had, bijvoorbeeld een alleenverdiener is met een laag inkomen die per 1 juli 20% meer gaat verdienen. Dat is hartstikke mooi, want dan gaat hij naar 120% WML. Dat willen wij allemaal graag. Het jaargemiddelde wordt dan 110%, want de verhoging wordt over het hele jaar uitgesmeerd. Van dat halve jaar extra inkomen houdt hij maar 18% over; 82% is hij kwijt aan gewone belasting en premies en aan het feit dat hij de eerste helft van het jaar een te hoge inkomensafhankelijke toeslag heeft gekregen en in de tweede helft van het jaar een lagere toeslag krijgt. Dat cumuleert en leidt er alles bij elkaar toe dat er van die hele inkomensverbetering bijna niets overblijft. Het is een fooi!
Ik ben er van overtuigd dat de regering dat niet bedoeld heeft met deze maatregel. Ik moet toegeven dat ik er zelf ook laat achter ben gekomen dat de systematiek zo in elkaar zit dat als je per 1 januari gaat bevoorschotten, je geen rekening kunt houden met inkomensveranderingen die tevoren niet bekend zijn.
Je weet niet dat je eind van het jaar gaat solliciteren en overgaat naar een andere baan. Dat komt misschien zo uit. Het is wel verdomd zuur dat je dan aan het eind van het jaar maar 16%, 17% of 18% overhoudt van het extra verdiende inkomen dat je de rest van het jaar hebt verdiend. Zo willen wij het toch niet! Dit is gewoon een nieuwe armoedeval die wordt geïntroduceerd. Dat gebeurt alleen maar omdat het inkomen in een lopend begrotingsjaar over het hele jaar wordt uitgesmeerd.
Ik kan wel twintig voorbeelden leveren. Wij hebben flink gerekend. Dit zegt genoeg. Dit klopt niet. Dit moeten wij zo niet doen. Dit kunnen wij de mensen niet aandoen.
Mevrouw Verburg (CDA):
Het valt mij op dat mevrouw Noorman-den Uyl er weer goed in slaagt bij elk voordeel vooral veel nadelen te zien, want zij telt alle plagen van Egypte weer bij elkaar. Zij spreekt nu over inkomensvooruitgang. Ons standpunt daarover is bekend. Ik noem nu de inkomensachteruitgang en de mate waarin deze wordt opgevangen. Wij weten dat de grootste inkomensachteruitgang kan ontstaan als je je baan verliest, namelijk zomaar 30%. Daarover hoor ik haar niet. Daarvoor is dit een geweldige oplossing, want je krijgt onmiddellijk maatwerk geleverd, ook in de toeslagen.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Soms wel, soms niet. In voorbeeld drie laat ik zien wat er gebeurt als iemand met een fatsoenlijk inkomen op vakantie gaat, terugkomt en ontdekt dat zijn baas failliet is. Ik verzin dit niet, deze dingen gebeuren. Hij heeft drie jaar gewerkt en heeft dus helaas alleen recht op een inkomen op bijstandsniveau. Omdat hij het eerste halfjaar wat meer verdiende, blijft hij voor het hele jaar onder de huursubsidiegrens. Dat heeft als gevolg dat zo iemand, met vanaf 1 juli een inkomen op bijstandsniveau en een huur van 500 euro, geen recht heeft op huursubsidie, op een vangnetregeling, op een hardheidsregeling, op een woonkostentoeslag of op de bijzondere bijstand, want dat alles heeft dit kabinet verboden in deze regeling, die immers passend zou zijn. Mevrouw Verburg zeg ik dat daar niets van klopt. Deze regeling is niet passend. Dit is een voorbeeld van wat wij elkaar niet willen aandoen.
Ik verwijs ook naar het onderzoek dat de gemeenten Amsterdam en Rotterdam hebben gedaan naar de populatie van de vangnetregeling in het huidige systeem, dat voor de huursubsidie inmiddels een prima systeem is. In het nieuwe systeem gaat in Amsterdam 76% van deze populatie erop achteruit en in Rotterdam 80%. Dat zijn zaken die wij allemaal niet hebben gewild. Ik neem het het kabinet kwalijk dat het de Kamer niet zodanig heeft voorgelicht dat helder was dat aan dit verhaal ook een aantal zeer negatieve aspecten zitten. Het kabinet heeft niet duidelijk gemaakt dat het een nieuwe armoedeval introduceert tijdens een lopend begrotingsjaar.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Begrijp ik goed dat mevrouw Noorman er eigenlijk voor pleit dat niet het actuele jaarinkomen het toetsinkomen wordt voor de in datzelfde jaar te verkrijgen huursubsidie, de zorgtoeslag en dergelijke, maar bijvoorbeeld het jaarinkomen in het voorgaande jaar?
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Ik vind dat wij een probleem hebben dat wij moeten oplossen. Ik zeg niet alleen maar: weg ermee en over tot de orde van de dag. Wij moeten wel een oplossing vinden. Ik vind in ieder geval dat het huidige huursubsidiesysteem voorlopig niet zo moet worden veranderd. Ik heb daarbij verschillende varianten voor ogen die het kabinet nog op weg zouden kunnen helpen. Je kunt het de mensen niet aandoen om dit per 1 januari 2006 te doen met dit effect. Dat gelooft niemand. Dan word je als overheid onbetrouwbaar. Terwijl je de beste bedoelingen had om de armoedeval op te lossen, introduceer je een armoedeval die ongehoord is.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik beluister nog niet een bevestigend antwoord.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Nee, maar ik heb nog wat spreektijd en ik zou het prettig vinden mijn betoog te kunnen opbouwen. Voor dit moment zeg ik u: in ieder geval niet zo.
De heer Omtzigt (CDA):
U hebt een behoorlijk aantal berekeningen gemaakt. Hebt u rekening gehouden met de nota van wijziging van de afgelopen week?
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Ja en nee. Dat zal ik uitleggen. Ik heb de berekeningen gemaakt op basis van de gegevens die op dat moment beschikbaar waren. Zoals u weet, was in de nota van wijziging maar een beperkt beeld zichtbaar en gaat de 20 mln euro die daarvoor extra geïnvesteerd wordt, vooral naar de afbouw van huursubsidieregelingen en niet naar het systeem als zodanig. Ik kan dan ook zeggen dat variant C1, met de onverwachte eindejaarsbonus, een voorbeeld is waar de huursubsidie zelfs niet in zit. Dit leidt ertoe dat de eindejaarsbonus niet meer dan 16% oplevert. Het probleem houdt dus niet alleen verband met de huursubsidie, maar bijvoorbeeld ook met de zorgtoeslag. Ik ga er straks nog uitvoerig op in, maar het heeft er in ieder geval mee te maken dat er in het voorstel uitgegaan wordt van het lopende begrotingsjaar. Dit zou nog kunnen als er een polisadministratie van UWV was, maar op dit moment is er niets anders mogelijk dan wat de Belastingdienst kan, die aangeeft dat hij alleen maar over een heel jaar kan rekenen. Als je in een jaar te veel krijgt, moet je dat tijdens dat jaar of aan het eind ervan terugbetalen, maar je houdt van dat meerdere gewoon bijna niets over: 16%, 17% of 18%, een fooi. Dat wilden wij toch niet?
De heer Omtzigt (CDA):
Nogmaals, ik heb bewondering voor uw rekenvoorbeelden. Ik vind het knap om een voorbeeld te vinden van een gezin met een kind van 17 jaar en een kind van 3 jaar, waarbij beide ouders het wettelijk minimumloon krijgen. U heeft in hoeken en gaten gezocht om effecten te kunnen stapelen. Mevrouw Verburg sprak zojuist van alle plagen van Egypte op elkaar stapelen, dat is u bijzonder goed gelukt. Maar heeft u ook voorbeelden van gewone gevallen, van gezinnen met modale inkomens? Moet u echt uw toevlucht nemen tot voorbeelden van gevallen die bijna nooit voorkomen?
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Het geval waarin alleen de vader werkt, met een laag inkomen, komt toch nogal eens voor, want u weet hoeveel mensen met een laag inkomen er in Nederland zijn. Als die vader overgaat naar een cao-schaal met 120% van het wettelijk minimumloon, houdt hij van het extra inkomen dat hij per 1 januari verdient, maar 17% over. Van het extra inkomen dat hij per 1 juli verdient, houdt hij 18% over, een fooi. U kunt overigens net zoveel voorbeelden van mij krijgen als u er wilt hebben.
De heer Bakker (D66):
Voorzitter, blijkt uit het beeld dat mevrouw Noorman probeert te schetsen, eigenlijk niet de kern van inkomensafhankelijke regelingen, namelijk dat toeslagen lager worden naarmate men meer verdient? En is het uitsmeren van al die regelingen tot steeds hoger in het inkomensgebouw dan niet de enige oplossing? Dan bijten wij elkaar in de staart, want dan maken wij straks iedereen afhankelijk van inkomensafhankelijke regelingen, terwijl wij volgens mij het omgekeerde zouden moeten doen.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Voorzitter, ik ben het met de heer Bakker eens dat wij die regelingen niet te ver moeten uitsmeren. Het kabinet gaat daarmee bijvoorbeeld bij de zorgtoeslag al veel te ver. Wat dit betreft zijn wij het dus eens, maar het gaat er nu om, zo precies mogelijk bij de inkomensafhankelijke regeling aan te sluiten. Dit heeft natuurlijk een voorgeschiedenis, In 1996 was de huursubsidie gebaseerd op het lopende inkomen; dat was een puinbak, daar werd iedereen niet goed van, zonder uitzondering. Toen kwam er een nieuw systeem, T-1, en bij huursubsidie werd het T-1,5, omdat dan het inkomen van het laatste afgeronde jaar bekend is. Dat heeft men toen niet voor niets zo geregeld, dat deed men omdat er zoveel ervaring was met wisselende inkomsten, waardoor men er gewoon niet uitkwam. Daar is nog niets aan veranderd. Voor de huursubsidie is een iets ander systeem gekozen, dat twee kenmerken heeft. Het inkomen wordt berekend over een afgerond begrotingsjaar. Dit geeft helderheid, want er verandert niets meer aan, dus de klant weet waarmee hij het moet doen. En het tweede kenmerk is dat iemand die een hoger inkomen krijgt, de huursubsidie het eerste halfjaar mag houden. In zo'n geval weet je van tevoren dat de situatie gaat veranderen, je kunt er in je huishoudboekje rekening mee houden. Maar wat doe je als je inkomen lager wordt, zoals mevrouw Verburg zich afvroeg. Daarvoor hebben wij op dit moment een goed werkende vangnetregeling. Die heeft een drempel, waar ik niet echt tegen ben, maar ze werkt goed en men is er tevreden over.
Daarvoor in de plaats maken wij nu iets anders. Wij zeggen: nee, wij weten nog niet wat je gaat verdienen, maar we beginnen alvast met een schatting. Maar hoeveel mensen zijn in staat om het inkomen te schatten? Tot de wijziging van het belastingsysteem was het aantal klanten bij de belastingdienst maar heel bescheiden, afgezet tegen het aantal huishoudens. Het ging om mensen die huursubsidie hadden, mensen die veel buitengewone lasten hadden en nog wat mensen met vermogens. Met de komst van de kortingen was er al iets meer. Maar híer zal hoogfrequent contact moeten zijn met de belastingdienst, om steeds tijdig al deze inkomensmutaties op te hogen en af te schatten. Maar het betekent wel dat heel veel Nederlanders die daarin niet zo handig zijn – wij weten dat dat helaas zo is – hierop vastlopen. De regering heeft vol goede bedoelingen een verfijnd systeem gemaakt, maar in die verfijning zit ook het venijn: je moet daardoor heel erg veel kunnen muteren. In de tekst van het wetsvoorstel staat dat de helft van de ontvangers van IHS een veranderend inkomen heeft, wat niet zichtbaar is. Dat is niet helemaal waar, want als je verhuist, heb je....
De voorzitter:
Ik neem aan dat dit al onderdeel van uw inbreng is.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Ik zal straks nog enorme stukken overslaan. Maar u heeft toch liever iemand die uit het hoofd vertelt hoe de wereld in elkaar zit, dan dit allemaal voorleest?
De voorzitter:
Absoluut! Ik stel daarom voor dat ik uw papieren overneem en dat u het verder uit uw hoofd doet! Serieus: iets beknopter en graag vermijden dingen straks terug te laten komen, want anders duurt het allemaal nog langer.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Aansluitend op de interruptie van de heer Bakker: mevrouw Noorman lijkt hier het probleem van de hoge marginale druk onderin het inkomensgebouw ter discussie te stellen, waartoe zij wat mij betreft het volste recht heeft. Op dat punt maakt deze regering er namelijk een zootje van. Zij lost het op door de discussie te beginnen over het peiljaar. Dat vind ik lastig, want onder handhaving van de marginale druk voor verschillende huishoudtypes komt die klap er sowieso, of het nu in dit jaar is of volgend jaar. Die klap betekent dat mensen van het meerdere inkomen dat zij krijgen nauwelijks iets overhouden, omdat een aantal regelingen wegvalt. Die klap komt altijd!
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
In dit voorstel komt die klap dubbel, en dat is nu juist het onthutsende. Alles wat je het eerste half jaar te veel hebt gekregen bij een inkomensverbetering, moet je terugbetalen in de tweede helft van het jaar, bovenop de verlaagde uitkering. Dat is inherent aan het gekozen systeem. Het probleem dat u signaleert, dus de hoge marginale druk, is inherent aan inkomensafhankelijke maatregelen. Het maakt niet zo vreselijk veel uit of je dat fiscaal regelt of niet. De keuze van het kabinet om de zorgtoeslag te splitsen in een nominaal bedrag en een toeslag, is vanuit overwegingen van marginale druk en armoedeval veel nadeliger voor de mensen. Zij hebben immers veel vaker met de armoedeval te maken, en hun inkomen volgt nooit helemaal dat jaar. Veel beter was als de regering een systeem had gekozen met een inkomensafhankelijke ziektekostenpremie. Maar dat is een gereden rit, die doe ik niet over. Het is wel de prijs die je betaalt voor het systeem.
De Wet Awir is als het goed is zelf niet meer dan een woordenboek dat verklaart wat de betekenis is van een aantal begrippen, waarmee ook de definitie wordt aangegeven. Dat principe is prima. Wij hebben tegen dat deel van de Wet Awir geen enkel probleem. Het zou ook heel eenvoudig zijn als het daarbij bleef. De adder in het gras bestaat niet uit de definitie van het verzamelinkomen. De maatregelen voor de WTOZ, de WSF-2000 en de IHS roepen bij ons niet meteen grote weerstand op. Het venijn van de regeling zit hem in het feit dat het verzamelinkomen wordt vastgezet in een specifiek peiljaar, namelijk het lopende inkomensjaar. Die effecten zijn bij mij ook pas laat doorgedrongen. Ik had eerst gewoon niet door dat het zo zou werken. Dat was mede te danken aan het feit dat ik geen antwoord heb gekregen op de vragen aan de regering, die juist bedoeld waren om dit soort verschijnselen naar boven te halen. Ik ben ook wel geschrokken toen ik de ambtenaren vroeg of zij het wisten en zij antwoorden dat dat hen bekend was, maar dat zij vonden dat dat nu eenmaal bij deze regeling hoort. Maar wij zijn hier toch bij elkaar om de armoedeval op te lossen en niet om een nieuwe te maken?
De regering zegt dat de burger veel beter gaat begrijpen dat het peiljaar voor het vaststellen van de subsidie niet meer een jaar eerder is dan het actuele inkomensjaar, maar als dit de gevolgen zijn, zal de burger daar helemaal niets van begrijpen. Die ziet dan namelijk alleen maar dat hij van zijn dertiende maand bijna niets overhoudt en ook niet van zijn salarisverbetering of van zijn salaris als hij een nieuwe baan krijgt. Dat geldt dan voor inkomens onder modaal. Daarboven speelt deze problematiek niet. Maar zo'n twee derde van de huishoudens in Nederland heeft een modaal inkomen. Dat zijn heel veel huishoudens. De pijn zit dus in de keuze van het peiljaar. De fractie van de PvdA wil dan ook de huursubsidie die nog is gebaseerd op het andere systeem dat in 1996 tot stand is gekomen, niet zo maar prijs geven. Ik zal straks ingaan op de varianten waarmee een eind verder kan worden gekomen. Het gaat mij namelijk te ver om tegen alles "ho" te roepen.
Wij zijn een warm voorstander van het afstemmen, herijken en vereenvoudigen van inkomensafhankelijke regelingen. Mijn kritiek is dan ook gericht op de gekozen oplossing. Ik vraag de regering om niet alleen in te gaan op de problematiek die ik heb geschetst, maar ook aan te geven of zij bereid is deze armoedeval te mitigeren, welke oplossingen zij daarvoor heeft overwogen en of zij bereid is om de vragen te beantwoorden die daarover schriftelijk zijn gesteld. Dat moet dan bij voorkeur vóór morgenochtend gebeuren, zodat wij morgen een volwaardig debat kunnen voeren. Het probleem dat ik bij de huursubsidie heb geschetst, doet zich ook voor bij de zorgtoeslag, zij het dat dat een nieuw systeem is en dat daar dus nog geen ervaring mee is. Maar ook daar doet zich dat verschijnsel voor.
Ik heb ook echt kritiek. Ik neem het de bewindspersonen zeer kwalijk dat zij het ontstaan van deze nieuwe armoedeval voor de Kamer hebben verzwegen. Alle vragen die dat zouden hebben blootgelegd, hebben zij niet beantwoord. Het ergste voorbeeld daarvan staat op pagina 38 van de nota naar aanleiding van het verslag. De PvdA vraagt naar de mogelijkheden om over een deeljaar een inkomen te berekenen. U begrijpt inmiddels dat je daarmee die nieuwe armoedeval zou kunnen oplossen. Weet u wat het antwoord was van deze bewindslieden? Aangezien de regering streeft naar harmonisatie van het te gebruiken inkomensbegrip, om daarmee een efficiencywinst te behalen, wordt niet onderzocht hoe voornoemde vragen kunnen worden beantwoord, aangezien dit zou leiden tot het formuleren van een voor de Wet IB 2001 afwijkend inkomensbegrip. Dat kan dus niet. Omdat het antwoord u niet welgevallig is, weigert u een vraag van de Kamer te beantwoorden. Zo zout heb ik het hier nog nooit gegeten. Daarom verzoek ik de bewindslieden via u, mijnheer de voorzitter, om mijn vraag alsnog te beantwoorden en wel voordat wij morgenochtend het debat hervatten, zodat wij de bewindslieden ordentelijk kunnen bevragen omtrent hun opvattingen over dat element. Ik neem aan dat de bewindslieden inmiddels wel bereid zullen zijn om hun wettelijke taak om de Kamer te informeren, uit te voeren en mijn vragen op dat onderdeel te beantwoorden. Daarvan krijg ik ook graag de grafische weergave, zoals ook voor de zorgtoeslag is gemaakt, want als het voor de zorgtoeslag kan, kan het ook voor deze wet. Tevens krijg ik graag een grafische weergave van het nadere voorstel over de huursubsidie, waarvan de kosten 20 mln zijn, afgezet tegen het inkomenseffect en het koopkrachteffect.
Wat kun je doen om dit probleem op te lossen? Wat de huursubsidie betreft zie ik maar twee mogelijkheden. De ene is de huursubsidie een jaar of twee jaar uit te stellen en dan te bekijken hoe het werkt met de zorgtoeslag. Dat is ook gigantisch veel. Het aantal huishoudens dat vervolgens met de belastingdienst toeslagen moet communiceren is gigantisch. Je moet maar zien dat het komt, want ook voor die zorgtoeslag geldt de armoedevalproblematiek die ik geschetst heb. Wij moeten bekijken wat er nog meer mogelijk is binnen dit kader. Zodra de polisadministratie van het UWV gereed is, zou je redelijk actuele en betrouwbare inkomensgegevens hebben over een maand. Dan zou je eventueel met kwartalen of halfjaren kunnen werken. Dan hoeft het ene deel van het jaar niet meer met het andere deel verrekend te worden. Dat is niet onredelijk. Het systeem voor huursubsidie is zodanig dat je in ieder geval het huursubsidiejaar uit je huursubsidie houdt. Daar is niet voor niets voor gekozen. Tot 1996 hadden wij daar namelijk enorme problemen mee. Die gaan wij nu helemaal opnieuw creëren.
Een tweede mogelijkheid zou kunnen zijn om met een halfjaar of met een kwart jaar te werken. Dan kun je dit probleem oplossen. Dan heb je gewoon, als je een hoger inkomen hebt, de tweede helft van het jaar een andere toeslag. Je hoeft dan echter niet meer terug te rekenen naar het verzamelinkomen. Er is niets mis met het verzamelinkomen, maar het moet niet de panacee voor alle kwalen zijn. Dat creëert juist een probleem. Een deel van de problematiek zou weggenomen zijn als de premie inkomensafhankelijk was. Maar goed, het is nu eenmaal zo gegaan. Nu hebben wij wel een probleem.
Voorzitter. Het Belgische systeem is ook interessant. Dit systeem werkt met inkomensklassen. De inkomensklassen zijn in treden verdeeld. Bij een bepaalde inkomensklasse hoort een bepaalde inkomensafhankelijke maatregel. Bij een volgende trede hoort een aangepast pakket. Dat is een transparant systeem. Het is van tevoren bekend. Het voorliggende systeem is niet transparant. Je weet pas aan het eind van het jaar wat je krijgt. Omdat je van tevoren je inkomen niet kent, is het een gok. Sommige mensen durven geen risico te nemen en vragen om minder toeslag. Dat is risicovol, omdat zij dat geld eigenlijk heel hard nodig hebben. Andere mensen kunnen niet zo goed rekenen en vragen om een te hoge toeslag. Dat is ook risicovol, want zij bouwen een schuld op en niet zo'n kleine ook. Wij hebben het over duizenden euro's!
Welke mogelijkheden zijn er nog meer? Wij kunnen er bij Awir voor kiezen om zo eenvormig mogelijk te definiëren en begrippen in te voeren. Dan is het belangrijk dat de treden van de huursubsidie gelijkgetrokken worden met de treden voor het bepalen van de hoogte van het inkomen voor het recht op toeslag voor kinderopvang. Ik vind het vreemd dat dit ongelijk wordt gelaten in de nieuwe wet. Het is toch een kleine handeling om de systematiek gelijk te schakelen? Deze vragen stel ik zowel aan minister Dekker als aan minister de Geus en staatssecretaris Wijn.
Over de zorgtoeslag heb ik al het een en ander gezegd. In ieder geval is het een risicovol traject, vooral omdat de inkomensverschillen kunnen leiden tot behoorlijke schommelingen en daarmee tot terugbetalingsverplichtingen. De marginale druk van de zorgtoeslag is niet zo hoog, namelijk 4%. Dan lijkt het mee te vallen, maar uit mijn voorbeelden blijkt dat het niet meevalt.
Een fluctuerend inkomen is voor de zorgtoeslag risicovol. Ik begrijp heel goed dat de regering alles op alles zet om deze toeslag per 1 januari 2006 in te laten gaan. Al ziet mijn fractie grote problemen, toch is zij bereid om daarmee een begin te maken, omdat de marginale druk ervan maar 4% is. Helemaal niets doen, is nog slechter. De gevolgen voor de huursubsidie zijn ons echter een brug te ver. Ik houd mij aanbevolen voor slimme ideeën.
Ik heb gevraagd naar de mogelijkheid van het koppelen van bestanden waardoor het niet-gebruik wordt tegengegaan. In de huursubsidie is dat substantieel, namelijk 15% tot 27%. De regering stelt geen reden te hebben om aan te nemen dat mensen de weg naar de Belastingdienst niet zullen vinden en om die reden vindt zij het niet nodig om bestanden te koppelen. Dat is raar, want iedereen weet dat het niet opschiet met het gebruik van ouderen van de verzilveringsregeling in verband met buitengewone lasten. Ook in de aanloopfase van de zorgtoeslag zie je dat niet iedereen daar gebruik van maakt. De overtuiging van de regering dat het wel los zal lopen, deel ik dan ook niet.
Daarnaast ben ik van mening dat het koppelen van bestanden wel degelijk mogelijk is. De regering wijst erop dat het College bescherming persoonsgegevens dit afraadt. Ik vind dat een excuus-Truus, waarmee je zo'n belangrijke kwestie niet kunt afdoen. Ik ben met mevrouw Verburg op bezoek geweest in België. Ook hebben wij samen een symposium georganiseerd. In België is er een complex systeem van koppelingen. Het is de overheid bij wet verboden om meer dan één keer iemand om gegevens te vragen. België heeft een veel beter en verstrekkender systeem van privacybescherming dan Nederland. Het gaat er bij mij niet in dat dit daar wel mogelijk is en hier niet. De argumentatie van de regering overtuigt mij dan ook niet.
Staatssecretaris Wijn was in een overleg op 3 november over de elektronische overheid van mening dat iedereen altijd alle subsidieaanvragen zelf moet doen en de formulieren dus ook zelf moet invullen. Ik heb gevraagd of het mogelijk is dat men door koppeling van bestanden kan volstaan met een handtekening op een vooraf door de overheid opgesteld formulier, zoals bij de huursubsidie. De staatssecretaris heeft in de nota naar aanleiding van het verslag gesteld dat dit niet mogelijk wordt. Ik was nogal verrast dat de staatssecretaris een pagina of vijftien later op precies dezelfde vraag van het CDA dat opeens wel toezegt. Ik ben toen nagegaan of deze mogelijkheid al in de wet is opgenomen, maar dat is niet het geval. Ik ben dan ook benieuwd naar de nota van wijziging waarin dit mogelijk wordt gemaakt.
Het is belangrijk dat het koppelen van bestanden in de eerstkomende periode tot stand wordt gebracht. Andere fracties, zoals de SGP, hebben hier ook naar gevraagd. Ik heb gevraagd, een overzicht te geven van de mogelijkheden in de eerstkomende vijf jaar. De staatssecretaris vond het niet nodig, daarop te antwoorden, maar ik ga ervan uit dat hij dat nu wel doet. Ik wil graag een overzicht ontvangen van de mogelijke bestandskoppelingen. Daarnaast vraag ik om in dezelfde notitie een vergelijking op te nemen met het Belgische systeem en de mogelijkheden voor toezicht op privacy in de sociale zekerheid. Als de staatssecretaris dat geen goed idee vindt, zal ik niet aarzelen om de Kamer om een uitspraak te vragen.
Over de hardheidsclausule en het vangnet, bijvoorbeeld voor de huursubsidie, zijn door verschillende fracties vragen gesteld. Ik meen dat de heer Omtzigt daarop een amendement heeft ingediend. Het verschil tussen een hardheidsclausule en een vangnetregeling is dat een hardheidsclausule mensen geen enkel recht geeft. Je bent afhankelijk van, in dit geval, het oordeel van de staatssecretaris, omdat de uitvoeringsverantwoordelijkheid op individueel niveau bij hem ligt. Het kan dus vriezen of dooien. Je kunt er geen rechten aan ontlenen en je weet ook niet wat de criteria zijn.
Er zou een regeling komen voor een hardheidsclausule. Wij vinden een hardheidsclausule belangrijk, omdat je nooit weet of zich een bijzondere individuele situatie zal voordoen. De bestaande hardheidsregeling is onvoldoende. Er zal echter ook een vangnetregeling moeten komen. In mijn voorbeeld nr. 3 heb ik laten zien dat zo'n vangnet noodzakelijk is. De onderzoeken van Amsterdam en Rotterdam tonen aan dat zonder vangnetregeling of woonkostentoeslag oplossingen niet mogelijk zijn. Als de regering dat zelf niet regelt en mensen zo in de kou laat staan, zal de fractie van de Partij van de Arbeid niet aarzelen, de Kamer daar via een amendement een oordeel over te vragen.
Mijn vijfde toetspunt op de meetlat betreft de invoering en de uitvoering. Een zorgvuldige en gedegen invoering is belangrijk. Veel organisaties, inclusief de Raad van State, hebben erop gewezen dat een overhaaste invoering van de zorgtoeslag niet zonder risico's is. Eerdere ervaringen met grote inkomenssubsidies waren negatief. De invoering van de laatste, de huursubsidie, was een puinhoop! Dat willen wij niet nog eens. De fractie van de Partij van de Arbeid wil waarborgen dat dit niet nog eens gebeurt. Het zal al moeilijk genoeg zijn, de zorgtoeslag op orde te krijgen.
Weet de regering hoeveel mensen te maken hebben met de zorgtoeslag? Ik meen dat bij de behandeling van het wetsvoorstel op de zorgtoeslag daarover cijfers gepubliceerd zijn. Heeft de regering zicht op het aantal te verwachten mutaties? Zo ja, hoeveel? Het moet bekend zijn, want de formatie en de systemen zijn daarop aangepast. Hoeveel mensen zijn daarvoor nodig in dit lopende begrotingsjaar/peiljaar? Dat geldt zowel voor de zorgtoeslag als voor de huursubsidie. Wat heeft de regering geleerd van de wijziging in de huursubsidie die tot een jaar naijlde en die veel mensen voor grote problemen stelde? Er zijn evaluatierapporten over. Kijk daar nog eens naar en bericht vervolgens de Kamer over uw opvattingen.
De conclusie van de PvdA-fractie is dat de huursubsidie niet per 1 januari 2006 zo kan worden omgezet. Wij zien als mogelijkheid dat zij kan worden omgezet met handhaving van het bestaande peiljaar en de bestaande constructie. Anders moet de omzetting worden uitgesteld om eerst ervaring op te doen met de zorgtoeslag. Dat zal al moeilijk genoeg zijn. Bij de zorgtoeslag gaat het om minder, maar ook om substantiële bedragen. Het is maar de vraag of dat allemaal wel goed zal gaan. Je moet er niet aan denken dat je maar een klein pensioentje of laag inkomen hebt en het misgaat met de zorgtoeslag. Je weet dan werkelijk niet wat je aan moet met die rekening van het ziekenfonds die op de deurmat ligt.
Ik kon mij niet vinden in de nonchalante wijze waarop de bevindingen van Amsterdam en Rotterdam werden weggewuifd. Het was een gedegen onderzoek in overleg met de projectgroep Awir van beide ministeries. Je kunt dan nu niet zeggen dat dit onderzoek niet veel voorstelde. Het onderzoek toont aan dat door de gekozen systematiek 76% tot 80% van de mensen die in aanmerking komen voor huursubsidie en in de aanloop bijvoorbeeld gebruik moeten maken van een vangnet, erop achteruitgaat. Van die 80% krijgt 60% geen enkele compensatie, terwijl zij op dat moment en de overige maanden van het jaar daadwerkelijk dat lage inkomen hebben. Bovendien zegt de regering dan zelfs – ik vind dat dat niet kan – dat op grond van een artikel in de WWB de zorgtoeslagenregelingen passend zijn en dat daarom gemeenten niet vrij zijn om bijzondere bijstand of een woonkostentoeslag toe te kennen. Ik heb een voorbeeld hiervan zojuist gegeven en ik zou er nog tien kunnen geven, maar ik verwijs naar de onderzoeksrapportage van Amsterdam en Rotterdam, waar ook voorbeelden in worden gegeven. Daar word je echt niet vrolijk van. Zo gaan wij in Nederland niet met mensen om, en een regering die zichzelf respecteert, hoort niet te reageren met "nou ja, wij hebben het niet helemaal gemiddeld berekend". Het gaat om een reëel voorbeeld van een reële kwestie. Mensen hoor je niet op die manier in de kou te laten staan.
De PvdA-fractie vindt het zeer belangrijk, zoals ook blijkt uit onze inbreng in het verslag, dat de minister van SZW die in het kabinet de eerstverantwoordelijke voor het inkomensbeleid is, op basis daarvan ook de beleidsverantwoordelijke voor de inkomensafhankelijke regelingen is. Wij vinden ook dat de Dienst toeslagen eigenlijk onder het ministerie van SZW hoort. De overheveling van de huursubsidie naar de Dienst toeslagen is een oplossing uit de oude doos. Je gaat niet langer mensen, machines en gebouwen overhevelen als je voor de burger één loket wilt hebben. Je moet dan alleen zorgen voor één telefoonnummer, één formulier, één e-mailadres en één callcenter voor de burger. Hoe de backoffice eruit ziet, kan de burger helemaal niets schelen, als hij maar adequaat beantwoord wordt. Dít had het kabinet moeten doen, in plaats van 350 mln uittrekken voor het omzetten van allerlei administraties. Bovendien is dat gedaan via de VROM-begroting, en is het dus niet eerlijk genoemd als een deel van de feitelijke kosten van het hele proces.
Ik kom hiermee op het hoofdstuk van de kosten. Ik zei al dat voor de periode 2006-2008 een bedrag van 305 mln op de VROM-begroting prijkt. Wat gaat de regering daarvoor doen? Is dat bedrag bedoeld voor de huursubsidie, of zijn het uitvoerings- of ICT-kosten? Kan een specificatie hiervan worden gegeven, en kan verduidelijkt worden wat er in dat bedrag zit?
Verder stelt de regering dat 920 fte's nodig zijn voor de uitvoering van inkomensafhankelijke maatregelen. 150 fte's daarvan gaan bij de belastingdienst werken, en 150 fte's zijn volgens de regering nodig voor de centrale invoer en verwerking. Dat begrijpen wij, als het gaat om automatisering. Ook begrijpen wij het aantal fte's voor de betalingsadministratie nog wel. Wat echter al die andere mensen gaan doen, snappen wij helemaal niet. Misschien kan de regering ons dat uitleggen.
De regering is zonder instemming van de Kamer verplichtingen aangegaan om een niet-aangenomen wet te kunnen uitvoeren. Het gaat niet alleen om 7,5 mln voor de huur van een kantoorpand in Utrecht, maar ook om andere bedragen die inmiddels voorgefinancierd zijn. Op welke wijze is daar toestemming van de Kamer voor gevraagd? Een bedrag van grofweg 10.000 euro per fte levert trouwens wel een mooi kantoor op. Wij hebben het wel eens voor minder willen doen.
In de nota naar aanleiding van het verslag wordt gezegd dat 4 mln nodig is voor de implementatie van Awir bij de IB Groep. Dat was nog niet gemeld in de memorie van toelichting. Zijn er nog andere posten die niet gemeld zijn? Wij horen dat graag.
Er is geen geld uitgetrokken voor het voortbestaan van het huursubsidie-informatiepunt. Hoewel de regering in de memorie van toelichting zegt grote waarde te hechten aan zulke informatiepunten, en in de nota naar aanleiding van het verslag (pagina 76) wordt aangegeven hoe belangrijk die taak is, kan de Dienst toeslagen alleen via internet of een callcenter worden bereikt. Hoe zit het ermee? Het geld dat de gemeenten hier oorspronkelijk voor hadden, is tweemaal weggehaald. De VNG schrijft dat haar een korting van 10 mln euro op het budget is opgelegd, omdat zij op declaratiebasis de kosten voor huur van de informatiepunten en de vangnetregeling in rekening kon brengen. De laatste keer was dit een bedrag van 8 mln euro. Die mogelijkheid bestaat nu niet meer, maar er wordt ook nog eens 10 mln euro ingehouden. Dit kan toch niet! De regering rekent zich twee keer rijk en gaat er vervolgens ook nog vanuit dat de gemeenten die taken wel blijven uitvoeren, omdat die zo belangrijk zijn voor betrokkenen.
De regering heeft een fatsoenlijke, ordentelijke overeenkomst met de VNG gesloten in het bestuursakkoord. In dit akkoord zijn spelregels overeengekomen en die moet de regering nakomen. Volgens die spelregels kan er een keer worden gekort voor een taak die niet langer wordt uitgevoerd, maar niet twee keer. Als de regering verwacht dat de gemeenten een taak uitvoeren die zij zelf niet meer invult, omdat zij ervoor kiest alleen nog maar virtueel contact te onderhouden met de mensen die het aangaat, dan zal zij daarvoor moeten betalen. Dit geldt niet alleen voor de huursubsidie, want in antwoord op vragen van de Kamer heeft de regering zelfs gesuggereerd dat ook mensen met vragen over de zorgtoeslag zouden moeten worden geholpen.
De gemeenten hebben heel veel expertise opgebouwd, zij hebben de afgelopen twee jaar goed gefunctioneerd en iedereen is blij met het huidige systeem van de huursubsidie. De regering wil er nu vanaf, maar zij mag niet denken dat de infrastructuur voor niets in stand kan blijven. Willen de bewindslieden hierop ingaan? Willen zij hun argumenten toelichten en aangeven wat zij nu eigenlijk willen? Zijn zij van mening dat deze operatie kan plaatsvinden als bijvoorbeeld een oudere nergens meer terecht kan met zijn vragen?
De regering heeft geweigerd te antwoorden op de vraag die ik samen met de SGP heb gesteld om na de invoering van deze wet een lijst op te stellen van mogelijk andere maatregelen die in aanmerking komen voor de Awir-systematiek. Ik vind dit niet gepast. Ik vraag de regering om er alsnog op te antwoord. Dit is immers een terechte vraag van de Kamer.
Ik heb verder gevraagd of de regering bereid is om de fiscale ouderenkorting op te nemen in de wet. Tijdens de behandeling van de begroting in december 2004 heeft mevrouw Verburg een motie ingediend waarin wordt gevraagd om een compensatie voor de groep van 85.000 ouderen die de fiscale ouderenkorting niet krijgen. Dit zou met terugwerkende kracht moeten gebeuren in bijvoorbeeld de vorm van een verzilveringregeling. Dit is een goede oplossing, maar nog eenvoudiger is het om de korting op te nemen in Awir, want dan heb je nergens meer last van. Betrokkenen krijgen dan een vast bedrag, dat wil zeggen dat de compensatie in ieder geval niet zo inkomensafhankelijk is dat de vreselijke armoedevalverhalen waarop ik u heb vergast, ook hier zouden opgaan. Ik begrijp niet hoe de regering met droge ogen kan zeggen: 85.000 ouderen? Laat maar zitten. Ik vraag haar alsnog om een inhoudelijke toelichting en om aan te geven hoe het wel kan. Op de lange termijn zal de strekking van de motie van mevrouw Verburg dan structureel worden uitgevoerd op een relatief eenvoudige en minder kostbare wijze.
Ik ben voorstander van de systematiek van Awir om een aantal principes voor inkomensafhankelijke maatregelen te definiëren in een woordenboek. Zou dit ook niet moeten worden gedaan voor andere regelingen? De regering zegt bijvoorbeeld dat alle nieuwe inkomensafhankelijke regelingen na de invoering van de wet volgens Awir en de daarbij behorende definities kunnen worden uitgevoerd. Prima. Vervolgens merkt zij op dat de gemeenten het recht krijgen om zelf een gemaximeerde eigen bijdrage voor de WMO in 2006 vast te stellen. Ook goed, maar zouden de gemeenten dan geen voorschriften moeten hebben voor de definities van inkomen, inkomenstoets partner, gezamenlijke huishouding, kind? Ik zeg niet dat je tegen de gemeenten moet zeggen hoeveel geld zij moeten geven, maar als zij geld geven, moet bijvoorbeeld de partnertoets wel overeen komen met die in andere gemeenten en zou de partnertoets die in Awir wordt gebruikt, de toets moet zijn voor alle inkomensafhankelijke regelingen. Als de bewindslieden dat geen goed idee vinden, hoor ik graag waarom. Want wat is dan de geldigheid van de stelling dat van nu af aan iedere inkomensafhankelijke regeling volgens dat woordenboek een invulling krijgt? Ik probeer hiermee op geen enkele manier afbreuk te doen aan de bevoegdheid van de gemeenten om te beslissen of ze het wel of niet doen. Ik zeg alleen: een partner is een partner. Laten wij er daarom voor zorgen dat die partner in alle regelingen dezelfde mijnheer of mevrouw is!
De termijn voor de aanvraag achteraf. Mevrouw Kant heeft een amendement voorgelegd waarin wordt geregeld om de termijn waarin je na afloop van het peiljaar een aanvraag kunt indienen voor een inkomensafhankelijke regeling, wordt verlengd. Die termijn is nu drie maanden en mevrouw Kant stelt voor om die te verlengen naar drie jaar. De eerste termijn is wat kort en de tweede wat riant en daarom heb ik gekozen voor een eigen invalshoek.
Mij lijkt het redelijk om te kiezen voor een periode van één jaar of zo veel langer, maximaal drie maanden, dan nodig is om de beschikking bij iemand in de bus te laten vallen. Hoeveel langer die periode duurt, is dus afhankelijk van de Belastingdienst. Als men daar snel werkt, kan het bij één jaar blijven, maar als men er echt de tijd voor neemt – en dat gebeurt wel eens – behoudt de burger zijn recht om alsnog bijvoorbeeld een zorgtoeslag aan te vragen. Verder moet er natuurlijk beroep aangetekend kunnen worden tegen die eindbeschikking. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat mensen de mogelijkheid van beroep wordt ontnomen.
Ik vraag de bewindslieden te reageren op de door mij geschetste vangnetregeling. Ik wacht die reactie af, maar dat neemt niet weg dat ik toch een amendement zal indienen. Ik hoop nog steeds dat het voorliggende voorstel voor de huursubsidie niet in deze vorm wordt aangenomen, maar om de problemen die ik voorzie te voorkomen, moet er in ieder geval een vangnetregeling aan worden toegevoegd.
Ik vraag de bewindslieden of zij bereid zijn om een gematigder terugvorderingsregeling te hanteren. Ik vraag dat, omdat mensen zonder dat zij dat weten in een lopend jaar, een schuld kunnen opbouwen die vervolgens wordt teruggevorderd op basis van de vrij starre Invorderingswet 1990. Ik wijs er verder op dat daarmee wordt gekozen voor een andere manier van invordering dan bij de Huursubsidiewet en de Inkomstenbelasting, zoals die geldt voor de WTOS en de WSF 2000. Al met al lijkt het mij onacceptabel dat mensen op deze manier in grote problemen kunnen worden gebracht. Onderkennen de bewindslieden overigens überhaupt dat mensen hierdoor in de problemen kunnen komen?
Doel, meten, weten, resultaat. Wij maken wetten niet voor de gezelligheid. Wetten hebben een doel. In dit geval is dat meer transparantie in de voorzieningenrechten voor de burger, vermindering van de uitvoeringskosten, een effectievere aanpak van de armoedeval en het tegengaan van het niet-gebruik van inkomensafhankelijke regelingen. Dat zijn allemaal heel goede doelstellingen. Ik heb gevraagd om het doel van de wet te definiëren, maar dat weigert men.
Verder heb ik het kabinet gevraagd op welke wijze men zich wil verantwoorden over de wijze waarop men het doel van de wet wil realiseren. Op die vraag is geantwoord met een verhaal over hoe de Belastingdienst in een monitor aan zijn cliënten vraagt wat zij vinden van de behandeling van hun aanvraag, of een ander binnen de voorgeschreven termijnen is behandeld en of zij het goede bedrag hebben ontvangen. Ik vind een dergelijk onderzoek prima, want ik ben in principe een voorstander van klanttevredenheidsonderzoek.
Maar een dergelijk onderzoek is natuurlijk wel iets anders dan de door mij gevraagde resultaatsmeting van het doel van de wet. Daar is wel iets meer voor nodig! Een klanttevredenheidsonderzoek is onmisbaar en ik doe daar dan ook zeker niet denigrerend over. Is de regering bereid een werkelijk doeltreffendheidsonderzoek te doen naar de werking van de regeling en zo ja, hoe en wanneer? Wij zullen bij amendement voorstellen het doel van de wet in de wet op te nemen en het resultaat te meten. In ieder geval willen wij weten hoe vaak door de inkomensverandering bevoorschotting moet worden gewijzigd, hoe vaak dat leidt tot lagere of hogere subsidie, bij welke subsidie zich dit voordoet, hoeveel terugbetalingen er aan het eind van het jaar zijn, en hoeveel mensen hun inkomen aan het eind van het jaar juist hebben geschat, geen schuld hadden of alsnog huursubsidie ontvangen. Verder willen wij weten hoeveel mensen in de huidige situatie recht hebben op huursubsidie en hoeveel mensen dat recht in de nieuwe situatie verliezen, hoeveel mensen in de huidige situatie huursubsidie niet kregen dan wel de zorgtoeslag en in welke categorie dat valt. Kortom: boter bij de vis! De regering heeft een doel en wij willen weten wat het resultaat is. Natuurlijk is dat wat de klant ervan vindt, maar het heeft ook te maken met de productie die wordt geleverd, in de trant van: gaat het goed, of gaat het niet goed? De vraag is: komen wij bij het doel waarvoor de wet is gemaakt?
Is de regering bereid over deze vraag te rapporteren? Eventueel zal ik hiertoe een amendement indienen. Ik heb het nu niet over het lijstje, want daarvan maken wij een mooie AMvB en dan gaan wij er nog eens voor rond de tafel zitten. Ik vraag de regering wel, te reageren op mijn opmerking dat het resultaat van de wet in elk geval op een dergelijke manier moet worden verantwoord. In elk geval geldt dat voor de aanloopfase. Voor de PvdA-fractie zal dit een majeure operatie zijn. Het wordt een gigaproject. Indachtig het rapport van de commissie-Duivesteijn over de grote projecten, vraag ik de regering welke lessen zij uit dat rapport heeft getrokken. Welke aanbevelingen vindt zij op dit project van toepassing en welke gaat zij daarvoor benutten? Verder ben ik van mening dat de Kamer deze operatie zou moeten aanwijzen als een groot project. In de implementatiefase moet er ten minste drie keer per jaar worden gerapporteerd. Dat is vaker dan de regering nu aanbiedt.
Ik heb vragen gesteld over de wijze waarop het toezicht plaatsvindt. De interne accountantsdienst of de Algemene Rekenkamer kan dit doen. Andere smaken zijn er niet. Ik vind dat mager en ook niet al te transparant. Ik zou graag willen weten welke toezichtsprotocollen de regering hanteert, om scherp te krijgen of de vorm van toezicht adequaat is, om ook zelf een goed beeld te kunnen krijgen van de wijze waarop het proces verloopt. Ik verwijs hierbij naar de rapporten van de Algemene Rekenkamer.
In het Belgische systeem komt fraude veel minder voor, omdat de bestandskoppeling daar leidt tot een zeer grote fraudebestrijding, die van groot belang is. Ik herinner mij een gepubliceerde brief van twee wethouders, van de VVD en de PvdA, in Groningen en Utrecht, waarin een pleidooi staat voor de bestandskoppeling uit oogpunt van fraudebestrijding. Dit is mijn fractie niet onwelgevallig. Het steekt mij in hoge mate dat aan de ene kant de oren dicht gaan voor die argumentatie voor de bestandskoppeling, maar dat aan de andere kant evenzeer de oren dicht gaan voor het niet-gebruik. De gemeenten doen nu al een jaar lang moeite om de bestandskoppeling tot stand te brengen. Er zijn twee experimenten in gemeenten op het gebied van de langdurigheidstoeslag. Het komt gewoon niet van de grond, op basis van kletsverhalen. De Kamer heeft er een aantal malen om gevraagd. Ik vind dat het allemaal niet zo lang mag duren en dat het moet gebeuren, omdat daarmee het niet-gebruik substantieel wordt tegengegaan.
De PvdA-fractie vindt het van belang dat er een privacycommissie komt, naar analogie van het Belgische systeem, die voor het hele terrein van sociale zaken actief is. Dit kan een onderkamer zijn van het College bescherming persoonsgegevens. Er is meer nodig dan een marginale toets of iets wel of niet mag. Je zult proactief moeten meedenken op welke wijze koppelingen mogelijk worden gemaakt. Dat hele proces kennen wij hier niet eens; het is ja of neen. Ik hecht eraan dat een dergelijke commissie er op korte termijn komt en vraag de regering om een reactie. De regering heeft in een brief hierover aangegeven dat zij een commissie heeft ingesteld bestaande uit de heren Van Lunteren, Koopman en Rozendaal, onder voorzitterschap van de heer Koopman. Die commissie zal rapporteren over de mogelijkheid om bestanden te koppelen en netwerken actiever vorm te geven, ook in het kader van de elektronische overheid, maar dan met een focus op het terrein van sociale zaken. Ik kan niet wachten. Een paar vragen wil ik nog openlaten tot april, als die rapportage er ligt. Ik vind echt dat wij twaalf jaar achterlopen, maar die opvatting van de PvdA-fractie kent u al.
Dat ene loket dat wij krijgen, had ook een loket kunnen zijn zonder beton. Ik vraag mij af waarom dat niet gewoon toeslagendienst heet. Waarom moet dat bij de belastingen worden ondergebracht? Misschien benutten wij over twee of drie jaar de polisadministratie van de UWV, omdat wij dan wel zonder die vreselijke armoedeval iets fatsoenlijks voor elkaar kunnen krijgen. Natuurlijk moet er wisselwerking zijn tussen de Belastingdienst en allerlei andere organisaties, maar dat is toch nog geen reden om dit onder te brengen bij de Belastingdienst? Dat geldt des te meer, daar de beleidsverantwoordelijke de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is en blijft. Daarom is hij ook voor de Kamer het primaire aanspreekpunt. Ik heb dat niet begrepen. Voor de burger zou mijn oplossing ook begrijpelijker zijn. Anders moet je ieder keer zeggen: dan komt de fiscus langs en haalt via de armoedeval 84% van uw eigen meerverdienste weg. Dat moet steken, mijnheer de staatssecretaris van Economische Zaken, maar het is wel zo. U zou dat akkefietje ook bij uw collega kunnen laten.
Voorzitter. Of u het gelooft of niet: ik ben maar tien minuten over mijn aangekondigde spreektijd heen en dat is te wijten aan interrupties. Ik hoop dat de regering heeft begrepen dat Awir de warme instemming van de PvdA-fractie heeft, voor zover het de verbetering van de inkomensafhankelijke regelingen betreft, maar dat de door de regering geboden oplossing tegelijkertijd een zo fundamenteel probleem op tafel legt, dat het heel moeilijk wordt om op dit moment te zeggen: zo moeten wij het doen. Als het om de huursubsidie gaat, zeggen wij: dit moet u beslist niet doen. Dat kunt u de mensen niet aandoen. Het zal al moeilijk genoeg zijn om met de zorgtoeslag goed uit de voeten te komen. Ik zie uit naar alle informatie die ons eerst geweigerd is, maar waarvan ik er nu van uitga dat wij die vóór morgen toegezonden krijgen. Hiermee is de bijdrage van de PvdA-fractie voor dit moment afgerond.
Mevrouw Verburg (CDA):
Voorzitter. Ongeveer vier maanden per jaar debatteren wij hier in de Tweede Kamer over koopkrachtplaatjes. Het gaat dan over gemiddelden, puntenwolken, uitslagen, effecten voor kwetsbare groepen enzovoort. Op zichzelf is dat belangrijk, maar het is ook van belang om hier vast te stellen dat er ten minste twee heel grote bezwaren kleven aan de wijze waarop wij dat doen en aan de effecten van wat wij vervolgens doen.
Allereerst moeten wij met elkaar vaststellen dat er net zoveel koopkrachtplaatjes als huishoudens zijn en dat met generieke of iets meer specifieke maatregelen nooit maatwerk per huishouden gerealiseerd kan worden. Geen van de tot nu toe genomen maatregelen had ooit de precisie die gewenst zou zijn voor mensen in een huishouden en dus voor de echte menselijke maat. Daarnaast – en dat is het tweede punt – is er veel te veel fixatie op de inkomens op minimumniveau, waardoor zeer ten onrechte de positie van middeninkomens nog verder onder druk komt te staan. Huishoudens met een middeninkomen, meestal gezinnen met kinderen, zijn de ruggengraat van onze samenleving. Dat besef leeft veel te weinig, waardoor gezinnen met kinderen en een middeninkomen steeds zwaardere lasten opgelegd krijgen en sterk aan draagkracht kunnen inboeten. Juist zij hebben vaak hoge huur- of hypotheeklasten, schoolgaande kinderen en hoge premies voor ziektekosten. Zij komen niet in aanmerking voor extra toeslagen, kwijtschelding of tegoedbonnen voor een lidmaatschap van een sportclub of een krantenabonnement. Evenmin kunnen zijn rekenen op belangenbehartigers die gericht voor hen lobbyen bij politici. Daarom vraagt de CDA-fractie reeds geruime tijd aandacht voor deze groep. Een gericht en rechtvaardig beleid voor middeninkomens pakt meestal ook goed uit voor mensen met een minimuminkomen, maar andersom is dat lang niet altijd het geval. Daarom hecht de CDA-fractie waarde aan een andere benadering. Dankzij wetsvoorstellen wordt daarmee een belangrijke start gemaakt, een start met het door de CDA-fractie fel begeerde systeem van maatwerk en draagkracht per huishouden via gerichte lastenmaximering. Vandaag is dan ook een mooi moment om dit debat met de regering te voeren.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Moet ik uit de opmerkingen van mevrouw Verburg over de positie van de middeninkomens afleiden dat de CDA-fractie eigenlijk grote spijt heeft van wat achtereenvolgende belastingplannen op het gebied van tariefsverhoging in de eerste en tweede schijf in de afgelopen jaren hebben betekend?
Mevrouw Verburg (CDA):
Nee, dat mag de heer Vendrik niet. Mijn fractie kijkt met dit wetsvoorstel vooruit en stelt vast dat het soms wel erg lastig is om goed te leven met een middeninkomen, schoolgaande kinderen en andere lasten die steeds omhoog gaan. Dat kan de heer Vendrik niet ontkennen als hij goed om zich heen kijkt, hier en buiten de Tweede Kamer.
De heer Vendrik (GroenLinks):
De vraag was...
Mevrouw Verburg (CDA):
Het antwoord is nee.
De voorzitter:
Ik kon het niet volgen, want mevrouw Noorman staat heel hard te telefoneren achter in de zaal.
Mevrouw Verburg (CDA):
Zij gaf over de telefoon een samenvatting van haar bijdrage in de eerste termijn.
De voorzitter:
Hier kan en mag ik geen onderdeel van worden. Ik geef het woord aan de heer Vendrik.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Voorzitter. Het gaat juist in deze Kamer om de bijdrage van dit kabinet en overigens ook van het vorige kabinet, het kabinet Balkenende I, aan het probleem van de belastingdruk voor, bijvoorbeeld, middeninkomens. Wij allen constateerden toch dat het een feit was dat de belastingdruk voor middeninkomens vooral via de tariefsverhoging in de eerste en de tweede schijf is gestegen in de afgelopen jaren? Vooral voor de middeninkomens is die druk toch voortdurend groter geworden? Per saldo is de belastingdruk toch het meest toegenomen voor de middeninkomens? Nu al deze debatten achter de rug zijn, krijg ik in een heel ander debat ineens van de CDA-fractie te horen dat wij ons zorgen moeten maken over de middeninkomens. De CDA-fractie heeft nooit een probleem gemaakt van belastingplannen die dat regelden met dat effect voor de middeninkomens! Wat krijgen wij nu?
Mevrouw Verburg (CDA):
Ik denk dat de heer Vendrik vast een inkijkje geeft in zijn bijdrage voor straks. Dat mag hij doen. Als ik het heb over kosten voor huishoudens met een middeninkomen, heb ik het niet alleen over belastingen, maar ook over uitgaven voor kinderen en andere lasten die jaarlijks stijgen. Dat kan soms erg zwaar zijn. De heer Vendrik spitst dat toe op de belastingen; ik doe dat niet.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Wij debatteren met de regering over wat het kabinet doet of heeft gedaan. Daar spreek ik de CDA-fractie op aan. Dit is geen vrijblijvende praatclub waarin wij wat problemen signaleren! Ik neem aan dat er een oplossing bij hoort. Daarom was ik begonnen met de vraag of de CDA-fractie, dit kennelijk geconstateerd hebbende, spijt heeft van haar instemming met diverse belastingplannen waardoor de belastingdruk voornamelijk voor lagere en middeninkomens is toegenomen en wel op zo'n manier dat zich kennelijk het probleem voordoet dat mevrouw Verburg naar voren brengt.
Mevrouw Verburg (CDA):
Ik zeg het een tweede keer en wil het nog wel eens herhalen: de heer Vendrik heeft het alleen over de belastingdruk. Ik heb het over andere uitgaven die ook moeten worden gedaan. Daar heb ik enkele voorbeelden van.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Daar gaan wij niet over.
De voorzitter:
Nee, mijnheer Vendrik, u krijgt een antwoord op uw vorige vraag. Ik sta geen interrupties toe buiten de microfoon om.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik stel voor dat wij politici een debat voeren over de dingen waar wij over gaan, bijvoorbeeld over het probleem dat ik net noemde, namelijk de stijging van de belastingdruk.
De voorzitter:
Dat hebt u al gezegd.
Mevrouw Verburg (CDA):
Wij bestuderen de werkelijkheid, wij bestuderen wat er in de praktijk bij mensen en in huishoudens met een middeninkomen gebeurt. Ik neem aan dat de heer Vendrik net als ik regelmatig buiten de deur komt, regelmatig op werkbezoek gaat en ziet en hoort wat er is gebeurd. Zelfs in de trein komt voor dat mensen tegen mij zeggen dat alles zo duur wordt en duur geworden is. Moeten wij hier dan alleen maar dat ene pakketje bestuderen of moeten wij naast de mensen gaan staan en nagaan met wat zij zoal te maken hebben in het dagelijks leven? Ik stel vast dat er meer is dan belastingdruk alleen. Belastingdruk is een van de elementen. Er zijn heel veel andere zaken.
De heer Bakker (D66):
Voorzitter. Mevrouw Verburg schetste zo-even het perspectief. Zij zei dat wij een start maakten, maar dat er in de toekomst sprake is van gerichte lastenmaximering in tal van andere categorieën, als het aan haar fractie ligt. Dit alles is nog niet geregeld, maar is wel het perspectief. Om gerichte lastenverlichtingen te kunnen bieden, moet je toch, in ieder geval in theorie, de belastingdruk waarover het net ging, verhogen? Je creëert dan toch een probleem om het vervolgens gericht op te lossen voor de huishoudens die je het meest aan het hart gaan?
Mevrouw Verburg (CDA):
Wij kennen in Nederland een progressief belastingsysteem, waarbij de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Wij hebben een groot aantal regelingen, die wij nu bundelen. De heer Bakker heeft ook in de media al een voorschotje genomen op dit debat en heeft alleen gesproken over de belastingen, terwijl er nog meer regelingen zijn die heel veel geld kosten, zowel in de uitvoering als in de moeite die men moet doen om daarvoor in aanmerking te komen. Het is dus niet ons uitgangspunt straks de belastingen te verhogen om al die inkomensafhankelijke toeslagen uit te betalen, dus met de ene hand te pakken en met de andere hand te geven. Wij stellen nu vast dat er te veel regelingen zijn waarvan te weinig gebruik wordt gemaakt. Het niet-gebruik beloopt 30%. Wanneer wij die regelingen bundelen, vereenvoudigen en transparanter maken, kunnen wij veel gerichter opereren.
De heer Bakker (D66):
Hierin kan ik nog wel een heel eind meegaan, maar het punt is – dit heb ik ook in de media gezegd – dat het bij de optelsom van al die regelingen niet alleen gaat om de belastingdruk, maar ook om de regelingen die er al zijn en waaraan mevrouw Verburg de komende jaren mogelijk nog een aantal zou willen toevoegen. Dit leidt ertoe dat tot steeds hoger in het inkomensgebouw steeds meer mensen niet klaar zijn met het betalen van hun belasting en premies, maar vervolgens recht moeten doen gelden op allerlei toeslagen. Daarmee worden zij natuurlijk wel afhankelijk van de overheid, terwijl zij dat helemaal niet hoeven te zijn.
Mevrouw Verburg (CDA):
Die voorstelling van zaken vind ik niet juist. Ons staat voor ogen dat mensen die voldoende verdienen om belasting te betalen die belasting betalen. Wij willen een aantal van de nu bestaande regelingen bij elkaar voegen, die nu heel versnipperd worden uitgevoerd, met verschillende inkomens- en vermogensbegrippen, verschillende toetsingseisen en veel gedoe waardoor veel mensen er al niet aan beginnen omdat zij toch niet weten waar zij landen. Het bij elkaar brengen van die regelingen bedoelen wij wanneer wij spreken van het in de komende tijd nog een aantal regelingen hieraan toevoegen. Wij moeten eerst beginnen. Mevrouw Noorman heeft al gezegd dat het een giga-operatie is die hier moet worden voltrokken. Wij moeten eerst zien dat wij die goed laten werken. De burger moet merken dat hij maar bij één loket hoeft te komen.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Vindt u niet dat dit een echt loket moet zijn, en niet alleen een callcenter, en dat mensen vragen kunnen stellen en iemand in het gezicht kijken? Daarin voorziet het plan niet.
Mevrouw Verburg (CDA):
Dat in het gezicht kijken is niet wat alle burgers willen, maar zij moeten natuurlijk wel informatie kunnen krijgen. Mensen moeten goed worden voorgelicht. Ik ga ervan uit dat gewerkt wordt aan een klant- of burgervriendelijke aanpak. Dat staat ook in de nota naar aanleiding van het verslag. Dan kan ik mij voorstellen dat dit eenvoudig kan, als het gaat om de positionering van Financiën bij de uitvoering, door enerzijds belasting te heffen en anderzijds – op basis van de reeds beschikbare gegevens – de toeslagen te kunnen uitkeren.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Denkt u dat wij kunnen volstaan met een telefoonnummer of een internetadres voor alle burgers? Wat is voor u nu eigenlijk een middeninkomen? Is dat tot modaal, of gaat u daar nog overheen? In het rapport van de commissie-Kerckhaert staat dat dit tot modaal is, maar de regering gaat tot een inkomen in de 40.000 euro. Dat kost 1 mld euro.
Mevrouw Verburg (CDA):
Als u dit aan de regering vraagt, sla ik het antwoord over. Als men recht heeft op de toeslagen, moet er een gematigde afloop zijn. Mevrouw Noorman heeft het gehad over de armoedeval. Er zou een geleidelijk afbouwpercentage moeten zijn, dat kan doorlopen. Over de voorbeelden die mevrouw Noorman heeft gegeven ben ik niet zo enthousiast, omdat zij veel dingen bij elkaar knoopt waarvan dit niet kan. Zij gaat bijvoorbeeld uit van de oude Huursubsidiewet in plaats van de nieuwe spelregels die gelden. Dat vind ik wel erg gemakkelijk. Wij zijn voor geleidelijke afbouw, die iets verder kan doorlopen. Als dat eenmaal werkt, denk ik dat iedereen het zal weten dat als het inkomen hoger wordt, men minder recht heeft op toeslagen, en dat ook fair vindt. Dat is veel minder ingewikkeld dan nu, en voorkomt de plotselinge val als je gaat werken en opeens zoveel kwijt raakt dat je, als je thuis aan de keukentafel rekent, tot de conclusie komt dat je beter thuis kunt blijven dan kunt gaan werken, omdat je daar niet beter maar eerder slechter van wordt.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Voorzitter...
De voorzitter:
Neen, nu niet meer. Mevrouw Verburg vervolgt haar betoog.
Mevrouw Verburg (CDA):
Met deze wetsvoorstellen wordt een belangrijke start gemaakt met het gewenste systeem van maatwerk in draagkracht per huishouden via de gerichte lastenmaximering. Dat is een gerichte aanpak van de bestrijding van armoede en armoedevallen. Het idee is vrij simpel: niet iedereen met een minimuminkomen is arm. Armoede wordt vooral veroorzaakt als men voor hoge kosten staat voor kinderen, huisvesting of ziekte. Dan gaat het niet om het inkomen, maar om de kosten die je kunt dragen. Het gaat dus om draagkracht. De fractie van het CDA wil dergelijke kosten aan een maximum binden. Met deze lastenmaximering beoogt de CDA-fractie huishoudens op basis van door de overheid vastgestelde normbedragen niet meer dan 10% van het huishoudinkomen te laten betalen aan zorg voor kinderen, maximaal 10% aan de basisverzekering voor zorg, en maximaal 15% voor wonen. Op deze manier wil de CDA-fractie niet alleen de minima, maar in het bijzonder ook de middeninkomens die tot nu toe voor geen enkele subsidie of toeslag in aanmerking komen, in hun koopkracht ondersteunen. De genoemde percentages zijn in 2006 nog niet haalbaar, maar blijven ons wel voor ogen staan.
De bundeling en vereenvoudiging van de regelgeving is van groot belang. Er wordt gesnoeid in de hoeveelheid regelingen waarvan veel burgers niet eens het bestaan weten of terugschrikken voor de papierwinkel en bureaucratie die het beroep op een regeling ernstig kunnen belemmeren. Mede hierdoor is het geschatte niet-gebruik van allerlei regelingen ongeveer 30%. Ik schat dat vooral bij ouderen met een klein pensioentje of alleen een AOW-uitkering, dit percentage nog hoger ligt. Zo krijgt de eenloketgedachte voor burgers echt handen en voeten.
De beoogde vereenvoudiging en transparantie kunnen verder worden versterkt door een eenduidige naamstelling. Er is reeds sprake van een zorgtoeslag. Voor de huursubsidie zien wij hier en daar voorzichtig de benaming huurtoeslag opdoemen. Wanneer wordt dit de financiële benaming? Hetzelfde geldt voor de kinderregelingen. Mijn fractie ziet graag dat naast de inkomensonafhankelijke kinderbijslag sprake is een inkomensafhankelijke kindertoeslag. Ik krijg van het kabinet daarover graag een toezegging.
Werk moet lonen, voor iedereen. Als je vanuit de bijstand werk aanvaardt, moet je aan het einde van de maand substantieel meer te besteden hebben. De overheid heeft jarenlang door goedbedoelde inkomensondersteuning via inkomensafhankelijke regelingen de arbeidsparticipatie ontmoedigd. Je komt bijvoorbeeld uit de bijstand aan het werk. Je gaat wat meer verdienen. Je krijgt een CAO-loon. Dan merk je plotseling dat alle extra's wegvallen. Aan het eind van de maand ga je er zelfs op achteruit. Dat is de eerste armoedeval. Er is ook een armoedeval voor werkenden. Je kunt, als je iets meer gaat verdienen, zomaar uit de huursubsidie rollen. Per saldo ga je er als huishouden dan op achteruit. Dat is fnuikend. Dat is frustrerend. Dat wordt door burgers terecht als zeer onrechtvaardig beschouwd.
Ook dat probleem lost dit wetsvoorstel goeddeels op. Met het wetsvoorstel wordt beoogd om een einde te maken aan onbedoelde negatieve invloed op de arbeidsparticipatie. Er is getracht een goed evenwicht te vinden tussen de hoogte van de regelingen aan de onderkant, de meer geleidelijke afbouw en de omvang van het aantal regelingen. De marginale lastendruk in de huursubsidie voor een eenpersoonshuishouden neemt af met 16% en voor meerpersoonshuishoudens met 5%. Ik zeg dit ook met nadruk tegen mevrouw Noorman-den Uyl. Voor de WTOS geldt dat de wetsvoorstellen in meerdere of mindere mate ook wijzigingen betekenen in dit evenwicht. Zo krijgt een beperkt aantal mensen straks een tegemoetkoming, die zij nu niet krijgen, omdat hun toetsingsinkomen rond het grensinkomen ligt.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Mevrouw Verburg, weet u hoe het verhaal over de verandering van de marginale lastendruk precies past in het hele gebouw van de huursubsidieontwikkeling? Dat heeft de regering niet aangegeven. Zij heeft ook geen grafisch voorbeeld gegeven waarin zichtbaar wordt welke huursubsidie bij welk inkomen hoort. Er is een reparatiemaatregel aangekondigd die 20 mln euro kost, maar wij weten niet waar dat precies naartoe gaat en aan welk knopje wordt gedraaid. Vindt u met mij dat de regering vóór morgen voor ons zichtbaar moet laten maken hoe de huursubsidie precies wordt gewijzigd?
Mevrouw Verburg (CDA):
Ik kom daarop terug in de loop van mijn betoog. In het najaar van 2005 kunnen huishoudens een voorschotbeschikking krijgen voor huursubsidie en zorgtoeslag. Waarom is dit voor de kinderopvang pas in 2006? Is het niet logischer dat ouders die voor een voorschotbeschikking in aanmerking komen, deze ook al krijgen in het najaar van 2005? De Wet kinderopvang is immers al van kracht volgens de Awir-systematiek.
De CDA-fractie is tevreden met het onderscheid dat wordt gemaakt tussen beleidsverantwoordelijkheid en uitvoering. De vakminister, of dat nu de minister van VWS is voor de zorgtoeslag, de minister van VROM voor de huursubsidie of de minister van Sociale Zaken voor kinderregelingen, het algemene inkomensbeeld en dergelijke, blijft verantwoordelijk voor het beleid. De uitvoering gaat naar het departement van Financiën. Wij vinden dat een heldere scheiding, die zo moet worden ingevoerd en zo herkenbaar moet blijven. De vakminister is en blijft dan verantwoordelijk en aanspreekbaar voor de inhoud en de kwaliteit van het beleid. De uitvoering van de regelingen vindt plaats door de Belastingdienst Toeslagen. Belangrijk is dat bij de uitvoering van de regelingen een koppeling tot stand wordt gebracht tussen de bestanden van de Belastingdienst en de woningbouwcorporaties. Hoe ver is men met die koppeling, nu de uitvoering van de huursubsidieregeling binnenkort overgaat naar de Belastingdienst? Het streven moet zijn om burgers zo min mogelijk te belasten met het invullen van nieuwe of extra formulieren. Mevrouw Noorman heeft daarover het een en ander gezegd en wij hebben daarmee een gezamenlijke ervaring.
Op dat punt moeten wij zeggen: de Belgen doen het beter. Zij hebben met hun Kruispuntbank geregeld dat niet zozeer alles in één bestand zit, maar dat er wel een vorm van verkeer is tussen allerlei instellingen, dat er kan worden gecommuniceerd en dat gegevens beschikbaar zijn en niet meer dan één keer worden opgevraagd bij de burger.
Ik vraag de regering om de toezegging, te garanderen dat met betrekking tot de onderdelen die straks in de Awir worden uitgevoerd de gegevens maar één keer hoeven te worden geleverd en dat onderling zodanig wordt gecommuniceerd dat dit ook niet meer dan één keer nodig is. De onderlinge toegang tot informatie en gegevens moet natuurlijk plaatsvinden op basis van een zorgvuldige legitimatie en controle. Wij kunnen een voorbeeld nemen aan de manier waarop de Kruispuntbank in België dat doet: heel zorgvuldig en met een behoorlijke aandacht voor de legitimatie op toegang, met een goede controlesystematiek en met oog op privacy, maar met niet meer privacybescherming dan noodzakelijk is voor het goed uitvoeren van de mogelijkheden.
De regering geeft in de nota naar aanleiding van het verslag aan, niet langer behoefte te hebben aan een hardheidsclausule in de individuele huursubsidie. Onze fractie denkt hierover iets genuanceerder, mede gelet op de giga-problemen met het bepalen en uitbetalen van huursubsidie die wij in de zomer van 2003 hebben ervaren. Ik zal een voorbeeld hiervan achterwege laten, maar op grond van deze ervaring wensen wij een hardheidsclausule in de Huursubsidiewet vooralsnog te handhaven. Deze is nodig voor onvoorziene, veelal schrijnende situaties die niets te maken hebben met normale inkomensveranderingen. Graag de toezegging dat de regering hiervoor een algemene maatregel van bestuur zal maken, uiteraard met een voorhangprocedure.
Voor scheefwonen is ook de rol van de verhuurder van belang. Daarom benadruk ik graag ook de verantwoordelijkheid van de verhuurder om de huurder te begeleiden naar een passende woning. Graag een reactie van de minister van VROM hierop.
In de nota van wijziging die wij afgelopen maandag ontvingen, is een verkeerde berekening in de nota naar aanleiding van het verslag hersteld. Het resultaat is een extra budgettair beslag van 20 mln. Toch blijft het de vraag welke 31.000 huishoudens er als gevolg van de nieuwe maatregelen nu nog meer dan 60 euro op achteruitgaan. Ik vraag de minister van VROM, inzicht te geven in de samenstelling van deze groep en ik zal het laten afhangen van de reactie hierop of ik alsnog een voorstel op dit punt zal doen.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Voorzitter. Heeft mevrouw Verburg er kennis van genomen dat uit onderzoek van de gemeenten Amsterdam en Rotterdam blijkt dat het inkomensverlies in de vorm van minder huursubsidie als gevolg van de nieuwe maatregelen tot 2000 euro kan oplopen? Of schaart zij dat onder de "ruwheden", zoals het kabinet ze noemt?
Mevrouw Verburg (CDA):
Voorzitter. Ik heb mevrouw Noorman iets over dit rapport horen zeggen, maar het is noch mij, noch mijn collega Omtzigt bekend.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Wij hebben er verleden week van de VNG een e-mail over gekregen, die ook aan de andere fracties is toegestuurd.
Mevrouw Verburg (CDA):
Ik moet bekennen dat wij het rapport niet kennen, maar het geluk is met ons, want er is tussen de eerste termijn van de Kamer en die van de regering ten minste een nacht. Ik kan me voorstellen dat wij vanavond nog kennisnemen van dat rapport en dat de regering er morgen meteen op zal kunnen reageren.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Ik begrijp het, maar ik vind het toch wel raar, want de regering reageert er wel op in de nota naar aanleiding van het verslag en het rapport was ons al eerder toegezonden.
Mevrouw Verburg (CDA):
Voorzitter. Onze fractie ziet de vermogenstoets in de individuele huursubsidie voor alleenstaanden en meerpersoonshuishoudens graag iets anders vormgegeven. Wij kunnen op zichzelf instemmen met de voorgestelde verlaging van de bedragen waarom het gaat, maar wij willen huurders wel de kans geven, zich hierop voor te bereiden. Daarom verzoeken wij de regering, per 1 januari 2008 een nieuwe vermogenstoets in te voeren voor zittende huurders met een inkomen tussen 20.000 euro en 25.000 euro. Daarnaast willen wij helderheid omtrent het mee laten tellen van duurzame beleggingen en durfkapitaal. Vindt de regering het principieel verantwoord om huurders min of meer te stimuleren, met het oog op de individuele huursubsidie en de vermogenstoets risicovol te gaan beleggen?
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Vindt u eigenlijk niet dat die soorten vermogens niet thuishoren bij mensen die huursubsidie krijgen? Voor mensen met een vermogen van 100.000 euro is de huursubsidie toch niet bestemd? Vindt u niet dat dit element gewoon uit de vermogenstoets geschrapt moet worden?
Mevrouw Verburg (CDA):
Ik stel de vraag niet voor niets. Wij behandelen hier de wet, en wij gaan in op wat wij wel goed vinden. Wat wij niet goed vinden, daarover stellen wij een vraag. Maar dat gaat in hoor en wederhoor tussen Kamer en kabinet, en zo moet het ook. Ik zie dat u het daarmee eens bent.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Als u de vraag niet voor niets stelt, mag ik het dan zo begrijpen dat het niet is uitgesloten dat het CDA mijn amendement terzake gaat steunen?
Mevrouw Verburg (CDA):
Ik zal daar buitengewoon serieus naar kijken, zoals wij altijd doen.
Bij de aanvragen op grond van de WTOS en WSF-2000 wordt, in tegenstelling tot de Wet Awir niet uitgegaan van het actuele jaarinkomen. De uitvoering van deze twee wetten blijft opgedragen aan de IBG in Groningen. Hoelang blijft dat nog zo? Waarom wordt deze eigenlijk niet meegenomen? Wanneer gaat de uitvoering hiervan over van de IBG naar de dienst belastingtoeslagen?
Het CDA vindt, gelet op de beoogde harmonisatie en transparantie, overschakeling naar het actuele inkomen gewenst. Het kabinet ondersteunt deze wens en heeft aangegeven dat zal worden bezien of dit op de langere termijn kan worden gerealiseerd. Wat moet in dit verband onder "langere termijn" worden verstaan? Ik sluit overigens niet uit dat het antwoord op deze vraag samenhangt met de vraag, wanneer een aantal van de taken van de IBG overgaat naar de dienst belastingtoeslagen.
Burgers moeten weten waarop zij kunnen rekenen. De hoogte van de toeslagen mag in de ogen van mijn fractie niet afhangen van de jaarlijkse begrotingsonderhandelingen binnen het kabinet. De hoogte ervan moet meerjarig, liefst voor een kabinetsperiode worden bepaald. Om die reden pleiten wij voor vastlegging van de toeslagen in de socialezekerheidswetgeving. Over de hoogte ervan willen wij per kabinetsperiode een advies van de SER, dit analoog aan de wijze waarop reeds jaren ervaring wordt opgedaan met betrekking tot de hoogte van het WML en de daaraan gerelateerde uitkeringen en volksverzekeringen. De invoering van de AWF is een megaoperatie. Het resultaat voor burgers en andere belanghebbenden moet zijn dat vereenvoudiging en transparantie herkenbaar worden en zijn vanaf het begin. De regering gaat uit van een kostenbesparing na deze hele operatie van 15% in de uitvoering, en tevens een besparing op de inzet van personeel. Kan dat worden aangegeven per betrokken departement? Bovendien moet mij van het hart dat deze percentages mijn fractie als behoorlijk conservatief voorkomen. Dat moet toch ten minste naar 25 kunnen? Graag een toezegging dat per 1 januari 2007 beide percentages op 25 liggen. Hoe groot wordt de administratieve lastenverlichting voor burgers geschat?
De invoering van de Awir en de uitvoering van de toeslagen vormen een belangrijke stap naar een rechtvaardiger inkomensbeleid, waarbij niet-gebruik, nu geschat op 30%, kan worden teruggedrongen en burgers niet langer hoeven te verdwalen in bureaucratie en ondoorzichtige regelgeving. Bovendien wordt hiermee een groot bezwaar van veel ouderen weggenomen, die uit schroom niet graag met hun hele financiële hebben en houden naar de sociale dienst of een andere instelling gaan, als gevolg waarvan zij te vaak hun rechten niet consumeren. De Awir is een eerste stap uit deze situatie en dit is een begin. Op den duur moet er vanuit het ene loket meer kunnen worden geserveerd. Het verkrijgen waar je recht op hebt, maakt het gemakkelijker om ook aan je verplichtingen te voldoen via belastingen en premies. Dat is fair en dat zal door iedere burger worden erkend. Bundeling, vereenvoudiging, transparantie en maatwerk naar draagkracht per huishouden, daar draait het voor het CDA om in deze wet. Zowel huishoudens met een minimuminkomen als huishoudens met een middeninkomen worden bij een effectieve en zorgvuldige uitvoering van de Awir gericht en rechtvaardig tegemoet gekomen.
Voorzitter: Verburg
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Het wetsvoorstel inzake harmonisatie van inkomensafhankelijke regelingen is een belangrijk en baanbrekend voorstel voor inkomensondersteuning. Vele ministeries en uitvoeringsinstanties in het land houden zich bezig met subsidies en toeslagen, gebaseerd op draagkracht, inkomen, huishoudsamenstelling, en doen met die regelingen hun best om mensen gericht te ondersteunen. Bij de opbouw van al deze regelingen zijn wij echter het overzicht kwijtgeraakt. Dat geldt voor zowel de burger als de politiek. Het is moeilijk of onmogelijk te zien hoe verschillende regelingen samen uitpakken. Hierdoor ontstonden onbedoelde armoedevallen. Mensen die weer aan het werk gaan, gaan er vaak weinig of niets op vooruit bij aanvaarding van betaalde arbeid. Verder is de marginale belastingdruk voor grote delen van de bevolking hoog. Van elke verdiende euro blijft na belasting en verlies van subsidies soms maar een klein bedrag over. Die effecten zijn vaak niet duidelijk. Doordat regelingen verschillende definities gebruiken, is het vrijwel onmogelijk te zien waar en wanneer inkomenseffecten optreden. Een extra verdiende euro leidt al dit jaar tot een geringere bijdrage in de kinderopvang, maar pas over 18 maanden tot een lagere huursubsidie. Het verzinnen van verschillende door de overheid vastgestelde definities van huishoudens en vooral van partners, is in Nederland een sport gemaakt.
Na de invoering van het nieuwe zorgstelsel, waarbij de zorgtoeslag afhankelijk is van het huishoudinkomen en niet meer van aan welke kant van de ziekenfondsgrens je valt, is dit de tweede belangrijke stap om begrippen te harmoniseren en ongewenste inkomenseffecten in kaart te brengen en aan te pakken. Het wetsvoorstel komt dan ook zeker niet te vroeg. Doordat al onmiddellijk de huursubsidie, de zorgtoeslag, de kinderopvang, de tegemoetkoming in de studiekosten en studiefinanciering onder de werking van de Awir geplaatst worden, worden al meteen duidelijke resultaten bereikt. In mijn inbreng zal ik mij vooral richten op de Awir, aangezien de aansluitingswet zojuist door mijn collega Verburg is behandeld.
De heer Vendrik (GroenLinks):
De heer Omtzigt, sprekend namens de CDA-fractie, problematiseert de marginale druk. Nu is het kabinet zo vriendelijk geweest om, onder andere op ons verzoek, op pagina 98 van de nota naar aanleiding van het verslag nog eens op een rijtje te zetten wat de bijdrage van dit kabinet en zijn voorganger geweest is aan de oplossing van het probleem van die marginale druk. Die cijfers zijn onthutsend. Welk politiek oordeel heeft het CDA hierover?
De heer Omtzigt (CDA):
Het politieke oordeel van het CDA is dat het een zeer positief wetsvoorstel is. Mijn collega Verburg heeft duidelijk aangeven dat vooral de verlaging van de marginale druk in de huursubsidie met 16% een duidelijke bijdrage levert. Mevrouw Noorman heeft dat nog niet meegenomen in haar berekeningen, want zij heeft zich gebaseerd op de oude Huursubsidiewet. Deze wet levert een duidelijke bijdrage aan de afloop hiervan.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Laat ik een simpel voorbeeld noemen. Uit de berekening van het kabinet op pagina 98 van de nota naar aanleiding van het verslag blijkt dat in 2002 de marginale druk voor een alleenverdiener met kinderen en een modaal inkomen 81 is. Van een inkomensvooruitgang wordt dan dus 81% of wegbelast of verdwijnt omdat minder beroep kan worden gedaan op een bepaalde regeling. In 2005 is het cijfer 139! Met andere woorden: van een inkomensvooruitgang wordt 140% wegbelast of het verdwijnt als gevolg van minder beroep op een regeling. Het gaat dus van 81 naar bijna 140. Dan kan een kritische opmerking van de CDA-fractie over het probleem van marginale druk, kennelijk vooral bij de middeninkomens zoals mevrouw Verburg heeft benadrukt, niet zonder politieke consequenties blijven.
De heer Omtzigt (CDA):
De vraag is helder. Die hoge vallen in deze tabel doen zich voor bij het overschrijden van de ziekenfondsgrens bij het modale inkomen. Deze regering heeft het aangedurfd om de Zorgwet in te dienen. Die is niet ondersteund door de fractie van GroenLinks. In 2006 valt de marginale lastendruk door de overgang van een gezin met kinderen van het ziekenfonds naar een particuliere verzekering weg. Daardoor wordt dat percentage fors verlaagd. Ik ben het met de heer Vendrik eens dat daarbij ook het niveau 2006 gehanteerd had moeten worden. Daar ben ik bijzonder benieuwd naar. Hierbij vraag ik de regering om dat mee te nemen. Doordat deze wet de inkomensbegrippen en het partnerbegrip harmoniseert, worden deze dingen in kaart gebracht. Het is de tweede grote slag na de Zorgverzekeringswet om de problemen die er nog zijn eruit te halen. Dat is weldegelijk de bedoeling van de CDA-fractie.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Voorzitter. Nog een laatste opmerking...
De voorzitter:
Nee, mijnheer Vendrik, u hebt hier net ook uitvoerig over gepraat. U kunt uw eigen termijn ervoor benutten. Ik zie dat mevrouw Noorman een vraag wil stellen.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Voorzitter. De heer Omtzigt zegt dat mijn voorbeelden niet kloppen omdat daarin de laatste aanpassing van 20 mln niet is meegenomen. Dan wil ik hem het volgende zeggen. Er zijn 1 miljoen huishoudens die huursubsidie krijgen. In totaal gaat er 1 mld aan huursubsidie om. Wat is het effect van 20 mln op mijn berekeningssystematiek, terwijl die 20 mln zich alleen maar richt op een bepaalde sector van de inkomens? Dat werkt zo niet. De heer Omtzigt kan het effect van de voorstellen van het kabinet niet wegwuiven met die laatste aanpassing, die een aanpassing in de marge is. In de voorstellen van het kabinet wordt voor het peiljaar uitgegaan van het lopend inkomen, waardoor de marginale druk zeer groot wordt. Dat moet de heer Omtzigt toch erkennen?
De heer Omtzigt (CDA):
Ik begrijp het eerste gedeelte van uw vraag als u het hebt over de nota van wijziging, maar ik heb het over het gehele wetsvoorstel.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
U refereerde aan mijn berekening. U zei dat die niks waard is. Dan zeg ik: kom nou, 20 mln op 1 mld. Schiet op!
Voorzitter: Weisglas
De heer Omtzigt (CDA):
Mevrouw Noorman, ik heb de woorden "het is niks waard" niet gebruikt. Ik stel het zeer op prijs dat u met berekeningen komt. U gebruikt voor uw berekeningen echter de oude berekeningssystematiek, met een marginale druk van 40. In het nieuwe wetsvoorstel loopt die druk terug naar 25 of 26. Een verlaging van de druk met 15% moet u toch bijzonder aanspreken? U houdt niet meer, zoals vroeger toen de PvdA in de regering zat, maar 17 cent over. U houdt nu 32 cent over. Dus wij maken het stukken beter. Wij lossen met deze wet precies het probleem op dat u schetst. Afgezien daarvan maakt u ook nog een berekeningsfout in de AWBZ die omlaag gaat bij de nieuwe Ziekenfondswet door de ziekenfondspremie die afgeschaft wordt en de werkgeversbijdrage die verlaagd wordt, waardoor er minder bijtelling op het inkomen is. U telt de lasten van het ziekenfonds op bij het nieuwe zorgstelsel. Wij hebben maar een stelsel. Die cijfers kloppen dus niet en uw berekeningsfouten gaan allemaal dezelfde kant op. In het wetsvoorstel wordt precies geregeld wat u wilt, namelijk een lagere marginale lastendruk. U wilt dit echter niet zien.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Ik nodig u uit om een herberekening te maken van de uitgangspositie die ik heb voorgelegd. De aspecten die u naar voren brengt, hebben geen invloed op het inkomen. Het effect blijft dat van het meerinkomen maar 16 tot 18% overblijft. De componenten die u erbij wilt betrekken, leiden namelijk tot precies hetzelfde resultaat. Ik zie graag morgenochtend 09.00 uur deze berekeningen van u tegemoet. Dan kunnen wij daarover verder spreken.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik heb haarscherp uitgelegd welke berekeningsfouten u maakt. U werkt in uw berekeningen met ziekenfondspremies, want u gebruikt Microtax 2005, terwijl u Microtax 2006 had moeten gebruiken! Ik zie werkelijk niet in waarom ik het nog een keer moet uitleggen. De huursubsidieregeling wordt in de memorie van toelichting helder uiteengezet. Er staat dat de marginale lastendruk daalt. In het wetsvoorstel staat dat de Wetos pas na 1,5 jaar lager is, waardoor de 13de maand niet vervalt. In uw voorstel volgt de student toevallig 1,5 jaar later niet meer het mbo. U hebt het zo in elkaar geknutseld dat het maar in één jaar voorkomt. Omdat het pas over 1,5 jaar vervalt, houdt hij van die 13de maand geen 18 cent, maar ongeveer 40 cent over. U had dat kunnen verwerken in uw berekeningen.
Voorzitter. Ik kom op de keuze voor het peiljaar. In de Awir wordt een duidelijke keuze gemaakt voor het actuele inkomen als het toetsinkomen. Dit is een goede keuze, omdat het huidige inkomen een veel betere maat is van de draagkracht dan het inkomen van een jaar of twee terug. De keuze is dus helder en juist, maar brengt wel enige uitdagingen met zich. Mensen met een sterk fluctuerend inkomen zullen dus bijna maandelijks de wijzigingen moeten doorgeven. De toeslagen zullen daarop aangepast moeten worden. Welke regels zijn van toepassing voor het verplicht doorgeven van inkomensfluctuaties? Wij zijn overigens van mening dat het constant moeten doorgeven van wisselingen in inkomensgegevens bijvoorbeeld door zelfstandigen niet noodzakelijk is en een te grote belasting kan vormen. Hoe vaak en bij welke wijzigingen zullen inkomensgegevens door deze groep moeten worden doorgegeven?
Het hergebruik van gegevens. Tegelijk met dit wetsvoorstel wordt ook het wetsvoorstel Walvis van kracht. Eén van de onderdelen is een maandelijkse aangifte van loon- en inkomensgegevens bij de Belastingdienst. Hij zal dus beschikken over bijzonder accurate inkomensgegevens van ten minste werknemers en uitkeringsgerechtigden. Op welke wijze worden deze gegevens gebruikt? Kunnen wij erop rekenen dat de Belastingdienst al in 2006 mensen zelf zal wijzen op een grote discrepantie tussen geschat en feitelijk inkomen? Binnen welke termijn is het voor mensen die alleen een inkomen hebben als werknemer in het geheel niet meer nodig om wijzigingen aan de Belastingdienst door te geven? Zijn deze gegevens ook beschikbaar voor overige inkomensafhankelijke regelingen? Hoe denkt het kabinet bijvoorbeeld over eigen bijdragen in WMO of AWBZ in relatie tot de Awir? Ook daar blijven verschillen bestaan ten aanzien van peiljaar en kalendermaand ten opzichte van vierweekse periodes. Wij zien graag dat een wat grotere slag wordt gemaakt.
Wij zijn verbaasd dat ook na invoering van dit wetsvoorstel ten minste drie verschillende partnerdefinities blijven bestaan, een voor de fiscus, een voor de Awir en een voor de ANW, WWB en AOW, die trouwens onderling nog verschillen. Mensen zijn dus voor de ene wet wel partner en voor de andere niet en in zeer uitzonderlijke situaties kunnen wij ons voorstellen dat iemand een andere partner heeft voor een andere wet. De CDA-fractie ziet dan ook met spanning de notitie tegemoet over verdergaande harmonisatie van het partnerbegrip. Kunnen wij die binnen twee maanden tegemoet zien, in ieder geval ruim voor de evaluatie van de inkomstenbelasting 2001? Verdergaande harmonisatie tussen de partnerbegrippen in de fiscaliteit en de Awir moet toch mogelijk zijn. De CDA-fractie denkt vooral aan harmonisatie met de redelijk duidelijke en objectie criteria die nu in de Awir worden voorgesteld. Achten de ministers en de staatssecretaris deze drie definities wenselijk en delen zij de mening van de CDA-fractie?
Het algemeen kader van het wetsvoorstel is duidelijk, maar in een aantal omstandigheden zou onverkorte toepassing van de hoofdregel in de AWIR tot ongewenste situaties kunnen leiden. In twee van die situaties is in het wetsvoorstel voorzien: scheiding uit een partnerschap gedurende het jaar en overlijden. In deze situaties vindt herleiding van het jaarinkomen naar het maandinkomen plaats. Waarom heeft de minister voor andere situaties geen uitzondering gemaakt of de mogelijkheid in de wet opgenomen om zo'n uitzondering te maken?
Wij horen graag de reactie van de bewindslieden op de volgende drie voorbeelden. Het eerste betreft emigratie en immigratie. In de nota naar aanleiding van het verslag staat dat de toeslagen gebaseerd zullen zijn op het inkomen in Nederland en in het buitenland. Soms zal dat moeilijk vast te stellen zijn. Bij emigratie kan het pas jaren later gebeuren. Een voor betrokkenen wat makkelijker en rechtvaardiger oplossing lijkt gewenst. Neem het voorbeeld van iemand die op 1 juli uit Senegal naar Nederland komt. Is er dan een uitwisseling met de belastingdienst van Senegal om aan te geven wat hij/zij tot 1 juli in Senegal verdiend heeft?
Het tweede voorbeeld is de vermogenstoets bij een pleegkind. Stel dat een pleegkind een vermogen heeft. Het pleegkind is wees, heeft een vermogen en komt daardoor niet in aanmerking voor huursubsidie. Verliezen de pleegouders hun recht op huursubsidie op het moment dat zij dit pleegkind krijgen?
Het derde voorbeeld betreft het aangaan van een partnerschap tijdens het jaar, gepaard met een forse verandering in het inkomen van een van beide partners. Ik denk aan de situatie waarin twee mensen gaan samenwonen en een van deze twee personen (tijdelijk) stopt met werken. Dat kan tot een rare situatie leiden. Vinden de staatssecretaris en ministers deze uitzonderingen gewenst? Voorziet het wetsvoorstel in de mogelijkheid om uitzonderingen te maken?
Een belangrijk punt voor de CDA-fractie is dat als er uitzonderingen gemaakt worden, deze bij voorkeur in de Awir geregeld moeten worden en niet in de materiewetten. Het idee van de Awir is een kaderwet. Het biedt een kader dat in alle materiewetten doorwerkt. Wij denken bijvoorbeeld aan een aantal vrijstellingen dat wordt gegeven voor uitkeringen en oorlogsslachtoffers die straks wellicht in alle wetten verschillend zouden kunnen zijn. Daarom heeft de CDA-fractie een amendement ingediend dat een hardheidsclausule in de Awir introduceert voor individuele gevallen of groepen. Hiermee kunnen uitzonderingen gemaakt worden voor de inkomens- en vermogenstoets. Dit betekent overigens niet dat specifieke hardheidsclausules die van toepassing kunnen zijn op specifieke eisen in de materiewetten kunnen komen te vervallen.
In het wetsvoorstel wordt uitgegaan dat bij scheiding of het anderszins eindigen van een partnerschap – het kan ook overlijden zijn – afgeweken mag worden van de hoofdregel als het inkomen 20% lager is. Dit percentage is ontleend aan de Huursubsidiewet. De Awir is van toepassing op alle inkomensafhankelijke regelingen, niet alleen de huursubsidie. Je raakt dus niet alleen de huursubsidie kwijt, maar misschien ook een deel van de zorgtoeslag. Is het kabinet het met ons eens dat bijvoorbeeld 10% een beter percentage zou zijn, zodat er een wat rechtvaardiger stelsel ontstaat? Natuurlijk dient er een drempel te zijn, maar die drempel zou wat lager moeten zijn.
In het voorstel is er voor de Awir een aparte rechtsgang naast de fiscale rechtsgang. Hoe zal het in de praktijk gaan als er onenigheid is over algemene definities als partner of hoogte van het inkomen? Waarom is er niet één rechtsgang, aangezien het gevolgen heeft voor de belastingaanslag én de hoogte van de toeslagen? Waarom wordt niet de fiscale rechtsgang gevolgd bij geschillen over de hoogte van toetsing van inkomen? Wij verwachten een duidelijk antwoord. Wij houden een amendement achter de hand om de rechtsgang te harmoniseren.
Een kleine groep mensen zou ervoor kunnen kiezen, pas een tegemoetkoming aan te vragen na afloop van het kalenderjaar, bijvoorbeeld omdat zij menen slechts recht te hebben op een beperkte zorgtoeslag of omdat hun inkomen behoorlijk fluctueert. Zal in ieder geval voor de zorgtoeslag en de mogelijke huurtoeslag de belastingaangifte zelf niet kunnen dienen als aanvraag voor de toeslagen, bijvoorbeeld door een formulier erbij, of een hokje op het aangifteformulier? Op dat moment kan immers voor die groepen duidelijk worden of zij recht hebben op toeslagen. Als wij in deze systematiek denken, hoe denkt de regering dan om te gaan met mensen die geen belastingaangifte hoeven te doen? Hoe zullen die mensen gewezen worden en blijven op de mogelijkheden om deze toeslagen aan te vragen?
Ik heb nog een vraag over het draagkrachtbeginsel. Wij delen de kritiek van de Raad van State dat er geen definitie van "draagkracht" is opgenomen in het wetsvoorstel. Wij horen graag van de regering waarom zij hierin niet heeft voorzien en of zij de mening deelt dat draagkracht gebaseerd moet zijn op de huishoudsamenstelling, de hoogte van het inkomen en de normkosten die bij de huishoudsamenstelling horen, dus de zorgkosten, de huur en de kinderkosten.
Bij een omvangrijke operatie die meer dan 6 miljoen huishoudens betreft, hoort natuurlijk adequate voorlichting. Hoe simpeler de regelgeving, hoe eenvoudiger de voorlichting kan zijn. Een slag naar het geharmoniseerd toeslagenstelsel is al gemaakt, nu moet er nog een slag gemaakt worden naar duidelijke en eenduidige voorlichting die vooral mensen met een laag inkomen goed bereikt. Zijn de eerste conceptfolders al klaar, en zijn de vooringevulde formulieren zo helder dat je ze binnen vijf minuten kunt invullen? Extra telefoonnummers zijn goed, maar kunnen burgers ook fysiek ergens terecht voor hulp? Worden bijvoorbeeld vrijwilligers van maatschappelijke organisaties ondersteund om mensen te helpen de formulieren op de juiste manier in te vullen, zoals de belastingdienst op dit moment doet? Zit er, ondanks enige parlementaire vertraging, genoeg tijd in het schema om ook daarvoor zorg te dragen? Kan de staatssecretaris van Financiën een tijdschema aangeven met de cruciale stappen in dit proces? Wanneer is welke informatie klaar en wanneer werken welke systemen?
Vooral voor de huursubsidie zal het een en ander moeten worden uitgelegd. Wanneer deze wet wordt aangenomen, dient onmiddellijk begonnen te worden met duidelijke voorlichting. Zullen de huursubsidie-informatiepunten meewerken en alle informatie aan hun klanten kunnen geven? Kunnen zij dan ook de informatie over de zorgtoeslag leveren, die immers met hetzelfde formulier wordt aangevraagd? Welke proeven worden er nog tot november genomen om te kijken of alle systemen ook echt doen wat ze behoren te doen? Kan de minister garanderen dat wij niet de software van de Duitse regering gebruiken, waarmee alle rekeningnummers die een cijfer minder hadden dan het standaardaantal cijfers, niet herkend werden? Dan zouden alle Postbank-rekeninghouders in één keer gedupeerd worden. Op 1 januari van dit jaar, bij 1 miljoen huishoudens in Duitsland.
Zonder gekheid dus: dit is een giga-, massieve, mega-, Google-operatie – wij hebben ze allemaal gehoord vandaag – waarin de belangen van de meest kwetsbare groepen in Nederland het grootst zijn. Dit mág dus niet mis gaan. Graag ziet de CDA-fractie al in september hoe het in december gaat werken. Een totale ketentest, met veel fouten in de aanvraagformulieren en onvolledig ingevulde formulieren, maar ook een test door derden die hun best doen het systeem te laten bezwijken onder zwakheden en fouten.
Verder hoopt de CDA-fractie toch echt op een bereik van meer dan 90% voor de toeslagen. Wij hebben daartoe ook voorstellen gedaan, zoals de koppeling van gegevensbestanden en het voorstel om de belastingaangifte op de een of andere manier te laten tellen als aanvraag. Aangezien alle gegevens bekend zijn bij de belastingdienst, dient het gewoon mogelijk te zijn om die gegevens te gebruiken en burgers zo de inkomensondersteuning te geven waar ze recht op hebben.
Deze uitdagingen bij de invoering zijn duidelijk, maar het kabinet heeft moed getoond door al deze regelingen te willen harmoniseren. Alleen op deze manier kan men werkelijk ondersteuning bieden aan huishoudens. Het heeft lang een utopie geleken: één loket voor burgers om toeslagen aan te vragen, en het inkomen dat bij de huursubsidie hetzelfde is als het inkomen bij de zorgtoeslag. Wij verwachten dan ook een verduidelijking voor de burger en een wijdere toepassing voor de wet. Bij die toepassing kunnen ook heel precies de armoedevallen die nog overblijven, in kaart gebracht worden. Zal het kabinet, nadat deze wet door het parlement is aangenomen, beginnen met het in kaart brengen van de vraag waar de armoedevallen zich nog bevinden in het hele inkomensgebouw, en een strategie aangeven hoe die aangepakt zullen worden?
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Voorzitter. Terwijl ik luisterde naar de inbreng van de vorige sprekers, heb ik mij afgevraagd of de Kamer misschien iets te snel heeft vastgesteld dat deze wetsvoorstellen rijp zijn voor plenaire behandeling. Er zijn nog zoveel, ook technische, vragen gesteld dat een tweede schriftelijke ronde of een wetgevingsoverleg misschien een betere werkwijze zou zijn geweest. De Awir is vooral een technische wet, maar de consequenties van de invoering en uitvoering en voor de inkomenseffecten moeten wij natuurlijk wel goed bekijken. Uiteindelijk is het toch vooral een technische exercitie waarmee het kabinet de verschillende inkomensafhankelijke regelingen wil stroomlijnen ten einde de transparantie te vergroten, de bureaucratie te verminderen en de armoedeval te bestrijden. Wij moeten nu bezien of deze doelstellingen op een goede manier worden bereikt en wat eventueel de ongewenste effecten ervan zijn.
Veel van de vragen die mevrouw Noorman heeft gesteld, zijn in essentie ook onze vragen. Ik zal die dan ook heel beknopt aan de orde stellen. Ik zal volstaan met het aanstippen de hoofdlijnen die mijn fractie in dit wetsvoorstel onderkent.
Wij spreken over bestaande regelingen als huursubsidie, kinderopvang, studiefinanciering en tegemoetkoming schoolkosten, maar ook over de nieuwe zorgtoeslag. Het bestrijden van de armoedeval, het stroomlijnen van inkomensafhankelijke regelingen en het uniformeren van begrippen acht mijn fractie wijze voornemens. Ook met het concentreren van de uitvoering bij één organisatie, i.c. de Belastingdienst, zijn wij het eens, maar dit zal nog wel het nodige kunst- en vliegwerk vragen. Wij zijn er nog niet van overtuigd dat het bij de Belastingdienst nog makkelijker, laat staan ook leuker zal worden.
In het kader van de stroomlijning heeft het kabinet ervoor gekozen om voor de diverse regelingen onder de Awir als toetsingsinkomen, het inkomen in het berekeningsjaar als uitgangspunt te nemen. Op het eerste gezicht lijkt dit vanwege de actualiteit van dit inkomensbegrip een verstandige keuze, maar zolang de Belastingdienst niet in staat is te werken met de werkelijke inkomens per maand, blijft het natuurlijk behelpen met een geschat inkomen. Pas na het berekeningsjaar zal blijken of het geschatte inkomen overeenkwam met de werkelijkheid. Kortom, er zullen na afloop van het bewuste jaar nog veel verrekeningen moeten plaatsvinden voordat alles gladgestreken is. Dit zal met name gelden voor kleine zelfstandigen en ook voor bijvoorbeeld agrariërs, die vooraf onmogelijk kunnen inschatten hoe hun inkomen eruit zal zien.
Het aansluiten op de actuele draagkracht stelt sowieso meer eisen aan de aanvrager in vergelijking met de huidige situatie, omdat schatten eenvoudigweg lastiger is dan het opzoeken van een vaststaand inkomen over een reeds verstreken jaar. In feite krijgt de burger een voorschot waarna hij na afloop nog een deel zal moeten terugbetalen of nog een nabetaling zal ontvangen. Vooral voor de lagere inkomens hebben navorderingen vervelende consequenties. Ik hoor graag de reactie van de staatssecretaris op deze vervelende complicatie die zal optreden bij een op zichzelf dus begrijpelijke maatregel. Ik ga ervan uit dat dit in ieder geval een belangrijk punt van aandacht zal zijn in de evaluatie.
Het grote voordeel van het in de huidige Huursubsidiewet gehanteerde peiljaar is dat het aantal navorderingen zeer gering is. Daarbij moet dan wel worden aangetekend dat in de Huursubsidiewet een vangnetregeling nodig was om uitzonderlijke gevallen het hoofd te bieden. Het kabinet stelt dat in de Awir een dergelijke regeling niet nodig is, omdat wordt uitgegaan van actualiteit. Dit zie ik op zichzelf wel in, maar ik heb er toch nog twijfels over. Het moet in de Awir weliswaar mogelijk zijn om de tegemoetkoming tijdens het berekeningsjaar te laten aanpassen bij wijziging van het geschatte toetsingsinkomen, maar hoe snel en hoe gemakkelijk kan een burger een dergelijke wijziging in de tegemoetkoming bewerkstelligen in vergelijking met de huidige regeling voor het vangnet in de Huursubsidiewet?
Die twijfel heb ik ook over het voornemen van het kabinet om geen hardheidsclausule in te voeren. Ik sluit mij aan bij de vragen die mevrouw Noorman hierover heeft gesteld. Het kabinet toont hiermee wel dat het vertrouwen heeft in het eigen wetsvoorstel en in de uitvoeringsinstantie. Toch vraag ik de staatssecretaris om nog eens nader toe te lichten waarom er geen hardheidsclausule nodig is om eventuele onbillijkheden het hoofd te bieden. Is ondanks de wens tot harmoniseren in de WSF 2000 en de WTOS een hardheidsclausule toch niet op zijn plaats, of worden eventuele onbillijkheden naar de mening van het kabinet inderdaad voldoende het hoofd geboden? Ik zou op dit punt een geruststellende beschouwing op prijs stellen. Het huursubsidieonderdeel van de Awir lijkt klantonvriendelijker te worden. Zie ik dat juist? Het wordt volgens mij klantonvriendelijker, omdat de huursubsidies niet langer automatisch gecontinueerd worden. Waarom wordt het automatisch continueren niet langer gecontinueerd? Het voornemen van de minister lijkt mij klantonvriendelijk en zal de administratieve rompslomp alleen maar vergroten. Als dat zo is, is dat in strijd met andere voornemens van het kabinet.
Het is begrijpelijk dat het kabinet als uitgangspunt budgetneutraliteit in de programmakosten hanteert. Het is goed dat de gelden die vrijkomen door de afschaffing van de correctie op het verzamelinkomen, worden aangewend om negatieve inkomenseffecten te voorkomen. Daarmee is echter niet elk negatief inkomenseffect te ondervangen. Ondanks de evenwichtigheid die de regering in de uitwerking pretendeert, zijn de gemaakte keuzes natuurlijk wel arbitrair.
Ter illustratie: bij de WTOS en de WSF 2000 wordt niet overgegaan tot compensatie, maar slechts tot een afbouw van de correctie op het verzamelinkomen over een periode van drie jaar. Dat laatste is een begrijpelijke en sympathieke keuze, maar deze keuze is wel ingegeven door budgettaire motieven. Dat geeft men ook duidelijk aan. Het is dus een arbitraire keuze. Het negatieve inkomenseffect dat daarbij optreedt, zal vooral gevoeld worden door gezinnen. Wij spreken natuurlijk heel vaak over de effecten van lesgeld, schoolkosten en dergelijke op gezinnen. Het mag dan misschien een gering effect hebben, het slaat wel weer daar neer. Dat zit mij dwars en daarom hoor ik graag een nadere motivering die verder gaat dan het budgettaire motief. Dat motief is mij namelijk te mager.
Het is op z'n minst op zijn plaats om huishouden hiervan tijdig in kennis te stellen. Ik vraag de regering daarom ten slotte wanneer en op welke wijze dat gaat gebeuren.
Mevrouw Gerkens (SP):
Voorzitter. Het doel van dit wetsvoorstel is stroomlijning van de inkomensafhankelijke regelingen om daarmee duidelijkheid voor de burger te krijgen. Mijn fractie is het met dat doel van harte eens. Inkomensafhankelijke regelingen zijn voor veel mensen niets meer of minder dan een duister woud waarin zij gemakkelijk kunnen verdwalen. Bij wie moet je zijn? Wat voor papieren moet je inleveren? Kom ik wel in aanmerking? Veel mensen haken hierdoor af en dat is een slechte zaak. Bij de huursubsidie is het aantal mensen dat wel recht heeft, maar uiteindelijk afhaakt, zelfs 15 tot 27%. Met andere woorden: mogelijk haakt een op de vier mensen die recht hebben op huursubsidie, af!
Het hebben van één loket en een vaste systematiek kan hierin verandering brengen. Of dit wetsvoorstel deze situatie inderdaad verbetert, is voor de SP-fractie dan ook zeer belangrijk. Ik stel de staatssecretaris daarom voor om een nulmeting te verrichten, zodat wij over een paar jaar kunnen toetsten of het is verbeterd. Is het onderzoek van het SCP hiervoor geschikt of is hiervoor een apart onderzoek nodig?
Een ander doel van het wetsvoorstel is het verminderen van de uitvoeringskosten. Dat is ook een doel waar mijn partij van harte achter staat. Maar halen wij dit doel ook? Uit de nota naar aanleiding van het verslag blijkt in ieder geval dat de kosten tot 2010 hoger zijn en niet lager. Is dit waar? Kan de staatssecretaris verder aangeven welke structurele besparing met dit wetsvoorstel zal worden bereikt en op welk moment die besparing zal worden gerealiseerd?
De zorgtoeslag maakt het wetsvoorstel eigenlijk per definitie inefficiënt. Twee derde van de Nederlanders moet straks voor een zorgtoeslag naar de Belastingdienst terwijl een inkomensafhankelijke premie hun die bureaucratie had kunnen besparen. Dat ligt niet aan dit wetsvoorstel, maar geen toeslag is natuurlijk beter dan een toeslag of heel veel toeslagen.
De verkleining van de armoedeval is een ander doel. Ook dit doel steunt mijn fractie. De snelle afbouw van de huursubsidie is daarbij een bekend probleem. De staatssecretaris presenteert mooie cijfers in de nota naar aanleiding van het verslag. Het lijkt bijna te mooi om waar te zijn. De armoedeval wordt minder, omdat er minder snel wordt afgebouwd, maar het wetsvoorstel is tegelijkertijd wel macro-economisch budgettair neutraal. Dat lijkt mij wat al te rooskleurig. Wie betaalt hier de rekening?
Dat punt blijft voor de SP-fractie, ook na de beantwoording van een groot aantal vragen, erg onduidelijk. Het wordt niet duidelijk waar eventueel klappen zullen vallen, terwijl wel wordt gewezen op allerlei groepen die voordeel hebben van de nieuwe opzet. Daarom vraag ik de staatssecretaris duidelijk uiteen te zetten of en zo ja, welke mensen substantieel nadeel ondervinden van deze wet. Wat zijn bijvoorbeeld de effecten voor mensen met een uitkering wegens letselschade? Worden zelfstandigen niet onevenredig getroffen door het afschaffen van de standaardcorrectie op het verzamelinkomen? Kan er ook een duidelijk budgettair overzicht worden gegeven van de diverse verschuivingen? Hoeveel wordt bijvoorbeeld bespaard met het vervallen van de vangnetregeling in de huursubsidie?
Voor de 1,3 miljoen mensen die huursubsidie krijgen, gaat er een hoop veranderen. Zij moeten voortaan naar een ander loket en krijgen te maken met andere regels. Een troost is misschien dat zij daar ook de zorgtoeslag moeten aanvragen en dus twee vliegen in één klap kunnen vangen. Het is echter van groot belang dat dit goed gaat. De staatssecretaris stelt in een nota dat hij in overleg treedt met de VNG over het behoud van de Huursubsidie-informatiepunten (HIP's). Kan hij hierover al iets meer meedelen? Mijn fractie vindt het in ieder geval onacceptabel als deze informatiepunten zouden verdwijnen.
Een groot voordeel van de nieuwe regeling is dat ook achteraf huursubsidie kan worden aangevraagd. Nu is het immers zo dat je huursubsidie acht weken van tevoren moet aanvragen. Wat de SP-fractie betreft kan beter worden aangesloten bij de driejaarstermijn waarbinnen de inspecteur een belastingaanslag kan opleggen in plaats van de termijn van 1 april van het volgende jaar in het wetsvoorstel om het niet-gebruik van huursubsidie te verminderen. Het verweer van de staatssecretaris dat dit niet verenigbaar is met het karakter van een inkomensafhankelijke regeling vind ik niet erg overtuigend. In feite zegt de staatssecretaris het volgende. De inkomensafhankelijke bijdrage bestaat omdat zonder die bijdrage niet betaald zal kunnen worden; achteraf een bijdrage betalen is dus niet nodig. Dat geldt dan echter ook voor aanvragen tussen 1 januari en 1 april van het volgende jaar, die het wetsvoorstel wél mogelijk maakt. Ik ben het er dan ook niet mee eens. Mensen kunnen jarenlang schuldproblemen hebben en het alsnog achteraf uitbetaald krijgen van huursubsidie kan daarvoor een oplossing bieden. Mijn collega Kant heeft hierover een amendement ingediend, dat hopelijk op steun kan rekenen.
Een ander nadeel is dat sommige mensen drie keer per jaar wijzigingen zullen moeten doorgeven over hun huursubsidie. De eerste keer is aan het begin van het jaar over hun feitelijke inkomen in het afgelopen jaar om vast te stellen of zij terecht een voorschot op huursubsidie hebben gehad. De tweede keer is voor 1 juli als hun huur wordt verhoogd en als zij bijvoorbeeld een particuliere verhuurder hebben die de gegevens niet automatisch doorgeeft aan de Belastingdienst of aan de Dienst toeslagen. De derde keer is aan het einde van het jaar om hun voorschot voor het volgende jaar aan te vragen. Ik vraag de staatssecretaris te proberen om deze onnodige bureaucratische werkwijze snel te verbeteren. Dit kan bijvoorbeeld door snel een automatische continuering in te voeren voor de huursubsidie en de jaarlijkse huurverhoging te verplaatsen naar 1 januari, zonder dit te laten uitdraaien op een extra huurverhoging.
De heer Weekers (VVD):
Voorzitter. De VVD-fractie heeft met belangstelling kennis genomen van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de bijbehorende aanpassingswet. Het ligt in de rede om het wetsvoorstel positief te benaderen gezien het feit dat onderhavig wetsvoorstel een stroomlijning betekent van inkomensafhankelijke regelingen, de transparantie voor de burger verbetert en vermindering van uitvoeringskosten met zich meebrengt door een efficiencyslag te maken. Dat betekent dat er minder ambtenaren nodig zijn. Voorts komt eréén loket voor de burger en dus minder bureaucratie. Last but not least beoogt het wetsvoorstel een meer effectieve aanpak van de armoedeval. Wij hebben deze hele operatie dan ook afgesproken in het Hoofdlijnenakkoord. De beoogde effecten moeten echter wel worden gerealiseerd. Ik wil de regering vastpinnen op concrete en meetbare resultaten zodat wij de burger niet alleen nu, maar ook straks bij de verkiezingen exact kunnen uitleggen wat hij concreet met deze operatie opschiet. Er kunnen verschillende vragen worden gesteld. Wat wordt er op bureaucratie bespaard? In welke mate wordt de klantvriendelijkheid verbeterd? Krijgt iedereen de centen waarop hij recht heeft en gebeurt dat op tijd? Is het aantrekkelijk en wordt het aantrekkelijker om vanuit een uitkering aan het werk te gaan? Ik vraag de regering om in een periodieke evaluatie op deze punten verantwoording af te leggen.
De effecten van dit wetsvoorstel op de armoedeval baren de VVD-fractie zorgen. De vraag is of mensen met een uitkering worden geprikkeld om te gaan werken. Gaan zij erop vooruit als de handen uit de mouwen worden gestoken of niet? Mijn fractie is zeer terughoudend over inkomensafhankelijke regelingen omdat deze in principe de armoedeval in de hand werken. Beaamt de regering dat? Kan de regering aangeven wat de effecten zijn van dit wetsvoorstel op de aanpak van de armoedeval? Dit is nog onvoldoende duidelijk. Ik word niet vrolijk als ik de cijfers over de armoedeval op pagina 98 van de nota naar aanleiding van het verslag tot mij laat doordringen. Daaruit blijkt dat alleenverdieners met kinderen en alleenstaande ouders er sinds 2002 niet op vooruitgaan als zij werk aanvaarden. Zo interpreteer ik die cijfers tenminste. Zij hebben zelfs te maken met een inkomensachteruitgang als zij gaan werken. Dat is niet te verteren. Zo worden mensen gevangen gezet in een uitkering.
Ook de herintredersval baart zorgen. Het is daarnaast niet te verteren dat de modale alleenstaande ouder of alleenverdiener met kinderen een marginale druk heeft van 122 respectievelijk 139%. Dat betekent in gewoon Nederlands dat men op elke euro extra er nog eens 22 respectievelijk 39 cent moet toeleggen. Wanneer en op welke wijze wordt dit soort rariteiten, in wezen perverse prikkels in ons systeem, opgelost? De algemene vraag aan de regering is of dit wetsvoorstel een verbetering is waar het gaat om de armoedeval of juist een verslechtering, zoals mevrouw Noorman stelde. Daarnaast is de vraag wanneer en hoe de armoedeval nu eens echt wordt opgelost, zeker voor de specifieke groepen die ik net noemde.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Het is een schitterend betoog. De kwestie is natuurlijk wel dat wij nog in het ongewisse zijn over de effecten van dit wetsvoorstel. Er is nog geen duidelijkheid over de cijfers voor 2006 voor wat betreft de armoedeval, de werkloosheidsval en de marginale druk. Wij hebben wel een beeld van wat dit kabinet en het vorige op dit punt hebben gepresteerd. Dat is buitengewoon belabberd. Begrijp ik goed dat de heer Weekers zegt dat dit onaanvaardbaar is en dat wij hier niet mee doorgaan?
De heer Weekers (VVD):
De VVD-fractie wil niet dat de armoedeval wordt versterkt. Ik heb zojuist al gezegd dat ik van de regering wil weten wanneer die wordt opgelost. Uit de nota naar aanleiding van het verslag blijkt welke groepen tegen de grootste problemen aanlopen. Daarom heb ik die vraag aan de regering voorgelegd. Dat betekent niet dat wij zeggen dat het voorstel als zodanig onaanvaardbaar is. Ik ben mijn betoog begonnen met een heel aantal goede elementen ervan. Ik verwacht wel van de regering een oplossing voor de zojuist door mij geschetste problemen.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik wil nog een tweede vraag stellen. Dat is ook de laatste, als het aan mij ligt. Tenzij er een verkeerd antwoord komt. Gezien realisatiecijfers van de armoedeval vanaf het einde van Paars II tot vandaag moet de conclusie toch zijn dat dit kabinet en het vorige buitengewoon beroerd hebben gepresteerd? Het is dan toch een beetje de vraag waar de heer Weekers de afgelopen jaren was.
De heer Weekers (VVD):
Ik vind de cijfers op pagina 98 van de nota naar aanleiding van het verslag inderdaad beroerd. Het blijkt dat bepaalde groepen erop vooruit zijn gegaan waar het gaat om de armoedeval – ik heb de cijfers nu niet bij de hand – dus het kabinet heeft niet op alle punten slecht gepresteerd. Voor de twee groepen die ik net noemde heeft het kabinet inderdaad geen verbetering teweeggebracht. Ik vraag het kabinet om met maatregelen te komen om alsnog verbetering te realiseren binnen deze kabinetsperiode.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Geen verbetering... Er is zelfs sprake van een aanzienlijke verslechtering!
De heer Weekers (VVD):
Ik heb de cijfers nu niet bij de hand, maar de heer Vendrik kan ook zien dat bepaalde groepen erop vooruitgaan. Zo is het ten aanzien van één van die twee percentages tussen 2002 en nu in elk geval verbeterd. Echter, er zit ook een groep bij waar het aanzienlijk is verslechterd en dat is niet te pruimen, zo geef ik de heer Vendrik toe.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Mag ik het dan zo begrijpen dat wanneer wij in het vervolg de VVD-fractie erop aanspreken om met bijvoorbeeld fiscale voorstellen de armoedeval echt aan te pakken, te beginnen met de werkloosheidsval, de VVD-fractie daar wél steun aan geeft? Dit debat heb ik namelijk al vele keren gevoerd met de VVD-fractie en het bekomt mij wat zuur.
De heer Weekers (VVD):
Het is vervelend en ik ben het met de heer Vendrik in zijn algemeenheid eens dat de armoedeval moet worden aangepakt. Echter, de algemene richting die de fractie van GroenLinks meestal uit gaat, vinden wij over het algemeen slecht voor de werking van de economie in zijn totaliteit. Dat heeft namelijk een averechts effect. Uiteraard zullen wij ook alle voorstellen van de fractie van GroenLinks goed beoordelen. Ik hoop ook dat de fractie van GroenLinks de voorstellen van de VVD-fractie steunt, daar waar wij de problematiek van de armoedeval aanpakken. Je moet voorts niet uitsluiten om de hoogte van bepaalde subsidiebedragen ter discussie te stellen; daar zijn wij altijd heel helder in. Je moet de zaak evenwichtig bekijken, zowel wat betreft de hoogte van de subsidiebedragen, alsook wat betreft andere maatregelen, bijvoorbeeld in de fiscale sfeer.
Voorzitter. Ik kijk vervolgens naar de inkomenseffecten. Naar nu blijkt zijn de inkomenseffecten vanwege de aanpassing van de huursubsidie voor 65-min-huishoudens veel negatiever dan oorspronkelijk in het wetsvoorstel was aangegeven. De regering heeft daarom besloten 20 mln extra uit te trekken om deze inkomenseffecten positief bij te stellen. De gang van zaken bij dit wetgevingsproces vinden wij vreemd. De vraag is hoe dit soort flinke fouten in de memorie van toelichting hebben kunnen kruipen. Was er een andere mogelijkheid geweest dan het bijplussen met 20 mln? Welke andere mogelijkheden heeft de regering overwogen? Heeft de regering nagedacht over het voorstel dat de VVD-fractie heeft gedaan in het verslag om bijvoorbeeld het verzamelinkomen over een langere periode af te bouwen? Is dat aan de orde geweest? Zou dat niet meer soelaas hebben geboden?
De vraag is ook waar de regering de 20 mln euro vandaan gaat halen die noodzakelijk zijn om het inkomensbeleid bij te stellen. Het simpelweg zeggen dat de Kamer hierover in de begroting 2006 wordt geïnformeerd, vinden wij niet voldoende. De regering accepteert dat namelijk ook niet van de Kamer. Of wordt daarin vanaf vandaag meer soepelheid in betracht?
Hoe beoordeelt de regering het inkomensbeeld dat na de ingreep door de regering is ontstaan? Weliswaar gaat iedereen erop vooruit, maar bijvoorbeeld een 65-min-huishouden op minimumniveau gaat er 1 euro op vooruit, terwijl wij bij een 65-min-huishouden dat behoort tot de categorie "niet actief en boven het minimum" praten over een bedrag van 276 euro. Acht de regering dit wenselijk? Wij denken dat dit geen evenwichtig inkomensbeeld toont, zeker niet nu dit niet gepaard gaat met positieve effecten op de problematiek van de armoedeval. Immers, juist inactieven gaan erop vooruit. De VVD-fractie zou graag een betere finetuning zien. Wij vragen de regering dan ook om met enkele varianten te komen. Wellicht kan dit nog op papier gezet worden voordat wij morgen dit debat voortzetten met het mondelinge antwoord van de regering.
Voorzitter: Ten Hoopen
De heer Weekers (VVD):
Voorzitter. De wijziging van de vermogensgrens, waarbij het heffingsvrije vermogen van box 3 als uitgangspunt wordt genomen, zal voor alleenstaanden van 65 jaar of ouder met een laag inkomen tot gevolg hebben dat zij sneller dan nu het geval is, aanspraak kunnen maken op huursubsidie. Voor hoeveel personen van 65 jaar of ouder treden deze positieve effecten op als gevolg van de gewijzigde vermogenstoets? Wat is de hoogte van dit voordeel per persoon? Hoe verhoudt de aanpassing van de vermogenstoets zich tot het inkomensbeeld dat aanvullend door de regering is gepresenteerd? Kan de regering daarnaast ingaan op de inkomenseffecten van dit wetsvoorstel als geheel? Met andere woorden: kunnen de verschillende maatregelen voor bepaalde groepen elkaar overlappen en daardoor een veel positiever of negatiever inkomensbeeld tot gevolg hebben? Andere sprekers hebben hiernaar ook gevraagd.
Elk jaar voeren wij discussies over de koopkracht en over de cumulatie van effecten. Ik zou aan het einde van dit jaar niet graag bang verrast worden en vervolgens tot de conclusie moeten komen dat weer halsoverkop een aantal noodverbanden moet worden gelegd. Als je halsoverkop noodverbanden moet aanleggen, gebeurt dat vaak onderdacht. Het jaar daarop moet je dan weer gaan repareren. Wij hebben daar de afgelopen jaren heel wat voorbeelden van gezien. Ik wil dat graag voorkomen.
Ik verzoek de regering in te gaan op de vraag wat zij zal doen indien de inkomenseffecten voor bepaalde groepen onverhoopt toch veel negatiever uitvallen. Is de regering van plan dan weer extra geld uit te trekken?
De verhouding tussen de Minister van Financiën en de overige departementen verdient aandacht. Het wetsvoorstel vereist interdepartementale samenwerking op het gebied van informatie-uitwisseling. De regering is van plan om de afspraken hierover in convenanten vast te leggen. Ik wil graag wat meer weten over de invulling van die convenanten en over het maatwerk dat erbij geboden wordt. Het simpelweg toesturen van een enkel convenant over kinderopvang is niet voldoende. Mijn fractie wenst dat de Kamer wordt geïnformeerd over de inhoud van de convenanten en dat periodiek wordt gerapporteerd hoe de daadwerkelijke samenwerking verloopt. De regering heeft dit tot nu toe nog niet willen toezeggen. Ik verzoek haar dat tijdens dit debat wel te doen.
Ik vraag daarnaast in algemene zin aandacht voor de positie van de Belastingdienst. Door dit wetsvoorstel wordt het takenpakket van deze dienst weer uitgebreid. Wij hebben al besloten dat de collecterende functie volgend jaar wordt uitgebreid met de premies werknemersverzekeringen. Nu is uitbreiding aan de orde met uitvoerende functies ten aanzien van subsidieverstrekking. Het is de vraag of de polsstok wel lang genoeg is. Wat is de visie van de regering van de Belastingdienst als collecterende instantie en als uitvoerende instantie? Moet hiertussen een waterscheiding blijven of is verdere integratie wenselijk?
Verder zou ik graag van de regering vernemen of naar haar mening de grenzen van het takenpakket van de Belastingdienst zijn bereikt, of dat in de toekomst nog andere zaken naar deze dienst kunnen overgaan. In het verleden heeft mijn fractie al eens voorgesteld om bijvoorbeeld de Algemene Kinderbijslagwet te laten uitvoeren door de Belastingdienst. Kan de regering een verkenning naar die mogelijkheid toezeggen? Heeft dat meerwaarde, ook wat betreft efficiency?
Ik vraag de regering om ook een verkenning toe te zeggen naar de vraag wanneer en op welke wijze onnodig rondpompen van geld kan worden teruggedrongen. Bij de financiële beschouwingen heeft de fractie van de VVD het voorstel gedaan om het schoolgeld voor 17- en 18-jarigen weg te strepen tegen kinderbijslag of kinderkortingen. De staatssecretaris van financiën heeft dat voorstel overgenomen. Ik kan mij voorstellen dat er nog wel wat meer te bedenken valt. Ik vraag de regering om ook een verkenning toe te zeggen naar de vraag of, en zo ja wanneer en op welke wijze, andere subsidies aan burgers en inkomensafhankelijke regelingen onder de Awir kunnen worden gebracht en door de Belastingdienst toeslagen kunnen worden uitgevoerd. De regering kondigt aan dat er straks wel wat meer onder kan worden gebracht. Ik zou graag willen weten wanneer de regering daarover met een verkenning komt.
Mijn fractie wil graag meer duidelijkheid over de personele consequenties die het wetsvoorstel met zich meebrengt. Door het wetsvoorstel worden ambtenaren binnen bepaalde organisatieonderdelen overbodig, bijvoorbeeld bij de huursubsidie-uitvoering. Hoe worden deze ambtenaren opgevangen? Wij weten dat veel ambtenaren van de huursubsidie overgaan naar de Belastingdienst. Kan ook meer duidelijkheid verschaft worden over de relatie met de Informatie beheer groep die de studiefinanciering uitvoert? Ook mevrouw Verburg heeft daarnaar gevraagd.
Ik kom toe aan de fraude, handhaving en bestuurlijke boete. De boetebepaling in de Awir wijkt op een aantal onderdelen inhoudelijk af van die in de Wet kinderopvang. Er bestaat een verschil ten aanzien van de personen aan wie de boete kan worden opgelegd. De Awir voorziet in de mogelijkheid van het opleggen van een boete aan belanghebbenden, diens partner of de medebewoner. De Wet kinderopvang maakt het mogelijk om naast de ouder ook derden zoals de exploitant van het kindercentrum of gastouderbureau of de werkgever van de ouder of diens partner te beboeten. Ik neem aan dat de regering bij het opstellen van de Wet kinderopvang hierover goed heeft nagedacht. Wat mij een beetje bevreemdt is dat, terwijl de inkt van die wet nauwelijks droog is, de regering deze mogelijkheid al schrapt voor toepassing in het kader van de Awir. Dat vind ik op zichzelf een vreemde gang van zaken en ik krijg graag een toelichting. Ik ken de staatssecretaris van Financiën als een praktisch bewindspersoon die graag werk maakt van handhaving en die als streng maar rechtvaardig te boek wil staan. De vraag is dan ook waarom hij zichzelf de mogelijkheid heeft ontzegd om streng en slagvaardig op te treden. Wij hebben een amendement ingediend dat ertoe strekt om de boetepaling ook weer op te nemen in de Awir, maar dan met een wat bredere strekking. Het betreft hier de bepaling terzake van derden die informatie niet verstrekken en die ook is opgenomen in de Wet kinderopvang. Graag krijg ik op dit voorstel een reactie van de staatssecretaris.
Ik geef nog nadrukkelijk aan dat wij hierbij een strikte waterscheiding aanbrengen tussen de Belastingdienst als collecterende instantie en de Belastingdienst voor toeslagen, die in wezen de uitvoerder is van subsidieregelingen. Deze gedachte mag de staatssecretaris dan ook absoluut niet beschouwen als een precedent voor het werken van de Belastingdienst als zodanig. Wij hebben slechts aansluiting gezocht bij het gestelde in de Wet kinderopvang. Het voorstel is in die zin logisch dat als je als wetgever vindt dat bepaalde derden een informatieplicht hebben, je een stok achter de deur moet hebben om ervoor te zorgen dat die plicht wordt nagekomen. Misschien kan de staatssecretaris nog nader duiden welke andere mogelijkheden de Belastingdienst-toeslagen heeft en wat de verschillen zijn tussen de Belastingdienst-toeslagen en de Belastingdienst in zijn collecterende functie.
Voorzitter. Vervolgens wil ik iets zeggen over het punt van fraude en handhaving. De minister van VROM heeft in de brief van 24 november over het rapport Beleving en overtreding van regels van de Huursubsidiewet aangegeven dat er behoorlijk wordt gefraudeerd met huursubsidie. Dat baart de VVD zorgen, zeker voor de toekomst, te meer daar ik in het verslag las dat de Belastingdienst zelf geen fysieke toezichtacties in het kader van bijvoorbeeld partnerschap, samenleving, medebewoning en dergelijk gaat nemen. De regering geeft aan dat de Belastingdienst gebruik maakt van onderzoeken naar de materiële bewoningsituaties die door andere overheidsinstanties zijn uitgevoerd. De fysieke toezichtacties die thans onder verantwoordelijkheid van de minister van VROM worden uitgevoerd hebben in het afgelopen jaar in Amsterdam-Zuidoost en in de Haagse Transvaalbuurt het vermoeden van misbruik van huursubsidie bij een derde van het aantal betrokkenen bevestigd. Als ik de stukken goed begrijp, zouden die acties niet meer na 1 januari 2006 worden uitgevoerd. Wat gebeurt er dan? Neemt de Belastingdienst-toeslagen de praktijk van VROM terzake onverkort over? Die indruk heb ik niet. De Belastingdienst werkt namelijk anders en die is ook niet verantwoordelijk voor de totale som aan uitgekeerde huursubsidie. Minder fysieke handhaving betekent minder kosten voor de Belastingdienst-toeslagen, terwijl de kosten van fraude toch op het bordje van VROM terechtkomen. Ik krijg op dit punt graag een reactie van de minister van VROM en van de staatssecretaris van Financiën. Ik wil weten hoe zij gezamenlijk dit probleem denken aan te pakken. Fraude moet zeer actief worden opgespoord. De VVD-fractie zal niet accepteren dat de fysieke controle minder wordt als gevolg van deze wetswijziging en van wijziging van de uitvoeringspraktijken.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Bent u er ook voorstander van dat er een meer intensieve koppeling tussen bestanden komt? Met die koppeling zou fraude kunnen worden voorkomen en zou niet vaker dan één keer gegevens hoeven te worden verstrekt. Steunt u het voorstel voor deze koppeling?
De heer Weekers (VVD):
Voorzitter. Ik ben het vaak niet eens met de Partij van de Arbeid, maar op dit punt wil ik het idee van mevrouw Noorman van harte ondersteunen.
Ik vraag de regering ook om in het totale kader van de Awir, zeker nu de Belastingdienst er met deze regelgeving zoveel taken bij krijgt, toezicht en handhaving zo optimaal mogelijk te laten uitvoeren om zo misbruik van de bedoelde inkomensafhankelijke regelingen te voorkomen. Als het gaat om de toeslagen, richt de Belastingdienst zich vooral op het zo doelmatig en efficiënt mogelijk werken. Dat apprecieert mijn fractie zeer, maar tegelijkertijd zal het zeker bij subsidieverstrekking ook moeten gaan om de rechtmatigheid. Een zeer actief fraudebeleid is dringend noodzakelijk. De staatssecretaris voor Financiën zal zich de discussie herinneren die wij bij de Wet Walvis hebben gevoerd. Het systeem van risicoselectie dat de Belastingdienst toepast, vinden wij prima, maar wij moeten ook oog hebben voor de fysieke controles. In een aantal gevallen zijn die noodzakelijk om fraude op te sporen. Alleen al gezien de preventieve werking die ervan uitgaat, zal het zichzelf terugbetalen.
De regering geeft aan dat het wetsvoorstel geen administratieve lasten met zich mee zal brengen, maar bij uitvoering van de materiewetten zullen administratieve verplichtingen aan bedrijven kunnen worden opgelegd. Graag krijg ik daar meer duidelijkheid over.
In deze wet wordt bepaald dat het gezinsinkomen de norm is waarnaar wordt gekeken bij de betrokken regelingen. Als algemeen uitgangspunt heeft de VVD-fractie daar moeite mee. De gezinscomponent lijkt een breuk te zijn met de operatie die met name onder paars heeft plaatsgevonden om regelingen juist op meer individuele leest te schoeien. Met name het emancipatoire aspect is daarbij voor ons van belang. Tegelijkertijd hanteren liberalen natuurlijk ook het profijtbeginsel. Bij de huursubsidie speelt het emancipatoire aspect niet en profiteert het hele gezin van het woongenot. Het hanteren van het gezinsinkomen is daar dan ook zeker op zijn plaats. Met zorgverzekeringen ligt dat al een slagje anders, maar wij zijn vorige maand akkoord gegaan met de vormgeving van de zorgtoeslag en de koppeling aan het gezinsinkomen, omdat die keuze voor dit moment, zeker gezien de budgettaire situatie en de inkomenseffecten, het meest evenwichtig is. Voor de toekomst leeft bij ons echter de wens naar meer op individuele leest geschoeide regelingen. Dat zal de regering niet verbazen.
Grote problemen heeft mijn fractie als de klok daadwerkelijk wordt teruggedraaid. Dat is het geval bij de terugbetaling van de studiefinanciering. De nieuwe terugbetalingsregeling voor studiefinanciering wordt namelijk ook gebaseerd op het gezinsinkomen, terwijl dit thans niet het geval is. Terugbetaling van de studielening op basis van het gezinsinkomen is niet logisch vanwege het profijtbeginsel en niet emancipatoir. De partner van de terugbetalende ex-student hoeft zelf niet te hebben gestudeerd, maar wordt met deze manier van regelen wel opgezadeld met een terugbetalingsverplichting. Als de partner in deeltijd gaat werken en het gezinsinkomen stijgt, zal de terugbetaling hoger worden, hetgeen een rem kan zijn op de vergroting van de arbeidsparticipatie van vrouwen. De regering geeft in de nota naar aanleiding van het verslag aan er niet voor te voelen om voor het terugbetalen van de lening van de studiefinanciering een uitzondering te maken. Het is voor de VVD niet acceptabel om op dit principiële punt terug naar af te gaan. Om die reden heb ik een amendement ingediend, waarmee de bestaande praktijk van de individuele leest in elk geval mogelijk blijft voor de studiefinanciering. Tegelijkertijd wordt de weg geopend om bij andere regelingen in plaats van het gezinsinkomen te kijken naar het inkomen van belanghebbenden, uiteraard alleen daar waar het door de wetgever in de materiewet wenselijk wordt geacht. Elke keer opnieuw heeft de wetgever opnieuw de afweging te maken.
Ik kom op de vangnetregeling bijzondere bijstand. De VVD-fractie vraagt de regering om nogmaals in te gaan op de kritiek van de VNG, die aangeeft dat de inkomenseffecten van de Awir, gezien het ontbreken van een vangnet daarin, het beroep op de bijzondere bijstand enorm zullen doen toenemen. De regering geeft aan, de visie van de VNG niet te delen, maar dient uitvoeriger in te gaan op de onderzoeken die de gemeenten Amsterdam en Rotterdam in dit kader hebben uitgevoerd. Daaruit blijkt dat een groter beroep op de bijstand een realistisch scenario is. Ik denk bijvoorbeeld aan de volgende situatie. Iemand behoeft in de eerste helft van het kalenderjaar geen of nauwelijks een beroep te doen op inkomensafhankelijke regelingen. Daarna wordt hij werkloos is, wordt hij aangewezen op de bijstand en wordt hij geconfronteerd met een enorme inkomensachteruitgang. Kijkend naar het reële inkomen op dat moment, is daardoor een maximaal beroep op diverse regelingen geïndiceerd. Betrokkene wordt echter slechts voor de helft geholpen omdat, gelet op de systematiek, het hogere inkomen in de eerste helft van dat jaar in dat lopende kalenderjaar blijft doorwerken. Er wordt namelijk uitgegaan van het gemiddelde over het gehele jaar. Daarop wil ik graag een reactie van de minister. Ik zou overigens niet de weg van mevrouw Noorman op willen gaan om de bestaande systematiek in de Huursubsidiewet aan te houden en terug te grijpen naar het inkomen van anderhalf jaar geleden. Het is van belang om het reële inkomen in beschouwing nemen. Ik vraag in ieder geval de aandacht van de bewindslieden voor het punt dat ik zo-even aangaf en dat naar mijn inschatting voor het lopende kalenderjaar tot aanzienlijke problemen kan leiden. Voor het nieuwe kalenderjaar geldt uiteraard een nieuw peilmoment. De vraag is nu of het probleem echt zo groot is als het op het eerste gezicht lijkt of dat er op een andere manier tegenaan gekeken kan worden.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Ik zou de heer Weekers nog één aspect in overweging willen geven. Wij hebben het systeem dat de regering nu voorstelt, eerder ook gehad. Dat systeem was er overigens op grond van de zeer honorabele overweging dat het zo actueel mogelijk moest zijn. In 1976, toen wij erover spraken, was er maar één conclusie, namelijk dat voortaan niet meer gekeken moest worden naar het lopende jaar. Nu gaan wij alles opnieuw doen. Sluit de heer Weekers op voorhand uit dat hij bereid zou zijn om het systeem dat het afgelopen jaar bij de huursubsidie is ontwikkeld, voorlopig overeind te houden? Dat systeem werkt namelijk goed. Zou hij bereid zijn het overeind te houden totdat wij zeker weten dat, bijvoorbeeld bij de zorgtoeslag, het nieuw gekozen systeem werkt? Het is namelijk de vraag of dat het geval is.
De heer Weekers (VVD):
Ik voel er, eerlijk gezegd, weinig voor. Ik heb zo-even goed naar het betoog van mevrouw Noorman geluisterd. Zij stelt in feite voor de huursubsidie er nog een jaar buiten te houden. Dan moet je de dienst die nu de huursubsidie uitvoert, nog een jaar lang met ongeveer 350 ambtenaren laten doorwerken. Je zult daarnaast een heel nieuwe dienst moeten optuigen om de zorgtoeslag uit te voeren. Als je alles nu samenvoegt en je gaat werken met één formulier, kunnen de ambtenaren – het zullen er wellicht dan meer moeten zijn dan 350 – beide regelingen in één klap uitvoeren. Wanneer je kiest voor de oplossing van mevrouw Noorman laat je mijns inziens dus een enorme efficiencywinst liggen.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Als de prijs van de efficiencywinst zo'n gigantische armoedeval creëert, is die prijs u dan niet te hoog?
De heer Weekers (VVD):
Ik heb eerder in mijn betoog gezegd dat het probleem van de armoedeval moet worden opgelost. Ik heb overigens goed geluisterd naar het korte interruptiedebat tussen mevrouw Noorman en de heer Vendrik waarbij laatstgenoemde heeft gezegd dat het volgen van de systematiek-Noorman betekent dat de klap er toch komt, zij het met vertraging. De uitdaging ligt bij de regering om de effecten van armoedeval zoveel mogelijk weg te nemen.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Dan heeft u maar de helft gehoord, want in het systeem zoals het nu aan ons wordt voorgelegd, zit een dubbele klap. Men moet zowel terugbetalen als halverwege het jaar met een lagere toeslag genoegen nemen. Bij de huidige systematiek van de huursubsidie is dat niet aan de orde. Daarbij weet men tevoren precies de datum waarop men de huursubsidie kwijt raakt als men over de inkomensgrens heen gaat. Daar kan men zich op instellen. Dat systeem biedt de burger meer mogelijkheden om zelf zijn keuzes te bepalen en om zelf zijn risico's af te wegen. Met het voorstel dat nu op tafel ligt, wordt de burger in feite gemanipuleerd. Voordat men het weet, heeft men een schuld zonder dat men er vooraf iets aan heeft kunnen doen.
De heer Weekers (VVD):
Het systeem dat door de regering wordt voorgesteld, kent zowel plussen als minnen. Het is jammer dat mevrouw Noorman alleen aandacht heeft voor degenen die erop achteruitgaan. Er zijn namelijk ook mensen die erop vooruitgaan.
De huursubsidie is in het leven geroepen voor mensen die in verhouding tot hun inkomen een te hoge huur moeten betalen. Ik vind het beter dat daarbij wordt uitgegaan van het actuele inkomen dan van het inkomen dat men anderhalf jaar geleden had. Ik heb al gezegd dat de door de regering voorgestelde systematiek een aantal gebreken heeft en dat die weggenomen moeten worden. Deze systematiek is echter beter dan de oude, die mevrouw Noorman graag wil blijven hanteren.
Wij vragen nogmaals aandacht voor de voorlichting. Tijdens de schriftelijke gedachtewisseling is hier al uitvoerig op ingegaan, maar dit blijft een punt van groot belang. Het wetsvoorstel betekent een omvangrijke operatie. Het moet duidelijk zijn waar burgers terecht kunnen wanneer zij aanspraak willen maken op een inkomensafhankelijke regeling. Hoe wordt het voorlichtingstraject vorm gegeven en ligt men hierbij op koers? Dit is te meer van belang daar beleid en uitvoering straks niet meer in één hand zijn.
Na Walvis/Sub en de WSFV is dit de tweede megaoperatie waarmee de Belastingdienst in 2006 wordt opgezadeld of, om mij wat neutraler uit te drukken: belast. Bij de behandeling van Walvis/Sub heb ik namens mijn fractie een aantal zorgen op tafel gelegd en heb ik de betrokkenheid van de bewindspersonen aan de orde gesteld. De Kamer wil met nadruk de vinger aan de pols houden bij het verdere verloop van het proces. Dat de Algemene Rekenkamer daarbij is ingeschakeld, is niet om de regering voor de voeten te lopen of om op de stoel van de bestuurder te gaan zitten, maar wel om het proces te bewaken. Diezelfde strakke vinger wil ik ook bij deze operatie aan de pols houden. De Algemene Rekenkamer is hierbij niet nodig en er hoeft ook geen groot project van gemaakt te worden. Wel wil ik graag dat er periodiek wordt gerapporteerd en dat de staatssecretaris periodiek verantwoording aflegt, om te voorkomen dat wij straks voor verrassingen komen te staan, zoals in het verleden bij de huursubsidie wel is gebeurd. Ik kan mij voorstellen dat de staatssecretaris maandelijks over de voortgang wordt gerapporteerd en die rapportages kunnen dan meteen naar de Kamer worden doorgeleid. Daarbij kan tevens worden ingegaan op de realisatie van de beoogde effecten, zoals het voorkomen van de armoedeval.
De heer Van der Vlies (SGP):
Mijnheer de voorzitter. Ik maak de woordvoerders die ik niet persoonlijk heb kunnen aanhoren mijn excuses. Eerder deze middag nam ik deel aan een overleg over orgaandonatie. Mijn fractie was echter in de persoon van de heer Van der Staaij subliem vertegenwoordigd. Hij had het debat van mij ook wel mogen afmaken, maar hij heeft een andere keuze gemaakt. Daarom sta ik hier nu als woordvoerder van de SGP-fractie.
Mijn fractie heeft beide wetsvoorstellen aan alle kanten bekeken. Ze ogen voor de hand liggend en eenvoudig. Wie is er niet voor transparantie? Wie verwerpt stroomlijning van regelingen? Wie is ertegen dat er gekeken wordt naar de inkomens wanneer het gaat over toeslagen? Gezien de soms uitermate gedetailleerde vraagstelling van sommige fracties, lijkt het erop dat er achter elk woord van de wet een adder verborgen zit. Wellicht blijkt in de loop van dit debat dat dit waar is. De SGP-fractie heeft ook gezocht naar de verborgen adders onder het gras, maar tot op heden heeft zij ze nog niet gevonden. De dikke pakken papier lijken anders uit te wijzen. Op hoofdlijnen kan onze conclusie echter niet anders zijn dan dat beide wetsvoorstellen vooral technische exercities zijn. Ze zijn echter ook zo technisch dat dit tegelijk betekent dat er toch consequenties kunnen zijn voor ruwweg de helft van de bevolking. Wetgeving dient altijd zorgvuldig plaats te vinden. Bij zulke grote financiële belangen is kritische beoordeling op zijn plaats. Daarom is het de bewindslieden geraden nog niet te zeer achterover te leunen, als zij daartoe al de neiging hebben. Ik neem dat laatste overigens nog niet waar. De vragen die wij hebben, zijn echter van groot belang voor ons eindoordeel.
In algemene zin is de SGP-fractie positief over de voorgestelde Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen. Het is vreemd wanneer de overheid in de ene regeling uitgaat van een bepaald inkomensbegrip en in andere regelingen om onduidelijke redenen niet. Dit wekt verwarring en ondoorzichtigheid in de hand. Ook is het goed dat ernaar wordt gestreefd, de armoedeval te verkleinen. Mensen die meer gaan werken of mensen die vanuit een uitkering werk aanvaarden, moeten niet onnodig worden geconfronteerd met negatieve inkomenseffecten. Dat werkt ontmoedigend. Dat is niet productief voor allerlei voorname doelstellingen van beleid. Uniformering is wat ons betreft een positieve richting.
Mijn fractie vindt het terecht dat bij inkomensafhankelijke regelingen aangesloten wordt bij het huishoud- of gezinsinkomen. Dat is reëel. Het zou onterecht zijn wanneer huishoudens met twee lagere inkomens meer subsidie krijgen dan een vergelijkbaar huishouden met één inkomen dat even hoog is. Stroomlijning moet er niet toe leiden dat het gezinsinkomen gezien wordt als de enige relevante factor voor een toeslag. De SGP-fractie wil nadrukkelijk dat er bijvoorbeeld bij studie- en onderwijskosten rekening wordt gehouden met het aantal kinderen dat ouders hebben. Immers, de grootte van het huishouden maakt nogal wat uit voor de kosten van wonen, zorg en kinderen. Graag zouden wij de toezegging ontvangen dat ook bij toekomstige uitbouwprojecten van deze wet daarvoor nadrukkelijk aandacht bestaat. De SGP staat uiteraard positief ten opzichte van voorstellen voor een bepaalde maximering van de kosten, of dat gaat onder de noemer van een gezinsafhankelijke bijdrage of een kindgebonden budget of welke manier ook. Daarover komen wij nog regelmatig te discussiëren gezien de voornemens van het kabinet.
De SGP twijfelt over de gedachte in het wetsvoorstel om aan te sluiten bij het actuele inkomen. In de eerste plaats is het inkomen in een bepaald jaar relevant voor de noodzaak om een bijdrage te ontvangen. Wat dat betreft is dit uitgangspunt het zuiverst. Echter, dit sympathieke uitgangspunt levert nog wel wat problemen op bij de uitvoering. Het actuele inkomen blijft altijd een schatting, waarvan niet van tevoren bekend is of die schatting overeenstemt met de gerealiseerde werkelijkheid. Er kan bewust worden gedaan alsof er een laag inkomen is. Laten wij hopen dat het niet voorkomt. Er kan onvoorzien sprake zijn van belangrijke inkomenswijzigingen. Daarvan weten wij dat het voor substantiële groepen kan spelen. Levert het gekozen systeem daarom niet een enorme bureaucratie op die tenminste gedeeltelijk kan worden ondervangen door te werken met reeds beschikbare gegevens? Hierbij moet opgemerkt worden dat een vangnetregeling zoals bij de huursubsidie niet meer nodig is. Wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat dit voordeel in de praktijk onvoldoende opweegt tegen de nadelen die wij menen te zien. Graag een heldere reactie hierop.
Gekoppeld aan de vraag naar het actuele inkomen verneemt mijn fractie graag hoe de regering precies komt tot eenmalige hoge kosten van invoering, terwijl er daarna uitvoeringsvoordelen behaald kunnen worden. In de praktijk zullen door het aansluiten bij het actuele inkomen meer formulieren per gezin ingevuld worden. Die moeten ook verwerkt worden. Dat betekent automatisch op meer momenten een noodzakelijke beslissing en dus de nodige onkosten. Hoe ziet dit eruit?
Bij verschillende bestaande regelingen wordt gebruikgemaakt van een correctie op het inkomen voor bepaalde relevante kosten. In de toekomst zal dit niet meer gebeuren en tot die tijd is er een overgangsregeling. De SGP-fractie heeft er uiteraard alle begrip voor dat harmonisatie onvermijdelijk leidt tot inkomenseffecten, maar vindt dat dan wel moet worden gestreefd naar een zoveel mogelijk tegengaan van deze verschillen, zeker als ze een bepaalde omvang hebben. Zoals uit de stukken blijkt, kan hier bijvoorbeeld voor studenten een stevig nadeel uit voortvloeien. Kan de regering hierop ingaan, graag met reële gegevens en niet met gemiddelden, want dan kan er altijd nog sprake zijn van een aanzienlijke spreiding? Zijn er geen mogelijkheden om hiervoor aanvullende maatregelen te treffen als daartoe objectief gezien aanleiding bestaat?
Bij de huursubsidie levert de wet het probleem op van de ongelijktijdigheid van de jaarlijkse huurverhoging en de bepaling van de hoogte van de toeslag. Zijn er geen mogelijkheden om te komen tot meer uniformiteit? Welke middelen kan de regering hiervoor inzetten? Het zou zinloos zijn als gekozen wordt voor uniforme regels, terwijl de praktijk leert dat standaard per 1 juli een nieuwe berekening van het huursubsidiebedrag plaats moet vinden. Voor de betrokken burgers zou dat ook ingewikkeld zijn.
Voorzitter. Ik hoorde collega Weekers iets zeggen over fraude, administratieve-lastendruk en het beroep op de bijstand. Ik voelde mij daardoor aangesproken en ik zou mij daar dan ook graag in feitelijke zin bij aansluiten.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Voorzitter. Om maar met het goede nieuws te beginnen: de GroenLinks-fractie steunt de geest en de strekking van de Algemene Wet inkomensafhankelijke regelingen. Wat ons betreft had die al 10, 15 jaar geleden moeten worden ingevoerd. Het wordt hoog tijd dat burgers die vanwege hun inkomenssituatie aanspraak moeten maken op deze of gene regeling daar één loket voor hebben, dat zij als ze gebruik maken van verschillende regelingen niet voortdurend verschillende inkomensgegevens moeten overhandigen, dat er met andere woorden gewerkt wordt met eenduidige begrippen, zoals partner, inkomen, loon, enz. Dat had al jaren geleden moeten gebeuren. Dus hulde voor dit trio dat op dit moment het kabinet vertegenwoordigt. Maar, ik heb nog drie algemene opmerkingen die nogal bepalend zijn voor onze positie in dit debat.
Eigenlijk is mijn fractie van oordeel dat dit kabinet niet ver genoeg is gegaan. Wat ons betreft – ik kijk in dit geval kritisch naar de staatssecretaris van Financiën, want ik heb het idee dat op dat departement toch het grote probleem ligt – moeten wij toch eigenlijk toe naar een geïntegreerd fiscaal stelsel waarin toeslagen niet meer toeslagen heten maar kortingen en ook uitbetaald worden indien er niet zodanig veel inkomen tegenover staat waarover belasting kan worden geheven waartegen die korting kan worden weggestreept. Wij zijn voorstander van een systeem waarbij ook een negatieve inkomstenbelasting kan worden uitgekeerd. Waarom duurt het zo verschrikkelijk lang voordat daar eens een begin mee wordt gemaakt? Wij zijn allemaal voorstander van integratie, wij vinden dat het voor burgers veel eenvoudiger moet worden gemaakt en daarom vraag ik de staatssecretaris dan ook nogmaals om snel met een dergelijk systeem te komen.
Het moet toch ook mevrouw Verburg zijn opgevallen dat het ontbreken van een systeem van negatieve inkomstenbelasting tot grote problemen leidt; zie het gedoe rond haar motie, die wij graag hebben gesteund, met een minister die zegt dat hij het niet-betaalbaar stellen van een hogere ouderenkorting niet kan uitvoeren. Daarover is een uitvoerig debat gevoerd, de reactie van het kabinet laat lang op zich wachten. De zaak liep toen behoorlijk hoog op, deze minister van Sociale Zaken neemt er toch weer de tijd voor. Misschien kan hij morgen een begin maken met een antwoord en zeggen wat er met die motie gaat gebeuren. Maar deze ervaring leert ons wederom hoezeer wij een systeem van negatieve inkomstenbelasting, een totale integratie van het fiscale systeem en alle toeslagen die daarbuiten worden geplaatst, nodig hebben; dan pas zijn we in staat echt goede inkomenspolitiek te voeren.
Daarbij hoort ook een integratie van alle regelingen voor kinderen; er wordt wel een stap gezet, maar weer niet de grote stap voorwaarts. Zo hoor ik vandaag ook weer dat de kinderbijslag inkomensafhankelijk moet blijven. Waarom maken we nietéén systeem van kinderkortingen? Dat is logisch, stelt ons in staat tot het voeren van een goed inkomenspolitiek debat. Niets, behalve bureaucratie en politiek met een kleine p, verzet zich tegen de totale integratie van de regelingen in één groot fiscaal systeem. Met andere woorden, de chef inkomenspolitiek is de minister van Sociale Zaken, maar als het aan GroenLinks ligt, wordt het straks de staatssecretaris van Financiën, dus van fiscale zaken.
Een tweede opmerking van algemene aard. Met alle waardering voor deze wet, doet het ons buitengewoon veel verdriet dat vanaf 2006 weer een nieuwe inkomensafhankelijke regeling wordt geïntroduceerd. Ik doel op de zorgtoeslag. We zien nu al de ravage die deze regeling aanricht. Zo neemt de marginale druk toe als gevolg van deze regeling; heel erg dom en onverstandig. De VVD heeft erover gesproken, de heer Bakker maakt er bij interruptie nog een punt van – ik ben het er helemaal mee eens: het moet niet te gek worden in dit land! – en ondertussen trekken de coalitiefracties maar één conclusie: het CDA wordt gevolgd, de zorgtoeslag komt voort uit het verhaal van lastenmaximering, het leidt tot een verhoging van de marginale druk, het probleem wordt dus niet opgelost, maar slechts erger. Ook hier is het uitgangspunt van mijn fractie: er is maar één plek waar bij voorrang inkomenspolitiek moet worden gevoerd, en wel in het fiscale stelsel. De ontwikkeling die dit kabinet en deze coalitie doormaken, gaat daar juist diametraal tegen in: fiscaal is er feitelijk al een vlaktakssysteem, tarief 1, 2 en 3 zijn bijna niet meer van elkaar te onderscheiden en het vierde schijftarief wordt materieel geheel buiten werking gesteld door de aftrekbaarheid van de hypotheekrente. Deze staatssecretaris en de minister van VROM weten dit inmiddels als geen ander. We laten hiermee een belangrijke kans voor het voeren van een progressieve inkomenspolitiek liggen. In ruil daarvoor introduceren we een nieuw systeem van zorgtoeslagen, tezamen met een aantal andere inkomensafhankelijke regelingen, met alle problemen voor de marginale druk en de werkloosheidsval, die alleen maar wordt verergerd, van dien. De keuze van mijn fractie is geheel tegengesteld: probeer de huidige omvang en reikwijdte van inkomensafhankelijke regelingen zo veel mogelijk te beperken en voer inkomenspolitiek via het fiscale stelsel. Daar hoort het primaat van de inkomenspolitiek thuis. De staatssecretaris schudde zonet nee, maar het spijt me, het hoort echt op zijn bordje thuis.
Mijn derde opmerking. Ik sprak reeds over de marginale druk en de werkloosheidsval. Ik ben de regering buitengewoon dankbaar dat zij zo eerlijk is om de resultaten van de afgelopen vier jaar nog eens keurig op een rijtje te zetten. Verschillende interrupties gingen al over pagina 98 van de nota naar aanleiding van het verslag. Prachtig, schitterend! Het meeste materiaal kenden we al van voorgaande debatten. Het beeld dat oprijst is dramatisch. Ik begrijp het ook niet. Keer op keer worden, ook door coalitiefracties, het probleem van de marginale druk, het probleem van de werkloosheidsval en het algehele probleem van de armoedeval ter discussie gesteld. Deze problemen moeten volgens alle fracties echt opgelost worden, terwijl het beleid van dit kabinet en het kort zittende kabinet daarvoor precies de andere kant opgaat. Voor een aantal huishoudens is de werkloosheidsval nog steeds negatief; men gaat van een uitkering naar werk en verliest besteedbaar inkomen. Die uitkomst is diametraal tegengesteld aan de doelstelling van het bevorderen van arbeidsparticipatie, maar ondanks het jarenlange roepen daarover, wordt het probleem niet opgelost. Het kabinet lost het ook niet op. Als het kabinet in zijn beantwoording morgen weer roept dat het daar wat aan wil doen, dan wordt het tijd voor doelstellingen met name ten aanzien van de marginale druk. Ik zeg dit ook tegen het CDA. Het is van tweeën een, dus niet enerzijds voorstander zijn van een systeem van lastenmaximering en dat verder willen uitbreiden en anderzijds de marginale druk opvoeren als een probleem dat echt eens moet worden opgelost. Het is het een of het ander, los van het feit dat de drie coalitiefracties zo langzamerhand echt wat hebben uit te leggen over die marginale druk, want de cijfers zijn desastreus.
Eigenlijk is de kwestie nog erger, want de marginale druk daalt vrijwel alleen voor de bovenmodale inkomens. Voor de alleenverdiener met kinderen die een modaal inkomen heeft, stijgt de marginale druk spectaculair. Onder paars ging de genoemde groep er nog een beetje op vooruit, maar nu gaat deze er knalhard op achteruit. Met het effect van de huursubsidiemaatregel, waardoor de marginale druk wat getemperd wordt, wordt het probleem niet opgelost: men gaat er nog steeds op achteruit. Ik daag de coalitiefracties en zeker het kabinet uit om doelstellingen te noemen. Wat moet in 2006 gebeuren om dit probleem aan te pakken? Ik neem geen genoegen meer met het algemene pleidooi dat het probleem moet worden aangepakt. Het wordt tijd voor een heldere doelstelling. Wat mag de maximale marginale druk zijn voor een alleenverdiener met kinderen die een modaal inkomen heeft? Het is nu 139, maar wat moet het worden? Maximaal 100, of 80? Ik verzoek het kabinet om niet alleen realisatiecijfers te geven, maar ook doelstellingen voor 2006 voor alle onderscheiden inkomensgroepen. Dan weten wij tenminste waar wij over praten. Ik kom terug op mijn eerste algemene opmerking: om deze reden is het nodig om het primaat van de inkomenspolitiek neer te leggen in het fiscale stelsel. Om deze reden was het een onzalig idee om met nominale premies te werken in het nieuwe zorgstelsel gecombineerd met de zorgtoeslag waar 6 miljoen huishoudens gebruik van moeten maken. Wie heeft dat verzonnen? Het probleem wordt alleen maar erger. Dit kabinet laat willens en wetens kansen liggen voor progressieve inkomenspolitiek in combinatie met het reduceren van het probleem van de marginale druk en het probleem van de werkloosheidsval. Ik neem dat het kabinet kwalijk, niet alleen vandaag maar ook in de komende tijd. Nogmaals, ik krijg morgen graag een antwoord op mijn verzoek tot doelstellingen. De tijd van het signaleren van het probleem is voorbij.
Net als mijn collega's ben ik buitengewoon benieuwd naar hetgeen in 2006 staat te gebeuren. Wij hebben te maken met partiële effecten, zoals het partiële effect van de zorgtoeslag en het partiële effect van de huursubsidieaanpassing. Ik begrijp ook wel dat de totale marginale druk in het jaar 2006 zich nog moeilijk laat vaststellen omdat daarvoor een belastingplan bekend moet zijn en wellicht nog mutaties die in de zomer worden besproken. Het is echter hoogst merkwaardig dat de regering met dit wetsvoorstel beoogt, het probleem aan te pakken terwijl niet eens duidelijk is wat in 2006 staat te gebeuren. Laat het kabinet dan in elk geval doelstellingen aangeven.
Ik noem graag een aantal punten over de wet zelf. Over de hardheidsclausule is een amendement ingediend door de CDA-fractie. Ik ben het daar helemaal mee eens; dat moeten wij doen. Het moet daarbij niet alleen gaan om schrijnende gevallen want daarvoor is inderdaad een hardheidsclausule nodig. De regering geeft in de nota naar aanleiding van het verslag een aantal voorbeelden en ik stel voor om een en ander breder te trekken en ook te laten gelden voor dit soort inkomensafhankelijke regelingen, zolang zij nog bestaan. Dit geldt ook voor het vermogen. Ik heb met grote verbazing in het wetsvoorstel gelezen dat de huidige regeling in de huursubsidie, waarbij aangesloten wordt op het fiscale vermogensbegrip, met uitzondering is van de bestaande vrijstellingen voor maatschappelijke beleggingen voor durfkapitaal. Kennelijk is in het kader van de harmonisatie besloten om dat speciale amendementje voor de huursubsidievermogenstoets eruit te halen en het geheel aan te laten sluiten bij het fiscale vermogensbegrip in box 3. Het forfaitaire inkomen in box 3 is natuurlijk hartstikke laag, dus je komt al redelijk snel voor huursubsidie in aanmerking. Indien je een behoorlijk vermogen hebt en dat maatschappelijk of via een durfconstructie belegt, telt dit dus niet mee voor de beoordeling van het recht op huursubsidie. Ik begrijp daar helemaal niets van. Het is volstrekt terecht dat er naast de toets op het verzamelinkomen ook een vermogenstoets is bij de toekenning van huursubsidie. Ik zie werkelijk niet in waarom die twee vrijstellingen ineens moeten meetellen in de vermogenstoets. Hierdoor blijft een omvangrijke hoeveelheid vermogen buiten beschouwing en krijgen vermogende Nederlanders toegang tot de huursubsidie.
Ik ben een groot voorstander van maatschappelijke beleggingen en de regeling voor durfkapitaal. Het vorige kabinet – waar twee van de drie huidige coalitiepartijen al in zaten – heeft die regeling om zeep willen helpen; dat hebben wij nog even geregeld. Het moet echter niet te dol worden. Via de huursubsidie wordt eigenlijk een extra subsidie gegeven voor investeringen in groene beleggingen, sociaal-ethische beleggingen en durfkapitaal; dat is de gekte ten top. Als wij vinden dat de fiscale vrijstelling en de heffingskorting voor dit soort beleggingen onvoldoende is om het mogelijke verschil in rendement en risicoprofiel goed te maken, moet er iets aan die heffingskorting worden gedaan. Dat is echter iets anders dan via de huursubsidie deze groep beleggers – ik heb respect voor hun beleggingsgedrag – een extra voordeel geven. Daarvoor is de huursubsidie niet bedoeld en dat moeten wij ook niet willen; vandaar mijn amendement.
Uit de brief van afgelopen vrijdag blijkt dat er iets fout is gegaan met de cijfers van de inkomenseffecten van de wijzigingsvoorstellen uit hoofde van de Awir. Hieraan wordt een voorstel gekoppeld dat 20 mln kost. Het amendement dat ik zojuist besprak om die rare vrijstellingsregeling voor groene, maatschappelijke, sociaal-ethische en risicobeleggingen af te schaffen, zou volgens de regering weleens een besparing kunnen opleveren van 80 mln. Dit moet minister Dekker toch aanspreken. Anders besteedt zij namelijk geld aan een groep die helemaal geen huursubsidie verdient. Het probleem van de dekking voor het wegnemen van die andere negatieve inkomenseffecten heb ik dus met mijn amendement opgelost. Het kan niet anders dan dat de regering morgen buitengewoon positief staat tegenover mijn voorstel.
Kan de regering het voorstel dat zij in de brief van vrijdag doet, nader toelichten? Eerlijk gezegd kostte het ons enige moeite om precies te zien welke wijziging wordt voorgesteld. Van de huursubsidiegerechtigden gaat 5,3% er meer dan 60 euro per jaar op achteruit. Gaat het daarbij inderdaad vooral om alleenstaanden onder 65 jaar?
Mijn fractie steunt het amendement van mevrouw Kant van harte. Het lijkt mij goed als op dat punt de Raad van State wordt gevolgd.
Ik kom bij de toelichtende tekst over illegalen op pagina 127 in de nota naar aanleiding van het verslag. Mede op verzoek van mevrouw Noorman breng ik dit punt nog even naar voren; ik doe dat graag. Het materiële effect van de voorgestelde regeling is ongewenst. Daarbij gaat het om de situatie waarin een legaal in Nederland verblijvende burger aanspraak maakt op een toeslag en er sprake is van een meerpersoonshuishouden. De legale burger is in dat geval aansprakelijk indien andere leden van het huishouden illegaal blijken te zijn. Dat is toch wel een heel merkwaardige regeling. Kan de regering hierover nadere helderheid verschaffen? Het zou bijna betekenen dat legale burgers langs deze weg een opsporingsverantwoordelijkheid krijgen voor illegaliteit. Ik dacht dat wij met elkaar hadden afgesproken dat wij dat niet willen in dit land. Als ik het verkeerd zie, hoor ik dat graag. Mevrouw Noorman-den Uyl en ik voelen erg weinig voor deze regeling, maar misschien kan zij dat zelf nog even toelichten.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Ik ben blij dat de heer Vendrik over dit onderwerp begint, want ik ben een vraag aan de regering vergeten te stellen. In Nederland hebben wij een regeling van garantstelling. Je kunt hier verblijven als iemand anders zich garant voor je stelt. Wordt in de Wet Awir via een achterdeur geprobeerd om mensen die zich niet formeel garantstellen, toch als garantsteller aan te merken door kosten op hen te verhalen? Is dat eigenlijk niet contra legem, gezien wat er in andere wetten is geregeld? Daarover wil ik graag helderheid hebben.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Met mijn volgende punt raak ik aan het betoog van mevrouw Noorman als het gaat om welk inkomen in aanmerking genomen moet worden ter toetsing van het recht op huursubsidie. Gaat het om het actuele jaarinkomen of het inkomen in het jaar T-1,5? Niet alleen in de huursubsidie, maar ook breder in de fiscaliteit bestaan allerlei regelingen waarbij burgers recht hebben op een bepaalde tegemoetkoming en waarbij het actuele jaarinkomen maatgevend is voor de vraag welke omvang de tegemoetkoming heeft. De hypotheekrenteaftrek is eigenlijk ook een subsidie, maar helaas neemt deze toe naarmate je meer inkomen hebt. Dat is heel vreemd. Wanneer wij streven naar integratie van dit type inkomensafhankelijke regelingen met het systeem dat in de fiscaliteit bestaat, dan zie ik in eerste instantie geen bezwaren in het feit dat dit een overgang voor de huursubsidie betekent van de systematiek T-1,5 naar het actuele jaar. Daarmee sluiten wij aan bij wat gebruikelijk is in de fiscale systematiek. Een dergelijke systematiek ondervangt ook alle problemen van wegvallend inkomen, een te hoge voorlopige aanslag of wellicht een te lage voorlopige aanslag, die later gecorrigeerd moeten worden. In fiscalibus kennen wij dat systeem al jaren en ik geloof dat wij op dat punt niet heel veel verbeteringen kunnen bewerkstelligen.
Ik vind het wel iets anders als klopt wat mevrouw Noorman-den Uyl beweert, namelijk dat de overgang naar die fiscale systematiek als grondslag voor het toekennen van huursubsidie ertoe leidt dat burgers er fors op achteruit gaan. Dat is de claim van mevrouw Noorman en als dat het geval is, dan heeft de regering op dit punt iets uit te leggen. Tot op dit moment ben ik echter in de veronderstelling – maar misschien zit ik ernaast – dat het verminderd beroep op huursubsidie als gevolg van stijgend inkomen slechts op een eerder moment optreedt. Maar dat is het dan ook. Als het anders is, hoor ik het graag. Ik hoor graag de reactie van de regering op het probleem dat mevrouw Noorman-den Uyl heeft gesignaleerd. Als dit probleem inderdaad bestaat en in de stukken onvoldoende tot uiting is gekomen, dan zullen wij dat morgen op de een of andere manier moeten oplossen.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Ik wil de heer Vendrik er aan helpen herinneren dat de regelgeving van het kabinet zodanig is dat het inkomen van iemand met terugwerkende kracht over een heel jaar wordt herrekend. Als je in de eerste helft van het jaar te veel hebt gehad en de tweede helft van het jaar zou krijgen waar je op dat moment recht op hebt omdat je een laag inkomen hebt, dan wordt tegelijkertijd het bedrag gekort dat je de eerste helft van het jaar te veel hebt gekregen vanwege de herrekening van het jaarinkomen. De tweede helft van het jaar krijg je niet alleen een lagere toeslag, maar wordt ook het te veel betaalde van de eerste helft gekort. In mijn berekeningen heb ik zichtbaar gemaakt dat dit ertoe leidt dat er eigenlijk een dubbele marginale druk ligt. Dat is het venijn in het voorstel van het kabinet dat niet eerder naar buiten kwam.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Er zitten twee aspecten aan deze zaak. Het is de vraag in hoeverre er sprake is van een extra inkomensachteruitgang als gevolg van een andere peildatumsystematiek. Is er alleen sprake van een verschuiving van het moment waarop een lagere toeslag wordt gerealiseerd als gevolg van de nieuwe peildatumsystematiek? Over die kwestie ging de vraag die ik zojuist aan het kabinet heb gesteld. Als het gaat om het probleem van de marginale druk, geldt de opmerking die ik bij interruptie tijdens het betoog van mevrouw Noorman maakte, namelijk dat dát probleem niet kan worden opgelost in dit wetsvoorstel. Dat is sowieso een groot probleem. Daarom ben ik er ook over begonnen. Ik heb gezegd dat het samenstel van die maatregelen die dit kabinet en het vorige de afgelopen drie jaar hebben genomen tot een zeer sterke stijging van de marginale druk voor verschillende groepen heeft geleid. Dat is geheel in tegenspraak met wat ik wil en wat vele fracties hier zeggen te willen. Dat probleem lossen wij volgens mij absoluut niet op door terug te gaan naar de oude systematiek, de peildatumsystematiek of jaarinkomensystematiek, binnen de huursubsidie. Ik heb daar grote aarzelingen over. Ik vind dat geen adequate oplossing. Over het probleem dat u signaleert, namelijk de hoge marginale druk, ben ik volgens mij heel helder geweest.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Ten opzichte van de huidige systematiek heeft het kabinet met de systematiek die nu voorligt een dubbeling gerealiseerd in een begrotingsjaar. Dat heb ik net uitgelegd. De uitloop van de huursubsidie tot het einde van het huursubsidiejaar, dus tot 1 juli, voor mensen die een hoger inkomen hebben gekregen, wordt afgeschaft. Dat levert een zeer substantiële besparing in de huursubsidie op die het kabinet onder efficiencymaatregelen schaart. Het kabinet heeft er geen openheid over gegeven of de besparingen die men denkt te realiseren daar vandaan komen en of het echt efficiencybesparingen zijn. Bedoelt u dat ook?
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ja.
Ik denk net als de heer Weekers dat dit voorstel een hoge uitvoeringslast oplevert, met name voor de Belastingdienst. Wij hebben de operatie Walvis gehad. Dat was al een majeure vereenvoudigingsoperatie. Die had overigens onze steun. Dit komt er overheen. Ik constateer tegelijkertijd dat het kabinet heeft besloten tot een forse taakstelling bij de Belastingdienst. Een aantal mensen mag daar niet meer werken in de nabije jaren. Het houdt een keer op wat van mensen kan worden gevraagd, zelfs als zij belastinginspecteur zijn. Hoe zit dat?
Misschien kan morgen in het debat duidelijkheid worden gegeven over wat er gebeurt als het toch fout gaat. Het is een majeure operatie. Ik steun het pleidooi van mevrouw Noorman om hier een groteprojectenregeling op los te laten. Dat is de operatie waard. Dat is de aandacht die wij dit kabinet ook graag willen geven als Kamer. Miljoenen mensen zijn afhankelijk van die toeslagen. Het kan zijn dat het toch fout gaat en er gerotzooi komt in systemen. Wij hebben dat een paar jaar geleden met de huursubsidie gehad. Het leed was niet te overzien. Dat probleem lijkt nu redelijk gerepareerd. Wij houden ons hart vast. Het blijven kwetsbare systemen waar miljoenen burgers van afhankelijk zijn. Zij hebben geen dik vermogen en dat is al helemaal niet groen belegd op de bank. Zij kunnen dus niet even interen. Mensen die gebruik maken van deze regeling hebben geen reserve. Wie van deze drie bewindslieden is hier nu als eerste op aanspreekbaar? Wie is chef in nood? Wie halen wij het eerste hier naartoe als het fout gaat? Zou daar in de onderlinge verdeling van leed nog een antwoord op kunnen komen van het kabinet?
De heer Bakker (D66):
Voorzitter. Ik ga u en anderen gelukkig maken, want ik houd het kort en ik houd mij bij de hoofdlijnen. Andere leden hebben al heel veel vragen gesteld die in de verdere loop van het debat wel aan de orde zullen komen. Ik zal die niet allemaal herhalen.
Inkomenspolitiek is een geliefde bezigheid van velen in dit huis. Wij houden ons niet vier maanden per jaar met koopkrachtplaatjes bezig, zoals mevrouw Verburg zei. Velen hier houden zich twaalf maanden per jaar elke dag met koopkrachtplaatjes bezig. Het is een favoriete bezigheid. Het doet mij altijd een beetje denken aan een PlayStation-spel. Je kunt er eindeloos mee doorspelen en als je zo'n beetje aan het eind van je mogelijkheden bent, pas je een cheat toe en dan beschik je ineens weer over een arsenaal van instrumenten waarmee je de wereld verder te lijf kunt. Zo gaan wij vaak te werk in die inkomenspolitiek. Daarom is zo onoverzichtelijk. Het resultaat van de onevenwichtigheid in de politieke aandacht voor de verschillende inkomensgroepen is dat met name voor de middeninkomens de marginale druk hoog is en de absolute inkomensontwikkeling jaar op jaar tegenvalt. Deze wetgeving heeft belangrijke voordelen die mijn fractie ertoe brengen het voorstel uiteraard te steunen. Ik doel op de helderheid, transparantie, stroomlijning en in beginsel, al moet dat nog worden afgewacht, vermindering van bureaucratie. Er is ook sprake van een stroomlijning van begrippen zoals het inkomensbegrip. De heer Omtzigt heeft een aantal vragen gesteld over het partnerbegrip waarbij ik mij graag aansluit. Bovendien zal een aantal zaken geïntegreerd worden uitgevoerd in een nieuwe poot van de Belastingdienst, om het zo maar te noemen. Wat mij betreft had het ook volledig in de Belastingdienst respectievelijk in het belastingstelsel geïntegreerd mogen worden, maar daarover wordt in dit huis en overigens ook in het kabinet nogal verschillend gedacht. Op dat punt ben ik het eigenlijk wel eens met de heer Vendrik als hij zegt dat wij naar een systeem van negatieve inkomstenbelasting moeten. Maar zoals gezegd wordt daarover heel verschillend gedacht. Deze wetgeving maakt het wel mogelijk daar in de toekomst nog eens heel goed naar te kijken.
Een belangrijk voordeel van de wet is dat het mogelijk wordt gemaakt om in combinatie met de Wet op de Zorgtoeslag die de Kamer vorige maand heeft behandeld, de inkomenspolitiek die tot nu toe was verstopt in het stelsel van gezondheidszorg en ziektekostenverzekering daaruit te halen. Voor dat stelsel is dat heel hard nodig. Tegelijkertijd zie ik ook de nadelen. Aan de zorgtoeslag zie je ook al, wat er kan gebeuren op het moment dat je zou besluiten om steeds meer regelingen in steeds verdergaande mate onder de werking van deze wet te brengen.
Velen hebben er hier geen geheim van gemaakt dat de uitbouw van de Awir bijna de hemel op aarde betekent. Uitbreiding kan ook heel makkelijk. Want als je de infrastructuur neerlegt, doe je dat natuurlijk ook om hem op een gegeven moment te kunnen gebruiken. Ik herinner mij heel goed dat wij een aantal jaar terug de eerste belastingschijf splitsten in 1a en 1b. Aanvankelijk was het tarief voor beide 37%, maar 1a ging naar 30% en 1b naar 42%. Het gevolg is, dat nu al vlak boven het minimumloon alleen al aan loon- en inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 42% betaalt. Dat is maar een paar jaar later. Zeker in tijden van economische teruggang worden die systemen binnen de kortste keren extreem uitgerekt.
De zorgtoeslag vind ik zoals gezegd een onvermijdelijke en noodzakelijke compensatie voor wat in het van inkomenspolitiek ontdane stelsel van ziektekostenverzekeringen gebeurt. Wanneer je op enig moment zou willen dat het hele stelsel van wonen en kinderen en zorg, inclusief kinderen, in zijn volle omvang binnen een daadwerkelijke lastenmaximering zou gaan werken, vrees ik dat nog meer mensen voor nog meer onderdelen van hun inkomen afhankelijk zullen worden van dergelijke toeslagen. Daarvoor moeten zij eerst een hoger tarief betalen, want het geld moet wel opgebracht worden voordat het uitgekeerd kan worden. Vervolgens worden zij alleen daardoor voor hun levensonderhoud nog meer afhankelijk van allerlei toeslagen.
Je zou kunnen zeggen dat daarvoor bij minimuminkomens of inkomens daar valk boven een heel goede grond bestaat. De overheid wil herverdelen zodat mensen goed kunnen wonen enzovoort. Maar de teneur bestaat om de effecten steeds verder uit te smeren vanwege het probleem van de marginale druk en alle valkuilen zoals de armoedeval, de herintredersval, de werkloosheidsval. Dat zie je zowel in de wet die de toeslagen voor de onderwijskosten regelt als bij de zorgtoeslag en in een aantal amendementen. Zo komen zij steeds hoger in het inkomensgebouw met als resultaat dat slechts een heel kleine groep klaar is met het betalen van loon- en inkomstenbelasting en een steeds grotere groep voor allerlei aanvullingen een beroep moet doen op de overheid. Dat vind ik geen gewenste situatie.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Deze laatste analyse van de heer Bakker bevreemdt mij, want als je kijkt naar de cijfers op pagina 98 dan zie je dat precies het tegenovergestelde gebeurt. Er wordt namelijk helemaal niets uitgesmeerd naar hogere-inkomensgroepen. Als het gaat om de ontwikkeling van de marginale druk, dan zitten de mooiste cijfers van dit kabinet bij de categorie "boven modaal". Datgene waar de heer Bakker bang voor is, gebeurt dus helemaal niet. Juist het tegenovergestelde gebeurt. Immers, het probleem van de marginale druk wordt vooral rond modaal en vlak daaronder neergelegd.
De heer Bakker (D66):
Op zichzelf zijn die twee dingen niet met elkaar in tegenspraak. De staatjes waar u naar verwijst, zijn weliswaar om een aantal redenen heel zorgelijk, maar zij lopen tot 2005, terwijl deze wet en de zorgtoeslag vanaf 2006 gaan lopen. De zorgtoeslag gaat tot heel ver in het inkomensgebouw, ongeveer tot 50.000 euro. Dat kan straks gecombineerd worden met een aantal andere regelingen en wie weet welke regelingen u en anderen daar creatief bij kunnen bedenken. Nu, dat is ook expliciet de bedoeling. Als het gaat om verheldering, het bestrijden van bureaucratie enz., is daar niet zoveel tegen, maar wel als het erom gaat de marginale druk steeds verder in het inkomensgebouw uit te smeren. Daar maak ik mij zorgen over, in die zin dat op het moment dat wij de infrastructuur neerleggen, deze ook wordt gebruikt.
Ik ben er veel meer voor om te proberen inkomensafhankelijke regelingen zo scherp mogelijk te richten op de mensen die deze hard nodig hebben, namelijk aan de onderkant van het inkomensgebouw. Voor het overige kies ik ervoor om eerder te doen aan balansverkorting dan aan balansverlenging, waarbij ik met "balansverlenging" doel op: eerst allerlei dingen betalen en vervolgens weer terugvragen. Ik verwijs naar het voorstel waarnaar, zo meen ik, ook de heer Weekers al heeft verwezen, namelijk om af te geraken van de schoolgeldregelingen, zodat wij ook de tegemoetkomingen daarvoor niet nodig hebben. Wij kunnen het dan verrekenen met de kinderregelingen, waardoor mensen veel minder rompslomp hebben en ook de overheid veel minder rompslomp heeft, terwijl het waarschijnlijk ook als eerlijker, redelijker en gemakkelijker wordt ervaren. Dat vind ik een veel betere weg dan om iedereen aan het infuus en de zilveren koorden van de belastingdienst te leggen.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Het is merkwaardig dat de heer Bakker dit zegt, omdat de regeling die dit maximaal veroorzaakt, nu juist de steun van de D66-fractie heeft: nominale premies in de zorg in combinatie met een inkomensafhankelijke zorgtoeslag, die tot een inkomen van zo'n 50.000 euro doorloopt. Deze zorgtoeslag is de "grootvervuiler" in het kader van de marginale druk en daar heeft de heer Bakker mee ingestemd. Als hij zijn eigen pleidooi voor balansverkorting serieus neemt, had dit allemaal in de prullenbak gegooid moeten worden en had gekozen moeten voor een heldere, inkomensafhankelijke premie.
De heer Bakker (D66):
Daar ben ik mee begonnen en daarvan heb ik gezegd dat het juist om redenen van gezondheidszorg absoluut noodzakelijk is en hoog tijd – het had al twintig jaar geleden moeten gebeuren – om de inkomenspolitiek eindelijk uit dit zorgstelsel te blazen. De prijs die wij daarvoor betalen, is een zorgtoeslag die noodzakelijk en onvermijdelijk is, maar die wat mij betreft niet model staat voor alle andere sectoren van het leven. Er zijn er in deze Kamer die deze wet en deze mogelijkheden het liefst overal, op alle sectoren van het leven, zouden willen toepassen, maar daar pas ik voor. Voor de zorgtoeslag vind ik het nodig, omdat wij de gezondheidszorg moeten "ontstaliniseren". Daarom moet je de inkomenspolitiek uit de gezondheidszorg halen.
Voorzitter. De problematiek van de werkloosheidsval, de armoedeval, de herintredersval en de marginale druk wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door al die inkomensafhankelijke regelingen. Ik vraag het kabinet zich hierover uit te spreken en er in ieder geval een beschouwing over te geven hoe die regelingen zich naar zijn mening moeten ontwikkelen. Blijven dat regelingen die zich in het bijzonder op de onderkant van het inkomensgebouw richten en die zich daar ook op behoren te richten? Ik zie dat de staatssecretaris van Financiën al reageert op deze vraag met zijn lichaamstaal – ik zal dat niet onder woorden brengen; dat kan hij morgen beter zelf doen. Het is echter een essentieel punt, zij het dat het dan meer gaat over de toekomst van deze wet en van het inkomensafhankelijke stelsel dan over de elementen die er op dit moment in zitten. Tallozen lopen zich warm om straks alle registers van het orgel open te kunnen trekken en iedereen heel gericht en specifiek, met iedere toets en iedere noot, te kunnen bedienen. Het eind van het liedje zal echter zijn dat op die manier steeds meer mensen allerlei extra relaties met de overheid hebben. Welnu, liever dus balansverkorting dan balansverlenging.
Voorzitter. Tot slot wil ik nog de volgende opmerkingen maken. Ik ben zeer geïnteresseerd in de amendementen die zowel door de heer Weekers als door de heer Omtzigt zijn ingediend. Ik heb dat de geachte afgevaardigden al laten weten. Ik doel op de amendementen die gaan over de mogelijkheid om de individuele inkomens te gebruiken als grondslag voor een toeslag. De kern van deze Awir betreft natuurlijk het huishoudinkomen. Ik zeg wel "natuurlijk", maar op zichzelf is dat niet zo natuurlijk. Wel is het "natuurlijk" dat men erop let waarvan gezamenlijk profijt wordt getrokken dan wel waarvoor gezamenlijk verantwoordelijkheid wordt gedragen. Ik denk aan kinderen, maar ook aan wonen. Bij een aantal andere elementen hoeft dat niet per se het geval te zijn, zoals bij zorgverzekeringen en het terugbetalen van studieleningen. Dan gaat het veel meer om het eigen verleden dan om de actuele huishoudsituatie. Het amendement-Weekers begrijp ik zo dat de mogelijkheid wordt geopend om als grondslag voor een toeslag het individuele inkomen in aanmerking te nemen. Dat lijkt mij een belangrijk wetgevingselement, zowel nu als in de toekomst.
Voorzitter. De vragen over de uitvoering zijn al gesteld inclusief de vraag wie precies de chef inkomenspolitiek is, zoals de heer Vendrik dat noemde. Wat mij betreft is, zeker voor dit moment, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de chef inkomenspolitiek. Natuurlijk ligt het fiscale systeem voor en geleidelijk gaan wij de aangegeven richting op. Te zijner tijd zullen wij de aspecten daarvan bezien. De opmerking die ik in dit verband nog wil maken betreft de voorlichting. Ik zie nu drie bewindslieden van drie ministeries zitten en dat betekent dat er ook drie families van voorlichting zitten. De ene familie is de familie van "Leuker kunnen we het niet maken, wel makkelijker." Dat is een hele goeie. Die voorlichting is erg informatief en indringend. De andere familie zegt: als u huursubsidie wilt, moet u dat voor 1 januari daar aanvragen. Dat is een zeer zakelijke en informatieve familie. Er is echter ook een voorlichtingsfamilie die ons een beetje als halve zolen beschouwt en die ons het liefst vrolijk wil vertellen hoe verschrikkelijk leuk het is om premie te betalen, om te herintreden, om de afwas te doen enzovoorts. Ik bedoel dat niet persoonlijk, maar ik vraag de minister om, juist als chef inkomenspolitiek, ervan uit te gaan dat de mensen heel goed begrijpen waarom het gaat en om zo informatief en zakelijk mogelijk de voorlichting bij deze wet ter hand te nemen.
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Ik heb begrepen dat morgen het kabinet in eerste termijn zal reageren.
De vergadering wordt van 17.55 uur tot 19.25 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20042005-2594-2624.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.