Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 35, pagina 2367-2369 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 35, pagina 2367-2369 |
Noot 1 (zie blz. 2308)
Voor de PvdA is een variant doorgerekend met een premiestelling conform de huidige Zfw. Daarbij is rekening gehouden met de daling van procentuele AWBZ-premie (-0,77%) als gevolg van de GGZ-overheveling; deze is in de berekeningen meegenomen.
De lastenverlichting van 3,1 euro mld is in het geheel ingezet als een rijksbijdrage, waardoor de procentuele premie daalt. Het totale premiebeeld voor het PvdA-voorstel is in onderstaande tabel aangegeven. De tabel toont achtereenvolgens (I) de huidige Zfw-waarden, (II) het regeringsvoorstel en (III) de eerder gepresenteerde PvdA-variant (dd. 25 november 2004).
In deze memo worden modulair vier subvarianten weergegeven: 1. Aantal personen op polis is bepalend voor premiegrens; 2. Nominale premie met 50 euro omlaag; 3. Nominale premie met 50 euro omlaag voor louter 65-plussers; en 4. Tarief 2e schijf gelijk aan tarief 3e schijf.
De subvarianten zijn aanpassingen van het «basis»-voorstel van de PvdA en derhalve een aanpassing van de hieronder gepresenteerde III.
Alle mutaties vinden plaats in het werknemersdeel. Het aandeel van de werkgeverspremie blijft in alle subvarianten gelijk.
Tabel 1. Zfw, Zvw en variant PvdA
I. | II. | III. | |
---|---|---|---|
Zfw | Zvw | PvdA | |
a. Inkomensafhankelijke bijdrage/tegemoetkoming werkgever | 6,75% | 5,96% | 5,96% |
b. Procentuele premie werknemers | 1,25% | – | 2,45% |
c. nominale premie | 412 euro | 1105 euro | 404 euro |
d. no-claimteruggave | – 83 euro | – 75 euro | – 75 euro |
e. netto nominale premie (= c – d) | 329 euro | 1030 euro | 329 euro |
Zorgtoeslag | Ja | Nee |
De subvarianten zijn modulair, dat wil zeggen dat ze afzonderlijk inpasbaar zijn in de PvdA-variant (III). Vanzelfsprekend zijn er ook combinaties mogelijk. Na een korte toelichting van elk van de vier varianten, volgen de mutaties in bovenstaande waarden samengevat in een tabel. Bijgevoegd zijn de inkomenseffecten (tabel 3) en de afzonderlijke effecten van de subvarianten (tabel 4).
1. Aantal personen op polis is bepalend voor premiegrens
De grondslag waarover de procentuele premie wordt geheven is afhankelijk van de vraag of de partner een eigen inkomen heeft. Als de partner een eigen inkomen heeft, bedraagt de premiegrens 30 798 euro per persoon. Heeft de partner geen eigen inkomen dan wordt de premiegrens 2x 30 798 euro. Het CPB raamt de premiegrondslagverbreding op 10 euro mld (was 232 euro mld, wordt nu 242 euro mld). De procentuele werknemerspremie daalt hierdoor met 0,1%.
Deze subvariant vergt overigens een cruciale aanpassing. De verzekering heeft dan geen individuele aanspraak/verzekering meer. Hierdoor moet, onder andere, de werkgever rekening houden met de gezinssamenstelling bij de afdracht.
2. Nominale premie met 50 euro omlaag t.o.v. variant III
De nominale premie wordt voor alle verzekerden met 50 euro verlaagd. Het budgettaire verlies wordt opgevangen door een verhoging van de procentuele werknemerspremie met 0,27%.
3. Nominale premie met 50 euro omlaag voor 65-plussers
De nominale premie voor verzekerden ouder dan 65 jaar wordt met 50 euro verlaagd (itt bij subvariant 2, waarbij dit voor alle Nederlanders van 18 jaar en ouder geldt). Het budgettaire verlies wordt opgevangen met een verhoging van de procentuele werknemerspremie met 0,05%.
4. Tarief 2e schijf gelijk aan tarief 3e schijf
Het tarief voor de 2e belastingschijf voor 65-minners wordt gelijk aan het belastingtarief voor de 3e schijf. Aangezien geen onderscheid gemaakt kan worden tussen de belastingtarieven voor 65-plussers en 65-minners gaat ook het tarief 2e schijf voor de 65-plussers met 1,32%-punt omhoog. De budgettaire opbrengst bedraagt 875 euro mln. De opbrengst is ingezet als een extra rijksbijdrage ter verlaging van de procentuele werknemerspremie met 0,36%.
Tabel 2. Premiemutatie PvdA voorstellen
Variant | III | 1 | 2 | 3 | 4 |
---|---|---|---|---|---|
Basisvariant | Grondslag 1 of 2 op polis | Nominale premie 50 euro omlaag | Nominale premie 65+ omlaag | Tarief 2e en 3e schijf gelijk | |
Inkomensafhankelijke bijdrage | 5,96% | 5,96% | 5,96% | 5,96% | 5,96% |
Procentuele werknemerspremie | 2,45% | 2,35% | 2,72% | 2,50% | 2,09% |
Nominale premie 65- | 329 | 329 | 279 | 329 | 329 |
Nominale premie 65+ | 329 | 329 | 279 | 279 | 329 |
De bijgevoegde tabel met inkomenseffecten toont dat niet aan alle «condities Smits» wordt voldaan. Vooral de alleenstaande ouders met een inkomen op het niveau van het wettelijk minimumloon hebben een negatief inkomenseffect. Het gaat om 20 000 mensen met gemiddeld 1,5 kind.
Zij kunnen niet worden bereikt via de kinderkorting omdat zij, gezien het inkomensniveau, niet voor verzilvering in aanmerking komen. Het enige overgebleven instrument om hen te compenseren is de kinderbijslag (immers, in 2002 is de kindertoeslag in de ihs afgeschaft).
Het wegwerken van het bedrag uit de «basis»-variant (1,1% tekort) kost per huishouden 190 euro op jaarbasis. Dit is gemiddeld voor 1,5 kind en de reparatie bedraagt derhalve 130 euro per kind. Omdat er voor 3,6 miljoen kinderen kinderbijslag wordt ontvangen, zijn de kosten hiervan ca 460 euro mln.
In tabel 3 zijn de inkomenseffecten van de voorgestelde subvarianten afzonderlijk gegeven. Dit zijn eigenstandig te lezen effecten (alsof de «basis»-variant III wordt doorgevoerd pluséén subvariant).
Daaronder zijn in tabel 4 de afzonderlijke effecten van de vier subvarianten afgezet tegen de basisvariant III, zodat deze tezamen opgeteld kunnen worden bij de basisvariant.
Indien, bijvoorbeeld, subvariant 2 en 3 samengenomen moeten worden, kunnen beide kolommen in tabel 4 worden opgeteld en worden opgeteld bij de variant III-cijfers. Bijvoorbeeld voor AOW-alleenstaande op sociaal minimum wordt het effect dan: 0,2% + 0,4% + (-0,1%) = 0,5%
Er geldt bij subvariant 2+3 dan een nominale premiedaling van 50 euro voor 65-minners en 100 euro voor 65-plussers. De procentuele premie wordt dan 2,77%.
In beide tabellen zijn de doelgroepen van de «condities Smit» gearceerd.
PvdA | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Zvw | Basis-variant III | Subvariant 1 | Subvariant 2 | Subvariant 3 | Subvariant 4 | |
Actieven: | ||||||
Alleenverdiener met kinderen | ||||||
Minimum | – 0,8% | – 0,4% | – 0,3% | – 0,1% | – 0,4% | – 0,2% |
Modaal | – 0,2% | – 0,1% | 0,0% | 0,0% | – 0,2% | – 0,7% |
2x modaal | 3,0% | 5,1% | 3,4% | 5,1% | 5,0% | 4,7% |
Tweeverdiener | ||||||
met kinderen | ||||||
modaal + 1/2 modaal | – 0,3% | – 0,1% | 0,0% | – 0,2% | – 0,2% | – 0,4% |
2x modaal + 1/2 modaal | 2,0% | 1,7% | 1,8% | 1,7% | 1,7% | 1,5% |
zonder kinderen | ||||||
modaal + modaal | 0,3% | – 0,1% | 0,0% | – 0,3% | – 0,2% | – 0,8% |
2x modaal + modaal | – 0,5% | – 0,9% | – 0,8% | – 1,0% | – 0,9% | – 1,4% |
Alleenstaande | ||||||
minimumloon | 0,4% | – 0,1% | 0,0% | 0,0% | – 0,1% | 0,1% |
Modaal | 0,3% | – 0,1% | 0,0% | – 0,3% | – 0,2% | – 0,8% |
2x modaal | – 1,0% | – 1,3% | – 1,2% | – 1,4% | – 1,4% | – 1,7% |
Alleenstaande ouder | ||||||
minimumloon | – 1,0% | – 1,1% | – 1,0% | – 1,1% | – 1,2% | – 1,0% |
Modaal | 2,2% | – 0,1% | 0,0% | – 0,2% | – 0,2% | – 0,7% |
Inactieven | ||||||
Sociale minima | ||||||
paar met kinderen | 0,9% | – 0,1% | 0,0% | 0,3% | – 0,1% | 0,0% |
alleenstaande | – 0,8% | – 0,1% | 0,0% | 0,1% | – 0,1% | 0,1% |
alleenstaande ouder | 1,3% | – 0,1% | 0,0% | 0,0% | – 0,1% | 0,0% |
AOW (alleenstaand) | ||||||
Sociaal minimum | 0,8% | – 0,1% | 0,0% | 0,1% | 0,4% | 0,1% |
AOW + 5 000 euro | 1,0% | – 0,6% | – 0,5% | – 0,6% | – 0,3% | – 0,5% |
AOW + 10 000 euro | 0,1% | – 1,0% | – 0,8% | – 1,0% | – 0,7% | – 1,2% |
AOW (paar zonder kinderen) | ||||||
Sociaal minimum | – 1,0% | – 0,7% | – 0,6% | – 0,3% | 0,0% | – 0,6% |
AOW + 5 000 euro | – 0,2% | – 0,7% | – 0,6% | – 0,5% | – 0,3% | – 0,6% |
AOW + 10 000 euro | 8,0% | 7,9% | 8,0% | 8,0% | 8,3% | 7,9% |
Tabel 4. Individuele inkomenseffecten subvarianten 1 t/m 4 tov PvdA-variant III
mutaties t.o.v. variant III | |||||
---|---|---|---|---|---|
variant III | 1 | 2 | 3 | 4 | |
Actieven: | |||||
Alleenverdiener met kinderen | |||||
minimum | – 0,4% | 0,1% | 0,3% | 0,0% | 0,2% |
modaal | – 0,1% | 0,1% | 0,1% | – 0,1% | – 0,6% |
2x modaal | 5,1% | – 1,7% | 0,0% | 0,0% | – 0,4% |
Tweeverdiener | |||||
met kinderen | |||||
modaal + 1/2 modaal | – 0,1% | 0,1% | – 0,1% | – 0,1% | – 0,3% |
2x modaal + 1/2 modaal | 1,7% | 0,1% | 0,0% | 0,0% | – 0,2% |
zonder kinderen | |||||
modaal + modaal | – 0,1% | 0,2% | – 0,2% | – 0,1% | – 0,7% |
2x modaal + modaal | – 0,9% | 0,1% | – 0,1% | – 0,1% | – 0,5% |
Alleenstaande | |||||
minimumloon | – 0,1% | 0,1% | 0,0% | – 0,1% | 0,1% |
modaal | – 0,1% | 0,2% | – 0,2% | – 0,1% | – 0,7% |
2x modaal | – 1,3% | 0,1% | – 0,1% | 0,0% | – 0,4% |
Alleenstaande ouder | |||||
minimumloon | – 1,1% | 0,1% | 0,0% | 0,0% | 0,1% |
modaal | – 0,1% | 0,1% | – 0,1% | – 0,1% | – 0,5% |
Inactieven | |||||
Sociale minima | |||||
paar met kinderen | – 0,1% | 0,1% | 0,4% | – 0,1% | 0,1% |
alleenstaande | – 0,1% | 0,1% | 0,2% | – 0,1% | 0,1% |
alleenstaande ouder | – 0,1% | 0,1% | 0,1% | – 0,1% | 0,1% |
AOW (alleenstaand) | |||||
Sociaal minimum | – 0,1% | 0,1% | 0,2% | 0,4% | 0,1% |
AOW + 5 000 euro | – 0,6% | 0,1% | 0,0% | 0,3% | 0,1% |
AOW + 10 000 euro | – 1,0% | 0,1% | 0,0% | 0,2% | – 0,2% |
AOW (paar zonder kinderen) | |||||
Sociaal minimum | – 0,7% | 0,1% | 0,4% | 0,6% | 0,1% |
AOW + 5 000 euro | – 0,7% | 0,1% | 0,2% | 0,5% | 0,1% |
AOW + 10 000 euro | 7,9% | 0,1% | 0,1% | 0,4% | 0,1% |
Geachte mevrouw Smits en geachte heer Rouvoet,
We zagen via http://parlando.sdu.nl/ dat u beiden op 29 november een amendement hebt ingediend om de premie voor de nieuwe zorgverzekering voor een groter deel inkomensafhankelijk te maken. Vandaar dat wij dit schrijven aan u richten.
Onze situatie is als volgt: we zijn (gehuwde) partners, en de een is kleine zelfstandige, de ander meewerkende echtgenoot. Tot en met 2005 vallen we dus onder de Zfw voor zelfstandigen. We verdienen een netto verzamelinkomen dat beneden het drempelinkomen ligt. Momenteel is een van ons beiden als zelfstandige verzekerd bij het ziekenfonds. De partner is meeverzekerd.
Wij betalen ongeveer:
Nominale premie: plm. 480 euro (geïnd door de verzekeraar)
Premie ZFW: plm. 520 euro (geïnd door de belastingdienst)
(= 8% van netto gecorrigeerd verzamelinkomen, werknemersdeel + werkgeversdeel)
De totale premie is nu dus plm. 1000 euro per jaar.
We verwachten dat de premie in 2006 veel hoger gaat uitvallen: 50% van het premiebedrag (premie werknemers) gaat uit een (vaste) premie van 1100 bestaan, dus 2200 voor twee personen, minus 950 zorgtoeslag, is 1250 euro.
De andere 50% (premie werkgevers) betalen zelfstandigen zelf, en dit gaat vermoedelijk om een bedrag van 2 x 1100 euro = 2200 euro per jaar.
Bij elkaar opgeteld zou dit neerkomen op een totale premie voor ons beiden van zo'n 3450 euro per jaar. Onze ziektekostenpremie dreigt dus per 1 januari 2006 in een keer van zo'n 1000 per jaar naar 3450 per jaar te gaan.
Kortom, wij zijn bezorgd:
1. omdat de ziektekostenpremie m.i.v. 1 januari 2006 afhankelijk zal gaan zijn van het 'drempelinkomen' dat veel hoger ligt dan ons reële inkomen.
2. omdat wij als zelfstandigen ook de 'premie werkgevers' zelf moeten betalen.
Volgens ons zijn wij niet de enigen die dit dreigt te overkomen; lotgenoten zijn ZZP'ers, (kleine) boeren etc. Zou er dan ook geen speciale regeling moeten komen voor (kleine) zelfstandigen zodat zij er in 2006 niet in een klap zo substantieel op achteruitgaan als nu het geval dreigt te zijn?
PS: We hebben deze mail toegezonden aan:
Femke Halsema (GL)
Agnes Kant (SP)
Lousewies van der Laan (D66)
André Rouvoet (CU)
José Smits (PvdA)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20042005-2367-2369.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.