Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik benoem in het Presidium het lid Hamer tot lid in plaats van het lid Dijksma, en het lid Dijsselbloem tot lid in plaats van het lid Hamer. Ik doe dit met dank aan mevrouw Dijksma voor de door haar in deze functie bewezen diensten.

Ik stel voor toestemming te verlenen tot het houden van wetgevings- c.q. notaoverleg met stenografisch verslag op maandag 6 december van 17.15 uur tot 23.00 uur van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de Wijziging van de Monumentenwet 1988 en enkele andere wetten ten behoeve van de archeologische monumentenzorg mede in verband met de implementatie van het Verdrag van Valletta (Wet op de archeologische monumentenzorg) (29259).

Aangezien voor de stukken gedrukt onder de nummers 29820 (R1772), 29830 (R1773), 29840 en 29847 de termijnen zijn verstreken, stel ik voor dat wat deze Kamer betreft, de daarbij ter stilzwijgende goedkeuring overgelegde stukken zijn goedgekeurd. Ik stel voor, deze stukken voor kennisgeving aan te nemen.

Aangezien voor de stukken 29613, 29698, 29699, 29821 en 29839 de termijnen zijn verstreken, stel ik voor deze stukken voor kennisgeving aan te nemen.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Karimi.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb op 8, 17 en 19 november een serie vragen gesteld aan de ministers van Justitie en Buitenlandse Zaken over de zaak van de mensenrechtenactivist uit Indonesië de heer Munir. Hij is overleden en er is een autopsierapport gemaakt. Die vragen zijn nog steeds niet beantwoord, ondanks het feit dat ik had verzocht om die uiterlijk vóór dinsdag 10.00 uur te beantwoorden. Gisteren heb ik u het verzoek gedaan om die schriftelijke vragen om te zetten in mondelinge vragen. Dat hebt u niet toegestaan, omdat de ministers hadden beloofd die vragen gisteren te beantwoorden. Dit is nog steeds niet gebeurd. Daarom vraag ik u om de ministers erop te wijzen dat de antwoorden vandaag nog naar de Kamer moeten komen. Als de antwoorden er zijn, overweeg ik daarover een debat aan te vragen, maar daar kom ik dan waarschijnlijk morgen op terug. Als de antwoorden niet komen, ben ik gedwongen om morgen een interpellatiedebat aan te vragen.

De voorzitter:

Ik voeg hieraan toe dat gisteren inderdaad aan mij, aan de Kamer, door het ministerie is medegedeeld dat de antwoorden op die vragen gisteren zouden binnenkomen. Ik voeg mijn ongenoegen over het feit dat die toezegging niet is nagekomen dus toe aan het uwe. Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering meteen door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Justitie, opdat men per omgaande aan uw verzoek kan voldoen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven