Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet (verlenging termijn waarbinnen een afnemer wordt beschouwd als beschermde afnemer in de zin van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998) (29303);

het wetsvoorstel Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter uitvoering van richtlijn nr. 2003/54/EG, (PbEG L 176), verordening nr. 1228/2003 (PbEG L 176) en richtlijn nr. 2003/55/EG (PbEG L 176), alsmede in verband met de aanscherping van het toezicht op het netbeheer (Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer) (29372).

(Zie wetgevingsoverleg van 19 mei 2004.)

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik waardeer het dat de minister van Economische Zaken ogenblikkelijk na zijn bezoek aan Turkije naar de Kamer is gesneld en dat nog wel op de dag dat het kabinet waar hij deel van uitmaakt, precies één jaar bestaat.

Dit is een plenaire afronding. Dat wil zeggen dat wij vanavond in beginsel in één termijn spreken. In die termijn worden geen moties ingediend. Dat kan dan in een "derde" termijn, die dan ook alleen gebruikt kan worden om eventuele moties in te dienen. De inhoudelijk inbreng moet echter in één termijn naar voren worden gebracht.

De heer Hessels (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie is nooit echt warm gelopen om de liberalisering van de energiemarkt te regelen. Dat was niet onze eerste prioriteit. Nu de trein echter, mede als gevolg van de Europese regelgeving, loopt, moeten wij zorgen dat die trein op het goede spoor binnenkomt. Dat betekent voor ons een goede consumentenbescherming, met redelijke prijzen, een eerlijke en open markt, betrouwbare levering en een krachtig toezicht. Op al deze punten heeft de CDA-fractie in de discussies van de afgelopen jaren haar inbreng geleverd. Wij zijn blij dat de uiteindelijke wet hier, naar het zich nu laat aanzien, op een goede manier in voorziet.

De CDA-fractie heeft altijd de afnemer, klein en groot, centraal gesteld. Dat moet ook wel in een markt waar grote en machtige monopolistische organisaties de orde bepalen. Soms betekent dit dat er ten behoeve van deze open markttoegang duidelijke keuzes gemaakt moeten worden. Hierbij valt te denken aan de behoefte aan flexibiliteitsdiensten voor met name het gas, waarbij de Gasunie de plicht krijgt een deel van de gasproductie via een onafhankelijke flexibiliteitsregulator te verhandelen. Dat kan een onafhankelijke TSO zijn, zoals wij in het amendement op stuk nr. 31 voorschrijven, maar een onafhankelijke gasbeurs, à la APX bij de elektriciteit, waar het amendement van de heer De Krom op stuk nr. 43 over spreekt, zou dit eventueel op termijn ook kunnen invullen. De CDA-fractie is dan ook blij met het initiatief van APX en GtS, zoals ons in een persbericht dat vandaag verscheen, gewerd, voor de oprichting van een gasbeurs. Wij gaan er dan wel vanuit dat die beurs wordt vormgegeven conform het amendement van de heer De Krom op stuk nr. 43.

De heer De Krom (VVD):

U heeft een amendement ingediend over de flexibiliteitsdiensten. Wij hebben in het wetgevingsoverleg al besproken dat ik daar niet echt een voorstander van ben. Bent u bereid om te overwegen dat amendement in te trekken als de minister ervoor zorgt dat die gasbeurs er snel komt? Dan is het probleem volgens mij namelijk opgelost.

De heer Hessels (CDA):

Ik zal in het volgende deel van mijn betoog proberen daar een oplossing voor aan te dragen. Die gasbeurs zal er op zijn vroegst op 1 januari 2005 komen, maar eer die fatsoenlijk functioneert, zijn wij waarschijnlijk nog wel een aantal maanden verder. Het belang van de consument vereist echter de beschikbaarheid van flexibiliteit tegen redelijke voorwaarden. Daarom is het belangrijk dat er iets geregeld wordt voor de tijd tussen 1 juli en het moment waarop die gasbeurs conform het amendement op stuk nr. 43 goed functioneel en operationeel is. Wij houden daarom vast aan ons amendement, maar wij zullen bezien of wij het zodanig kunnen aanpassen dat de taak komt te vervallen indien er sprake is van een goed functionerende flexibiliteitsmarkt.

Ik vraag aandacht voor een aantal zwakke groepen. Tuinders, feedstockgebruikers en andere grote afnemers van gas worden als gevolg van de liberalisering met een forse stijging van de tarieven geconfronteerd. Het is van groot belang om na te gaan op welke wijze deze groepen op grond van de wet, zoals die wordt gewijzigd door de aanvaarding van de amendementen over de gereguleerde toegang en de flexibiliteitsmarkt, tegemoetgekomen kunnen worden.

De gereguleerde toegang is een belangrijk punt voor mijn fractie. Dit systeem heeft binnen de elektriciteitsmarkt altijd naar tevredenheid van aanbieders en afnemers gefunctioneerd. In het wetsvoorstel wordt overgegaan op een systeem van onderhandelde toegang. Voor elk netwerk zouden verschillende voorwaarden kunnen gelden. In onze amendementen op de stukken nrs. 28 en 30 stellen wij voor, terug te keren naar de gereguleerde toegang voor elektriciteit en gas. Naar aanleiding van het wetgevingsoverleg zullen wij deze amendementen zodanig wijzigen dat de minister het beleidskader kan vaststellen waarbinnen de DTe dient te functioneren. De regeling in de Elektriciteitswet zal hierbij leidend zijn.

Het grootste zorgpunt van mijn fractie is de positie van de consument. Het heeft lang geduurd voordat de minister – de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dit vooral zijn ambtsvoorgangers waren – overtuigd was van de urgentie van dit probleem. Wij zijn heel blij dat dit nu geregeld wordt. Hierbij vormt ons amendement op stuk nr. 27 het sluitstuk. Ter verduidelijking van hetgeen gewisseld is in het wetgevingsoverleg: de opzegtermijn van 30 dagen geldt onverkort zowel voor contracten voor onbepaalde als voor bepaalde tijd. In contracten voor bepaalde tijd kan de leverancier opnemen dat bij opzegging een boete door de afnemer moet worden betaald. Deze boete moet uiteraard in overeenstemming zijn met de eisen van het BW, in het bijzonder met de regeling inzake de algemene voorwaarden. Daaruit volgt bijvoorbeeld dat een boete redelijk moet zijn. Onder een redelijke boete moet in dit verband worden verstaan, een boete van ten hoogste 10% van de waarde van het totale energiecontract voor de lopende periode.

De heer Crone (PvdA):

Waarop is het percentage van 10 gebaseerd? Wat is redelijk? De boete is gerelateerd aan de duur van het contract en dat kan een groot bedrag zijn. Ik zou de hoogte van de boete liever in het midden laten en alleen uitgaan van de voorwaarde dat er evenwicht moet zijn tussen de belangen.

De heer Hessels (CDA):

Ik heb voor 10% gekozen om te voorkomen dat afnemers vanwege een zeer klein prijsverschil of omdat zij een leuk leeuwtje krijgen, overstappen op een andere aanbieder. In het wetgevingsoverleg hebben wij met nadruk vastgesteld dat niet alleen de prijs van belang is, maar ook de kwaliteit van de dienstverlening. Als een aanbieder er echt een potje van maakt met een continue stroom van verkeerde nota's of iets dergelijks, kan het de afnemer die 10% waard zijn om over te stappen. Overigens staat dan ook een gang naar de rechter open, die conform het BW kan beoordelen in hoeverre een boete redelijk is.

De heer Crone (PvdA):

Als sprake is van verkeerde rekeningen of van slechte service, mogen afnemers zonder boete overstappen, want zij hebben recht op naleving van het contract. Ik word hierdoor bevestigd in mijn overtuiging dat wij niet te gemakkelijk moeten besluiten om de boete op 10% te stellen, want later kunnen wij tot de conclusie komen dat dit te hoog of te laag is.

De heer Hessels (CDA):

Als er dan toch een boete wordt opgelegd, kan de rechter bepalen dat die onbillijk is.

Mevrouw Gerkens (SP):

Wij lopen nu wel aan tegen een probleem in de sfeer van consumentenbescherming. In tijdcontracten voor een bepaalde duur is juist een opzegtermijn opgenomen om de gang naar de rechter te voorkomen. Het is namelijk vaak een lange weg die voor de consument ook duur is. U wilt dat voorkomen, maar ik heb het gevoel dat u van twee walletjes wilt eten. U wilt wel die tijdcontracten voor bepaalde duur mogelijk maken, bijvoorbeeld door het aanbieden van goedkopere tarieven. Toch moet de consument, als hij er om wat voor reden dan ook niet helemaal tevreden over is, er ook weer onderuit kunnen. Dat verhaal van die boete vind ik wat vaag. Voor mij is het niet hard genoeg.

De heer Hessels (CDA):

Het is ook in het belang van de consument dat er contracten voor bepaalde duur mogelijk zijn. Daardoor kan de consument zijn energie voor een lager tarief inkopen. Het moet dan wel mogelijk zijn om er onderuit te komen. Dat is juist consumentenbescherming. Wij hebben gezocht naar een goede tussenoplossing om daar met een kleine boete onderuit te komen. Er moet wel een boete ingebouwd worden, anders bestaan er simpelweg geen contracten voor bepaalde duur meer en daardoor zou de consument benadeeld worden.

Voorzitter. Met verbazing hebben wij kennisgenomen van de passage in de brief van de minister van 26 mei met betrekking tot de eigendom van de netten. Tijdens het wetgevingsoverleg heeft de minister zelf voorgesteld om de artikelen in het wetsvoorstel omtrent de eigendom van de netten uit het voorstel te halen en dan op korte termijn met een alomvattende regeling te komen in overleg met zijn ambtgenoot van Justitie. Uit de brief blijkt dat de minister deze toezegging niet gestand doet. Voor alle duidelijkheid: mede gelet op de door ons geuite kritiek in het wetgevingsoverleg handhaven wij dan ook onverkort ons amendement op stuk nr. 29.

Summa sumarum kunnen wij constateren dat, mits de door ons ingediende en ondersteunde amendementen worden aangenomen, de wet zodanig is aangepast dat wij met een gerust hart kunnen instemmen met de liberalisering. Wij hebben ons werk dan gedaan. Nu de energiebedrijven nog. Herhaaldelijk hebben wij onze grote zorgen geuit over de administratieve stand van zaken bij de energiebedrijven. Kunnen zij het te verwachten aantal switches wel aan? Er zijn extra onderzoeken geweest, quick scans en boze gesprekken van de minister met de sector. Er is in die tijd heel wat gebeurd waardoor de CDA-fractie het vertrouwen heeft dat de overgang zonder al te veel problemen kan verlopen. De minister heeft zelfs zijn aftreden aangekondigd als het toch fout zou lopen. Wat ons betreft een reden extra om te hopen op een goede afloop. Als de liberalisering dan tot een goed einde is gebracht, kunnen wij gaan praten over het sluitstuk, de privatisering. Het CDA heeft altijd gezegd: eerst liberaliseren, dan privatiseren. Daar willen wij ons ook in dit debat aan houden. Het is goed dat de minister in zijn privatiseringsbrief heeft aangekondigd de tijd te zullen nemen om ook bij de privatisering niet over een nacht ijs te gaan en in goed overleg met alle betrokkenen tot een nieuwe structuur van de sector te komen. De CDA-fractie zal deze discussie in de komende anderhalf à twee jaar graag voeren.

De heer Crone (PvdA):

Ik ben het met u eens dat het allemaal rustig en zorgvuldig moet gebeuren, maar soms kan het ook snel. Mag ik de CDA-fractie houden aan haar standpunt van de laatste zes jaar dat bijvoorbeeld het hoogspanningsnet heel snel onder volledige controle van TenneT moet komen. Ik voeg daar nog aan toe – u hebt mij vaak links ingehaald – dat TenneT in overheidshanden moet komen. Is dat niet iets wat toch snel moet gebeuren? Ik voeg hier ook aan toe dat je nu veel kritiek hoort in de sector zelf en dat men zegt: wij werken nergens meer aan mee, wij wachten het allemaal wel af.

De heer Hessels (CDA):

Wij kunnen over veel punten discussiëren, maar ik denk dat er op het punt van de hoogspanningsnetten overeenstemming bestaat tussen de heer Crone en mij.

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. Wij hebben de plenaire behandeling van deze interventiewet al uitvoerig in twee wetgevingsoverleggen voorbereid. De complexiteit van de materie mag zeker enige naam hebben. Veel argumenten zijn al gewisseld. Ook in juni spreken wij nog over de aanstaande marktopening en over de voorzieningszekerheid. Daarover krijgen wij nog een brief van de minister. Ik laat al die aspecten vandaag maar buiten beschouwing.

Voorzitter. Wat het voorliggende wetsvoorstel betreft, is de grote lijn voor mijn fractie duidelijk. De consument is gebaat bij een sterke en transparante markt, maar daarvoor is ook een sterke overheid nodig. Wij steunen daarom het voorliggende wetsvoorstel, dat tot doel heeft, de kaders te scheppen waarbinnen de markt zo goed mogelijk kan functioneren. Regulering en toezicht zijn nodig, gelet op het grote publieke belang van onze energievoorziening en de specifieke kenmerken van zowel de gas- als de elektriciteitsmarkt. De kunst daarbij is natuurlijk om enerzijds voldoende waarborgen in te bouwen, maar anderzijds niet zoveel te regelen dat de markt doodslaat. Het is balanceren op een koord. Mijn fractie is, alles overziende, van mening dat die balans met dit wetsvoorstel redelijk bereikt is. Maar de praktijk zal dat uiteindelijk moeten bewijzen. Vandaar dat mijn fractie eraan hecht om de werking van de vernieuwde Elektriciteitswet en Gaswet reeds over twee jaar te evalueren. Uiteraard zullen er kinderziektes zijn, dat hebben nieuwe automodellen immers ook, maar die kunnen wij dan wel tijdig corrigeren.

Mijn fractie heeft met instemming kennisgenomen van het positieve oordeel van de minister over de door mij in samenwerking met enkele collega's ingediende amendementen. De belangrijkste daarvan is dat een wettelijke basis wordt gegeven aan een elektriciteits- en gasbeurs. Een markt kan immers niet functioneren zonder voldoende transparantie en liquiditeit. Dit amendement zorgt ervoor dat deze elementen worden gewaarborgd. Waar sprake is van onvolledige marktwerking of een feitelijk monopolie, zoals bij de toegang tot de netten of de kwaliteitsconversie, is mijn fractie van oordeel dat regulering en tariefstelling zijn gerechtvaardigd. Een elektriciteitsbeurs is er al, maar een goed werkende gasbeurs niet. Ik heb bij interruptie al gezegd dat ik het op prijs stel als de minister aangeeft op welke termijn die beurs kan werken.

Ik heb in het wetgevingsoverleg al uitvoerig toegelicht waarom mijn fractie het door het kabinet voorgenomen besluit tot splitsing van energiebedrijven steunt. Naar het oordeel van mijn fractie is het nu aan de minister om in goed overleg met de betrokken partijen tot een breed gedragen plan van aanpak te komen, dat de minister voor december dit jaar heeft aangekondigd. Ik heb daarbij wel speciaal aandacht gevraagd voor de positie van de aandeelhouders. Overigens, zo merk ik terzijde op, is mij gebleken dat het nog niet voor alle aandeelhouders even duidelijk is wat de opties zijn, als het gaat over herkapitalisatie van de netten. Daarom is het goed als de minister daarop in dit debat scherp en duidelijk ingaat.

Wat de opstelling van de grote energiebedrijven betreft, ben ik nieuwsgierig naar de strategie die zij de komende maanden zullen kiezen. Blijven zij met hun volle gewicht aan de remmen hangen of accepteren zij de uitgestoken hand om constructief met de minister in overleg te treden? De voorkeur van mijn fractie dienaangaande is, denk ik, duidelijk. Ik hecht eraan, uit te spreken dat mijn fractie er vertrouwen in heeft dat, ondanks hun bezwaren, de energiebedrijven ook in deze kwestie hun publieke verantwoordelijkheid zullen nemen. Dat hebben zij immers, overigens terecht, altijd gedaan. Wij zijn immers met z'n allen eigenaar van die bedrijven.

Dit alles werpt de vraag op wanneer het wetsvoorstel tot splitsing aan de Kamer wordt aangeboden. Ik heb de minister horen zeggen dat dit in het najaar zal gebeuren. In hoeverre is dit logisch nu het plan van aanpak ons pas in december zal bereiken? Graag een meer gedetailleerd inzicht in het proces vanaf nu tot dat moment, inclusief de te zetten stappen en de tijdsfasering tot en met december.

Ik geloof dat ik kan zeggen dat er brede overeenstemming over is dat voldoende concurrentie en productie absolute voorwaarden zijn voor het welslagen van de markt. De minister wijst steeds op het mededingingsinstrumentarium dat NMa/DTe ter beschikking staan om dat te waarborgen. Vanwege het grote belang onderzoekt de minister terecht of de gereedschapskist van de NMa wel vol genoeg zit. Maar dit is niet voldoende. De minister moet wat ons betreft ook met de Europese Commissie om de tafel, in de eerste plaats om zeker te stellen dat de Commissie instemt met het gereedschap van NMa en in de tweede plaats om zeker te stellen dat ook het Europese mededingingsgereedschap voldoende is, want ook op dat niveau moeten wij ongewenste marktmacht voorkomen. Het is duidelijk dat er met name op dat Europese vlak nog heel veel moet gebeuren. Wij worstelen daarbij niet met een teveel aan marktwerking, maar met veel te weinig.

Mijn fractie verwacht dan ook van deze minister dat hij het voorzitterschap van de EU gebruikt om op Europees niveau voortgang te boeken. Daaronder valt natuurlijk vergroting van de interconnectiecapaciteit, die niet alleen van belang is voor de markt, maar ook voor het drukken van de kosten voor het aanhouden van reservecapaciteit. Daarnaast moet de minister zich inspannen voor de afschaffing van staatssteun en het ontmantelen van een monopoliepositie zoals in Frankrijk. Ik realiseer mij dat dit niet morgen zal gebeuren, maar voortgang op die gebieden is belangrijk. Aan de hand van die voortgang zullen wij ook het Europese beleid van deze minister beoordelen. En wie, zo vraag ik mij toch af, is daarvoor nu meer geschikt dan hij? Hij is een liberaal, overtuigd Europeaan met een grote dosis Europese ervaring.

Deze minister permitteert zich af en toe de Kamer een college Europa te geven, maar nu wil ik wel eens zien dat hij dat op Europees niveau ook inderdaad waarmaakt. Zoals ik al eerder heb gezegd: met getrokken zwaard Europa in! Welke doelen heeft deze minister zichzelf gesteld. Ik zie graag dat de minister de Kamer in januari 2005 over de resultaten van zijn inspanningen rapporteert.

In de tweede nota van wijziging heeft de minister aangekondigd, de overdracht van het economisch eigendom voorlopig niet in werking te laten treden. Tegelijkertijd is een verbod tot het bezwaren van de netten opgenomen voor zover dat niet ten goede komt aan die netten zelf. Mijn fractie hecht eraan om tot de splitsing is uitgevoerd, nog eens helder van de minister te vernemen welk instrumentarium hem ter beschikking staat om de netten en het belang van de aandeelhouders veilig te stellen. Ik stel de reactie van de minister op prijs.

Het Besluit leveringszekerheid gas is vorig jaar min of meer door de Kamer geglipt, ondanks het feit dat er bij deze Kamer, in ieder geval bij mijn fractie, nog vraagtekens waren. Ik heb de minister eerder verzocht om dit besluit niet vijf maar tweeënhalf jaar na inwerkingtreding te evalueren. Hij antwoordde toen dat een termijn van vijf jaar hem wel vroeg genoeg leek. Dit antwoord bevredigt mijn fractie niet echt. Daarom vraag ik hem nogmaals toe te zeggen, dat een evaluatie na tweeënhalf jaar plaatsvindt. Ik zou het op prijs stellen als hij dat doet.

De heer Crone (PvdA):

Ik stel allereerst vast dat het goed is dat er vaak wetgevingsoverleg plaatsvindt waarin al heel zorgvuldig deels technische maar ook heel politieke debatten worden gevoerd. Dan kan de plenaire afronding kort zijn.

De voorzitter:

Ik ben dat graag met u eens.

De heer Crone (PvdA):

Dank u. Ik maakte de opmerking overigens niet om die positieve reactie uit te lokken; het is gewoon mijn ervaring dat wetgevingsoverleg vaak veel rust geeft en de sector en de burgers duidelijker maakt waar het om gaat.

Dit is inderdaad een heel belangrijke afronding. Wij zijn al heel lang bezig, maar het is nu echt de laatste keer voor 1 juli dat wij "ja" of "nee" kunnen zeggen. Ik geef het nog niet weg!

Het eerste probleem was natuurlijk de administratieve chaos. Ik kan nog steeds niet beoordelen of het voldoende is opgelost, maar als lid van de oppositie ben ik natuurlijk heel tevreden. De minister heeft immers gezegd: bij chaos ga ik weg, maar de bedrijfstop ook. Een betere garantie kan ik niet krijgen. Het gaat of goed. En dan heb ik geen fout gemaakt. Of het gaat niet goed. Maar dan gaat de minister weg. Dat vind ik vanuit de oppositie natuurlijk heel wenselijk, al weet de minister dat ik persoonlijk daar anders over zou kunnen denken. Ik vind het echter ook terecht dat de bedrijfstop dan weg gaat. Wij kunnen immers niet anders – en dat hoort ook zo bij marktwerking – dan het bedrijf afrekenen op wat goed en fout gaat. Dat zou ook kunnen rechtvaardigen dat mensen hoge salarissen hebben. Daar gaan wij dus maar op de goede afloop af.

Een tweede hoofdpunt is de eis dat de architectuur van de markt goed moet zijn. Die eis heeft onze fractie altijd gesteld. De architectuur moet van het begin af aan goed zijn. Een hoofdpunt daarin is de splitsing van de netten van de commerciële activiteiten c.q. de splitsing van de monopolistische activiteiten van de commerciële activiteiten. Dat is van belang. Ik zal het niet allemaal herhalen, maar de hoofdpunten zijn natuurlijk: de vrije toegang, het voorkomen van kruissubsidies en ervoor zorgen dat het investeringsniveau op peil blijft, voor voorzieningszekerheid maar zeker ook om de duurzame energie aan te kunnen. Dat komt immers op het net. Ik ben in ieder geval heel blij dat het kabinet die lijn ook heeft gekozen en dat de Kamer daar in overgrote meerderheid, zo niet unaniem, achter staat.

Wat het tempo betreft, wil ik zeggen: hoe eerder hoe beter. Immers, als je een goede marktwerking wilt, dan wil je dat ook snel. Ik wil de minister derhalve graag steunen op dat punt. Wat het hoogspanningsnet betreft, is er natuurlijk geen enkele reden om te aarzelen. Maar ook wat de laagspanningsnetten betreft, zou ik niet weten waarom dat lang zou moeten duren. Op dat punt steun ik dus het kabinet. Wat een oppositie!

Met de architectuur van de splitsing is natuurlijk maar de helft van de markt een goede architectuur. Het overblijvende commerciële bedrijf, de commerciële markt, moet natuurlijk ook nog goed afgerond worden. Er moet voor de zomer nog een brief van de minister komen over de capaciteit, de voorzieningszekerheid enz. Ik ga ervan uit dat wij daarover later nog komen te spreken. Dat is geen probleem van de allerkortste termijn. Die tijd kunnen wij dus nemen. Een tweede vraag die wel urgent is, is die van de marktmacht. Er is sprake van aanmerkelijke marktmacht, althans van grote marktmacht waardoor het maar de vraag is hoe liquide die markt zal zijn en of er echt sprake is van concurrentie.

Collega Vendrik en ik hebben een amendement ingediend op stuk nr. 44. Langs die weg verzoeken wij de collega's en het kabinet twee extra dingen te regelen. In de eerste plaats willen wij geregeld zien dat de DTe eenmaal per drie jaar in een rapport vaststelt of en, zo ja, bij welke omstandigheden er sprake is van aanmerkelijke marktmacht. Het is van belang te weten wat daaronder moet worden verstaan, want dit is een specifieke markt en wij kunnen dus niet werken met algemene criteria als 30%. In een markt waar geen voorraad kan worden bewaard en waar piekcapaciteiten een rol spelen, kan men misschien al bij veel lagere percentages een aanmerkelijke marktmacht hebben. In de tweede plaats stellen wij in het amendement voor dat het dan op basis van de bevindingen mogelijk moet zijn om zo nodig maatregelen te nemen, ex post of ex ante.

Ik heb eraan toegevoegd dat de minister zelf in stukken over de Mededingingswet nog onlangs heeft geschreven dat in sectoren in transitie – hij noemde met name de telecomsector en de energiesector – aanvullende bevoegdheden nodig zijn bovenop de reguliere mededingingswetgeving. Die voorziet natuurlijk wel in fusiecontrole en in het aanpakken van machtsmisbruik, die ex post moet worden aangetoond, maar in dezen is er een gat. Ik hoop op steun van de minister en de collega's om dit gat op te vullen met dit dubbele doel, want dat is uiteindelijk van belang om de voorzieningszekerheid optima forma te kunnen regelen.

De heer De Krom (VVD):

De heer Crone stelt in zijn amendement voor, DTe ex ante bevoegdheid te geven bij het controleren op ongewenste marktmacht. Dat is een zeer vergaande bevoegdheid. Ik zou het op prijs stellen als de heer Crone, en na hem wellicht ook de minister, inging op de vraag in hoeverre hij hier een relatie ziet met de ministeriële verantwoordelijkheid.

De heer Crone (PvdA):

Het nemen van maatregelen ex ante is vooral vermeld in de toelichting op artikel 42a in de door ons gewenste vorm. Daarin staat dat de directeur van de dienst, de DTe dus, maatregelen kan nemen die de concurrentie bevorderen en de consument beschermen. Dat kan dus ook ex post. Echter, ik wil er juist openheid in hebben. Ik heb ooit gekscherend gezegd dat de Elektriciteitswet eigenlijk uit maar één zin hoeft te bestaan: De directeur van de Dienst uitvoering en toezicht energie doet alles wat in het belang is van de consument en andere gebruikers. Dat is juridisch niet zo sterk. Wij moeten het dus iets concreter maken. Ik ben benieuwd wat de minister ervan zegt. Het is natuurlijk in zekere zin een specificering van of aanvulling op de algemene mededingingswetgeving voor een specifieke sector. Wij hebben zoiets ook, en met goede ervaringen, gedaan in de telecomsector en in een aantal opzichten ook in deze sector. Als de minister kan zeggen dat het amendement volstrekt overbodig is, omdat alles wat ik hier wil al kan, dan heb ik een overbodig amendement ingediend en hoeft u er ook niet tegen te zijn. Of het gat moet op een andere manier worden gevuld, nu of wanneer dan ook. U had het er in uw eigen eerste termijn over dat een zorg van ons allen is of het een flexibele en open markt wordt dan wel een meer oligopolistische.

Ik ondersteun de opmerkingen van beide voorgaande sprekers over de gasmarkt en de flexibilisering ervan én over glastuinbouw. Hoewel ook daar de kostenoriëntatie voorop moet staan, is er nog steeds geen oplossing gevonden voor de glastuinbouwers die weinig gas gebruiken en dus een goed op ons klimaat georiënteerde teelt hebben. Het gaat mij aan het hart dat zij nu wel erg grote kostenstijgingen dreigen te krijgen.

De duurzaamheid is nu ook aanvullend geregeld evenals de bemetering. De minister heeft althans geen bezwaar tegen de amendementen die ik daarover heb ingediend. Het amendement-Samsom c.s. is aangepast en regelt een goede vergoeding voor mensen die kleinschalig duurzame stroom op het net brengen.

Op initiatief van de CDA-fractie, van de minister en van ons zijn er veel dingen geregeld ter bescherming van de consument, maar er zit nog een gaatje in de consumentenbescherming. Collega Hessels sprak er al over. Ik stel vast dat met het amendement op stuk nr. 42 er overeenstemming over is dat in het geval dat vergunninghouders een te hoge prijs vaststellen, DTe de bevoegdheid heeft om een maximumprijs vast te stellen. Ik heb twee aanvullende amendementen ingediend op de stukken nrs. 49 en 50 over oneerlijke handelspraktijken. Wij zijn het daarover eens, maar ik heb deze amendementen ingediend om in de wet vast te leggen wat oneerlijke handelspraktijken zijn en hoe het zit met boetes. Bovendien leggen wij hiermee vast dat de vergunning in het geding kan zijn.

Er kan sprake zijn van schijnaanbod en van bemiddelaars. In het laatste geval krijgt men stroom aangeboden door iemand die stroman is van een energieconcern, groot of klein, of bemiddelt voor verschillende energieconcerns. Wij zouden in beide gevallen willen regelen – misschien moet hier nog een amendement voor komen – dat in dat geval het achterliggende bedrijf verantwoordelijk is. Het bedrijf mag zich niet verschuilen achter de bemiddelaar. In de Wet financiële dienstverlening is iets vergelijkbaars geregeld voor verzekeraars en hun tussenpersonen.

De minister heeft in zijn jongste brief duidelijk aangegeven dat er een en ander geregeld moet worden voor de opzegtermijnen. Hij schrijft terecht dat contracten van onbepaalde duur kosteloos moeten kunnen worden opgezegd. Vervolgens schrijft hij dat mensen die kiezen voor een contract van bepaalde duur een expliciete keuze hebben gemaakt. Hij stelt terecht vast dat bedrijven de consumenten als het ware proberen te lokken in zo'n contract zonder dat je je daarvan bewust bent. Ik steun de minister dus op dit punt. Hij zegt dat dat wellicht geregeld moet worden bij amendement. Ik leg bij dezen dat verzoek bij hem neer.

Vervolgens komt de vraag aan de orde of je tussentijds en kosteloos een contract van bepaalde duur kunt opzeggen. Wat dit betreft zijn er twee begrippen in omloop die verheldering behoeven. In de eerste plaats moet je elk contract 30 dagen voordat het afloopt kunnen opzeggen en niet bijvoorbeeld drie maanden van tevoren. In de tweede plaats moet je een contract ook tussentijds kunnen opzeggen, bijvoorbeeld omdat je ontevreden bent over de service of omdat je de prijs te hoog vindt. Ook dan geldt een termijn van 30 dagen. Moet dat kosteloos kunnen gebeuren of mag je niet zomaar een contract van bepaalde duur opzeggen? Het gaat hier om een markt met weinig spelers waarin de aanbieders enorm veel macht hebben en de consumenten niet. Wat dat betreft zou ik haast ten principale willen zeggen dat de consument zonder enige kosten tussentijds een contract moet kunnen opzeggen. Aan de andere kant kan natuurlijk ook worden gezegd: als je voor een bepaalde periode de zekerheid hebt van een bepaalde prijs, is het vanuit de aanbiederskant bezien merkwaardig dat je er zomaar uit kunt stappen. Ik probeer hier een evenwicht te zoeken. Als het contract een paar jaar geldt en de prijs staat vast, moet het ook iets kosten om eruit te stappen. Als echter de aanbieder het recht heeft om tussentijds de prijs te verhogen, moet de consument het recht hebben om er zonder kosten tussentijds uit te stappen. Bij voorkeur moet de consument er dus kosteloos uit kunnen stappen. Dat moet echter billijk en redelijk zijn en tussen beide begrippen moet een zeker evenwicht zijn. Wat dit betreft is voor mij een boete niet onbespreekbaar, maar ik kan niet bepalen wat nu veel is. 10% lijkt mij heel veel. Dan moet je dus de switchkosten plus 10% prijsverschil betalen als je naar een andere aanbieder wilt. Als iemand een wanprestatie levert, zou het kosteloos moeten zijn. 10% vind ik erg veel klinken, maar soms denk ik wel eens dat het misschien wel 20% moet zijn. Moeten wij niet besluiten om de DTe de opzegvoorwaarden – als onderdeel van de algemene voorwaarden – te laten toetsen? Dan ontwikkelt zich vanzelf een praktijk tussen de consumenten, DTE en de andere partijen.

De heer Hessels (CDA):

De heer Crone doet op een indrukwekkende manier zijn best om mijn vraag te beantwoorden voordat zij gesteld is, maar ik wil hem toch nog verrassen. Hoe oordeelt hij over een boeteclausule, als de prijs eerst beduidend lager is en vervolgens in dezelfde contractperiode beduidend hoger wordt? Moet dat dan ook worden verrekend? Dat lijkt mij nogal moeilijk, want het is een subjectief oordeel.

De heer Crone (PvdA):

Om te beginnen, in een normale markt bestaan geen opzegtermijnen en is zoiets het risico van de aanbieder. Als ik van de een op de andere dag niet meer naar Albert Heijn, maar naar de Spar ga, dan is er niemand die zegt dat ik schadevergoeding aan Albert Heijn moet betalen, terwijl Albert Heijn wel heeft ingekocht op basis van verwachte klanten zoals mijzelf. Eigenlijk moeten we dus beargumenteren waarom er een opzegtermijn moet bestaan, of een boete. Welnu, eigenlijk is dat onzin. Bij marktwerking hoort dat de aanbieder, dus de leverancier, zijn risico's afdekt met de producenten en dat de markt flexibel is. Stel dat Nuon met deze formule veel klanten zou verliezen, dan lijdt Nuon even schade, maar als de klant vervolgens bij ENECO komt, dan zal ENECO die stroom toch weer bij Nuon als producent moeten kopen; zo klein en gesloten is die markt nu eenmaal. Er is dus niet zoveel reden om de consument ook hiermee weer lastig te vallen. Het was toch de bedoeling dat bedrijven achter de toonbank, met elkaar die risico's gingen dragen? Niet te snel een hoge boete dus, zou ik zeggen.

De heer Hessels (CDA):

Uiteraard ben ik het ermee eens dat er een dertigdagentermijn moet gelden, maar ik wijs u er wel op dat het hier niet gaat om een goed dat je bij de supermarkt kunt kopen. En in dat kader: Albert Heijn biedt ook telefoonabonnementen aan, maar daar kun je ook niet de dag erna al van af.

De heer Crone (PvdA):

Daar hebt u een punt, maar bij vaste telefonie kun je er wel meteen van af. Bij benzine evenzo, terwijl ook daar een enorme infrastructuur achter ligt; het is dus echt niet leuk als je al je klanten ineens naar de concurrerende pomp ziet rijden. Iedereen weet dat de risico's anders zijn in een kapitaalintensieve sector, met een netwerkachtige structuur. Maar bij melk is dat toch niet zoveel anders? In feite is Albert Heijn ook een netwerkdistributieorganisatie. Die bedrijven zijn niet zo zielig, dat vind ik te gemakkelijk. Consumenten gaan pas weg als de prijzen in de hele markt fors dalen, ze gaan heus niet weg voor 2%. En, die bedrijven hebben ook inkoopmacht – hadden ze maar in het contract met hun aanbieders, de centrales, moeten vastleggen dat deze hun prijzen moeten verlagen als de marktprijzen dalen. Met een koppeling van de inkoopprijs aan de algemene marktprijs is een leverancier ook ingedekt. Voorzitter, ik lijk wel een marktkoopman!

Mevrouw Gerkens (SP):

Volgens mij gaat de vergelijking met de supermarkten niet op: ik heb namelijk geen afspraak met mijn supermarkt om de hoek dat ik het hele jaar bij hem voor ongeveer zoveel geld boodschappen zal kopen. Dat is precies de kern van het probleem: je neemt een contract voor een bepaalde duur, omdat dat wederzijds voordeel oplevert. Voor de leverancier is het voordeel dat hij een jaar lang op een klant kan rekenen; daarvoor geeft hij enige korting terug. Ik vind dat u van twee walletjes wilt eten: de lagere prijs, maar er ook zo van af kunnen als het niet meer bevalt. Het is toch een reële deal om een jaar aan een contract vast te zitten voor een lagere prijs?

De heer Crone (PvdA):

Hier zitten meer kanten aan: met een driejarig contract geef je ook zekerheid aan de producent, die daardoor een sterkere inkoopmacht krijgt en van de centrales kan eisen dat deze hun prijzen verlagen bij lagere marktprijzen. Zo zou ik het tenminste doen. Vroeger maakten we van die "baksteencontracten": we kochten in het buitenland stroom zonder ontbindende voorwaarden voor de wereldprijzen. Een particuliere ondernemer doet dat nooit; die schat zijn portefeuille in en dekt zich in bij de inkoop, waardoor het risico wordt gedeeld tussen consument, leverancier en producent. Dat lijkt me échte marktwerking.

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik vind het altijd sympathiek als de PvdA meer macht aan de consument wil geven, daarvoor staat ook mijn partij. Maar uw voorstel verbaast me, omdat u destijds bij de Telecomwet ook niet met een dergelijk voorstel kwam. Dat is ook een markt met jaar- of tweejaarcontracten.

De heer Crone (PvdA):

Maar ook daar is er een beweging, in ieder geval naar veel simpeler contracten, met niet te veel verschillende typen.

Mevrouw Gerkens (SP):

Dat zal wel, maar daar heeft de PvdA destijds niet voor gepleit!

De heer Crone (PvdA):

Het ideaal is dat de boete waarmee je eruit stapt, onderdeel is van de marktwerking. Nuon biedt een driejaarcontract aan met een boete van 10%, ENECO 9%. Maar zoiets zou te complex zijn, dat snappen burgers niet meer. Daarom pleit ik ervoor om de zaak transparant te maken, zodat men weet hoe het zit. Het voordeel van 10% is juist die transparantie, want iedereen rekent dat. Het nadeel voor mij is dat ik nog niet precies kan overzien of dit te veel of te weinig is. Daarom pleit ik ervoor, aan de DTe advies te vragen en de DTe ook bevoegdheden te geven.

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik begrijp dat u afstapt van wat u aan het begin van uw betoog zei, namelijk dat een en ander kosteloos moet kunnen. U zegt dus: een boete is redelijk?

De heer Crone (PvdA):

Als de aanbieder midden in de periode van drie jaar de prijs kan verhogen en de enige mogelijke sanctie is dat de klant binnen dertig dagen weggaat, is er sprake van wel erg eenzijdige macht. Ik vind dat de consument met zo'n contract ook binnen dertig dagen weg mag wanneer hij dat wil. Als de aanbieder zich echter in een contract voor drie jaar vastlegt, krijgt de consument zoveel zekerheid dat hij wat meer boete moet betalen als hij eruit wil stappen.

De heer Hessels (CDA):

Voorzitter...

De voorzitter:

Neen, ik zou de heer Crone zijn betoog willen laten voortzetten. U hebt op ditzelfde punt al interrupties geplaatst.

De heer Crone (PvdA):

Veel van de zaken die wij in de loop van de jaren hebben besproken, worden steeds beter geregeld. Het kabinet verdient daarvoor alle lof. Wij kunnen er in redelijkheid op vertrouwen, uiteraard in de veronderstelling dat alle amendementen worden aangenomen, dat het proces per 1 juli 2004 van start kan gaan. Laten wij hopen dat dit gebeurt zonder al te veel kortsluiting.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Het zal de minister niet verbazen dat de SP-fractie fel tegenstander is en blijft van deze dwaze liberaliserings- en privatiseringsoperatie. Wij hebben de stille hoop dat regeringen leren van fouten uit het verleden, maar dat is hier blijkbaar nog niet het geval. Hoewel wij er nu spijt van hebben als haren op ons hoofd dat wij ooit de kabel uit handen hebben gegeven en de NS hebben verzelfstandigd, begaat het kabinet simpelweg dezelfde fout. Ook de ervaringen die in andere landen reeds zijn opgedaan met energieliberalisering leren ons dat het moeilijk is om in de elektriciteitssector een echt concurrerende markt te creëren en dat energieliberalisering vaak resulteert in een slecht gereguleerde private oligarchie.

De heer Hessels (CDA):

Hoe kijkt u dan aan tegen de Europese regelgeving op dit punt?

Mevrouw Gerkens (SP):

Dat is altijd het argument dat wordt gebruikt. Europa vindt dat wij dit moeten doen. Ik constateer dan twee zaken. Wij zijn in Europa niet erg hard bezig om dit te vertragen, laat staan het tegen te houden. Sterker nog, wij zijn in Europa haantje de voorste. De aanname dat energieliberalisering leidt tot meer efficiëntie en lagere prijzen is dan ook een onjuiste aanname. Niet voor niets zorgt de energieliberalisering wereldwijd voor grote publieke verontwaardiging. Uit diverse voorbeelden blijkt dat in verschillende landen vooral de armen hebben te lijden van de gestegen prijzen. Zo gaan bijvoorbeeld in Noorwegen in de winter vrijwilligers de straat op om hout langs te brengen bij de minder bedeelden, die sinds de liberalisering aldaar hun rekeningen niet meer kunnen betalen. Wij hebben het dan over een van de rijkste landen van de wereld. Het is dus niet ondenkbaar dat dit probleem zich over niet al te lange tijd ook in Nederland zou kunnen voordoen. Is dat wat wij willen?

Ook het argument van de keuzevrijheid is niet sterk. Het interesseert de gemiddelde burger helemaal niet van wie de stroom uit zijn stopcontact komt. Mensen hebben wel wat beters te doen. Daarnaast bevat het krantje dat dezer dagen bij de mensen op de deurmat valt voor de gemiddelde Nederlander veel abracadabra.

De heer De Krom (VVD):

De mantra van de overheidseigendom wordt hier weer uitgesproken, maar hoe verklaart u het dat de DTe heeft uitgerekend dat, als de ontwikkelingen van de jaren negentig niet hadden plaatsgevonden, de prijzen van energie wel eens 20% hoger zouden hebben kunnen liggen dan nu het geval is. Hoe kan dat dan?

Mevrouw Gerkens (SP):

U zegt het goed: zou kunnen. U hebt het over onze mantra, maar ik kan het ook hebben over de mantra van de VVD, namelijk dat de markt de enige heilige weg is. Ik kijk naar de toekomst en ik denk dat wij elkaar over een paar jaar hier weer in de ogen kijken en dat wij dan zullen zeggen: de prijzen zijn na de energieliberalisering toch wel erg gestegen. Die signalen zijn er ook, maar daar rept u niet over.

De heer De Krom (VVD):

Ik vind dat je in dit soort zaken niet dogmatisch moet zijn. Wat privatisering en liberalisering betreft is elke casus weer verschillend en moet elke casus op zijn eigen merites worden bekeken. U blijft toch maar hangen in het dogma dat het allemaal beter kan als het in overheidshanden blijft. Dat vind ik teleurstellend.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Dan luistert de heer De Krom niet naar de SP-fractie. Misschien zou hij dat wel moeten doen. Wij hebben zeker niet gezegd dat wij tegen marktwerking an sich zijn. Wij zijn geen antimarktpartij, al denken sommige leden van de VVD-fractie dat nog steeds. Ik kan de heer De Krom geruststellen dat dit niet zo is. Wij denken wel dat het goed is als de overheid bepaalde publieke belangen veiligstelt en ik denk dat deze liberaliseringsoperatie het publieke belang niet dient. Daarin verschillen wij gewoon van mening.

Voorzitter. Dan kom ik bij de amendementen die de SP-fractie heeft ingediend. De SP-fractie houdt vast aan het amendement over de aanmerkelijke marktmacht. De minister heeft mij niet kunnen overtuigen van de overbodigheid daarvan. Nu de liberalisering in alle sectoren van de maatschappij doordringt en toezichthouders zich voor een steeds groter wordend takenpakket zien staan, kan het volgens de SP-fractie geen kwaad om in de allerbelangrijkste sectoren waar het eerste levensbehoeften zoals energie betreft, een aanvullende bepaling in de wet op te nemen die ervoor zorgt dat voldoende marktwerking te allen tijde verzekerd is. Wel ga ik in de toelichting wijzigen dat de DTe bij de leveringsvergunning op aanmerkelijke marktmacht zal toetsen, dit ook naar aanleiding van de vragen die de PvdA-fractie hierover heeft gesteld. De SP-fractie houdt eveneens vast aan het amendement van het niet privatiseren van de netten. Het verbaast mij dat de minister zich niet vast wil leggen op deze eeuwigheidsbepaling. Ziet de minister soms een mogelijkheid dat er over een aantal jaren wel geconcurreerd kan worden met dezelfde netten? Graag hoor ik een reactie van de minister op dit punt.

Dan kom ik op het punt van de consumentenbescherming. De SP-fractie maakt zich nog altijd grote zorgen over de consumentenbescherming bij de liberalisering. Ik ben de minister erkentelijk voor de veranderingen die hij op dit vlak heeft aangebracht, maar het is mijns inziens niet genoeg. Dat geldt in het bijzonder voor de administratieve chaos die nog immer plaats lijkt te gaan vinden, zoals wij ook onlangs weer uit het Fries Dagblad hebben kunnen vernemen. Daaruit bleek dat het nieuwe systeem van Nuon in Leeuwarden maandag en dinsdag weer uren platlag. De boel werd met papieren formulieren draaiende gehouden. Ik probeer mij iets voor te stellen bij "de boel draaiende houden met papier". Keiharde garanties voor een goed of zelfs maar redelijk verlopen van de overstap zijn er nog steeds niet gegeven door partijen anders dan de energiebedrijven zelf. In dit licht zie ik ook de resultaten van het DTe-onderzoek naar Essent. In het finale rapport dat gisteren is verschenen, worden door de DTe wederom conclusies getrokken op basis van gegevens die door Essent zelf verstrekt zijn. Ik blijf toch bij de vergelijking met de slager die zijn eigen vlees keurt en vrees voor de liberalisering met de toezichthouder zoals die nu kan functioneren. Ik snap dat de capaciteit vrijwel altijd een probleem is en dat de druk groot is, omdat de liberalisering van de minister hoe dan ook op 1 juli moet doorgaan, maar van een goed functionerende onafhankelijke organisatie lijkt mij geen sprake. Ik vraag mij verder af of de consument nu wel gebaat is bij al die miljoenenverslindende reclamecampagnes. Je kunt de straat niet op of de posters van ENECO schreeuwen om aandacht. Wie gaat dat uiteindelijk betalen volgens de minister?

Voorts hoor ik graag de mening van de minister over het verontrustende punt van de "slamming". Er is sprake van slamming wanneer een consument buiten zijn medeweten om van de ene energieleverancier wordt overgedragen aan een ander. Wat kan de minister doen om te voorkomen dat dit soort praktijken plaatsvinden tot de bevoegdheden van de DTe in de Interventiewet geregeld zijn? Is het verplichten van een handtekening of een bandopname van het telefonische verkooppraatje een optie? Is de minister bereid, deze maatregelen per 1 juli al dan niet tijdelijk in te voeren? Daarnaast hoor ik van de minister graag of hij nog een toelichting heeft op het punt van schijnaanbod. Kan hij aangeven waarom hij van mening is dat dit nu afdoende is geregeld?

Dan kom ik op het punt van warmte en duurzame energie. Ik ben blij dat de minister tijdens het wetgevingsoverleg van 29 april te kennen heeft gegeven dat de consumenten die momenteel gebruik maken van warmtedistributie met de liberalisering niet de dupe zullen worden van hogere gasprijzen. Omdat hij dat ook in het programma Kassa heeft gezegd, neem ik aan dat deze belofte staat. Ik ben ook blij met het voorstel dat de minister gedaan heeft om te zijner tijd verder te praten over de warmtedistributieproblematiek. Ik ben wel een beetje ongeduldig, minister, en daarom wil ik daarop nu toch al deels terugkomen. Ik heb al enkele keren uitgelegd waarom ik dit zo'n belangrijk onderwerp vind. Warmtedistributie bespaart veel energie. Ik ben niet gerustgesteld over het voortbestaan van deze markt na de liberalisering. Ik hoop dat de minister mij alsnog gerust kan stellen en daarbij kan ingaan op meer dan het "niet meer dan anders"-principe en de leveringszekerheid. Klopt het dat gebouwen die in de buurt van een warmteleiding staan soms toch op het gasnet worden aangesloten? Wat vindt de minister daarvan met het oog op energiebesparing? Hoe en waar ziet hij mogelijkheden om warmtedistributie in een vrije markt geen ondergeschoven kindje te laten worden? Ik overweeg om een motie in te dienen over dit punt.

Het volgende onderwerp is duurzame energie en liberalisering. Vanmorgen stond nog in de kranten dat zonder extra inspanning de doelstelling van Europa om over zes jaar 22% stroom uit alternatieve bronnen te halen in het water zal vallen. De Palacio noemde Nederland als een van de landen die in gebreke blijven en die zich extra zullen moeten inspannen. Uit uitgebreid internationaal bewijs blijkt dat liberalisering van de energiesector zonder strikte overheidsbemoeienis leidt tot de achteruitgang van ecologisch kwetsbare gebieden, dalende gezondheidsnormen en verdere bedreiging van het klimaat op aarde door hogere emissie van broeikasgassen. De roep om kernenergie wordt ook steeds groter. Welke garanties kan de minister geven dat dit met de invoering van de liberalisering in Nederland niet zal gaan gebeuren?

Ik heb de minister verschillende malen verzocht om mij uit te leggen waarom de voorwaarden die ongeveer honderd jaar geleden golden voor de nationalisering van onze energievoorziening niet meer gelden. Hij antwoordde daarop dat anderhalve eeuw geleden alles anders was. Het is echter de vraag of dat het geval is. Anderhalve eeuw geleden was het wat dit betreft niet anders. Leuke anekdotes over dat er toen geen mobiele telefoon was en dat er postkoetsen rondreden, raken kant noch wal. Zij sterken mij in de gedachte dat minister mij simpelweg geen goed antwoord kan geven op deze vraag. Daarom vraag ik hem nog één keer wat de voorwaarden zijn voor een goede marktwerking en of daar in het geval van de energievoorziening, dus een nutsvoorziening, nu sprake van is.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Ik vervang de heer Vendrik. Hij is helaas ziek geworden, maar dat kwam niet door de brief van de minister. Wij waren behoorlijk positief over zijn reactie op een aantal amendementen dat de fractie van GroenLinks heeft ingediend, met name over de etikettering en de informatievoorziening over milieuaspecten aan de consument. Deze liberaliseringsoperatie is niet de grootste hobby van de fractie van GroenLinks. Wij vinden nog steeds dat het anders had gemoeten op het gebied van milieu, leveringszekerheid en de positie van de consument. Wij zijn dus over de hele linie kritisch. Soms blijkt echter dat er met deze minister goed zaken kan worden gedaan. De heer Vendrik heeft dat al gezegd in het wetgevingsoverleg op 29 april waarin het onder meer ging over de brief van de minister waarin hij aankondigde dat er nu echt een splitsing komt van het netwerk en de levering. Wij steunen de minister op dit punt. Als marktwerking wordt geïntroduceerd, moet het goed gebeuren. Het netwerkbedrijf hoort dan onafhankelijk te functioneren van het leveringsbedrijf.

Wij hebben ook een aantal voorstellen gedaan inzake het goed regelen van etikettering en informatievoorziening over de milieukwaliteit van de stroom. Wij zijn erg blij met het positieve commentaar van de minister hierop. Hij heeft in het wetgevingsoverleg al een positieve reactie gegeven op een aantal suggesties en hij is daar verder op ingegaan in de brief die hij de Kamer heeft gezonden. Wij hebben serieus gekeken naar het commentaar en naar de brief en op basis daarvan hebben wij twee van onze amendementen gewijzigd.

De minister gaf ons bij het amendement op stuk nr. 35 in overweging om het verzenden van informatie met het oog op de administratieve lasten aan te laten sluiten bij de jaarrekening. Die wordt namelijk niet in alle gevallen in de eerste drie maanden van het jaar verzonden. Ook wij willen geen onnodige administratieve lasten, dus wij hebben dit goed bekeken en wij hebben een gewijzigd amendement ingediend om aan dit bezwaar tegemoet te komen. Wij stellen voor om leveranciers de keuze te laten om de portfolio-informatie in de eerste drie maanden van het kalenderjaar of bij de jaarafrekening te verstrekken. Elke leverancier kan zo kiezen wat het efficiëntst is, terwijl de consument toch de garantie heeft dat de informatie geen mijlen achter de levering aan loopt. Daar gaat het ons ook om. Het amendement op stuk nr. 35 is dus vervangen door een gewijzigd amendement, dat nr. 46 heeft gekregen. Uiteraard wordt ook dit amendement mede namens de leden Crone en Gerkens voorgesteld.

Wij hebben ook ons amendement op stuk nr. 39 gewijzigd, dat eveneens mede door de heer Crone en mevrouw Gerkens is ondertekend. Bij dit gewijzigde amendement, dat als stuk nr. 47 is rondgedeeld, gaat het om het meest fundamentele punt. Wij vinden dat de consument vooraf aan de leverancier moet kunnen aangeven welk pakket aan stroom hij wil, dat hij niet pas achteraf te horen moet krijgen wat er aan hem is geleverd. De minister steunt deze ex-ante-etikettering in principe, maar hij verwacht dat meteen invoeren van deze maatregel een te grote belasting voor de energiebedrijven zou betekenen. Onze fractie hecht net als de minister aan zorgvuldigheid en wij delen zijn visie dat wij de energiebedrijven niet in één keer te zwaar moeten belasten. Vandaar dat wij in ons gewijzigde amendement hebben geregeld dat deze maatregel pas op 1 januari 2007 zal ingaan. Mocht bij de voorbereiding blijken dat het op een soepele manier toch sneller kan, dan geven wij de minister de ruimte om de maatregel eerder te laten ingaan. En natuurlijk vernemen wij hierover graag iets van hem. Op onze andere amendementen had de minister al positief gereageerd, ook in zijn brief. Daarvoor zeggen wij hem dank.

Wij hebben in de wetgevingsoverleggen en ook nu veel gesproken over de implementatiewet, maar het gaat natuurlijk ook om het wetsvoorstel voor volledige marktopening per 1 juli a.s. De implementatiewet heeft onze instemming, maar wij overwegen om het wetsvoorstel over de marktopening niet te steunen. Ik zei het al in het begin van mijn inbreng, dit is niet onze liberalisering. Wij hebben er nog steeds twijfels over of het geen chaos op de energiemarkt zal worden als kleinverbruikers op 1 juli a.s. massaal op de vrije markt komen. Wij vinden dit een te riskant avontuur. Onze fractie wil zo snel mogelijk naar een duurzame energievoorziening, en dit type marktwerking past daar niet bij. Wij zijn er blij mee dat er straks een stroometiket zal zijn; dat is een belangrijke stap, maar een prijskaartje voor de vervuiling is er nog steeds niet.

De voorzitter:

De heer Herben heeft mij laten weten dat hij aan twee debatten tegelijk zou moeten deelnemen, zodat hij zich tot zijn spijt bij dit debat moet laten verontschuldigen.

De vergadering wordt van 20.53 uur tot 21.15 uur geschorst.

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Ik ben blij dat de Kamer zo voortvarend meewerkt aan dit belangrijke debat over de energiemarkt. Wij hebben daar het afgelopen jaar veel met elkaar over gesproken in verschillende AO's. Dit zou inderdaad het afrondende debat moeten zijn. Ik ben blij dat de Kamer eraan heeft meegewerkt dat wij het momentum bewaren. Het lijkt dus haalbaar dat het wetgevingsproces voor 1 juli is afgerond. Er is natuurlijk nog de Eerste Kamer, maar ik hoop dat daar ook de mogelijkheid bestaat om de afronding daadwerkelijk voor 1 juli tot stand te brengen. Ik beschouw dit debat als een heel belangrijke mijlpaal, maar zeker niet als het einde van dit complexe veranderingsproject. Ik heb wel eens gezegd dat wij in Nederland niet vaak in staat zijn om gemakkelijk met veranderingstrajecten, zeker als het om institutionele vormgeving gaat, om te gaan. Dit is bepaald een uitzondering. In de Kamer is er een belangrijke steun voor deze ontwikkeling.

Misschien is het goed dat ik eerst iets zeg over het vervolg van het veranderingsproject. Begin juni kom ik, zoals toegezegd, met een brief over de leveringszekerheid en het investeringsklimaat bij de elektriciteitsproductie. U kunt dit najaar van mij een concrete uitwerking verwachten van de kabinetsbrief van 31 maart over de splitsing van energiebedrijven en de privatisering, inclusief een analyse van de geschiktheid van de bestaande mededingingsinstrumenten. Ik zal tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie trachten voorgang te bereiken met onder meer het tot stand brengen van een level playing field in Europees verband. Verder ben ik bezig met het afsluiten van memoranda of understanding met de buurlanden, met als doel de interconnectie beter te regelen. Afgelopen weekend was er in Amsterdam een belangrijke energieconferentie, het International energy forum. Ik heb daar bilateraal overlegd met mijn collega Clemens. Hij is ook zeker van mening dat het nuttig is om daaraan mee te werken. Over de onderhandelingen over het gasgebouw kom ik later nog bij u terug.

Vandaag gaat het dus vooral om de afronding van de implementatie- en de interventiewet. Ik wil eerst echter iets zeggen over de marktopening per 1 juli 2004 en over de splitsing van de energiebedrijven. De marktopening staat inderdaad voor de deur. Over ruim 30 dagen is het zover. Dat is een heel belangrijk moment. Ik wil deze gelegenheid niet voorbij laten gaan, zonder te benadrukken hoe hard iedereen de laatste maanden heeft gewerkt om de marktopening ordelijk te laten verlopen. De Kamer heeft daar ook een belangrijk steen aan bijgedragen. Dat harde werken was noodzakelijk. De positie van de consument moest worden versterkt en er moest een sterke toezichthouder komen. Mijn leuze is: een sterke markt vraagt om een sterke overheid. Naar mijn mening is daar met het voorliggende wetsvoorstel een goede basis voor gelegd. Dat harde werken was ook bij de bedrijven nodig. Wij hebben gesproken over factureringsproblemen, klachtenafhandeling, een adequaat berichtenverkeer en de afhandeling van switches. Dat zijn allemaal zaken die verleden jaar nog niet geregeld waren. U weet dat ik verleden jaar, ongeveer drie weken na mijn aantreden, heb gezegd: omdat het niet klaar is, gaan wij de zaak uitstellen tot 1 juli 2004.

De heer Hessels (CDA):

In het wetgevingsoverleg hebben wij gesproken over een switchtermijn van vijf dagen. De minister heeft toen aangegeven dat hij die zou veranderen in tien dagen. Is dat inmiddels gebeurd? Is er nu duidelijkheid voor de bedrijven?

Minister Brinkhorst:

Ik wil zo laat mogelijk besluiten tot een eventuele verlenging van die termijn. Ik wil graag druk op de ketel houden en de Kamer wil dat trouwens ook. Het is van groot belang dat deze maatregelen genomen worden. Een dergelijk signaal wil ik pas geven als daadwerkelijk blijkt dat de termijn van vijf dagen niet kan worden gehaald.

Omdat het een afrondend debat is, lijkt het mij goed om nog eens te memoreren wat er de afgelopen tijd is gedaan. Het platform Versnelling energieliberalisering heeft een centrale rol gespeeld in het overleg tussen de betrokkenen om alle procedures goed op elkaar af te stemmen. Eergisteren heeft dit platform zijn laatste vergadering gehad. Vanaf deze plaats dank ik de betrokkenen voor het voortreffelijke werk dat is verricht.

De commissie-Van Rooy heeft in drie rapportages geschetst wat nodig was voor een goede opening van de markt. Elementen uit die rapportages zijn opgenomen in het wetsvoorstel. Ik denk hierbij aan het boete-instrument van de DTe en de consumentenbescherming in het BW.

Vorig jaar september heb ik persoonlijk geïntervenieerd in de problematiek van de facturering. Het gevolg daarvan was de resultaatsverplichting die de directies van de energiebedrijven op zich hebben genomen. Het Lloyd's Register heeft onderzoek ter zake verricht. Daaruit blijkt dat bedrijven de facturering van zakelijke afnemers steeds beter onder de knie krijgen. Ook blijkt dat de klantgerichtheid steeds hoger op de agenda van de bedrijven komt te staan. Ten tijde van de monopolies was dit wel anders.

Om druk op de ketel te houden, heb ik afgesproken dat de DTe nog onderzoek zal doen naar de switches en de facturering bij de consumenten. Dit betreft de quick scan die de Kamer inmiddels heeft ontvangen. Daaruit blijkt dat de bedrijven in staat zijn om de switches af te handelen. Er staan teams klaar om fouten op te vangen en op te lossen. De DTe heeft geconstateerd dat de bedrijven beter dan voorheen in staat zijn om eventuele problemen op te vangen.

De DTe heeft ook zorgvuldig gekeken naar de klachten over Essent die door de SP zijn verzameld. Ik dank mevrouw Gerkens daar nog voor. Ik heb de Kamer daarover in mijn brief van gisteren geïnformeerd. Het blijkt dat er inderdaad fouten zijn gemaakt, zij het dat het geen zware fouten waren. Van de 132 klachten die de SP heeft verzameld, bleken er 20 gegrond te zijn. Dat zijn er natuurlijk 20 te veel. Maar berekening over 13 maanden in plaats van over 12 maanden, is geen zaak die de openstelling van de markt in gevaar brengt. Klachten zijn onwenselijk, maar bedacht moet worden dat Essent en Nuon tot de bedrijven behoren met de grootste aantallen klanten in absolute zin. Volgens het jaarverslag over 2003 had Essent in dat jaar 2,2 miljoen energieklanten. Daarop gelet, is het klachtenpercentage zeer laag.

Voorzitter. Dit is niet mijn gehele oordeel. Op grond van het onderzoek van DTe blijkt dat het bedrijf in kwestie een normaal bedrijf aan het worden is, dus gericht op de markt, op de klant. Het kan natuurlijk beter, maar ik verwacht dat de marktwerking daaraan zal bijdragen. Dat dit het geval is, blijkt uit de recente melding van de Consumentenbond dat Essent de klachten tot tevredenheid van de klanten had opgelost.

Tot slot van mijn betoog over de marktordening kijk ik even vooruit. Tijdens het overleg op 29 april vroegen diverse leden zich af of de energiebedrijven wel voldoende op de problemen rond en na 1 juli waren voorbereid. In mijn brief van gisteren constateer ik dat de bedrijven goed bezig zijn. Zij hebben een early warning system ingesteld om de ontwikkeling van de hoeveelheid switches te kunnen monitoren. Daarnaast zijn er teams ingesteld met in totaal minimaal 500 en maximaal 1000 mensen die klaar staan om switches die niet automatisch gaan, handmatig te verwerken. Als Kamer en kabinet hier niet verschillende malen over gedebatteerd hadden, zouden die duizend mensen niet klaar staan. Maar het feit is dat in de tweede helft van juni nog eens medewerkers van Economische Zaken en van de bedrijven bij elkaar komen om de mogelijke problemen na 1 juli te bespreken. De voorlichtingscampagne draait op volle toeren. Ook de bedrijven treden steeds meer in de publiciteit. Daarnaast zal ik in juni met de directies van de grote bedrijven een gesprek hebben. Mijn conclusie is dat wij er inderdaad klaar voor zijn. De consument heeft een uitstekende positie. Hij krijgt eindelijk keuzevrijheid en daarmee macht. Leveranciers zullen moeten presteren om consumenten te winnen en te behouden. Dat kunnen zij doen door middel van aantrekkelijke prijzen en goede service. Natuurlijk is die marktopening en marktordening een buitengewoon ingewikkeld proces. Ik kan niet garanderen dat het voor 100% goed zal gaan.

Mijnheer de voorzitter. Ik stel tot mijn spijt vast dat ik mevrouw Gerkens, wat fundamenteler, en mevrouw Vos, wat minder fundamenteel, niet heb kunnen overtuigen. Mevrouw Gerkens herinnerde eraan hoe het 150 of 100 jaar geleden was. Ik vind dat voor een partij die zich modern voelt een wat merkwaardige vergelijking. De gasvoorziening was 150 jaar geleden in particuliere handen. Dat moet haar als rechtgeaarde Marxiste geen deugd doen.

Mevrouw Gerkens (SP):

Sic, is dan mijn opmerking. Sic! Ik ben geen rechtgeaarde Marxiste. Dat is een andere partij.

Minister Brinkhorst:

Nee, goed. Maar dan bent u toch een beetje "angehaucht".

Voorzitter. Ik wil nu geen fundamenteel betoog houden. Ik zal mevrouw Gerkens het fundamentelere betoog over marktwerking toesturen dat ik in de Eerste Kamer heb gehouden. Ik probeer altijd zorgvuldig mijn optredens in de Eerste en Tweede Kamer te scheiden. Maar alle fundamentele overwegingen terzijde, ik blijf staan voor een sterke overheid. Daar mag geen enkel misverstand over bestaan. Ik wens een goede regulering en een krachtig toezicht. Ik wens een borging van publieke belangen zoals leveringszekerheid. Ik wil ook lage overstapkosten voor de consumenten. Zoals ik al zei, de voorziening van stroom en stadsgas was 100 jaar geleden een absoluut monopolie. Er was geen goede regelgeving, laat staan dat er toezicht was. Consumenten konden niet overstappen, omdat concurrentie niet mogelijk was. Er is dus wel heel veel veranderd. Het spijt mij buitengewoon dat de Socialistische Partij die verandering van 100 jaar geleden niet heeft kunnen of willen zien.

Voorzitter. Door verschillende afgevaardigden is gesproken over de splitsing. De kabinetsbrief van 31 maart over de toekomstige structuur van de Nederlandse energiesector heeft tot veel discussie geleid. Het belangrijkste onderwerp van het debat is het voornemen van het kabinet om energiebedrijven te splitsen in een monopoliedeel, een netwerkdeel, en een commercieel deel waarin de leveringskosten en de productieactiviteiten worden ondergebracht. Dat heb ik eerder in een overleg met deze Kamer een onhollands voorstel genoemd omdat hier geen sprake is van een compromisvoorstel waarin getracht wordt aan alle partijen een beetje tegemoet te komen. Dit is een scherpe beleidskeuze van het kabinet, gebaseerd op een uitgebreide analyse van de toekomstige ontwikkelingen op de Europese markt. Daarbij komt dat in mijn visie op de marktwerking de positie van de afnemer centraal staat. Daarbij is marktwerking geen doel op zichzelf, maar een manier om afnemers te bedienen met een scherpere prijs-kwaliteitsverhouding voor hun energielevering. Ik ben natuurlijk zeer verheugd over de brede steun die de Kamer voor de visie en het voorstel heeft uitgesproken. De heren De Krom en Crone hebben dat met nadruk gedaan. Ik constateer dat niemand in de Kamer fundamenteel tegen deze benaderingswijze is.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Ik ga graag met de minister de fundamentele discussie aan over marktwerking, maar dan misschien op een andere plaats en tijd. Ik kom terug op het rapport van de DTe. De eerste quick scan naar de klachten over Essent is door de DTe verricht op basis van interviews. Dat is nu weer het geval. Ik vraag mij af hoe onafhankelijk het onderzoek is, als het alleen wordt gedaan door interviews bij Essent. Dan is er toch sprake van een slager die zijn eigen vlees keurt.

Minister Brinkhorst:

Ik had als uitsmijter het antwoord op die vraag willen geven, maar nu u erop terugkomt, moet ik eerlijk zeggen dat ik uw twijfel aan de onafhankelijkheid van de DTe-organisatie onterecht vind. De DTe heeft buitengewoon veel capaciteit gestoken in het onderzoek. Het heeft zich niet beperkt tot het opvragen van gegevens van Essent. De DTe-teams zijn naar Essent gegaan om ter plekke te controleren of wat werd beweerd, klopte. Er is dus geen sprake van een beetje flodderig bezien van de gegevens van Essent, waarna is gezegd: zo is het goed geweest. Als u in het openbaar zo'n opmerking over mijn organisatie maakt, die onafhankelijk functioneert, moet u daarover gegevens hebben. Anders is de opmerking dat het onderzoek zo'n beetje is gebaseerd op de gegevens van de DTe een losse flodder.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Ik waardeer het dat de minister het zo opneemt voor zijn organisatie. Ik ken hem ook zo. Hij doet dat met verve. Het is ook niet mijn bedoeling om de DTe in een hoek te zetten waar hij niet thuishoort. Het is een hard werkende organisatie, die goed kijkt naar het belang van de marktwerking. Dat is echter ook precies het pijnpunt. Kijkt de DTe daarbij ook naar het belang van de consument? Men is naar Essent gegaan en heeft de gegevens gecontroleerd. Ik had echter graag gezien dat ook iets meer het belang van de consument in ogenschouw was genomen door daar ook mee te praten en verder onderzoek te doen. Er kan gewezen worden op het grote aantal klanten, maar er komen veel klachten over deze organisatie. Dat geeft aan dat er iets aan de hand is. De minister kan het wel afdoen met de opmerking dat het maar om een marginaal aantal mensen gaat en dat er maar 20 klachten gegrond zijn geklaard. Dat zijn de cijfers, maar er is onrust. Er is dus iets aan de hand. Het is jammer dat de DTe daar niet naar kijkt en dat het de minister even niet uitmaakt hoeveel klachten gegrond of ongegrond zijn, maar signaleert dat er onrust is, die er niet moet zijn voor 1 juli.

Minister Brinkhorst:

Maar wij moeten die onrust ook niet door ongemotiveerde aantijgingen aanwakkeren. Ik kom straks te spreken over de bevoegdheidsverdeling tussen de minister van Economische Zaken en DTe te spreken. Het belang van de consument staat voor mij absoluut centraal. Vandaar bijvoorbeeld de discussie over de splitsing. Het spreekt voor zich dat om die reden de minister daarop aangesproken moet worden. Als u duidelijk kunt maken dat DTe de belangen van de consument niet in het oog heeft, en dus niet handelt op grond van mijn aanwijzing, maar op grond van een eigen oordeel, dan heeft u een punt. De DTe verschijnt niet in deze Kamer, hoezeer ik ook van mening ben dat degenen die er werken, goed werk verrichten.

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik waardeer het dat ik u erop kan aanspreken, want ik vind ook dat de politiek erop aanspreekbaar moet zijn. Zelfs als maar vijf klanten van Essent erover klagen dat zij een naheffing krijgen van rond de € 2000, die zij even moeten betalen, omdat zij anders worden afgesloten, vind ik dat onacceptabel. Ik vind dat zo'n rapportage daaraan voorbijgaat. Ook al zijn het maar vijf klanten, op die manier mag niet worden omgegaan met de klant bij zo iets essentieels als de stroom- en de gasvoorziening. U moet daarvoor opkomen en zeggen dat dit onacceptabel is. Die woorden heb ik in deze rapportage en van u gemist.

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Het is nooit het bedrijf dat afsluit, maar uiteindelijk de netbeheerder. Die discussie heb ik ook met de heer Crone gehad. Wij kunnen erover van mening verschillen of uiteindelijk de netbeheerder dat moet doen, omdat er toch sprake is van een zorgvuldige afweging. Ik ga ervan uit dat er ook een individuele verantwoordelijkheid is van de afzonderlijke klant. U kunt niet zeggen dat het bedrijf dat doet en zeker niet dat de DTe, als hij onderzoek doet bij Essent, dat alleen doet op basis van de gegevens van Essent. Ik persisteer bij het feit dat ik het niet met u eens ben.

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik probeer het nog een keer. Wij mogen het natuurlijk niet met elkaar eens zijn, maar waar het mij om gaat is even niet de technische discussie wie nu uiteindelijk afsluit. Waar het mij om gaat, is dat mensen in Oss deze brief door hun brievenbus krijgen en vervolgens tegen het plafond vliegen. Er gebeurt iets ernstigs met hen: zij dreigen afgesloten te worden als zij niet op korte termijn een aanzienlijk bedrag op tafel leggen. Zij hebben helemaal niets aan die technische discussie. Zij denken alleen maar: mijn god, wat moet ik nu? Ik had gewild dat deze minister hier had gezegd dat hij dat afkeurt.

Minister Brinkhorst:

Ik ken die brief niet. U zult mij er nooit op kunnen vangen dat ik niet voor de consument ben. Laat u mij die brief zien, dan zal ik er persoonlijk op toezien dat daar een antwoord op komt. Ik ken dit speciale geval niet. Wij moeten ons echter niet al te veel op casuïstiek richten.

Voorzitter. Ik was ondertussen aanbeland bij de splitsing. Zoals bekend, hebben de aandeelhouders inmiddels aangegeven dat zij met mij willen optrekken om de splitsing verder vorm te geven. Ik vind het erg belangrijk – ik luister ook goed naar de signalen hier in de Kamer – dat de verdere vormgeving van die splitsing voortvarend wordt aangepakt, omdat daarmee ook aan de marktpartijen duidelijkheid wordt geboden.

De heer De Krom heeft gevraagd naar de relatie tussen het plan van aanpak en het wetsvoorstel. Het plan van aanpak zal in het najaar worden uitgewerkt voor verdere implementatie. Daarbij wordt uiteraard rekening gehouden met de inbreng van de Kamer. De Kamer kan dit najaar een uitwerking van de concrete voorstellen verwachten. Gelijktijdig zal een wetsvoorstel in procedure gaan. Ik wil het plan van aanpak en het wetsvoorstel dus gelijktijdig naar de Kamer zenden.

Het is van groot belang dat de Kamer in brede zin heeft aangegeven dat er snel duidelijkheid aan de energiebedrijven moet worden geboden, zodat zij hun strategie daarop kunnen herformuleren. Het is van belang dat er een klimaat ontstaat waarin de overheid, aandeelhouders en bedrijven samen met deskundigen vorm kunnen geven aan de splitsing. Ik onderschrijf van harte de oproep van de heer De Krom dat het niet verstandig zou zijn als de bedrijven persisteren in hun "bunkerhouding", waar op dit ogenblik inderdaad sprake van is. De mate waarin zij medewerking zullen verlenen aan dit proces, zal naar mijn gevoel ook bepalend zijn voor de invloed die zij kunnen uitoefenen. Ik voel mij natuurlijk persoonlijk zeer gesterkt door de brede steun die in de Kamer is uitgesproken op dit punt. Ik heb niemand horen zeggen dat dit niet het geval was.

De heer De Krom heeft in dit verband naar mijn stellingname op het terrein van de Europese ontwikkelingen gevraagd. Wij kunnen inderdaad vanaf 1 juli a.s. op dat terrein als voorzitter een rol spelen. Ik zal zowel de splitsing als de interconnectie stevig aan de orde stellen. Ik heb in het vorige wetgevingsoverleg gesteld dat alleen de situaties in Frankrijk en Duitsland nog wat afwijken. Er zal morgen een grote staking in Frankrijk plaatsvinden, met name omdat mijn collega Sarkozy het voor het eerst heeft aangedurfd om de rol van EDF ter discussie te stellen. Het aspect marktwerking komt dus voor het eerst in Frankrijk gewoon op de politieke agenda te staan. Ik geef daarbij prioriteit aan de leveringszekerheid. Ik zal daarop ingaan in de brief die ik de Kamer begin juni zal sturen. De heer De Krom wordt in die zin dus op zijn wenken bediend. Daarnaast zal ik er natuurlijk alles aan doen om bij te dragen aan een level playing field. Daar heeft de Kamer recht op en daar heeft ook de Nederlandse samenleving recht op.

De heer De Krom heeft voorts een vraag gesteld over de opties in verband met de herkapitalisatie. Bedrijven die dat willen, kunnen door middel van herkapitalisatie een deel van het eigen vermogen vervangen door vreemd vermogen. Dat is als het ware een soort van hypotheek herbevestigen. Dat is dus van belang als aandeelhouders hun vermogen willen terugbrengen om dat elders te kunnen aanwenden. Als ik het gesprek met de aandeelhouders goed heb begrepen, zal een aantal van hen daar waarschijnlijk ook wel gebruik van willen maken. Dat heeft natuurlijk geen gevolgen voor de aandeelhoudersbevoegdheden. De meer precieze opties daarvan wil ik ook in samenwerking met financiële instellingen in de komende tijd uitwerken.

De heer De Krom (VVD):

Mijn vraag ging nog over de interconnectiecapaciteit. Ik heb de minister tijdens het wetgevingsoverleg een vraag gesteld over de voortgang met de aanleg van kabels, met name naar Engeland en naar Noorwegen. Ik heb vanmiddag de tekst nog eens even doorgelezen, maar er is geen helder antwoord op die vraag gegeven. Ik stel de vraag dus nog een keer. Wanneer gaan wij dat realiseren?

Minister Brinkhorst:

Ik kan uit mijn hoofd niet de exacte datum noemen, maar ik ben een heel eind gevorderd met de Britse collega. Er zal de komende tijd een nadere mededeling over kunnen komen en hetzelfde geldt eigenlijk voor de beweegreden. Misschien is het het verstandigst dat ik uw Kamer schriftelijk bericht hoe de precieze stand van zaken is.

De heer De Krom heeft ook nog gevraagd welke instrumenten er zijn om de netten en de belangen van de aandeelhouders veilig te stellen. Het is duidelijk dat ik dit voor de netten in regelgeving zal uitwerken. Daarbij zal ik, zoals gezegd, de energiebedrijven betrekken. Natuurlijk betreft voor de aandeelhouders de centrale vraag het waardebehoud van hun eigendom. Ik heb in het wetgevingsoverleg al aangegeven, dat alle berichten wijzen op een waardebehoud, en zelfs op de mogelijkheid van een waardetoename. Toen ik kortgeleden mijn Britse collega bij datzelfde energieoverleg sprak, heeft hij mijn vraag daarover bevestigend beantwoord. Hij heeft gezegd: het is interessant te zien dat in de Engelse situatie zowel de leveringszekerheid alsook de positie van de consument is versterkt. Er is aldaar sprake van zeer grote tevredenheid. Men is eigenlijk van mening dat het systeem dat daar is gegroeid buitengewoon goed functionerend is. Het spreekt vanzelf, dat ik het punt van het waardebehoud voor de aandeelhouders bij de verdere implementatie sterk in het oog zal houden.

Gevraagd is naar de inwerkingtreding van de bepaling van de economische eigendom. Zoals bekend, sta ik geheel achter de bepaling op dat terrein. De vraag over mogelijk uitstel van de inwerkingtreding van deze bepaling is al eerder aan de orde geweest. In het najaar kom ik, zoals gezegd, met mijn brief over de splitsing en het wetsvoorstel daaromtrent. Ik stel voor, dat ik op dat moment een beslissing neem over de inwerkingtreding van de bepaling van de economische eigendom, aangezien op dat ogenblik bekend is wat beide trajecten voor de bedrijven betekenen.

De heer Hessels (CDA):

Hebt u het over de eigendom van de netten, dus ook over mijn amendement, of over een ander economisch eigendom?

Minister Brinkhorst:

Het gaat om de bepaling over de economische eigendom. U weet dat er een discussie is geweest over de vraag of de inwerkingtreding van die bepaling moet worden uitgesteld. Ik stel voor, ermee akkoord te gaan dat ik het moment van inwerkingtreding mede bepaal op het ogenblik dat u mijn brief krijgt over de splitsing en het wetsvoorstel. Tot op dat ogenblik gebeurt er niets. Mede vanwege het overleg met de Eerste Kamer is het van belang dat wij er zorgvuldig mee omgaan.

De heer De Krom (VVD):

In de tweede nota van wijziging hebt u een bepaling opgenomen over het bezwaar van de netten. Dat is toch uitdrukkelijk gebeurd in de veronderstelling dat de inwerkingtreding van de bepaling over de economische eigendom zou worden uitgesteld? Ik ben een beetje verrast door uw opmerking dat u dat nu in het najaar gaat beslissen.

Minister Brinkhorst:

Dat is mijn intentie, maar u weet dat er ook nog een debat in de Eerste Kamer komt. U kunt uw partijgenoten in de Eerste Kamer misschien duidelijk maken dat het de opvatting van de minister en de Tweede Kamer is, dat de inwerkingtreding moet worden uitgesteld. Ik zal het wetsvoorstel zoals het er ligt, inclusief de bepaling over de economische eigendom, naar de Eerste Kamer sturen, omdat ik heel graag wil dat de zaak voor 1 juli rond komt.

Ik ben, zoals ik al zei, heel verheugd dat wij vandaag met elkaar kunnen spreken over het wetsvoorstel. Wij streven er dus naar de wet voor 1 juli in het Staatsblad te doen verschijnen. Dat is de datum waarop de richtlijnen moeten zijn geïmplementeerd en de datum waarop de markt voor kleinverbruikers opengaat. Omdat er keer op keer aarzelingen over worden uitgesproken, kan ik niet genoeg herhalen dat er in het wetsvoorstel een aantal maatregelen is opgenomen om de positie van de consument verder te versterken. Ik doel op de bepalingen inzake de consumentenkoop, de switchverplichting en het boete-instrument. Daarnaast gaat het wetsvoorstel over vele andere zaken die ik van groot belang acht, zoals de verbetering van de betrouwbaarheid van de netten en de aanvulling op de bestaande tariefregulering, waarbij goede kwaliteit (met name minder storingen) wordt beloond en mindere kwaliteit wordt bestraft. Het gaat ook om de aanscherping van de onafhankelijke positie van het netbeheer en om maatregelen ter vergroting van de transparantie en de liquiditeit van de elektriciteits- en gasmarkt. Op die manier wordt verzekerd dat het huidige hoge betrouwbaarheidsniveau in dit land blijft bestaan. Het wetsvoorstel is voor een belangrijk deel de implementatie van Europese richtlijnen op het gebied van elektriciteit en gas. Nederland heeft in het verleden uitdrukkelijk met die richtlijnen ingestemd. Ze hebben tot doel de Europese markt voor energie te versnellen. Mevrouw Gerkens suggereerde dat Nederland daarmee voorop loopt. Dat is echter niet het geval. Wij zijn een redelijke middenmoter.

Daarnaast bevat het voorstel de instelling van een landelijke netbeheerder voor de gassector. Ook wordt de toegang tot het gasnet verder gereguleerd. Ten slotte is er de verplichting voor de Nederlandse overheid met betrekking tot de monitoring van de leveringszekerheid. Ik heb al gezegd dat ik de Kamer hierover nog zal inlichten.

Ik ben van mening dat dit wetsvoorstel een samenhangend pakket van maatregelen bevat die de positie van de consument versterken en de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de netten waarborgen. Ik heb al gesproken over de onafhankelijkheid van de netbeheerder. De Kamer heeft voor al deze zaken in eerdere debatten aandacht gevraagd. De schriftelijke inbreng van de Kamer en de twee debatten hebben geleid tot aanvullingen van mijn kant. Vorige week woensdag hebben wij uitvoerig gesproken over de amendementen. Veel van die amendementen beschouw ik als een wezenlijke versterking van de doelstellingen van het wetsvoorstel en daarvoor ben ik de Kamer dan ook erkentelijk.

Voorzitter. Het lijkt mij gewenst dat ik amendementsgewijs inga op de punten die vandaag nog door de Kamer naar voren zijn gebracht naar aanleiding van mijn jongste brief.

Mevrouw Gerkens handhaaft haar amendement op nr. 17. Tegen de achtergrond van de positie die zij inneemt tegenover het wetsontwerp blijf ik dit amendement ten principale onaanvaardbaar vinden, ook al zal de toelichting eventueel gewijzigd worden. Ik verzoek de Kamer nadrukkelijk dit amendement te verwerpen.

Amendement nr. 19 betreft de positie van de glastuinbouwers. Ik begrijp de door de Kamer uitgesproken zorgen en ik vind het dan ook belangrijk dat dit punt op tafel komt. Het blijft echter een sectorbelang. De transportrekening hangt niet alleen af van de jaarlijkse hoeveelheid gas maar ook van de fluctuaties in het gebruik. In een transparante markt betaalt een afnemer meer of minder al naar gelang zijn behoefte aan transportcapaciteit. Dat geldt ook voor de tuinbouw. Voor sommige teelten zal naar verwachting de rekening hoger worden. Als oud-minister van LNV begrijp ik heel goed dat voor die teelten het vraagstuk van de prijs een rol speelt. Met het oog op het publieke belang vind ik echter kruissubsidiëring door andere tuinders nog nadeliger. Ik vind het niet aanvaardbaar dat tuinders moeten opkomen voor de belangen van andere tuinders. Voor alle afnemers dient een marktconforme prijs te gelden. Tegen die achtergrond vind ik de bescherming van een bepaald sectorbelang niet gewenst.

De heer Hessels (CDA):

Als wij iets doen aan de gereguleerde toegang en de flexibiliteit vergroten, kan dan wel iets gedaan worden voor de sectoren die op onregelmatige basis een grote behoefte aan gas hebben?

Minister Brinkhorst:

Daarover zouden wij dan eerst eens gezamenlijk moeten overleggen. Ik hecht zeer aan een goede marktwerking en daarin past slecht zoiets als kruissubsidiëring. Tegen die achtergrond vind ik amendement nr. 19 onaanvaardbaar. Het staat partijen natuurlijk vrij om na te gaan of zij elkaar kunnen helpen, maar daar staat de overheid buiten. Op stuk nr. 21 – herzien op de stukken nrs. 41 en uiteindelijk 45 – is een belangrijk amendement ingediend, over het meten van de teruglevering van kleingebruikers. Om het debat niet langer te verlengen: ik sta sympathiek tegenover hetgeen dit amendement beoogt, ik heb begrepen dat het amendement is aangepast, ik ga graag akkoord met de hoofdlijnen van de aanpassing. Met dit amendement heb ik geen probleem.

Het amendement op stuk nr. 27 gaat over een aanscherping van de consumentenbescherming. De gedachte achter dit amendement spreekt mij buitengewoon aan. In onze discussie over de vormgeving werden "boete" en "evenwicht" genoemd. Wij zijn het globaal over de grote lijnen eens: de opzegtermijn van dertig dagen, zowel voor bepaalde- als onbepaaldetermijncontracten. Ik stel voor dat ik een nota van wijziging aan de Kamer doe toekomen, om ervoor te zorgen dat de genoemde elementen evenwichtig worden behandeld. Nogmaals, ik signaleer dat het gaat om het belang van de consument, maar ook om een balans in het geheel. Het lijkt mij verstandig – tenzij wij nog een tweede termijn hebben – als ik een voorstel voor een formulering doe en anders met een nota van wijziging kom, die de Kamer uiterlijk dinsdag ontvangt. Ik laat dat graag aan de Kamer over. In de twintig minuten die ik had om mijn betoog voor te bereiden, had ik niet de gelegenheid om dit zodanig te formuleren dat we er meteen uit zouden kunnen komen. Ik wil de kwestie van de boete van 10% nog eens bezien. Mij gaat het om een evenwichtig geheel, met in beginsel altijd de opzegtermijn van dertig dagen voor bepaalde- en onbepaaldetermijncontracten, maar dus wel met een balans.

De heer Crone (PvdA):

Ik wil de juiste formuleringen ook niet nu uitonderhandelen; dat lijkt me moeilijk, en niet alleen vanwege de tijd. Maar voor ons Kamerleden is het lastig dat, als de nota van wijziging ons niet bevalt, we een heropening moeten aanvragen om er weer amendementen op aan te brengen. Ik ben dus zeker beschikbaar voor tussentijds overleg. Het spreekt me aan dat u het evenwicht in de belangen benadrukt: de leverancier mag dus de risico's niet alleen maar afwentelen op de consument. Mijn uitgangspositie was dat consumenten juist al zo weinig macht hebben. In deze oligopolistische markt hebben leveranciers een grote informatievoorsprong. Mijn kernpunt is dat de leveranciers hun risico moeten afdekken; ze schatten hun portfolio in en als ze dat verkeerd doen, dan moeten zij op de blaren zitten, niet de consument.

Minister Brinkhorst:

Daarover zijn we het eens. Dit is eigenlijk een herhaling van hetgeen u in eerste termijn zei.

De heer Hessels (CDA):

Een procedureel punt. Ik sta open voor alle goede ideeën uit het ministerie, maar de minister noemt een termijn voor de nota van wijziging: aanstaande dinsdag. Gezien de afhandeling vóór 1 juli en de benodigde stemming in de Eerste Kamer is het van groot belang dat wij woensdag over deze wet kunnen stemmen. Wellicht gaat de minister met zijn nota van wijziging wel meer regelen dan hij aankondigde, wat betekent dat de Kamer ook een groot aantal van haar amendementen moet herschrijven. Ik vraag de minister dan ook om nog vóór dit weekend met die nota van wijziging te komen, zodat de Kamer de tijd heeft om zich te beraden en haar amendementen aan te passen.

Minister Brinkhorst:

Dat betekent dat wij daarvoor 24 uur hebben... ik kijk even naar mijn medewerkers op de kleine tribune...

De voorzitter:

Ik zie dat al uw medewerkers jaknikken!

Minister Brinkhorst:

U ziet het, ik heb ze goed in de hand, ze zeggen allemaal ja. De Kamer krijgt morgen aan het eind van de dag, voor twaalf uur morgenavond, voor het begin van míjn weekend – dat van de Kamer is al eerder ingegaan – een reactie.

Het tweede deel van het amendement-Hessels op stuk nr. 27, dat over de algemene voorwaarden gaat, acht ik een nuttig element. Ik vind dat het amendement op het punt van de algemene voorwaarden verdedigbaar is en ik laat het oordeel daarover aan de Kamer over.

Dan kom ik nu toe aan het amendement op stuk nr. 28. Voorzitter. Met uw goedvinden zou ik u willen voorstellen dat ik daarover een notitie laat uitdelen aan de Kamer, want het gaat over een zeer wezenlijk punt, te weten de kwestie van de bevoegdheidsverdeling tussen de minister en de DTe. Wij hebben daarover vorige week met elkaar gesproken. Omdat ik daarover met name met de heer Hessels enige discussie heb gehad, lijkt het mij van belang dat ik de Kamer dit punt uitleg aan de hand van een korte notitie.

De voorzitter:

Dat is goed. De notitie wordt nu uitgedeeld.

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Wij zijn het met elkaar eens over de rol van de representatieve organisaties en de gereguleerde toegang. Het gaat met name over de kwestie van de bevoegdheidverdeling tussen de minister en de DTe. Zojuist in het korte interruptiedebat met mevrouw Gerkens hebben wij het daarover al gehad. In het amendement staat dat de DTe de mogelijkheid heeft om algemeen verbindende voorschriften op te stellen. Ik ben daarvan geen voorstander. Dat komt voort uit mijn staatsrechtelijke opvatting dat ik hier sta als minister van de Kroon, die een duidelijke algemene invulling geeft aan zijn ministeriële verantwoordelijkheid. In de notitie die de Kamer zojuist heeft gekregen, gaat het om drie elementen, naast het punt van de representatieve organisaties, waarover wij het met elkaar eens zijn.

Mijn uitgangspunt is dat de minister de algemene regels vaststelt ten aanzien van de voorwaarden en de tarieven van de netbeheerders in een ministeriële regeling. Alleen op die manier kan ik mijn algemene verantwoordelijkheid waarmaken. Daarbinnen doen de netbeheerders voorstellen voor de tarieven en de voorwaarden. De DTe keurt deze voorwaarden en tarieven goed of eventueel af, op basis van de door mij vastgelegde regels. Dit betekent dat de Kamer mij kan controleren en mij kan aanspreken op de inhoud van de ministeriële regeling. De tarieven die in concreto worden neergelegd, worden door de DTe goedgekeurd. Dat is een zeer fundamenteel punt. Dat lijkt mij geheel in lijn te zijn met de Europese richtlijnen.

De heer Hessels heeft een opmerking gemaakt over bezwaar en beroep. Dit ligt ten grondslag aan zijn amendement. In de Algemene wet bestuursrecht en in de Telecommunicatiewet staat dat wij geen beroep kennen tegen algemeen verbindende voorschriften. Dat is een algemene regel van Nederlands administratief recht. Ook daar geldt dat een controle op algemeen verbindende voorschriften niet geschiedt via de rechter, maar via de politieke ministeriële verantwoordelijkheid. Opnieuw gaat het erom, dat de Kamer mij hierop moet aanspreken. Dit neemt niet weg dat, met inachtneming van de ministeriële regeling, de DTe besluiten neemt die wel voor beroep vatbaar zijn, namelijk voor zover het gaat om individuele besluiten, gericht tot bedrijven of instellingen. Er is dus geen sprake van dat de rechtsbescherming bij DTe-besluiten wordt verminderd; integendeel.

Over het derde punt zijn wij het met elkaar eens. Dat gaat over de gelijktrekking van de positie van de netbeheerders, die in de Elektriciteitswet wel is geregeld, maar in de Gaswet nog niet. Daarmee trekken wij parallel dat er zowel in de Gaswet als in de Elektriciteitswet vergelijkbare regels zijn. Ik heb daar geen enkel probleem mee. Als er op basis daarvan overeenstemming bestaat in de Kamer, kunnen wij aan de hand daarvan het amendement van de heer Hessels aanpassen. Dat kan bij de nota van wijziging waarover ik zojuist sprak, of in zijn amendement. Ik vind het ook uitstekend als de heer Hessels dat zelf doet, want hij heeft er veel werk aan verricht. Ik hecht er echter zeer aan dat dit de globale lijn is.

De heer Hessels (CDA):

In mijn eerste termijn heb ik al aangekondigd dat ik het amendement zal aanpassen. Op hoofdlijnen zal in ieder geval aan de minister die beleidsbepalende bevoegdheid worden gegeven. Ik heb wel bezwaar tegen het punt bezwaar en beroep. Voor mijn tijd en voor de tijd dat deze minister aantrad als minister van Economische Zaken is er in deze Kamer en nog uitvoeriger in de Eerste Kamer gesproken over de systematiek die nu in de wet is opgenomen met betrekking tot bezwaar en beroep. Ik vind dat wij die discussie niet moeten overdoen. Ik houd wat dat betreft vast aan de formulering van het amendement. Het is de minister bekend dat nagenoeg alle partijen, collectief en individueel, die bezwaar aantekenen bij de DTe tegen tarieven, niet ontvankelijk worden verklaard. Ziet de minister dat als een zorgvuldige manier van het beschermen van de belangen van de afnemer?

Minister Brinkhorst:

Nee, maar er is geen sprake van dat er geen rechtsbescherming zou bestaan tegen een besluit van de DTe. Dat moet echt een misverstand zijn. Waar ik aan hecht, is dat wij een heldere verdeling hebben. De discussie waar u naar verwijst, heeft in een andere context plaatsgevonden en zij betrof een ander soort wetgeving. Dat was in een periode waarin wij spraken over een feitelijk nog niet geliberaliseerde markt. U kunt niet aan de ene kant zeggen dat u het oude systeem wilt houden, terwijl u aan de andere kant akkoord gaat met de nieuwe regeling. Ik heb geprobeerd dit zo zorgvuldig mogelijk samen te vatten. Nu wil ik graag van u en de mede-indieners horen of dit een onaanvaardbare wijze van zien is. U moet mij werkelijk ten goede houden dat ik er buitengewoon sterk aan hecht dat mijn centrale verantwoordelijkheid gehandhaafd blijft. Er zal dus geen sprake van zijn dat wij op dit punt een onheldere regeling krijgen. Als u op basis van deze wijze van zien akkoord gaat, dan stel ik u het volgende voor: tegelijkertijd met het opstellen van de nota van wijziging op het andere punt, waarover wij het globaal eens zijn, trekt u het amendement in en op basis daarvan maken wij een nota van wijziging, althans geef ik u de ruimte om uw amendement aan te passen.

De heer Hessels (CDA):

Voorzitter. Wij hebben geen tweede termijn, dus ik zal direct antwoord geven aan de minister. Ik zal komen met een gewijzigd amendement, maar het punt van bezwaar en beroep zal daarin niet omschreven staan zoals het in deze notitie staat omschreven.

Minister Brinkhorst:

Maar kunt u dan aangeven wat uw voorstel is? Ik kan niet accepteren dat u met een regeling komt die in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht en de Telecommunicatiewet.

De heer Hessels (CDA):

Nee, voorzitter. Zoals ik gezegd heb, is hier al over gesproken. Er bestaat nu een regeling die uitvoerig bediscussieerd is. Ik heb geen behoefte om daarop terug te komen. Wij zullen ook de nu voorliggende notitie nog eens zorgvuldig bekijken en dan met een voorstel komen in ons nieuwe amendement.

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Dan zou ik toch graag de andere indieners van het amendement willen aanspreken op dit punt. Ik wil na een overigens zo plezierig verlopend overleg met uw Kamer, zeker nu wij geen tweede termijn hebben, niet dat wij elkaar verlaten en dat u het pinksterweekeinde ingaat met onzekerheid over de vraag of dit wetsontwerp wel het eindstation zal halen. U moet daar helderheid over hebben. Ik wil graag van de heren Crone en De Krom horen wat hun positie is ten aanzien van het stuk dat ik hier voorstel.

De heer Crone (PvdA):

U hebt ook recht om die positie aan ons te vragen, maar misschien dat na Pinksteren de geesten weer wat scherper zijn, daar gaat het pinksterfeest immers over. Ik wil het hier ook wel met de heren Hessels en De Krom over hebben, want een regeling in strijd met de Awb is niet mijn bedoeling. Ik ben even de draad kwijt. Het zou kunnen dat ik in het verleden niet goed heb opgelet toen wij dat hebben geregeld. Ik heb op dat punt ook behoefte aan een verduidelijking, dus dat zullen wij moeten nakijken, want die strijdigheid beoog ik niet.

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. Ik kan kort zijn. Ik sluit mij aan bij de heer Crone. Strijdigheid met de Awb is natuurlijk niet de bedoeling, dus ik zou de heer Hessels willen vragen om hier nog even goed naar te kijken. Dat zullen wij dan uiteraard gezamenlijk doen.

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Mag ik dan nu een procedureel voorstel doen. Stel dat wij in een situatie komen waarin wij geen debat meer hebben. Stel dat er een amendement komt waarin de heer Hessels het punt bezwaar en beroep niet wijzigt, zodat hij dus niet ingaat op mijn suggesties die naar mijn gevoel een juridisch volstrekt sluitende regeling geven. Stel dat het amendement wordt aangenomen, dan moet de Kamer zich ervan bewust zijn dat ik op dit punt niet zal wijken, terwijl wij het over 99,9% met elkaar eens zijn. Ik vind het van groot belang dat wij dat toch weten. Ik houd er niet van de zaak op scherp te zetten, maar toch. De heer Hessels heeft verwezen naar vorige debatten. Deze vorige debatten gingen over een situatie waarin DTe de codes vaststelde. In de periode dat de DTe de codes vaststelde, kon de Kamer de DTe niet ter verantwoording roepen. Ik wens ter verantwoording te worden geroepen. Als de minister de ministeriële regelingen vaststelt, dan past bij die algemene regel geen beroep. Dat staat niet in de Awb en niet in de Telecomwet. Het kernpunt waar het om gaat, is niet zozeer het beroepsrecht. Het kernpunt is dat de codes in het verleden door DTe werden vastgesteld. Mijn voorstel is – ik dacht dat wij het daar de vorige keer over eens waren – dat de minister de algemene regels waar de tarieven op zijn gebaseerd vaststelt. Dat is voor mij werkelijk een buitengewoon fundamenteel punt. Ik probeer de Kamer niets af te dwingen. Het heeft te maken met mijn algemene visie op de staatsrechtelijke verantwoordelijkheid van de minister ten aanzien van organen als de DTe en de OPTA. Wij hebben bij de behandeling van Telecommunicatiewet eenzelfde debat gevoerd. De Kamer is toen akkoord gegaan met mijn voorstel.

De heer Crone (PvdA):

Wij willen de mogelijkheid hebben om tegen deze vastgestelde algemene regelingen in beroep te gaan. Als u die vaststelt, kan het parlement beroep aantekenen.

Minister Brinkhorst:

Dat klopt.

De heer Crone (PvdA):

U wilt zich ter verantwoording laten roepen. Mijn wetsgeschiedenis schiet hier wat te kort, maar is er bij het vaststellen van die codes en voorwaarden een voorhangprocedure voorzien? In dat geval krijgt de Kamer immers vier weken de tijd om er even naar te kijken en om u ter verantwoording te roepen.

Minister Brinkhorst:

U kunt dat bij iedere ministeriële regeling doen. Ik ben bereid om daarover te spreken. Ik wil mijn verantwoordelijkheid niet wegschuiven. U kunt bij iedere ministeriële regeling aan mij vragen om een zodanige procedure te hanteren dat u de gelegenheid krijgt om er iets over te zeggen. Het gaat mij erom dat de DTe geen zelfstandige verantwoordelijkheid heeft buiten de afgeleide verantwoordelijkheid die hier staat, namelijk dat de voorwaarden en tarieven op grond van het kader dat ik heb aangegeven worden goedgekeurd of afgekeurd door DTe. Daartegen kunt u in beroep gaan. De beroepsprocedure wordt dus niet afgeschaft. Het punt is dat de minister de verantwoordelijkheid houdt.

De heer Hessels (CDA):

Het is niet mijn gewoonte om te citeren uit de wet. Ik wil de minister nu echter wel voorlezen uit artikel 82 van de Elektriciteitswet 1998: Voor zover een besluit aangemerkt wordt als algemeen verbindend voorschrift, kan een belanghebbende in afwijking van artikel 8:2 van de Algemene wet bestuursrecht beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Dat staat nu in de wet. Ik begrijp dus niet waarom de minister er zulke grote bezwaren tegen heeft om een artikel van deze strekking te handhaven.

Minister Brinkhorst:

In de oude situatie werden de codes vastgesteld door de DTe en niet door de minister van Economische Zaken. Dit blijft een belangrijk punt tussen ons. Als er geen tweede termijn komt, vind ik het van belang dat wij dit punt nog eens goed bezien. Mijn suggestie is dat de heer Hessels zijn amendement intrekt en dat er een nota van wijziging komt waarover wij overleg kunnen plegen. Er kan wat mij betreft geen sprake van zijn dat de DTe een zelfstandige verantwoordelijkheid heeft en de minister van EZ het nakijken heeft. De mogelijkheden die de Kamer heeft om mij te controleren, blijft onverkort overeind.

Ik ga snel door naar een aangenamer onderwerp, namelijk het amendement op stuk nr. 30. Dat levert geen problemen op. De gezamenlijke netbeheerders worden in de Gaswet geïntroduceerd. Dat is het laatste stuk van dit amendement..

Ik heb contact gehad met de heer Hessels over het amendement op stuk nr. 29 over het eigendom van de netwerken. Hij is daarop teruggekomen. Mijn brief heeft kennelijk verwarring gewekt. Ik begrijp de bedoeling van het amendement. De heer Hessels heeft bezwaren tegen het opnemen van een bepaling over het eigendom van de netten in de sectorwetten en hij geeft de voorkeur aan een generieke regeling. Ik stel voor om dit onderdeel uit de wet te halen en om samen met het ministerie van Justitie te werken aan een goede generieke regeling. Ik zou heel graag zien dat de heer Hessels zijn amendement intrekt. Het enige punt waar wij het nog niet over eens zijn, is het voorstel om een tekst in het Burgerlijk Wetboek op te nemen. Het lijkt mij van belang om dit punt nu niet te regelen, maar het nader met Justitie te bespreken om een goede generieke regeling voor alle leidingen in Nederland te maken.

De heer Hessels (CDA):

Voorzitter. Ook hierbij geldt dat ik graag de nota van wijziging afwacht. Ik zal conform het voorstel van de minister het deel van het amendement schrappen dat betrekking heeft op het eigendom van de netten.

Minister Brinkhorst:

Akkoord.

Ook over het amendement over de flexibiliteitsdiensten, stuk nr. 31, hebben wij een interessante discussie gevoerd. Ik denk dat wij het eens zijn over het amendement van de heer De Krom over een wettelijke regeling, stuk nr. 32, dat in aangepaste vorm nr. 43 heeft gekregen. Bij het amendement op stuk nr. 31 is het alleen nog de vraag of er in afwachting van het instellen van een beurs, naar alle waarschijnlijkheid per 1 januari a.s., nog een tijdelijke regeling nodig zou zijn. De heer Hessels en ik zijn het eens over de noodzaak van zoveel mogelijk marktwerking. Wij zijn het er ook over eens dat het van grote betekenis is dat dit niet gestoord wordt door welke ontwikkeling dan ook. Nu heeft de heer Hessels aangegeven dat hij meent dat er voor de flexibiliteit bij de TSO tijdelijk een monopolie moet zijn, tot het moment van marktwerking via de gasbeurs.

De heer Hessels (CDA):

Voorzitter, nu begrijpt de minister mij verkeerd. Er moet geen monopolie zijn, het wordt namelijk geen exclusieve taak voor de TSO, anders dan die van TenneT in de E-wet. De TSO krijgt met mijn amendement de bevoegdheid om flexibiliteitsdiensten aan te bieden, maar er is geen sprake van een monopolie, want anderen kunnen dit ook doen, bijvoorbeeld via de beurs.

Minister Brinkhorst:

Maar die beurs is er nog niet, dus de facto is er een monopolie tot de beurs er is. Mijn bezwaar hiertegen is vooral dat het een aanzuigende werking op de vraag naar flexibiliteitsdiensten uit het buitenland kan hebben, waardoor de problemen in de korte tussenperiode juist worden vergroot. Het is eigenlijk een signaal om niet te investeren in flexibiliteit. Het gaat om een zeer korte tijd en ik denk dat er zoveel mogelijk signalen vanuit de markt moeten worden gegeven. Het is een verkeerd signaal, het zou kunnen verhinderen dat de gasbeurs tot volle ontplooiing komt, want iedereen weet dat het in de tussenperiode vooral om de TSO gaat. Tegen deze achtergrond heb ik, voorzichtig geformuleerd, zeer grote aarzelingen om deze tijdelijke bevoegdheid aan de TSO te geven.

De heer Hessels (CDA):

Ik blijf erbij dat er geen sprake is van een monopolie, want anderen kunnen dit ook doen, het wordt geen exclusieve taak voor de TSO. En het tegengaan van die aanzuigende werking is in het amendement verwerkt door de formulering dat er sprake moet zijn van een economische machtspositie als de TSO flexibiliteitsdiensten moet aanbieden. Dit hebben wij ook niet zelf verzonnen; ik heb mij laten vertellen dat het ministerie van Economische Zaken naar aanleiding van het amendement-Van den Akker/Blaauw zelf heeft voorgesteld om deze constructie in artikel 18 van de Gaswet op te nemen, omdat er dan geen aanzuigende werking vanuit het buitenland zou ontstaan. Ik bevind mij dus in goed gezelschap als ik dit voorstel.

Minister Brinkhorst:

Dat was het ministerie van Economische Zaken van vóór mijn aantreden; dat zal misschien wel eens een andere opvatting hebben gehad. Ik let nu even op de reacties van mijn ambtenaren, maar ik zet er grote vraagtekens bij of zij overtuigd zijn door uw betoog op dit punt. Voordat ik de ambtenaren aan de overkant al dan niet zie knikken, wil ik iets zeggen over de gasbeurs zelf.

In feite zijn wij het met elkaar eens dat wij zo snel mogelijk marktwerking moeten krijgen. Zowel GtS als APX is druk bezig met de voorbereidingen voor het oprichten van de gasbeurs. Ik heb begrepen dat vandaag het memorandum of understanding over de oprichting is getekend en dat op 1 januari a.s. deze beurs operationeel zou kunnen zijn. Daaruit blijkt dat de marktpartijen het zelf van groot belang vinden dat er op korte termijn een gasbeurs komt. Het amendement van de heer De Krom op stuk nr. 32/43 kan daarbij belangrijk zijn, want een wettelijke aanwijzingsbevoegdheid voor een beurs kan worden gezien als een belangrijke steun in de rug. Ik zal per 1 januari a.s. een aanwijzing geven voor de gasbeurs en bevorderen dat die dan ook operationeel is. Voorts is het van belang dat de Gasunie op korte termijn op TTF gaat handelen. Ik heb begrepen dat dit ook het geval zal zijn. Als dat onverhoopt niet door zal gaan, zeg ik ook tegen de heer Hessels, zal ik mijn bevoegdheden op basis van artikel 66a hanteren en ervoor zorgen dat er voldoende gas wordt verhandeld op TTF dan wel op de gasbeurs. Met beide ontwikkelingen, handelen op TTF en het starten van de gasbeurs, wordt bereikt wat wij allen willen zonder de bijwerkingen van het amendement.

Wat de opmerkingen van de heer Hessels betreft, heb ik nog steeds geen aanmoedigend knikken gekregen van de overkant en daarom zeg ik dat ik tegen deze achtergrond mijn bezwaren handhaaf tegen het tijdelijke aspect. Wat de heer De Krom heeft gedaan is heel belangrijk, namelijk het amendement op stuk nr. 43 over de gas- en elektriciteitsbeurs aanscherpen. Daarmee is een oplossing geboden met een goede balans.

De heer De Krom heeft nog een vraag gesteld over de onafhankelijkheid van de gasbeurs nu GtS daarbij betrokken is. Wij zijn het er natuurlijk volstrekt over eens dat de gasbeurs zo onafhankelijk mogelijk moet kunnen opereren. De twee partijen bij GtS zijn nodig voor het opzetten van een beurs in verband met de huidige samenhang met het transport. Participatie van GtS lijkt mij niet voor de hand liggen. In het kader van de aanwijzing van de beurs kan ik echter regels stellen met betrekking tot de onafhankelijkheid. Ik hoop dat ik hiermee het punt van de heer De Krom tot tevredenheid heb beantwoord.

Voorzitter. Hiermee heb ik gereageerd op het amendement op stuk nr. 32/43 en gezegd dat ik dit kan onderschrijven.

De heer De Krom (VVD):

Ik steun u in uw argumentatie ten aanzien van de flexibiliteitsdiensten. Ik meen dat met name het feit van verplicht aanbieden aan buitenlanders zou kunnen raken aan het punt van het kleineveldenbeleid. Dat lijkt mij niet gewenst. U noemde de datum van 1 januari voor het instellen van de gasbeurs. Kunt u de datum naar voren halen?

Minister Brinkhorst:

Ik heb niet het technisch vernuft in huis om te zeggen dat ik dat kan. Als het per 1 juli zou kunnen, zeg ik ook tegen de heer Hessels, zijn wij uit de problemen, maar ik veronderstel dat dat feitelijk niet mogelijk is. Ik wil er alles aan doen om deze datum naar voren te halen. Ik ben echt niet uit op polarisatie met de heer Hessels op een punt dat voor mij van ondergeschikte betekenis is. De argumentatie die ik heb gegeven, is naar mijn gevoel vrij dwingend. De heer Hessels verwijst naar een argumentatie van het vroegere ministerie van Economische Zaken, maar hoe ik ook tracht om een bevestigende reactie te krijgen, zie ik toch dat men aan de overkant alleen maar het hoofd schudt. Tenzij de voorzitter een schorsing inlast om na te gaan hoe dit precies zit, kan ik niet anders dan zeggen dat ik vanwege de tijdelijkheid niet kan ingaan op het amendement. De vraag van de heer De Krom of ik de datum zoveel mogelijk naar voren wil halen, wil ik bevestigend beantwoorden. Ik zal echter in de nota van wijziging moeten aangeven dat dit zo snel mogelijk kan. Ik wil namelijk het gat tussen mij en de gewaardeerde coalitiegenoot de heer Hessels zo klein mogelijk maken. Als het enigszins kan wil ik het dichten.

Voorzitter. Er wordt mij nu een berichtje aangedragen. Het betreft het artikel 18 waaraan de heer Hessels refereerde. Er staat dat dit artikel het volledige resultaat is van het amendement-Blaauw/Van den Akker en nooit een argument van Economische Zaken is geweest.

De heer Hessels (CDA):

Voorzitter. De minister weet net zo goed als ik hoe dit werkt. Het amendement-Blaauw/Van den Akker werd door de toenmalige minister van Economische Zaken ook afgewezen. Het is in overleg met het ministerie van Economische Zaken daarna zodanig aangepast dat het voor de minister acceptabel zou zijn. Juist deze zinsnede is toegevoegd aan het voorstel door het ministerie, om die aanzuigende werking vanuit het buitenland – het ging om de gasopslag – op te lossen.

Minister Brinkhorst:

De heer Hessels was nog geen lid van de Kamer en ik was nog geen minister. Wij praten nu dus over personen die politiek niet meer actief zijn. Ik persisteer op dit punt, de heer Hessels doet eigenlijk hetzelfde. Dit heeft geen betekenis voor de bevoegdheidsverdeling, maar het is nuttig dat wij het nog eens precies uitzoeken. Wij zijn het er echter wel over eens dat de gasbeurs essentieel is en zo snel mogelijk moet functioneren. Het enige punt dat ons verdeeld houdt, is de vraag of er ondertussen iets moet worden gedaan en of daar een bevoegdheid voor moet worden gegeven. Mijn opvatting is dat dat niet bevorderlijk is voor het functioneren van de gasbeurs. De heer Hessels denkt van wel. Bij redelijke mensen moet daar een oplossing voor kunnen worden gevonden.

Het amendement van de heer De Krom op stuk nr. 33 gaat over de evaluatie. Ik heb geen enkel bezwaar tegen dat amendement.

Het amendement op stuk nr. 35 is vervangen door het amendement op stuk nr. 46 en gaat over stroometikettering. Mevrouw Vos heeft daarover gesproken. Ik heb geen enkel probleem met dat amendement. Het heeft dus mijn steun. Omdat zij de formulering heeft aangepast, wil ik het graag overnemen. Datzelfde geldt voor het amendement op stuk nr. 39 dat is vervangen door het amendement op stuk nr. 47. Ook dat is aangepast en dat heeft ook mijn instemming.

De voorzitter:

De amendementen-Vendrik c.s. (stukken nrs. 46 en 47) zijn overgenomen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Wij zijn er zeer blij mee dat de minister deze amendementen overneemt en dat ze onderdeel uitmaken van het wetsvoorstel.

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Het amendement van de heer Crone op stuk nr. 42 gaat over de informatie over tarieven voor kleinverbruikers. Ik heb geen bezwaar tegen dat amendement. Het zou goed zijn als de directeur DTe op de hoogte is van de nieuwe tarieven. Als de tarieven onredelijk zijn, kan de directeur DTe ingrijpen.

Het amendement van de heer Crone op stuk nr. 44 gaat over de kwestie van de aanmerkelijke marktmacht van de leverancier. Het gaat vooral om de timing bij de invoering van dit soort regels. Ik deel de opvatting dat partijen met een aanmerkelijke marktmacht die niet moeten kunnen gebruiken om de concurrentie te beperken. Daarom is in het wetsvoorstel de mogelijkheid voor een AMvB opgenomen over de liquiditeit van de markt, zodat die problematiek kan worden aangepakt. Sectorspecifieke mededingingsregels komen alleen voor in de telecommunicatiewet, omdat daarin een ONP-richtlijn is opgenomen. Dat is in deze Europese richtlijn niet het geval. Ik wil u afraden om dit soort regels op dit ogenblik in te voeren. In het kader van de voorbereiding van de wetgeving rond de splitsing van de energiebedrijven, zal onderzocht worden of versterking van de mededingingsregels nodig is. Ik wil voorstellen de uitkomsten van dat onderzoek af te wachten. Daarom ontraad ik op dit ogenblik het amendement. Ik ben het echter 100% eens met de aandacht die de heer Crone voor dit vraagstuk vraagt. In het najaar kan ik op grond van mijn voorstel en de analyses een reactie geven. Ik vind het te belangrijk om het nu snel bij amendement te regelen. Ik wil de heer Crone dan ook vragen of hij zijn amendement zou willen intrekken, gezien de toezegging die ik op dit punt heb gedaan.

De heer Crone (PvdA):

Ik ben daartoe genegen. Ik neem aan dat in de brief van juni over de voorzieningszekerheid ook ingegaan zal worden op de marktverhoudingen en liquiditeit. Ik blijf aandacht voor dit punt vragen, maar ik kan dit amendement nu intrekken.

De voorzitter:

Het amendement-Crone (stuk nr. 44) is ingetrokken.

Minister Brinkhorst:

De heer Crone heeft op stuk nr. 49 een nieuw amendement ingediend inzake de nadere invulling van het verbod op oneerlijke en misleidende verkoopmethoden. Daarin wordt een niet limitatieve opsomming van gedragingen van een vergunninghouder gegeven die als oneerlijk, agressief of misleidend kunnen worden beschouwd. De voorbeelden zijn ontleend aan de ontwerprichtlijn oneerlijke handelspraktijk. Deze richtlijn moet nog worden vastgesteld en geïmplementeerd. Het staat ons natuurlijk vrij om een en ander te specificeren ten aanzien van energie. Ik heb geen bezwaar tegen aanvaarding van dit amendement. Ik vraag wel om het redactioneel aan te passen aan de bepalingen van de ontwerprichtlijn. Het is interessant om bepalingen uit een richtlijn al in te voeren, terwijl deze nog moet worden vastgesteld. Een enkele keer is Nederland dan wat sneller met de implementatie van richtlijnen.

De heer De Krom heeft gevraagd of het Besluit leveringszekerheid gas eerder dan na vijf jaar kan worden geëvalueerd. Ik neem heel graag mijn eigen verantwoordelijkheid. IJs en weder dienende ben ik over tweeënhalf jaar nog minister van Economische Zaken. Ik vind het erg aardig om deze evaluatie met de heer De Krom door te kunnen nemen. Tegen die achtergrond en omdat ik nieuwsgierig ben naar de uitkomst ervan, ben ik graag bereid om de evaluatie tweeënhalf jaar te vervroegen. Ik neem tenminste aan dat de heer De Krom er niet van uitgaat dat ik over vijf jaar nog minister van Economische Zaken ben.

De heer Crone (PvdA):

Wij zijn op het ergste voorbereid!

Minister Brinkhorst:

Het zou u sieren wat geduld te hebben. Ik gun u nog een lange tijd in de oppositie.

De heer Crone (PvdA):

U was tot het eind van deze middag in het buitenland en dus kunt u niet weten dat de heer Van Aartsen het gehele kabinet de wacht heeft aangezegd. Ik nodig u uit om snel terug te komen in het volgende kabinet.

Minister Brinkhorst:

Het was curieus, maar in Turkije stond dit niet op de voorpagina's.

De voorzitter:

Ik heb gezien dat uw bezoek op de voorpagina van een Turkse krant stond.

Minister Brinkhorst:

Inderdaad, dat stond daar op de voorpagina's. Misschien moet ik door een ander land worden ingehuurd.

In het amendement op stuk nr. 50 wordt de mogelijkheid voorgesteld dat de leveringsvergunning wordt ingetrokken als de consumentenbepalingen worden overtreden. Dat lijkt mij een zeer verstandige gedachte. Ik ben het daarmee eens.

De heer Crone heeft naar de kwestie van de stroman gevraagd. Volgens mij is het niet nodig om daar additioneel iets voor te regelen. Ook als een kleinverbruiker benaderd wordt door een tussenpersoon, komt het uiteindelijke contract tot stand tussen de achterliggende leverancier en de consument. Zoals men weet, moet de leverancier aan allerlei voorwaarden voldoen om een vergunning te krijgen. Ik denk dat de consument voldoende is beschermd.

Mevrouw Gerkens heeft naar concurrentie op hetzelfde net gevraagd. Er is nu al concurrentie mogelijk op het net met groene stroom en bij grote en middelgrote afnemers. Het valt niet te ontkennen dat dit tot voordelen heeft geleid. De DTe geeft aan dat de tarieven 25% voordeliger zijn geworden. Ik heb er het volste vertrouwen in dat de opening van de consumentenmarkt verdere voordelen zal hebben. Het gaat echter niet alleen om lagere prijzen, het gaat ook om service en kwaliteit. Het feit dat juist mevrouw Gerkens heeft kunnen bijdragen aan nog bestaande onvolmaaktheden, geeft aan dat er in de huidige situatie echt het een en ander aan de hand is. Ik vind het curieus dat, hoewel wij het over de consumenten eens zijn, wij het zo volstrekt oneens zijn over het feit dat juist de voorbereiding op een nieuwe situatie heel veel dingen verbeteren zal. Als wij ons niet zouden voornemen tot liberalisering over te gaan, zouden alle problemen die mevrouw Gerkens heeft geschetst onverkort aanwezig zijn. Het zou alleen nooit tot de consument zijn doorgedrongen, want die wist niet beter dan dat het een gesloten markt was.

Ik betreur het dat mevrouw Gerkens de voorlichtingskrant niet zo helder vindt. Ik zal haar een leesbril geven. Misschien heeft zij daar iets aan, want ik denk dat die voorlichtingskrant buitengewoon goed leesbaar en heel helder is.

Voorzitter. Hiermee ben ik gekomen aan het eind van mijn beantwoording in eerste termijn.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. De minister daagt mij uit. Ik heb mijn bril inderdaad thuis laten liggen, maar het gaat in dit geval niet om mij maar om vele andere mensen voor wie die krant een hoop abracadabra is. De meerderheid van de mensen in Nederland zit niet te wachten op liberalisering. Zij willen gewoon goedkope stroom en leveringszekerheid. Zij zien alleen nog maar meer ellende aankomen.

Minister Brinkhorst:

Mevrouw Gerkens spreekt een groot woord gelaten uit: de meerderheid van de bevolking. De meerderheid van de bevolking wordt voorlopig toch uitgemaakt door de meerderheid in deze Kamer. Als de meerderheid tot een ander oordeel komt, past het haar niet om over een meerderheid te spreken die zij niet vertegenwoordigt.

Mevrouw Gerkens (SP):

Dan is het de vraag of wij moeten kijken naar de meerderheid van de bevolking ruim een jaar geleden toen er verkiezingen waren of naar de steun die het kabinet nu nog heeft volgens de peilingen. Maar de minister meldde dat hij aan het einde van zijn beantwoording in eerste termijn was gekomen. Ik heb hem vragen gesteld over warmtedistributie waar hij nog niet op is ingegaan. Daar zou ik graag een antwoord op krijgen.

Minister Brinkhorst:

Ik kan daarover nu niet zo snel iets in mijn aantekeningen vinden. Wilt u uw vraag herhalen?

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik heb de minister gevraagd om te vertellen hoe hij de warmtedistributie denkt te stimuleren. Daar geldt straks geen marktwerking voor. Hoe denkt de minister de consumentenbelangen daarbij te waarborgen?

Minister Brinkhorst:

Wat de warmtedistributie betreft, hebben wij het niet-meer-dan-andersprincipe gehanteerd. Ik ben van mening dat die warmtedistributie door dat principe zoveel mogelijk in stand zal blijven. Er wordt momenteel onderzocht wat er kan gebeuren als een warmtedistributiebedrijf om technische of economische redenen ophoudt te bestaan. In het kader daarvan is van groot belang dat de heer Hessels een initiatiefwetsvoorstel heeft ingediend waarover binnenkort gesproken wordt. Ik hoop dat wij daar op korte termijn uit kunnen komen.

De heer Hessels (CDA):

De minister heeft het over het initiatiefwetsvoorstel-Ten Hoopen/Hessels dat nu voorzien is van een reactie van de indieners naar aanleiding van het advies van de Raad van State. Het zal binnenkort, met een nota van wijziging, in druk verschijnen. Dan kan de verdere procedure gevolgd worden.

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Nogmaals, ik ben gekomen aan het einde van mijn beantwoording in eerste en naar ik heb begrepen enige termijn.

De voorzitter:

Ik constateer dat wij aan het einde zijn gekomen van de eerste termijn. Ik geef de Kamer de gelegenheid om nog een tweede termijn te houden voor het indienen van moties en voor het bespreken van amendementen.

De heer Hessels (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn uitvoerige beantwoording. Wij zijn het op heleboel punten eens geworden en op een enkel punt niet, maar dat heet dualisme. Alhoewel wij zullen proberen om elkaar daarop alsnog te vinden, moet het mogelijk zijn dat de Kamer en de regering het op een enkel punt niet eens zijn.

Wij hebben gesproken over de bijzondere positie van sommige afnemers van met name gas. Vooral tuinders komen in een moeilijke positie na de liberalisering en de stijging van de tarieven. Het amendement van mevrouw Gerkens op dat punt is door de minister ontraden. Mijn fractie vond dat ook te ver gaan, want dan zouden er voor een specifieke groep zaken gericht in de wet worden geregeld. Ik wil de Kamer toch een uitspraak voorleggen waarin de regering wordt opgeroepen om zich speciaal voor deze groep in te spannen. Ik dien dan ook de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat als gevolg van de liberalisering van de gasmarkt tuinders en andere grote gasverbruikers met een sterk wisselend afnamepatroon met aanzienlijke kostenstijgingen zijn geconfronteerd;

overwegende dat het hier gaat om sectoren die van groot belang zijn voor het goed functioneren van de Nederlandse economie;

verzoekt de regering, zo spoedig mogelijk met gebruikmaking van de in dit wetsvoorstel aangereikte instrumenten, zoals de TSO, de gasbeurs en de gereguleerde toegang tot de gasnetten, te bevorderen dat de gasmarkt voor deze sectoren optimaal gaat functioneren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hessels, Gerkens, Crone en Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10(29303,29372).

De heer De Krom (VVD):

In de motie wordt naar de TSO verwezen. Doelt u daarmee op de verplichte aanbieding van flexibiliteitsdiensten?

De heer Hessels (CDA):

Het gaat dan over de aanbieding van flexibiliteitsdiensten. Het is niet verplicht om dit via de TSO te doen, maar het kan wel. Feitelijk gaat het over de periode tot de door u en mij bepleite beurs optimaal functioneert.

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. Ik wil de minister nog twee punten voorleggen. Blijkens de nota naar aanleiding van het verslag dient de tegemoetkomingsregeling ingeval van stroomstoring als stimulans voor de netbeheerders. Zij moeten ervoor zorgen dat de leveringsonderbrekingen niet langer duren dan strikt noodzakelijk en zij moeten eventuele uitschieters in de mate waarin individuele aangeslotenen leveringsonderbrekingen ondervinden, tegengaan. De stimulans van de tegemoetkomingsverplichting moet dus uitgaan naar de netbeheerder in wiens net de storing plaatsvindt. Om dat te bereiken moet, als een storing in een hoger gelegen net optreedt, de tegemoetkoming die de netbeheerder van dit hoger gelegen net verschuldigd is aan de netbeheerder van het lager gelegen net in ieder geval gelijk zijn aan de tegemoetkoming die de laatstgenoemde netbeheerder aan zijn afnemers dient te verstrekken. Met andere woorden: als er een storing optreedt in het net, is er een tegemoetkomingsregeling. Als de oorzaak ervan in het hogere net plaatsvindt, moet de lagere netbeheerder dat op de hogere netbeheerder kunnen verhalen. Ik vraag de minister om zich hierover uit te spreken. Naar mijn mening is dat nog niet voldoende geregeld. Ik overweeg om op dit punt een amendement in te dienen.

Ten aanzien van de decentrale warmtekrachtkoppeling doet zich kennelijk een probleem voor. Volgens de wet is een bedrijf dat decentrale WKK beheert, dus inclusief een lokaal stand alone netwerk, ingeval het ook netbeheerder is, zoals Nuon en Essent, onderworpen aan de tariefstructuren en het toezicht van de DTe. Bedrijven die geen netbeheerder zijn, zoals Electrabel en EON, vallen niet onder dit regime. Zij kunnen dus lagere tarieven in rekening brengen voor WKK. Een gevolg hiervan kan zijn dat er oneerlijke concurrentie optreedt ten aanzien van WKK en er een mogelijke rem op investeringen komt. Erkent de minister dit probleem? Zo ja, is hij bereid om dit op te lossen?

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Mag ik misschien even een verhelderende vraag stellen. De heer De Krom zegt dat bedrijven die geen netbeheerder zijn, lagere tarieven zouden kunnen berekenen.

De heer De Krom (VVD):

Dat klopt. Bedrijven die ook netbeheerder zijn, vallen volgens de huidige regeling onder de tariefstructuren en het toezicht van de DTe. Die tarieven zouden dus hoger zijn. Daarmee zou dat soort bedrijven, die dus ook netbeheerder zijn, in een nadelige positie verkeren ten opzichte van de bedrijven die geen netbeheerder zijn. Vandaar mijn opmerking dat dit zou leiden tot oneerlijke concurrentie en eventueel een rem op de investeringen.

Minister Brinkhorst:

Daarmee wordt nog maar eens aangegeven dat de splitsing zo belangrijk is.

De heer De Krom (VVD):

Ik vraag de minister om hier nog even kort op te reageren.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn heldere antwoorden op veel punten.

Ik wil nog even stipuleren dat wij de nota van wijziging op het punt van de consumentenbescherming en de 30 dagen en de voorwaarden daaromheen afwachten. Ik stel vast dat de minister daarin ook zal regelen dat de consument een expliciete keuze moet maken voor een contract van bepaalde duur. De minister heeft dat ook in zijn brief aangegeven, maar hij heeft dat vandaag niet herhaald. Dat moet dan natuurlijk ook in de wet geregeld worden. Wij zijn in eerste termijn niet ingegaan op het feit dat nu veel contracten voor bepaalde duur worden aangeboden, met een stilzwijgende verlenging. Ook dat is natuurlijk niet juist. Ook dan moet gelden dat mensen 30 dagen voordat het contract afloopt, kunnen opzeggen. In de telecomsector is het vaak gebruikelijk dat iemand die dat vergeten is, het een aantal maanden later ook weer kan doen. Dan zit iemand niet automatisch aan een doorrollend contract vast. Dat lijkt mij een goede zaak.

Wij wachten de nota van wijziging af.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Graag reageer ik nog op de opmerkingen die in tweede termijn zijn gemaakt. Ik houd daarbij de volgorde van de sprekers aan.

De heer Hessels heeft de vraag herhaald over de problematiek van de tuinders en heeft er een motie over ingediend. Aan het einde van de eerste overweging staat: zijn geconfronteerd. Ik vraag de heer Hessels of hij bereid is die woorden te vervangen door: kunnen worden geconfronteerd. Het ligt namelijk in de toekomst en het is niet helder of het gaat gebeuren.

De heer Hessels (CDA):

Ons bereiken berichten dat tuinders uiteraard nu al in onderhandeling zijn over de prijzen die na 1 juli zullen gelden. Daardoor zíjn zij ermee geconfronteerd. Echter, als de minister zijn oordeel over de motie laat afhangen van het woordje "zijn" ben ik wel zo flexibel om dat te wijzigen.

De motie-Hessels c.s. (29303, 29372, nr. 10) is in die zin gewijzigd dat aan het einde van de eerste overweging het woord "zijn" is vervangen door de woorden "kunnen worden".

De voorzitter:

Naar mij blijkt, wordt deze gewijzigde motie voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11(29303,29372).

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Ik ben het op zichzelf met de geachte afgevaardigde eens dat het gaat om sectoren die van groot belang zijn voor het goed functioneren van de Nederlandse economie. Ik heb er in mijn tijd ook zeker toe bijgedragen dat die sectoren die sterkte konden blijven behouden. In het dictum staat dat er een aantal instrumenten is. Mits duidelijk is dat het gaat om marktconforme instrumenten en niet om steunmaatregelen die in strijd zijn met de Europese wetgeving, heb ik geen bezwaar tegen aanvaarding van deze motie.

De heer De Krom heeft nog een suggestie gedaan over het verhaal van de lagere netbeheerder op de hogere netbeheerders. Ik zie zijn amendement graag tegemoet. Ik ben van mening dat het inderdaad zal voorkomen dat lagere netbeheerders in financiële zin de dupe worden van onderbrekingen in het net die worden veroorzaakt door hogereBrinkhorst netbeheerders. Ik sta er dus positief tegenover en ben eventueel graag bereid om de heer De Krom te steunen als hij een amendement in die zin wil indienen.

Datzelfde geldt eigenlijk voor het punt van de WKK-ontheffing. Het gaat dan natuurlijk wel om uitzonderlijke en specifieke gevallen. Ik denk daarbij aan bedrijventerreinen met een WKK-installatie met specifieke kwaliteitseisen. Ik neem aan dat het niet de bedoeling is dat men met die ontheffing onder het toezicht van DTe uit kan komen. Graag krijg ik hiervan een bevestiging door de heer De Krom. Ik zie de heer De Krom knikken. Dat zal een aantal kroongetuigen later kunnen bevestigen.

De voorzitter:

Ik verifieer even of de knik als knik was bedoeld

De heer De Krom (VVD):

Dat is het geval, voorzitter.

Minister Brinkhorst:

Het gaat er ook om dat het onafhankelijke netbeheer verzekerd blijft. Ook daarover wil ik in technische zin amendementbijstand aan de heer De Krom leveren.

Aan het adres van de heer Crone merk ik op dat ik de vorige keer ook heb gezegd dat de consumenten uiteraard expliciet een keuze moeten doen en dat het niet kan gaan om een stilzwijgende verlenging. Wij zullen op dat punt een goed voorstel doen in de komende nota van wijziging.

De heer Hessels heeft er in tweede termijn niet over gesproken, maar de kwestie van de bevoegdheidsverdeling tussen de minister van Economische Zaken en DTe is, zoals bekend, voor mij een beslissende zaak voor de aanvaarding van dit wetsvoorstel. Ik heb in de pauze de kwestie waarom het ging laten nagaan. In de vorige periode stelde DTe de codes vast, maar de kern van dit wetsvoorstel is juist een nieuwe heldere bevoegdheidsverdeling tussen de minister en DTe. De notitie die ik heb laten uitdelen, zal de kern zijn van mijn nota van wijzigingen. Ik wil graag "verkeersongelukken" met betrekking tot dit wetsvoorstel vermijden en daarom zie ik graag een nieuw amendement van de heer Hessels tegemoet op het moment dat de nota van wijzigingen voorligt. Ik vind het van groot belang dat ik de gelegenheid krijg om te reageren op het amendement voordat er wordt gestemd over dit wetsvoorstel. Ik houd er niet van om op dit punt voor verrassingen te worden gesteld. De opmerking van de heer Hessels dat in het verleden de DTe de codes vaststelde, kan ik begrijpen, maar mijn uitgangspunt is dat er geen wetsontwerp tot stand komt als er geen sprake is van de bevoegdheidsverdeling die ik voor ogen heb. Ik spreek nooit ongemotiveerd dergelijke zware woorden uit in deze Kamer en ik verzoek de heer Hessels duidelijk te maken welke intenties hij heeft met dit amendement.

De heer Hessels (CDA):

Ik denk dat wij een groter verschil van mening hebben dan aanvankelijk gedacht. In het wetgevingsoverleg hebben wij uitvoerig gesproken over de bevoegdheidsverdeling en ik heb aangegeven dat wij daarop terug zullen komen. In het wetgevingsoverleg heb ik gezegd dat de minister niet beschouwd kan worden als volstrekt onafhankelijk, zoals de EU-richtlijn dat voorschrijft. Ons amendement strekt ertoe dat de minister de algemene beleidskaders vaststelt en daarmee een opdracht geeft aan de DTe die op basis daarvan de codes en de tarieven vaststelt. Vandaar ook het misverstand over bezwaar en beroep, want het is een lijn die doorgetrokken wordt. Daartegen kan dan ook bezwaar worden aangetekend. Misschien dat wij voor de stemming nog even terug moeten komen op dit misverstand.

Minister Brinkhorst:

Ik heb de Kamer een notitie gegeven omdat ik hier geen misverstand over wil hebben. Tegen welke punten van mijn voorstel heeft de heer Hessels precies bezwaar? Wij zijn elkaar dicht genaderd, maar het is ook voor de Kamer van groot belang dat volstrekte helderheid bestaat over de liberaliseringsprocedure. Als de heer Hessels iets wil handhaven wat niet wordt voorgeschreven door een Europese richtlijn, vraag ik mij af of een zorgvuldige implementatie van die richtlijn mogelijk is.

De heer Hessels (CDA):

Wij hebben de notitie net voorgelegd gekregen en het lijkt mij dat deze manier van werken het niet mogelijk maakt om er tot in detail op in te gaan. De crux van mijn bezwaar heeft betrekking op de volstrekte onafhankelijkheid die door de EU-richtlijn wordt voorgeschreven. De minister als aandeelhouder in de Gasunie en TenneT is niet volstrekt onafhankelijk. Wij hebben gezocht naar een oplossing en stellen nu voor dat de minister de algemene beleidskaders aangeeft op basis waarvan hij DTe kan aansturen. DTe stelt vervolgens de codes en tarieven vast. Dat lijkt mij een goede verdeling van bevoegdheden. De minister krijgt dan volledig zijn beleidsbepalende bevoegdheid en daarop wordt in het amendement voortgeborduurd.

Minister Brinkhorst:

Het komt dus neer op het beleid en de regels. De Kamer blijft soeverein. Er is geen sprake van een onafhankelijke minister die totaal willekeurig opereert. Hier staat dat de minister de algemene regels vaststelt ten aanzien van de voorwaarden en tarieven van de netbeheerders bij ministeriële regeling. De Kamer heeft de mogelijkheid om mij te allen tijde over die regeling ter verantwoording te roepen. Er is dus geen sprake van een onafhankelijke minister die maar doet wat hij wil. Ik zeg uitdrukkelijk dat het mij erom gaat dat wordt gebroken met de situatie waarin de minister de facto geen uitvoering kan geven aan zijn verantwoordelijkheid en waarin derden, die niet voor de ministeriële verantwoordelijkheid staan, het beleid vaststellen waarover uiteindelijk de rechter beslist. Ik vind dat een onwenselijke situatie. Mijn uitgangspunt bij de totstandbrenging van deze wet is een bevoegdheidsverdeling langs deze lijnen. Daar persisteer ik bij. Ik ben zeer bereid tot nader overleg over de mogelijke oplossingen, maar ben er eerlijk gezegd niet helemaal gerust op dat de heer Hessels bereid is om zijn amendement langs deze lijn aan te passen.

Misschien mag ik nog iets zeggen over de totstandkoming en werkwijze van deze richtlijn; ook daarvoor draag ik verantwoordelijkheid. De richtlijn verhindert absoluut niet – dat is de suggestie van de heer Hessels – dat de minister als gedelegeerde van de wetgever een lagere wetgeving vaststelt. We weten allemaal dat in het Nederlands staatsrechtelijk bestel tegen lagere wetgeving, in dit geval ministeriële regels van algemene aard, geen bezwaar en beroep mogelijk is. De richtlijn schrijft alleen bezwaar en beroep voor met betrekking tot besluiten van de toezichthouder. De DTe is onafhankelijk in zijn besluiten – daar houd ik aan vast – dus in het vaststellen van de tarieven en voorwaarden. Dat gaat echter binnen de door de minister gestelde beleidskaders voor de uitvoering van de richtlijn. Dit is het model van de nieuwe wetgeving waarbij ik persisteer.

De heer Hessels (CDA):

Als ik het heb over volstrekte onafhankelijkheid, heb ik het niet over de DTe, maar over de minister, als minister van Economische Zaken medeaandeelhouder van TenneT en Gasunie. De EU-richtlijn schrijft voor dat degene die de tariefcodes bepaalt volstrekt onafhankelijk moet zijn. Dat is dus niet de minister. Om hier een oplossing voor te zoeken, om de minister wel die bevoegdheid te geven die hij zo graag heeft en die wij hem zo graag willen geven, zeggen wij dat de minister het beleidskader bepaalt op basis waarvan DTe de tariefcodes bepaalt. De DTe is wel degelijk onafhankelijk in dat geval. Het probleem zit in de interpretatie van de EU-richtlijn. Wij zeggen dat de minister niet valt onder de omschrijving "volstrekt onafhankelijk", maar er is iets op gevonden: hij bepaalt het beleidskader, waardoor hij precies kan doen wat hij wil, maar wel via een omweg.

Minister Brinkhorst:

Als ik u goed begrijp, zegt u: DTe is onafhankelijk, terwijl die aan mij verantwoording schuldig is, en de minister is niet onafhankelijk. Hoe heb ik het nu? De Kamer is in staat om mij als minister te controleren, ze is niet in staat om de DTe te controleren. Om die reden, dus om redenen die volstrekt niets te maken hebben met energiewetgeving, hecht ik aan een eindverantwoordelijkheid voor de minister, onder controle van de Kamer. Dat is democratie, dat is de uitvoering van deze richtlijn.

De heer Crone (PvdA):

Als lid van de oppositie vind ik dit moeilijk: moet ik de brug verder openzetten of moet ik overbruggen? Ik kies in eerste instantie voor het laatste. Ik deel de opvatting van de minister dat hij het beleid bepaalt, dus ook de codes vaststelt. Daarin is hij controleerbaar door ons. Als mensen in de sector hun belangen niet gediend achten, kunnen zij via ons de minister aanspreken. Darvoor zijn wij ook volksvertegenwoordigers, al maken we onze eigen afwegingen. Ik herhaal echter mijn vraag – en als dit nu niet duidelijk wordt, dan lees ik het graag in een van de brieven die morgen komen: welke voorhangprocedure is er voor deze ministeriële regelingen getroffen? Er zijn verschillende vormen van voorhangprocedures, maar wij en de sector moeten dit ruim op tijd weten, zodat op tijd kan worden ingegrepen. Dat is het alternatief voor de oude situatie; daarin kwamen wij er niet aan te pas, maar moest de sector zelf gaan klagen bij het college van beroep. Dat was een beroepsprocedure, wij hebben een democratische procedure waarin beroep mogelijk is. In dat laatste geval is er sprake van een brug: er is een beroepsmogelijkheid, alleen noemen we dat het politieke en democratische proces. En anders wijzigen wij de voorhangprocedure.

Minister Brinkhorst:

Ik heb de heer Crone een lange oppositie toegewenst, uit de grond van mijn hart. Hij geeft precies aan waarom het gaat. Ik sta voor een democratische, transparante en politiek verantwoorde procedure, waarbij belangenbehartigers afhankelijk zullen zijn van uw in de openbaarheid geuite politieke verantwoordelijkheid. Wanneer er geen mogelijkheid is dat de Kamer c.q. de minister ter verantwoording wordt geroepen, maar een en ander afhangt van de wijze waarop de belangenbehartigers eventueel in beroep komen in een procedure waar de minister buiten staat, kan ik aan mijn politieke ministeriële verantwoordelijkheid geen gevolg geven. Dat is precies het punt waar het om gaat. Al het andere is bespreekbaar, inclusief uiteraard kwesties als eventuele voorhangprocedures of procedures die te maken hebben met een termijn waarbinnen de ministeriële regeling niet tot stand komt. Dat is mijn "bottom line".

Ik vind dat wij een op zichzelf genomen nuttige, open en transparante discussie hebben gevoerd. Zo hoort het in een democratie. Ik heb de heer Hessels gevraagd of hij bereid is zijn amendement, nader gewijzigd na deze discussie, in te dienen op een moment waarop ik de nota van wijziging heb. Ik wil namelijk niet het risico lopen dat deze wetgeving, die door de hele Kamer als belangrijk wordt gezien, door een "verkeersongeluk" niet tot stand komt. Als er aanstaande dinsdag een voor mij niet bevredigend amendement op tafel ligt en als er dus geen debat plaatsvindt en ik geen helderheid heb over de vraag hoe de fracties van de regeringspartijen en de oppositiepartijen zullen stemmen, kan ik worden geconfronteerd met een uitspraak van de Kamer op een punt waar ik moet zeggen: deze wet komt op deze wijze niet in het Staatsblad. Daarmee zijn voor miljoenen consumenten in Nederland punten aan de orde die ik ongewenst vind. Om die reden vraag ik of er onder die omstandigheden een heropening van de beraadslaging mogelijk is, zodat iedereen in deze Kamer, oppositie en regering, weet waar hij aan toe is.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel vast dat de minister heeft toegezegd om binnen de komende 24 uur te komen met een nota van wijziging en met eventuele andere schriftelijke informatie die nog nodig blijkt te zijn na dit debat. Ik doe een beroep op de leden die nog met gewijzigde of nieuwe moties komen om alles op alles te zetten om dit binnen dezelfde termijn te doen.

De Kamer vergadert dinsdag niet plenair, maar zij heeft wel de mogelijkheid om dan wetgevingsoverleg te houden. Indien het nodig mocht zijn dat regering en Kamer aanstaande dinsdag nog met elkaar van gedachten wisselen, suggereer ik dat dit dinsdag gebeurt in de vorm van een commissieactiviteit, maar daartoe kan uiteraard niet nu hier worden besloten.

Ik stel voor, de stemming aanstaande woensdag te doen plaatsvinden.

De heer Hessels (CDA):

Wij zullen uiteraard ons uiterste best doen, maar omdat er nog een nota van wijziging moet komen en gezien het verdere overleg dat nog nodig is, kan ik niet garanderen dat wij morgen met dat gewijzigde amendement komen. Wij beschikken immers niet over een ministerie met enkele honderden ambtenaren. Misschien is dat juist in het belang van hetgeen de minister wil bereiken.

Minister Brinkhorst:

Ik ben uiteraard bereid aan de heer Hessels alle hulp te verlenen die noodzakelijk is. Ik geef er verreweg de voorkeur aan dat wij dit morgen kunnen regelen, want ik geloof niet dat iemand er belang bij heeft het proces verder uit te stellen. Het zal niet zozeer een technisch punt zijn. Het gaat om de politieke wil van de Kamer om helderheid te geven over de besluitvormingsprocedure in dit wetsontwerp.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Is het mogelijk dat wij de volledige nieuwe wetstekst te zien krijgen, zoals die luidt na overname van amendementen, voordat het wetsvoorstel definitief in stemming komt? Ik hecht eraan om te kunnen vaststellen dat de zaken waarvan de minister heeft gezegd dat hij die overneemt, daadwerkelijk in de nieuwe wetstekst zijn overgenomen.

Minister Brinkhorst:

Dat is in ieder geval niet mogelijk voor morgenavond.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Dat hoeft ook absoluut niet; het mag ook volgende week.

Minister Brinkhorst:

Wij spreken alleen over specifieke problemen waar wij het hier over hebben. Ik heb u helderheid gegeven over de lijn waarlangs ik opereer. Ik ben graag bereid nader overleg met de heer Hessels te plegen om te zien hoe hij zijn amendement zou kunnen aanpassen. Ik hecht er niet aan als minister de enige te zijn die hierover spreekt, maar dit is de lijn waarlangs wij dienen te opereren. Ik zeg graag toe dat wij het overige zullen zien te regelen, maar uiteindelijk zijn de stemmingen woensdag, want donderdag gaat de zaak naar de Eerste Kamer. Dat is geloof ik de gang van zaken.

De voorzitter:

Ik heb beide kanten gehoord en blijf bij mijn voorstel.

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Is een plenaire behandeling nog mogelijk op woensdag?

De voorzitter:

Ik deel de Kamer mede dat er voor donderdag al stemmingen geagendeerd zijn. Het is ook mogelijk om donderdag na de lunchpauze te stemmen. Dat geeft u dus enige ruimte voor een eventuele gedachtewisseling. Ik heb een voorkeur voor afhandeling in commissieverband, omdat wij volgende week een zeer volle plenaire agenda hebben.

Het uitgangspunt blijft dat wij woensdag stemmen, maar stemming op donderdag is mogelijk. Mocht in de komende dagen blijkt dat er volgende week 24 uur extra nodig is, dan is dat mogelijk. Het lijkt mij goed om dat nu al te melden.

Minister Brinkhorst:

Hartelijk dank.

Sluiting 23.17 uur

Naar boven