Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | nr. 57, pagina 3747-3749 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | nr. 57, pagina 3747-3749 |
Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 18 februari 2004 over het emancipatiebeleid.
Mevrouw Stuurman (PvdA):
Voorzitter. Wij hebben kort geleden een algemeen overleg gevoerd over het emancipatiebeleid. Wij hebben de minister gevraagd of hij de Kamer een emancipatie-effectrapportage wil doen toekomen. Hij heeft tijdens de behandeling toegezegd dat hij die mogelijkheid wil overwegen. Desondanks hebben mevrouw Tonkens en ik besloten dat wij een motie willen indienen. Zij luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat gender mainstreaming uitgangspunt van het emancipatiebeleid van de regering is en dat ieder ministerie zelf verantwoordelijk is voor emancipatiebeleid op het eigen beleidsterrein;
overwegende dat de tweede nationale rapportage over de uitvoering van het VN vrouwenverdrag erop wijst dat emancipatie-effecten zelden bij beleidsbeslissingen betrokken worden, terwijl dit voor de uitvoering van gender mainstreaming wel noodzakelijk is;
overwegende dat deze tweede rapportage de regering daarom dringend verzoekt een (vereenvoudigde) emancipatie-effectrapportage (EER) verplicht te stellen bij nieuw beleid zodat emancipatie-effecten meegewogen worden bij beleidsbeslissingen;
overwegende dat het instrument van de EER nu zelden tijdig wordt ingezet;
overwegende dat een verplichte EER bij ieder nieuw beleid een te grote belasting kan zijn;
overwegende dat op ieder ministerie minstens eenmaal per jaar een grote beleidswijziging overwogen of voorbereid wordt;
verzoekt de regering om ieder ministerie te verplichten om minimaal eenmaal per jaar een (vereenvoudigde) EER te laten uitvoeren en die EER gelijktijdig met de betreffende beleidsnota of wetswijziging naar de Kamer te sturen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Stuurman en Tonkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 24(27061).
De heer Eski (CDA):
Wij hebben de afgelopen weken inderdaad een paar maal overleg gevoerd over dit onderwerp. De minister heeft in ieder geval toegezegd dat hij een visitatiecommissie zal instellen. Die commissie zal volgend jaar een voorlopige rapportage uitbrengen over de voortgang van de emancipatie op alle beleidsterreinen. Is mevrouw Stuurman daarom niet van mening dat haar voorstel overbodig is? Het brengt bovendien veel bureaucratie met zich mee en dat willen wij toch voorkomen.
Mevrouw Stuurman (PvdA):
Wij moeten natuurlijk eerst afwachten wat het werk van de visitatiecommissie zal opleveren. Wij vragen overigens om een vereenvoudigde rapportage en geen extreem en uitgebreid onderzoek. Als wij daarmee een begin kunnen maken, kan dat een aanvulling zijn op het werk van de visitatiecommissie.
De heer Eski (CDA):
Hoe eenvoudig ook, dit vergt natuurlijk veel werk, want er moet bij alle ministeries informatie worden verzameld. Wat is het tegenargument van mevrouw Stuurman nu de visitatiecommissie volgend jaar een rapportage zal uitbrengen over de stand van zaken op de ministeries?
Mevrouw Stuurman (PvdA):
Wij weten nu natuurlijk niet wat die rapportage zal opleveren. Daarom stel ik voor dat wij nu in ieder geval een afspraak maken over een vereenvoudigde EER. Indien blijkt dat de rapportage van de visitatiecommissie voldoende is, kunnen wij alsnog een ander besluit nemen.
Mevrouw Tonkens (GroenLinks):
Voorzitter. De fractie van GroenLinks is niet al te zeer onder de indruk van de voortvarendheid waarmee de "gender mainstreaming" wordt opgepakt. Ik denk dat dit in het algemeen overleg duidelijk is gebleken. "Gender mainstreaming" is een afgrijselijk term voor de aandacht die door alle ministeries moet worden geschonken aan emancipatie. Het is namelijk de bedoeling dat het beleid niet langer door één minister wordt aangestuurd. Dit is op zichzelf een goed uitgangspunt, maar helaas zie ik hier in de praktijk nog maar weinig van terug. Eerlijk gezegd heb ik ook niet de indruk dat de minister hier erg sturend optreedt.
Er staan ons maar heel weinig beleidsinstrumenten ter beschikking. In feite zijn dat slechts de emancipatie-effectrapportage en de gender budgetanalyse. Van beide instrumenten wordt overigens zelden tot nooit gebruikgemaakt, ook al is door de Kamer herhaaldelijk gevraagd om deze instrumenten bij grote actuele onderwerpen in te zetten. Onlangs is nog gevraagd om deze instrumenten toe te passen op de levensloopregeling, maar de minister heeft daarop gereageerd met de opmerking dat dit niet goed mogelijk is, omdat hierover nog wordt onderhandeld.
Er lijkt altijd wel excuus gevonden te kunnen worden om het er niet van te laten komen. Dat is ook de reden dat ik samen met de woordvoerster van de PvdA-fractie een motie ter zake aan de Kamer heb voorgelegd. In deze motie wordt geregeld dat ministeries worden verplicht om een keer per jaar een emancipatie-effectrapportage op te stellen. Het staat het ministerie vrij om zelf een beleidsterrein te kiezen, mits het maar een groot beleidsterrein is waarop ingrijpende beslissingen zijn of zullen worden genomen. Ik denk dat er op elk ministerie een dergelijk terrein moet kunnen worden gevonden. Het lijkt mij ook in het belang van de minister zelf dat dit gebeurt, omdat hij heeft aangegeven dat hiervan werk moet worden gemaakt.
Het werk van de visitatiecommissie komt niet overeen met wat wij nu in deze motie aan de regering vragen, want zij onderzoekt slechts wat er precies wordt gedaan. Overigens durf ik er vergif op in te nemen dat deze commissie zal concluderen dat er meer gebruik moet worden gemaakt van emancipatie-effectrapportages. Om dat te vermijden kunnen wij er beter voor kiezen om die rapportages nu verplicht aan de ministeries op te leggen.
Minister De Geus:
Voorzitter. In mijn brief van 5 maart heb ik aangegeven dat er nog geen duidelijkheid is over de levensloopregeling en dat wij die duidelijkheid in de komende maanden kunnen geven. Sinds het schrijven van die brief heb ik bezien of er mogelijkheden zijn om de in de brief genoemde voornemens te concretiseren.
Ik heb toegezegd dat ik expliciet aandacht zal geven aan de mogelijke emancipatie-effecten van de levensloopregeling als de contouren van deze regeling bekend zijn. Inmiddels is onderzocht op welke manier hieraan op dat moment adequate aandacht kan worden gegeven. Het SCP heeft aangegeven dat het in staat en bereid is om een dergelijke emancipatie-effectrapportage te verrichten. Als de contouren volgens de verwachting medio april bekend zijn, zal het daarvoor menskracht vrijmaken. Al met al is het mijn verwachting dat ik de Kamer voor de zomer kan informeren over de belangrijkste te verwachten emancipatie-effecten van de te ontwikkelen levensloopregeling.
Het verzoek in de motie gaat verder dan mijn voornemens. Er wordt bovendien een verband gelegd tussen het mogelijk doorgeven van de zwarte piet door mij aan de visitatiecommissie en door die commissie aan het departement. Per ministerie zou er daarom ten minste éénmaal per jaar reden zijn voor een emancipatie-effectrapportage. Ik ontraad aanvaarding van die gedachte, omdat zij kan leiden tot een last, zonder dat wordt afgewogen of de maatregel een emancipatie-effectrapportage rechtvaardigt. Die afweging moet elk van mijn collega's voor zichzelf maken. Bovendien kan de Kamer per maatregel zo'n rapportage afdwingen. Daarom ontraad ik aanvaarding van de motie op het algemene punt. In mijn toelichting heb ik echter in de actuele zaak van de levensloopregeling op mijn departement een concrete toezegging gedaan. Ik meen daarmee de leden die de motie hebben ingediend op dit punt voldoende tevreden te hebben gesteld.
Mevrouw Tonkens (GroenLinks):
Ik ben u zeer dankbaar voor de toezegging dat het SCP een emancipatie-effectrapportage over de levensloopregeling zal maken. Dat is een langgekoesterde wens van mij. Ik begrijp echter nog niet waarom u aanvaarding van de motie ontraadt. U zegt dat per ministerie een afweging moet worden gemaakt. Het hele idee van gender mainstreaming is echter dat de ministeries zelf actief zijn. Uw taak is om dat aan te jagen. Dit lijkt mij een goed middel voor dat aanjagen. Dat is ook in uw belang. Uw collega's moeten dan namelijk in ieder geval iets doen. U kunt wel zeggen dat de Kamer dat moet doen, maar u heeft ook gezien dat dit niet gebeurt, omdat de woordvoerders niet genoeg emancipatiebewust zijn. Helpt u?
Minister De Geus:
Op het laatste argument zal ik mij niet beroepen. De vraag welke afwegingen Kamerleden een rol laten spelen, is des Kamers. Wel vind ik het van belang dat een en ander per belangrijke maatregel wordt bekeken. Ik voel er niet veel voor om akkoord te gaan met een algemene verplichting via mijn coördinerende verantwoordelijkheid. Ik kan de collega's wel wijzen op het belang van emancipatie en in dat verband op het belang van het instrument van de al dan niet vereenvoudigde emancipatie-effectrapportage. Als wij daarbij een stap zetten en het wordt een goed en gerespecteerd stuk, dan is misschien de koudwatervrees bij de verschillende departementen en de verschillende Kamercommissies wat minder. In die zin zetten wij een stap in de goede richting. Het argument om de rapportage niet te verplichten, is onder meer dat sprake is van een eigen verantwoordelijkheid van de minister en een eigen verantwoordelijkheid van de Kamer om per maatregel te besluiten tot een emancipatie-effectrapportage.
Mevrouw Tonkens (GroenLinks):
De tijdelijke commissie heeft al geadviseerd. Zij heeft gesteld dat er zes voorwaarden zijn waaronder gender mainstreaming zal werken. Aan die zes voorwaarden wordt nu niet voldaan. Ik noem bijvoorbeeld de voorwaarde dat overal deskundigheid is over gender, zoals het zo lelijk heet. Daarom is het niet meer dan logisch dat u meer aandraagt. Dat helpt namelijk om het beleid ondanks het ontbreken van de voorwaarden waarmee het kan werken, toch te laten werken.
Minister De Geus:
In de recommandatie van dit instrument aan de collega's zal ik dit punt meenemen.
De heer Eski (CDA):
Ik heb nog een aantal opmerkingen.
De voorzitter:
Nee, u kunt de minister alleen een vraag stellen.
De heer Eski (CDA):
Ik ben blij met de toezegging van de minister dat hij zal kijken of de levensloopregeling, die in de komende periode wordt ontwikkeld, effect heeft op genderverhoudingen. Mijn collega van de GroenLinks-fractie wil ik vragen...
De voorzitter:
Nee, dat kunt u in een ander debat doen. De motie is ingediend en er is op gereageerd. Mevrouw Tonkens heeft op het spreekgestoelte gestaan en toen had u haar die vraag kunnen stellen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik stel voor, over de ingediende motie dinsdag a.s. te stemmen.
Daartoe wordt besloten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20032004-3747-3749.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.