Aan de orde is de behandeling van:

de brief van de minister van Buitenlandse Zaken over de Israëlische afscheidingslinie (23432, nr. 147).

De voorzitter:

Wij gaan beginnen aan ons laatste debat over een onderwerp dat mede de buitenlandse politiek raakt. Dat is het debat over de Israëlische afscheidingslinie, aangevraagd door mevrouw Karimi. Hierbij gelden wederom spreektijden van drie minuten. Inmiddels zullen de woordvoerders, die grotendeels dezelfde zijn, dit ritme van de dag te pakken hebben. Ik hoop evenwel dat zij ook in dit laatste debat levendig blijven debatteren!

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. De resolutie ES-10/13 werd met een overweldigende meerderheid in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen. Na langdurig overleg werd besloten tot een resolutie die eist dat Israël "de bouw van de muur in bezet Palestijns gebied stopzet en terugdraait". De afzetting is "in tegenspraak met relevante bepalingen van het internationaal recht". Dat staat in deze door Nederland gesteunde resolutie.

Aan het VN-hof, een gezaghebbende en apolitieke instantie, wordt nu een advies gevraagd over een aantal gestelde rechtsvragen. Dit is terecht. Het wordt tijd dat een onafhankelijke instantie een advies uitbrengt over de omstreden muur. De minister erkent de competentie van het hof in dit geschil en erkent ook dat er sprake is van een schending van het internationale recht door de bouw van de muur. Tegelijkertijd vraagt de Nederlandse regering het hof gebruik te maken van haar discretionaire bevoegdheid het verzoek om een advies niet te honoreren.

Ik kan er, eerlijk gezegd, geen touw aan vastknopen. De regering zet al haar kaarten op politieke onderhandelingen, onderhandelingen die naar mijn idee al lange tijd zijn vastgelopen. De brief van de minister, van 4 februari jongstleden, munt uit in een gebrek aan logica. Het conflict over de muur kan alleen in politieke onderhandelingen opgelost worden, aldus de minister. Dat is natuurlijk een gratuite opmerking. De Palestijnen moeten al onderhandelen over illegale nederzettingen, illegaal "house demolishing" en illegale liquidaties. Ach, de illegale muur kan er ook nog wel bij. Bovendien is er een aantal kwesties dat valt onder het internationale humanitaire recht, waartoe de vierde Geneefse conventie behoort; die kwesties zijn geen onderwerp van onderhandeling tussen de strijdende partijen. Een van de belangrijkste onderwerpen die behandeld worden door het hof, betrekking hebbende op de muur en vallende onder het geheel van het internationale humanitaire recht, betreft de bescherming van burgers in bezet gebied en de verplichtingen van de bezettende macht; vandaar het belang dat mijn fractie hecht aan een advies van het hof.

Wij kunnen voorts wel degelijk stellen dat het politieke proces van directe onderhandelingen tot nu toe niet altijd heeft gewerkt. Dat is omdat partijen verschillende uitleg geven aan relevante uitspraken van de VN. Het Israëlisch-Palestijnse conflict is namelijk niet alleen een politiek geschil. Het gaat over onder meer gebiedsverdeling; het gaat over wederzijdse rechten en plichten die voortvloeien uit VN-verdragen, maar ook gaat het over de bescherming van burgers in bezette gebieden in het kader van mensenrechtenverdragen. Vrede en gerechtigheid zijn niet mogelijk als het proces zich buiten het volkenrecht plaatst. Duidelijkheid van de zijde van het hof versterkt de positie van de VN en de EU om beide partijen hun plaats aan de onderhandelingstafel te wijzen, binnen het volkenrecht.

In de laatste alinea van de brief zegt de regering bijzonder bezorgd te zijn over het tracé dat voor de muur is uitgezet. Het zou een hypotheek kunnen leggen op de toekomstige onderhandelingen en de tweestatenoplossing materieel onuitvoerbaar kunnen maken. Nu, minister, het woord "kunnen" is hier wel heel erg voorzichtig en het stoort mij ook, want er wordt al afgeweken van de groene lijn. De muur bestaat uit elektronische hekken, betonnen muren, prikkeldraadversperringen, tankgrachten en wachttorens. Op sommige plaatsen snijdt de muur tot 22 km diep in het Palestijnse gebied. Volgens een recent VN-rapport raken 400.000 Palestijnen in een isolement als de muur voltooid is. Kofi Annan sprak van een contraproductieve maatregel die ernstige sociaal-economische gevolgen heeft voor de Palestijnse bevolking.

Mijn fractie vindt het een goede zaak dat het Hof de mogelijkheid krijgt om duidelijkheid te verschaffen over een omstreden project als de muur. Advies van het Hof is nu juist in het belang van het Israëlische en het Palestijnse volk en van de vrede in het Midden-Oosten. Daarom vraagt mijn fractie om een constructieve Nederlandse bijdrage. Ik moet zeggen dat ik het echt een gotspe voor Nederland als wereldhoofdstad van de internationale juridische instellingen vind, dat juist Nederland zich verzet tegen een uitspraak van het Internationaal Gerechtshof.

De heer Wilders (VVD):

Voorzitter. Het bouwen van een hek door Israël om terrorisme tegen te gaan is misschien begrijpelijk, maar zeer onwenselijk. Het is begrijpelijk omdat de Israëlische regering alles wil doen om haar bevolking te beschermen tegen zelfmoordaanslagen door terroristische organisaties als Hamas en de Islamitische Jihad. Het blijkt dat het hek – op sommige plaatsen is het inderdaad een muur – effect heeft, want in die gebieden is het aantal infiltraties afgenomen.

Ook mijn fractie vindt het hek niettemin onwenselijk. Het aanbrengen van een fysieke scheiding is geen definitieve oplossing en leidt nooit tot vrede. Ook dat is overigens een probleem dat wij met het hek hebben. Het staat er niet alleen, maar het staat deels ook op de verkeerde plaats. Het staat er daarom ook in strijd met het internationale recht. Ik heb in januari zelf een aantal Palestijnse gebieden bezocht en gezien dat er op bepaalde plaatsen enclaves ontstaan. Onderdelen van de Palestijnse gebieden zijn volstrekt omgeven door een hek. Dat is natuurlijk iets dat moet veranderen.

Dezelfde redenen die het hek onwenselijk maken, maken ook deze rechtszaak onwenselijk. Als twee partijen hun geschillen voor de rechter uitvechten, dan is dat geen teken van goede verstandhouding, noch van vertrouwen. Wij kunnen ons dan ook vinden in de redenering van de minister, een redenering die door alle EU-landen wordt gedeeld. Niet ieder EU-land heeft een advies ingediend, maar wel is namens het voorzitterschap van de Unie een verklaring uitgebracht dat het niet passend is om het Hof een oordeel te laten vellen, omdat dit niet zal bijdragen aan de inspanningen van de partijen om de politieke dialoog te hervatten. Wij delen die visie en om die reden steunen wij het kabinet.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. De SGP-fractie vindt het zeer terecht dat de Nederlandse regering het Hof heeft gevraagd gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid om geen advies over het veiligheidshek uit te brengen. Ons inziens hebben Amerika en de Europese landen bij de stemming in oktober 2003 over de resolutie die om advies door het Gerechtshof vroeg, de juiste keuze gemaakt. Geen tegenstem, omdat dit suggereert dat wij het wel prima vinden in de bezette gebieden. Een onthouding van stemmen, omdat een zaak als het veiligheidshek politiek te gevoelig ligt om aan het Gerechtshof voor te leggen.

Het document waarop alle partijen die bij het gestagneerde vredesproces betrokken zijn aanspreekbaar zijn, is de Routekaart naar vrede. In dat diplomatieke kader van Israël, Palestijnse Autoriteit, Verenigde Staten, VN, EU en Rusland zal ook gesproken moeten worden over het veiligheidshek en de route daarvan. Zo heeft Amerika zich afgelopen vrijdag uitgesproken. Zo heeft de Europese Unie dat gedaan. Zo heeft de Nederlandse regering zich bij brief aan de Kamer gisteren uitgesproken. Onze fractie heeft weinig vertrouwen in de procedure die door het Gerechtshof gevoerd zal worden. De kans is groot dat het proces wordt gekaapt door de inbreng van landen die sowieso anti-Israël zijn. De gang van zaken rond de totstandkoming van de genoemde resolutie in de Algemene Vergadering van de VN geeft aanleiding tot dat vermoeden. Het is op zijn minst vreemd te noemen dat Palestina, de Palestijnse Autoriteit, een speciale waarnemerstatus heeft bij het proces maar Israël niet. Beide partijen zijn toch evenzeer betrokken bij de zaak in kwestie?

Wij zijn het niet zo vaak eens met de Duitse minister van buitenlandse zaken, de heer Fischer. Zo zei hij dinsdag tegen de Israëlische minister van justitie dat hij niet tegen het hek als zodanig is, maar wel tegen de route ervan. Wij moeten goed beseffen dat aanslagen zoals vorige week in Jeruzalem de donkere achtergrond vormen waartegen Israël zich genoodzaakt ziet om zo'n drastische maatregel te nemen. Zeker, ook de SGP-fractie heeft, laatstelijk in het algemeen overleg van 10 oktober, duidelijk gezegd dat het hek een andere route zou moeten volgen. Zeker ook de SGP-fractie vindt dat Sharon gewezen moet worden op zijn humanitaire verplichtingen jegens de Palestijnen. Hij heeft in november vorig jaar toegezegd daarmee rekening te houden. Wij moeten in deze kwestie echter wel met twee woorden blijven spreken. Een grote, aanhoudende bedreiging van eigen veiligheid wettigt ingrijpende veiligheidsmaatregelen.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Nederland had tot vorig week vrijdag 30 januari de tijd, zich als partij te melden bij het Internationaal Gerechtshof. Inmiddels hebben 44 landen dat gedaan, maar Nederland niet. Uit het antwoord van gisteren op diverse Kamervragen blijkt dat het is gebeurd om politieke processen niet te verstoren.

In de afgelopen tientallen jaren zijn er vele VN-resoluties aangenomen die een einde eisen aan de bezetting van de Palestijnse gebieden door Israël. Daaraan is nooit gehoor gegeven. Inmiddels is er na het mislukken van diverse processen de Routekaart naar vrede. Dat plan moet in 2005 een Palestijnse staat opleveren, onder andere binnen de groene lijnen. De bouw van de muur legt een hypotheek op de onderhandelingen en kan een tweestatenoplossing materieel onuitvoerbaar maken, zo constateert de regering in de beantwoording van de vragen terecht. Ondanks die verstrekkende conclusie doet de regering bar weinig om voltooiing van die muur tegen te gaan. Waarom grijpt de regering niet alle middelen aan om iets te doen?

Het zogeheten kwartet van de Verenigde Staten, de Europese Unie, de VN en Rusland heeft aan deze apartheidsmuur tot nu toe niets gedaan. Ook de Europese Unie doet helemaal niets om zich te profileren als criticus van de muur of als pleitbezorger van een spoedige uitvoering van de Routekaart. In dat licht bezien is het dan ook logisch dat in de Algemene Vergadering een resolutie wordt voorgesteld om de muur te kritiseren. Omdat er niets op politiek vlak gebeurt om een einde te maken aan die muur, is het logisch dat er een juridische procedure wordt ondernomen. Wat moet van de Palestijnen dan worden verwacht, als tal van VN-resoluties geen gevolg krijgen; als er geen politieke steun blijkt te zijn om een levensvatbare Palestijnse staat te krijgen; als Palestijnse leiders buitenrechtelijk worden geëxecuteerd door het Israëlische leger zonder dat er een haan naar kraait; als huizen van onschuldige burgers worden gebulldozerd zonder dat het een rimpeling veroorzaakt in de internationale politiek; als de poorten van de Gazastrook dichtgaan en Palestijnse werknemers niet naar het werk mogen en collectief worden gestraft voor iets wat zij niet hebben gedaan; als de muur Palestijnse burgers van hun land en van hun waterbronnen beroofd? Wat is er dan nog verder te kwartetten?

Dan is het voor de hand liggend dat wordt geprobeerd om juridische stappen te nemen. Of is de regering van mening dat de vernietiging van Palestijnse eigendommen en collectieve beperking van de bewegingsvrijheid van honderdduizenden geen schade toebrengt aan het politieke proces in de Palestijnse gebieden? Bij een recent bezoek aan de volledig ommuurde stad Kalkylia heb ik met eigen ogen kunnen constateren wat de gevolgen van één jaar muur zijn. 10% van de bevolking – dat zijn de meest ondernemende en de meest welvarende burgers – heeft als gevolg van de muur de stad definitief verlaten. Het toelatingsbeleid van het Israëlische leger is wurgend. Driemaal per dag gaat de poort een kwartiertje open. Het economische, sociale en ook politieke leven wordt zo stuk gemaakt. De regering spreekt over het verstoren van politieke processen, maar tegelijkertijd worden vele duizenden Palestijnen afgesneden van essentiële diensten en wordt hun de toegang tot land en watervoorraad ontzegd. Ziet de regering daarin niet het verstoren van het politieke proces? Er wordt wel gesproken over de humanitaire en de economische gevolgen. Natuurlijk moet er politiek worden opgetreden tegen de muur en dat gebeurt ook.

Het is wrang en schrijnend dat Nederland niet heeft meegedaan aan de juridische procedure bij het Internationaal Gerechtshof. Nederland is altijd pleitbezorger geweest van het internationale recht. Is de regering van mening dat bij politieke conflicten niet langer door juridische stappen mag worden bemiddeld? Of is de regering bang dat deze juridische zaak een ongewenste politieke ontknoping krijgt? Wat moet er gebeuren voordat Nederland daadkrachtig gaat optreden in het Israëlisch-Palestijns vraagstuk? Wanneer is Nederland bereid om bijvoorbeeld de Associatieraad bijeen te roepen op grond van de voortgaande schending van mensenrechten door Israël?

Ik kan mij niet aan de indruk ontrekken dat de Nederlandse regering goede sier wil maken met veroordelende uitspraken die aan de ontoelaatbare praktijk van de apartheidsmuur niets veranderen. Als het aankomt op daden die ertoe doen, geeft zij niet thuis. Dat is een beschamende vertoning.

De heer Koenders (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. De loop van de muur is niets anders dan diefstal van gebied, wat nooit gelegitimeerd mag worden. Het leidt tot verdere bantoeïsering van de Palestijnse gebieden. Het gaat om isolatie van vele duizenden mensen. De positie van de Nederlandse regering ten aanzien van de juridische consequenties van de bouw van de muur wordt gekenmerkt door een gebrek aan moed, sterker nog door politieke lafheid. Met moeite, vanwege de enorme druk van de VS, steunde Nederland in met de AVVN-resolutie waarin staat dat de bouw in bezet Palestijns gebied en de muur die daardoorheen loopt moeten worden teruggedraaid, omdat het in strijd is met het internationale recht. Het niet instemmen met de tweede resolutie over advisering ten aanzien van de juridische consequenties van de bouw was de prijs die daarvoor betaald moest worden. De redengeving is dat het niet zal bijdragen aan de inspanningen van de partijen om de politieke dialoog te hervatten. Met alle permissie, ik vind dat onzin.

Waar de Routekaart naar vrede sterft door gebrek aan initiatief en moed van de VS en vooral ook de Europese Unie en het leiderschap aan beide zijden van het conflict de destructieve cyclus van geweld voortzet, is het omgekeerde waar. Nederland als hoeder van het internationale recht zou juist bij een politieke standstill de advisering van het Hof zeer serieus moeten nemen. Natuurlijk heeft Israël het recht zich tegen zelfmoordaanslagen te beschermen, maar de loop van de muur is destructief en betekent diefstal van Palestijns gebied en verdere Palestijnse ellende. Het leidt tot geen enkele voortgang in de besprekingen. Dat moet dus niet door een advies van het Hof gedelegitimeerd worden, zoals dat ging bij de bezetting van Namibië door Zuid-Afrika. Dat is dezelfde procedure geweest. Nu verlaagt het land van Hugo de Groot zich het Hof te vragen niet van zijn discretionaire bevoegdheid gebruik te maken en daarmee pleit het voor een generaal pardon voor Israël, niet Israël in het algemeen, maar het Israël van Sharon.

Een politieke legitimering van de muur is alsnog via een juridische truc vormgegeven. Ik vraag mij echt af welke juridische adviezen de minister heeft gekregen op zijn ministerie. Er is geen enkel precedent als gevolg waarvan van de discretionaire bevoegdheid gebruik kan worden gemaakt. Ik wil echt weten welk juridisch advies de minister daarover heeft gekregen. Het is een precedent dat op niemand invloed zal uitoefenen en er zal niets van terechtkomen. Dat terwijl het hier gaat om een speciale spoedprocedure van de "uniting for peace". Dit is de formule waarop wij deze procedure zijn ingegaan. Ik overweeg hierover een motie in te dienen. U kunt zich nog herstellen op 23 februari als er een mondelinge mogelijkheid is om uw visie aan de orde te stellen.

Na het EU-initiatief in oktober is duidelijk geworden dat de bouw van de muur en de inbedrijfstelling daarvan in strijd is met het internationale recht. Nu dit is overgenomen, is het mijns inziens ongepast om te vragen om discretionaire bevoegdheid. Dit strookt ook niet met de eerdere oproepen van opeenvolgende Nederlandse kabinetten om de rol van het internationale gerechtshof in Den Haag te versterken.

Bovendien is er veel af te dingen op de brief en de juridische adviezen om te stellen dat de bouw van de muur primair politiek van aard is. Een groot deel van de politieke probleem gaat terug op juridische geschilpunten zoals de vragen: van wie zijn de gebieden, is de vierde Geneefse Conventie van toepassing, wat is precies de rol van de Verenigde Naties na het verdelingsplan en het overhevelen van het mandaat door het Verenigd Koninkrijk aan de Verenigde Naties in 1948, wat is de betekenis van de bestandslijn van 1949. Dit zijn stuk voor stuk door en door juridische vragen en de politici struikelen hier keer op keer over. Zij zitten volstrekt vast en zowel Israël als Palestina betwisten elkaars gebied.

Wat is dan de betekenis en de rechtskracht van het VN-verdelingsplan met de nu gekozen tweestatenoplossing? Het hof behandelt voor het eerst Israël en Palestina min of meer op voet van gelijkheid en heeft mede daardoor de autoriteit om beide tot de orde te roepen en op hun respectieve rechten en plichten te wijzen. Wat is daar nu eigenlijk op tegen?

De heer Eurlings (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie is verklaard tegenstander van het hek en van de muur ter hoogte van Jeruzalem. De muur en het hek liggen niet op de goede lijn, zij doorsnijden gemeenschappen en vormen als zodanig een serieus obstakel op het pad naar een tweestatenoplossing. Het feit dat het hek een zekere effectiviteit heeft gehad in het bieden van bescherming aan Israëlische burgers doet niets af aan deze stellingname.

De CDA-fractie ondersteunt dan ook de Nederlandse regering die samen met de EU-partners en 10 andere landen in het najaar van 2003 een resolutie heeft ingediend waarin wordt gesteld dat "De bouw van de muur in bezet Palestijns gebied inclusief Oost-Jeruzalem moet worden beëindigd en teruggedraaid. De muur wijkt af van de bestandslijn van 1949 en is strijdig met relevante bepalingen van het internationale recht." Met het aannemen van deze resolutie kan er geen onduidelijkheid meer zijn over de juridische onrechtmatigheid van hek en muur.

Waar het nu op aan komt, is dat alle internationale inspanningen erop worden gericht om de twee partijen zo snel mogelijk terug te brengen op het pad naar vrede. Ondanks de grote teleurstelling van het afgelopen jaar is er juist de laatste tijd weer enige reden voor beginnend optimisme. Er is sprake van ontruiming van de eerste nederzettingen, er vindt uitruil plaats met Hezbollah van gevangenen en overledenen en Hamas spreekt uit bereid te zijn tot een langdurig bestand. Natuurlijk er moet veel en veel en veel meer gebeuren en wij hebben eerder goede aanzetten gezien. Reden voor doorgeslagen optimisme is er dan ook helemaal niet, maar de eerste tekenen zijn er. Wat nu nodig is, is grote internationale druk om die partijen met elkaar te laten onderhandelen en ze de bereidheid bij te brengen om echte concessies te doen.

De gang naar het gerechtshof voegt niets aan juridische duidelijkheid toe. Er is immers al een resolutie door de VN aangenomen. Het zal de tegenstellingen alleen maar verder aanwakkeren en de partijen verder uit elkaar drijven. Die gang naar het gerechtshof voegt aldus niets toe aan een snelle vrede, sterker nog, het doet afbreuk aan de kansen daarop en geeft mensen ook de illusie dat dit iets zou kunnen toevoegen of veranderen.

Wij steunen de Nederlandse regering dan ook in haar nationale verklaring aan het hof en ook de EU-verklaring. Vrede in Israël en de Palestijnse gebieden zal niet ontstaan in een rechtbank, maar louter en alleen aan een Israëlisch-Palestijnse onderhandelingstafel.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik vervang in dit debat mijn fractiegenote mevrouw Huizinga. Dit debat gaat over een verklaring die is ingediend bij het Internationaal Gerechtshof. De tekst daarvan is niet openbaar. Dat maakt het debat ietwat schimmiger, maar de strekking van het debat is duidelijk, dat is een beoordeling, niet zozeer van de wenselijkheid of de consequenties van de muur, maar de consequenties van het voorleggen van het vraagstuk aan het Internationaal Gerechtshof.

Sinds de Verenigde Naties in december het verzoek hebben laten uitgaan om het Internationaal Gerechtshof een uitspraak te laten doen over de scheidingsmuur in Israël, heeft dat onderwerp de gemoederen danig beziggehouden. Dat deed het verschijnsel van die afscheiding op zichzelf natuurlijk al langer. Ik kan in dit debat betrekkelijk kort zijn, omdat de fractie van de ChristenUnie zich kan vinden in de lijn van de Europese Unie en de Nederlandse regering dat een uitspraak van het Gerechtshof een oplossing voor het conflict in het Midden-Oosten niet dichterbij brengt. De stap van de Nederlandse regering om daar met anderen bezwaar tegen te maken, kan mijn fractie dan ook geheel steunen. Het gaat daarbij niet om de vraag of je voor of tegen de afscheiding bent. Ook dan kan de vraag gesteld worden in hoeverre dat de vrede in het Midden-Oosten dichterbij brengt. Mijn fractie heeft veel begrip voor het feit dat Israël haar inwoners wil beschermen tegen terroristische aanslagen. Dat is ook het recht, zelfs de plicht van een overheid.

Ik ben het met anderen eens dat je een discussie over de afscheiding niet kunt voeren zonder de voorgeschiedenis daarbij te betrekken. Als er geen terrorisme was, was er ook geen sprake van een afscheiding met een muur. Als de Palestijnse autoriteit de beloftes die zij in het kader van de Oslo-akkoorden op zich heeft genomen, was nagekomen, waren er nu open grenzen geweest. Dan waren die terroristische takken dus ontmanteld en was er geen afscheiding geweest.

De heer Koenders (PvdA):

De ChristenUnie is, voor zover ik weet, altijd een groot voorstander geweest van een versterking van het Internationale Hof. Nu brengt u hier de redenering naar voren dat een advisering door dat Hof de politieke oplossing van het conflict waar wij het nu over hebben, de muur, verder weg zou brengen. Ik heb daar geen enkele argumentatie voor gehoord. Een argument zou juist kunnen zijn dat vanwege het feit dat op politiek terrein op het ogenblik geen doorbraak te forceren lijkt, het verstandig is om advisering door het Hof te vragen. Het bevreemdt mij dat uw fractie daar tegen is. Misschien heeft u een politiek oordeel over de zaak, maar het gaat mij om de juridische aspecten.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

In de perceptie van mijn fractie dreigen politieke en juridische aspecten door elkaar te gaan lopen. Ik vind het een oneigenlijke route om te proberen een politieke impasse – daar zitten wij al een poosje in als het gaat om de problematiek in het Midden-Oosten – te doorbreken via het voorleggen van een juridische vraagstelling aan het Internationaal Hof. Ik ben het op dat punt eens met de Nederlandse regering. Dat staat los van de vraag hoe je aankijkt tegen de jurisdictie, de rechtsmacht van het Internationaal Hof. Ik zal daar straks nog een vraag over stellen als het gaat om de bevoegdheid van het Hof. Ik denk dat het een verkeerde route is om te proberen een politiek conflict, met een lange politieke voorgeschiedenis, via een juridische route te forceren, open te breken. Dat gaat wat mij betreft ook voorbij aan de voorgeschiedenis.

De heer Koenders (PvdA):

Het gaat hier toch niet om een forcering of een definitieve oplossing. Het gaat hier om het feit dat in een belangrijke internationale procedure een groot aantal landen heeft gevraagd of hier advisering over kan komen. Hoe kunt u nu al weten dat dat negatief is voor de oplossing van het probleem? Misschien kan het er juist aan bijdragen. Waarom wilt u zich daar zo tegen verzetten en zelfs de regering steunen als zij zegt dat het Hof zelfs niet van haar discretionaire bevoegdheid gebruik zou moeten maken? Dat is toch iets van het Hof?

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Het gebruik van de woorden "zelfs met de regering meegaan" impliceert min of meer dat dit het ergste is wat je in dit huis kunt doen. Als je het met de redenering eens bent, is er volgens mij niet veel op tegen om je in de lijn van de regering te voegen. De vraag is of de adviesaanvraag aan het Hof de juiste weg is om een conflict met een diepe politieke dimensie op te lossen. Het lijkt mij beter om alle inspanningen te richten op een terugkeer naar de Routekaart. De toezeggingen en inspanningen die de partijen in dat kader hebben gedaan en op zich hebben genomen, moeten nieuwe impulsen krijgen. Ik meen dat ik in de spaarzame tijd die mij gegeven is, voldoende aannemelijk heb gemaakt op grond van welke motieven wij de lijn van de regering volgen.

Ook mijn fractie is van mening dat er oog moet zijn voor de consequenties van de afscheiding. Ik denk hierbij vooral aan de humanitair ongewenste effecten. Daar mogen wij niet aan voorbijgaan. Je mag niet volstaan met het afwijzen van het middel. Wij delen de zorg die de minister in zijn brief verwoordt dat de ontwikkelingen rondom de afscheiding een hypotheek kunnen leggen op de toekomstige onderhandelingen over vrede in het Midden-Oosten.

Ik verneem graag in hoeverre het Hof bevoegd is om een uitspraak over dit onderwerp te doen. Ik hecht eraan om van de minister een exactere uitleg te krijgen. Vindt de regering het alleen onwenselijk of is het juridisch onmogelijk? Hoe ziet de regering in dat verband het oordeel van de VS en Groot-Brittannië dat het Hof zich niet moet laten politiseren?

De heer Bakker (D66):

Voorzitter. De muur is de wereld een doorn in het oog. Deze muur overschrijdt de grenzen van de groene lijn; de bestandslijn van 1967. Deze lijn is juridisch niet bindend, maar wordt wel gezien als de grens met het toekomstige Palestina. Soms kan men begrip hebben voor de wens tot bescherming, maar als het louter daarom zou gaan, zou het grootste deel van het hek die lijn volgen. Dat is echter niet het geval. Men probeert zoveel mogelijk vruchtbare grond aan de Israëlische kant te krijgen. De consequenties zijn bekend. Duizenden Palestijnen zijn verder gemarginaliseerd. Er verdwijnen basisvoorwaarden zoals onderwijs, medische zorg en werk. Elke dag weer zien wij daar de gevolgen van.

Nederland en ook de EU nemen een goed standpunt in over de muur, namelijk dat deze in strijd is met het internationale recht en dus moet verdwijnen. Daarover zijn wij het eens. De Algemene Vergadering van de VN heeft verzocht om advies te vragen aan het Internationaal Gerechtshof. Volgens de regering zal dit de politieke dialoog verstoren c.q. het tot stand komen daarvan belemmeren. Ik begrijp helemaal niets van die redenering. Er is al heel lang geen politieke dialoog meer. Er is alleen maar geweld. Elke stap die weg kan leiden van dit geweld, ook dit verzoek om juridisch advies, is de moeite waard. Ik begrijp het standpunt van de Algemene Vergadering heel goed. Ik vind het raar dat Nederland dit afwijst zonder dat dit vooraf op enigerlei wijze met de Kamer is gecommuniceerd. Juist Nederland, dat ernaar streeft om Den Haag tot de juridische hoofdstad van de wereld te maken, moet kiezen voor de weg van het recht in plaats van voor de weg van het geweld. Natuurlijk zijn wij het erover eens dat de politieke dialoog tot stand moet komen, maar ik zie niet in waarom een juridisch traject dat belemmert. Waarom bepaalt het Hof niet zelf of het zich wel of niet hierover zal buigen, want het staat volgens mij vast dat het daartoe competent is. Nu wordt een keer de weg van het recht bewandeld in plaats van het geweld en dan is het weer niet goed.

Kortom, ik vraag de regering dringend om op de 23ste, als er een zitting plaatsvindt van het Internationaal Gerechtshof, mondeling haar standpunt te hernemen.

Minister Bot:

Voorzitter. Uiteraard veroordeelt Nederland alle vormen van terrorisme en dus ook het Palestijnse. Tegelijkertijd is Nederland ook tegen de bouw van de veiligheidsbarrière, zoals dat tegenwoordig heet. Er zijn hiervoor vier of vijf verschillende terminologieën, zoals het hek, de muur of de veiligheidsbarrière. Ik stel met nadruk dat de bouw in strijd is met de relevante bepalingen van het internationale recht. Daarover mag geen enkele twijfel bestaan. Het tracé wijkt af van de bestandslijn uit 1949, inclusief Oost-Jeruzalem. Nederland roept Israël op, de vierde Geneefse conferentie te respecteren.

Nederland is bovendien van mening dat de bouw van de veiligheidsbarrière niet in verhouding staat tot het doel, namelijk bescherming tegen terrorisme, gezien de negatieve effecten voor de Palestijnse bevolking. Er is sprake van disproportionaliteit. Nederland is bezorgd dat de route van de veiligheidsbarrière een hypotheek zal leggen op de toekomstige politieke onderhandelingen tussen de partijen en de tenuitvoerlegging van de tweestatenoplossing feitelijk fysiek onmogelijk zal maken.

Daarnaast is Nederland bezorgd over de sociaal-economische en humanitaire aspecten voor de Palestijnse bevolking, wier situatie de afgelopen jaren sterk is verslechterd. Dit is allemaal vastgelegd in conclusies van de Europese Raad. Ik herinner aan de conclusies van Thessaloniki in juni, die van Brussel in oktober en nogmaals van Brussel in december van het afgelopen jaar. Het komt ook steeds in het bilateraal overleg met Israël aan de orde. Om deze reden heeft ook Nederland VN-resolutie ES-10/13 gesteund. Deze resolutie werd met 144 stemmen voor, 4 stemmen tegen en 12 onthoudingen aanvaard; een duidelijke meerderheid. In artikel 1 hiervan wordt Israël opgeroepen, de bouw van de muur in bezet Palestijns gebied, inclusief in en rondom Oost-Jeruzalem, die afwijkt van de bestandslijn van 1949 en in strijd is met de relevante bepalingen van het internationale recht, te beëindigen en terug te draaien. Duidelijke taal, zo wil ik zeggen.

Deze oproep werd gedaan tegen de achtergrond van de Routekaart voor vrede. Nederland is van mening dat deze Routekaart hét middel is waarlangs het conflict dient te worden opgelost. Ik haal daarom ook artikel 2 van de resolutie aan. De VN roepen beide partijen op, hun verplichtingen onder relevante bepalingen in de Routekaart voor vrede na te komen. De VN roepen de Palestijnse Autoriteit op om zich zichtbare inspanningen te getroosten teneinde gewelddadigheden te voorkomen, terwijl de Israëlische regering wordt opgeroepen om geen maatregelen te nemen die het vertrouwen ondermijnen, zoals deportaties, aanvallen op burgers en buitengerechtelijke dodingen. Het verzoek van de Algemene Vergadering aan het Internationaal Gerechtshof over juridische consequenties vond plaats nadat de AVVN zich al had uitgesproken over het duidelijk illegale karakter van de muur. Dat is dus zonder meer een feit.

Adviesaanvragen aan het Internationaal Gerechtshof door de VN-instellingen zijn bedoeld om ondersteunend advies te geven ten bate van hun positiebepaling, maar de Algemene Vergadering had al een positie ingenomen in de resolutie, die ik eerder heb aangehaald.

Volgens Nederland was een verwijzing van deze kwestie naar het Internationaal Gerechtshof derhalve niet nodig. Het is ook ongewenst. Het juridische aspect van de bouw van de veiligheidsbarrière was immers in VN-resolutie ES 13, artikel 1, afdoende aangetoond. Andere argumenten om het Hof te adviseren, niet op het verzoek in te gaan, zijn de volgende.

Ten eerste, het betreft hier een politiek conflict waarvoor een politieke oplossing moet worden gevonden. Je wilt als internationale gemeenschap niet een kant op dat deelproblemen waarover in de VN reeds een uitspraak is gedaan, vervolgens worden overgedaan voor het Internationaal Gerechtshof om verder gezag te verwerven voor die VN-uitspraak. Dat betekent dat het Hof van politieke instrumenten wordt voorzien. Het zou bovendien op gespannen voet staan met de notie dat je hier primair met een politiek proces te maken hebt.

Voorzitter. Ik zie dat mevrouw Karimi wil interrumperen, maar ik wil graag eerst nog een aantal andere argumenten noemen.

De voorzitter:

Ik geef mevrouw Karimi de gelegenheid om over het vorige een vraag te stellen.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Als er sprake is van een logica in de redenering van de minister, wil ik die graag volgen. Hij zegt dat de Algemene Vergadering duidelijk heeft uitgesproken dat het illegaal is. Hij zegt vervolgens dat daarover politieke onderhandelingen moeten plaatsvinden. Wij onderhandelen niet over iets illegaals!

Minister Bot:

Ik geloof dat ik mijn argumentatie nog niet helemaal rond heb gebreid. Ik heb gezegd dat ik een aantal argumenten heb. Een daarvan is dat de Algemene Vergadering van de VN duidelijk heeft uitgesproken dat het illegaal is. Een advies van het Hof kan alleen aangevraagd worden door VN-instellingen ter onderbouwing van deze stelling. Wij zeggen: die stelling was er al; de Algemene Vergadering van de VN had al gezegd dat het illegaal was. Er zijn echter nog andere redenen, politieke en juridische, op grond waarvan de Nederlandse regering van mening is dat het niet gewenst is dat het Hof zich hierover uitspreekt. Daar kom ik nog op.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Het is belangrijk dat wij weten welke stappen ten grondslag liggen aan de redenering en de argumentatie van de minister. Een uitspraak van de Algemene Vergadering is een onderdeel van het internationale recht.

Minister Bot:

Precies!

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Dat onderdeel heeft geldigheid. Op het moment dat de Algemene Vergadering die uitspraak doet, kan toch worden gevraagd naar de juridische consequenties van een dergelijke uitspraak.

Minister Bot:

De Algemene Vergadering kan alles vragen, maar Nederland kan van oordeel zijn dat het in een bepaalde context niet gewenst is dat die vraag gesteld wordt. Daar liggen onder andere politieke motieven aan ten grondslag. Ik zal dadelijk nog een aantal redenen noemen, op grond waarvan Nederland vindt dat dat niet gewenst is.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik wil het duidelijk krijgen. De minister zegt dat het in principe een geldige uitspraak van de Algemene Vergadering is, maar dat Nederland niet wil dat die op de juridische consequenties wordt getoetst vanwege eventuele politieke redenen.

Minister Bot:

Nee, er is een aantal redenen. Zoals ik al gezegd heb, zijn er andere argumenten om het Hof te adviseren, niet op het verzoek in te gaan. Mevrouw Karimi heeft mijn betoog al na het eerste argument inzake de politieke overwegingen onderbroken. Er zijn echter nog meer argumenten aan de orde. Wij kunnen wellicht na het noemen van die andere argumenten in discussie gaan.

Ik noem het tweede argument. Het Israëlisch-Arabische conflict heeft vele aspecten – nederzettingen, vluchtelingen, Jeruzalem, grenzen – die in een alomvattend vredesakkoord moeten worden opgelost. Het eruit lichten van één aspect, te weten de muur, en dat als losstaand juridisch probleem behandelen, is volgens de Nederlandse regering – en met de Nederlandse regering alle landen van de Europese Unie – in strijd met dit beginsel. De weg vooruit moet uitvoering van de Routekaart voor de vrede zijn.Bot

Mijn volgende argument heeft te maken met de negatieve consequenties voor de kansen op hervatting van het politieke proces. Nederland is van mening dat alles in het werk moet worden gesteld om dit proces te hervatten. De aandacht mag niet worden afgeleid door een juridisch steekspel. Er zijn de laatste weken hoopgevende signalen uit de regio vernomen, terwijl het kwartet op 5 februari bijeenkomt. Daarop moet nu de aandacht geconcentreerd zijn.

Dan kom ik toch weer terug op een juridisch punt. Als de Verenigde Naties of instellingen zich tot het Hof wenden, dan wordt dat over het algemeen gedaan met de bedoeling dat beide betrokken partijen in staat zijn om daar hun mening over te geven. Dat is een normaal beginsel van recht, zowel in het nationale recht als in het internationale recht. Een van de fundamentele beginselen van het Hof zelf is dat het niet kan beslissen over een dispuut zonder de instemming van de bij het dispuut betrokken partijen. Aan dit beginsel wordt niet voldaan, aangezien Israël deze stap afwijst. Dat zal een extra belasting zijn. Als beide partijen, Palestijnen en Israël, ermee hadden ingestemd, had het Hof naar de argumenten van beide kunnen luisteren. Wij hebben het gevoel dat op deze wijze via een achterdeur alsnog wordt getracht het Hof te politiseren, zonder dat dit iets zal bijdragen aan het oplossen van het conflict. U hebt gezegd dat bepaalde zaken niets bijdragen tot het oplossen van het conflict. Het is glashelder wat de juridische situatie is bij deze adviesaanvrage in het licht van de duidelijke uitspraak die de AVVN heeft gedaan en van de uitspraak van de lidstaten van de Europese Unie, de Verenigde Staten en een aantal andere landen. Ik geloof dat een heleboel lidstaten van mening zijn dat de zaak om een aantal politieke redenen niet gewenst is en dat het Hof niet moet worden gepolitiseerd om een ondersteunend advies te krijgen over iets dat als een paal boven water staat. Met de adviesaanvraag zou worden gepoogd om het principe van de instemming te omzeilen. Dat lijkt mij gevaarlijk.

Ik wijs de heer Koenders erop dat er wel degelijk een precedent is. In 1996 is er een adviesaanvraag geweest in de zaak van de nucleaire wapens. Ook toen is als argument ertegen aangevoerd dat behandeling ervan de onderhandelingen zou kunnen ondermijnen. Het is dus niet de eerste keer dat wij dit argument gebruiken. Ik geloof dat het hier nog veel sterker speelt. Het is niet alleen objectief het geval, ook is heel duidelijk dat Israël niet bereid is mee te doen aan zo'n zaak voor het Hof, zodat er een zeer eenzijdige uitspraak zou volgen. Dat zou het vredesproces niet bevorderen. De inzet van de Nederlandse regering en de Europese Unie is dat het vredesproces weer op gang moet komen. Laten wij het noch vertragen noch bemoeilijken door dit soort adviesaanvragen. Het Hof is overigens zelf mans genoeg om uit te maken of het op zo'n adviesaanvraag kan ingaan. Het heeft zich in 1995 en in 1996 in twee verschillende zaken uitgesproken. Ik zeg dan ook aan het adres van de heer Rouvoet dat ik denk dat er geen twijfel is over de bevoegdheid van het Hof.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik heb een fundamenteel probleem met de redenering van de minister. Hij zegt dat het conflict tussen Israël en de Palestijnen vele aspecten heeft. Hij noemt natuurlijk de grenzen, de vluchtelingen, Jeruzalem en de nederzettingen. Nu komt de muur erbij. Het kan natuurlijk niet dat de sterkste partij gaande een conflict steeds maar weer illegale barrières opwerpt en dat dit door ons allemaal wordt geaccepteerd als onderdeel van het conflict waarvoor een politieke oplossing moet worden gevonden.

Minister Bot:

Dat zeggen wij ook niet. Politiek veroordelen wij de bouw van deze veiligheidsbarrière. Tevens voeren wij argumenten aan voor onze stelling dat die bouw tegen het volkenrecht indruist. U kunt dat nalezen. Wij zeggen bovendien dat het conflict vele onderdelen kent, waarvan de muur er één is, en dat het op al die onderdelen moet worden opgelost. Er is een juridisch advies in de vorm van een uitspraak van de Algemene Vergadering. Wij geloven niet dat een additioneel advies iets zal bijdragen tot de oplossing van al die dingen die u opgelost wilt zien en die wij allemaal hebben veroordeeld.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Het probleem is juist dat al die veroordelingen niets hebben opgeleverd. De vraag is wat de consequentie is van zo'n uitspraak. Is de Nederlandse regering bang dat zij uit zo'n uitspraak consequenties zal moeten trekken voor haar eigen handelen, bijvoorbeeld als partij in de Geneefse Conventie?

Minister Bot:

Nee, natuurlijk niet. Wij hebben in de AVVN duidelijk gezegd dat wij het illegaal vinden en dat dragen wij ook uit tegenover Israël. Ik zie het probleem niet. Het vragen van een advies duurt nog veel langer.

De heer Koenders (PvdA):

Ik moet even iets rechtzetten. Het punt van het precedent betrof het verzoek aan het Hof, gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid. Dat is nog nooit eerder gebeurd. Ik wil graag weten op welke juridische basis de regering deze positie inneemt en of zij denkt dat dit enig resultaat zal hebben. Dat wordt nog eens versterkt door de opmerking van de minister zelf dat het Hof mans genoeg is om zijn eigen positie in deze zaak te kiezen.

Verder bevreemdt het mij zeer dat de regering de AVVN wel serieus neemt als het gaat om de uitspraak maar niet als het gaat om het verzoek om het voor te leggen aan het Hof. Dat laatste zou Nederland juist moeten ondersteunen. Ook al ziet Israël dit niet zitten, als de procedure eenmaal is gestart, kan dit land zijn gewoon zijn zegje doen. Ik zou verwachten dat het dat zal moeten doen en er is geen enkele reden om het Hof hierover niet een advies te vragen. Het gaat wel degelijk om juridische vragen die door het Hof beantwoord moeten worden. De politiek kan zich niet uitspreken over juridische vragen. Daar hebben wij het Hof voor. De minister werpt een mistgordijn op omdat hij geen politiek oordeel wenst uit te spreken, terwijl de AVVN dat in grote meerderheid wel doet.

Minister Bot:

Ik heb nooit bestreden dat het Hof niet mans genoeg is om zelf een besluit te nemen, maar de VN-lidstaten zijn ook mans genoeg om uit te spreken dat het niet wenselijk is dat het Hof hierop ingaat. Ik weet niet wat het Hof gaat besluiten, maar wij leggen het niets op. Wij hebben het Hof iets gevraagd. Het heeft al iets gezegd over "compelling reasons" en wij zijn uiteraard erg nieuwsgierig naar zijn uitspraak. Wij hebben onze positie aan het Hof voorgelegd en er tegelijkertijd op aangedrongen om er niet op in te gaan. De redenen daarvoor heb ik al genoemd. De positie van alle EU-lidstaten op dit punt is glashelder.

De heer Bakker (D66):

De minister zei dat hij het Hof niet wil politiseren, maar gebeurt dat toch al niet doordat regeringen – politieke instanties – zich bemoeien met de vraag of het Hof een juridisch advies moet uitbrengen? U maakt er een politieke kwestie van.

Minister Bot:

Ik dank de heer Bakker voor zijn opmerking, maar ik moet toch zeggen dat ik dat niet goed begrijp. In vele adviesaanvragen aan het Hof – ik heb het genoegen gehad om vele casusposities te mogen bestuderen – worden vaak opinies door staten geuit over de wenselijkheid dat het Hof zich al dan niet uitspreekt. Van die mogelijkheid hebben vele landen gebruik gemaakt. Nu kan men vinden dat de regering dat in dit geval niet had moeten doen, maar zij huldigt een andere opvatting. De regering heeft echter tegelijkertijd nadrukkelijk aangegeven dat zij de bouw van de muur illegaal vindt. Meer kan ik er niet aan toevoegen.

De heer Bakker (D66):

Ik weet ook wel dat het internationale recht niet de trias politica kent, maar toch zou het verstandig zijn voor de juridische hoofdstad van de wereld om op die manier te denken en terughoudend te zijn bij het beïnvloeden van de rechter, zeker nu de regering en de EU zelf geen partij zijn. Zij kunnen slechts machteloos toezien.

Minister Bot:

Israël heeft te kennen gegeven niet bereid te zijn, het Hof dit geschil voor te leggen en ons bezwaar is nu dat het toch via een achterdeur wordt geprobeerd. Wij denken dat je daar uiteindelijk niets mee opschiet. Met andere woorden: er is een duidelijke uitspraak geweest en het Hof voegt daar niets aan toe is. Toch heeft Nederland het Hof duidelijk zijn standpunt laten blijken. Ik geloof echter niet dat dit de weg is om dit soort conflicten op te lossen. Integendeel, ik denk dat het eerder vertragend werkt. Ik wil nogmaals het standpunt van de Nederlandse regering toelichten, maar ik geloof dat dit duidelijk genoeg is gebeurd.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Omdat er in tweede termijn maar een minuut spreektijd is, heb ik alleen tijd om mijn motie voor te lezen. De minister heeft mij en een aantal collega's absoluut niet overtuigd.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de muur een contraproductieve maatregel is die ernstige sociaal-economische gevolgen heeft voor de Palestijnse bevolking;

overwegende dat kwesties die vallen onder het internationaal humanitair recht, geen onderwerp van onderhandeling zijn tussen de Israëlische en Palestijnse partijen in het Midden-Oostenvredesproces;

van mening dat de bouw van de muur in strijd is met relevante bepalingen van het internationaal en humanitair recht, zoals omschreven in AVVN-resolutie ES-10/13;

van mening dat het Internationaal Gerechtshof in de gelegenheid moet worden gesteld, zich te buigen over de juridische betekenis van relevante beginselen van internationaal recht, VN-resoluties en verdragen die bepalend zijn voor de oplossing van het geschil;

verzoekt de regering om een constructieve houding in haar mondelinge toelichting aan het Internationaal Gerechtshof, opdat het Hof duidelijkheid kan verschaffen over het volkenrechtelijke kader voor het bereiken van een rechtvaardige en duurzame vrede tussen Israël en Palestina,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Karimi, Van Bommel, Koenders en Bakker. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 148(23432).

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Minister Bot:

Voorzitter. Ik heb een probleem met het verzoek aan de regering om een constructieve houding in te nemen. Niet dat ik niet altijd graag een constructieve houding inneem – mevrouw Karimi weet dat dit wel het geval is – maar als ik de motie zou uitvoeren, zouden wij een soort "Alleingang" maken, die afwijkt van wat na zorgvuldig overleg met de andere Europese partners is overeengekomen. Daar heb ik problemen mee. Bovendien zou dan worden afgeweken van het standpunt dat ik heb uitgedragen, namelijk dat wij niet nog eens de zaak alleen moeten gaan verdedigen, in een mondelinge toelichting. Wij hebben ons standpunt ook schriftelijk aan het Hof doen toekomen. Aan dit standpunt ligt de overweging ten grondslag dat het in dit speciale geval beter zou zijn als het Hof zich niet zou uitspreken. In de motie wordt de regering gevraagd om constructief bij te dragen, maar dan zouden wij van onze fundamentele opvatting moeten afwijken.

Ik respecteer de opvatting van mevrouw Karimi, maar als vertegenwoordiger van de Nederlandse regering ontraad ik het aannemen van de motie, om de redenen die ik in het debat heb aangegeven. In de eerste plaats is dit geen geval voor het Hof en in de tweede plaats hebben de vijftien lidstaten zorgvuldig een houding afgesproken. Die afspraken wil ik op het ogenblik niet doorbreken, omdat ik geloof dat dit niet juist is.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Het verbaast mij dat de minister het heeft over een "Alleingang". U hebt dit nu toch ook al gedaan? De Nederlandse regering heeft, buiten de verklaring om, zelfs tegen het Hof gezegd: maak maar gebruik van uw discretionaire bevoegdheid en wijs het advies maar af. Was u toen niet bezorgd over een "Alleingang"?

Minister Bot:

Zoals naar ik meen alle lidstaten hebben gedaan, hebben wij inderdaad ter verklaring en uitleg van onze positie een schriftelijk stuk ingediend, waarin ons standpunt wordt uiteengezet. Dat betreft het fundamentele standpunt dat het Hof zich niet met de zaak moet bemoeien. Ik vind dus niet dat ik nu ineens in de mondelinge toelichting een constructieve houding kan gaan innemen, want dat zou betekenen dat ik afwijk van het principiële standpunt. Ik geloof dat het Hof zich hiermee niet moet bemoeien.

De heer Koenders (PvdA):

U verwijst weer naar Europa. Uit de kranten is het mij duidelijk geworden dat een aantal landen, zoals Ierland, andere posities innemen en met eigen verklaringen komen, die, gelet op de uitspraak van de AVVN, veel meer in de richting gaan van een constructieve bijdrage à la de motie die mede door mij is ondertekend. Waar is op dit gebied de Europese lijn? Er is helemaal geen eensgezindheid over het onderwerp van deze motie.

Minister Bot:

Dat heb ik ook niet gezegd. Ik heb gezegd dat er in zoverre sprake is van eensgezindheid, dat de Europese Unie van mening is dat dit geen zaak is voor het Hof. Ik heb uiteengezet waarom dat zo is. Ik geloof niet dat wij dit debat moeten overdoen.

De heer Koenders (PvdA):

U gebruikt de eensgezindheid als motivering om deze motie af te wijzen. Tot 23 februari kunt u mondeling een positie innemen. Daarom vragen wij u om het standpunt in te brengen dat hier over de muur naar voren is gebracht. Ook andere Europese landen doen dit, dus u kunt zich niet achter Europa verschuilen.

Minister Bot:

Omdat ik principieel van mening ben dat het Hof in deze zaak geen rol heeft te spelen, ga ik niet mee in deze motie. Daarmee verschuil ik mij geenszins achter de andere Europese partners. Ik ben niet iemand die zich snel verschuilt. Ik durf hier klip en klaar te zeggen wat ik van de dingen vind en dat heb ik vandaag bij verschillende gelegenheden gedaan. Ik blijf bij mijn standpunt, dat volgens mij duidelijk is, en wacht met spanning de beslissing van de Kamer af.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Daarmee zijn wij gekomen aan het einde van de tweede termijn van dit debat. Ik dank de leden en de minister voor hun constructieve houding bij de debatten over China, Saoedi-Arabië en Israël. Ik zie op de klok dat wij Algerije ook nog zouden hebben kunnen behandelen, maar laat ik de vergadering toch maar sluiten.

Sluiting 17.10 uur

Naar boven