Aan de orde is voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2004 (29200 XVI).

(Zie vergadering van 26 november 2003.)

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Mevrouw Schippers is er eergisteren tussendoor geslipt met wat haar maidenspeech was. Dat was haar bij mij niet gelukt, waarmee ik uiteraard niets ten nadele wil zeggen van degenen die mij hebben willen vervangen. Nu ik hier zit, wil ik wel van het voorrecht gebruik kunnen maken om mevrouw Schippers hartelijk te feliciteren met haar maidenspeech.

(Applaus)

Voorzitter: Terpstra

Mevrouw Smits (PvdA):

Voorzitter. Mijn fractie is niet volledig tevreden met de door de staatssecretaris ingezette beleidslijn op het punt van de prenatale screening, maar ziet ook dat het advies van de Gezondheidsraad raakt aan vele dilemma's die worden opgeroepen of versterkt door de voortgezette medische technieken. Wij willen er graag een aparte discussie over voeren en het niet onderdeel van de begrotingsbehandeling laten zijn. Mochten er voorstellen van andere fracties zijn, dan behandelen wij die nu liever niet.

Er ligt een heel pakket op het terrein van de zorg, dat mijn fractie grote zorgen baart. De kostenontwikkelingen vertonen een sterk stijgende lijn. Ik heb al gezegd dat de oorzaak daarvan voor een groot deel is dat wij de wachtlijsten willen wegwerken en betere kwaliteit willen. Wij moeten alles op alles zetten om die groei beheersbaar te maken. De zorg is duur en zal alleen maar duurder worden, maar wij willen de kwaliteit handhaven tegen een redelijke prijs, zodat de zorg voor iedereen bereikbaar blijft. De PvdA-fractie ziet daar mogelijkheden toe. De minister heeft er al aan geraakt en wij steunen hem op dat punt: minder bureaucratie, meer doelmatigheid en een slimmer financieringssysteem voor ziekenhuizen en instellingen, zodat je goed werk goed beloont en innovatie en vernieuwing bevordert.

Het kabinet richt zich echter ook sterk op het terugdringen van de publiek gefinancierde zorg. Er zal voor 1 mld uit het pakket worden geschrapt en de eigen bijdragen worden fors verhoogd. Voor grote groepen maakt dat de zorg moeilijk bereikbaar. Zij kunnen het niet meer betalen; zo simpel is het soms. Dit stemt ons bitter, omdat het niet nodig is. Het is geen bezuiniging, maar een verschuiving. Wij dragen die lasten nu gezamenlijk, maar ze komen voor een deel voor rekening van mensen die vaker ziek zijn of vanwege hun handicap hogere ziektekosten hebben. Wij hebben amendementen of geven steun daaraan om die wijziging door het kabinet terug te draaien. Als dat niet nodig is, hebben wij ook voorstellen om die wijziging tenminste op onderdelen te repareren.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat 1,6 miljoen vrouwen in de leeftijd tussen 12 en 62 jaar de pil gebruiken, het percentage vrouwen dat de pil gebruikt het grootst is tussen 17 en 27 jaar (boven de 50%);

overwegende dat als gevolg van de voorgestelde maatregel het aantal ongewenste zwangerschappen zal toenemen, met name onder jongeren, mensen met lage inkomens en allochtone vrouwen;

verzoekt de regering, vergoeding van de anticonceptiepil te handhaven en dit financieel mogelijk te maken door alleen de goedkoopste pil te vergoeden, tenzij een scherpe medische indicatie bestaat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Smits, Nawijn en Tonkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 72(29200 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voorkomen moet worden dat mensen die op zorginhoudelijke grond aangewezen zijn op zittend ziekenvervoer, financieel zwaar belast zullen worden omdat zij zittend ziekenvervoer niet meer vergoed krijgen;

verzoekt de regering, de vergoeding voor zittend ziekenvervoer voor deze groep, op medische indicatie, te handhaven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Smits, Rouvoet, Tonkens en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 73(29200 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het niet meer vergoeden van de eerste 9 behandelingen fysiotherapie voor chronisch zieken en gehandicapten een zware belasting betekent;

overwegende dat beoogd wordt 425 mln euro te besparen op fysiotherapie en dat dit mogelijk is, terwijl fysiotherapie voor chronisch zieken vergoed blijft;

verzoekt de regering, de vergoeding van de eerste 9 behandelingen fysiotherapie voor chronisch zieken en gehandicapten te handhaven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smits. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 74(29200 XVI).

Mevrouw Smits (PvdA):

Wij hebben in eerste termijn gemerkt dat er verschil van mening is over de uitwerking van het pakket ingrepen en de inkomensgevolgen. Wij kunnen er nog lang en breed over doorpraten. In ieder geval vragen wij de regering om het Sociaal en cultureel planbureau de gevolgen van de pakketingrepen, de aanvullende verzekering en de inkomensgevolgen te monitoren en ons daarover verslag uit te brengen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat beleidsmaatregelen waarbij kostenverschuiving plaatsvindt gevolgen hebben voor individuele zorggebruikers, met name voor chronisch zieken en gehandicapten;

van mening dat het in het kader van zorgvuldig beleid van belang is gevolgen van maatregelen op een onafhankelijke en heldere wijze in kaart te brengen;

verzoekt de regering, de gevolgen van voorgestelde en toekomstige maatregelen door het SCP te laten volgen en daarover verslag uit te laten brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Smits, Nawijn en Tonkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 75(29200 XVI).

Mevrouw Smits (PvdA):

Ik heb in eerste termijn gesproken over de toenemende wachttijden in de AWBZ. Het schriftelijke antwoord dat ik daarop heb gekregen, sloeg naar mijn idee meer op de wachttijden in de cure-sector. De wachttijden in de AWBZ nemen nog toe en liggen rond een jaar. Dat is al enige jaren zo, ondanks het feit dat er extra geld voor uitbreiding van de productie is gegeven. Onduidelijk is of dat geld wordt besteed aan de meest urgente situaties. Wij willen graag aparte aandacht voor en meer gegevens over de wachttijden in de AWBZ-sector, dus voor de gehandicapteninstellingen, de psychiatrie en de ouderenzorg.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat wachttijden en wachtlijsten in de AWBZ weer toenemen;

constaterende dat de regering stelt dat er geld is om aan extra vraag te voldoen;

verzoekt de regering, concrete en kwantitatieve doelstellingen te formuleren met betrekking tot wachttijden voor verzorging en ondersteuning van gehandicapten jonger dan 65 jaar, psychiatrische patiënten en ouderen, en de Kamer hier vóór 1 maart volgend jaar over te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Smits, Van Miltenburg, Nawijn en Tonkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 76(29200 XVI).

Mevrouw Smits (PvdA):

Voorzitter. Ik kom op de inkomensgevolgen van het pakket.

De voorzitter:

U hebt nog één minuut en dan resteert er helemaal niets voor mevrouw Timmer.

Mevrouw Smits (PvdA):

Dan volsta ik met het voorlezen van een motie en verwijs ik naar onze bezwaren in eerste termijn. De brieven die wij hierover hebben gehad, gaan onvoldoende in op onze vragen naar de complete koopkrachtgevolgen van het pakket voor de zorg. Ik heb specifieke vragen gesteld over de belastingregeling naar aanleiding van een berekening van de CG-raad. Een antwoord daarop heb ik niet aangetroffen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering stelt dat de zorg in Nederland toegankelijk, solidair, betaalbaar en doelmatig moet zijn en dat de Nederlandse burger recht heeft op een adequaat en kwalitatief goed zorgaanbod, waarbij verschillen in leeftijd, gezondheidsrisico's en inkomen niet mogen leiden tot onaanvaardbare verschillen in de toegang tot de zorg;

spreekt uit dat ouderen, mensen met een laag inkomen en chronisch zieken geen koopkrachtverlies mogen ondervinden van de introductie van een andere wijze van financiering van de zorg;

verzoekt de regering, de Kamer zo snel mogelijk aan te geven hoe het bovenstaande wordt bereikt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Smits en Tonkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 77(29200 XVI).

Mevrouw Timmer (PvdA):

Voorzitter. De tijd die ik zal gebruiken, gaat met toestemming af van de resterende spreektijd voor onze fractie.

De voorzitter:

Met die toestemming feliciteer ik u.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Misschien is het wel veelbetekenend dat ik hier in een soort blessuretijd sta, want het is ook een beetje blessuretijd voor de zorg. Wij hebben in Timmereerste termijn onze zorgen uitgesproken over de zorg en de werkers daarin. Wij danken de bewindslieden voor hun beantwoording, maar er zijn nog wat losse eindjes.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het niet te beargumenteren is dat alleen de thuiszorg de werkdrukmiddelen kwijtraakt, terwijl bij de overige AWBZ-sectoren de werkdrukmiddelen behouden blijven in de budgetten;

voorts overwegende dat de thuiszorg de inzet van werkdrukmiddelen verantwoordt op basis van een verantwoordingsprotocol dat met medewerking van het ministerie van VWS tot stand is gekomen;

constaterende dat de totale bestedingsafspraken in de thuiszorg 220 mln bedragen (80 mln werkdrukmiddelen, 90 mln zorgvernieuwing en 50 mln voor preventie en andere activiteiten) en niet 190 mln zoals in de rijksbegroting 2004 van VWS is vermeld;

voorts constaterende dat in de begroting voor de thuiszorg per saldo een bezuinigingsopbrengst wordt nagestreefd van 140 mln en niet van 220 mln;

voorts constaterende dat de ruimte voor volumegroei geen soelaas biedt voor het wegvallen van de werkdrukmiddelen;

concluderende dat de feitelijke bezuiniging van het schrappen van alle bestedingsmiddelen derhalve 80 mln meer bedraagt dan in de rijksbegroting 2004 wordt beoogd, terwijl de werkdrukmiddelen onmisbaar zijn voor het verder terugdringen van het ziekteverzuim en de verdere daling van de WAO-instroom;

verzoekt de regering, de werkdrukmiddelen te behouden voor de thuiszorg, waarbij de thuiszorg jaarlijks verantwoording aflegt over deze werkdrukmiddelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Timmer, Kant en Tonkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 78(29200 XVI).

Mevrouw Timmer (PvdA):

Voorzitter. In eerste termijn is verwarring ontstaan over de middelen voor de zorgvernieuwing en de verdeling daarvan. Ik dien daarover de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat regionale middelen voor zorgvernieuwing ongelijk verdeeld zijn over de beroepsgroepen;

verzoekt de regering, deze middelen onder te brengen op één plek binnen het ministerie van VWS;

verzoekt de regering, deze middelen evenredig te verdelen over de beroepsgroepen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Timmer en Tonkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 79(29200 XVI)

Mevrouw Timmer (PvdA):

Voorzitter. De volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat welzijnsvoorzieningen een preventief effect kunnen hebben op het beroep op de gezondheidszorg;

overwegende dat naar de aard en omvang van dit effect nog nauwelijks wetenschappelijk onderzoek is gedaan;

overwegende dat het Sociaal en cultureel planbureau in zijn Rapportage ouderen 2001 heeft betoogd dat "meer duidelijkheid over functies, gebruik en effecten van het welzijnswerk voor ouderen" een voorwaarde is om dienstverlening en welzijn een centrale rol in het beleid te geven;

overwegende dat uit recent onderzoek "Sociaal Isolement in Nederland" blijkt dat de problematiek van sociaal isolement voor brede lagen van de bevolking leidt tot meer aanspraken op de gezondheidszorg en dat de mogelijk preventieve rol van welzijnswerk hierbij niet is ontwikkeld en benut;

verzoekt de regering, onderzoek te laten doen naar het preventieve effect van welzijnsvoorzieningen op het beroep op de gezondheidszorg en de Kamer te informeren over opzet, voortgang en uitkomst van dit onderzoek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Timmer, Kant, Nawijn en Tonkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 80(29200 XVI).

Mevrouw Timmer (PvdA):

Voorzitter. Dan het laatste onderdeel van mijn bijdrage. Wij hebben een amendement ingediend bij de algemene financiële beschouwingen om de subsidiekortingen terug te draaien. Wij handhaven dat amendement. Voor het geval dat het niet haalt, hebben wij nog twee moties, omdat wij toch ontevreden zijn over de uitkomsten die de subsidiekortingen uiteindelijk te weeg zullen brengen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering voornemens is de subsidie van Stichting Fondspatiënten-, Gehandicapten- en Ouderenorganisaties met 10% terug te brengen in het kader van een efficiencykorting;

overwegende dat de Stichting Fondspatiënten-, Gehandicapten- en Ouderenorganisaties voornemens is een aantal bij hen aangesloten organisaties een hogere korting dan 10% op te leggen;

verzoekt de regering, het subsidiebedrag Timmeraan de Stichting Fondspatiënten-, Gehandicapten- en Ouderenorganisaties geoormerkt door de CG-raad, volgens de 10%-regeling uit te keren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Timmer en Tonkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 81(29200 XVI).

Mevrouw Timmer (PvdA):

Dan mijn laatste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het nieuwe subsidiebeleid van VWS grote maatschappelijke consequenties heeft;

van mening dat het monitoren van de effecten van het subsidiebeleid noodzakelijk is voor het meten van de impact van deze maatregel op het maatschappelijk middenveld;

verzoekt de regering, de effecten van het subsidiebeleid van VWS te laten volgen door het Sociaal en cultureel planbureau en met een eerste rapportage te komen voor het zomerreces van 2004,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Timmer en Tonkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 82(29200 XVI).

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Voorzitter. Ik heb de PvdA-fractie de afgelopen twee dagen herhaaldelijk horen zeggen dat zij het ermee is dat er iets moet worden gedaan aan de groeiende uitgaven in de zorg. De collega van mevrouw Timmer diende zojuist een motie in om de regeling voor fysiotherapie terug te draaien. Zijzelf dient een motie in om de werkdrukgeldenregeling voor de thuiszorg terug te draaien. Als je het ermee eens bent dat de kosten in de zorg beheerst moeten worden en als je ook iets wilt doen, waar kiest mevrouw Timmer dan voor?

Mevrouw Timmer (PvdA):

Dat is volgens mij niet aan de orde. Voor beide zaken hebben wij een motie ingediend. De Kamer zal zich uitspreken over een keuze. Wij willen kritisch kijken naar de zorg in brede zin, maar we hebben ook al eerder aangegeven dat voor ons een ander kader geldt.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Het kan gebeuren dat, als deze moties worden aangenomen, de kosten in de zorg weer gaan groeien.

Mevrouw Timmer (PvdA):

We hebben ook aangegeven dat we kritisch zullen bekijken waar de bezuinigingen neerslaan. Op deze manier slaan ze volgens ons niet neer waar dat zou moeten. Wij hebben erover gediscussieerd dat het management op sommige plekken niet of onvoldoende functioneert. Uit alles blijkt dat het uiteindelijk terechtkomt bij de kwaliteit en de werkers in de zorg en daar gaan de werkdrukmiddelen over.

De voorzitter:

Zelfs met enige souplesse moet ik zeggen dat u vier minuten over de totale spreektijd bent gegaan. Voordat ik het woord geef aan de heer Buijs van het CDA, deel ik mee dat de twee sprekers van het CDA zes minuten hebben. Ik heb nog even geïnformeerd, maar het is duidelijk dat het voorlezen van de moties van de spreektijd af gaat.

De heer Buijs (CDA):

Voorzitter. Ik zal snel tot zaken komen. Allereerst dank ik de bewindslieden voor de beantwoording in eerste termijn. Laat ik vooropstellen dat het tijden zijn van bezuinigingen. Dat betekent dat de CDA-fractie zich gebonden acht aan de bezuinigingstaakstelling op VWS. Naar onze mening moeten wij er als coalitiepartners uit kunnen komen, zonder dat dit ten koste gaat van een goede gezondheidszorg in dit land.

Ik benadruk dat wij er in goed overleg met de minister op de een of andere wijze uit kunnen komen. Ik heb de minister gehoord over de voorstellen over fysiotherapie en ambulancezorg. Wij ondersteunen zijn aanpak wat betreft herstructurering, afschaffing van bureaucratie en wet- en regelgeving. Dat kan nog veel intensiever dan ik in eerste termijn dacht. De minister zei dat hij daar volledig aan wil meewerken. Het is jammer dat de opbrengst van deze taakstelling nog niet in de begroting is opgenomen, maar dat terzijde.

In de curatieve zorg is vorig jaar 340 en dit jaar 678 mln tot besteding gekomen. In de verpleging en verzorging was het 409 mln en wordt het dit jaar 1 mld euro. Ik weet dat wij ons niet in extenso moeten bemoeien met prioritering. De regering doet dat wel op het punt van levensbedreigende ziekten; ik denk aan radiotherapie. Ik vraag de minister nog eens te willen nadenken over de vraag of er met ambulancezorg spoedeisende hulp wordt geboden bij levensbedreigende ziekten. In de motie van 27 november 2002 werd 30 mln extra gevraagd voor de ambulancezorg, met dezelfde dekking als ik in eerste termijn noemde. Deze motie is destijds breed aangenomen door de Kamer en ondersteund door een van de coalitiepartners, de VVD. Ik nodig de minister uit om erop in te gaan of daar ruimte zit.

Fysiotherapie is een ander punt dat ons na aan het hart ligt. Heb ik het goed begrepen dat de maatregelen van een tot negen behandelingen door de aanvullende verzekering geen effect hebben voor het koopkrachtbeeld? Dat wil ik eerst duidelijk weten, dan kom ik er in derde termijn op terug. Ik zeg erbij dat een eenmalige acceptatieplicht dan beslist noodzakelijk is. Graag hoor ik hierop een reactie van de minister.

Wat betreft psychotherapie ben ik blij dat de gekozen oplossing ingang heeft gevonden bij de minister. Ik vind dat de eigen bijdrage wel veel wordt verhoogd, maar wij kunnen dit wel slikken. Beter iets dan niets, zou ik zeggen.

Mevrouw Kant (SP):

Over de fysiotherapie ging mij iets te snel. Accepteert de heer Buijs nu dat de eerste negen behandelingen fysiotherapie voor chronisch zieken uit het pakket gaan?

De heer Buijs (CDA):

Ik zal proberen het duidelijk te maken. Dat de eerste negen behandelingen fysiotherapie voor chronisch zieken voor eigen rekening waren, was een van de zaken die ons veel pijn bezorgden, dat weet u ongetwijfeld uit mijn bijdrage in eerste termijn. Uit de diverse schetsen van het koopkrachtbeeld constateer ik dat er voor die categorie geen koopkrachtverlies zou zijn. Dan vraag ik eerst informatie aan de minister of dat zo is. In de derde termijn die wij gelukkig hebben gekregen, zal ik de afweging maken van de CDA-fractie.

Mevrouw Kant (SP):

U bent niet standvastig, omdat u gisteren een alternatief voorstel had om die negen behandelingen in het pakket te laten. Het gaat niet alleen om koopkracht. Het gaat er ook om dat het niet sociaal is dat mensen die langdurig gebruik moeten maken van fysiotherapie vanwege een chronische ziekte, die negen behandelingen zelf moeten betalen, los van het koopkrachtverhaal. U had daar een goed verhaal over, vind ik, dus ik wou dat u dat ook staande hield.

De heer Buijs (CDA):

Wij zullen in de derde termijn ons definitief besluit meedelen. Ik wil echter eerst hierover duidelijkheid verkrijgen. Ons voorstel hield immers rechtstreeks verband met de koopkracht. De berekening, 9 keer 21,50, is bekend.

Het CDA is blij met de 2,9 mln voor de landelijke ondersteuning van vrijwilligers op het terrein van de jeugd. Wij gaan ervan uit dat breed gedragen maatschappelijke organisaties, waaronder Nuso, de speeltuinvereniging, en de scouting hiermee daadwerkelijk de toezegging van VWS kunnen verzilveren. Het is nu aan Civiq en de jeugdorganisaties om die ondersteuning concreet vorm te geven. Wij horen graag hoe zij dit extra geld willen besteden. Kan de minister toezeggen de Kamer hierover binnenkort te informeren?

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik heb van de betrokken organisaties begrepen dat zij hiermee niet gered zijn. De specifieke expertise van de landelijke jeugdorganisatie zal dus verdwijnen nu het bedrag via Civiq wordt aangewend. De heer Buijs heeft maandag een toezegging en enige voorstellen gedaan. Is hij het dus met mij eens dat als dit het effect is, er een andere regeling moet komen dan die nu voorligt?

De heer Buijs (CDA):

Ik ben nog niet zover dat ik de conclusie van de heer Rouvoet kan onderschrijven. Eerst wil ik horen of de toezeggingen daadwerkelijk verzilverd kunnen worden. Vandaar dat ik op korte termijn verdere informatie wil hebben.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik heb de heer Buijs afgelopen maandag zo begrepen dat hij vindt dat de specifieke expertise van de Nederlandse jeugdgroep bij de landelijke jongerenorganisaties behouden moet blijven, linksom of rechtsom. Het kan dus niet zo zijn dat de regeling zodanig uitpakt dat het gehele effect verdwijnt. Dan zijn wij immers nog verder van huis.

De heer Buijs (CDA):

Ik deel die mening.

Mevrouw Kant (SP):

Ik heb de heer Buijs gevraagd of wij de besluiten over pakketverkleining kunnen nemen voordat duidelijk is of chronisch zieken en gehandicapten voldoende gecompenseerd worden. De heer Buijs zei toen dat deze groepen volledig gecompenseerd moeten worden. De heer Buijs zei letterlijk dat de koopkracht van chronisch zieken en gehandicapten niet achteruit mag gaan. Het is nog niet duidelijk hoe een en ander uitpakt. Wel is duidelijk dat die belofte niet waargemaakt kan worden. Erkent de heer Buijs dat? Hij zal dat waarschijnlijk met pijn in zijn hart doen. Hij zei immers direct dat hij hiermee waarschijnlijk problemen zou krijgen. Erkent de heer Buijs dat een volledige compensatie en dus geen koopkrachtverlies er niet in zit voor chronisch zieken en gehandicapten?

De heer Buijs (CDA):

Ik heb deze vraag natuurlijk verwacht. Ik heb gezegd, ook in de media, dat deze uitspraak ongenuanceerd was. Koopkracht hangt immers niet alleen samen met de sector zorg, maar ook met huursubsidie en de kosten van levensonderhoud. Ik bedoelde te zeggen dat de kosten met name aan de onderkant van de inkomenspositie van chronisch zieken er niet toe mag leiden dat deze categorie de keuze moet maken of de thuiszorg wordt ingeschakeld en of men naar de fysiotherapeut gaat. Ik wil de toegankelijkheid en bereikbaarheid van de zorg voor deze categorie absoluut veilig stellen. Mijn fractievoorzitter heeft mij overigens niet op het matje geroepen over mijn uitspraak. Hij heeft er terecht op gewezen dat die uitspraak in algemene zin niet waargemaakt kan worden. Hij heeft daar gelijk in. Ik wil weten hoe de zaken uitpakken voor deze sector en voor deze categorie. Ik ben blij dat wij met een breder overleg niet alleen deze categorie erbij kunnen betrekken, maar ook de categorie mensen die net onder de grens van de particuliere verzekering zitten en die dus nog net een ziekenfondspremie moeten betalen. De koopkracht van die mensen staat onder druk.

De voorzitter:

Mevrouw Kant, u krijgt niet meer het woord. Ik prijs de heer Buijs, omdat hij erin is geslaagd zijn spreektijd zoveel mogelijk op te rekken. Ik zal nu alleen nog maar interrupties toestaan met een heel korte vraag en niet meer een heel betoog.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Ik betreur het dat de heer Buijs weer terug is bij vaag. Houdt hij wel vast aan de eerder door zijn partij gedane toezegging dat mensen er in ieder geval niet meer dan 1% op mogen achteruitgaan?

De heer Buijs (CDA):

Wij hebben al het mogelijke gedaan op het gebied van de medicijnknaak en de verzilverregeling, dus de subsidie van 89 mln. Ik dank de minister omdat hij daar zijn medewerking aan geeft. Wij willen de koopkracht voor de minima juist zoveel mogelijk veiligstellen.

Mevrouw Smits (PvdA):

U zei dat een bepaalde groep er fors in inkomen op achteruitgaat als gevolg van het zorgcluster. Wij hebben de brief nog niet echt goed kunnen lezen, maar ik heb in ieder geval het volgende begrepen. De eigen bijdrage AWBZ alleen al leidt tot een inkomensachteruitgang voor die specifieke groep van 1,8%, maar daar komen nog andere zorgkosten bij. Ik kom uiteindelijk uit op min 3% of min 4%. Vindt u niet dat wij dat moeten repareren?

De heer Buijs (CDA):

Daarvoor heb ik ten eerste het antwoord nodig op de vraag die ik aan deze minister heb gesteld over de fysiotherapie. Ten tweede wil ik het totaalbeeld zien in het kader van het koopkrachtplaatje. Dat betekent dat wij in dat debat met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, met de staatssecretaris van Financiën en met de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gezamenlijk moeten kijken welke reparatie mogelijk is in samenhang met de verzilverregeling en de belastingvrije aftrek. Kortom, die uitvoeringsmaatregelen zullen eraan moeten bijdragen dat de toegankelijkheid en de bereikbaarheid van de zorg niet in gevaar komen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Uit de brief blijkt dat de inkomensachteruitgang op minimumniveau drie tot vier keer zo groot is als verwacht. Daar zijn ook zieken en gehandicapten bij. Wij komen daar volgende week uitvoerig op terug, maar dan moeten wij er zeker voor zorgen dat de inkomensachteruitgang voor de chronisch zieken en gehandicapten aan de onderkant niet zo groot zal zijn als nu. Zo mag ik uw uitspraak van deze week toch wel verstaan?

De heer Buijs (CDA):

Ik heb net antwoord gegeven op de vragen van mevrouw Smits. Er liggen twee brieven: één over de eigen bijdrage AWBZ en één van de minister van SZW. Op grond daarvan kan ik op dit moment geen totaalbeeld krijgen, zeker niet omdat ik meen dat de fysiotherapie daar nog niet bij betrokken is. Wat dat betreft wacht ik het antwoord van de minister af.

Mevrouw Vietsch (CDA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de toezeggingen. Zij heeft mij er in de schriftelijke antwoorden op gewezen dat het werkoverleg bij de thuiszorg volgens de Arbo-wet gewoon in werktijd dient plaats te vinden. Dank daarvoor. Ik zal desondanks de volgende moties indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat:

  • - er circa 2400 verpleeghuis- en 200 GGZ-cliënten overnachten op een vijf- of zesbedskamer;

  • - er ook een aanzienlijk aantal verstandelijk gehandicapten met vijf of meer cliënten een slaapkamer moeten delen;

van mening dat:

  • - uit oogpunt van privacy een- of tweebedskamers in de AWBZ-zorg nodig zijn;

  • - een vijf- of grotere meerbedskamer in een zorginstelling in de huidige tijd onacceptabel is;

verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat binnen twee jaar geen slaapkamer meer door meer dan vier mensen gedeeld wordt in een zorginstelling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vietsch, Lambrechts en Van Miltenburg. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 84(29200 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat verpleegkundigen en verzorgenden op vijf minuten nauwkeurig tijd moeten schrijven;

overwegende dat het tijdschrijven grote administratieve lasten betekent voor cliënt, zorgverlener, zorginstelling en zorgkantoor;

verzoekt de regering, per 1 januari 2004 het tijdschrijven af te schaffen en de eigen bijdrage op basis van het overeengekomen zorgplan te laten berekenen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vietsch, Lambrechts en Van Miltenburg. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 85(29200 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een zorgkantoor in een regio een bureaucratisch en monopolistisch onderdeel is van een zorgverzekeraar met het grootste marktaandeel in de regio en zorgkantoren zeer beperkt onderhandelen met zorgaanbieders;

overwegende dat er in een regio geen keus is tussen zorgkantoren en een zorgkantoor geen meerwaarde heeft;

verzoekt de regering, overgangsmaatregelen te treffen zodat de zorgkantoren bij de invoering van de nieuwe algemene zorgverzekering per 1 januari 2006 opgeheven kunnen worden en eveneens in de nieuwe zorgverzekering kunnen opgaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vietsch, Lambrechts en Van Miltenburg. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 86(29200 XVI).

Mevrouw Kant (SP):

Mevrouw de voorzitter. Ik zal mijn tijd vooral gebruiken om moties in te dienen, maar ik wil daaraan voorafgaand iets tegen de heer Buijs zeggen. Ik vind dat hij deze week zijn hart heeft laten spreken. Ik waardeer dit ten zeerste. Het is teleurstellend dat dit blijkbaar niet mag bij de CDA-fractie. Ik vraag hem: houdt dit vast, wie weet waar het nog toe leidt. Misschien kan deze houding binnen het CDA navolging vinden.

Mijn eerste twee moties hebben betrekking op twee groepen waarmee wij onvoldoende solidariteit hebben getoond, namelijk de ouderen en de daklozen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zorgvernieuwingsgelden juist bedoeld zijn voor het ontwikkelen van kwaliteit;

constaterende dat de kwaliteitsontwikkeling binnen de ouderenzorg van groot belang is, onder andere om de zorg beter te organiseren en de werkdruk weg te nemen;

constaterende dat door efficiencykorting de werkdruk in de ouderenzorg zeer is toegenomen;

verzoekt Kantde regering, af te zien van de bezuiniging op zorgvernieuwing en dit te bekostigen met het uitvoeren van de voorstellen van de commissie-De Beer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kant. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 87(29200 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor voldoende en adequate maatschappelijke opvang;

constaterende dat er onvoldoende adequate opvang is waardoor dak- en thuislozen gedwongen op straat slapen;

verzoekt de regering, voor de gemeenten een zorgplicht in te voeren voor voldoende en adequate opvang voor dak- en thuislozen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kant. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 88(29200 XVI).

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Ik heb te weinig aandacht kunnen besteden aan de jeugd. Tijdens de behandeling van deze begroting is er überhaupt te weinig aandacht besteed aan deze groep. Dit geldt bijvoorbeeld voor kindermishandeling. Wij moeten dit in de Kamer beter doen en daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in de samenleving behoefte is aan een integraal jeugdbeleid;

constaterende dat de regering initiatieven heeft genomen voor het ontwikkelen van een integrale beleidsvisie;

van mening dat het jeugdbeleid ook integraal in de Kamer behandeld dient te worden;

roept de Kamer op tot het instellen van een speciale Kamercommissie Jeugdbeleid in de Tweede Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kant. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 89(29200 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat condoomgebruik onder jongeren afneemt,

constaterende dat seksueel overdraagbare aandoeningen toenemen;

van mening dat preventie van seksueel overdraagbare aandoeningen belangrijk is;

verzoekt de regering, een plan "liefdescheques" voor jongeren te ontwikkelen waarmee zij gratis of met korting condooms kunnen verkrijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kant en Timmer. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 90(29200 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat kwaliteitsontwikkeling in de eerste lijn hoge prioriteit heeft;

overwegende dat wetenschappelijk onderzoek, ontwikkeling en advisering binnen de huisartsen-, verloskundige en fysiotherapeutische zorg daarvoor nodig is;

verzoekt de regering, de financiering van deze activiteiten aan het Nederlandse Huisartsen Genootschap (NHG), de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV) en het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) voort te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kant en Tonkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 91(29200 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de beleidsregel Dure Geneesmiddelen inhoudt dat minimaal 25% van de kosten betaald moet worden uit het ziekenhuisbudget en maximaal 75% vergoed kan worden door de zorgverzekeraar;

constaterende dat patiënten voor hun behandeling met dure geneesmiddelen afhankelijk zijn van het ziekenhuisbudget en de uitkomsten van de onderhandelingen van ziekenhuis en zorgverzekeringen;

verzoekt de regering, zorgverzekeraars te verplichten, 75% van de kostprijs van dure geneesmiddelen te vergoeden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kant. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 92(29200 XVI).

Mevrouw Schippers (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister en staatssecretaris voor hun antwoorden in eerste termijn. De politiek wordt vaak verweten veel te spreken over geld en weinig over de zorg zelf. Achter de verdeling van geld staan echter politiek inhoudelijke keuzes. In de eerste termijn heb ik aangegeven waar de prioriteit ligt voor de VVD-fractie in het komende jaar.

Het kabinet geeft aan echt werk te maken van de structurele hervorming van de gezondheidszorg. De VVD-fractie steunt het kabinet in dit beleid. Deze hervorming vergt meer dan slechts de verdeling van geld en de zorg voor het kasboekje. De organisatie en sturing van de gezondheidszorg zijn gecompliceerd; daarin spelen verschillende belangen een rol. In de laatste decennia is gebleken dat de gezondheidszorg zich moeilijk laat hervormen. Het gaat om een taai en weinig sexy proces maar het is essentieel om in de toekomst een sociaal, toegankelijk en betaalbaar stelsel in stand te houden.

De keuzes die op basis van de sterk toenemende vraag naar zorg in relatie met de groeiende technische mogelijkheden moeten worden genomen, zijn moeilijk maar onvermijdelijk. Vrijblijvendheid of ontkenning komen als een boemerang terug. Als wij niet tijdig ingrijpen en deze keuzes uit de weg gaan, zal ons sociale systeem dusdanig onder druk komen dat ons niets dan harde sanering rest. De VVD-fractie wil daarom niet voor de verantwoordelijkheden weglopen.

Ten aanzien van de prenatale screening dank ik de staatssecretaris hartelijk voor de toelichting die ons enigszins gerustgesteld heeft. De VVD-fractie hecht veel belang aan keuzevrijheid van de burger op basis van kennis en informatie. De VVD-fractie vindt enerzijds dat deze zorgvuldig moet worden gerealiseerd en anderzijds dat deze op korte termijn in de praktijk moet zijn ingevoerd. Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat thans verschillende methoden beschikbaar zijn op grond waarvan ernstige aandoeningen in een vroeg stadium van zwangerschap kunnen worden aangetoond;

overwegende dat zwangeren op grond van de Wet op het bevolkingsonderzoek (WBO) niet automatisch informatie krijgen van hun arts of verloskundige over de bestaande prenatale testen en de voor- en nadelen daarvan;

overwegende dat het van het grootste belang is dat patiënten/consumenten goed geïnformeerd worden opdat zij weloverwogen kunnen kiezen;

overwegende dat de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) voorschrijft dat de zorgverlener de zorgvrager volledig informeert over medische mogelijkheden;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat beroepsbeoefenaren die belast zijn met de medische zorg tijdens de zwangerschap, alle zwangere vrouwen informeren over de diverse methoden die ernstige aandoeningen bij het kind kunnen aantonen, inclusief de mogelijkheden, beperkingen, risico's en consequenties van die methoden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schippers en Lambrechts. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 93(29200 XVI).

Mevrouw Kant (SP):

De staatssecretaris heeft dit gisteren toch toegezegd? Waarom dient u deze motie in? Verder vraag ik mij af hoe de beroepsgroep die informatievoorziening moet betalen in het licht van de korting op de subsidie die uw fractie voorstaat.

Mevrouw Schippers (VVD):

In eerste termijn heb ik gesproken over het belang van kennis en informatie. Ik heb het antwoord van de staatssecretaris nagelezen en dat heeft mij slechts ten dele gerustgesteld. Gelet op de nieuwste cijfers, die vandaag in de krant staan, meent mijn fractie dat het belangrijk is dat vrouwen vrij en op basis van kennis kunnen kiezen. Ik heb daarom gemeend de staatssecretaris te moeten aanmoedigen om daar snel mee van start te gaan.

Mevrouw Kant (SP):

Inhoudelijk zijn wij het eens. Ik vind echter ook dat de fractie die altijd zoveel kritiek uit op overbodige vragen en moties, nu zelf een overbodige motie indient.

Mevrouw Schippers (VVD):

Ten aanzien van het zittend ziekenvervoer heeft de VVD-fractie aangegeven, de voorstellen van het kabinet te steunen. Uit onze informatie blijkt dat met de vier indicaties inderdaad de belangrijkste groepen patiënten worden afgedekt die evident zijn aangewezen op deze voorziening. Mijn fractie bepleit wel een vangnet voor chronisch zieken die veelvuldig vervoerd moeten worden naar een medische behandeling, geen eigen vervoer hebben en dat ook niet op intensieve basis kunnen regelen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering voornemens is om zittend ziekenvervoer voor een aantal indicaties in het ziekenfonds te houden;

overwegende dat als gevolg van de nieuwe regeling een aantal chronisch zieken dat evident afhankelijk is van zittend ziekenvervoer, maar niet onder de indicaties van de regering valt, buiten de boot valt;

verzoekt de regering, voor die chronisch zieken die buiten de indicaties van de regeling vallen een hardheidsclausule te ontwerpen, waarbij de behandelend arts beoordeelt of er sprake is van chronische ziekte en een daaruit voortvloeiend chronisch gebruik van vervoer naar een medische instelling;

verzoekt de regering, in die gevallen waar geen alternatief voor mogelijk is, de aard van de vervoersvoorziening door de zorgverzekeraar te laten vaststellen, opdat deze op doelmatige en effectieve wijze wettelijke aanspraken kan uitvoeren;

verzoekt de regering, de kosten van deze hardheidsclausule te dekken door het schrappen van sterilisatie uit het ziekenfondspakket;

verzoekt de regering voorts, deze hardheidsclausule te monitoren en een jaar na inwerkingtreding te evalueren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schippers en Lambrechts. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 94(29200 XVI).

Mevrouw Van Miltenburg heeft twee minuten en 35 seconden spreektijd.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Voorzitter. Er is gisteren veel ongerustheid geuit over de gevolgen van de bezuinigingen in de AWBZ voor degenen die zorg nodig hebben. Ik deel die ongerustheid. Ook ik heb de afgelopen weken, soms met pijn in mijn buik, gezocht naar wegen om de pijn van de bezuinigingen te kunnen verzachten. Alle dekkingen die daarvoor nu worden overwogen, heb ik ook onderzocht. Helaas moest ik elke keer weer concluderen dat sprake was van schijndekkingen. Het enige lichtpuntje dat ik in de begroting zag, was het feit dat binnen de AWBZ de groep verstandelijk gehandicapten en psychiatrische patiënten werd ontzien. Ik vond dat een beschaafde keuze. Ik schrok mij gisteren dan ook rot toen bleek dat de staatssecretaris overwoog nu toch op deze groep te bezuinigen voor het verzachten van de pijn bij verpleging en verzorging. Net als anderen heb ik gevraagd de bezuiniging op werkdrukgelden in de thuiszorg terug te draaien. Wij weten allemaal dat die bezuiniging meer oplevert dan in de begroting is ingeboekt. Maar het voorstel dat de staatssecretaris gisteren deed om zorgvernieuwingsgelden voor verstandelijk gehandicapten en GGZ ook in te zetten voor ouderenzorg en thuiszorg is voor de VVD-fractie onacceptabel. Daarom zal mijn fractie een motie indienen waarin de staatssecretaris wordt opgeroepen om van het voorstel af te zien.

Wij zijn heel blij met de toezegging van de staatssecretaris inzake de beperking van het aantal psychotherapiebehandelingen en het handhaven van de vergoeding van psychoanalyse. In het schriftelijke antwoord heeft zij het voorstel om het patiëntenfonds een aanwijzing te geven dat de CG-raad niet meer dan 10% mag worden gekort, afgewezen. Desondanks zullen wij haar daartoe oproepen in een motie. Daarbij merk ik op dat het Fonds PGO blijkens het antwoord van de bewindsvrouw nog geen ZBO is. Wat de VVD-fractie betreft zal dat ook niet gebeuren. Wij zijn blij met de toezegging dat de staatssecretaris volgend jaar bekijkt of er mogelijkheden zijn op de begroting. Om zo veel mogelijk voortgang te houden in het proces, vragen wij haar nauw contact te blijven onderhouden met haar collega van Onderwijs. Tot slot roepen wij haar op om de RIO's actief te stimuleren, hun mandaat voor indicatie en huishoudelijke verzorging over te dragen aan de thuiszorginstanties zelf.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat zorgvernieuwing juist bij de verstandelijk gehandicapten en de GGZ van groot belang is;

verzoekt de regering, de zorgvernieuwingsgelden voor verstandelijk gehandicapten en de GGZ niet AWBZ-breed in te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Miltenburg, Smits, Lambrechts en Nawijn. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 95(29200 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat indicatiestelling via de Regionale Indicatie Organen (RIO's) leidt tot grote administratievelastendruk en wachtlijsten;

overwegende dat RIO's over een mandaat beschikken om de indicatiestelling door derden uit te laten voeren;

verzoekt de regering, de RIO's actief te stimuleren het mandaat ten behoeve van het indiceren voor enkelvoudige huishoudelijke hulp over te dragen aan thuiszorginstellingen om op deze manier de volumegroei daadwerkelijk te beperken, de eindverantwoordelijkheid van de RIO's voor de indicatiestelling onverlet latend,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Miltenburg, Lambrechts, Vietsch, Nawijn en Kant.

Zij krijgt nr. 96(29200 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Fonds PGO de bevoegdheid heeft tot subsidiëren van organisaties ter verbetering van de positie van patiënten, gehandicapten en ouderen;

constaterende dat het Fonds PGO de korting ten gevolge van het nieuwe subsidiebeleid niet evenredig doorberekent aan alle bij haar aangesloten organisaties;

constaterende dat met name de CG-raad door het Fonds PGO wordt getroffen;

verzoekt de regering, het Fonds PGO op te dragen de subsidiekorting evenredig door te berekenen aan alle bij het Fonds PGO aangesloten organisaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Miltenburg, Lambrechts, Nawijn en Kant. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 97(29200 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in Nederland 7000 kinderen in groep 3 dyslexie hebben;

overwegende dat nog geen instrumentarium voorhanden is dat houvast biedt bij de beoordeling welke groep kinderen in aanmerking moet komen voor diagnostiek en behandeling in de (gezondheids)zorg;

overwegende dat het CVZ heeft geadviseerd, een dergelijk instrumentarium te ontwikkelen;

overwegende Van Miltenburgdat na positieve afronding van fase 1 (ontwikkelen instrumentarium) de eerste fase wordt getest met een pilot (fase 2);

verzoekt de regering, haast te maken met de afronding van fase 1 en, indien financieel mogelijk, de tweede fase te laten ingaan op 1 juli 2004 en dat zo nodig te doen in overleg met de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Miltenburg en Smits. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 98(29200 XVI).

Mevrouw Timmer (PvdA):

Ik hoor mevrouw Van Miltenburg mooie woorden spreken, zoals "pijn verzachten", "gezocht" en "het is ook allemaal moeilijk en ingewikkeld". Zij praat ook van schijndekking. Daarover verschillen wij van mening. Mij moet van het hart dat ik mevrouw Van Miltenburg tijdens een demonstratie buiten op het podium heb horen zeggen: "Wij vechten mee!" Waar blijft uw gevecht?

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Het verschil tussen lid zijn van een oppositiepartij en lid zijn van een regeringspartij is dat je je gevecht op een andere plek levert. Wij hebben zeer ons best gedaan om ervoor te zorgen dat de pijn zo veel mogelijk werd verzacht. Daarom hebben wij zo intensief gepraat over de verzilveringsregeling en de te nemen belastingmaatregelen. Ik heb op het podium gezegd dat wij het maximum eruit hadden gesleept.

De heer Buijs (CDA):

Voorzitter. Allereerst maak ik mijn complimenten aan mevrouw Van Miltenburg voor wat zij heeft gezegd over dyslexie. Wij steunen dat van harte. Ik vraag mij in het licht van de opmerkingen over de begrotingsdiscipline van de minister alleen af waar zij de dekking vandaan haalt.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

U verwijst naar een eerder opgesteld plan dat 22 mln zou kosten. Daarbij werd ervan uitgegaan dat de kosten van dyslexie in aanmerking kwamen voor een vergoeding uit het ziekenfonds. De minister heeft gezegd dat hij dit onacceptabel vindt, omdat hij juist dingen uit het ziekenfondspakket haalt en er geen nieuwe dingen in stopt. Hij heeft wel toegezegd om te laten onderzoeken of beperkt iets kan worden gedaan. In de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is 5 mln vrijgemaakt om een zo goed mogelijke oplossing te verzinnen. Ik heb alleen aan de minister gevraagd of hij druk kon uitoefenen, zodat er tenminste iets gebeurde.

De voorzitter:

Mijnheer Buijs, u krijgt het woord niet meer.

De heer Buijs (CDA):

Ik heb eerder aan de minister een zeer essentiële vraag gesteld over de ambulancezorg en de dekking daarvoor.

De voorzitter:

Ik heb begrepen welk punt u wilt maken. U hebt antwoord gekregen op uw vraag. Het is erg jammer als u daar niet tevreden mee bent.

De heer Nawijn (LPF):

Voorzitter. Ik kan het kort houden, want ik dien geen moties in. Mijn fractie is tegen overbodige moties en voor concrete resultaten. Ik dank de bewindslieden hartelijk voor wat zij hebben gezegd. Ik heb slechts vier vragen en opmerkingen. Ten eerste verwacht ik een antwoord van de minister op de vraag of de IVF-behandeling in het ziekenfondspakket zit. Ten tweede ondersteun ik de opmerkingen van de heer Buijs over de ambulancezorg en de uitbreiding van het budget van met name Noord-Brabant, want dat baart ons grote zorgen. In de derde plaats wil ik aan de staatssecretaris vragen of het klopt dat de VNG liever heeft dat de landelijke jeugdorganisaties de gemeenten helpen dan dat het over de gemeenten wordt verdeeld, zoals ik vanmorgen in een e-mailbericht las. In de vierde plaats vinden wij de gang van zaken in verpleeg- en verzorghuizen zeer belangrijk. Wij sluiten ons derhalve aan bij een motie die mevrouw Lambrechts zo meteen indient.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter. Allereerst dank ik de minister en de staatssecretaris voor hun beantwoording en meer in het bijzonder voor hun ruimhartige toezeggingen ten aanzien van psychotherapie en psychoanalyse. Ik dank de staatssecretaris ook voor haar toezegging om zo snel mogelijk te starten met de opvang van gedragsgestoorde kinderen die in jeugdgevangenissen zitten. Ik reken erop dat zij ons zo spoedig mogelijk informeert. Ik vraag haar om in elk geval te beginnen met de opvang van de jongste kinderen. Op de plek waar zij nu zitten, zijn zij namelijk het meest misplaatst.

Ik sluit mij aan bij de woorden van mevrouw Van Miltenburg over de CG-raad. Wat de SCEN-artsen, dus de artsen voor consultatie bij euthanasie betreft, wacht ik uw voorstel af. Op een aantal punten hebben wij geen toezeggingen gehad, maar willen wij toch iets bereiken. Ik dien daarom de volgende moties in. Zij spreken voor zichzelf, dus ik geef er geen toelichting op.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging;

van oordeel dat de voorgestelde bezuinigingen op de verpleeg- en verzorgingshuizen niet mogen leiden tot verschraling van zorg voor cliënten of patiënten;

verzoekt de regering, erop toe te zien dat de kortingen op de verpleeg- en verzorgingshuizen uitsluitend worden geëffectueerd door een doelmatige inzet van middelen voor administratie, organisatie, beheer en bestuur;

verzoekt de regering, te waarborgen dat de zorg voor cliënten en/of patiënten ten minste op het huidige niveau blijft;

verzoekt de regering tevens, de Inspectie voor de gezondheidszorg hierover in de loop van volgend jaar, maar nog vóór de zomer van 2004, te laten rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Lambrechts, Van Miltenburg, Vietsch, Timmer, Tonkens, Nawijn en Rouvoet.

Zij Lambrechtskrijgt nr.99(29200 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging;

van mening dat er veel behoefte is aan het verkennen van nieuwe en meer eigentijdse zorgarrangementen op het grensvlak van verpleging, verzorging en thuiszorg;

van mening dat dit type vernieuwingen in de zorg moet kunnen doorgaan;

verzoekt de regering, het mogelijk te maken dat 100 mln van het bedrag van 1,226 mld, gereserveerd voor "groeiruimte voor verpleging en verzorging" voor het jaar 2004, wordt ingezet voor vernieuwingen in de verpleging, de verzorging en de thuiszorg;

verzoekt de regering tevens, daartoe samen met het veld eenduidige zorgvernieuwingscriteria op te stellen die niet identiek behoeven te zijn met de huidige productiecriteria,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Lambrechts, Timmer, Tonkens, Nawijn, Rouvoet, Van der Staaij en Kant.

Zij krijgt nr. 100(29200 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging;

overwegende dat de beoordeling van de kwaliteit van de zorg in de verpleeg- en verzorgingshuizen ernstig gehinderd wordt door het ontbreken van eenduidige en te operationaliseren kwaliteitscriteria;

overwegende dat het jaarrapport 2002 van de Inspectie voor de gezondheidszorg hierover in verschillende hoofdstukken haar zorgen uitspreekt;

verzoekt de regering, vóór augustus 2004 eenduidige en toetsbare kwaliteitscriteria voor te operationaliseren zorg te (laten) formuleren die voortvloeien uit de zeven functies waarop de functiegerichte bekostiging gericht is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Lambrechts, Timmer, Tonkens en Nawijn. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 101(29200 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging;

van mening dat de Gezondheidsraad goede argumenten geeft om te adviseren, alle zwangere vrouwen de triple-test aan te bieden;

overwegende dat recent onderzoek het belang en de veiligheid van deze vorm van prenatale screening bevestigt;

overwegende dat meer kinderen met het syndroom van Down worden geboren bij vrouwen jonger dan 36 jaar dan bij vrouwen boven die leeftijd;

overwegende dat in veel van de landen rondom Nederland de triple-test wel wordt aangeboden;

overwegende dat bij de nieuwste vormen van triple- en quadruple-testen de foutenmarge nog verder zal afnemen;

verzoekt de regering, het advies van de Gezondheidsraad inzake prenatale screening te volgen en alle zwangere vrouwen de triple- dan wel de quadruple-test aan te bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Lambrechts en Schippers. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 102(29200 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging;

overwegende dat het huidige systeem van donorregistratie niet voldoet;

overwegende dat er dientengevolge nog steeds een groot tekort aan orgaandonoren is;

verzoekt de regering, een wijziging van de systematiek van donorregistratie voor te bereiden waarbij op rijbewijs, paspoort dan wel op het nog in te richten identificatiebewijs simpelweg aangegeven kan worden of men donor wenst te zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Lambrechts, Schippers en Nawijn. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 103(29200 XVI).

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Ik ben het inhoudelijk helemaal eens met deze laatste motie, ook ik vind het goed om naar een ander systeem over te gaan. Ik heb er alleen wat moeite mee dat wij nog helemaal niet over dit onderwerp gedebatteerd hebben. Er zijn allerlei evaluaties en ik zou graag een heel hoog tempo zien, maar ik wil wel een fatsoenlijk debat voordat wij hierover een beslissing nemen, dus misschien zou mevrouw Lambrechts deze motie kunnen aanhouden. Ik vraag dit niet omdat ik het niet met de motie eens zou zijn, maar ik ben bang dat er nu geen meerderheid voor is.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Nog niet, zou ik zeggen. Het zou natuurlijk niet de eerste keer zijn dat wij erover debatteren, want er is op een aantal momenten geopperd dat wij misschien naar een ander systeem zouden moeten overgaan, omdat het huidige onvoldoende donors heeft opgeleverd. De trigger was nu voor ons de verwijzing naar een aanstaande wetswijziging om levende donoren te activeren, organen af te staan. Wij kiezen liever voor het systeem dat op identificatiebewijzen heel duidelijk wordt aangegeven of de houder daarvan donor wenst te zijn, opdat het in ieder geval niet meer voorkomt dat iemand zich door laksheid niet hierover uitspreekt. Dat komt nu nog vaak voor.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Voorzitter. Over het subsidiebeleid, dat wij zeer bekritiseerd hebben, hebben wij amendementen ingediend. Vanwege de korte spreektijd die mij nog resteert, beperk ik mij nu tot het indienen van moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er drie jaar geleden een motie is aangenomen waarin wordt gevraagd om een concreet meerjarenplan voor de kwaliteitsverbetering van de zorg voor mensen met meervoudige en/of complexe handicaps (motie-Dankers, 27401, nr. 10);

van mening dat deze motie tot op heden nog niet is uitgevoerd;

constaterende dat de noodzaak tot kwaliteitsverbetering van de zorg voor mensen met meervoudige en/of complexe handicaps nog steeds bestaat;

verzoekt de regering, vóór 1 april 2004 te komen met een concreet meerjarenplan voor de kwaliteitsverbetering van de zorg voor mensen met meervoudige en/of complexe handicaps, waarin minimaal is opgenomen wat de regering wil bereiken, wanneer en met welke middelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tonkens, Kant, Van der Staaij en Rouvoet. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 104(29200 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het conceptvoorstel van Wet maatschappelijke zorg aanzienlijke emancipatie-effecten zal hebben, bijvoorbeeld een toenemend beroep op mantelzorgers;

overwegende dat het belangrijk is deze effecten in beeld te hebben voordat tot besluitvorming wordt overgegaan;

constaterende dat de komende maanden de voorbereiding van de besluitvorming inzake het conceptvoorstel van Wet maatschappelijke zorg zal plaatsvinden;

verzoekt de regering, een emancipatie-effectrapportage toe te passen op het conceptvoorstel van Wet maatschappelijke zorg en beide gezamenlijk aan de Kamer aan te bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tonkens, Timmer en Lambrechts. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 105(29200 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uitvoerende werknemers in de zorg circa 60% van hun tijd kwijt zijn aan bureaucratische handelingen;

overwegende dat deze werkzaamheden ten koste gaan van de tijd die besteed kan worden aan directe zorg en dat dit percentage dus omlaag moet;

constaterende dat de regering zich in de begroting VWS 2004 heeft voorgenomen om de administratieve lasten te verminderen;

verzoekt de regering, een bureaucratietoets te ontwikkelen en uit te voeren op het nieuwe beleid op het terrein van VWS,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tonkens en Kant. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 106(29200 XVI).

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Ik heb deze motie ondertekend omdat ik haar belangrijk vind. Er is al een bureaucratietoets, maar blijkbaar vindt mevrouw Tonkens die onvoldoende en daarom dient zij deze motie in. Ik wil haar daarom vragen dit nog even toe te lichten.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Gisteren, bij de korte behandeling van uw bureaucratieplan, bleek bijvoorbeeld dat de regering constateert dat de eigen bijdragen en de DBC's tot meer bureaucratie leiden. Dat is ons echter nergens gemeld; het staat niet in de begroting . Ik doel op dit soort nieuwe maatregelen en wil dat daarvan duidelijk wordt wat de bureaucratische belasting is en bij wie deze terechtkomt. Het is vooral belangrijk dat deze niet terechtkomt bij de uitvoerende werkers, want die willen gewoon zorg verlenen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat conform het advies van de commissie-De Beer de indicatiestelling sterk vereenvoudigd kan worden en dat dit een bedrag van 10,6 mln euro oplevert;

overwegende dat de regering voor de komende vier jaar een bedrag van 15 mln euro extra uittrekt voor maatschappelijke opvang en vrouwenopvang;

overwegende dat de Federatie Opvang voor de komende vier jaar een bedrag van 25 mln euro nodig heeft om de achterstanden in de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang weg te werken, en dat de VNG zelfs heeft berekend dat daartoe structureel een bedrag van 82 mln euro nodig is;

verzoekt de regering, bij de voorjaarsnota 10 mln euro van de RIO's over te hevelen naar de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tonkens en Kant. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij Tonkenskrijgt nr. 107(29200 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat verloskundigen in achterstandswijken 17% minder omzet draaien doordat een groot deel van hun klanten bestaat uit allochtone vrouwen die gemiddeld twee maal zoveel tijd kosten;

constaterende dat er daarom door voormalig minister Borst-Eilers van VWS, een toeslag aan verloskundigen in achterstandswijken was toegezegd met een totaal beslag van 0,9 mln euro;

constaterende dat ook huisartsen in achterstandswijken een dergelijke toeslag ontvangen;

verzoekt de regering, de beleidsregel die het College tarieven gezondheidszorg hiertoe had opgesteld, uit te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tonkens en Kant. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 108(29200 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat keuzevrijheid uitgangspunt is van beleid gericht op vermaatschappelijking en dat daarom leefwensenonderzoeken verplicht zijn;

overwegende dat de resultaten van het leefwensenonderzoek openbaar gemaakt moeten worden om richtinggevend te kunnen zijn voor het beleid van de overheid en instellingen;

verzoekt de regering, instellingen te verplichten de resultaten van leefwensenonderzoeken openbaar te maken en daaraan beleidsconsequenties te verbinden teneinde verstandelijk gehandicapten daadwerkelijk keuzevrijheid te bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tonkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 109(29200 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering van plan is daders van huiselijk geweld verplicht uit huis te plaatsen;

overwegende dat voor deze daders hulpverlening noodzakelijk is om herhaling van geweld te voorkomen;

verzoekt de regering, zo spoedig mogelijk met een plan van aanpak te komen voor structurele daderhulpverlening, met als mogelijk onderdeel daarvan oprichting van "Blijf van haar lijf"-huizen voor daders van huiselijk geweld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tonkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 110(29200 XVI).

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Mevrouw de voorzitter. Noodgedwongen beperk ik mij tot enkele korte opmerkingen.

Voor de ChristenUnie was en is cruciaal dat wij deze hele operatie zijn begonnen om negatieve inkomenseffecten voor de meest kwetsbare groep, te weten de chronisch zieken en gehandicapten, te voorkomen. Ik begrijp in ieder geval uit de brieven dat het aantal minima dat met name door de VWS-maatregelen een fors koopkrachtverlies leidt drie tot vier keer zo groot is als wij eerder wisten. Voor de chronisch zieken en gehandicapten in die categorie hebben wij met het gewijzigde belastingplan en de tegemoetkomingsregeling dus kennelijk nog niet die gerichte compensatie bereikt waar het om begonnen was. Daarover moeten wij het volgende week vooral hebben.

Zeer teleurgesteld was ik over de reactie van de staatssecretaris met betrekking tot de invulling die ik bij amendement heb gegeven aan het Hoofdlijnenakkoord waar het gaat om palliatieve zorg en hulp en voorlichting bij ongewenste zwangerschap. De minister-president heeft mij al drie keer van het kastje naar de muur verwezen; de laatste keer naar deze begroting. Nu verwijst de staatssecretaris weer naar de evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap. Het gaat simpelweg om het feit dat door de coalitie los van die evaluatie is afgesproken om meer aandacht aan deze zaken te geven. Nogmaals, met het amendement dat ik mede namens de heer Van der Staaij heb ingediend, voegt de ChristenUnie de daad bij het woord van CDA, VVD en D66. Ik reken dan ook op brede steun.

Maandag is door de heer Buijs van het CDA en door de minister de indruk gewekt dat de landelijke jeugdorganisaties zouden worden gered. Dat lijkt nu niet zo te zijn; wij moeten dat even afwachten. In ieder geval heb ik een amendement en een motie medeondertekend die in de goede richting en een betere route wijzen dan het voorstel dat nu op tafel ligt.

Ik vind het onbegrijpelijk dat waar het Joods maatschappelijk werk – terecht – behouden blijft, het categoriale maatschappelijk werk van Stichting de Driehoek de nek wordt omgedraaid. Dat is vanuit VWS-belang gezien buitengewoon onverstandig. Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de GGZ levensbeschouwing veelal een essentieel onderdeel van het behandelingsproces is;

overwegende dat dit bij de totstandkoming van de Welzijnswet in 1989 nadrukkelijk aan de orde is geweest;

constaterende dat bij levensbeschouwelijke GGZ-instellingen de achterban veelal een belangrijk deel van de kosten voor eigen rekening neemt, Rouvoetzodat subsidiëring door de rijksoverheid per saldo niet duurder is dan subsidiëring van algemene organisaties;

van mening dat alleen al om deze redenen het sectorale maatschappelijk werk van de Stichting de Driehoek behouden dient te blijven;

verzoekt de regering, de 100% subsidiekorting voor Stichting de Driehoek ongedaan te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rouvoet, Van der Staaij en Tonkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 111(29200 XVI).

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Mijn laatste opmerking betreft de alternatieven voor dierproeven. De schriftelijke beantwoording ziet op verplichtingen ten aanzien van eerdere onderzoeksronden en gaat voorbij aan de toezeggingen van oud-minister Borst om tot en met 2004 extra budget ter beschikking te stellen en in dat jaar de VWS-bijdrage te evalueren. Het amendement corrigeert die omissie voor 2004. Ik vraag het kabinet te bevestigen dat de beloofde evaluatie er komt.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording. Gelet op de beschikbare tijd zal ik mij concentreren op twee moties die ik zal indienen.

De eerste motie heeft te maken met de brief over het subsidiebeleid. Ik vond die in een aantal opzichten nog onbevredigend. Collega Rouvoet heeft al gesproken over het amendement dat ik met hem heb ingediend over de palliatieve zorg en VBOK. Ik wil zelf nog een motie indienen over de positie van de landelijke jeugdorganisaties. De tweede motie betreft de wettelijke omslagbijdragen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering voornemens is de subsidies van 27 jeugdorganisaties geheel te beëindigen en in plaats hiervan 4 mln te investeren in lokale initiatieven en 2,9 mln op projectbasis beschikbaar te stellen aan Civiq;

overwegende dat versleuteling van 4 mln over ruim 500 gemeenten grote versnippering in de hand werkt;

voorts overwegende dat de invulling van de door de minister voorgestelde extra subsidie aan Civiq van 2,9 mln onvoldoende is afgewogen ten opzichte van alternatieven;

voorts overwegende dat de tot de Nederlandse Jeugdgroep behorende landelijke jeugdorganisaties op dit terrein veel professionaliteit hebben opgebouwd en alternatieven hebben gepresenteerd voor de plannen van de minister;

verzoekt de regering, de bestemming van deze twee bedragen van samen 6,9 mln te heroverwegen ten opzichte van alternatieven – waaronder in het bijzonder toekenning aan de Nederlandse Jeugdgroep – en daarmee recht te doen aan:

  • - bestuurlijke gewekte verwachtingen;

  • - opgebouwde professionaliteit;

  • - respectering van pluriformiteit;

  • - directe betrokkenheid van de jongeren zelf,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Rouvoet, Van Dijken en Tonkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 112(29200 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de wettelijke omslagbijdragen op basis van de WTZ en de Wet MOOZ de laatste jaren zeer sterk zijn toegenomen;

overwegende dat de doelstelling van deze wettelijke bijdragen is de solidariteit te bevorderen tussen de verzekerden onderling;

voorts overwegende dat de zeer sterke stijging van deze bijdragen ertoe geleid heeft dat grotere gezinnen per jaar soms een vrijwel even groot bedrag aan wettelijke heffingen betalen als aan de ziektekostenpremies, zodat deze lasten onevenredig drukken op de inkomens van deze gezinnen;

van mening dat deze onbedoelde effecten van de stijging van de omslagbijdragen in strijd zijn met de door de WTZ en de Wet MOOZ beoogde solidariteit;

verzoekt de regering, grotere gezinnen tegemoet te komen in deze sterk toenemende lasten, bijvoorbeeld door de wettelijke heffingen te beperken tot maximaal vier kinderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 113(29200 XVI).

Dit is het einde van de tweede termijn van de Kamer. De bewindslieden hebben gevraagd om een schorsing voordat zij antwoorden om onder andere zorgvuldig te kunnen kijken naar de verschillende moties.

De vergadering wordt van 14.25 uur tot 14.55 uur geschorst.

Minister Hoogervorst:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar inbreng in tweede termijn. De spreektijden waren erg kort. Er zijn veel moties ingediend, maar weinig algemene teksten uitgesproken. Ik kan het dus ook kort houden. Met het oog op de tijd stel ik voor dat ik voornamelijk inga op de moties en dat wij de beoordeling van de ingediende amendementen schriftelijk doen toekomen, wetende dat er volgende week waarschijnlijk toch een derde termijn is.

De voorzitter:

Het is mijn bedoeling om dit onderdeel van de begrotingsbehandeling voor vier uur af te ronden, want dat is het tijdstip waarop het debat over het Europees Stabiliteitspact met de minister-president aanvangt, wat hier ook gebeurt. Mocht dat niet lukken, dan kan de rest van de behandeling pas om tien of elf uur vanavond plaatsvinden.

Minister Hoogervorst:

Om te beginnen wil ik mijn waardering uitspreken voor het feit dat velen in eerste en tweede termijn hebben erkend dat wij met de gezondheidszorg in de komende jaren voor een gigantische uitdaging staan als gevolg van de vergrijzing. Mevrouw Smits van de PvdA is het op een heleboel punten niet met ons eens, maar zij erkent wel dat wij voor die enorme uitdaging staan, dat wij op de betaalbaarheid van het stelsel moeten letten en dat dit niet vanzelf gaat. Wij delen de inzet dat wij zoveel mogelijk bureaucratie en ondoelmatigheid uit het systeem moeten kloppen. Tot zo ver zijn wij het helemaal met elkaar eens. Ik zeg erbij dat wij meer prikkels bij de instellingen, aanbieders en de patiënten zelf moeten leggen. De meningen daarover lopen wat uiteen, maar het hoofddoel wordt erkend. De heer Buijs en mevrouw Schippers hebben hier in de schaarse tijd van de tweede termijn nog enkele woorden aan gewijd.

Voordat ik met de moties begin, zal ik op enkele opmerkingen van de heer Buijs ingaan. Hij heeft drie vragen gesteld. De kleinste daarvan betreft de positie van NUSO en Scouting. Hij heeft gevraagd om op de hoogte te worden gehouden van de afspraken met deze clubs, als ik met hen ga praten. Dat zal ik graag doen. Ik heb in de brief aan de Kamer geschreven dat zij op onze bijzondere aandacht kunnen rekenen. Ik ben ervan overtuigd dat deze organisaties met goede plannen kunnen komen en ik zal de Kamer daarover graag informeren.

De heer Buijs (CDA):

Dank voor die toezegging. Mag ik de conclusie trekken dat wij hebben afgesproken dat het bedrag van 2,9 mln is bedoeld voor ondersteuning van vrijwilligers op het terrein van de jeugd?

Minister Hoogervorst:

Ik meen dat dit een correcte weergave van de afspraak is, maar helemaal paraat heb ik ook niet alles.

De heer Van der Staaij (SGP):

Misschien kan dit worden betrokken bij de schriftelijke beantwoording van een aantal punten. Ik denk dat het voor het effect van het voorstel wel belangrijk is of de minister meent dat dit zo is of dat het echt zo is.

Minister Hoogervorst:

Het is ook zo.

Mevrouw Timmer (PvdA):

De minister sprak over het jeugd- en jongerenwerk, waarvoor Civiq 2,9 mln extra krijgt. Hoe ziet hij de juridische status van Civiq om ervoor te zorgen dat die middelen ook terechtkomen bij de jeugd- en jongerenorganisaties?

Minister Hoogervorst:

Ik begrijp niet wat wordt bedoeld met juridische status.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Volgens onze informatie heeft Civiq niet de status om het geld zodanig te verdelen dat het daadwerkelijk goed terechtkomt.

Minister Hoogervorst:

Deze vraag kan ik nu niet van een antwoord voorzien. Er is echter één ding dat gemakkelijk te overwinnen is, namelijk juridische obstakels. Waar een wil is, is een advocaat!

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De in het overleg van maandag gerezen onduidelijkheid is ook nu niet weggenomen. De minister mag het ook meenemen in zijn brief. Dat is prima. De vraag is echter of de positie van NUSO en Scouting Nederland in die 2,9 mln zit of dat die er bovenop komt. Maandag is de indruk gewekt dat zij niet in het bedrag van de 2,9 mln inbegrepen zijn. Ik wil graag duidelijkheid op dit punt.

Minister Hoogervorst:

Zij zouden daaruit kunnen putten. Ik kan mij ook nog voorstellen dat zij uit andere fondsen geld kunnen putten. Wij zijn flexibel. Als het plan maar goed is.

De voorzitter:

Ik stel het volgende voor. De minister heeft antwoord gegeven op de verschillende vragen. Ik vertrouw erop dat er in de geest van het debat uitwerking wordt gegeven aan een en ander. Mocht in de praktijk blijken dat het toch anders uitvalt, dan kan de Kamer met schriftelijke vragen of een AO de zaken rechttrekken. De minister heeft geen antwoord op dit moment op vragen over juridische details.

Mevrouw Kant (SP):

Mijn vraag mag schriftelijk beantwoord worden. Ik vraag wat de consequenties zijn van de motie die bij het sportdebat is ingediend over extra geld voor de bonden, gedekt door de ecotaks.

De voorzitter:

Die motie is inmiddels ingetrokken.

Mevrouw Kant (SP):

Die motie is niet ingetrokken.

De voorzitter:

Die motie wordt ingetrokken en is dus niet meer van belang voor de rest van het betoog.

Mevrouw Kant (SP):

U weet meer dan ik.

De voorzitter:

Daarom is er een voorzitter!

Minister Hoogervorst:

Ik zou willen dat u het vaker van mij kan overnemen.

De heer Buijs heeft een vraag gesteld inzake de fysiotherapie over de samenhang tussen de maatregel en de koopkracht voor de mensen. Hij vraagt hoe het zit met effecten van koopkracht als mensen een aanvullende verzekering afsluiten. Dat effect is tweeledig. De wettelijke premie gaat iets omlaag als gevolg van het niet langer verzekeren van de fysiotherapie. Als mensen zich aanvullend verzekeren, moeten zij daarvoor betalen. Wij verwachten dat de totale extra kosten van het herverzekeren van fysiotherapie en tandheelkunde op ongeveer € 55 tot € 58 per jaar komt. Dat is ietsje meer dan de wettelijke premie. Belangrijk is dat dit effect meegenomen is in het koopkrachtbeeld zoals dat in de Sociale Nota 2003 is omschreven. Ik heb al gezegd dat dit koopkrachtbeeld veel gunstiger is voor de mensen aan de onderkant van het inkomensgebouw dan voor mensen met een modaal en hoger inkomen. Tijdens de algemene politieke beschouwingen is al door de premier vastgesteld dat een acceptatieplicht voor aanvullende verzekeringen Europees-rechtelijk niet mogelijk is. Ik heb gezegd dat die mogelijk is voor een wettelijk verplichte verzekering, maar niet voor een particuliere verzekering. Wij hebben berichten van grote verzekeraars gehad dat zij bereid zijn om zowel reeds bestaande als nieuwe cliënten aanvullend te verzekeren zonder risicoselectie. Wij voorzien in de praktijk hier geen grote problemen. Daarom denken wij dat deze operatie intrinsiek verdedigbaar is, zonder een eventuele mogelijkheid tot herverzekering. Wij voorzien dat dit in de praktijk niet tot grote problemen zal leiden.

De heer Buijs (CDA):

Ik vind dit een belangrijke toezegging. Ik kan mij daar wel wat bij voorstellen in het kader van de generieke beelden van de reparatie. Wilt u bevorderen dat wij voor de derde termijn een brief van de verzekeraars krijgen, waarin staat dat zij inderdaad doen wat u ons nu voorspiegelt?

Minister Hoogervorst:

Ik weet niet of zij gerechtigd zijn om zo'n brief te schrijven. Ik vraag mij af of zij van de NMa onderlinge afspraken mogen maken, want dit is de vrije markt, maar ik zal zien wat ik voor extra informatie kan verschaffen ter geruststelling van de heer Buijs.

Mevrouw Smits (PvdA):

Daarmee stelt u mij niet gerust. U zegt dat mensen zich aanvullend kunnen verzekeren voor het schrappen van de fysiotherapie. Ik heb begrepen dat de premie daarvoor wel zal meevallen, maar dat geldt natuurlijk niet voor de chronisch zieken die daar vaak gebruik van moeten maken. Ik vraag mij ook af of zij zich daarvoor aanvullend kunnen verzekeren. Hoe dan ook, die premie is er ook nog. Waarom maakt u geen uitzondering voor de chronisch zieken en de gehandicapten? U kunt de eerste tien behandelingen voor deze groep vergoeden, zonder het door u beoogde besparingsbedrag aan te tasten.

Minister Hoogervorst:

Mijn indruk is dat wij dit in eerste termijn al afdoende hebben besproken. Daar hebben wij een meningsverschil over.

Voorzitter. Dan heeft de heer Buijs nog een vraag gesteld over de ambulancezorg. Ik ken de zorg van de Kamer. Ik heb ook nog kennis genomen van de motie die in november 2002 is ingediend. Wij zaten toen al in een lastig financieel parket en de tijden zijn sindsdien alleen maar moeilijker geworden. Er is in het recente verleden al geld naar de ambulancezorg gegaan en ik heb in deze begroting met pijn en moeite 18 mln ter uitbreiding van de ambulancezorg ter beschikking gesteld. Ik ben ervan overtuigd dat wij daar veel mee kunnen doen, maar het is misschien niet voldoende. Daarom stel ik de Kamer het volgende voor. Het RIVM is nu bezig met het maken van een landelijk spreidingsplan. Dan kunnen wij voor het eerst zien wat er daadwerkelijk kan gebeuren, bijvoorbeeld door een verplaatsing van diensten. Ik denk dat wij alleen al door uitbreiding heel veel witte vlekken kunnen invullen. Ik stel voor dat wij nu de eerste stap zetten en er in december verder over praten. Bij de volgende begroting weten wij hoe wij er financieel voorstaan en dan kunnen wij nadere afwegingen maken. Dan zijn er waarschijnlijk ook weer tal van andere problemen die om een oplossing vragen. Ik denk dat het voor de hand ligt om nu deze stap te zetten. Ik zou natuurlijk liever meteen een grotere stap zetten, maar gegeven de krappe financiën stel ik deze procedure aan de Kamer voor.

De heer Buijs (CDA):

Ik zie dat u een handreiking doet. Betekent dit dat ik ervan mag uitgaan dat er na de eerste stap van 18 mln meer stappen zullen volgen op grond van de evaluatie van het RIVM? U wilt dus een spreiding realiseren aan de hand van het RIVM-rapport, maar die wilt u nu nog even temporiseren. Heb ik dat zo goed begrepen?

Minister Hoogervorst:

Het RIVM gaat nu aan het werk met dat bedrag van 18 mln en zal laten zien wat daarmee bereikt kan worden. Ik denk dat wij dat eerst even moeten afwachten. Dan kunnen wij daarna bezien of het nodig is om verdere stappen te zetten.

Mevrouw Smits (PvdA):

Ik heb de minister in eerste termijn gevraagd om een reactie op het verzoek tot uitstel van het niet vergoeden van IVF in afwachting van de onderzoeken die lopen.

Minister Hoogervorst:

Ook de heer Nawijn heeft daar een vraag over gesteld. Ik heb daar nog even naar gekeken. Ik heb niet de indruk gekregen – ook niet uit de brief van betrokkenen – dat het onderzoek tot grote besparingen zou kunnen leiden. Daarom houd ik vast aan mijn voorstel. Indien toch zou blijken dat er met een nieuwe methode aanzienlijke doelmatigheidswinst kan worden bereikt, dan zullen wij een nieuwe afweging maken en bezien of wij dit geld op een andere manier kunnen gebruiken. Dit geldt overigens niet alleen voor dit dossier, maar voor de gehele zorg waar wij toch tal van problemen hebben. Ik vind het echter nu niet plausibel dat een nieuwe behandelmethode tot een besparing van 50% zou kunnen leiden.

Mevrouw Smits (PvdA):

Wij denken dat dit wel kan, zeker als je de methode combineert met de vergoeding van alleen de goedkoopste middelen. Bovendien zijn er wel degelijk besparingen mogelijk als er maar een embryo wordt teruggeplaatst. Kan de minister aangeven wanneer hij denkt een nieuwe afweging te kunnen maken?

Minister Hoogervorst:

Ik denk dat wij eerst het rapport moeten afwachten. Bovendien ga ik hier ook niet echt over, want dit rapport wordt in opdracht van het CVZ opgesteld. Wij zullen eerst nog eens moeten zien hoe een en ander uitwerkt.

Over de motie op stuk nr. 72 van mevrouw Smits over de pil hebben wij gisteren al gesproken. Ik vind mijn eigen voorstel helderder en ontraad daarom deze motie.

In de motie op stuk nr. 73 over het zittend ziekenvervoer wordt gevraagd dit vervoer op medische indicatie te handhaven. In deze motie wordt geen dekking aangegeven en daarom ontraad ik haar. Ik zal straks terugkomen op dit onderwerp bij de behandeling van de motie van mevrouw Schippers.

Ik ontraad verder de motie op stuk nr. 74 van mevrouw Smits over de fysiotherapie, gelet op hetgeen wij zojuist hebben gewisseld.

In de motie op stuk nr. 75 wordt de regering gevraagd om de pakketmaatregelen te laten monitoren door het SCP. De minister van SZW heeft een apparaat dat dit uitstekend kan doen. Ik zou dit daarom aan dat ministerie willen overlaten.

Mevrouw Smits (PvdA):

Daarmee miskent u dat er gevolgen zouden kunnen zijn voor het gezondheidsbeleid. Als u dit alleen maar bij het ministerie van Sociale Zaken legt, gaat het alleen over de inkomensgevolgen en dit is uitdrukkelijk niet onze bedoeling. Het gaat om die combinatie.

Minister Hoogervorst:

Ik zal de gevolgen voor het gezondheidsbeleid nauwkeurig volgen.

Mevrouw Smits (PvdA):

Het verzoek is om dit door het SCP in samenhang met elkaar te laten doen.

Minister Hoogervorst:

Ik heb zoveel beleidsambtenaren en de minister van Sociale Zaken ook en ik vind bovendien dat dit tot onze eigen beleidsverantwoordelijkheid behoort. Daarom wil ik dit eigenlijk liever zelf in de gaten houden dan het aan een andere instantie over te laten.

De staatssecretaris zal ingaan op de motie op stuk nr. 76.

De motie op stuk nr. 77 van de leden Smits en Tonkens zegt dat mensen met een laag inkomen en chronisch zieken geen koopkrachtverlies mogen ondervinden als gevolg van een andere wijze van financiering van de zorg. Ik denk dat niemand een dergelijke garantie kan geven. In dit moeilijke jaar kunnen wij niet vermijden dat een aantal mensen in koopkracht achteruit gaat. Wij zullen hierover ook volgende week nog spreken. Ik ontraad deze motie.

De motie op stuk nr. 78 zal door de staatssecretaris worden behandeld. De motie op stuk nr. 79 betreft regionale middelen voor zorgvernieuwing. Ik heb begrepen dat die niet meer bestaan. Wij kunnen daar niets meer mee doen. Ik heb wel in het overleg over de subsidies gezegd dat ik de bestaande middelen voor de huisartsenondersteuning wil openstellen voor brede ondersteuning van beroepsgroepen in eerste lijn.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Volgens mij bestaan die zorgvernieuwingsgelden nog wel. Deze zijn bij VWS onderverdeeld bij verschillende directies. Een deel zit bij V&V en een ander deel bij Curatief. Misschien kan de minister daarnaar kijken en toezeggen dat de motie wordt overgenomen als mijn stelling correct blijkt te zijn. Uit de berekening blijkt dat die gelden er nog wel degelijk zijn en dat medische beroepsbeoefenaren meer dan € 250 per individu uit zorgvernieuwingsgelden krijgen. Verpleegkundigen en verzorgenden krijgen welgeteld één hele euro per beroepsbeoefenaar.

De voorzitter:

Misschien kan de minister hier schriftelijk op antwoorden en kan mevrouw Timmer haar motie zolang aanhouden.

Minister Hoogervorst:

Een goed voorstel. U helpt mij weer uit de brand.

De motie op stuk nr. 80 wordt door de staatssecretaris behandeld. De motie op stuk nr. 81 betreft de subsidiekorting op de CG-raad. Daarover is ook door mevrouw Van Miltenburg een motie ingediend. Ik heb tijdens het algemeen overleg aangegeven, dat het voor mij onmogelijk is om een aanwijzing te geven aan het fonds PGO. Ik ben wel in staat, en bereid, om in een gesprek met mevrouw Sorgdrager de gevoelens van de Kamer over te brengen en te bezien wat zij daarmee wil doen.

In de motie op stuk nr. 82 wordt de regering gevraagd om de effecten van het subsidiebeleid te laten volgen door het Sociaal Cultureel Planbureau. Dat beleid evalueren wij zelf continue en wij komen daarover nog met nieuwe notities. Ik meen dat wij deze evaluatieverantwoordelijkheid echt in eigen hand moeten houden.

De moties op stuk nrs. 87, 88 en 89 van mevrouw Kant zullen door de staatssecretaris worden behandeld.

Ik kom op de motie over de "liefdescheque", de gratis condooms. Mevrouw Kant begint nu heel vrolijk te kijken.

De voorzitter:

U ook.

Minister Hoogervorst:

Mijn gedachten dwalen tijdens het debat weleens af. Ik verzoek mevrouw Kant om haar motie aan te houden tot het overleg over de SOA-problematiek.

Ik ontraad het aannemen van de motie op stuk nr. 91, waarin mij wordt verzocht om de financiering aan alle beroepsgroepen voort te zetten. Ik heb reeds gezegd dat ik bereid ben om de bestaande gelden voor de huisartsenondersteuning ook voor deze beroepsgroepen beschikbaar te stellen.

In de motie op stuk nr. 92 wordt de regering verzocht om zorgverzekeraars te verplichten om 75% van de dure geneesmiddelen te vergoeden. Het gaat hier om een gezamenlijke verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars en ziekenhuizen. Ik kan dat niet centraal afdwingen.

Mevrouw Kant (SP):

Volgens mij kunt u dat wel want de subsidieregeling is een regeling van het ministerie. U kunt die regels veranderen en daarin vastleggen dat 75% vergoed moet worden. U kunt dus niet zeggen dat u het niet kunt. U kunt wel zeggen dat u het niet wilt. Als u zegt dat u het niet wilt, dan heeft dat tot consequentie dat kankerpatiënten in het ene ziekenhuis wel een duur geneesmiddel voorgeschreven kunnen krijgen en in het andere ziekenhuis niet, terwijl het wel effectieve geneesmiddelen zijn.

Minister Hoogervorst:

Soms maken ziekenhuizen en zorgverzekeraars hierover goede afspraken, maar gaat het binnen het ziekenhuis verkeerd. Ik kan wel regelgeving opstellen, maar het probleem kan ongewijzigd blijven. Het is echt een taak van de ziekenhuizen en de zorgverzekeraars. De zorgverzekeraars zitten er veel dichter bovenop dan ik. Zij moeten het samen zien uit te zoeken.

De motie op stuk nr. 93 zal door de staatssecretaris worden beantwoord. In de motie van mevrouw Schippers en mevrouw Lambrechts op stuk nr. 94 over het zittend ziekenvervoer wordt mij gevraagd om een hardheidsclausule in te voeren. Er wordt voorgesteld om de kosten daarvan te financieren door het schrappen uit het pakket van sterilisatie. Het moedige van deze motie is dat zij een dekking heeft die wellicht ook niet erg populair is. Hardheidsclausules zijn in de praktijk moeilijk te implementeren. Het gaat echter om een gedekte motie, zodat ik haar met een positieve grondhouding nader zal bezien. De Kamer hoort nog van mij.

De heer Buijs (CDA):

Mijn fractie wil dit ondersteunen. Ik ontvang echter nog wel graag voor de derde termijn een berekening van de kosten van sterilisatie, zowel voor mannen als vrouwen. Op basis daarvan kunnen wij bezien of de dekking voldoende is.

Minister Hoogervorst:

Ik zal dit goed moeten bekijken.

Mevrouw Smits (PvdA):

Hoe denkt de minister het onderscheid te maken tussen wat wel en wat niet medisch noodzakelijk is bij deze ingreep in het pakket?

Minister Hoogervorst:

Ik zeg ook niet voor niets dat het maken van een hardheidsclausule een ingewikkelde zaak is. Op het ministerie van Sociale Zaken heb ik echter geleerd dat je daarvoor niet allerlei regels moet gaan verzinnen; anders eindig je met een heel uitgebreide regeling. Het moet aan de beroepsgroep zelf zijn om te beoordelen of het evident noodzakelijk is of niet.

Mevrouw Smits (PvdA):

Ik bedoelde...

De voorzitter:

Nee, mevrouw Smits.

Mevrouw Smits (PvdA):

De minister begrijpt mij niet!

De voorzitter:

De minister is nog niet uitgesproken; hij is halverwege zijn zin.

Minister Hoogervorst:

Het uitvoeren van de motie is niet onproblematisch, maar gezien het aangeven van een dekking en het brede gevoelen in de Kamer dat hier een probleem ligt, wil ik er graag met een positieve grondhouding naar kijken. De Kamer hoort nog mij.

Mevrouw Smits (PvdA):

Dat is mooi als het gaat om het zittend ziekenvervoer. Mijn vraag ging echter over de sterilisaties! Ik begrijp dat de CDA-fractie deze ingreep zowel voor mannen als vrouwen uit het pakket wil halen. Hoe wordt daarbij bepaald of een ingreep medisch noodzakelijk is? De minister heeft zich waarschijnlijk niet gerealiseerd dat het gaat om een ingreep waarvan je niet kun zeggen dat men daarvoor uit luxe kiest. De minister wil zomaar opeens een ingreep in het pakket doen; hij vindt het een mooie dekking! Dat toont aan hoe gemakkelijk er zaken uit het pakket worden gehaald. Op die manier kan de helft van het pakket wel worden geschrapt!

De voorzitter:

De minister heeft het woord; dit was geen interruptie meer!

Minister Hoogervorst:

Bij een eerder overleg vroeg iemand – misschien ging het wel om mevrouw Smits – mij of het niet logisch was om sterilisatie uit het pakket te halen als dat ook gebeurt met anticonceptie. Mijn antwoord was destijds: ja. Ik dacht toen even dat dit dan ook de bedoeling was van mevrouw Smits, maar klaarblijkelijk begreep ik dat verkeerd. Als anticonceptie geen medische noodzakelijkheid is, geldt dat natuurlijk ook voor sterilisatie.

Mevrouw Smits (PvdA):

Natuurlijk geldt dat niet automatisch ook voor sterilisatie! Bij elke afweging of iets wel of niet moet worden opgenomen in het pakket, moet niet alleen worden beoordeeld of het luxe is, of men erbuiten kan. Er zijn allerlei andere afwegingen. De minister beperkt de afweging nu heel erg tot "medisch noodzakelijk", voorzien van de interpretatie "kun je het je veroorloven om het niet te doen". Dat is dus niet het geval bij sterilisatie!

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Smits. Als u zo doorgaat, zijn wij nog bezig met deze discussie tot na 22.00 uur vanavond!

Minister Hoogervorst:

De term "luxe" heb ik in dit verband niet gebruikt.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 97 heb ik al behandeld. De motie op stuk nr. 98 over dyslexie wil ik graag zien als een aansporing om alles zo snel mogelijk in beweging te krijgen. Het is natuurlijk zonneklaar dat ik dit jaar geen geld heb om hiermee aan de gang te gaan zoals de Kamer dat wilde. Het zal niet lukken om dit voor 1 juli 2004 te realiseren. Ik heb daarvoor geen geld; dat is volstrekt helder.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Wellicht is voor dit onderwerp wel geld bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De strekking van de motie is dat de minister daarover moet overleggen met zijn collega. Dat moet hij doen om te voorkomen dat oponthoud ontstaat alleen omdat bij VWS geen geld is. Hierbij is sprake van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van VWS en OCW. Bovendien is via een amendement op de begroting van OCW geld hiervoor vrijgemaakt. Daarom heb ik dit verzoek gedaan.

Minister Hoogervorst:

Ik zal graag nog eens praten met mevrouw Van der Hoeven over de vraag of zij geld over heeft. Door mijn ervaringen als minister van Financiën weet ik evenwel dat zij niet bekend staat als gul. Ik wil hierover niet op voorhand grote verwachtingen wekken.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 103 van mevrouw Lambrechts gaat over donorregistratie. Ik vind dat zij gisteren een heel origineel idee heeft gelanceerd. Wij zijn nog bezig met een evaluatie, die in april 2004 wordt afgerond. Dan wordt een nieuwe afweging gemaakt of wij überhaupt overgaan op een ander systeem. Wij moeten daarover een open discussie voeren. De suggestie van mevrouw Lambrechts betrek ik er graag bij.

In de motie op stuk nr. 111 van de heer Rouvoet wordt mij gevraagd de subsidiekorting van Stichting De Driehoek ongedaan te maken. In de operatie inzake maatschappelijk werk heb ik alleen een uitzondering gemaakt voor specifiek werk voor oorlogsgetroffenen. Dat wil ik graag zo houden, anders gaat de hele operatie op de helling.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik zou het plezierig vinden als de minister op het inhoudelijke argument zou ingaan, namelijk dat juist in de GGZ levensbeschouwing niet een plus of een luxe is, maar onderdeel uitmaakt van het behandelingsproces. Dat is het belang voor VWS dat ik aanduid.

Minister Hoogervorst:

Vanuit de financiële moeilijkheden waarin wij verkeren, hebben wij moeilijke keuzes moeten maken. Wij hebben ons daarbij de vraag gesteld of als wij iets aanbieden in de sfeer van subsidies, er een alternatief is in het reguliere aanbod. Dat is hier duidelijk het geval. De enige uitzondering die wij hebben willen maken is die voor het maatschappelijk werk voor oorlogsgetroffenen.

In de motie op stuk nr. 112 van de heer Van der Staaij over de Nederlandse Jeugdgroep wordt eigenlijk gevraagd om een algemene heroverweging van het subsidiebeleid dat ik in de nota heb uiteengezet. Ik vrees dat ik aan het verzoek niet tegemoet kan komen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik geloof dat de minister het verkeerd begrijpt. In de motie wordt niet gevraagd om zo'n vergaande heroverweging. Er wordt gevraagd om binnen de gelden die de minister zelf ter beschikking heeft gesteld, te kijken naar de alternatieven die de Nederlandse Jeugdgroep heeft aangedragen. Civiq is deze week uit de lucht komen vallen en wij hebben er nog geen argument voor gehoord.

Minister Hoogervorst:

De Nederlandse Jeugdgroep heeft klaarblijke lijk ideeën geproduceerd. Daarom moet ik er nog even goed naar kijken.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 113 van de heer Van der Staaij gaat over de premies van WTZ en MOOZ. Tijdens de eerste termijn heb ik al betoogd dat wij voorafgaand aan de stelselherziening de wet niet nog voor twee jaar veranderen.

Van de motie op stuk nr. 106 van mevrouw Tonkens heb ik nog geen gedrukt exemplaar. Zij gaat over een bureaucratietoets. De motie is overbodig, omdat wij voor elke wet moeten aangeven wat de administratieve lasten zijn en hoe wij ze willen beperken.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Ik lees in de memorie van toelichting bij de begroting dat nieuwe regels zeer kritisch worden beoordeeld op administratieve lasten die erdoor ontstaan. Er worden nu allerlei nieuwe regels geïntroduceerd zonder dat wij de visie van de minister te horen krijgen op de administratieve lasten die erdoor ontstaan. Met de motie wordt beoogd dat wij informatie krijgen over de extra bureaucratie, samen met allerlei andere dingen die de minister over de nieuwe regels zegt.

Minister Hoogervorst:

Voorzitter. Wij toetsen daarop in het kabinet. Ik kan mij niet herinneren of wij dat aan de Kamer meedelen. Wel is het aantal toetsen in de afgelopen jaren gestegen. Dit bevordert de inzichtelijkheid in de wetgeving niet altijd. Ik leg de motie zo uit dat mij wordt verzocht om inzichtelijk te maken hoe ik de administratieve lasten in deze operatie terugdring. Ik wil bestuderen hoe ik hieraan tegemoet kan komen. Volgens mij doen wij het al.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Ik doel op wat u letterlijk in uw begroting hebt neergezet, namelijk dat nieuwe regels zeer kritisch worden beoordeeld op de administratieve lasten die erdoor ontstaan. Het gaat mij erom dat u dit doet en ons hierover informeert.

Minister Hoogervorst:

Ik zal deze materie nog eens bestuderen.

Mevrouw Kant (SP):

Het lijkt mij ook goed als de Kamer weet hoe die toets in elkaar zit. Aangezien het kabinet die toets ziet voordat er een besluit wordt genomen, vind ik het niet meer dan normaal dat de Kamer die ook ziet zodra het besluit aan haar wordt voorgelegd. Dan kan zij die tegelijk met dat besluit in overweging nemen. Ik kan mij herinneren dat in het verleden gezondheidseffecttoetsen zijn uitgevoerd. Ik heb er in het kader van TANS-zorgmaatregelen weleens naar gevraagd. Je krijgt zo'n toets alleen te zien als je er dringend om verzoekt. Ik vind het beter als dit standaard met een voorstel aan de Kamer wordt gestuurd.

Minister Hoogervorst:

Ik moet dit nog bezien.

De heer Nawijn (LPF):

De minister heeft toegezegd te zullen reageren op het rapport over de bureaucratie van de SP-fractie. Wij kunnen dit onderwerp bespreken als wij dat rapport te zien krijgen. Ik neem aan dat dit gebeurt.

Minister Hoogervorst:

Misschien kan de motie worden aangehouden, zodat ik in de brief nader op deze vraag kan ingaan overeenkomstig de suggestie van de heer Nawijn. Die vind ik heel goed.

Mevrouw Tonkens vraagt in haar motie op stuk nr. 108 om een beleidsregel op te stellen voor een toeslag voor huisartsen in achterstandswijken. Er bestaat een procedure voor. Die kunnen wij aanvragen. Het is belangrijker om te weten dat de Landelijke Huisartsen Vereniging en de zorgverzekeraars met elkaar aan het praten zijn over de nieuwe bekostigingsstructuur. Ik ben ervan overtuigd dat er aandacht wordt besteed aan het werken in een achterstandsbuurt. Ik heb met eigen ogen gezien dat dit niet eenvoudig is. De heer Buijs zegt dat die toeslag al bestaat.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Wij worden allemaal een beetje moe. De motie ging over verloskundigen, niet over huisartsen.

Minister Hoogervorst:

Vandaar mijn verwarring. Ik moet hier schriftelijk op terugkomen. Ik excuseer mij, maar het aantal moties was enorm.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Ik dank de woordvoerders van harte voor hun inbreng in tweede termijn. Ik ga in op een aantal vragen. Op overige vragen en opmerkingen reageer ik tijdens de behandeling van de moties. Ik kom terug op de discussie over de zorgvernieuwingsgelden die ik in eerste termijn vooral met mevrouw Van Miltenburg heb gevoerd. Ik zal het hier ook nog over hebben naar aanleiding van een aantal moties. Door verschillende leden is mijn voorstel om er één AWBZ-pot van te maken positief ontvangen. Ik heb ook gezegd dat ik bereid ben om het verschil in de vernieuwingspot te stoppen als de sector kan aantonen dat zij de geraamde 100 mln niet in reguliere productie kan omzetten, zoals wordt beweerd. Deze toezegging is in het interruptiedebat en in de motie enigszins onderbelicht gebleven, terwijl dit een belangrijke handreiking aan de thuiszorg en de verpleeghuizen is. Ik denk dat er wel degelijk iets valt te verdienen. In dit verband kom ik ook terug op de zorg van mevrouw Van Miltenburg dat gehandicapten de dupe worden van de kosten van de vergrijzing. Wij hebben daar uitgebreid over gedebatteerd. Ik wil in de eerste plaats voorzichtig zijn met het noemen van preferente groepen, want dementerende ouderen gaan met net zo goed aan het hart als gehandicapten. In de tweede plaats wijs ik erop dat de praktijk een andere is. Er gaat relatief veel geld, gelukkig maar, naar de gehandicapten toe. In de derde plaats wil ik het beeld rechtzetten dat de AWBZ oorspronkelijk alleen voor gehandicapten bedoeld zou zijn. Dat is niet juist, want deze wet is van het begin af aan een raamwet geweest, die bijvoorbeeld expliciet de mogelijkheid bood om er bejaardenoorden in onder te brengen. Om het beeld te completeren merk ik op dat ik de zorgen van mevrouw Van Miltenburg begrijp en ook de richting zie die zij wil aangeven ter zake van zorgvernieuwingsgelden. Ik kom daar bij de behandeling van de moties op terug, want dan kan ik er wat specifieker over zijn. Dit was meer een algemene opmerking in haar richting.

Tegen mevrouw Lambrechts heb ik in eerste termijn ten onrechte gezegd dat ik van opvatting was dat zij een schriftelijk antwoord had gekregen op de vraag hoe het kon dat een jong meisje in een jeugdgevangenis zou zijn beland. Welnu, het is niet schriftelijk beantwoord en ik had het mondeling willen doen, maar het is toen helaas uit mijn tekst verdwenen. Het gaat om het volgende en ik deel de zorgen van mevrouw Lambrechts in dezen.

De justitiële jeugdinrichtingen zijn bedoeld voor behandeling in gesloten setting, ook als er geen sprake is van een strafbaar feit. In de casus die mevrouw Lambrechts beschrijft, heeft de kinderrechter geoordeeld dat een gesloten setting noodzakelijk is. Wel is er in veel van dit soort gevallen behoefte aan combinaties van verschillende vormen van jeugdzorg, al dan niet in combinatie met een gesloten setting. De nieuwe Wet op de jeugdzorg geeft de verschillende deelsectoren in de jeugdzorg meer ruimte om een gezamenlijk aanbod te ontwikkelen en geeft ook de bureaus jeugdzorg de ruimte om in het indicatiebesluit een combinatie te maken van aanbod uit de verschillende deelsectoren. Hierdoor kan beter voorzien worden in een samenhangend zorgpakket uit verschillende sectoren, dat aansluit bij de heel specifieke vraag van individuele jongeren. Met name voor jeugdigen met een ernstige en meervoudige problematiek moet er met de invoering van de nieuwe wet een meer passend en ook samenhangend aanbod komen. Uiteraard is alleen een verandering van regelgeving onvoldoende om dit te realiseren. Het vraagt om inspanningen van de verschillende deelsectoren om dit ook in de praktijk vorm te geven.

In Zuid-Holland wordt op dit moment een pilot voorbereid om, in een samenwerking tussen de gesubsidieerde jeugdzorg en de kinder- en jeugdpsychiatrie, te komen tot een gesloten vorm van opvang voor jonge kinderen, want dat kan gewoonweg nodig zijn. In deze pilot wordt bezien op welke wijze dit gesloten karakter binnen de wettelijke kaders valt te organiseren. Het betreft het bieden van hulp op maat aan jonge kinderen. Ik denk dat in de casus zoals mevrouw Lambrechts die schetste, dit soort van opvang een passend aanbod zou kunnen bieden. Ik zeg graag toe dat wij daar met elkaar, als de Kamer er behoefte aan heeft, op een ander moment wat breder op in kunnen gaan, want het is een buitengewoon lastige problematiek waarvan ik vind dat wij die echt moeten zien te tackelen.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Ik begrijp het nog niet helemaal, nu ik dit zo hoor. Ik vind het heel belangrijk te weten dat dit meisje weggaat uit de jeugdgevangenis, waar zij in een betonnen celletje zit met een ontluchtingsgat, waar zij een paar keer wordt gelucht en waar zij geen onderwijs krijgt. Ik wil dat zij naar een plek gaat waar zij wel onderwijs krijgt, normaal bezoek kan ontvangen en niet gevisiteerd hoeft te worden, en met haar overigens anderen die in een soortgelijke situatie zitten.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Ik zal er persoonlijk op toezien dat wij bekijken hoe de situatie van het meisje op dit moment is. Ik wil ook graag weten hoeveel jongeren op dit moment in een situatie zouden verkeren die niet aansluit op hun daadwerkelijke behoefte. Dan kunnen wij kijken wat wij eventueel zouden kunnen doen om vanuit het aanbod dat er daadwerkelijk is, deze kinderen wel een goede omgeving te bieden. Dat zeg ik derhalve toe.

Voorzitter. De heer Nawijn vroeg mij of mij een bericht van de VNG bekend was dat men liever landelijke jeugdorganisaties heeft op lokaal niveau dan een versnippering. Ik weet daar niet van; ik zal dit bericht dan nog wel te zien krijgen.

Ik kom vervolgens bij de moties. De motie van mevrouw Smits, op stuk nr. 76, vraagt mij om concrete en kwantitatieve doelstellingen te formuleren met betrekking tot een aantal categorieën mensen in de AWBZ. Ik zeg te dien aanzien toe dat ik deze vraag zal betrekken bij het jaarbeeld zorg. Het is niet onproblematisch om dit goed in beeld te brengen, maar ik zal proberen het zo goed mogelijk te doen. Ik wijs erop dat de motie-Wilders is uitgevoerd. Ik weet nog dat ik een compliment heb gekregen in het algemeen overleg, daar waar het betrof kwantitatieve doelstellingen die neergelegd zijn in de stukken van VWS met betrekking tot de care; daar hebben wij kwantitatieve doelstellingen. Ik zal proberen het zo goed te doen dat hierover duidelijkheid komt in het jaarbeeld zorg.

Mevrouw Smits (PvdA):

In het jaarbeeld zorg dat wij nu behandelen, zien wij dat de wachttijden oplopen. Daarvoor is geen verklaring gegeven. Wij hebben daarover vragen gesteld bij het begrotingsonderzoek. Ik vind het prettig dat de staatssecretaris toezegt dat zij daarop terugkomt, maar niet in de nieuwe ronde want dan moeten wij een jaar wachten. Dat duurt mij te lang; het kan echt sneller.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

In het AO over de modernisering van de AWBZ hebben wij hierover gesproken. Ik heb aangegeven dat er functiegericht geïndiceerd gaat worden. Dat heeft een tijdelijke toename van de wachttijden te zien gegeven, maar die lopen nu weer terug. Ik zal bekijken of ik mevrouw Smits kan laten zien hoe dit beeld zich ontwikkelt. Een en ander heeft ook te maken met de voortgang in het moderniseringsproces.

Mevrouw Smits (PvdA):

Dat lijkt mij een goede toezegging want dan krijgen wij de informatie sneller. Het gaat mij echter niet om alles wat bij de indicatiestelling aan de orde is. Mensen wachten méér dan een jaar op dagbesteding, méér dan een jaar op wonen. Daar gaat het mij om! Ik begrijp de technische problemen wel maar daarvan wil ik een overzicht.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Ik zal proberen mevrouw Smits aan te geven hoeveel mensen zo lang moeten wachten. Dat beeld kan ik hier nu niet schetsen. Het lijk mij goed daarop terug te komen als wij weer overleggen over de AWBZ. Dan kunnen wij met elkaar een politiek oordeel vormen.

Met haar motie op stuk nr. 78 verzoekt mevrouw Timmer mij de werkdrukmiddelen te behouden. Ik moet aanvaarding van deze motie ontraden omdat er geen dekking voor is.

De motie op stuk nr. 80 verzoekt ons onderzoek te laten doen naar het preventieve effect van welzijnsvoorzieningen. Wij hebben dat onderwerp ruimschoots gewisseld in mijn eerste termijn. Ik heb hierover een brief toegezegd voordat het debat over de Wet op de maatschappelijke zorg zal plaatsvinden. Ik zie op dit moment geen noodzaak tot nieuw onderzoek. Vanuit reeds gedane onderzoeken wil ik u wel zoveel mogelijk inzicht geven in de effecten, zodat u die kunt meenemen in het debat.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Volgens mij is dekking voor het behoud van de werkdrukmiddelen er wel. Het bedrag in de VWS-begroting is vele malen hoger. Er wordt 140 mln nagestreefd en niet de opgenomen 220 mln. Ik acht het van groot belang dat die werkdrukmiddelen behouden blijven.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Dat is mij duidelijk. In het debat met de minister is al gewisseld wat wij doen voor het geval dat er sprake is van mééropbrengsten doordat ramingen uiteenlopen. Zoals u weet, komen wij in de AWBZ ongeveer 400 mln te kort, dus alle eventuele meeropbrengsten kunnen niet zomaar voor iets anders worden ingezet. Wij zullen die echt moeten gebruiken om de ontstane gaten te dichten. Ik zie uw punt, mevrouw Timmer, maar wat mij betreft is er geen dekking voor uw voorstel.

In de motie op stuk nr. 84 van mevrouw Vietsch c.s. wordt de regering gevraagd, ervoor zorg te dragen dat binnen jaar twee jaar geen slaapkamer in een zorginstelling door méér dan vier mensen gedeeld wordt. Ik vind dit een buitengewoon sympathiek streven. Ik ben met mevrouw Vietsch van opvatting dat het uit een oogpunt van privacy nodig is dat er geen grote kamers zijn die met veel mensen gedeeld moeten worden. Ik heb reeds toegezegd dat ik mij buitengewoon zal inspannen om ervoor te zorgen dat instellingen plannen indienen om aan dergelijke situaties een einde te maken, zeker die instellingen waar de situatie op dit moment zeer knellend is. Er zijn instellingen die nog geen plannen hebben ingediend. Als ik echter moet garanderen dat binnen twee jaar geen slaapkamer door méér dan vier mensen gedeeld wordt, kan dat consequenties hebben voor de mensen waarvoor op dat moment nog geen oplossing gevonden is. Zij moeten dan misschien uit het verpleeghuis en andere mensen moeten misschien langer op de wachtlijst blijven staan. Ik zeg u echter toe dat ik mijn uiterste best zal doen en u zal informeren over de voortgang. De motie is zeer sympathiek, maar is praktisch niet te realiseren en brengt misschien negatieve gevolgen mee.

In de motie op stuk nr. 85 wordt de regering verzocht het tijdschrijven af te schaffen en de eigen bijdrage op basis van het overeengekomen zorgplan te laten berekenen. Het zorgplan zegt niets over de daadwerkelijk geleverde uren zorg. Het tijdschrijven hoeft wat mij betreft geen probleem te zijn, omdat wij daarvoor ook de elektronica heel goed kunnen benutten. Er zijn buitengewoon goede voorbeelden van. Ik zeg graag toe dat ik deze discussie zal koppelen aan het plan om alle eigen bijdragen te harmoniseren en daarvoor een fiscale regeling te treffen. Die discussie is in gang. Ik zal uw verzoek daarbij betrekken.

De motie op stuk nr. 86 verzoekt de regering overgangsmaatregelen te treffen, zodat de zorgkantoren bij de invoering van de nieuwe algemene zorgverzekering per 1 januari 2006 opgeheven kunnen worden. Wij hebben de richting al eens eerder besproken in een overleg. Ik vind de denkrichting interessant. Wij moeten bekijken in hoeverre er op dat moment politiek draagvlak voor bestaat, want het gaat natuurlijk om zorgvuldigheid. Als ik nu moet regelen dat men per 1 januari 2006 daadwerkelijk zover is, dan gaat dat waarschijnlijk op in een wat mij betreft onaanvaardbare chaos. Dan is het al "alle hens aan dek" aan de andere kant van het stelsel. Stelt u zich voor dat de AWBZ op dat moment ook gelijk moet worden ingevlochten in het nieuwe zorgstelsel. Ik denk dat het wat meer tijd nodig heeft. Ik ondersteun de gedachte om daarnaar onderzoek te doen en u daarover te berichten, maar ik heb er nu nog geen beeld van hoe het zal gaan op het terrein van zorginkoop: is dat allemaal al adequaat gegarandeerd, gaat het allemaal lukken bij de afzonderlijke verzekeraars? Ik wil u dat toch eerst kunnen voorleggen.

Mevrouw Vietsch (CDA):

De staatssecretaris zegt "meer tijd". Hoeveel tijd?

De voorzitter:

Goed zo, mevrouw Vietsch. Dat is een korte interruptie.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Ik zal u zo spoedig mogelijk doen weten wat de problematiek is en wat de eventuele kansen zijn op het terrein van het invlechten van de AWBZ in het nieuwe zorgstelsel. Dat vereist een bredere benadering van deze problematiek, want het gaat over de hele AWBZ. U moet daarover tijdig kunnen oordelen, maar het zal toch een aantal maanden in beslag nemen voordat er een degelijke brief ligt.

Ik ontraad aanneming van de motie op stuk nr. 87 van mevrouw Kant. Ik ben het gewoon niet eens met de dekking die zij aangeeft.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 88. Wij hebben het gehad over dak- en thuislozen. Ik heb al aangegeven dat ik de denkrichting van mevrouw Kant kan volgen dat deze mensen goede ondersteuning en zorg nodig hebben. Het lijkt mij evenwel verstandig dat wij dit bij de Wet maatschappelijke zorg betrekken en niet op dit moment een zorgplicht invoeren. Dat heb ik haar in eerste termijn al gezegd, dus dat weet zij van mij.

De motie op stuk nr. 89 is een prettige voor de regering, want die laat ik uiteraard over aan de Kamer zelf. Daar ga ik niet over.

De voorzitter:

Wellicht is het beter dat de motie op stuk nr. 89 wordt vervat in een brief aan het Presidium conform de afspraken dat er een uitvoerige toelichting komt bij de noodzaak. Ik geef mevrouw Kant in overweging deze motie in te trekken en te veranderen in een brief. Ik zie dat zij knikt.

Aangezien de motie-Kant op stuk nr. 89 is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

De motie op stuk nr. 93 van de leden Schippers en Lambrechts vraagt de regering te bewerkstelligen dat zwangere vrouwen informatie krijgen met alle afwegingen die daarbij kunnen worden gemaakt. Ik beschouw deze motie als een ondersteuning van het beleid. Wij hebben hierover in eerste termijn uitgebreid van gedachten gewisseld.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 95. Ik heb gezegd dat ik u erover wil informeren hoe ik met de zorgvernieuwingsgelden denk om te gaan. Ik merk nog op dat wij bij de functionele bekostiging natuurlijk geen bekostiging meer kennen van instellingen, wel van functies. Ik zal bezien hoe wij kunnen omgaan met de wens van de Kamer en zal u dat in de brief vertellen.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Ik ben er net ook op aangesproken. Toen verwees u hiernaar. U zegt dat, als de gelden niet worden benut, de 100 mln extra productie, u die opnieuw wilt aanwenden voor zorgvernieuwing. Dat vind ik een ontzettend goed plan; dat ondersteun ik. In uw eigen begroting heeft u wat betreft het potje zorgvernieuwing wel onderscheid gemaakt tussen verpleging en verzorging, thuiszorg, zorg voor verstandelijk gehandicapten en de GGZ. Ik roep u in de motie op om dat in stand te houden.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Ik heb mevrouw Van Miltenburg heel goed begrepen. Ik zal ook proberen zo goed mogelijk duidelijk te maken hoe mijns inziens het beste met die 100 mln zou kunnen worden omgegaan. Overigens is die 100 mln niet alleen gereserveerd voor de thuiszorg maar kan deze AWBZ-breed worden ingezet. Ik zal de Kamer daarover in ieder geval berichten. Waar het gaat om het uitgangspunt van één pot, constateer ik dat wij wat van opvatting verschillen. Ik zal wel proberen u allen hierin zodanig tegemoet te komen dat ik zoveel mogelijk draagvlak in de Kamer kan verkrijgen op dit punt.

De motie op stuk nr. 96 verzoekt de regering om de RIO's actief te stimuleren om te mandateren. Het geldt mijns inziens breder dan alleen de RIO's. Ik wil niet onnodig veel administratieve lasten veroorzaken door een maatregel in te stellen. Derhalve zal ik de Kamer bij brief informeren over standaardisering en mandatering.

Dan de motie op stuk nr. 99 van mevrouw Lambrechts. Het volgend jaar komt er een onderzoek naar het kwaliteitsniveau van verpleeghuizen. Het lijkt mij goed dat de inspectie daarover dan rapporteert. Overigens merk ik op dat het niet aan mij is om te waarborgen dat de zorg voor cliënten/patiënten ten minste op het huidige niveau blijft.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Maar u bent toch ook verantwoordelijk voor de kwaliteit?

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Wij hebben gisteren al uitgebreid gedebatteerd over de vraag wie verantwoordelijk is voor kwaliteit en voor toezicht. Ik ben uiteraard verantwoordelijk voor toezicht. De kwaliteit in de instellingen zelf moet gewaarborgd worden door degenen die verantwoordelijk zijn in die instellingen. Het lijkt mij niet goed om dit debat hier helemaal over te doen. Wellicht is het nuttig dat mevrouw Tonkens mijn bijdrage hierover in eerste termijn nog eens naleest, zodat wij er wellicht op een ander moment nog een fundamenteel debat over kunnen voeren.

De motie op stuk nr. 100 van mevrouw Lambrechts gaat over zorgvernieuwingscriteria. Zo-even heb ik al tegen mevrouw Van Miltenburg gezegd dat de benutting van de desbetreffende 100 mln geclausuleerd is tot zorgvernieuwing. Overigens ben ik graag bereid het verzoek in de motie te betrekken bij de eerder door mij toegezegde brief over de zorgvernieuwingsgelden.

In de motie op stuk nr. 101 wordt de regering verzocht om eenduidige en toetsbare kwaliteitscriteria voor te operationaliseren zorg te laten formuleren die voortvloeien uit de zeven functies waarop de functiegerichte bekostiging zich richt. Het is praktisch gezien nogal lastig om die motie uit te voeren als het gaat om kwaliteitseisen die zouden voortvloeien uit de functies. Mij lijkt het het beste dat wij deze kwestie bespreken in het kader van de evaluatie van de Kwaliteitswet die medio 2004 is voorzien. Wanneer over die evaluatie een brief naar de Kamer gestuurd wordt, zal ik dat aspect daarbij in ieder geval betrekken.

Dan de motie op stuk nr. 102, waarin verzocht wordt het advies van de Gezondheidsraad over prenatale screening volledig te volgen. Ik kan mij voorstellen dat er hier woordvoerders zijn die de behoefte voelen om dit in hun fractie nader te bediscussiëren, juist daar het een uitgebreid en ingewikkeld onderwerp betreft. Het gaat om iets wat een dieper debat vraagt. Ik denk dat een aantal fracties tijd nodig heeft om allerlei afwegingen te maken, met het oog op de consequenties van de nieuwe gentests die er zijn. Ik heb aangenomen dat er behoefte is om mij in een AO over dit onderwerp te bevragen. Ik zou willen vragen om de motie aan te houden tot na dat AO, omdat ik het gevoel heb dat pas zichtbaar is hoe het draagvlak is, als de discussie diepgaand is gevoerd. Het zou mijzelf een onbevredigend gevoel geven als het hiermee gedaan zou zijn, want het is buitengewoon ingewikkeld.

Als mij wordt gevraagd om daarover in een AO te spreken, zal ik tevens aangeven wat de uitvoeringskosten van deze motie zijn. Kort gezegd denk ik dat deze minimaal 13 mln euro zijn, maar dat zeg ik min of meer uit de losse pols berekenend wat het zou moeten kosten. Ik denk dat het goed is als dat bij de afweging kan worden betrokken.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Dat laatste was niet de bedoeling, want dat was niet de insteek bij het debat, tot nu toe ook niet van u. Ik zal dat andere overwegen en daarover overleggen in de fractie. De inzet is een duidelijk standpunt van de fracties van D66 en VVD. Ik kom er nog op terug.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Dat zou ik prettig vinden. Dit zijn fundamentele debatten, waarvoor wij zoveel mogelijk draagvlak in de samenleving moeten vinden, omdat het zo moeilijk ligt.

De motie op stuk nr. 104 van mevrouw Tonkens en anderen zal ik meenemen bij de kwaliteitsbrief over de care medio 2004.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Dat vind ik toch een beetje laat. Het gaat over een motie die drie jaar geleden is ingediend. U hebt geantwoord dat u dit al doet en dat het gaat om een uitbreiding. In de motie wordt gevraagd om een plan van aanpak voor kwaliteit en dat is wat anders dan kwantiteit, zoals u weet.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Ja, dat heb ik ook ruimschoots betoogd. Als wij het dan toch hebben over kwaliteit, vind ik dat wij het debat niet versnipperd moeten voeren. Er ligt al een kwaliteitsbrief vanaf december vorig jaar die niet is besproken met de Kamer, omdat deze ter kennisname is aangenomen. Wij hadden die discussie misschien iets eerder kunnen voeren. Nu komt er weer een kwaliteitsbrief over de care. Ik vind het jammer om deze groep daarvan te isoleren. Het lijkt mij logischer om het met elkaar te behandelen, wanneer wij die evaluatie hebben.

Over de motie op stuk nr. 105 over de emancipatie-effectrapportage heb ik in eerste termijn al tegen mevrouw Tonkens gezegd dat deze aan de orde komt bij de Wet maatschappelijke zorg.

In de motie op stuk nr. 107 wordt verzocht om 10 mln van de RIO's over te hevelen naar maatschappelijke opvang en vrouwenopvang. Dat wil ik niet doen. Ik vind dat de RIO's uitstekend werk doen. Er komt extra geld voor vrouwenopvang en maatschappelijke opvang.

De motie op stuk nr. 109 verzoekt om de resultaten van het leefwensenonderzoek openbaar te maken. Dit wil ik bij de bespreking van de kwaliteitsbrief over de care, medio 2004, bespreken. Dat is buitengewoon belangrijk voor kwaliteit.

In de motie op stuk nr. 110 wordt de regering verzocht zo spoedig mogelijk met een plan van aanpak te komen voor structurele daderhulpverlening. Ik denk dat dit aan de orde is bij het AO over de brief maatschappelijke opvang, dus ik geef hier liever geen gehoor aan. Dat laat ik liever wachten.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

U zegt dat een emancipatie-effectrapportage bij de WMZ niet nodig is, maar het idee van een emancipatie-effectrapportage is om deze tijdig te doen, zodat deze tegelijk met de wet behandeld kan worden, dus dit is het moment.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Wij zullen nog spreken over de contouren van de wet. Dan kunt u naar voren brengen wat er volgens u met de uitvoering gepaard moet gaan, dan kunnen wij dat op dat moment afwegen.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij aan het einde gekomen van de tweede termijn. Bij de regeling van werkzaamheden is besloten dat er nog een derde termijn komt, nadat er een algemeen overleg is geweest over twee ingekomen brieven van Sociale Zaken en VWS. Ik wijs de leden en de woordvoerders van de vaste commissies voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Financiën en VWS erop dat om 16.30 uur in de Suze Groenewegzaal een extra procedurevergadering wordt gehouden over dat AO, waarna de derde termijn kan worden gehouden.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven