Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met wijziging van aan buitenslands gediplomeerden te stellen eisen (buitenslands gediplomeerden) (28456).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Wilders (VVD):

Voorzitter. Met dit wetsvoorstel wordt de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, de zogenaamde Wet BIG, gewijzigd. Dit geschiedt mede door de noodzaak om een Europese richtlijn te implementeren, waardoor bij de afgifte van een verklaring van vakbekwaamheid niet alleen het in het buitenland verkregen getuigschrift wordt beoordeeld, maar ook de reeds opgedane beroepservaring en de gevolgde na- en bijscholing bij de beoordeling wordt meegewogen. Mijn fractie kan hiermee instemmen.

De enige reden waarom ik dit oorspronkelijk als hamerstuk geagendeerde wetje niet zomaar wil laten passeren, is dat ik meer helderheid wil krijgen op een enkel punt. In het oorspronkelijke wetsvoorstel zat namelijk een koppeling tussen de aanvraag van een BIG-registratie en het rechtmatig verblijf in Nederland. In het persbericht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 oktober 2001 – ik geef toe, dit is alweer anderhalf jaar geleden – werd als enige punt gemeld dat de ministerraad die dag akkoord was gegaan met het voorstel van de toenmalige minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mevrouw Borst, om de Wet BIG zo te wijzigen, dat aanvragen van buitenlandse artsen en tandartsen om in Nederland hun vak uit te oefenen alleen nog maar werden behandeld als zij een geldige, rechtmatige verblijfsstatus hadden. Dit, aldus het persbericht van de toenmalige bewindspersoon, omdat mensen aan het doorlopen van de procedure rond de erkenning van hun diploma vaak ten onrechte het idee zouden ontlenen dat een verklaring van hun bekwaamheid zou leiden tot een geldige verblijfsstatus.

Deze koppeling tussen de BIG-registratie en het rechtmatig verblijf in Nederland is nu ineens uit het wetsvoorstel gehaald. In de schriftelijke voorbereiding geeft de regering aan dat dit is gebeurd op grond van kritiek van de Raad van State. Dit adviesorgaan gaf aan dat anders een situatie zou ontstaan waarin men van het kastje naar de muur werd gestuurd, in de zin dat men voor een BIG-registratie een verblijfsvergunning nodig heeft, maar voor een verblijfsvergunning een BIG-registratie. Dit kan volgens de regering worden opgelost door werkafspraken te maken tussen het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het ministerie van Justitie, tussen, laten wij zeggen, de BIG-kant en de Immigratie- en naturalisatiedienst. Waarom is dat niet gebeurd? Kan de staatssecretaris inzichtelijk maken dat de werklast die door die werkafspraken zou ontstaan meer is dan aan werklast zou worden bespaard indien men geen onderzoek meer zou doen naar de vakbekwaamheid van kanslozen? Men weet immers vast van tevoren dat die mensen toch geen BIG-registratie krijgen. Ik ben ervan overtuigd, de staatssecretaris kennende, dat ook zij wil voorkomen dat bij mensen die een verzoek tot een BIG-registratie indienen, ongegronde verwachtingen worden gewekt als het gaat om hun verblijfstatus. Ook zij zal niet willen dat bij mensen ten onrechte de verwachting wordt gewekt dat alleen het indienen van een verzoek tot BIG-registratie de kansen op een verblijfstatus vergroot.

Ik heb, toen ik dat zag, overwogen om het wetsvoorstel terug te amenderen naar de oorspronkelijke staat, zoals het eruit zag voordat het advies van de Raad van State was uitgebracht. Ik heb mij echter door ambtenaren van het departement, die er veel verstand van hebben, laten vertellen dat mensen die de BIG-procedure zouden kunnen misbruiken voor hun verblijfstatus – bijvoorbeeld asielzoekers – in de praktijk nooit in aanmerking komen voor een BIG-registratie, omdat diploma's uit landen als Somalië of Afghanistan nimmer direct worden erkend vanwege het te lage niveau van vakbekwaamheid. Is dit correct? Komt hier geen verandering in nu wij door de implementatie van die richtlijn naast dat diploma ook de opgedane beroepservaring moeten laten meewegen bij de beoordeling van vakbekwaamheid? Is het overigens waar dat in het verleden een rechterlijke uitspraak is gedaan, waarbij het enkele feit dat men een verzoek tot een BIG-registratie had ingediend, voldoende reden was om op z'n minst de asielprocedure af te mogen wachten. Als ik goed ben geïnformeerd, heeft men in dat speciale geval noch de registratie noch de verblijfsvergunning gekregen, maar heeft het uiteindelijk toch geleid tot het rekken van de procedure vanwege de aanvraag voor verblijf in het kader van de BIG-registratie. Kan de staatssecretaris helder aangeven dat dit een eenmalige uitspraak was zonder precedentwerking?

Als er in de praktijk geen problemen meer zijn en er feitelijk dus geen BIG-registraties plaatsvinden van mensen zonder rechtmatige verblijfsvergunning, is dat winst. Ik wil als liberaal dan ook zeker geen wijzigingsvoorstellen indienen, want wij moeten geen onnodige wetgeving en amendementen in dit huis behandelen en indienen. Ik vraag de staatssecretaris wel of zij met de verantwoordelijke bewindspersoon van Justitie wil overleggen over de eventuele risico's die aan de nu voorgestelde procedure kleven. Zijn er nog mazen, waardoor oneigenlijk gebruik toch mogelijk is? Het betreft niet alleen de portefeuille van de staatssecretaris, maar ook die van haar ambtgenoot van Justitie. Wil zij daarover overleggen? Dit hoeft overigens de implementatie van deze richtlijn in het wetsvoorstel niet tegen te houden. Wil de staatssecretaris voor het zomerreces de Kamer over haar bevindingen informeren? Kan ook onderzocht worden of in het bestand van het huidige BIG-register überhaupt registraties voorkomen van mensen zonder rechtmatige verblijfstitel?

De heer Buijs (CDA):

Voorzitter. Ik kan heel kort zijn. Wij gaan akkoord met deze wetswijziging. Ik zag dat de heer Wilders zich had ingeschreven voor dit debat en ik bedacht toen dat ik ook nog wel iets wilde zeggen, niet zozeer over de inhoud van het wetsvoorstel, als wel over de vertaling ervan in de praktijk. Wij kunnen alles prachtig op papier zetten, maar wat zijn de praktische gevolgen? Met de wetenschap van vandaag moeten wij vaststellen dat 2500 buitenlanders met een verblijfsvergunning die een medische opleiding hebben gevolgd, grotendeels nog steeds tussen wal en schip terechtkomen. Zij eindigen vaak achter de kassa bij een groot winkelbedrijf, omdat zij moeilijk de weg weten te vinden. Structurering van de diploma's is nuttig, maar toch mist men de toeleiding naar de arbeidsmarkt, de praktische vertaling. Ik wil onder de aandacht van de staatssecretaris brengen dat de ontwikkeling van een systeem van diploma-erkenning prachtig is, maar dat nog belangrijker de wijze is waarop men uiteindelijk aan het werk komt. Ik weet overigens dat de staatssecretaris zeer actief is geweest. Zij heeft 26 maart in de Jaarbeurs een invitational conference bijgewoond, waarover ook een verslag is verschenen. Zij heeft een oproep gedaan aan de Commissie buitenslands gediplomeerden volksgezondheid, inclusief de diverse artsen- en verpleegkundigenorganisaties. Ook heeft het departement een prachtige brochure uitgegeven waarin in allerlei talen uiteen wordt gezet hoe om te gaan met een buitenlands diploma, maar toch missen wij nog wat.

Als je al die papieren op zakt hebt, moet je nog maar zien dat je aan een stageplaats komt. Je moet ook nog maar zien of je op een zeker moment actief een arbeidsplaats in de medische sector kan verwerven. Dat is een moeilijk te nemen hobbel. Ik heb enkele maanden geleden in het AMC een bijeenkomst bijgewoond over een interessant project van SIBIO, de Stichting interculturele bedrijfsaspecten en intercultureel ondernemerschap, opgericht in 1997 door VNO-NCW. Zij heeft samen met de stichting Maatwerk een uniek project opgezet ten behoeve van deze groep buitenlandse (para)medici. In een studietraject, inclusief taalcursussen en stageplaatsen, van twee jaar kan men kennismaken met de Nederlandse cultuur en gewoonten. Na die twee jaar is men volledig inzetbaar in ons medische circuit. Gegeven het initiatief in Amsterdam en ook andere activiteiten die de staatssecretaris zelf heeft ondernomen, verzoek ik haar om juist over de praktische vertaling van de diploma's nog eens contact op te nemen met onder andere SIBIO, de stichting Maatwerk en de Commissie buitenslands gediplomeerden volksgezondheid om na te gaan of een landelijk dekkend netwerk kan worden opgezet. Ik krijg graag die toezegging. Ik krijg op dat punt dus graag een toezegging.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Timmer, die haar maidenspeech zal houden.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. In deze roerige tijden een maidenspeech houden over de Wet BIG; de wetenschap dat ik niet geïnterrumpeerd zal worden, is erg uitnodigend, maar ik zal mij toch houden aan datgene wat op de agenda staat. De Wet BIG gaat mij aan het hart, omdat deze wet zowel de kwaliteit van de zorg als de rechten en plichten van werkers in de zorg omvat. De voorliggende wijziging van de Wet BIG betreft een uitbreiding van de mogelijkheid voor buitenlandse beroepsbeoefenaren om in Nederland in de zorg te werken. Met de huidige tekorten in de zorg dient er natuurlijk alles aan gedaan te worden om extra krachten te werven. Natuurlijk moet dat in de eerste plaats gebeuren door actieve werving van bijvoorbeeld herintreders in Nederland en de EU. Mijn fractie heeft hier al eerder moties over ingediend. Ik denk dat wij aan buitenlandse werkers in de zorg alleen kwaliteitseisen kunnen stellen; wij moeten vooral geen extra bureaucratische of financiële drempels opwerpen.

In de memorie van toelichting staat dat het doel van deze wetswijziging is om de wet aan te passen aan de al bestaande praktijk. Ik vraag mij echter ernstig af hoe die praktijk er nu uitziet. Ik heb bijvoorbeeld een brief gekregen die is gedateerd op 16 januari 2003. Een arts uit Oekraïne, internist, gepromoveerd, gespecialiseerd als gastro-enteroloog, twee jaar in Nederland onder supervisie tot volle tevredenheid gewerkt, krijgt toch geen BIG-registratie. Stages, supervisie en opleiding bleven immers buiten beschouwing. Inderdaad, de twee jaar werken onder supervisie werden aangeraden door de KNMG, dus waarschijnlijk buiten de commissie om. Wij zouden toch kijken naar de praktijk, ervaring en opleiding en ophouden met de bureaucratie? Mijn belangrijkste vraag aan de staatssecretaris is dus: is zij ervan overtuigd dat op dit moment iedereen met kwaliteit die in Nederland in de zorg wil werken, daar ook de mogelijkheid toe heeft of krijgt? Zo nee, welke stappen worden dan ondernomen om dat wel voor elkaar te krijgen en wanneer denkt de staatssecretaris die overtuiging dan wel te hebben?

Naast deze dringende vraag heb ik drie andere vragen. De kosten voor kennis en vaardigheidstoetsen liggen op dit moment bij de aanvrager. Dit kan een bezwaar zijn voor buitenlandse gediplomeerden. Het zou raar zijn als wij met de huidige tekorten aan personeel in de zorg het inzetten van goede krachten beletten door deze relatief kleine bedragen. Is er iets bekend over het aantal mensen dat vanwege die kosten afhaakt? Waarom betalen instellingen hier niet aan mee? Zou hier bijvoorbeeld wachtlijstgeld voor ingezet kunnen worden? Wat dat wachtlijstgeld betreft, verwijs ik naar een motie die is ingediend door collega Arib. Zijn er bijvoorbeeld mogelijkheden voor een renteloze lening met terugbetaling bij dienstverband? Wij hebben gevraagd om een overzicht. In de nota naar aanleiding van het verslag wordt aangegeven hoeveel aanvragen zijn gehonoreerd en hoeveel er zijn afgewezen. Wij hebben ook gevraagd hoe lang er over een beslissing betreffende een aanvraag is gedaan; daar hebben wij tot nu toe nog geen antwoord op gekregen. Verder valt op dat een flink aantal aanvragen is afgewezen. Zijn er aanvragen niet in behandeling genomen omdat de vergaderfrequentie van de commissie dat niet toeliet?

Er bestaat geen verband tussen de afgifte van een verklaring van vakbekwaamheid en de verblijfstatus. Erkenning van een diploma is geen grond voor een verblijfstatus. De vraag is echter wat zwaarder weegt: de angst dat iemand een verklaring van vakbekwaamheid krijgt terwijl hij nog geen verblijfsvergunning heeft of het feit dat bij de huidige schaarste van personeel in de zorg vluchtelingen de mogelijkheid hebben om, zodra zij wel een verblijfstatus hebben, heel snel in de zorg aan het werk te kunnen. De PvdA-fractie blijft ervoor pleiten dat de mogelijkheden voor het verrichten van werk door asielzoekers die nog in procedure zijn, worden uitgebreid. Werken kan immers de integratie bevorderen. De mogelijkheid bestaat om de inkomsten uit arbeid te korten volgens de Regeling eigen bijdrage asielzoekers met inkomsten en vermogen. Daarmee kunnen asielzoekers een bijdrage leveren in de kosten van de opvang in Nederland. Wij steunen daarbij het uitgangspunt dat uitgesloten moet worden dat asielzoekers door het verrichten van arbeid rechten opbouwen die zich niet verhouden tot hun verblijfsrechtelijke situatie. Is het mogelijk om asielzoekers in de zorg te laten werken? In hoeverre gebeurt dit al?

Wij praten vandaag over een klein onderdeel van de Wet BIG. Er moet nog veel gebeuren. Kwaliteit en voldoende werkers in de zorg blijven immers altijd belangrijk.

De voorzitter:

Ik feliciteer u met uw maidenspeech. Ik schors de vergadering om uw fractiegenoten en mede-Kamerleden in de gelegenheid te stellen u te feliciteren.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Voorzitter. Ik feliciteer mevrouw Timmer van harte met haar veelbelovende maidenspeech. Wij zullen ongetwijfeld nog veel interessante betogen van haar horen en ik hoop dan ook maar dat zij veel woordvoerderschappen met mij gemeen heeft. Dat is heel goed mogelijk, want ik heb er erg veel. Vandaag mag ik spreken over apen en biggen!

Voorzitter. Wij zijn erg blij met de voorliggende win-winwet. Er is een groot tekort aan mensen in de zorg, terwijl er tegelijkertijd 2500 mensen uit het buitenland met de vereiste diploma's zijn die zitten te duimendraaien. Sommigen van hen raken zelfs in een depressie omdat zij niet aan het werk kunnen. De formele diploma-erkenning blijkt toch niet zo goed te werken en de voorgestelde wetswijziging is weer een kleine stap in de goede richting.

Er doen zich echter toch wel wat problemen voor bij het opvullen van het tekort aan mensen in de zorg door mensen uit het buitenland die hier zitten te duimendraaien. Ik hoop dat de staatssecretaris wil meedenken over de manier waarop die problemen het beste kunnen worden opgelost.

Tijdens de conferentie op 26 maart jl., waar de staatssecretaris ook aanwezig was, is gevraagd om een meer actieve rol van het ministerie van VWS wat betreft de coördinatie in het kader van de nieuwe toelatingsprocedure. Neemt de staatssecretaris inderdaad een initiatief op dit punt? Er doen zich problemen voor in de sfeer van de afstemming en de harmonisatie van verschillende toelatingsprocedures. Onderwijsinstituten hanteren verschillende procedures en dat is erg verwarrend. Ik hoop dat het ministerie hier een taak voor zich ziet weggelegd. Verder stel ik de vraag of er wel voldoende middelen zijn of dat er extra middelen moeten komen.

De staatssecretaris weet dat de centrale regie in het kader van de plaatsing ook een knelpunt vormt. Het UAF pleit voor zo'n centrale regie. Hoe oordeelt zij hierover?

Het meest prangende punt voor ons is de studiefinanciering. Nu gaat het ministerie van OCW hier in de eerste plaats over, maar ziet de staatssecretaris hier ook een aanjaagfunctie voor zichzelf weggelegd? Mensen die ouder zijn dan 30 jaar, hebben geen recht meer op studiefinanciering. Dat is een groot probleem, want tegen de tijd dat zij na al hun inburgeringsactiviteiten eindelijk aan studeren toe zijn, zijn zij te oud om nog in aanmerking te komen voor studiefinanciering. Wij vinden dat zij daarvoor wel in aanmerking moeten komen. Wat vindt de staatssecretaris hiervan?

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Voorzitter. Ook ik wil mevrouw Timmer graag feliciteren met haar maidenspeech. Ik hoop dat zij nog heel wat debatten zal meemaken. Dit is een heel leuk onderwerp om je maidenspeech over te houden, zeker als je er enige betrokkenheid bij hebt en die daarin kwijt kunt. Wij staan sympathiek tegenover dit wetsvoorstel, maar voor de wetsgeschiedenis zal ik beginnen met een algemene inleiding. Het is goed dat dit de aandacht krijgt die het verdient, want het gaat over een belangrijk onderwerp en het gaat veel mensen aan.

De Wet BIG heeft als doel de bevordering en bewaking van de kwaliteit van de beroepsuitoefening in de gezondheidszorg en de bescherming van de patiënt tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen door beroepsbeoefenaren. Bij of krachtens de wet zijn hiertoe onder meer deskundigheidsgebied en opleidingseisen van de beroepsbeoefenaren geregeld. Het deskundigheidsniveau van de beroepsbeoefenaren bepaalt immers in hoge mate de kwaliteit van de gezondheidszorg. Deze deskundigheid en kwaliteit eisen we ook van beroepsbeoefenaren met een in het buitenland behaald diploma. Daarom wordt in de Wet BIG vanuit het oogpunt van de kwaliteit van de gezondheidszorg de erkenning van de buitenlandse diploma's van beroepsbeoefenaren afhankelijk gesteld van de vakbekwaamheid, het opleidingsniveau en de daarmee samenhangende deskundigheid van de buitenlandse diplomahouder. Uitgangspunt is de gelijkwaardigheid aan het opleidingsniveau in Nederland. Hoofdstuk 6 over buitenlandse gediplomeerden bevat regels voor de beoordeling van die vakbekwaamheid. In de nota naar aanleiding van het verslag ben ik naar aanleiding van de gestelde vragen uitgebreid ingegaan op de dagelijkse uitvoeringspraktijk met betrekking tot de erkenning van de diploma's in de gezondheidszorg. Kortweg komt het beleid erop neer dat de minister van VWS een vakbekwaamheidsverklaring afgeeft aan een in het buitenland gediplomeerde van wie het opleidingsniveau als gelijkwaardig of nagenoeg gelijkwaardig aan dat van een in Nederland opgeleide beroepsbeoefenaar wordt beoordeeld. Hiervoor zijn twee mogelijkheden. Op buitenslands gediplomeerden met de nationaliteit van een lidstaat van de EU, dan wel een andere overeenkomstsluitende staat, te weten het EER-gebied plus Zwitserland, die hun diploma in een van de voornoemde lidstaten hebben behaald, zijn Europese richtlijnen van toepassing. Deze richtlijnen zijn gericht op wederzijdse erkenning van diploma's, waarmee een vrij verkeer van personen en diensten mogelijk wordt gemaakt. De houder van een in die regeling opgenomen diploma, arts, tandarts, verloskundige, apotheker of verpleegkundige heeft rechtstreeks toegang tot het BIG-register.

De tweede groep bestaat uit de houders van diploma's die in derde landen zijn behaald. Dit zijn de landen die geen lidstaten zijn van de Unie en ook geen overeenkomstsluitende staat zijn. Voor deze groep diplomahouders bestaat de procedure uit individuele beoordeling van het behaalde getuigschrift op al dan niet gelijkwaardigheid aan het Nederlandse opleidingsniveau en, indien hierover positief wordt geoordeeld, het verstrekken van een verklaring van vakbekwaamheid. Op grond van het EU-recht zijn anderszins in Nederland gelijkgestelde en erkende diploma's opgenomen in de Regeling aanwijzing buitenlandse diploma's gezondheidszorg, die naar aanleiding van eerdergenoemde richtlijn 2001-19-EU werd gewijzigd in december 2002.

De thans aan de orde zijnde wetswijziging is in hoofdzaak gericht op de implementatie van de Europese richtlijn 2001-19-EU, tot wijziging van de hiervoor genoemde sectoriële richtlijnen van onder andere de arts, verpleegkundige en verloskundige en de richtlijnen van het algemene stelsel. De Wet BIG vermeldt in de relevante artikelen 41 en 45 inzake het verstrekken van een verklaring van vakbekwaamheid, uitsluitend de beoordeling van het behaalde getuigschrift. De wijziging die uit richtlijn 2001-19-EU voortvloeit, namelijk dat bij de beoordeling van de vakbekwaamheid eveneens de opgedane beroepservaring, aanvullende opleiding en bij- en nascholing dienen te worden meegewogen, is nu opgenomen. In de praktijk werd overigens de beroepservaring al meegewogen indien er sprake is van een niet gelijkwaardig getuigschrift. De wetswijziging formaliseert deze praktijk. Voor de beoordeling of aan een buiten het EER-gebied en Zwitserland gediplomeerde een verklaring van vakbekwaamheid kan worden verstrekt, kan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport advies vragen aan de Commissie buitenslands gediplomeerden volksgezondheid. Het kwam voor dat de CBGV op grond van de verstrekte gegevens twijfelde of de vakbekwaamheid gelijkwaardig, of nagenoeg gelijkwaardig, was. In een dergelijk geval werd betrokkene verzocht om de kennis- en vaardighedentoets af te leggen. Deze toets is primair bedoeld om na te gaan of iemand een niveau heeft dat al dan niet (nagenoeg) gelijkwaardig is aan het niveau van een vergelijkbare Nederlandse opleiding en dient in het Nederlands te worden afgelegd. Op dit moment zijn reeds kennis- en vaardighedentoetsen ontwikkeld voor de beroepsgroepen van artsen, verpleegkundigen, tandartsen en verloskundigen. Deze toets is een nuttig instrument gebleken en wordt in toenemende mate door de CBGV gehanteerd, met name bij de beroepsgroep artsen. Met dit wetsvoorstel komt er een wettelijke basis voor de toets. De verdere uitwerking zal plaatsvinden aan de hand van een AMvB.

De introductie in artikel 45 van de mogelijkheid om ook ingeval het getuigschrift nagenoeg gelijkwaardig is, een verklaring van vakbekwaamheid af te geven, is ingegeven door de wens om de procedures van de artikelen 41 en 45 gelijk te laten lopen. Immers, voor de artikel 34-beroepen biedt de Wet BIG nog niet de mogelijkheid om de vakbekwaamheid als nagenoeg gelijkwaardig te beoordelen, waardoor de betrokken aanvrager in ieder geval een periode onder supervisie de relevante werkzaamheden kan uitvoeren. De uitvoeringspraktijk voor artikel 3- en artikel 34-beroepen wordt hiermee met elkaar in overeenstemming gebracht.

Ik ben mij bewust van de genoemde capaciteitsproblemen in de gezondheidszorg; met name mevrouw Timmer sprak daarover. Ik hecht eraan te benadrukken dat dit onze voortdurende aandacht moet hebben. Met de voorgestelde wetswijziging worden geen onnodige belemmeringen opgeworpen bij de erkenning van diploma's. Aan de andere kant mogen capaciteitsproblemen nooit een reden zijn om het niveau van de kwaliteit van beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg neerwaarts bij te stellen. Nogmaals, de kwaliteit begint, valt en staat met de opleiding van de beroepsbeoefenaren; wij eisen van buitenlandse diplomahouders dezelfde of vergelijkbare kwaliteit als van Nederlandse diplomahouders. Het hoge niveau van onze gezondheidszorg brengt daarom met zich mee dat de buitenlandse beroepsbeoefenaar zich in veel gevallen aanvullend zal moeten scholen om eenzelfde opleidingsniveau als de in Nederland opgeleide beroepsbeoefenaar te krijgen. Daarnaast zal deze buitenlandse diplomahouder zich, ongeacht het niveau van zijn of haar opleiding, de Nederlandse taal, cultuur en structuur van de gezondheidszorg eigen moeten maken, die in de meeste gevallen anders is dan in het land van herkomst.

Deze algemene inleiding houd ik mede omdat ik proef dat deze lijn door alle woordvoerders wordt gedeeld en gewaardeerd. Het gaat er enerzijds om, mensen kansen te bieden en van hun talenten gebruik te maken wanneer zij hier rechtmatig mogen verblijven. Anderzijds moet zeer zorgvuldig worden omgegaan met de kwaliteitseisen die wij aan onze gezondheidszorg stellen.

De heer Wilders vroeg meer helderheid over de BIG-registratie en het rechtmatig verblijf. Hij wil voorkomen dat er bepaalde verwachtingen worden gewekt. Zo is het oorspronkelijke wetsvoorstel aangepast op basis van het advies van de Raad van State. Met een BIG-registratie mag inderdaad niet de verwachting worden gewekt dat men kans maakt op een verblijf in Nederland. De rechter heeft inderdaad eenmalig een uitspraak gedaan. Op dit moment zijn mij echter geen gevallen bekend waarin mensen onrechtmatig gebruik maken van de BIG-registratie, en op basis daarvan onterecht een verblijfsstatus claimen. Er moet worden voorkomen dat er onnodige bureaucratische belemmeringen worden opgeworpen en dat er tegenstrijdige regels ontstaan; er moet niet worden geprobeerd om risico's te vermijden als er niet wordt verwacht dat er iets fout zal gaan. Dat is niet wenselijk als de zaak goed loopt. Hierdoor kunnen problemen ontstaan. Ik zal minister Donner vragen of het mogelijk is om te onderzoeken of er een risico van oneigenlijk gebruik bestaat en of dergelijke risico's, als deze er zijn, aan de Kamer kunnen worden voorgelegd. Wij moeten er alert op blijven. Er kunnen zich in de praktijk problemen voor gaan doen die wij nu nog niet zien. Door monitoring van de praktijk kunnen wij onderzoeken of de regelgeving voldoende is afgestemd op de doelstellingen die wij willen bereiken. Wij zullen dit doen. Ik zal laten uitzoeken of er in het BIG-register mensen met een onrechtmatige verblijfstitel voorkomen. Ik zal de Kamer daar schriftelijk over informeren.

Ik ben het eens met de heer Buijs dat een systeem er op papier prachtig uit kan zien, maar dat de praktijk heel weerbarstig kan zijn. Ik verwacht niet dat alles er meteen mooi uitziet als wij het vandaag eens worden over de doelstellingen. Op de conferentie van de CBGV, waar veel mensen uit verschillende disciplines aanwezig waren, bleek dat er in de praktijk nog heel veel moet gebeuren. Het gaat om heel praktische problemen die mensen kunnen tegenkomen op het moment dat zij hier rechtmatig verblijven en aan de slag willen met hun talenten en hun vakbekwaamheid. Tijdens de conferentie is een aantal dilemma's geïnventariseerd, onder andere over financiering en studiefinanciering.

Ik ben blij dat wij het wetsvoorstel zo snel kunnen behandelen. Aan de andere kant is het jammer dat ik nog niet kan zeggen wat wij gaan doen met de aanbevelingen van de conferentie en welke oplossingsrichtingen er kunnen worden geboden voor de dilemma's die zijn geïnventariseerd. Ik zit dus een beetje klem. De CBGV zal binnen enkele weken een uitgebreid verslag, inclusief samenvattingen van de toespraken en de inleidingen van de conferentie, aan de aanwezige deelnemers en de betrokken ministers zenden. De commissie zal tevens vertegenwoordigers van de ministeries en de direct betrokken organisaties op korte termijn uitnodigen voor een inventarisatie van verantwoordelijkheden en het ontwerpen van een plan van aanpak ten dienste van het kabinet. Als ik meer weet over de problemen die er zijn en over de oplossingsrichtingen waaraan wordt gedacht, kan ik vertellen wat de taken van de overheid zouden kunnen zijn. Ik zou dan kunnen ingaan op de vraag wat er kan worden gedaan met SIBIO en over hoe wij denken over een landelijk dekkend netwerk.

Ik wil dit onderwerp het liefst integraal behandelen. Bovendien heb ik een voorkeur voor een brede behandeling van het onderwerp die niet alleen asielzoekers betreft, maar alle mensen die in Nederland iets met hun vakbekwaamheid willen doen. Ik wil dat voor de zomer in een integrale nota aan de Kamer voorleggen, zodat wij een goed debat over de follow-up kunnen voeren. Het lijkt mij namelijk niet handig en zorgvuldig om de Kamer stukje bij beetje met brieven te overspoelen op deelterreinen. Misschien kan mevrouw Tonkens haar motie aanhouden, al is dat volledig aan haar. Het is wellicht handiger als zij haar motie in stemming brengt naar aanleiding van een debat over wat er mogelijk is en wat er gaat gebeuren. Zij kan haar motie dan eventueel nog wijzigen.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Begrijp ik nu goed dat u vóór de zomer met een nota wilt komen, aangevende wat u gaat doen met al de aanbevelingen die op 26 maart zijn geformuleerd? Begrijp ik voorts goed dat u uitdrukkelijk ingaat op het specifieke punt van een onderzoek naar studiefinanciering voor de groep buitenlandse gediplomeerden die ouder zijn dan 30 jaar, waar onze motie om vraagt, en dat u dan zult zeggen of dit al of niet kan of moet en waarom?

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Ja, als het daarom gaat, wijs ik erop dat de integrale nota een nota zal zijn waar meerdere departementen bij betrokken zijn zoals Sociale Zaken en Onderwijs. Uiteraard zal ik proberen dat proces zo goed mogelijk te coördineren, want er moet een regie op gevoerd worden. Ik heb ook bij die conferentie gezegd dat het proces gaande moet worden gehouden en versneld. Ik weet niet hoe wij dat debat zullen voeren, maar als wij dat bijvoorbeeld in een algemeen overleg doen, is het heel goed mogelijk om daar collega's bij uit te nodigen, als het gaat om de uitwerking van specifieke problematiek. Het hoeft dan niet zo te zijn dat ik de enige spreker ben. Het is evenwel aan de Kamer om te kijken hoe dit vormgegeven kan worden. In ieder geval zal ik proberen om de zaak al zo goed mogelijk neer te leggen in een nota, in samenwerking met de andere departementen, om de Kamer te informeren.

Voorzitter. De heer Buijs wees al op SIBIO en de stichting Maatwerk en gaf aan dat dit buitengewoon goed werkt. Ik heb zelf ook een aantal schrijnende gevallen gezien, want mijn postbus en e-mail staan ook open. Je ziet dan hoe ongelooflijk fout het kan gaan en dat het heel erg helpt wanneer er mensen zijn die iemand bij de hand nemen en zorgen dat er perspectief geboden wordt. De opmerkingen van de heer Buijs neem ik graag mee in het totale plaatje, als het erom gaat hoe wij verder gaan met deze problematiek en hoe wij ervoor zorgen dat mensen daadwerkelijk geholpen worden. De opzet daarbij is dat het niet alleen blijft bij goede uitspraken die wij hier doen maar dat dit ook in concrete acties kan worden omgezet, waarbij het niet altijd de rijksoverheid is die iets zal moeten doen maar waarbij ook lokale overheden nadrukkelijk in beeld zijn, alsmede anderen die hun verantwoordelijkheid kunnen pakken.

De heer Buijs (CDA):

Ik ben helemaal tevreden met het antwoord van de staatssecretaris. In haar laatste zin zei zij al iets toe dat ik graag zou willen, namelijk de samenwerking met de grote steden. SIBIO en de stichting Maatwerk worden gefinancierd door de grote gemeente Amsterdam, maar er kunnen misschien landelijk meer grote steden zijn die dit voorbeeld zouden kunnen volgen. Wat dat betreft ben ik blij met de toezegging.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Ik volg de heer Buijs geheel in de gedachte dat je moet proberen een goed voorbeeld onder de aandacht van anderen te brengen, uiteraard met inachtneming van ieders eigen verantwoordelijkheid, want de instrumenten die mij ter beschikking staan kennen ook hun grenzen.

Mevrouw Timmer vroeg zich af hoe het nu eigenlijk zit: stages en supervisie, doet het er allemaal wel toe? Zij vroeg nadrukkelijk aandacht voor de praktijk in dit verband. Welnu, daar gaan wij wat aan doen. Natuurlijk zullen er altijd nog gevallen zijn waarbij niet alles opgelost kan worden, maar wij gaan in ieder geval ons best doen om met de follow-up van de conferentie, het advies en de uitwerking daarvan, ervoor te zorgen dat de situatie anders wordt. Ook als het erom gaat of er mensen zijn die afhaken vanwege de kosten, is dat iets waarvan ik denk dat dit in een integraal beeld van waar de problemen liggen en wat je eraan kunt doen, meegenomen kan worden. Het betreft dan de vraag of het echt zo kostbaar is, waarbij mevrouw Tonkens het met name had over de studiefinanciering.

Een actievere rol bepleitte mevrouw Tonkens voor de coördinatieprocedure. Inderdaad, er moet gecoördineerd worden en dat zal ook opgepakt worden.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

U zegt dat u ernaar gaat kijken of er mensen zijn die afhaken vanwege de kosten. Maar ik bedoel het iets preciezer: er zijn mensen die zelfs niet beginnen vanwege de kosten. Er zijn mensen die geen studiefinanciering krijgen van hun gemeente en dan niet aan een opleiding kunnen beginnen. Als u die nota maakt, zou ik willen dat u daar ook op ingaat. Dat is wat anders dan het SIBIO-project, want dat voorziet niet in de behoefte aan een aanvullende opleiding op je eigen terrein, waardoor je weer een BIG-geregistreerde medicus of verpleegkundige wordt. Dat zijn twee verschillende soorten trajecten.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Ja, dat is mij ook duidelijk. Wij zullen proberen om daarover een zo groot mogelijke duidelijkheid te krijgen. Dat moet dan uiteraard in samenwerking met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen gebeuren. Wij moeten dan bekijken hoe groot de problematiek is en om wie het gaat. Als de mogelijkheid bestaat om studiefinanciering te verlenen, moet bekeken worden welke haken en ogen daaraan vastzitten en welke oordelen daarover geveld kunnen worden.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Ik bedank de staatssecretaris voor haar beantwoording tot dusverre. Ik neem aan dat zij behalve de vraag van mevrouw Tonkens over de studiefinanciering ook mijn vraag waarom de instellingen niet meebetalen en of er andere mogelijkheden zijn om het toch te financieren, erbij betrekt.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Mevrouw Timmer krijgt waarschijnlijk ook de bevindingen uit de conferentie toegezonden. Anders denk ik dat mevrouw Tonkens wel wat kopieën aan haar collega's wil geven. Eventueel zijn zij ook op te vragen bij de Commissie buitenslands gediplomeerden volksgezondheid. In die bevindingen zal echt het nodige staan waarin de Kamer aanknopingspunten kan vinden om te kijken of dit alles wel voldoende aan de orde komt.

Ik hoop dat mensen nu werkelijk de mogelijkheden die zij in zich hebben, gaan gebruiken. Ik hoop dat dit voor hen heel plezierig zal zijn, maar ik hoop ook dat onze samenleving er baat bij zal hebben. Goed gekwalificeerde mensen zijn in de zorg immers hard nodig.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Ik heb ook nog gevraagd naar de commissie. Ik begrijp dat de staatssecretaris niet verantwoordelijk is voor de commissie, maar kan zij aangeven of aanvragen niet in behandeling zijn genomen, omdat de vergaderfrequentie van de commissie dat niet toeliet? Mij is dat niet duidelijk geworden, ook niet uit de overzichten in de memorie van toelichting.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Die vraag zal ik schriftelijk beantwoorden, want ik moet dit laten uitzoeken. Bij mijn weten is het niet zo.

De voorzitter:

Mevrouw Timmer zal een schriftelijk antwoord op deze specifieke vraag krijgen. Ik kijk rond of er behoefte bestaat aan een tweede termijn. Ik geef het woord aan de heer Wilders.

De heer Wilders (VVD):

Ik heb ook geen behoefte aan een tweede termijn, aangezien de antwoorden van de staatssecretaris uitstekend waren. Ik vraag haar alleen of zij de twee toezeggingen aan mij vóór het zomerreces gestand kan doen.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Dat kan absoluut.

De voorzitter:

Die toezeggingen zijn gedaan.

Er is geen behoefte aan een tweede termijn van de zijde van de Kamer.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over het wetsvoorstel BIG zal naar alle waarschijnlijkheid volgende week dinsdag worden gestemd.

Ik dank de volksvertegenwoordiging voor het vertegenwoordigen van het volk en de staatssecretaris voor het beantwoorden van de vragen en haar toelichting. Over enkele minuten beginnen wij aan het VAO Vogelpest.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven