Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 20 maart 2003 over het Varkensbesluit.

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Ik had mij na het algemeen overleg voorgenomen om namens mijn fractie een motie in te dienen die met name op het punt van het verbod op de roostervrije vloer in varkensstallen aan duidelijkheid niets te wensen over zou laten. Ik wilde voorstellen om invoering van dat verbod op te schuiven van 2003 naar 2013. Na dat algemeen overleg heeft de staatssecretaris de commissie een brief gestuurd, waarin hij ingaat op alle onderwerpen die in dat algemeen overleg aan de orde zijn geweest, onder andere op de problematiek van de roostervrije vloer. Hij gaat in die brief echter totaal niet in op de argumenten die van de kant van de CDA-fractie zijn ingebracht, namelijk de argumenten die te maken hebben met dierenwelzijn, ammoniakuitstoot en arbeidsomstandigheden. In sommige stallen die aangepast worden op grond van dat verbod hebben de maatregelen een buitengewoon negatieve uitwerking op deze drie punten. De staatssecretaris bespreekt noch weerspreekt onze argumenten in zijn brief, waardoor niet duidelijk wordt waarom wij invoering van dat verbod willen verschuiven. Hij houdt alleen een verhaal over de rechtsgelijkheid. Tegen die achtergrond wil ik een andere motie indienen, waarin de argumenten van de kant van de CDA-fractie nog eens goed onder de aandacht worden gebracht en die ertoe strekt dat er een onderzoek komt op de genoemde punten.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er mogelijk negatieve gevolgen zijn voor dierenwelzijn, ammoniakuitstoot en arbeidsomstandigheden in sommige varkensstallen als gevolg van aanpassingen ingevolge het verbod op een volledige roostervloer;

overwegende dat er daardoor discussie is over de wenselijkheid van uitstel van het verbod op een volledige roostervloer in bestaande stallen;

verzoekt de regering, hiernaar een onderzoek in te stellen en daarover binnen drie maanden aan de Kamer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Koopmans. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 120(28600-XIV).

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Kan de heer Koopmans aangeven wat er moet gebeuren met het verbod, dat van kracht is per 1 januari 2003, terwijl dat onderzoek loopt.

De heer Koopmans (CDA):

Een verbod dat van kracht is, is van kracht. Ik ga er overigens van uit dat alle controlediensten op dat punt enige terughoudendheid zullen betrachten.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Maar een verbod is een verbod en van gedogen willen wij allemaal toch niets weten, mijnheer Koopmans?

De heer Koopmans (CDA):

Nee, maar u en ik willen ook niets weten van negatieve consequenties voor het dierenwelzijn, meer ammoniakuitstoot en slechtere arbeidsomstandigheden voor boeren die als gevolg van dat verbod aan de orde zouden kunnen zijn.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ik neem aan dat het verbod dat nu van kracht is gewoon gehandhaafd wordt zolang het onderzoek loopt.

De heer Koopmans (CDA):

Ik heb daar zojuist op geantwoord hoe ik daar tegenaan kijk. Het verbod is van kracht, maar ik ga ervan uit dat de diensten daar met enige terughoudendheid mee om zullen gaan.

De heer Oplaat (VVD):

Kan de heer Koopmans uitleggen waarom de CDA-fractie zo'n draai maakt? In het AO gebruikte deze fractie nog ferme woorden op dit punt over afspraken in het Strategisch Akkoord om alles op Europees niveau te doen. Nu komt hij weer met een onderzoekje. Waarom maakt hij zo'n draai?

De heer Koopmans (CDA):

Het indienen van deze motie is wat ons betreft een eerste stap. Met name omdat de staatssecretaris in zijn brief niet ingaat op de argumenten die wij naar voren hebben gebracht, wil ik voorkomen dat er een situatie ontstaat van het elkaar door de strot duwen van meningen zonder dat de echte onderliggende argumenten voldoende aan de orde komen en voldoende met elkaar gedeeld worden.

De heer Oplaat (VVD):

Voorzitter. Wij hebben al deze argumenten gewisseld in het algemeen overleg. De heer Koopmans maakt nu een draai. Hij moet het lef hebben om de staatssecretaris te trotseren en niet met een of andere flauwe motie over onderzoek komen. De VVD zal deze motie in ieder geval niet steunen. Dit is een laf gedrag.

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Mijn vraag aan de heer Oplaat is of hij met een andere motie komt.

De heer Oplaat (VVD):

Collega Van den Brink doet dit, mede namens mij.

De heer Van den Brink (LPF):

Voorzitter. Er is in het algemeen overleg veel gesproken over welzijn, niet alleen het welzijn van onze varkenshouders maar ook dat van onze dieren. Welzijn in het totaal van onze dierhouderijsector gaat in onze ogen zowel degenen aan die met de dieren omgaan als de dieren die er zijn gehuisvest. We kwamen in het algemeen overleg tot de conclusie dat de dieren het in stallen die zijn verbouwd van volledig roostervriendelijk tot een gedeeltelijke roostervloer minder goed hadden dan voorheen. Vervolgens kwamen we tot de constatering dat ook de verzorgers die de dieren hielden het daar minder goed hadden dan voorheen. Vervolgens is er ook nog een strategisch akkoord. Daarin staat dat we de Nederlandse regels zullen laten aansluiten bij de Europese regels. Ik wil daarom de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het verbod op een volledige roostervloer in EU-verband ingaat per 1-1-2013;

overwegende dat in het Nederlandse varkensbesluit dit verbod ingaat per 1-1-2003;

verzoekt de regering, de ingangsdatum gelijke tred te laten houden met de EU-regels dienaangaande, zulks in overeenstemming met het Strategisch akkoord,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Brink en Oplaat. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 121(28600-XIV).

Staatssecretaris Odink:

Voorzitter. Ik wil eerst graag ingaan op de motie van de heer Koopmans. Ik zie deze motie als een onderstreping van het beleid en als een bredere onderbouwing van de opvattingen die leven in het kader van het welzijn van varkens, ammoniakemissie en arbeidsomstandigheden in stallen. Ik moet er daarbij op wijzen dat in de periode van drie maanden geen uitvoerig onderzoek gedaan kan worden. We zijn echter wel in staat een beperkt onderzoek, een quick scan te doen op deze onderdelen. Op die manier krijgen we een bredere onderbouwing van de opvattingen die de deskundigen hebben en die ik onderschrijf, zodat daarover meer eenduidige informatie ontstaat.

Het lijkt mij uitermate verstandig om op het moment dat wij deze informatie hebben, de discussie over dit onderwerp voort te zetten. Ik ontraad om die reden de motie van de heren Van den Brink en Oplaat. Ik hoef alle argumenten niet te herhalen die we in het algemeen overleg genoemd hebben. Het lijkt me dus verstandig om eerder te komen met de onderbouwing van het onderzoek.

De heer Koopmans (CDA):

De staatssecretaris wil een quick scan laten uitvoeren, maar dat is niet wat ik met de motie beoog. Wij willen graag dat de literatuur en alle kennis die bij de onderzoeksinstituten en binnen de sector aanwezig is, wordt bekeken. Als de staatssecretaris daarvan een quick scan wil laten maken, is dat prima, maar er dient niet alleen een blik geworpen te worden op het departement om daar vervolgens een rapportje over te maken. Kan de staatssecretaris dat toezeggen?

Staatssecretaris Odink:

Onze huisregel is dat dit geen betrekking heeft op de kennis van de ambtenaren. De kennis is gebaseerd op onderzoek. Wij zullen dat als zodanig vormgeven.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Het verbod is sinds 1 januari 2003 van kracht. Handhaaft de staatssecretaris dit verbod?

Staatssecretaris Odink:

Ik hoef daar niets aan toe te voegen. Een verbod dat is ingegaan, geldt en dat wordt gehandhaafd.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

U zegt het onderzoek waarom de fractie van het CDA in haar motie verzoekt, te willen uitvoeren. Wordt het verbod wel gehandhaafd?

Staatssecretaris Odink:

Het verbod is ingegaan en het wordt dus als zodanig gehandhaafd.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

De heer Koopmans gaf enige ruimte om daar wat soepeler mee om te gaan, maar daar gaat u dus niet in mee.

Staatssecretaris Odink:

De prioriteiten van de handhavingsinstelling zijn, neem ik aan, bekend. Binnen die prioriteiten zal worden gehandhaafd.

De heer Waalkens (PvdA):

Wat is dan nog de zin van een onderzoek?

Staatssecretaris Odink:

Ik zie het onderzoek als een bredere onderbouwing van de opvattingen die ik in het algemeen overleg naar voren heb gebracht. De Kamer vraagt mij om een onderzoek en ik ben bereid om dat uit te voeren.

De heer Waalkens (PvdA):

U heeft gezegd dat het onderzoek aanleiding kan zijn voor een discussie over het besluit, dat al vanaf 1 januari 2003 van kracht is.

Staatssecretaris Odink:

De Kamer vraagt mij een onderzoek uit te voeren.

De heer Waalkens (PvdA):

Niet de Kamer.

Staatssecretaris Odink:

Er is een motie ingediend. Daarin wordt gevraagd, een onderzoek uit te voeren voor een bredere onderbouwing van de opvattingen die nu over dit onderwerp leven. Daar wordt immers verschillend over gedacht. Ik denk dat dit uitermate belangrijk is voordat wij definitieve beslissingen nemen voor de toekomst.

De heer Waalkens (PvdA):

De beslissing is al genomen en de regeling is van kracht vanaf 1 januari 2003. In de gedachtewisseling tussen u en de heer Duyvendak heeft u aangegeven dat het besluit wordt gehandhaafd. Er kan dus geen sprake zijn van gedogen.

Staatssecretaris Odink:

Dat onderzoek doen we natuurlijk niet voor niets. We zullen zien of de opvattingen die er nu zijn, worden onderbouwd. Komen in het onderzoek andere elementen naar voren, dan is er een nieuwe situatie en dan kan daarover gesproken worden. Dat betekent dat de huidige wetgeving blijft zoals zij is.

De heer Koopmans (CDA):

Ik dank de staatssecretaris voor de toezegging dat hij dit onderzoek vorm wil geven en eventueel aanleiding wil laten zijn tot het maken van andere afwegingen in de toekomst. Ik trek mijn motie daarom in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Koopmans (28600-XIV, nr. 120) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven