Noot 1 (zie blz. 1033)

BIJVOEGSEL

Schriftelijke antwoorden van de minister van Justitie en de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie op vragen, gesteld in de eerste termijn van de behandeling van de begroting van Justitie voor het jaar 2003 (28 600-VI)

Vragen van de CDA-fractie:

Is een stringenter verwijderingsbeleid mogelijk?

In het Strategisch Akkoord is al een aantal maatregelen aangekondigd om het verwijderingsbeleid aan te scherpen. Deze aanscherpingen, waaronder de inrichting van uitzetcentra, worden de komende periode geïmplementeerd en zullen naar verwachting in 2003 tot de eerste resultaten kunnen leiden. Verdere aanscherpingen overweegt het kabinet op dit moment nog niet.

Is het niet te gek voor woorden dat jeugdige criminelen in Nederland soms meer dan een jaar moeten wachten voor zijn voor de rechter dienen te verschijnen (terwijl dat in de VS maximaal 30 dagen in het Verenigd Koninkrijk binnen 8 dagen het geval is)?

Op strafbare feiten van jeugdigen moet een snelle justitiële reactie volgen. Dit kan in belangrijke mate bijdragen aan de effectiviteit van de reactie op jeugdcriminaliteit. Ook vanuit pedagogisch oogpunt is het van belang bij jongeren snel na het delict te reageren. Het project «Verkorting Doorlooptijden Jeugdstrafrechtsketen» is ingesteld om de snelheid van de justitiële reactie te vergroten. In dit project participeren alle onderdelen van de jeugdstrafrechtketen. Inmiddels is reeds een versnelling zichtbaar. Ook is de samenwerking tussen de organisaties versterkt. Binnenkort rapporteer ik u over de voortgang van dit project waarbij ik in ga op de behaalde resultaten.

Hoe staat het met de Stichting Reclassering Nederland? Is de reorganisatie afgerond en wanneer is de nieuwe directie benoemd?

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de klachten over het functioneren van de reclassering legio blijven.

Is de reorganisatie SRN afgerond? Wanneer is de nieuwe directie benoemd? Nog steeds zijn er veel klachten over het functioneren van de Reclassering.

De reclassering heeft de afgelopen periode veel werk verzet bij de invoering van het systeem van outputsturing en het cliëntvolgsysteem. Bovendien is er geïnvesteerd in productontwikkeling en kwaliteitsverbetering. In dat kader zijn nieuwe producten ingevoerd zoals de leerstraf en (elektronisch) toezicht in het kader van bijvoorbeeld TBS en SOV. Er is besloten de bestuurlijke organisatie van de Stichting Reclassering Nederland, waarbij de SRN zowel verantwoording draagt voor de verdeling van de financiële middelen over de drie reclasseringsorganisaties als zelf uitvoerder is, te wijzigen. De overkoepelende taken zullen worden belegd in een nieuw te vormen orgaan. De voorbereidingen voor de vorming van dit orgaan in de vorm van een stichting zijn in volle gang. De verwachting is dat met ingang van 1 januari 2003 de stichting operationeel zal zijn. De werving van een nieuwe directeur voor de SRN is bijna afgerond. Om de klachten over de SRN het hoofd te bieden is nu begonnen met een landelijke consultatie van de «klachten» van de SRN. De uitkomsten van die besprekingen worden meegenomen in de afspraken voor 2003.

Het Kabinet kiest voor een brede identificatieplicht. Wanneer wordt de wetswijziging voor de algemene identificatieplicht ingediend?

Het kabinet streeft ernaar het wetsvoorstel terzake voor 1 maart 2003 aan de Raad van State toe te zenden voor advies.

(punt 2 uit 10-puntenplan) Is de minister bereid tot grootschalige invoering van het systeem van bestuurlijke boetes bij kleinere overtredingen (parkeren, het – al of niet geautomatiseerd – opsporen van gestolen fietsen, het vuil van straat gooien) om de strafrechtelijke keten te ontlasten, de handhavingscapaciteit zo uit te breiden, alsmede de verdiencapaciteit van gemeenten te vergroten?

In het Veiligheidsprogramma kondigen de minister en staatssecretaris van BZK en ik aan dat de Tweede Kamer in het eerste trimester van 2003 een voorstel krijgt over de uitbreiding van de bestuurlijke handhaving. Dit voorstel gaat onder meer in op de versterking van de bestuurlijke handhaving voor kleine(re) delicten in het publieke domein, zoals vuil op straat, graffiti, overlast. Wat met de ontvangsten van de punitieve sancties zou moeten gebeuren, komt ook in dit voorstel aan bod. Wij achten het wenselijk dat de opbrengst van bestuurlijke punitieve sancties ten goede komen aan onder meer door gemeenten te verrichten handha- vingsinspanningen. Als zodanig kan punitieve handhaving er niet op gericht zijn de verdiencapaciteit van gemeenten te vergroten.

(punt 9 uit 10-punten-plan) Onderzocht moet worden of het aantal getuigen in een strafzitting beperkt kan worden. Samen met tele-horen moet een verdere efficiency worden bereikt. Strijd met 6 EVRM moet vermeden worden.

Uitgangspunt is dat de verdachte het recht heeft om een getuige die een belastende verklaring heeft afgelegd vragen te stellen. Dat is een waarborg die in artikel 6 is neergelegd. Die vragen behoeven echter niet altijd op de openbare terechtzitting te worden gesteld. Ook is mogelijk dat de getuige door de rechter-commissaris buiten de terechtzitting wordt gehoord, waar de verdediging de gelegenheid heeft om de getuige te ondervragen. Wel is het van belang dat tijdig bekend is dat bepaalde getuigen voor een terechtzitting of bij de rechter-commissaris moeten worden opgeroepen, zodat kan worden voorkomen dat de behandeling van een zaak moet worden uitgesteld. Het wetsvoorstel inzake de raadsheer-commissaris, dat thans bij de Tweede Kamer aanhangig is (Kamerstuken II 2001/02, 28 477), behelst een aantal voorstellen die in dit verband van belang zijn. Zo wordt voorgesteld de termijn waarbinnen getuigen moeten worden opgegeven te verlengen en het mogelijk te maken dat, in het bijzonder bij de behandeling in hoger beroep, getuigen door een van de raadsheren die de zaak behandelt, buiten de terechtzitting kunnen worden gehoord. De zaak kan dan nadien worden hervat en behoeft niet te worden terugverwezen naar de rechter-commissaris in eerste aanleg, die wegens overbelasting die zaak veelal met vertraging in behandeling kan nemen.Het telehoren zal wellicht verlichting brengen bij de uitvoering van verzoeken om internationale rechtshulp, zodat rogatoire commissies achterwege kunnen blijven. Verdere uitbreiding van telehoren is eveneens voorzien in het veiligheidsprogramma: het gaat in het bijzonder om een voorziening voor het verhoor van verdachten in het kader van procedures in het kader van de voorlopige hechtenis. Indiening daarvan bij de Tweede Kamer is gepland voor 1 januari 2004.

(punt 10 uit 10-punten-plan) Onderzocht moet worden of de RAIO-opleiding verkort kan worden van 6 naar 4 jaar door meer moderne onderwijstechnieken, begeleidingsvormen, ICT en duale werkvormen.

De vraag of verkorting van de gehele opleidingsduur mogelijk is zal door de Raad voor de rechtspraak en het College van Procureurs-generaal onder ogen worden gezien. De huidige RAIO opleiding bestaat uit een theoretisch vormingsprogramma, een binnenstage en een buitenstage. Het vormingsprogramma voorziet in een basisstudieprogramma dat zowel kwalitatief als organisatorisch van aard is. Vanuit opleidingsoogpunt en de gewenste uniformiteit is deze basisopleiding van 4 jaar voor iedereen gelijk. Moderne onderwijstechnieken, begeleidingsvormen d.m.v. stages, ICT (denk daarbij aan het bij de rechtbank in Zutphen ingerichte ICT-proeflokaal) worden al toegepast. Door de modulaire opbouw van het vervolgprogramma is het mogelijk om met name bij de verdiepingsstage rekening te houden met de reeds bij de kandidaat in bezit zijnde relevante kennis en ervaring zodat betrokkene eerder zijn opleiding kan afronden. De binnenstage bestaat uit 5 deelstages die worden doorgebracht bij een rechtbank en een parket. Tevens kunnen elders door te brengen deelstages van korte duur worden ingelast. Tijdens de binnenstage neemt de RAIO als rechter-plaatsvervanger of als plaatsvervangend officier van justitie al deel aan het primaire proces. De buitenstage vindt vaak plaats bij de advocatuur. Het Studiecentrum Rechtspleging opereert onder directe verantwoordelijkheid van de Raad voor de rechtspraak en het College van Procureurs-generaal.

Eerdere ideeën om kleinere delicten, met name overtredingen, maar bijvoorbeeld ook winkeldiefstallen, te laten afdoen door de politie verdienen opnieuw aandacht (b.v. Korpschef van Zundert van Regio West- en Midden Brabant in o.a. het Algemeen Dagblad d.d. 9 oktober 2002).

Inmiddels is een brief van mij aan uw Kamer onderweg waarin ik, mede namens mijn ambtsgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties schriftelijke vragen van de leden Van Heemst en Wolfsen over dit onderwerp beantwoord.Uiteraard stel ik het op prijs dat door de ketenpartners wordt nagedacht over oplossingen voor de problematiek van schaarste in de strafrechtelijke keten en, in het verlengde daarvan, over nieuwe en effectieve mogelijkheden van snelle, passende en merkbare strafrechtelijke interventies. Wanneer ik concrete en realiseerbare ideeën hieromtrent aangereikt krijg via het College van Procureurs-Generaal, zal ik die dan ook de nodige aandacht geven. (punt 1 uit 10-puntenplan)

Kunnen de P&C-cycli van politie, OM en ZM niet beter op elkaar worden aangesloten zodat er een betere afstemming ontstaat tussen deze schakels?

Een belangrijk element in het Veiligheidsprogramma is het adequate op elkaar afstemmen van de cycli, OM en ZM. Ik streef er naar dit in de P&C cyclus voor 2004 te realiseren.

Indiening wetsvoorstel tot afschaffing van vervroegde invrijheidstellingstelling per 1-1-2004. CDA overweegt indiening motie inzake indiening per 1-1-2003.

De leden van de fractie van het CDA vragen of ik reeds op 1 januari 2003 een wetsvoorstel waarin de vervroegde invrijheidstelling wordt afgeschaft kan indienen. Met de Kamer verwacht ik veel van de nieuwe V.I.-regeling. Ik doe dan ook mijn uiterste best om het wetsvoorstel zo snel mogelijk ingediend te krijgen. Daarbij houd ik rekening met de volgende aspecten. Over het rapport van de Commissie Herziening Vervroegde Invrijheidstellingdat uw Kamer op 17 mei van dit jaar is aangeboden, is door mijn ambtsvoorganger geen definitieve beslissing genomen, gezien de omvangrijke financiële consequenties die er aan zijn verbonden. Ik heb uw kamer bij de brief inzake de modernisering van de sanctietoepassing van 16 oktober van dit jaar bericht dat ik een V.I. regeling voorsta waarin het penitentiair programma wordt geïncorporeerd en wel vanaf het moment waarop nu het penitentiair programma kan ingaan. Verder is de Commissie Straf van vrijheidsbeperking bezig met een onderzoek naar de mogelijkheden om de voorwaardelijke veroordeling samen te voegen met de taakstraf. In de brief Modernisering Sanctietoepassing is deze commissie genoemd. De voorstellen die de commissie gaat doen hangen nauw samen met de regeling van de V.I. Ik verwacht het rapport rond de jaarwisseling. De samenhang zit enerzijds in de te stellen voorwaarden en het reageren op het niet nakomen ervan en anderzijds in de mogelijke overlap die zou kunnen ontstaan. De commissie is daarom gevraagd de V.I.-regeling bij de voorstellen te betrekken. Daarom wacht ik met een definitief wetsvoorstel voor de regeling van de V.I. totdat de commissie heeft gerapporteerd. Pas dan kan een voorstel worden opgesteld dat in lijn is met de andere voorwaardelijke modaliteiten die het strafrecht kent. Dit betekent dat met het opstellen van het definitieve wetsvoorstel rond januari 2003 wordt begonnen. In de planning is aangegeven dat uw Kamer 1 januari 2004 een wetsvoorstel zal ontvangen. Rekening houdend met noodzakelijke advisering die vooral ook ziet op de uitvoerbaarheid van de voorstellen en met de weg die een wetsvoorstel voorafgaande aan indiening nu eenmaal moet afleggen, is er niet zoveel ruimte om versnelling te bewerkstelligen. Waar mogelijk zal ik trachten die versnelling te bereiken. Ik hoop dat het voorgaande u het vertrouwen geeft dat ik mijn uiterste best zal doen dit wetsvoorstel zo snel mogelijk in te dienen. Alleen kan ook ik geen ijzer met handen breken.

Hoe staat het met de activiteiten van het Contact Orgaan Moslims? (in het kader van fungeren als spreekbuis voor de achterban van zelforganisaties).

In antwoord op een vraag van het lid Sterk (CDA) omtrent de activiteiten van het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO) maak ik de vraagstelster er op attent dat, zoals mij uit de kring van het CMO werd medegedeeld, de zeven organisaties die betrokken zijn bij de voorbereiding ervan, nog steeds niet formeel besloten hebben tot oprichting van bedoeld Contactorgaan. Van activiteiten van dit Contactorgaan is derhalve thans geen sprake.

De CDA fractie vindt de Nederlandse geschiedenis en Staatsrecht een need-to-know onderwerp en wil dit opgenomen in programma en verplicht getoetst. Overwogen wordt een motie in te dienen.

Ik ben het eens met de CDA-fractie. Het moet need to know zijn. De vaste commissie van OCW heeft in een voorhangprocedure gesproken over de eindtermen van een van de onderdelen van het inburgeringsprogramma: Maatschappijoriëntatie. Het schriftelijk verslag van dit overleg is inmiddels aangeboden aan de staatssecretaris van OCW. Haar antwoord zal u binnenkort bereiken. Ik ben hierbij betrokken en zoals ik al meermalen heb aangegeven hecht ik er zeer aan dat de nodige aandacht wordt gegeven aan Nederlandse geschiedenis en staatsinrichting.

Vragen van de CDA- en D66-fractie:

Wat is de reactie van de Minister op de oproep om meer in te zetten op de emancipatie van de allochtone vrouw?

Is de minister bereid beleid te ontwikkelen om vrouwen die intitiatief nemen t.a.v. emancipatie (b.v. onder eigen naam nieuw leven op te bouwen) te ondersteunen?

In het meerjarenbeleidsplan Emancipatie staat vermeld dat het kabinet de behoefte heeft om maatschappelijke ontwikkelingen op de voet te volgen. Dit is noodzakelijk om de issues te kunnen bepalen die de kwaliteit van leven en werken kunnen verbeteren en daarmee van invloed (kunnen) zijn op het emancipatiebeleid. De overheid heeft een belangrijke taak bij het scheppen van voorwaarden, zodat burgers hun rechten en vrijheden kunnen realiseren. Het realiseren van gelijke rechten voor vrouwen en meisjes – in het bijzonder allochtone- en vluchtelingenvrouwen – in het publieke en private domein, wordt speerpunt van beleid. Staatssecretaris Phoa heeft 14 oktober jongstleden een rondetafelgesprek belegd met allochtone en-moslimvrouwen. Doel van dit gesprek om te inventariseren wat zij noodzakelijk achten om de positie van allochtone vrouwen en meisjes te verbeteren. De gesprekken worden in december voortgezet in breder verband voortgezet om tot een verdieping van thema's te komen. In maart 2003 zullen de eindresultaten van de stimuleringsmaatregel dagindeling gepresenteerd worden. In ongeveer 20 experimenten is de nadruk gelegd op dagindeling speciaal gericht op allochtone bevolkingsgroepen. Dat heeft geleid tot interessante resultaten, zoals bijvoorbeeld contracten voor allochtone mantelzorgers bij een thuiszorgorganisatie, mogelijkheden voor telewerken voor Turkse en Marokkaanse vrouwen en kleinschalige kinderopvang door allochtone vrouwen. De resultaten van deze stimuleringsmaatregelen zullen worden verwerkt in voorstellen voor aanpassing van beleid.

Vragen van de CDA-fractie:

Verzoekt Minister OM invulling te geven aan de naturalisatie procedure (meer ritueel) door middel van voorstel. Om meer gewicht te geven aan het verkrijgen van het Nederlanderschap.

Reeds de toenmalige minister voor grote steden- en integratiebeleid, heeft vorig jaar in een uitvoerig rondschrijven aan de gemeentebesturen aandacht gevraagd voor een feestelijke ceremonie ter gelegenheid van de verkrijging van het Nederlanderschap. Daarbij heeft hij het aan de gemeenten overgelaten vorm en inhoud van een dergelijke ceremonie aan te geven.De wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap, die komend jaar in werking zal treden, geeft aan de burgemeester een duidelijke plaats in de procedures van de verkrijging van het Nederlanderschap. De burgemeester bevestigt de optieverklaringen, waardoor een optant het Nederlanderschap verkrijgt. De burgemeester ontvangt voorts de verzoeken om naturalisatie en adviseert daarin. De naturalisatie vindt plaats bij koninklijk besluit.De algemene maatregel van Rijksbestuur die de gewijzigde Rijkswet op het Nederlanderschap operationaliseert, het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (Stb 2002, 231), bevat de mogelijkheid om bij ministeriele regeling nadere regels te stellen betreffende de wijze waarop de verkrijging van het Nederlanderschap wordt bekendgemaakt. De bedoelde minsteriele regeling, die binnenkort zal worden gepubliceerd, zal de burgemeesters de gelegenheid geven een ceremoniele bijeenkomst te organiseren ter gelegenheid van de verkrijging van het Nederlanderschap. De kosten van deze ceremonie dienen mijns inziens niet ten laste van de nieuwe Nederlanders gebracht te worden.

Budgettaire problemen Raad vervullen CDA met zorg. Betere afstemming in de keten is nodig, met name bij jeugdige criminelen.Verwijst naar tien puntenplan van CDA.

De Raad is teleurgesteld over het in de ontwerp begroting vastgestelde budgettaire kader. Het verslechterd financieel economische klimaat is echter een gegeven. Deze teleurstelling staat evenwel niet in de weg aan de ambities van de Raad voor de Rechtspraak om de komende jaren met voorrang te investeren in de stroomlijning van het primair proces. Een belangrijk punt van aandacht hierbij is de verbetering van de afstemming met het OM en andere ketenpartners. In het veiligheidsplan wordt dit aangekondigd. Gezien de prioriteiten in het veiligheidsplan is het streven erop gericht, onder meer langs deze weg, een meer adequate strafrechtelijke reactie te kunnen geven op door jeugdigen gepleegde delicten.

Waarom is er geen afzonderlijke longstay-afdeling voor zeer agressieve, soms suicidale uitbehandelde TBS-patienten om de reguliere longstay-afdelingen niet te belasten?

Voor de categorie extreem beheers- en/of vluchtgevaarlijke patiënten die veelal dus als zeer gevaarlijk en suïcidaal gekenschetst kunnen worden zijn aparte voorzieningen gecreëerd in de Dr. S. van Mesdagkliniek en FPC Veldzicht. Ten aanzien van de longstay-afdelingen ben ik op het moment bezig samen met mijn collega van VWS een standpunt op te stellen. Ik zal in dat standpunt nader op deze problematiek ingaan.

(punt 7 uit 10-punten-plan) Regels van relatieve competentie moeten versneld worden gewijzigd.

Aan de regeling van de relatieve competentie zoals die voor strafzaken is neergelegd in artikel 2 van het Wetboek van Strafvordering liggen verschillende uitgangspunten ten grondslag. Zo biedt zij rechtszekerheid aan verdachten. Verder strekt zij ertoe de toegankelijkheid en bereikbaarheid van de gerechten voor de burger te garanderen door onder andere aan te knopen bij de pleegplaats en bij de woon- of verblijfplaats van de verdachte. In dit verband is het gegeven van belang dat de meeste strafbare feiten nog steeds lokaal van aard zijn, dat wil zeggen gepleegd worden in de omgeving van de woonplaats van de pleger. Het is zowel voor de bij een strafzaak betrokken personen (verdachte, getuigen, slachtoffers) als voor een goede berechting een voordeel als het betrokken strafbare feit wordt berecht door een gerecht «in de buurt». Tot slot strekt de regeling ertoe een doelmatige en evenredige verdeling van zaken mogelijk te maken over de verschillende gerechten. Momenteel is er overleg gaande tussen de Raad voor de Rechtspraak, het College van procureurs-generaal van het OM en de Minister van Justie over de vraag of de regeling van de relatieve competentie nog voldoende ruimte laat voor een efficiënte inzet van de capaciteit van het OM en de zittende magistratuur. Een belangrijke vraag daarbij is of met het oog op de zogenoemde piekbelasting die zich soms bij een bepaald gerecht voordoet, voorzieningen moeten worden getroffen die bijvoorbeeld tijdelijk de overdracht van zaken naar een ander gerecht mogelijk maken. Bij het onderzoek naar deze vraag worden de bovengeschetste uitgangspunten van de relatieve competentie en de mogelijkheden voor een efficiënte inzet van OM en rechterlijke macht in samenhang bezien. Afhankelijk van de uitkomsten van dit overleg zal wetswijziging worden overwogen. Gelet op de in het geding zijnde belangen is het niet gewenst hier een noodvoorziening te treffen en eerdere indiening te bevorderen dan is genoemd in de wetgevingskalender in de bijlage bij het veiligheidsprogramma (1 oktober 2003).

Welke practische en bestuurlijke maatregelen neemt de Minister om gemeenten te motiveren om statushouders te huisvesten (de gemeente Utrecht zou uitgeprocedeerde asielzoekers met voorrang huisvesten en statushouders laten wachten). Waarom willen gemeenten statushouders niet huisvesten? Welke andere practische en bestuurlijke maatregelen neemt de minister om gemeenten te bewegen tot medewerking?

Deze vraag zal mondeling worden beantwoord.

Reactie op 10-puntenplan.

De CDA-fractie presenteert in zijn 10-puntenplan een aantal ideeën tot verbetering van de efficiency in de justitiële keten. Het is juist dat naast extra investeringen ook het doelmatig functioneren van de gehele keten aandacht nodig heeft. Om aan de volle rijkdom van ideeën recht te doen ontbreekt de tijd. Dat zal ik dan ook niet doen. Wel complimenteer ik de CDA-fractie graag met deze aanpak. Het is noodzakelijk om op efficiencygerichte wijze de rechtspraak te benaderen, nu er met hetzelfde budget meer rechtspraak geleverd moet worden. Een aantal van de ideeën sluit aan bij wat in het Veiligheidsprogramma en in de brief over de modernisering van de sanctietoepassing is voorgesteld. Daarover komen we binnenkort afzonderlijk te spreken. In dit verband noem ik ook het idee van de heer Dittrich over een ander wijze van afdoen van strafzaken, waarin aan de proceshouding van de verdachte – hij bekent – gevolgen worden verbonden. Ik ben met de heer Dittrich van mening dat ernaar gestreefd moet worden om niet teveel tijd te besteden aan de behandeling van strafzaken tegen bekennende verdachten, waarin de strafmaat in belangrijke mate uit richtlijnen voor straftoemeting voortvloeit. Ik zal dan ook nader onderzoek verrichten vanuit de gedachte dat meer gewicht toegekend moet worden aan de opstelling van partijen in de procedure. Ook de heer Teeven heeft suggesties gedaan die van dezelfde gedachte van efficiency-verbetering uitgaan. Ik denk aan een onderzoek naar verdere verruiming van de bevoegdheid van de rechter in hoger beroep. Ook deze suggestie zal ik onderzoeken.

Vragen van de ChristenUnie-fractie:

Wil de minister toezeggingen doen over een correcte uitvoering van de motie Rouvoet/v.d. Staaij (bekeerlingen).

Voor zover de ChristenUnie stelt dat de motie Rouvoet/v.d. Staaij in de praktijk niet correct wordt uitgevoerd, wil ik dit met klem bestrijden. Het is waar dat in gerechtelijke procedures er in voorkomende gevallen op wordt gewezen dat het beleid naar aanleiding van de motie niet is gewijzigd. Dit wordt in procedures gesteld omdat er nog steeds individueel getoetst wordt en er geen beleid van categoriale bescherming voor deze groep wordt gevoerd. Het beleid is dus in die zin niet veranderd. Echter, de invulling van het beleid is wel veranderd in de zin dat de motie in de praktijk heeft geleid tot verhoogde aandacht voor de positie van bekeerlingen binnen de individuele asieltoets. Het algemene beleid ten aanzien van vervolging om redenen van godsdienst is belicht in de Vreemdelingencirculaire 2000 (C1/4/2.7). Hier wordt gewezen op het belang van deze problematiek in het algemeen, niet gericht op een specifiek land en het geldt voor alle asielzoekers. De motie past in dit beleid. Aan het beleid en de motie wordt in de dagelijkse beslispraktijk uitvoering gegeven door bij de beoordeling van de asielaanvraag de bekeringsgeschiedenis van de asielzoeker te plaatsen in het gehele (asiel)relaas en in de context van de mensenrechtensituatie in het land van herkomst.In de TBV (2002/01) inzake Iran wordt de positie van de tot het christendom bekeerde moslims expliciet belicht en onder de aandacht van de beslismedewerker gebracht als zijnde een groep die verhoogde aandacht vraagt. De beslismedewerker zal hierdoor het asielverhaal zorgvuldig beoordelen in het licht van de kwetsbare positie van bekeerlingen. Hiervoor wordt de asielzoeker tijdens het gehoor in de gelegenheid gesteld om zijn verklaringen over zijn bekering (sactiviteiten) zoveel mogelijk te onderbouwen en aannemelijk te maken. Bij de beoordeling van de aannemelijkheid van een gegronde vrees voor vervolging wordt bijvoorbeeld de mate van continuïteit in de bekeringsactiviteiten betrokken. Indien een relaas aannemelijk is bevonden geldt het leidende uitgangspunt zoals verwoord in de motie. Dit uitgangspunt betekent voor de IND (ook) dat van de asielzoeker niet mag worden verlangd dat hij zijn bekering tot het christendom verzwijgt, of dat hij zijn christelijk geloof in stilte belijdt. Deze overwegingen maken een wezenlijk deel uit van de beoordeling van de asielaanvraag en de daarbij behorende beoordeling van de situatie waarin de asielzoeker geraakt bij terugkeer.

Mediation. Graag oordeel van de minister over de wettelijke onderbouwing en op welke wijze de burger beter geïnformeerd gaat worden over deze vorm van conflict oplossing. Vraag: gaat er meer voorlichting komen?

Momenteel lopen projecten mediation in de justitiële infrastructuur en wordt aanvullend onderzoek verricht, inclusief onderzoek naar een eventueel verplichtend karakter van mediation. Dat moet leiden tot besluitvorming over de plaats van mediation in ons rechtsbestel. Deze besluitvorming is voorzien in het najaar van 2003. Daarvoor is noodzakelijk dat een aantal cruciale vraagstukken wordt beantwoord, waaronder de financiering en de kwaliteit. Tevens zal worden bezien of opneming in regelgeving aangewezen is. Terecht wordt opgemerkt dat de burger nog betrekkelijk onwetend is over de mogelijkheden van mediation. Voorlichting zal daarom een belangrijk onderdeel moeten uitmaken van het in de begroting aangekondigde invoeringsplan in 2003.

1) Is het gebrek aan interesse van de minister dat er in de begroting zo weinig aandacht besteed wordt aan integratie?

2) Wil de minister zijn opvattingen over intergratiebeleid uiteenzetten of daar in ieder geval een begin mee maken?

1) De vraag of de minister voor V&I wel voldoende interesse heeft voor het integratievraagstuk gezien het feit dat er in de justitie-begroting zo weinig aandacht is voor dit beleidsterrein, wordt wellicht ingegeven door het feit dat in de justitie-begroting slechts de beleidsagenda ten aanzien van het integratiebeleid is opgenomen. Ik wijs er overigens op dat de artikelsgewijze toelichting ten aanzien van het integratiebeleid uit de BZK-begroting ook als bijlage in de Justitie-begroting opgenomen is en dat inmiddels een NvW op de Justitiebegroting is ingediend die integratie van minderheden onderdeel maakt van de Justitiebegroting.

2) In mijn beantwoording in eerste termijn zal ik een uiteenzetting van mijn opvattingen over integratiebeleid geven. Overigens verwijs ik ook naar de brief die ik bij de verzending van de Jaarrapportage Integratie Etnische minderheden naar de Kamer heb verzonden.

Ivm prostitutiebeleid wordt bepleit stelselmatige prostitutie-projecten op scholen, jeugdcentra, asielzoekers centra etc. Meer geld & energie mbt uitstapprojecten. Hiervoor overleg met min. VWS en maatsch. organisaties. Vrouwenhandel en kindersekstoerisme dreigt zich uit te breiden naar Midden en Oost-Europa. Welke gevolgen heeft de toetreding van deze landen tot de Europese Unie voor de prostitutie in Nederland? Wordt in de JBZ-raad gesproken over het afwijkende Ned, beleid?

Zonder al te veel op het kabinetsstandpunt naar aanleiding van de evaluatie van de opheffing van het bordeelverbod vooruit te lopen wil ik u nu reeds zeggen dat ik in overleg zal treden met mijn ambtsgenoot van VWS en relevante maatschappelijke organisaties om te bezien in hoeverre voorkomen kan worden dat minderjarigen in de prostitutie terecht komen en in hoeverre uitstapprojecten, die het mogelijk moeten maken voor prostituees om met het werk te stoppen, kunnen worden gestimuleerd. Met betrekking tot kindersekstoerisme kan ik u melden, dat kortgeleden een onderzoek is afgerond naar dit onderwerp. In het onderzoeksrapport wordt een aantal concrete maatregelen voorgesteld die kunnen bijdragen aan het voorkomen van kindersekstoerisme, waaronder het opzetten van een structurele voorlichtingscampagne en het ondersteunen van landen van bestemming bij het ontwikkelen van duurzaam toerisme en bij het ontwikkelen en handhaven van wetgeving gericht op het beschermen van minderjarigen tegen prostitutie. Deze aanbevelingen zullen nader worden uitgewerkt door de bij dit onderwerp betrokken departementen (Justitie, Buitenlandse Zaken en Economische Zaken) en de reisindustrie. Toetreding van landen uit Midden en Oost Europa tot de Unie heeft in die zin gevolgen voor prostitutie, dat het prostituees uit die landen dan is toegestaan als EU-onderdaan om in Nederland te werken in de prostitutie. Een schatting van het aantal personen dat daar ook daadwerkelijk gebruik van zal maken is op dit moment niet te geven. In de JBZ Raad komt het Nederlandse prostitutiebeleid als zodanig niet aan de orde.

Ziet de minister iets in de voorgestelde terugkeer regeling van de Christen Unie (impuls vrijwillige terugkeer IOM)? Is de minister bereid tot het opzetten van een pilot?

Zoals reeds aangegeven zal er in het voorjaar van 2003 een Ministerraadnotitie verschijnen waarin terugkeer in brede zin aan de orde komt. Het voorstel van de Christen Unie zal hierbij betrokken worden.

Zouden energiebedrijven pieken in energieafname niet moeten melden aan Justitie, Politie en woningverhuurders, om zo illegale wiettelt tegen te gaan. Wat verzet zich hier tegen en kan er een vergelijking met de wet MOT worden getrokken.

Het probleem van de illegale energieafname door wiettelers komt inderdaad voor. Uiteraard vormt de diefstal van stroom grond voor vervolging. Dit gebeurt naar aanleiding van meldingen door energiebedrijven van dergelijke diefstal. In dergelijke gevallen wordt uiteraard ook de illegale cannabisteelt strafrechtelijk aangepakt.Geheel iets anders is om langs de lijnen van de wet MOT, energiebedrijven te vragen «stroompieken» van individuele afnemers te laten melden als uitgangspunt voor verdere actie. Afgezien van mogelijke technische beperkingen, moet worden afgevraagd of de inzet van dit middel opweegt tegen de kosten die door de overheid en de energiebedrijven – en daarmee de energieconsument in den brede – moeten worden gemaakt ten behoeve van organisatie, melding en afdoening.De regering meent dat wietteelt met andere methoden dan MOT -achtige meldingen door energiebedrijven, efficiënter bestreden kan worden. In dit verband zij bijvoorbeeld verwezen naar het initiatief van de bestuurlijke, justitie en politie-autoriteiten in Helmond (Brabants Dagblad, 31 oktober 2002), waarbij stank en andere vormen van overlast praktische criteria vormen om een gerichte verdenking te verkrijgen teneinde hennepkwekerijen op te sporen en wiettelers te vervolgen.

De Christen Unie bepleit een (andere) onorthodoxe route van de aanpak van de hoge recidive. Waarom geven we de Nederlandse tak van de internationale organisatie Prison Fellowship, Gevangenzorg Nederland niet de kans om een pilot als in Brazilie (goede resultaten daar) te laten proberen. Zou de Minister bereid zijn om zich via een gesprek met deze organisatie hier eens op te oriënteren?

Zoals bekend staat de aanpak van de recidive hoog in mijn vaandel. Speciaal met het oog daarop is een beleidsprogramma Terugdringen Recidive van start gegaan. Dit programma maakt onder meer gebruik van in het buitenland succesvol gebleken interventies die zijn gericht op recidivevermindering. Ik ben gaarne bereid mij ook op de door de Christen Unie genoemde aanpak te oriënteren.

Is het niet tijd om de gokreclame aan te pakken? Laat de winsten van het Holland Casina liever in de staatskas vloeien! Graag reactie van de Minister voor het kansspeelbeleid.

Ik heb uw Kamer bij brief van 31 oktober jl. geïnformeerd over de wijze waarop de kansspelorganisaties in de praktijk invulling geven aan het voorkomen van gokverslaving. Zoals ik daarin heb beschreven, hanteert Holland Casino onder andere de Reclamecode Casinospelen en Kansspelautomaten. Op de naleving van de code wordt toegezien door de Stichting Reclame Code. De reclame mag onder andere niet aansporen tot onmatige deelname en er dient terughoudendheid te worden betracht ten opzichte van kwetsbare groepen. De code sluit aan op de vergunning waarin is bepaald dat op Holland Casino een zorgplicht rust voor een evenwichtig beleid op het gebied van wervings- en reclameactiviteiten. Indien zich op het terrein van kansspelen vanuit maatschappelijk oogpunt ongewenste situaties voordoen of dreigen voor te doen, in casu inzake reclame-uitingen, kan het College van toezicht op de kansspelen aanbevelingen doen om die te voorkomen of te beëindigen. Zo nodig kunnen de ministers van Economische Zaken en van Justitie Holland Casino aanwijzingen geven over het wervings- en reclamebeleid. De winst van Holland Casino vloeit volledig in de staatskas. Holland Casino is, binnen de door de minister van Economische Zaken te stellen kaders, zelf verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering, waaronder het in te zetten budget voor werving en reclame. De jaarlijkse begroting van Holland Casino wordt ter kennisgeving aan de minister van Economische Zaken voorgelegd. Deze minister kan zo nodig bindende aanwijzingen aangeven.

Wat vindt de Minister van een legitimatie- en registratieplicht voor coffeeshophouders, vergelijk met videotheekhouders die ook hun klanten registreren.

In een gedoogbeleid kunnen geen positieve eisen gesteld worden met betrekking tot derden want dan houdt het in wezen legalisering in. Dat wil ook de heer Rouvout voorkomen. Coffeeshophouders verkopen cannabis en behoeven als zodanig niet geïnteresseerd te zijn in het achterhalen van de identiteit van een klant met als doel hun het verkochte goed te traceren. Een ander punt is dat het binnen het gedoogbestel niet toegestaan is dat coffeeshophouders cannabis verkopen aan jongeren. Op dit criterium moet ook strikt worden toegezien. Een coffeeshophouder heeft echter al voldoende mogelijkheden om te achterhalen of een klant onder de leeftijdsgrens van 18 jaar valt zonder deze voorgestelde registratie. Als een coffeeshophouder het vermoeden heeft dat iemand minderjarig is kan de verkoop geweigerd worden. Het is dan aan de klant om door middel van legitimatie aan te tonen dat hij ouder is dan 18 jaar.

Waarom zet Minister Donner het Paarse Coffeeshopbeleid door, mede gezien het feit dat veel van de problematiek in de achterstandswijken drugsgerelateerd is.

Voorop wil ik stellen dat het beleid inzake coffeeshops een aanvang kent die ver voor de zogenoemde Paarse Kabinetten ligt. Mijn ambtsvoorgangers hebben het coffeeshopbeleid wel stringenter gemaakt en onder striktere voorwaarden gesteld. Daarmee wil dit Kabinet verder gaan. In het strategisch akkoord is een reeks van maatregelen opgesomd zoals terugdringen van coffeeshops in de buurt van scholen en van de grens en het intensiveren van het ontmoedigingsbeleid inzake het gebruik van softdrugs. Voorts zal gerichter gaan worden opgetreden tegen onder meer de bedrijfsmatige productie van cannabis en de export naar het buitenland. Al deze maatregelen zullen in hun gezamenlijkheid er toe moeten bijdragen dat coffeeshops strikt een functie hebben met het oog op de scheiding van de markt van hard- en softdrugs en helpen beperken dat in een gedoogsfeer het gebruik onder jongeren wordt gefaciliteerd en/of gestimuleerd dan wel de export van kleine hoeveelheden naar het buitenland wordt bevorderd.

Hoe verklaart de minister zijn tegenstrijdige uitspraken over terugkeer naar Somalië? Vorige week konden Somalische Asielzoekers z.i. niet terugkeren, afgelopen weekend wordt in persbericht gesteld dat vrijwillige terugkeer wel mogelijk is.

Ik heb vorige week aangegeven dat Somaliërs aan wie de toegang tot hun land van herkomst vooralsnog is geweigerd en waarvan de IOM zegt dat zij niet in het bezit kunnen komen van reisdocumenten, tijdelijk gebruik mogen blijven maken van de opvang. Daarnaast heb ik aangegeven dat het mij bekend is dat Somaliers die terug willen keren, daartoe mogelijkheden hebben en daartoe in staat blijken te zijn. Dit is m.i. niet tegenstrijdig doch het betreft twee verschillende situaties. Het persbericht beoogde dit verschil nog eens expliciet te benadrukken.

Is de minister bereid het onbedoelde neveneffect van de invoering van samenlevingsregistratie de zgn. flitsscheiding ongedaan te maken?

De mogelijkheid om een huwelijk in een geregistreerd partnerschap of een huwelijk in een geregistreerd partnerschap om te zetten is bewust door de wetgever gecreëerd. Deze mogelijkheid tot omzetting is opgenomen om aan een ieder alsnog de keuzemogelijkheid te bieden van een huwelijk of geregistreerd partnerschap. De procedure om een geregistreerd partnerschap te beëindigen is met waarborgen omkleed. Een geregistreerd partnerschap kan pas beëindigd worden door inschrijving van een door beide partners en een of meer advocaten of notarissen ondertekende en gedateerde verklaring waaruit blijkt dat en op welk tijdstip de partners omtrent de beëindiging van hun geregistreerd partnerschap een overeenkomst hebben gesloten. In de praktijk blijkt dat er nogal wat haken en ogen zitten aan de flitsscheiding. Met name zou blijken dat de flitsscheiding meer tijd kost dan aanvankelijk werd aangenomen. Daarnaast is het discutabel of de ontbinding in het buitenland wordt erkend. Het is thans te vroeg om te concluderen dat er sprake is van een onbedoeld neveneffect dat reparatie behoeft.

Vragen van de D66-fractie:

Wil de minister het WODC op korte termijn onderzoek laten doen naar de problematiek van veel-slachtoffers en de beste aanpak om veel-slachtofferschap te voorkomen?

Ik acht met de heer Dittrich het onderwerp van herhaald slachtofferschap van groot belang. Het heeft dan ook al sedert een jaar of tien de aandacht van justitie. Ik moge verwijzen naar de publicaties over dit thema in het door Justitie uitgegeven tijdschrift SEC, waarin sedert 1993 reeds 17 artikelen aan dit onderwerp zijn gewijd. In 1996 is een Justitie rapport verschenen over herhaald slachtofferschap: Herhaald slachtofferschap, Omvang, verschijningsvormen en mogelijkheden voor een aanpak. Dit jaar is een aparte internationale conferentie aan dit onderwerp gewijd, waarbij ook ons land aanwezig was. Daar is met name Engels onderzoek uitgebreid aan de orde gekomen. De uitkomst van daar gepresenteerd onderzoek waaruit blijkt dat 4% van de slachtoffers lijdt onder 44% van de criminaliteit (de uitkomst van het door u genoemde onderzoek van Ken Pease bevestigend), heeft Slachtofferhulp Nederland ertoe gebracht de komende jaren in de contacten met slachtoffers aandacht te besteden aan de voorkoming van herhaald slachtofferschap. Ik onderschrijf deze beleidskeuze.Gelet op de reeds aanwezige kennis acht ik het niet nodig het WODC te vragen het door u voorgestelde onderzoek te doen.

D66 maakt bezwaar tegen verhoging griffierecht dat wordt gepresenteerd als middel om de werkdruk te verlagen. Is in strijd met de rechtsstaatsgedachte.

Het kabinet is inderdaad voornemens de griffierechten te verhogen.Een verhoging van de griffierechten past in het algemene streven gebruikers in redelijke mate te laten bijdragen in de kosten van een publieke voorziening.De toegankelijkheid van de rechtspraak voor de burger is ook voor het kabinet een belangrijk uitgangspunt, dat ten dele ook internationaal is vastgelegd. De beoogde verhoging van de griffierechten is niet dusdanig dat het de drempels – ook voor lagere inkomens – aanzienlijk zou verhogen. Naast griffierechten zijn bijvoorbeeld ook het belang van de zaak en de hoogte van de vergoedingen aan de advocatuur belangrijk. Uit (econometrisch) onderzoek blijkt dat de hoogte van de griffierechten van relatief beperkt belang is voor het al dan niet inschakelen van een rechter. Het is dan ook geen instrument om de werkdruk te verminderen.

Voorstel D66. Bij een bekennende verdachte geeft het OM aan wat de eis is en de verdachte gaat akkoord. Daarna wordt het «contract» voorgelegd aan de EK, die toetst. Hoger beroep wordt uitgesloten. Hoe denkt de minister over dit voorstel en wil hij hiertoe onderzoek laten uitvoeren?

De CDA-fractie presenteert in zijn 10-puntenplan een aantal ideeën tot verbetering van de efficiency in de justitiële keten. Het is juist dat naast extra investeringen ook het doelmatig functioneren van de gehele keten aandacht nodig heeft. Om aan de volle rijkdom van ideeën recht te doen ontbreekt de tijd. Dat zal ik dan ook niet doen. Wel complimenteer ik de CDA-fractie graag met deze aanpak. Het is noodzakelijk om op efficiencygerichte wijze de rechtspraak te benaderen, nu er met hetzelfde budget meer rechtspraak geleverd moet worden. Een aantal van de ideeën sluit aan bij wat in het Veiligheidsprogramma en in de brief over de modernisering van de sanctietoepassing is voorgesteld. Daarover komen we binnenkort afzonderlijk te spreken. In dit verband noem ik ook het idee van de heer Dittrich over een ander wijze van afdoen van strafzaken, waarin aan de proceshouding van de verdachte – hij bekent – gevolgen worden verbonden. Ik ben met de heer Dittrich van mening dat ernaar gestreefd moet worden om niet teveel tijd te besteden aan de behandeling van strafzaken tegen bekennende verdachten, waarin de strafmaat in belangrijke mate uit richtlijnen voor straftoemeting voortvloeit. Ik zal dan ook nader onderzoek verrichten vanuit de gedachte dat meer gewicht toegekend moet worden aan de opstelling van partijen in de procedure. Ook de heer Teeven heeft suggesties gedaan die van dezelfde gedachte van efficiency-verbetering uitgaan. Ik denk aan een onderzoek naar verdere verruiming van de bevoegdheid van de rechter in hoger beroep. Ook deze suggestie zal ik onderzoeken.

Vragen van de D66-, VVD- en LN-fractie:

Verplichte mediation is geboden bij echtscheiding (als ouders conflicten hebben over kinderen) en bij een vastgelopen omgangsregeling na echtscheiding (D66).

VVD is voor mediation in omgangsrecht. Eventueel zelfs verplicht stellen voorafgaand aan verzoek tot omgangsregeling.

Verplichte bemiddeling bij scheiding en omgaansconflicten prima. Die weg inslaan, niet te snel naar kinderbescherming en deskundigen (die weer van mening verschillen). Weg van het strafrecht zeker niet inslaan (LN).

Bemiddeling is een belangrijk instrument om conflicten over de totstandkoming en naleving van een omgangsregeling op te lossen. De uitkomsten van het experiment omgangsbemiddeling tonen dat duidelijk aan. Ik zal de Kamer op zeer korte termijn mijn standpunt naar aanleiding van de uitkomsten van de experimenten scheidings- en omgangsbemiddeling doen toekomen. Met betrekking tot de vraag of mediation bij scheidings- en omgangsproblematiek verplicht moet worden gesteld zullen we ons eerst goed moeten bezinnen op de mogelijkheden en de consequenties daarvan. Ik heb in de begroting aangekondigd dat ik generiek de mogelijkheden en meerwaarde van het verplicht stellen van mediation wil nagaan. In dat kader wil ik bezien of, en zo ja welke rechtsterreinen of soorten conflicten zich lenen voor een verplichtstelling en onder welke voorwaarden dat zou kunnen worden ingevoerd. Het lijkt mij niet wenselijk daarop op dit specifieke terrein vooruit te lopen. Ik wil daarom de besluitvorming over de precieze inbedding van mediation op het terrein van scheiding en omgang, inclusief de vraag naar het mogelijk verplichtende karakter, betrekken bij de generieke besluitvorming over de plaats van mediation in ons rechtsbestel. Deze besluitvorming is in het najaar van 2003 voorzien. Andere vraagstukken die nog zullen moeten worden opgelost voordat tot structurele invoering van scheidings- en omgangsbemiddeling kan worden overgegaan zijn met name de financiering van mediations en de kwaliteit en het aanbod van mediators in Nederland. Wanneer deze overkoepelende vraagstukken eerder kunnen worden opgelost zal op een eerder tijdstip tot invoering op dit terrein worden overgegaan. Binnenkort ontvangt de Kamer een standpunt over scheidings- en omgangbemiddeling waarin één en ander nader zal worden toegelicht.Mi: Bemiddeling is een belangrijk instrument om conflicten over de totstandkoming en naleving van een omgangsregeling op te lossen. De uitkomsten van het experiment omgangsbemiddeling tonen dat duidelijk aan. Ik zal de Kamer op zeer korte termijn mijn standpunt naar aanleiding van de uitkomsten van de experimenten scheidings- en omgangsbemiddeling doen toekomen. Ik ben op dit moment nog niet zover dat ik een verantwoorde beslissing kan nemen over eventuele verplichtstelling van mediation. Invoering van verplichte mediation heeft vergaande consequenties. Ik wijs op de verhouding van zo'n verplichting tot Europese regelgeving, zoals de Aanbeveling van de Raad van Europa over Family Mediation. Ik wijs voorts op de noodzaak van kwaliteitsborging van de mediators, mogelijke financiële consequenties, de mogelijke rol van de rechter bij een eventuele verplichte verwijzing. Het is dus aangewezen een zorgvuldige afweging te maken. Ik heb in de begroting aangekondigd dat ik generiek de mogelijkheden en meerwaarde van het verplicht stellen van mediation wil nagaan. In dat kader wil ik bezien of, en zo ja welke rechtsterreinen of soorten conflicten zich lenen voor een verplichtstelling en onder welke voorwaarden dat zou kunnen worden ingevoerd. Het lijkt mij niet wenselijk daarop op dit specifieke terrein vooruit te lopen. Ik wil daarom de besluitvorming over de precieze inbedding van mediation op het terrein van scheiding en omgang, inclusief de vraag naar het mogelijk verplichtende karakter, betrekken bij de generieke besluitvorming over de plaats van mediation in ons rechtsbestel. Deze besluitvorming is in het najaar van 2003 voorzien. Andere vraagstukken die nog zullen moeten worden opgelost voordat tot structurele invoering van scheidings- en omgangsbemiddeling kan worden overgegaan zijn met name de financiering van mediations en de kwaliteit en het aanbod van mediators in Nederland. Wanneer deze overkoepelende vraagstukken eerder kunnen worden opgelost zal op een eerder tijdstip tot invoering op dit terrein worden overgegaan. Minister Donner:: Bemiddeling is een belangrijk instrument om conflicten over de totstandkoming en naleving van een omgangsregeling op te lossen. De uitkomsten van het experiment omgangsbemiddeling tonen dat duidelijk aan. Ik zal de Kamer op zeer korte termijn mijn standpunt naar aanleiding van de uitkomsten van de experimenten scheidings- en omgangsbemiddeling doen toekomen. Ik ben op dit moment nog niet zover dat ik een verantwoorde beslissing kan nemen over eventuele verplichtstelling van mediation. Invoering van verplichte mediation heeft vergaande consequenties. Ik wijs op de verhouding van zo'n verplichting tot Europese regelgeving, zoals de Aanbeveling van de Raad van Europa over Family Mediation. Ik wijs voorts op de noodzaak van kwaliteitsborging van de mediators, mogelijke financiële consequenties, de mogelijke rol van de rechter bij een eventuele verplichte verwijzing. Het is dus aangewezen een zorgvuldige afweging te maken. Ik heb in de begroting aangekondigd dat ik generiek de mogelijkheden en meerwaarde van het verplicht stellen van mediation wil nagaan. In dat kader wil ik bezien of, en zo ja welke rechtsterreinen of soorten conflicten zich lenen voor een verplichtstelling en onder welke voorwaarden dat zou kunnen worden ingevoerd. Het lijkt mij niet wenselijk daarop op dit specifieke terrein vooruit te lopen. Ik wil daarom de besluitvorming over de precieze inbedding van mediation op het terrein van scheiding en omgang, inclusief de vraag naar het mogelijk verplichtende karakter, betrekken bij de generieke besluitvorming over de plaats van mediation in ons rechtsbestel. Deze besluitvorming is in het najaar van 2003 voorzien. Andere vraagstukken die nog zullen moeten worden opgelost voordat tot structurele invoering van scheidings- en omgangsbemiddeling kan worden overgegaan zijn met name de financiering van mediations en de kwaliteit en het aanbod van mediators in Nederland. Wanneer deze overkoepelende vraagstukken eerder kunnen worden opgelost zal op een eerder tijdstip tot invoering op dit terrein worden overgegaan.

Vragen van de D66-fractie:

Reactie gevraagd op voorstel van D66 op: Strafbaar stellen van vrouwenbesnijdenis als specifiek delict. Opheffing van vereisten dubbele strafbaarstelling.

Het is niet nodig om specifieke strafwetgeving in het leven te roepen voor de strafrechtelijke bestrijding van vrouwenbesnijdenis. Vrouwen besnijdenis is naar Nederlands strafrecht strafbaar. Op de grondslag van bepalingen inzake mishandeling kan tegen vrouwenbesnijdenis worden opgetreden. Mishandeling, mishandeling met voorbedachte rade, zware mishandeling en zware mishandeling met voorbedachte rade zijn met zware straffen bedreigd. Bovendien geldt als strafverzwarende omstandigheid mishandeling, gepleegd in familieverband. In het wetsvoorstel herijking strafmaxima wordt voorgesteld de maximumstraf voor mishandeling te verhogen tot drie jaar. Wat betreft het vereiste van dubbele strafbaarheid ten aanzien van vrouwenbesnijdenis kan het volgende naar voren worden gebracht.In de eerste plaats wordt op het Ministerie van Justitie een algemene notitie over het vereiste van dubbele strafbaarheid voorbereid. Daarin zullen verschillende aspecten van dit vereiste ten aanzien van rechtsmacht enerzijds en uitlevering, wederzijdse rechtshulp en wederzijdse erkenning anderzijds aan de orde komen. Deze notitie zal ook in algemene zin ingaan op de vraag of het wenselijk is om het vereiste van dubbele strafbaarheid al dan niet te handhaven voor specifieke ernstige misdrijven, zoals vrouwenbesnijdenis. De notitie zal aan het eind van 2002 worden uitgebracht. In de tweede plaats heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het kader van het Meerjarenplan Emancipatie onlangs een opdracht verstrekt aan de Vrije Universiteit van Amsterdam tot het doen van een breed juridisch en sociaal-wetenschappelijk onderzoek naar de aanpak van genitale verminking van meisjes en vrouwen in een aantal Europese landen. In het juridische gedeelte van dit onderzoek wordt nagegaan of de regelgeving in die landen, ook wat het vereiste van dubbele strafbaarheid betreft, aanknopingspunten biedt voor eventuele verbetering van de Nederlandse regelgeving. Dit onderzoek zal begin 2003 worden afgerond.

Waarom trekt de Minister geen geld uit voor experimenten met omgangshuizen? In de vorige kabinetsperiode werd met een experiment begonnen. De resultaten ervan zijn positief. Ontloopt u niet uw verantwoordelijkheid wanneer u de financiering doorschuift naar jeugdzorg (waar immers bezuinigd wordt)?

Omgangshuizen zijn bedoeld als een antwoord op de problemen bij de omgangsregeling in het kader van een echtscheiding. Bij deze problemen gaat het om hulpvragen van ouders en kind. Het beantwoorden van deze en andere hulpvragen maakt deel uit van het takenpakket van de bureaus Jeugdzorg en voorliggende voorzieningen zoals het Algemeen Maatschappelijk Werk. Deze voorzieningen worden door mijn collega van VWS gefinancierd. Voor Justitie is pas een rol weggelegd als er sprake is van een justitiële maatregel. Daar is zoals gezegd bij omgangshuizen geen sprake van. Voor alle duidelijkheid wijs ik er op dat de experimenten waarop in de vraag gedoeld wordt, dan ook niet plaatsvonden onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Justitie.

Mediator heeft geen geheimhoudingsplicht. Waarom heeft de minister geen wetgeving op het punt van mediation geiniteerd?

Bij brief van 20 maart 2002 (Kamer-stukken II 26 352, nr. 60) heeft staatssecretaris Kalsbeek aangegeven waarom zij geen aanleiding zag aan de mediator een wettelijke geheimhoudingsplicht toe te kennen. De daarbij aangehaalde argumenten vind ik op dit moment nog steeds steekhoudend. Slechts aan een beperkte groep van personen die uit hoofde van hun ambt of beroep verplicht zijn tot geheimhouding is tot dusverre door de Hoge Raad een beroep op het verschoningsrecht gehonoreerd. De geheimhoudingsplicht wordt door de wetgever slechts aan een zeer beperkte groep personen toegekend, die uit hoofde van hun ambt of beroep tot geheimhouding verplicht zijn. De mediator mag zich op dit moment niet tot die groep rekenen. Het beroep van mediator is nog onvoldoende uitgekristalliseerd en mediation maakt op dit moment nog in onvoldoende mate structureel deel uit van de Nederlandse (rechts)praktijk. Dat maakt dat het belang van waarheidsvinding in een gerechtelijke procedure vooralsnog niet moet wijken voor het belang van geheimhouding van hetgeen in de mediation is besproken. Overigens meen ik in algemene zin dat moet worden voorkomen dat mediation te veel wordt geformaliseerd en geregeld.

Het sluitingsbevel van de Blokhuispoort op termijn moet van tafel. D66 vraagt een ondubbelzinnige toezegging dat de Blokhuispoort in Leeuwarden open blijft.

De overwegingen die ten grondslag liggen aan het besluit over te gaan tot vervangende nieuwbouw betreffen onder andere de huidige staat van het huis van bewaring in Groningen en het monumentale karakter van de Blokhuispoort, waardoor het gebouw niet in overeenstemming is te brengen met het huidige programma van eisen dat voor penitentiaire inrichtingen wordt gehanteerd. De sluiting van de Blokhuispoort zal niet leiden tot een verminderd aanbod van cellen. De voorgenomen sluiting zal pas plaatsvinden op het moment dat de vervangende capaciteit in Groningen gerealiseerd is, op zijn vroegst in de loop van 2005. Het naast elkaar openhouden van de vervangende nieuwbouw en De Blokhuispoort betekent uiteindelijk te veel en te dure capaciteit op de verkeerde plaats in het land.Zie voor nadere informatie het antwoord op de kamervragen Duijkers van mijn voorganger d.d. 23 januari 2002, mijn brief over heenzendingen d.d. 3 oktober 2002, en het antwoord op de kamervragen Rietkerk ter zake d.d. 5 november 2002.

Hoeveel illegalen zijn er vanaf 1 september jl. onder de verantwoordelijkheid van Minister Nawijn daadwerkelijk, begeleid door de marechaussee, uitgezet? Ook in vergelijking met de vorige regeerperiode.

Over de maanden september en oktober 2002 is nog geen volledig cijfermateriaal beschikbaar. Het totaal aantal verwijderingen zoals in deze periode door de IND geregistreerd op basis van opgave door de vreemdelingendiensten en de Marechaussee bedraagt 6 851, waarvan 3 813 vertrekken onder toezicht en uitzettingen. Er is echter nog geen cijfermateriaal van de Marechaussee beschikbaar over het aantal verwijderingen dat in deze periode onder begeleiding van de Marechaussee heeft plaatsgevonden. Dit materiaal is over de periode vóór september wel beschikbaar. Het totaal aantal door de IND geregi-streerde verwijderingen bedraagt 31 984, waarvan 12 997 vertrekken onder toezicht en uitzettingen over de periode januari t/m augustus 2002. Het aantal verwijderingen dat door de KMar begeleid en via Schiphol heeft plaatsgevonden, bedraagt volgens opgave van de Marechaussee 8 181.Het cijfermateriaal van de IND en de Marechaussee kan overigens niet zonder meer met elkaar worden vergeleken. Zo zijn in het cijfer van de IND ook de vertrekken onder toezicht opgenomen die door de vreemdelingendiensten zijn gerealiseerd. Daarnaast bestaat er een verschil in de wijze van registreren: de IND baseert zich in rapportages op het aantal verwijderingen dat in een bepaalde periode door de IND wordt geregistreerd, terwijl de Marechaussee rapporteert over het aantal verwijderingen dat in de betreffende periode heeft plaatsgevonden.

Gaarne reactie op voorstel om aanvraag MVV automatisch toe te kennen indien niet inhoudelijk binnen 3 maanden na indiening aanvraag is beslist

Voor wat betreft de verkorting van de mvv-procedure wil ik opmerken dat er thans, in de lijn van het u toegezonden plan van aanpak, door alle ketenpartners wordt gewerkt aan de realisatie daarvan. Ik verwacht dat met name de overdracht van de administratieve toelatingstaken van de Vreemdelingendiensten aan de IND die gefaseerd in de loop van 2003 zal plaatsvinden en de introductie, in januari 2003, van één loket bij de IND voor alle arbeidsmigratieverzoeken (inclusief de gezinsleden van de betrokken vreemdelingen) gekoppeld aan één CWI-loket, tot gevolg zullen hebben dat de doorlooptijd substantieel afneemt. Drie pilots, waarbinnen de afgelopen maanden is geëxperimenteerd in overdragen van de taken van de vreemdelingendiensten op het terrein van de behandeling van mvv-aanvragen hebben inmiddels aangetoond dat er inderdaad sprake van een versnelling van de procedure. Daarenboven zullen aan de bekorting van de doorlooptijd bijdragen de deels reeds gerealiseerde maatregelen die betrekkingen hebben op de introductie van het electronisch berichtenverkeer tussen de ambassades en de IND en het veel duidelijker aangeven aan zowel de betrokken vreemdeling in het buitenland als aan de referent in Nederland welke informatie moet worden overhandigd voor het kunnen beoordelen van de aanvraag.Ik beoog uw kamer over dit onderwerp nog dit jaar uitgebreid schriftelijk te informeren, conform mijn toezegging in het algemeen overleg met uw Kamer van 31 oktober jl.. Daarbij zal ik eveneens ingaan op het stijgende zaaksaanbod waarmee de Vreemdelingendiensten en de IND thans op regulier terrein worden geconfronteerd.Met betrekking tot de concrete vraag over het automatisme van een mvv-verlening na drie maanden, merk ik op dat de overheid gehouden is aan het hanteren van redelijke termijnen, maar dat zij zichzelf onrecht aandoet als zij zich op een termijn vastpint met als sanctie dat een aanvrager een mvv krijgt. Dit klemt temeer nu een mvv slechts een visum is en dat, zeker als het op grond van vorenbedoeld automatisme zou zijn verleend, geen garantie is voor de afgifte van een verblijfsvergunning. Immers na inreis zou kunnen blijken dar betrokken vreemdeling niet aan toelatingsvereisten voldoet. De vreemdeling in kwestie zou dus met volstrekt verkeerde verwachtingen naar Nederland kunnen komen en vervolgens geconfronteerd worden met de afwijzing van zijn verblijfsaanvraag. Dit brengt voor de vreemdeling zeer hoge – onnodig gemaakte kosten – met zich mee

Er zouden slachtofferprofielen naast de al bestaande daderprofielen moeten komen.

Ik verwijs naar wat ik bij de beantwoording van de vraag van de heer Dittrich over een WODC-onderzoek naar veel-slachtoffers heb opgemerkt. Op basis van de beschikbare onderzoekgegevens kunnen groepen slachtoffers worden geïdentificeerd met verschillende graden van «slachtoffervatbaarheid». In de wetenschappelijke literatuur wordt in dit verband gewezen op de mogelijkheid een «risk self-assessment instrument» te ontwikkelen, op basis waarvan slachtoffers inzicht zouden kunnen krijgen in hun risicoprofiel in verband met herhaald slachtofferschap. Een dergelijk instrument kan in beginsel in aangepaste vorm ook door de politie worden gebruikt.

Vragen van de GroenLinks-fractie:

Voorstel van GroenLinks om 30 mln Euro over te hevelen van het veiligheidsplan naar het 1000- banenplan voor de werkgevers in de welzijnsector.

Het budget voor het veiligheidsplan is conform de enveloppe voor de veiligheid zoals vastgelegd in het Strategisch Akkoord. Dit bedrag is daar bij uitstek gereserveerd voor de veiligheid en limitatief toegewezen aan vier ministeries: Justitie, BZK, Defensie (Kmar) en Financiën (douane). Het op zichzelf reeds beperkte budget kan dan ook niet voor het door Groen Links gewenste doel worden ingezet. Eerder zijn er binnen het veiligheidsbeleid nog de nodige onvervulde wensen: reden waarom uw Kamer bij de APB nog 130 mln € toevoegde voor 2003 en 20 mln € structureel.

Uitleveringsverdrag met VS herzien. Uitlevering alleen onder voorwaarden. Kamervragen over dhr. D. niet naar wens beantwoord. Graag meer opheldering?

Het uitleveringsverdrag met de VS is in goed vertrouwen afgesloten en dat vertrouwen is bij de toepassing van dat verdrag tot op heden niet beschaamd. Er bestaat dan ook geen aanleiding dit te herzien. Zoals ik heb medegedeeld op onder andere de kamervragen van lid Halsema over de uitlevering van de heer D. aan de Verenigde Staten van Amerika (ingezonden 30 september 2002) is ook niet gebleken dat de VS niet bereid is in te stemmen met de overbrenging van uitgeleverde Nederlanders om in Nederland de eventueel in de VS opgelegde straf te ondergaan en bestaat er ook geen aanleiding om aan deze bereidheid te twijfelen. Hier kan nog aan worden toegevoegd dat ik zeer recent van de autoriteiten van de VS het verzoek tot overbrenging naar Nederland van de uitgeleverde medeverdachte van de Zwolse DJ heb ontvangen. Naar verwachting zal het verzoek tot overbrenging van de Zwolse DJ binnenkort volgen. Met betrekking tot de uitlevering van de heer D. heb ik in mijn beantwoording op de genoemde kamervragen meegedeeld dat deze een kort geding heeft aangespannen tegen mijn beslissing tot uitlevering. Dit kort geding, waarin de kwestie van de tergukeergarantie aan de orde is gesteld, maar ook mijn beslissing dat de zgn. hardheidsclausule in deze niet van toepassing is, heeft inmiddels gediend. De kort geding rechter zal op 14 november uitspraak doen.

Graag reactie op: wij bepleiten dat prioriteit wordt gegeven aan delicten waar burgers het meeste last van hebben: geweld (huiselijk en publiek) straatroof, inbraken, etc. Wat ons betreft gaat ten koste van de overmatige aandacht voor de bolletjesslikkers (3% van de invoer) en de bestrijding van de drugshandel in zijn geheel.

Het Veiligheidsprogramma geeft aan (blz. 26 en 28) dat het kabinet een aanzienlijke reductie nastreeft van criminaliteit die de burger direct raakt: inbraken, berovingen, geweld overvallen, diefstal etc. Het kabinet geeft derhalve de door GroenLinks gevraagde prioriteit aan delicten waar de burgers het meeste last van hebben. Dat neemt niet weg dat ook andere delicten nadrukkelijk aandacht blijven vragen. Ik noem ter illustratie de illegale wapenhandel, ernstige vormen van milieucriminaliteit en fraude, mensenhandel en terrorismebestrijding.

Hoe zit met de «behandeling in de gevangenis» van gestoorde delinquenten (zo'n 40%), een motie van GroenLinks die enkele jaren geleden werd aangenomen?

Behandelen in detentie zal een belangrijke plaats innemen in het door mij te voeren veiligheidsbeleid. De Tweede Kamer heeft op 16 december 1999 een motie aangenomen over het behandelen van delinquenten met een psychische stoornis. Deze motie is aanleiding geweest om een aantal activiteiten te ontwikkelen om de psychische hulpverlening voor deze categorie gedetineerden te verbeteren. In april 2001 zijn zeven voorbeeldprojecten van start gegaan met behandeling in detentie. Inmiddels zijn de eerste resultaten van deze projecten bekend. Mede op basis van deze resultaten wordt momenteel een beleidskader behandelen in detentie opgesteld. In het algemeen gaat het om het versterken van de psychische ondersteuning in het gevangeniswezen, aan het realiseren na de detentie van een goede door- en uitstroom naar de geestelijke gezondheidszorg, een adequate samenwerking met de reclassering en het totstandbrengen van een goede nazorg. Op 22 november 2001 is de voortgangsrapportage van behandelen in detentie naar de Tweede Kamer gestuurd, waarin de meest recente stand van zaken wordt vermeld.In het programma «Terugdringen recidive», één van de programma's die centraal staan in het onlangs gepresenteerde veiligheidsplan, wordt een belangrijke plaats ingeruimd voor behandelen in detentie. Ik zie dat als een belangrijke mogelijkheid om recidive van gedetineerden te beperken.

Meer lef op straat! Groen Links pleit voor een landelijke overheidscampagne. Verder worden bepleit:

– weerbaarheidstrainingen (door politie te geven).

– voorlichtingscursussen (hoe in te grijpen).

– landelijke campagne stadsetiquette. – tevens alternatieve conflictbeslechting (grieven gerechten, herstel bemiddeling). GroenLinks overweegt Amendement.

De suggestie van de fractie van GroenLinks («Meer lef op straat») wordt meegenomen bij de voorbereiding van een eventuele nieuwe landelijke overheidscampagne.De fractie van GroenLinks houdt een pleidooi voor het organiseren door de politie van weerbaarheidstrainingen. Dergelijke trainingen zijn er in twee vormen. Enerzijds weerbaarheidstrainingen gericht op zelfbescherming, zoals we deze kennen in het kader van de aanpak van het huiselijk en seksueel geweld. Anderzijds trainingen gericht op zelfverdediging of het actief ingrijpen en interveniëren in andermans ruzies. Bij de laatstgenoemde trainingen moeten mensen ook het risico af kunnen wegen dat hun reactie ook escalerend kan werken. Voor de politie zie ik in de uitvoering van beide soorten weerbaarheidstrainingen geen taak weggelegd.Met betrekking tot het pleidooi voor een landelijke campagne stadsetiquette merk ik het volgende op. Dit kabinet heeft het vraagstuk van waarden en normen opnieuw op de agenda gezet. Een stadsetiquette kan, naast andere initiatieven, een middel zijn om waarden en normen te versterken. Binnen het kabinet wordt de discussie nog gevoerd over waarden en normen. Binnenkort zullen voorstellen hierover worden aangeboden aan de Tweede Kamer. Op lokaal niveau stimuleer ik middels het verstrekken van subsidie de ontwikkeling en handhaving van gedragsregels in buurten, op scholen, op de werkplek en in het vereningingsleven.Bij de beantwoording van de schriftelijke vragen (36 en 335) over bemiddeling in strafzaken heb ik laten weten dat ik eerst de evaluatie van de lopende experimenten met bemiddeling wil afwachten. Wat betreft het Grievengerecht verwijs ik eveneens naar mijn antwoord op de schriftelijke vraag (335) daarover. In een Algemeen Overleg op 31 oktober 2002 stond het Grievengerecht op de agenda. Ik heb toen laten weten dat ik de strafprocedure niet wil belasten met oneigenlijke en tijdrovende nieuwe modaliteiten. Wel wil ik serieus nagaan in hoeverre vormen van bemiddeling in de aanloopfase van de strafprocedure kan bijdragen aan het verantwoordelijkheidsbesef van (jeugdige)daders en aan de vermindering van de onvrede bij slachtoffers over het functioneren van de strafrechtspleging. Ik wacht echter eerst de onvrede bij slachtoffers over het functioneren van de strafrechtspleging. Ik wacht echter eerst de uitkomsten van de lopende experimenten af, en zal voor de zomer van 2003 mijn standpunt bepalen.

Svp reactie op voorstel tot invoeren inburgeringsmentoren die bijstand geven en controle uitvoeren en advies geven over financiele sancties als de inburgering niet wordt afgemaakt.

Nieuwkomers worden tijdens het volgen van het inburgeringsprogramma begeleid door trajectbegeleiders. De taak van een trajectbegeleider is de inburgeraar te motiveren en te ondersteunen en bij eventuele problemen die kunnen leiden tot uitval oplossingen te bieden. Zij kunnen dus ook goed beoordelen of eventueel verzuim of uitval moet leiden tot het opleggen van een sanctie. Ik begrijp niet goed wat de meerwaarde is van het voorstel van mw. Halsema.

Vragen van de GroenLinks-, D66- en VVD-fractie:

Waarom is/wordt de nota over de dubbele nationaliteit en uitzetting, die naar ik begrepen heb al lang gereed is, niet naar de kamer gestuurd? (GL) Waar blijft de toegezegde notitie over het afnemen van de Nederlandse nationaliteit bij criminelen? (D66) Waar blijft notitie over het uitzetten van criminelen met een dubbele Marokkaans / Nederlandse nationaliteit in bepaalde gevallen toch mogelijk is? (VVD)

De studie die ik laat verrichten is nagenoeg gereed. Ik heb om aanvullende informatie gevraagd. Naar verwachting zal het onderzoek eind november definitief zijn afgerond. Ik zal Uw Kamer daarna zo spoedig mogelijk informeren.

Vragen van de GroenLinks-fractie:

Wat is de reactie van de minister op een aanscherping van de wet Samen door sancties voor werkgevers die de doelstellingen niet naleven op te nemen?

De Wet SAMEN is bedoeld als ondersteunend instrument op het niveau van individuele ondernemingen bij het voeren van multicultureel personeelsbeleid. De Wet SAMEN verplicht werkgevers tot het voeren van een afzonderlijke personeelsregistratie en het opstellen van een jaarverslag Wet SAMEN. De afgelopen jaren is aanzienlijk geïnvesteerd in het ondersteunen van werkgevers bij de uitvoering van de Wet SAMEN en bij het voeren van multicultureel personeelsbeleid.. Dit heeft geresulteerd in een stijgend aantal bedrijven dat een jaarverslag Wet SAMEN heeft gedeponeerd (ruim 72 procent over het jaar 2000). De Wet SAMEN loopt af per 1 januari 2004. In het najaar van 2003 zal met alle bij de wet betrokken partijen worden bezien op welke wijze werkgevers en werkgevers-/werknemersorganisaties in de toekomst gestimuleerd kunnen worden tot het bevorderen van de in- en doorstroom van etnische minderheden en het voeren van multicultureel personeelsbeleid. De ervaringen die zijn opgedaan met de Wet SAMEN, de wenselijke vermindering van de administratieve lasten voor werkgevers en alternatieve instrumenten als convenanten en kwaliteitskeurmerken zullen bij deze discussie een rol spelen.

Wat is de reactie op het opleggen van een inspanningsverplichting aan scholen om een afspiegeling te vormen van de betreffende regio?

Op deze vraag ga ik mondeling in. Voorts wijs ik erop dat de Onderwijsraad een verkenning uitgevoerd heeft naar de interpretatie van artikel 23 van de Grondwet in relatie tot de huidige maatschappelijke ontwikkelingen. Het kabinet beziet thans of deze verkenning aanknopingspunten biedt voor een eventuele beleidswijziging inzake toelating van allochtone leerlingen.Voor een verdere beantwoording van de vraag verwijs ik naar de behandeling van de Onderwijsbegroting.

Graag reactie op de instelling van een landelijke Officier van Justitie, o.a. n.a.v. strikte handhaving leerplicht en actief vervolgen van meisjesbesnijdenis. Motie wordt overwogen.

Het opsporings- en vervolgingsbeleid inzake vrouwenbesnijdenis is aan de orde geweest tijdens een algemeen overleg met de Tweede Kamer op 13 december 2001. Daarbij is door mijn ambtsvoorganger benadrukt dat het openbaar ministerie tot vervolging zal overgaan zodra een geval van besnijdenis bekend wordt. Van enige terughoudendheid bij het openbaar ministerie op dat punt is geen sprake. Overigens moet daarbij wel worden bedacht dat politie en justitie afhankelijk zijn van informatie die over het algemeen afkomstig is van mensen met een vertrouwenspositie. Daarmee zijn de mogelijkheden van politie en justitie beperkt. Maar dat neemt niet weg dat indien zich een geschikte casus voordoet, het openbaar ministerie zeker tot vervolging zal overgaan. Naar mijn mening zal het strafrechtelijk optreden tegen vrouwenbesnijdenis niet effectiever worden door de benoeming van een aparte landelijk officier van justitie. Van belang is dat sleutelfiguren en vertrouwenspersonen binnen de gemeenschappen waarin vrouwenbesnijdenis voorkomt, een actieve rol spelen in het geven van voorlichting, waarbij tevens wordt uitgedragen dat vrouwenbesnijdenis naar Nederlandse opvattingen niet aanvaardbaar is en daarom strafbaar is. In de praktijk gebeurt dit ook met ondersteuning van de stichting Pharos, die hiervoor een subsidie ontvangt van het ministerie van VWS.

Vragen van de LN-fractie:

Heeft MvJ zicht hoe invulling wordt gegeven aan slachtofferzorg op de parketten. Bestaat bij de rechtbank voldoende capaciteit (mensen en ruimte) om slachtoffer op te vangen?

Ik heb structureel overleg met het Openbaar Ministerie over de wijze waarop het OM en de politie invulling gegeven aan de slachtofferzorg, bijvoorbeeld over kwesties als de verbetering van de afstemming schadebemiddeling en het functioneren van de slachtofferloketten bij de parketten. Dankzij dit overleg heb ik voldoende zicht hoe invulling wordt gegeven aan de slachtofferzorg op de parketten. Wat betreft de vraag of bij de rechtbank voldoende capaciteit (mensen en ruimte) bestaat om slachtoffers op te vangen merk ik op dat door mij in het zeer recente Algemeen Overleg van 31 oktober 2002 desgevraagd is toegezegd bij de gerechten na te gaan hoe het staat met de invulling van het voorschrift van het EU-kaderbesluit slachtofferzorg van 2001 om voor slachtoffers aparte wachtruimten beschikbaar te hebben. Ik zal daarbij uw vraag betrekken.

Kan de minister bevorderen dat de procureur generaal bij de Hoge Raad vaker cassatie in het beland der wet instelt in zaak waarbij noodweer en noodweerexces een rol spelen. Te weinig jurisprudentie tot nu toe

Anders dan de veronderstelling die aan deze vraag ten grondslag ligt, is er sprake van een tamelijk omvangrijke jurisprudentie over de reikwijdte van de strafuitsluitingsgronden noodweer en noodweerexces. Daarin wordt nadere uitleg gegeven aan de specifieke vereisten die in artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht zijn opgenomen. Uit de jurisprudentie blijkt wel, zoals ook reeds opgemerkt in het antwoord op de vragen het lid van uw Kamer, de heer Haersma Buma, dat deze in hoge mate situationeel bepaald is. Deze jurisprudentie is ook evenwichtig, omdat zij gevormd wordt op instigatie van de verdachte als het tot een veroordeling is gekomen en op verzoek van het OM als de vervolging in een vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging is geëindigd. In behandeling bij het parlement is een wetsvoorstel dat het bovendien mogelijk maakt voor het OM om cassatie tegen vrijspraken aan te te tekenen. Cassatie in het belang der wet is pas aan de orde als er in een bepaalde strafzaak geen gewone rechtsmiddelen meer openstaan. Indien het openbaar ministerie duidelijkheid wil verkrijgen over de toepassing van enige strafbepaling, kan dit door het instellen van gewone rechtsmiddelen ook bereiken dat de Hoge Raad terzake uitspraak doet. Voor het bevorderen van cassatie in het belang der wet naar aanleiding van recente gebeurtenissen zie ik geen aanleiding.

Fractie LN stemt in met landelijke FBI. Nu is ter ore gekomen dat tegen de plannen van het kabinet veel ambtelijke o.a. (burgemeesters, korpschef) weerstand bestaat. Is deze ambtelijke weerstand op dit moment geslecht of is er nu (weer) sprake van regionale inbedding van (bestrijding) georganiseerde criminaliteit?

Ik ben blij dat LN het eens is met de vorming van de nationale recherche. Het is goed ons gesteund te weten door ook uw fractie. Het Korpsbeheerdersberaad en de Raad van Hoofdcommissarissen hebben de voorzitters van de fracties in de Tweede kamer op 24 oktober jl, bij brief op de hoogte gebracht van twijfels mbt het Veiligheidsprogramma. Eén daarvan betrof de vorming van de nationale recherche. Over die twijfels zullen wij, mijn ambtgenoot van BZK en ik, op zeer korte termijn met de genoemde beraden spreken. Het uitgangspunt, de vorming van een nationale recherche, ondergebracht bij het KLPD en aangestuurd door het OM, staat daarbij niet ter discussie en wij zijn voornemens hiermee voortvarend verder te gaan.

Vragen van de LPF-fractie:

De rechtbank Rotterdam en de rechtbank Den Haag gaan niet over tot het aanstellen van het volledig aantal rechters om budgettaire redenen. In Rotterdam zijn 46 rechters aangesteld ipv 52. Graag een verklaring van de minister voor deze paradoxale situatie.

De door u beschreven situatie is mij niet bekend. Het beleid ten aanzien van de werving en selectie van personeel en de toedeling van middelen naar de afzonderlijke gerechten is een verantwoordelijkheid van de Raad voor de Rechtspraak en de gerechtsbesturen. Het is mij niet duidelijk waarom een situatie waarin minder medewerkers worden aangesteld dan men aanvankelijk van plan was «paradoxaal» zou moeten worden genoemd.

Gratis rechtsbijstand aan asielzoekers moet worden beperkt tot de beroepsfase van een procedure. LPF wil weten op welke wijze de minister het voornemen tot aanpassing van de gefinancierde rechtsbijstand zoals neergelegd in het regeerakkoord uitvoering wil geven

Het standpunt van de LPF dat de gesubsidieerde rechtsbijstand geen prikkel mag vormen voor het onbeperkt doorprocederen in asielzaken onderschrijf ik. Ik merk daarbij overigens op dat ik niet over harde gegevens beschik dat in asielzaken meer dan elders wordt doorgeprocedeerd. Het Interdepartementaal beleidsonderzoek rechtsbijstand heeft in april 2002 een aantal voorstellen opgeleverd gericht op het invoeren van prikkels die moeten leiden tot minder (kansloze) procedures. Deze voorstellen zijn ook van toepassing op rechtsbijstand aan asielzoekers. Momenteel wordt door mijn departement in samenwerking met de raden voor rechtsbijstand en het WODC bezien in hoeverre de voorstellen van het IBO om te zetten zijn in effectieve regelgeving. Ik zal de Kamer zo spoedig mogelijk daarna mijn definitieve standpunt over de voorstellen mededelen.Over gesubsidieerde rechtsbijstand aan asielzoekers kan de Kamer voorts op korte termijn in het kader van de Voorhangprocedure nieuwe regelgeving verwachten waarin het instrumentarium van de raden voor rechtsbijstand om een nieuwe toevoeging te weigeren bij een herhaald asielverzoek wordt aangescherpt. Slechts indien sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden die ten tijde van de eerste procedure nog niet kenbaar konden zijn zal de raad voor rechtsbijstand een nieuwe toevoeging afgeven.Tenslotte beraad ik mij of een herordening van de puntentoekenning in de vergoedingenstructuur over de verschillende fasen van de asielprocedure een effectief instrument kan zijn om de advocaat een betere afweging te laten maken inzake doorprocederen. Uiteraard zullen ook de budgettaire consequenties in ogenschouw genomen moeten worden. Ik zal Uw Kamer hierover in het voorjaar nader berichten. Ik deel overigens niet het standpunt van de LPF dat rechtsbijstand in asielzaken beperkt dient te worden tot de beroepsfase. Met de invoering van de Vreemdelingenwet 2000 is mede beoogd het zwaartepunt in de asielprocedure zo vroeg mogelijk te leggen. Hiertoe is het voornemen in de asielprocedure geïntroduceerd. Ik meen dat het voor de goede werking van de Vreemdelingenwet 2000 van belang is dat de asielzoeker in een zo vroeg mogelijk stadium kan rekenen op adequate rechtsbijstand. Op deze wijze kunnen naar mijn mening juist procedures worden voorkomen.

Kan introductie in het strafrecht van het leerstuk van de risico-aanvaarding een bijdrage leveren aan de bestrijding van geweldscriminaliteit?

In de antwoorden op de vragen 3 en 4 van het lid Haersma Buma, die op 5 november aan Uw Kamer zijn aangeboden, heb ik uiteengezet wat burgers mogen doen wanneer zij slachtoffer of getuige zijn van bijvoorbeeld een geweldsdelict. Zij mogen zich daadwerkelijk verweren, de dader in de kraag vatten, hem arresteren en overleveren aan de politie. Daarbij mogen zij enig proportioneel geweld gebruiken. De rechtvaardiging van dit geweld schuilt evenwel niet daarin, dat de dader het risico aanvaard zou hebben dat hij klappen krijgt. De rechtvaardiging schuilt daarin, dat eigen en andermans lijf, eerbaarheid en goed verdedigd mogen worden tegen een aanval resp. een verdachte op heterdaad mogen aanhouden (arresteren). Als de gedachte van risico-aanvaarding een rechtvaardiging voor geweld zou inhouden, wordt feitelijk de deur opengezet voor eigenrichting. En eigenrichting kan in een rechtsstaat niet worden aanvaard.

De onderzoekscommissie Islamitische scholen heeft geconstateerd dat veel scholen goed, maar een viertal niet zo goed presteren. Kan de minister zeggen wat er op die scholen gedoceerd wordt

Over het rapport «Islamitische scholen en sociale cohesie» van de Onderwijs-inspectie over het onderwijs op islamitische scholen heeft de Kamer op 25 oktober jl. een brief ontvangen van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Daarin wordt ook ingegaan op ondermeer door de inspectie gesignaleerde risico's en tekortkomingen in het islamitisch godsdienstonderwijs, en wordt aangegeven op welke wijze de minister de tot stand koming van een goede, per leerjaar uitgewerkte godsdienstmethode wil bevorderen. Voor het overige verwijs ik naar de behandeling van de begroting van het ministerie van Onderwijs volgende week.

Voorstel om categoriaal beschermingsbeleid af te schaffen, omdat het misbruik in de hand werkt (documentloze pseudo's).

Uitgangspunt is dat zeer terughoudend dient te worden omgegaan met het voeren van een beleid van categoriale bescherming. Hierbij wil ik benadrukken dat ook indien er categoriaal beschermingsbeleid word gevoerd, de asielaanvraag individueel wordt getoetst onder andere op nationaliteit en identiteit. Om deze toets zo effectief mogelijk uit te voeren heeft de IND verschillende instrumenten ontwikkeld, waaronder een talentest. Het beleid ongedocumenteerde asielzoekers is eveneens van toepassing. Het al dan niet voeren van categoriaal beschermingsbeleid is wat dit aspect betreft dan ook niet relevant.

Uit de tabel op pagina 95 van de begroting en schema op bladzijde 96 blijkt dat de Raad voor de kinderbescherming in de jaren tot 2007 een gelijksblijvend aantal Scheidings- en omgangsverzoeken in behandeling zal nemen, dit terwijl de Raad heeft gemeld dat in deze zaken bemiddeling voorop staat en de regel zou zijn. Graag standpunt van de Ministers hoe zich deze gegevens tot elkaar verhouden.

In alle Scheidings & Omgangsverzoeken staat bemiddeling voorop en vindt deze ook daadwerkelijk plaats. Tegelijkertijd moet geconstateerd worden dat het aantal Scheidings & Omgangsverzoeken zelf de afgelopen jaren niet is toegenomen, zoals ik u ook heb geschreven in mijn antwoord op schriftelijke vragen (nr. 296) tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen. Ik heb geen reden om te verwachten dat er in de komende jaren een stijging van Scheidings & Omgangsverzoeken zal plaatsvinden.

Criminaliteit illegalen. Samenwerking tussen strafrechtketen en vreemdelingenketen integreren. Tijdens strafdetentie al beginnenmet voorbereiding uitzetting. Geconcentreerde detentiecapaciteit. Reactie Minister op voorstel.

Voor een vroegtijdige start van de voorbereiding van de uitzetting is het niet nodig verdere integratie tussen vreemdelingenketen en strafrechtketen te bewerkstelligen. Op basis van de aanbevelingen die zijn gedaan in het kader van het project Vreemdelingen in de Strafrechtketen (VRIS) zijn inmiddels zijn door alle betrokken organisaties (OM, DJI, politie, IND) afspraken gemaakt die na implementatie een waarborg vormen voor een goede informatie-uitwisseling met betrekking tot criminele vreemdelingen. Hierdoor wordt het mogelijk al tijdens de strafrechtelijke detentie van de vreemdeling met de voorbereiding van de uitzetting te beginnen. Ook in het Veiligheidsprogramma wordt hiernaar verwezen: de werkwijze VRIS zal in alle regiokorpsen worden geïmplementeerd en gehanteerd teneinde de terugkeer van criminele vreemdelingen zo veel mogelijk te waarborgen.

Vragen van de PvdA-fractie:

Is voor het nieuw op te richten Centrum voor criminaliteitspreventie en Veiligheid nog geen extra geld beschikbaar en is nog niet duidelijk wat het Centrum precies gaat doen (m.n. effecten op lange termijn)?

Voor de oprichting van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid is momenteel slechts een beperkt bedrag beschikbaar. Onderzocht wordt uit welke middelen binnen de huidige begrotingen van de ministeries van Justitie en van BZK voor dat doel aanvullend kunnen worden aangewend. Over de exacte taken van het centrum wordt nog overleg gevoerd tussen de beide departementen en met andere betrokkenen zoals de VNG en het bedrijfsleven. Het centrum moet onder andere de toepassing van het Politiekeurmerk Veilig Wonen en de keurmerken Veilig Ondernemen, de oprichting van lokale netwerken tegen huiselijk geweld gaan stimuleren en regionale platforms criminaliteitsbeheersing faciliteren. Het centrum moet ook kennis over effectieve vormen van criminaliteitspreventie verzamelen en beschikbaar stellen aan de organisaties die taken op dit terrein moeten uitvoeren en deze ertoe te brengen meer aan preventie te doen dan nu gebeurt. Voorts zal ook de uitvoering van publiekscampagnes daar worden ondergebracht. Het centrum moet ook actief aan de slag met deze informatie en deze gebruiken als middel om gemeenten, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties. Het is de bedoeling dat het centrum gebruik maakt van onderzoek dat beschikbaar is over de effectiviteit van preventieve instrumenten en zonodig dergelijk onderzoek in gang zet. Op langere termijn moeten de activiteiten van het centrum leiden tot een veel bredere toepassing van preventieve instrumenten dan nu het geval is en daarmee bijdragen aan de nagestreefde daling van de criminaliteit.

Waarom VWS en OCW niet een grotere vinger in de pap bij het Veiligheidsplan?

Het veiligheidsprogramma is een kabinetsbreed programma voor de veiligheid. Het beoogt een integrale benadering van de veiligheid en onderstreept in dit verband ook de samenhang in de sociale werkelijkheid die er is tussen gebieden als welzijn, onderwijs, jeugd- en gezondheidszorg. VWS en OCW zijn bij de opstelling van het veiligheidsplan dan ook nauw betrokken geweest. De inzet van OCW is in het veiligheidsprogramma opgenomen. De bewindslieden van VWS zullen nog met een nadere uitwerking komen in aanvulling op het veiligheidsprogramma.

Snel uitvoering motie Van Heemst, ingediend begroting 2002, (met name gelet op de dood van René Steegmans).

De PvdA fractie vraagt met klem om uitvoering te geven aan de motie Van Heemst c.s., die is aangenomen na de behandeling van de justitiebegroting van 2002.Het antwoord van het kabinet op de aanpak van het geweld in het publieke domein staat voor een belangrijk deel in het Veiligheidsplan. Vooruitlopend op de discussie over het Veiligheidsplan, die uw Kamer begin december op de agenda heeft staan, wil ik benadrukken dat geweldsincidenten, zoals onlangs in Venlo en afgelopen weekend in Nijmegen, nooit helemaal zijn te voorkomen.Als de voorstellen in het Veiligheidsplan door uw Kamer worden onderschreven dan is het mogelijk om geweldsincidenten in het publiek domein te beperken. Een van de mogelijkheden is het intensiveren van het toezicht op de zogenaamde risicoplekken. Met mijn collega van BZK zal ik gemeenten stimuleren om veiligheidsplannen op te stellen, waarbij de aanpak van het geweld in het publiek domein deel uitmaakt.Naast een intensivering van het toezicht is een sluitende aanpak van opsporing en vervolging noodzakelijk. Ook hiervoor bevat het Veiligheidsplan voorstellen. Aparte aandacht verdient de publiekscampagne. De afgelopen twee jaar is in samenwerking met de Stichting Meld Geweld een Postbus 51-campagne gevoerd. De campagne was gericht op het doorbreken van de cultuur van afzijdigheid en het gevoel van machteloosheid. De campagne bood informatie over handelingsmogelijkheden bij het zien van geweldsincidenten in de openbare ruimte. Daartoe werden twee suggesties aan de hand gedaan, namelijk «Weet wat je te doen staat als het om geweld gaat» en «Help het slachtoffer van geweld zonder jezelf in gevaar te brengen». De tips die hierbij werden aangegeven waren: Bel 1–1-2; Onthoud de kenmerken van de dader; Laat het slachtoffer niet alleen.Volgens de Rijksvoorlichtingsdienst was de campagne in 2001 «de meest succesvolle overheidscampagne van de afgelopen jaren». Ook de eerste tussenmetingen van de campagne in 2002 geven aan dat het een goede campagne is geweest. De fractie van Groen Links bepleit een overheidscampagne onder de noemer «Meer lef op straat», waarin burgers worden aangemoedigd om in te grijpen en hen wordt uitgelegd wat wel mag en wat niet mag.Ik ben niet voornemens om de overheidscampagne «Meld Geweld» in 2003 opnieuw te herhalen. Wel ben ik bereid om in overleg met mijn collega van BZK te bezien of een overheidscampagne op een nieuwe leest in 2003 mogelijk is, waarbij de suggestie van de fractie van Groen Links wordt meegenomen.

Projecten gratis heroïne verstrekking mogen niet worden beëindigd.

Het Kabinet heeft in goed overleg met de Kamer recentelijk nog besloten om de heroïne behandeling voor zwaar verslaafden vooralsnog voort te zetten in zes steden, te weten de vier grote steden plus Groningen en Heerlen. Met het oog daarop werd tevens besloten de aanwezige behandelcapaciteit geheel intact te laten voor de periode 2002 en 2003. Volgend jaar zal mede op basis van een advies van de Commissie Behandeling Heroïneverslaafden (CIBH) een besluit over wel of niet voortzetting na 2003 en de daarvoor vereiste financiering worden genomen.

Kortingen op Rechtsbijstand geven extra drempel voor lagere inkomens tot rechter.

In de eerste plaats wil ik benadrukken dat geen sprake is van kortingen op budgetten voor rechtsbijstand. Het in stand houden van een kwalitatief goed stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand waaraan ook voldoende advocaten deelnemen vereist investeringen. In mijn brief van 21 oktober jl. ben ik op de problematiek van de vergoeding en de daarmee samenhangende belangstelling van de advocatuur voor het stelsel van de gesubsidieerde rechtsbijstand ingegaan. Dit houdt in dat ik voornemens ben de vergoeding met € 7 in twee tranches tot ruim € 94 te verhogen. De benodigde middelen daarvoor zullen binnen het rechtsbijstandbudget moeten worden gevonden. In mijn eerdergenoemde brief aan uw Kamer heb ik reeds aangegeven dat ik dit langs vier lijnen wil realiseren, waaronder een verhoging van de eigen bijdragen. Ik ben mij van ervan bewust dat dergelijke maatregelen pijnlijk kunnen zijn. Ik meen dat dit – in de omvang die thans wordt overwogen – niet tot onaanvaardbare gevolgen leidt, terwijl dit kan bijdragen aan het maken van een bewuste afweging van de rechtzoekende. Deze heeft belang bij een voldoende aanbod van rechtsbijstandverleners. De verhoging van de eigen bijdrage is een belangrijk element in mijn voornemen om dat mogelijk te maken.

Hoeveel ODA-geld is er naar de asielopvang?

Na verwerking van de budgettaire gevolgen van het beleid, zoals verwoord in het Strategisch akkoord, bedragen de geraamde ontvangsten in verband met de opvang € 195 010 000,– Hiervan heeft € 590 000,– betrekking op ontvangsten naar aanleiding van in eerdere jaren te veel betaalde subsidievoorschotten en komt € 194 420 000,– ten laste van het ODA-plafond. Bij het strategisch akkoord is de toerekening van kosten van asielzoekers aan de ODA met 92,9 mln. verhoogd, door deze te baseren op de werkelijke kosten die aanzienlijk hoger liggen dan de forfaitaire kosten die voorheen werden gehanteerd. In de berekening van de kosten zijn de uitgaven voor opvang en medische verzorging, onderwijs en terugkeer meegenomen. De aldus berekende ODA-bijdrage van in totaal € 194 420 is gebaseerd op een geraamde instroom van 18 000. Bij lagere of hogere instroom zal de ODA-toerekening proportioneel lager of hoger worden.

Resterende vragen Lid Adelmund:

1) zie bovenstaande tekst

2) Het «model» heeft betrekking op praktische afspraken over de systematiek van toerekening van de eerstejaarsopvangkosten van asielzoekers uit ontwikkelingslanden aan ODA. Dit betreft o.a. het bijstellen van instroomramingen en de rapportage aan de DAC. De omvang van de werkelijke kosten zoals bij het Strategisch Akkoord bepaald, heeft de regering vastgesteld voor de gehele kabinetsperiode. De toerekening van de kosten zal fluctueren met de instroom. Deze bijstelling zal zowel bij voorjaarsnota als najaarsnota plaatsvinden.

3) Een afspraak over compensatie in het volgende jaar behoeft niet te worden gemaakt omdat bij najaarsnota de instroomraming op basis van de meest recente inzichten wordt aangepast. Dit is ook de basis voor rapportage aan de DAC. Conform de in afgelopen jaren gehanteerde systematiek is niet voorzien in een nacalculatie ná najaarsnota aangezien dan nog weinig substantiële afwijkingen zijn te verwachten. Deze systematiek geldt overigens «for better and for worse».

Albayrak verzoekt om een brief over de rol en het optreden van het OM om duidelijk te maken hoe zich dit verhoudt tot (het veranderende) rechtsgevoel van de burger. Wat is de opstelling van de Minister van Justitie hierin. Verzocht wordt de brief te ontvangen voor de behandeling van het veiligheidsplan (2 december).

De vragen die mevrouw Albayrak heeft gesteld over de verhouding tussen mij en het openbaar ministerie zal ik niet per brief, zoals verzocht, maar reeds nu beantwoorden. Zij sprak meen ik over een verschuiving van de rol van het OM. Ik zie niet direct waarop zij dan doelt. De verhouding en verantwoordelijk- heidsverdeling zijn duidelijk en ongewijzigd. Ik denk dat ik in dit verband kan volstaan met de verwijzing naar bijvoorbeeld het Veiligheidsprogramma dat de politieke kaders aangeeft waarbinnen de strafrechtelijke handhaving zich dient af te spelen. Binnen de op landelijk niveau aangegeven kaders en prioriteiten is er voor het OM ruimte voor nadere prioriteitstelling op regionaal of lokaal niveau. Dat is bij uitstek ook de taak van het OM en de politie voert in deze haar taak onder het gezag van het OM uit. Mede in antwoord op vragen van de zijde van de SP voeg ik hier aan toe dat vanzelfsprekend het OM nooit een zodanig posteriorisering zal aanbrengen dat een bepaald strafbaar feit in het geheel niet meer wordt opgespoord. Dat zou immers leiden tot een vrijbrief voor het betreffende delict.Als het gaat om berichtgeving over strafrechtelijke aangelegenheden heeft het openbaar ministerie uiteraard een eigen taak en verantwoordelijkheid. Maar dit laat natuurlijk mijn politieke verantwoordelijkheid daarvoor onverlet. Ik wijs hier zij het ten overvloede op de Wet op de Rechterlijke Organisatie, waar de verhoudingen Minister – Openbaar Ministerie nadrukkelijk en goed zijn geregeld.Indien en voor zover de vraag is ingegeven door de recente berichtgeving over uitlatingen van de voorzitter van het College van procureurs-generaal wil ik u er overigens op wijzen dat ook voor hem geldt dat het beeld dat de schrijvende pers van zijn uitlatingen schetst niet altijd correspondeert met hetgeen hij in werkelijkheid heeft gezegd. Om een voorbeeld te noemen. Op 4 oktober meldt een grote landelijke ochtendkrant op de voorpagina dat het openbaar ministerie in de opsporing officieel minimumeisen aan criminaliteit gaat stellen en dat wanneer de delictsoort niet op het prioriteitenlijstje van het OM staat, zoals woninginbraak, de agent het slachtoffer links moet laten liggen en zijn tijd aan andere zaken moet besteden. In werkelijkheid heeft de heer De Wijkerslooth de dag ervoor in een speech gesteld dat we af moeten van de situatie dat de politie een inbraak telefonisch afdoet en niet meer langskomt om sporen te verzamelen. «Als de overheid daar al niets meer aan doet, falen we zelfs als nachtwakersstaat.» In het veiligheidsprogramma is bovendien gesteld dat bij een daderindicatie op grond van het uitgevoerde sporenonderzoek het opsporingsonderzoek altijd een vervolg zal moeten krijgen. Mevrouw Albayrak vroeg mij voorts hoe ik omga met het dilemma van onpartijdigheid versus de rol van crime fighter. In mijn optiek is van een tegenstelling geen sprake. De strafrechtshandhaving vormt een onderdeel van de rechtsorde. Rechtsstatelijk handelen is derhalve voorwaarde voor legitiem strafrechtelijk optreden. Justitie – en dus eveneens het OM – is hoeder van de rechtsorde ook – en wellicht juist daar – waar dit niet overeenkomt met de heersende publieke opinie.

Welke wijze pakt u ten aanzien van de slechte verblijfsomstandigheden in asielopvang de criminaliteits problemen op en welke voorstellen voor verbetering kwaliteit zijn er bij COA en IND.

Het uitgangspunt voor het bieden van opvang aan asielzoekers is dat deze opvang een sober doch humaan karakter draagt. Naar de mening van het kabinet voldoet de huidige opvang van asielzoekers aan dit criterium. Mij hebben geen signalen bereikt om in zijn algemeenheid een verband te veronderstellen tussen de wijze van opvang en crimineel gedrag van asielzoekers. Het recente onderzoek «Vreemd en Verdacht» van de Rijksuniversiteit Groningen noemt de opvang slechts als één van de factoren in dit verband. Op dit moment overweegt het kabinet geen wijzigingen in de wijze van opvang.

Uitbreiden mogelijkheid tewerkstelling voor asielzoekers tijdens asielprocedure, zodat ze in eigen onderhoud & opvang kunnen voorzien (veel plannen o.a. van VNG en provincies).

Uitbreiding van de arbeidsmogelijkheden van 12 naar 39 weken of volledige toegang tot werken en WW-rechten verplicht opsparen en bij einde opvang uitkeren bij wijze van integratiestart of terugkeerpremie.Zoals u weet is in de Tweede Kamer meerdere malen over een uitbreiding van de arbeidsmogelijkheden gesproken. Uiteindelijk is besloten de periode van 12 weken in 52 weken niet verder uit te breiden om te voorkomen dat er een aanspraak ontstaat op WW-rechten en vanwege de aanzuigende werking die van een verdere uitbreiding wordt verwacht. Gegeven de verwachte gemiddelde proceduretijd van 12 maanden onder de nieuwe Vreemdelingenwet en indachtig het gegeven dat eerst na 6 maanden na binnenkomst betaalde arbeid mag worden verricht, acht ik een verdere verruiming van de arbeidsmogelijkheden minder opportuun. Ook van volledige toegang tot de arbeidsmarkt en het verplicht opsparen van de WW-rechten zal, los van uitvoeringstechnische moeilijkheden, naar verwachting een aanzuigende werking uitgaan. Voorts ben ik de mening toegedaan dat dit tot een verdringing zal leiden van het prioriteitsgenietend aanbod, waaronder uitkeringsgerechtigden, door asielzoekers, die geen vrije toegang tot de arbeidsmarkt hebben.

De daling instroom levert geld op. Gaat u dit combineren met kwaliteitsslag bij het COA, ook IND?

De raming van de benodigde middelen voor de asielopvang is bijzonder scherp. Er is geen reden om te veronderstellen dat er zich naast de reeds geraamde, aanzienlijke daling van de bezetting een verdere meevaller zal voordoen.Bij de IND gebeurt dit. Bij de COA moet eerst worden afgebouwd. Het bedrag per asielzoeker blijft gelijk: 13 000 euro. Dus geen versobering in de opvang.

Schadefonds Geweldsmisdrijven uitbouwen tot solidariteitsfonds dat schadevergoedingen aan slachtoffers voorschiet. De overheid verhaalt dit voorschot op loon of uitkering van de dader. Voorschot bij wijze van solidariteit aan het slachtoffer. Dat risico moet de overheid nemen (maximum stellen aan het uit te keren bedrag).

De overheid helpt slachtoffers van delicten bij het verhaal van hun schade op verschillende manieren, zoals ik in mijn antwoord op de schriftelijke vraag 215 heb opgesomd. Van belang is dat het huidige Schadefonds zich richt op slachtoffers van een opzettelijk gepleegd ernstig geweldsdelict, waarbij de schade niet op andere wijze verhaald kan worden. Deze groep slachtoffers verdient door de aard van het delict de solidariteit van de samenleving, hetgeen tot uitdrukking wordt gebracht door een tegemoetkoming in de schade. Gelet op de groei van het aantal verzoeken om een tegemoetkoming en de beperkt beschikbare middelen, is het al een hele opgave deze belangrijke taak goed uit te voeren. Het voorgestelde solidariteitsfonds lijkt gericht te zijn op alle slachtoffers van een delict. Gelet op het grote aantal delicten zou dit fonds tot een zeer omvangrijke en daardoor dure organisatie leiden. De financiële middelen ontbreken daarvoor ten enenmale. Voorts betwijfel ik of het verlenen van voorschotten en het verhalen op de dader een taak van de overheid is. Het voorstel gaat bovendien ook veel verder dan waartoe de Commissie van de EU in een recent voorstel over de taken van de Schadefondsen in de lidstaten wil gaan.

Welke preventieve maatregelen zijn het meest effectief? Hoe ver staat het met de motie inzake de relatie repressie-preventie jeugdcriminaliteit?

Welke preventieve maatregelen het meest effectief zijn hangt af van het delict waartegen zij zich richten of de doelgroep waar zij betrekking op hebben. Evaluatie-onderzoek van preventieve maatregelen gericht op lange-termijn effecten is nodig om de effectiviteit van programma's daadwerkelijk te kunnen beoordelen. Wat dat betreft is het verstandig om gebruik te maken van programma's die reeds zijn beproefd, bijvoorbeeld in de V.S. en Engeland. Communities that Care is hiervan een voorbeeld, evenals het Good Behaviour Game (in Nederland Taakspel genaamd). Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid moet ook kennis over effectieve vormen van criminaliteitspreventie verzamelen en beschikbaar stellen aan de organisaties die taken op dit terrein moeten uitvoeren en deze ertoe te brengen meer aan preventie te doen dan nu gebeurt. Het is de bedoeling dat het centrum gebruik maakt van onderzoek dat beschikbaar is over de effectiviteit van preventieve instrumenten en zonodig dergelijk onderzoek in gang zet.Ervan uitgaande dat met de motie relatie repressie-preventie jeugdcriminaliteit de motie van Nieuwenhoven wordt bedoeld, kan ik u melden dat deze wordt uitgewerkt in het actieprogramma Jeugdcriminaliteit dat voor het einde van dit jaar wordt aangeboden aan de Tweede Kamer.Daarin wordt het geheel aan maatregelen voor de aanpak van jeugdcriminaliteit in samenhang gepresenteerd. Tevens wordt in het actieprogramma ingegaan op de relatie en afstemming met andere departementen, waaronder VWS en OCW, via het traject van de Landelijk Jeugdagenda.

Verhoging griffierecht met 15% is onaanvaardbaar. PvdA zal motie indienen.

Het kabinet is inderdaad voornemens de griffierechten te verhogen. Een verhoging van de griffierechten past in het algemene streven gebruikers in redelijke mate te laten bijdragen in de kosten van een publieke voorziening. De toegankelijkheid van de rechtspraak voor de burger is ook voor het kabinet een belangrijk uitgangspunt, dat ten dele ook internationaal is vastgelegd. De beoogde verhoging van de griffierechten is niet dusdanig dat het de drempels – ook voor lagere inkomens – aanzienlijk zou verhogen. Naast griffierechten zijn bijvoorbeeld ook het belang van de zaak en de hoogte van de vergoedingen aan de advocatuur belangrijk. Uit (econometrisch) onderzoek blijkt dat de hoogte van de griffierechten van relatief beperkt belang is voor het al dan niet inschakelen van een rechter.

Vragen van de SGP-fractie:

Kan de Minister nadere uitwerking verschaffen van het strenger maken van strafbaarstelling illegaliteit?

Strafbaarstelling van illegaal verblijf vergt wijziging van de Vreemdelingenwet 2000. Operationalisering daarvan zal tevens leiden tot de nodige wijzigingen in de uitvoeringsinstructies in de Vreemdelingencirculaire 2000. De uitwerking van de strafbaarstelling en een plan van aanpak om die te operationaliseren zijn in voorbereiding. In de door mij toegezegde notitie over de bestrijding van illegalen, zal ik hierop nader ingaan.

Welke oplossing heeft de minister voor problemen die gemeenten ervaren inzake de opvang van uitgerprocedeerd asielzoekers?

Deze vraag zal mondeling worden beantwoord.

Opheffing bordeelverbod. Is het mogelijk een lokaal bordeelverbod in te voeren zolang geen landelijk verbod geldt?

Nu de wetgever in formele zin reeds de morele afweging heeft gemaakt en heeft geoordeeld dat de bescherming van de zeden een bordeelverbod niet rechtvaardigt, is er voor gemeenten geen ruimte om diezelfde afweging nogmaals te maken. Ook een meerderheid van de Tweede Kamer sluit zich hierbij aan, nu tijdens het afgelopen debat over het strategisch akkoord een motie om gemeenten de wettelijke ruimte te bieden voor een nuloptie, is verworpen (Kamerstukken II 2001/02, 28 375, nr. 19; Handelingen II 2001/02, nr. 91, blz. 5443). Derhalve zie ik geen aanleiding of mogelijkheid de totstandkoming van wetgeving te bevorderen die ruimte biedt voor het voeren van een nulbeleid. Uit de evaluatie van de nieuwe wetgeving blijkt onder meer dat nog niet alle gemeenten gereed zijn met de ontwikkeling van een prostitutiebeleid. In de reactie van het kabinet op de uitkomsten van de evaluatie van de prostitutiewetgeving zal daarop nader worden ingegaan. Ik blijf de verdere ontwikkeling en uitvoering van een gemeentelijk prostitutiebeleid in al haar aspecten volgen, ook ten aanzien van een nulbeleid. Vooralsnog ben ik niet voornemens mij actief te richten tot gemeenten die hebben gekozen voor een nulbeleid. Ik wacht de verdere jurisprudentie op dit punt af.

Wat is de koers van het kabinet mbt rechtshandhaving op het Internet, mede met het oog op eerder gestelde vragen inzake reclame voor coffeeshops (op het internet). Wordt hier daadwerkelijk tegen opgetreden?

Het verschijnsel van afficherende coffeeshops op internet heeft de aandacht van de regering. Mede ter uitvoering van uw motie (TK 1999–2000, 24 077 no. 80) werd een quick scan uitgevoerd waarin onder andere werd nagegaan in hoeverre softdrugs op internet geafficheerd worden. Over de belangrijkste resultaten van deze quick scan heb ik u bij brief d.d. 28 october 2002 (kenmerk: TK 2002–2003, 24 077, nr. 111) geïnformeerd. Uit de quick scan bleek onder meer dat 103 coffee-shops in 2001 een website hadden. Aan de hand van de richtlijnen van het Openbaar Ministerie is van geval tot geval bekeken in hoeverre de informatie op deze websites een overtreding zou kunnen opleveren van het afficheringsverbod van artikel 3b. In een beperkt aantal gevallen leek sprake van een evidente overtreding van het afficheringsverbod. In een aantal andere gevallen was minder of in het geheel niet duidelijk of er sprake was van een overtreding c.q een in de OM-richtlijn omschreven casuspositie. Informatie over coffeeshops die met hun website evident het afficheringsverbod overtraden zal aan de bestuurlijke driehoek van de gemeentes waar desbetreffende coffeeshops gevestigd zijn, worden overlegd. Overigens was deze quick scan inventariserend van aard was en niet als zodanig gericht op de opsporing van strafbare feiten. Opsporings- en vervolgingsbeslissingen ter zake van deze coffeeshops maar ook meer in het algemeen worden door het Openbaar Ministerie genomen van het arrondissement waarin de betreffende coffeeshops gelegen zijn. De strafrechtelijke handhaving van het coffeeshopbeleid wordt derhalve lokaal bepaald. Gelet op de uitkomsten van voornoemde quick scan zal met het openbaar ministerie worden overlegd of en in hoeverre deze richtlijnen verder op de op het internet aangetroffen situaties dienen te worden toegespitst. Daarbij zal ook aan de orde komen of er een verder te ontwikkelen handhavingsbeleid in deze nodig is.

SGP voorstander van initiatieven tot strafverzwaring voor hen die zich met geweld keren tegen degenen die anderen proberen te beschermen of overlast proberen tegen te gaan.

De leden van de SGP-fractie hebben aangegeven dat zij voorstander zijn van initiatieven tot strafverzwaring voor hen die zich met geweld keren tegen degenen die anderen proberen te beschermen of overlast proberen tegen te gaan. Graag wijs ik U op het wetsvoorstel herijking strafmaxima dat reeds bij Uw Kamer aanhangig is. Daarin wordt voorgesteld de maximale gevangenisstraf gesteld op mishandeling te verhogen van twee naar drie jaar.

Minister gaf eerder aan: beraadt zich op de vraag of en zo ja een proef met legaal kansspelaanbod op internet moet plaatsvinden. Is daarover al uitsluitsel te geven? Bij voorkeur ook andere voorgenomen verruimingen nog eens kritisch heroverwegen, zoals loterijen, casino's ed.

Mijn voorganger heeft een aantal wijzigingen in het kansspelbeleid in gang gezet en heeft toegezegd uw Kamer halfjaarlijks te informeren over de voortgang daarvan. De eerste voortgangsrapportage kansspelen is op 5 juni jl. aan uw Kamer gezonden (TK 24 036 24 557, nr. 257). De tweede voortgangsrapportage kansspelen zal rondom de jaarwisseling aan uw Kamer worden gezonden. In deze voortgangsrapportage zal ik mijn beleidslijn ten aanzien van kansspelbeleid nader uiteen zetten. Ik zal uw Kamer dan onder meer informeren over het al dan niet uitvoeren van een internetproef en eventuele verruiming van het kansspelaanbod.

Wat valt er te ondernemen tegen misbruik van e-mail en chatboxen voor gebruik van kinderpornografie?

De eindrapportage over het nationaal actieplan ter bestrijding van seksueel misbruik van kinderen is gereed en zal nog deze week, of volgende week, naar de Tweede Kamer worden gezonden. Deze eindrapportage geeft de belangrijkste resultaten weer op het gebied van preventie, repressie en hulpverlening. Tevens wordt, in navolging van eerder uitgebrachte voortgangsrapportages, stilgestaan bij enige recente ontwikkelingen. Daarbij wordt onder andere ingegaan op cijfers uit het jaarverslag over 2001 van het Internet Meldpunt kinderporno en op de constatering dat kinderpornografie steeds vaker via minder opvallende en voor de opsporing minder toegankelijke plaatsen wordt uitgewisseld.

Wanneer komt de toegezegde rapportage over het nationale actieplan ter bestrijding van seksueel misbruik (NAPS)?

De eindrapportage over het nationaal actieplan ter bestrijding van seksueel misbruik van kinderen is gereed en zal nog deze week, of volgende week, naar de Tweede Kamer worden gezonden. Deze eindrapportage geeft de belangrijkste resultaten weer op het gebied van preventie, repressie en hulpverlening. Tevens wordt, in navolging van eerder uitgebrachte voortgangsrapportages, stilgestaan bij enige recente ontwikkelingen. Daarbij wordt onder andere ingegaan op cijfers uit het jaarverslag over 2001 van het Internet Meldpunt kinderporno en op de constatering dat kinderpornografie steeds vaker via minder opvallende en voor de opsporing minder toegankelijke plaatsen wordt uitgewisseld.

Wat zijn de «passende maatregelen» waarop niet meewerkende herkomstlanden worden getrakteerd?

De regering is voorstander van het ontwikkelen van maatregelen jegens derde landen die niet meewerken aan de terugkeer van eigen onderdanen. Voor de regering is het daarbij van belang dat er een evenwichtige benadering wordt gekozen, met een scala aan instrumenten. Deze instrumenten zullen proportioneel moeten worden ingezet. Overigens wil ik er op wijzen dat – voor zover er al gedacht wordt aan het beperken van de ontwikkelingssamenwerking met niet meewerkende landen – met de meeste herkomstlanden van asielzoekers een dergelijke relatie geheel ontbreekt. Concretisering van deze instrumenten en wijze waarop deze ingezet zullen gaan worden, zullen worden aangegeven in de reeds aangekondigde Ministerraadnotitie die in het voorjaar 2003 zal verschijnen.

Wat gebeurt er concreet aan het bestrijden van geweld als amusement in de media?

Uitgangspunt voor het thans gevoerde beleid is dat elk audiovisueel product onder verantwoordelijkheid van de branche wordt geclassificeerd met als criterium de mogelijke schadelijkheid voor vertoning aan jeugdigen. Hiertoe is het Nederlands Instituut voor de Classificatie van Audiovisuele Media (NICAM) opgericht. «Kijkwijzer» informeert of een film, video/dvd-productie, televisieprogramma of computergame schadelijk kan zijn voor kinderen en jongeren tot 16 jaar. Met pictogrammen laat «Kijkwijzer» zien voor welke leeftijdsgroep een productie afgeraden moet worden en wat daarvoor de belangrijkste redenen zijn: geweld, angst, seks, grof taalgebruik, alcohol- en drugsgebruik of discriminatie. «Kijkwijzer» is in de eerste plaats een advies voor ouders en opvoeders. Het stelsel van zelfregulering van de audiovisuele media wordt geëvalueerd. Het evaluatieonderzoek zal binnenkort door de staatssecretaris van VWS worden aangeboden aan de Tweede Kamer. Het (volgende) kabinet zal mede op basis van de resultaten van deze eindevaluatie bezien of het gevoerde beleid bijgesteld moet worden.

Evaluatie wetgeving opheffing bordeelverbod voorhanden. Wanneer komt er een uitgewerkt kabinetsstandpunt? SGP pleit voor radicale koerswijziging en wil wetgeving terugdraaien.

Prostitutie bestaat, al heel lang zelfs, en zal naar ik vrees ook blijven bestaan, wat de wetgever ook doet. Dat vraagt om een realistische benadering van de zijde van de overheid. Tijdens de afgelopen Algemene politieke beschouwingen heeft de Minister-President naar aanleiding van een vraag over herinvoering van het bordeelverbod naar voren gebracht dat een dergelijke wijziging van wetgeving tijdens deze kabinetsperiode niet aan de orde zal zijn (Handelingen II 2002/03, nr. 3, blz. 184). De knelpunten die zijn gesignaleerd ten aanzien van het prostitutiebeleid, zijn mij bekend uit de evaluatie van de opheffing van het algemeen bordeelverbod. In het kabinetsstandpunt naar aanleiding van de evaluatie van de opheffing van het algemeen bordeelverbod dat in voorbereiding is, komen deze knelpunten ook aan de orde. Ik streef er naar eind van dit jaar een kabinetsstandpunt aan uw Kamer toe te sturen. Wij zullen vervolgens nog uitgebreid komen te spreken over de evaluatie van de wetswijziging. De hoofdconclusie uit het WODC-rapport is, dat het nog te vroeg is om te kunnen concluderen wat de werkelijke effecten van de wetswijziging zijn. Ik kan hieraan nog het volgende toevoegen. De prostitutiebranche is jarenlang een gemarginaliseerde branche geweest, omringd door criminele randverschijnselen. Deze branche is decennialang gedoogd, met alle gevolgen van dien. Het is niet vreemd dat de gewenning aan de nieuwe situatie, met alle rechten en plichten die daarbij horen, voor alle betrokkenen veel tijd kost. Het bereiken van de met de nieuwe wetgeving en het daarop gebaseerde prostitutiebeleid is dan ook een zaak van lange adem.

Meer duidelijkheid over de beleidslijn van dit kabinet met het gedoogbeleid. Er is aangekondigd dat bekende gedoogcriteria intensiever zullen worden gehandhaafd, is dit een erkenning dat gedoogcriteria nu niet strikt worden nageleefd, en dat het overtreden van deze gedoogcriteria wordt «gedoogd»?

Het Kabinet is voornemens om in een beleidsbrief aan de Kamer haar aanpak op hoofdlijnen van de drugsparagraaf uit het Strategisch Accoord te presenteren. Het Kabinet is inderdaad van opvatting dat onder meer een stringentere handhaving van de gedoogcriteria op z'n plaats is en zal dit nader uiteenzetten in deze brief. Uit onderzoek blijkt o.m. dat er nog steeds veel jongeren zijn die cannabis gebruiken en die kopen in coffeeshops. Dat kan niet de bedoeling zijn. Dat betekent evenwel niet dat er sprake is of was van een gedogen van niet-naleving van de coffeeshop criteria. Met name aspecten als het niet verkopen van hard drugs en het niet overtreden van de maximum gedulde handelsvoorraad worden behoorlijk nageleefd. Daarop wordt ook meer systematisch toegezien. Maar op onderdelen zullen de naleving en de handhaving verbeterd dienen te worden. In een binnenkort plaats vindend nieuw tellingenonderzoek van coffeeshops zal daarom tevens naar de stand van de handhaving worden gekeken.

Vragen van de SP-fractie:

Rechtswinkels dienen weer terug te komen. Juridische studenten dienen daarin praktijkervaring te kunnen opdoen.

Rechtswinkels zijn private organisaties waarin doorgaans juristen en juridische studenten samenwerken om mensen met juridische problemen bij te staan. De raden voor rechtsbijstand kennen een subsidieregeling voor deze rechtswinkels op grond waarvan jaarlijks aan verscheidene organisaties financiële middelen worden verstrekt. Het gaat daarbij doorgaans om geringe bedragen. Ook nieuwe particuliere initiatieven zouden daar een beroep op kunnen doen.Binnen bestaande financiele kaders uiteraard. Natuurlijk is het nuttig dat juridische studenten in hun studie goed worden voorbereid op hun loopbaan, maar het is aan de onderwijsinstellingen om dat vorm te geven. Om de aanwas van advocaten die toegevoegde zaken doen te verbeteren worden door de raden maatregelen voorbereid, die mede betrekking hebben op stagiairs.

Hoe voorspelbaar is het recht bij uitleveringsverzoeken van de VS van Nederlandse onderdanen, en in hoeverre is hier sprake van eenrichtingsverkeer?

Uitlevering tussen Nederland en de Verenigde Staten vindt plaats op basis van het bilaterale uitleveringsverdrag (24 juni 1980). Dit verdrag schept over en weer een uitleve- ringsverplichting voor zover zich geen in het verdrag opgenomen weigeringsgrond voordoet. In artikel 8 van dit verdrag is bepaald dat de uitlevering van eigen onderdanen niet kan worden geweigerd voor zover er een overbrengingsverdrag tussen beide landen van toepassing is. Nu dit het geval is bestaat er dus over en weer een uitleveringsverplichting van eigen onderdanen. Daarbij geldt van Nederlandse zijde de voorwaarde dat de uitgeleverde Nederlandse onderdaan zijn eventueel in de VS opgelegde straf in Nederland kan ondergaan. De VS stemt hiermee in. Ik moge u verwijzen naar mijn antwoord op de desbetreffende vraag van lid Halsema. Tot op heden is nog geen Amerikaans onderdaan aan Nederland uitgeleverd. Dit is niet het gevolg van het feit dat de VS niet bereid zou zijn eigen onderdanen aan Nederland uit te leveren, hetgeen in strijd zou zijn met de verdragsverplichting, maar enkel vanwege het feit dat Nederland voor zover bekend nog niet eerder de uitlevering van een Amerikaans onderdaan aan de VS heeft gevraagd.

Wat gaat de minister doen aan het oordeel van het gerechtshof in Den Haag dat het opsluiten van mensen in aanmeldcentra geen wettelijke grondslag kent in de vreemdelingenwet?

Hiervoor verwijs ik u naar de brief (kenmerk 5192082/02/DVB) die ik maandag 4 november jl. aan de Tweede Kamer heb gezonden.

Tijdens het debat over vreemdelin- gen- en integratiebeleid op 5 september jl. heeft de Minister toegezegd dat landelijke subsidies tegen het licht gehouden zouden worden. Hoe staat het daarmee? En welke aanpassingen mogen worden verwacht binnen de begroting van de Minister? Weet de Minister hoe groot dit bedrag is en waar het binnen de begroting te vinden is?

Er zijn op dit punt geen wijzigingen in mijn eigen begroting te verwachten. Het grootste deel van mijn subsidies aan landelijke organisaties van minderheden heeft een wettelijke basis, namelijk de Wet overleg minderhedenbeleid, en dat is op integratie gericht. Daarnaast kunnen door mij op incidentele basis subsidieverzoeken van derden worden gehonoreerd. Als criteria om in aanmerking te komen voor deze subsidie geldt dat het project een landelijke uitstraling moet hebben, een voorbeeldfunctie moet vervullen (« Best practice») en zich moet bewegen op de prioritaire terreinen van het integratiebeleid. Dus ook gericht op integratie. Het gaat er nu om dat ook de subsidies die andere departementen geven aan organisaties van minderheden tegen het licht worden gehouden, zodat subsidieverzoeken worden beoordeeld op de daadwerkelijke bijdrage aan de integratie van de groepen waar zij zich op richten.

De SP heeft eerder een motie ingediend dat imams die in Nederland verblijven op korte termijn verplicht worden een inburgeringscursus te volgen. Tot nu toe alleen beleid op basis van vrijwilligheid, motie blijkbaar niet omgezet in beleid. Graag opheldering van de Minister hierover.

Vanaf 1 januari 2002 is een wijziging op de Wet Inburgering Nieuwkomers (WIN) van kracht. Hierdoor worden bepaalde categorieën nieuwkomers die tijdelijk in Nederland verblijven, verplicht tot het volgen van een inburgeringsprogramma, zoals een geestelijk bedienaar. Een geestelijk bedienaar moet voldoen aan de eisen die gesteld worden door de overheid en die neergelegd zijn in de eindtermen als beschreven in de Handleiding voor Gemeenten. Geestelijke bedienaren die voor 2002 in Nederland toegang hebben gekregen vallen niet onder deze wettelijke verplichting, die pas dit jaar van kracht is gegaan. Geestelijke bedienaren die al langer (voor 2002) in Nederland verblijven, kunnen wel op vrijwillige basis deelnemen aan het programma. In de regelingen voor oudkomers, gericht op de G54, worden twee prioritaire groepen genoemd: werkzoekenden en opvoeders. In de nieuwste regeling, waar alle gemeenten buiten de G54 aan deel kunnen nemen, zijn daar de geestelijke bedienaren als prioritaire groep aan toegevoegd. Dit betekent niet alleen dat het geld binnen deze regeling kan worden benut voor de inburgering van geestelijke bedienaren, maar ook dat dezen van de gemeenten met voorrrang een aanbod dienen te krijgen. De eerste specifieke cursus is 30 september jongstleden van start gegaan met 17 geestelijke bedienaren (12 van Turkse en 5 van Marokkaanse komaf). Vier van hen zijn geestelijke bedienaren, die vrijwillig aan de specifieke cursus deelnemen. De resultaten van de cursus worden medio 2003 geëvalueerd de Tweede Kamer wordt hierover geïnformeerd.

Er moet meer blauw op straat. De vraag is hoeveel agenten kunnen er financieel gezien bijkomen?

Ik verwijs uw Kamer naar het Wetgevingsoverleg over de behandeling van de Politie Begroting begin december, waarin dit punt en het Veiligheidsprogramma uitvoering aan de orde zullen komen.

Wat dacht de minister van de afbraak van de gefinancierde rechtshulp?

Met de beantwoording van deze vraag beantwoord ik tevens de vraag waarin de SP aangeeft van mening te zijn dat als gevolg van voorgenomen maatregelen een grote groep mensen in de samenleving verstoken zal blijven van rechtshulp. Mede naar aanleiding van signalen van de raden voor rechtsbijstand, de Vereniging Rechtshulporganisaties Nederland en de Nederlandse Orde van Advocaten heeft de voormalige staatssecretaris van Justitie het initiatief genomen tot een wijziging van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. Daartoe is de Commissie toekomstige inrichting stelsel gesubsidieerde rechtsbijstand ingesteld onder leiding van de heer drs. H.G. Ouwerkerk. Het advies van deze commissie is door de voormalige staatsecretaris grotendeels overgenomen, waarover u bent geïnformeerd bij brief van 10 april jl. De voorgestelde stelselwijziging houdt geenszins in dat sprake is van «afbraak van de gefinancierde rechtshulp», zoals de SP stelt. In tegendeel, er wordt juist geïnvesteerd in het stelsel door meer dan ooit de nadruk te leggen op de eerstelijns rechtshulp die de rechtzoekende voorziet van informatie, vraagverheldering en doorverwijzing naar verdergaande rechtshulp. Die investering houdt onder meer in dat er nieuwe juridische loketten worden gevormd waar rechtzoekenden op snelle en adequate wijze worden geholpen. Daarnaast zal het juridisch loket voorzien in een kosteloos spreekuur van een uur. Toegevoegde rechtshulp zal door de advocatuur worden verzorgd, die daartoe zal samenwerken met de raden voor rechtsbijstand en de juridische loketten. De stelselwijziging zal vergezeld gaan van een breed pakket maatregelen op het gebied van onder meer vermindering van administratieve lasten, verhoging van de vergoeding, loopbaanontwikkeling, opleidingen en ICT. Bedoeld pakket maatregelen is er op gericht te voorkomen dat in de woorden van de SP «een grote groep mensen in de samenleving verstoken zal blijven van rechtshulp». Zo spoedig mogelijk zal ik u in een brief informeren over de nadere uitwerking van het principebesluit inzake de toekomst van de gesubsidieerde rechtsbijstand en de samenhang daarvan met andere maatregelen, zoals de implementatie van de vereenvoudigde toevoegingsaanvraag (het project-VIValt) en de verhoging van de toevoegingsvergoeding. Bij brief van 21 oktober jl. heb ik u geïnformeerd over mijn voornemen de uurvergoeding voor het verlenen van toegevoegde rechtsbijstand in twee tranches met in totaal € 7 te verhogen, waardoor de verhoging ruim € 94 zal bedragen. Dit bedrag komt nagenoeg overeen met de indicatie uit het rapport van het IBO-Rechtsbijstand dat een reële uurvergoeding € 95 tot € 100 (prijspeil 2002) dient te bedragen.

Het overhevelen van taal- en inburgeringscursussen naar de landen waar de meeste migranten naar Nederland vandaan komen in het kader van gezinsvorming of gezinshereniging, is volgens de SP-fractie het enige effectieve middel om de integratie in Nederland te bevorderen. Volgens de Minister stuit dit op «diverse lastige uitvoeringsaspecten». Heeft de Minister deze mogelijkheid serieus onderzocht en ligt an zijn uitspraak een onderzoek ten grondslag?

Ik verwijs voor het antwoord op deze vraag graag naar de schriftelijke beantwoording van eerdere vragen over inburgering in het land van herkomst. Met gezond verstand kan iedereen inschatten dat de uitvoering van inburgering in het buitenland ongelooflijk ingewikkeld is. Veel ingewikkelder dan hier in Nederland, terwijl dat al zo lastig is.

De Minister heeft in september toegezegd met voorstellen te komen om te zorgen dat mishandelde en onderdrukte vrouwen niet het land uit hoeven. Wat kan de Minister nog meer doen om de positie van moslimvrouwen in Nederland te verbeteren?

Ik ben inderdaad voornemens om voorstellen te doen ten aanzien van mishandelde en onderdrukte vrouwen. Deze voorstellen zullen niet alleen betrekking hebben op de positie van moslimvrouwen in Nederland maar zien op alle vrouwen die zich in een dergelijke precaire situatie bevinden. Vooralsnog ben ik van mening dat het wenselijk is eerst de uitwerking en uitvoering van deze voorstellen af te wachten alvorens te bezien of nog extra maatregelen noodzakelijk zijn.

In het NJB zegt de Minister «dat recht voorspelbaar moet zijn». Wat bedoelt hij daar precies mee en valt dit ook uit te leggen aan de bolletjesslikkers?

Dat het recht voorspelbaar moet zijn, houdt verschillende dingen in. Recht is geen recht als het geen zekerheid biedt. Willekeurige beslissingen zijn het tegenovergestelde van wat het recht beoogt. Recht moet voorspelbaar zijn om de samenleving te kunnen ordenen.Dat geldt zowel voor de wetgeving, als voor de rechtspraak. Voor de wetgeving betekent dit, dat zij een stevig kader biedt voor het handelen van burgers en overheid, dat daarvoor ruimte schept, niet te zeer in details treedt en niet permanent aan verandering onderhevig is, maar wel de mogelijkheden biedt om in te spelen op veranderingen. Voor rechterlijke uitspraken betekent dit, dat deze consistent zijn en dat de burger er op mag vertrouwen, dat min of meer gelijke gevallen door verschillende rechters op dezelfde op vergelijkbare wijze worden behandeld.

Wat te doen om te zorgen dat buurten weer veilig worden en blijven. Cameratoezicht? Wijkagenten?

De fractie van de SP vraagt wat er gaat gebeuren als «we» de straat weer hebben terugveroverd. Met het gestelde in het Veiligheidsplan is het streven er onder meer op gericht dat we weer veilige wijken hebben. Met mijn collega van BZK zal ik gemeenten stimuleren om veiligheidsplannen op te stellen, waarbij de aanpak van de criminaliteit in het publieke domein en het behoud van leefbaarheid van de wijk onderdeel van uitmaakt. Het is primair aan de gemeenten om in overleg met de bewoners en de politie in deze plannen te bepalen of in bepaalde wijken het toezicht geïntensiveerd dient te worden door middel van camera's, of door de inzet van (wijk)agenten. Ook de bewoners zijn gebaat bij een veilige, leefbare wijk.

Hoe kan Nederland zo makkelijk haar eigen staatsburgers uitleveren aan de VS

Nederland levert enkel uit krachtens verdrag. Een (bilateraal) uitleveringsverdrag wordt afgesloten tussen landen die vertrouwen hebben in elkaars rechtssysteem. Het beoogt de samenwerking op het gebied van de bestrijding van de criminaliteit. Tussen Nederland en de VS is een bilateraal uitleveringsverdrag van toepassing. Uitgangspunt van het verdrag is dat er een verplichting bestaat tot uitlevering. Ingevolge dit verdrag kan de uitlevering van eigen onderdanen niet geweigerd worden uitlsuitend op grond van hun nationaliteit. Ik verwijs u wat betreft de voorwaarden voor uitlevering van eigen onderdanen aan de Verenigde Staten naar mijn antwoord op uw vraag «Hoe voorspelbaar is het recht bij uitleveringsverzoeken van de VS van Nederlandse onderdanen en in hoeverre is hier sprake van eenrichtingsverkeer?» De eisen waaraan een verzoek tot uitlevering moet voldoen zijn vastgelegd in het verdrag. De uitleveringsprocedure is geregeld in de Uitleveringswet. Deze procedure ziet niet op de vaststelling van de schuld of onschuld van de opgeëiste persoon, maar op de vaststelling of een verzoek tot uitlevering voldoet aan de eisen die in het verdrag daaraan worden gesteld. Ingevolge jurisprudentie kan in de uitleveringsprocedure ook de vrees voor schending van de mensenrechten aan de orde worden gesteld. In de uitleveringszaken met de VS hebben dergelijke verweren tot op heden niet tot een ontoelaatbaarverklaring of een weigering geleid. Daarbij zij opgemerkt dat de beslissing van de Minister van Justitie tot uitlevering van eigen onderdanen aan de VS ook steeds in kort geding aan de rechter worden voorgelegd. In het bijzonder geldt nog bij de uitlevering van eigen onderdanen dat de uitlevering enkel geschiedt ter fine van vervolging. Na de onherroepelijke veroordeling kan de veroordeelde weer worden overgebracht naar Nederland alwaar dan de Amerikaanse straf door de Nederlandse rechter wordt omgezet in een straf naar Nederlandse maatstaven. Ik ben dan ook van menig dat de uitlevering van Nederlanders met de nodige zorgvuldigheid geschiedt.

Botsen de Nota grondrechten in multiculturele samenleving. Wanneer komt nota?

Zoals wij op 23 oktober jongstleden aan de vaste commissie voor Justitie hebben bericht, ligt het initiatief voor de desbetreffende nota bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Hij streeft ernaar u bij de mondelinge behandeling van het begrotingsvoorstel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties nader te berichten over de nota.

Vragen van de VVD- en LN-fractie:

De VVD ziet wel wat in dwangsom voor niet meewerkende ouder aan omgangsregeling. Strafbaarstelling eventueel als ultimum remedium.

LN vindt verplichte bemiddeling bij scheiding en omgaansconflicten prima. Die weg inslaan, niet te snel naar kinderbescherming en deskundigen (die weer van mening verschillen). Weg van het strafrecht zeker niet inslaan.

Het is nu reeds mogelijk om een dwangsom te vorderen voor een niet meewerkende ouder aan een omgangsregeling. Ingevolge artikel 611 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de rechter op vordering van een partij de wederpartij veroordelen tot betaling van een geldsom voor het geval aan de hoofdveroordeling, zoals de nakoming van een omgangsregeling, niet wordt voldaan. Ten aanzien van de aanbeveling een strafbepaling in de wet op te nemen sluit ik mij aan bij het door mijn voorganger ingenomen standpunt hiervan af te zien, onder meer omdat hiermee een handhavingsverplichting wordt geschapen die tot gevolg heeft dat het belang van het kind in het gedrang kan komen. Voorts heeft een dergelijke bepaling onvoldoende toegevoegde waarde ten opzichte van het middel van (civiele) lijfsdwang (585 Rv).

Vragen van de VVD-fractie:

Invoering bestuurlijke boetes kleine overtredingen om keten te ontlasten?

In het Veiligheidsprogramma kondigen de minister en staatssecretaris van BZK en ik aan dat de Tweede Kamer in het eerste trimester van 2003 een voorstel krijgt over de uitbreiding van de bestuurlijke handhaving rond kleine overtredingen. Daarin worden de mogelijkheden tot ontlasting van deze keten nagegaan. Ook brengen we dan de risico's van substitutie-effecten – een andere keten zal dan immers geactiveerd worden – in beeld.

VVD wil versnelde afschaffing van het verplichte procuraat.

De afschaffing van het verplicht procuraat in civiele zaken is reeds door het vorige kabinet op de agenda gezet. Snelle doorvoering van de afschaffing is begin 2001 opgeschort vanwege de ingrijpende consequenties voor de gerechtelijke administraties die op dat moment zeer intensief bezig waren de voorbereiding van de reorganisatie van de gerechten en de invoering van het integraal management aldaar. Cumulatie van beide processen werd te riskant geacht. Nu de reorganisatie van de gerechten gerealiseerd is en de gerechten de consequenties daarvan onder de knie beginnen te krijgen, ontstaat er weer ruimte voor doorzetting van de afschaffing van het verplicht procuraat. Dat doet er niet aan af dat hierbij nog steeds sprake is van een ingrijpende administratieve operatie waar zorgvuldig mee moet worden om gegaan. Ik zal een werkgroep in het leven roepen, die uitwerkt hoe deze administratieve opgaven op een verantwoorde wijze kunnen worden opgelost. De Kamer wordt van de voortgang op de hoogte gehouden over het te bewandelen vervolgtraject.

Privacyregels belemmeren goede aanpak ketenproblemen in criminaliteitsbestrijding. Bijvoorbeeld reclassering weet niet dat jeugdige crimineel weer is opgepakt. Gaat minister belemmeringen ruimen?

Een jongere die eerder een strafbaar feit heeft begaan staat geregistreerd in het clientvolgsysteem-jeugdcriminaliteit. Op het moment dat deze jongere opnieuw door de politie wordt opgepakt ziet de politie in dit systeem dat er sprake is van begeleiding door de jeugdreclassering en zal hiermee contact opnemen. Op het moment dat de jongere in voorlopige hechtenis wordt genomen zal de Raad voor de Kinderbescherming deze rol vervullen in het kader van het verlenen van vroeghulp. Wat betreft eventuele knelpunten in privacyregels die ketenproblemen veroorzaken, merk ik op dat binnenkort een concept-nota over de Wet politieregisters zal worden besproken met de politie en dat daarbij alle eventuele knelpunten aan de orde zullen komen. «Tevens is de «Handreiking voor gemeenten over privacyaspecten bij criminaliteitspreventie» opgesteld en breed verspreid onder gemeenten en alle relevante lokale partners betrokken bij gegevensuitwisseling ten behoeve van preventie van jeugdcriminaliteit. De handreiking biedt inzicht in van belang zijnde wet- en regelgeving. Genoemde handreiking is uw Kamer toegezonden bij brief van 17 juli 2002, kenmerk 5175683/02/DJC. In aansluiting op deze handreiking hebben inmiddels vier themabijeenkomsten plaatsgevonden waar mogelijke knelpunten zijn geïnventariseerd. Tevens is een modelconvenantstekst in de maak die spoedig ter beschikking gesteld zal worden aan betrokken partijen aan de hand waarvan zij afspraken kunnen maken over de samenwerking en uitwisseling van gegevens. In het op handen zijnde actieprogramma aanpak jeugdcriminaliteit is vervolgens oprichting van een helpdesk privacy aangekondigd.»

Burgers als omstanders van geweld. Welke rechten hebben zij? Wat mag wel, wat mag niet (m.n. 1e 15 minuten na een incident)? Verzoek om brede voorlichtingscampagne.

In mijn antwoorden op de vragen 3 en 4 van het lid Haersma Buma die ik Uw Kamer gisteravond heb aangeboden, heb ik uiteengezet wat burgers mogen in dit soort situaties. Wat burgers doen als zij overvallen worden of als zij geconfronteerd worden met een overval van een ander, wordt in de eerste plaats bepaald door de omstandigheden van de situatie. Niet het recht, maar karakter, verstand en ervaring bepalen in zo'n situatie wat moet en kan. Het recht kan daar slechts grenzen aan stellen. Van een «moeten» is derhalve al helemaal geen sprake, behalve in situaties dat een ander in doodsgevaar is, men zonder risico kan helpen en toch met de armen over elkaar blijft staan; nalaten hulp te verlenen is in zo'n situatie strafbaar indien de dood van de hulpbehoevende volgt (artikel 450 Wetboek van Strafrecht). Wat iemand in bovenbedoelde situatie kan doen, hangt in de eerste plaats af van hoe men de situatie begrijpt. Wie valt wie aan, wie is slachtoffer, wie verkeert in gevaar, wordt er met geweld gedreigd? Het hangt evenzo af van instinct; de één staat zijns ondanks als verstijfd, de ander explodeert in actie ter verdediging voor wat hij als recht ziet. De wet is daarover duidelijk. Ingevolge artikel 41 Wetboek van Strafrecht mag een ieder zich verdedigen tegen de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed. Artikel 53 Wetboek van Strafvordering bepaalt vervolgens dat in geval van ontdekking op heterdaad ieder bevoegd is de verdachte aan te houden. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat, waar dit in een gegeven situatie nodig is als er een strafbaar feit wordt gepleegd tegen een ander of tegen een persoon zelf, het gerechtvaardigd is om enig geweld toe te passen, teneinde aan die situatie een eind te maken. Wat nodig is in een situatie zal doorgaans voor wie er mee geconfronteerd wordt, geheel duidelijk zijn. Onnodig geweld mag alleen niet worden gebruikt. In de praktijk betrachten zowel politiemensen als officieren van justitie een zekere coulance richting burgers die het initiatief hebben genomen tot een aanhouding. Het is begrijpelijk dat bij een schermutseling of een enerverende achtervolging degene die de aanhouding verricht meer fysieke dwang gebruikt dan in normale omstandigheden. Het mag echter niet zo zijn dat een verdachte die zich niet of niet meer verzet, wordt geschopt of geslagen. De fysieke dwang moet ophouden zodra een verdachte zich overgeeft of weerloos is.

Verblijfsvergunning kan nu pas worden ingetrokken na een veroordeling tot tenminste een (1) maand onvoorwaardelijke gevangenisstraf bij kort verblijf). Fractie vindt dat een misdrijf al veel eerder tot intrekking van de verblijfsvergunning moet leiden. Dus ook bijvoorbeeld diefstal en inbraak moet gevolgen voor de verblijfsvergunning hebben.

Het openbare orde beleid is in juli dit jaar aangescherpt. In het kader van voortgezet verblijf werd reeds de zogenaamde «glijdende schaal» gehanteerd waarbij de duur van het verblijf op grond van een verblijfsvergunning wordt gerelateerd aan de opgelegde strafmaat. Om daadwerkelijke verblijfsrechtelijke consequenties te kunnen verbinden aan de met name stelselmatige plegen van lichte delicten is de glijdende schaal aangescherpt door bij een verblijfs-duur tot drie jaar een strafbedreiging van twee jaar als ondergrens te hanteren in plaats van de daarvoor geldende drie jaar, zodat onder meer mishandeling en vernieling meegeteld kunnen worden bij de toets aan de glijdende schaal. Daarnaast is de strafmaat verlaagd bij een verblijfsduur tot vijf jaar. Ik heb reeds toegezegd verdere mogelijke aanscherpingen van het openbare orde beleid te bestuderen.

Noot 2 (zie blz. 1087)

BIJVOEGSEL

Schriftelijke antwoorden van de minister en de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat op vragen, gesteld in de eerste termijn van de behandeling van de begroting van Verkeer en Waterstaat voor het jaar 2003 (28 600-XII)Alblas (LPF)

Het is absoluut noodzakelijk dat maatregelen op en aan de wegen ter plekke bijvoorbeeld door billboards aan de weggebruikers wordt uitgelegd.

Als onderdeel van het fileplan worden bij onderhoudswerkzaamheden tekstwagens geplaatst om aan te geven wat er ter plaatse gebeurt. In oktober is daarmee ervaring opgedaan waaruit blijkt dat 85% van de weggebruikers de teksten opmerkt en 62% zeer tevreden is over deze wijze van informatieverschaffing. Hoewel het hier geen wetenschappelijke evaluatie betrof is dit voor mij voldoende aanleiding om dit op grotere schaal te gaan toepassen. Waarmee een van de belangrijkste ergernissen van weggebruikers wordt weggenomen. Bij grootschalige onderhoudswerken en bij aanlegprojecten wordt al veelvuldig gebruik gemaakt van billboards en ondersteunende advertenties in de regionale en eventueel de landelijke dagbladen.

Alblas (LPF)

Om goede bereikbaarheid te waarborgen is het van groot belang dat de groei van de mobiliteitsbehoefte wordt beïnvloed. Vervoersmanagement in al zijn verschijningen moet hier een belangrijke rol gaan spelen. Het afwijzen van de financiering van een halve fte ten behoeve van het aantrekken van een adviseur vervoersmanagement bij het MKB, de korting op het SWOV, en het platform Telewerken is hiermee volstrekt niet te verenigen. Graag visie minister hierop.

Vervoermanagement is – als onderdeel van mobiliteitsmanagement – inderdaad van groot belang om aan de mobiliteitsbehoefte tegemoet te komen met minder nadelen (zoals gebruik van schaarse ruimte en milieubelasting). Het past echter niet bij de rol van Verkeer en Waterstaat om hiertoe een adviseur vervoermanagement bij MKB Nederland te financieren; dit is de verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven zelf. VenW steunt het TelewerkForum met een jaarlijkse subsidie, waarop tot en met 2005 geen korting wordt toegepast. Het TelewerkForum houdt zich onder meer bezig met het ontwikkelen en verspreiden van kennis op het gebied van telewerken, met als doel een betere spreiding van verkeer over de dag. De visie op de korting op het SWOV komt aan de orde in het antwoord op vraag 66.

Alblas (LPF)

50% van het woon-werkverkeer binnen 6 km, speelt zich per auto af. Wij vragen de minister te bezien of dit percentage, mede ter ontlasting van het secundaire en gemeentelijk wegennet, niet sterk omlaag gebracht kan worden.

Het is inderdaad een feit dat een groot aandeel van de autoverplaatsingen een korte rit betreft. Dit geldt overigens niet alleen voor het woon-werkverkeer maar ook voor de andere ritmotieven. Dit baart ons eveneens zorgen. Daarom is binnen het beleidsveld Mobiliteitsmanagement het onderwerp Korte Ritten in de begroting als hoofdaandachtsveld benoemd. Omdat de fiets in de praktijk het belangrijkste alternatief is op deze korte afstanden is het beleid gericht op het verhogen van het fietsaandeel in de ritten tot 7,5 kilometer. Hoewel de verantwoordelijkheid voor de aanpak met name bij de decentrale overheden ligt, zal het rijk een sterke faciliterende rol vervullen. De fietsaandelen lopen lokaal sterk uiteen, ook bij vergelijkbare gebieden. Dit geeft een indicatie dat nog een sterke groei van het fietsgebruik voor korte verplaatsingen mogelijk is. Enkele cijfers: ruim 70 % van alle ritten is korter dan 7.5 kilometer. Ruim 50 % van alle autoritten is korter dan 7.5 kilometer.

Alblas (LPF)

Uit oogpunt van bevordering gebruik tweewielers, zou voor de relatieve onveiligheid van deze tweewielers gemotoriseerd of niet, overwogen moeten worden om deze alleen onder hetzelfde beschermende juridische regiem onder te brengen?

Dit zou niet overwogen moeten worden, omdat niet gemotoriseerde tweewielers niet verplicht verzekerd behoeven te zijn voor aansprakelijkheid; voor gemotoriseerde tweewielers geldt deze verplichting wel.

Alblas (LPF)

Bij het verbeteren van de doorstroming op de wegen moet vooral worden gekeken naar de verkeersafwikkeling rond de grote steden: bijvoorbeeld via ``groene golven``, privaat gefinancierde dubbeldeks autosnelwegen op de randwegen van de grote steden en het bevorderen van doorstroming op het onderliggend wegennet. Door verkeersremmende maatregelen neemt de capaciteit daar af dan toe. Graag visie minister.

Mijn visie is dat zeker in stedelijke gebieden een belangrijke sleutel voor het oplossen van knelpunten ligt op het onderliggend wegennet. Het gaat daarbij om tenminste twee belangrijke zaken. Op het grensvlak van het hoofdwegennet en het onderliggend wegennet is het belangrijk dat het verkeer vlot de hoofdweg op en af kan. Dit gebeurt door goede afstemming en samenwerking tussen de wegbeheerders. Op het onderliggend wegennet zelf is het belangrijk dat er goede hoofdverbindingen zijn op regionale schaal. Vooral daar kan een ``groene golf`` zeker bijdragen aan de doorstroming. Hierdoor is niet alleen de afvoer van het hoofdwegennet beter, maar hoeft veel verkeer ook niet op het hoofdwegennet te komen als hun bestemming in de regio ligt. Wat betreft privaat gefinancierde dubbeldeks autosnelwegen geldt voor mij dat ik alle voorstellen voor verbetering van de doorstroming uiteraard zeer op prijs stel, maar geldt ook dat een deugdelijke financiële en technische onderbouwing absoluut noodzakelijk is. Volgens het huidige inzicht is bij de gangbare technieken sprake van kosten die een aantal malen hoger zijn dan aanleg op het maaiveld. Daarnaast is eveneens inzicht in de verkeerskundige en de milieueffecten nodig. De Stichting Hogesnelweg is uitgenodigd om nader uitgewerkte voorstellen te overleggen, die dan als een mogelijk alternatief meegenomen kunnen worden in een tracéprocedure voor de A27 tussen Utrecht en Breda.

Alblas (LPF)

De kostenplaatjes van grote infrastructurele werken die worden voorgespiegeld tijdens de besluitvorming, blijken nooit in de buurt te liggen van de werkelijke kosten. De LPF wil graag besluiten nemen op basis van kosten die dichter bij de werkelijkheid liggen. Wij vragen de minister dan ook om de volgende zaken: 1. Inzicht in de kosten van de grote infra-projecten van de afgelopen 20 jaar. Wij willen graag zien op basis van welke kosten besluitvorming is genomen en welke kosten er uiteindelijk zijn gemaakt.

2. Verder vragen wij de mogelijkheden te onderzoeken om tot een reële voorstelling van de kosten van grote infra-werken op basis van deze ervaring zolang er geen goede systematiek is gevonden, zal de LPF voorstellen de voorgestelde bedragen automatisch te gaan verdubbelen, door 100% risico toe te voegen.

Ik ben van mening dat kostenramingen nooit op het niveau moeten worden gelegd dat alle risico's zijn uitgesloten. Het voorstel van de LPF om in de besluitvorming over grote infrastructurele projecten de voorgestelde bedragen automatisch te gaan verdubbelen neem ik dan ook niet over. De raming is een reële inschatting van de kosten van een project op dat moment. Dit laat onverlet dat er door allerlei extra wensen een project duurder kan worden. Door nu reeds een reële raming voor Grote Projecten te verdubbelen wordt de rem op de ontwikkeling van de kosten losgelaten. Het schept op voorhand ruimte voor de opname van allerlei extra wensen en plannen die dan immers binnen het verdubbelde projectbudget passen. En dat kan toch niet de bedoeling van de Kamer zijn. Ik vind dan ook niet verantwoord om bij besluitvorming over Grote Projecten nu reeds een beslag te leggen op financiële middelen die hard nodig zijn voor de oplossing van problematiek elders. Het voorstel om inzicht te krijgen in de ramingen van projecten over de afgelopen dertig jaar kan voor wat betreft de recente grote projecten verwezen worden naar de voortgangsrapportages. De opmerkingen dat achteraf de kosten van grote projecten bij de besluitvorming zo ver verwijderd liggen van de werkelijke kosten dat uitgegaan zou moeten worden van een verhoging van 100% wil ik nuanceren. Zo geldt voor de Betuweroute dat de kosten ten opzicht van het Tracébesluit 1995 gestegen zijn van €3 744 mln. naar €4 715 mln. Voor de HSL geldt ten opzichte van PKB dl3 een stijging van €3 413 mln. naar €4 760 mln. Van deze kostenstijging is een kleine 20% het gevolg van opgetreden inflatie. In de onlangs door mij verstuurde voortgangsrapportages voor HSL en Betuweroute, WST, Deltaplan Grote Rivieren, Maaswerken, vindt u een volledig overzicht van de scopemutaties en de bijbehorende kosten en kostenstijging als gevolg van inflatie, ten opzichte van de oorspronkelijke raming zoals ze zijn gemeld aan de Kamer.

Van Dijke (ChristenUnie)

Kan de minister een overzicht geven van knelpunten in de vaarwegen in verband met een te geringe doorvaarthoogte onder bruggen, met name voor drie- en vierlaags containervaart (vraag 242 schriftelijke ronde).

Ik zal de Tweede Kamer schriftelijk informeren over de knelpunten in het vaarwegennet voor 3- en 4-laagscontainervaart.

Van Dijke (ChristenUnie)

Deelt de minister de opvatting dat alle uit de dienstregeling geschrapte treinen dienen te worden geregistreerd als vertraagde treinen? Als dat niet gebeurt, is immers altijd een voldoende punctualiteit te behalen.

Sterker nog. Een uitgevallen is erger dan een vertraagde trein en wordt apart geregistreerd.

Van Dijke (ChristenUnie)

Kan de minister een reactie geven op het voorstel voor een rijverbod voor vrachtwagens op zondag?

Met het in werking treden van het arbeidstijdenbesluit (14 februari 1998) zijn de wettelijke bepalingen voor de rusttijden van chauffeurs geregeld. Hiermee is in voldoende mate de rust van deze beroepsgroep gewaarborgd. Voor wegvervoerondernemingen wordt het inzetten van chauffeurs op zondag op natuurlijke wijze beperkt doordat dan de loonkosten verdubbelen en toelevering aan bedrijven beperkt mogelijk is, omdat de meeste bedrijven gesloten zijn. Ik zie geen reden om in Nederland een rijverbod voor vrachtwagens op zondag in te stellen. Dit zou de benutting van de weginfrastructuur ook niet ten goede komen.

Van Dijke (ChristenUnie)

Als de handhaving van fietsaftrek kennelijk een probleem is, hoe serieus is dan nagedacht over een alternatief ter stimulering van de fiets?

Fiscale maatregelen zoals de genoemde fietsaftrek vormen slechts een bescheiden onderdeel in de stimulering van het fietsgebruik door het rijk en de andere overheden. De zeer succesvolle fiscale regeling die werkgevers stimuleert om werknemers een fiets aan te bieden blijft overigens gehandhaafd. De stimulering van de fiets is wel degelijk een serieus aandachtspunt in de begroting. Het is echter ingebed in het bredere kader van het mobiliteitsmanagementbeleid. Binnen het mobiliteitsmanagementbeleid vormt de aandacht voor de korte verplaatsingen een speerpunt. Zie hiertoe eveneens het antwoord op vraag 75. Een belangrijk aangrijpingspunt voor het stimuleren van fietsgebruik is het wegnemen van belemmeringen die mensen daarbij ervaren. Die belemmeringen zijn naar mijn overtuiging niet in de eerste plaats financieel van aard.

Van Dijke (ChristenUnie)

Wat is de reactie van de minister op de positieve uitlatingen van Bovag-RAI over de kilometerheffing voor zware vrachtwagens onder gelijktijdige afschaffing van het Eurovignet?

Invoering van een kilometerheffing is geen doel op zich. Ervan uitgaande dat lastenverzwaring niet gewenst is, kan invoering van een kilometerheffing voor vrachtwagens alleen gefinancierd worden uit de huidige bijdragen aan het Eurovignet. De kosten van de kilometerheffingtechniek zijn echter een veelvoud van de kosten van het huidige Eurovignet. Invoering van een kilometerheffing voor vrachtwagens in Nederland zou op dit moment dus een zeer inefficiënte maatregel zijn. Nederland participeert wel in internationale initiatieven. De Europese Commissie bereidt een kaderrichtlijn voor op het gebied van prijsbeleid voor het goederenvervoer alsmede een herziening van de Eurovignetrichtlijn. Daarnaast bereidt de Europese Commissie een richtlijn voor waarin de interoperabiliteit van de verschillende soorten nationale tolapparatuur geregeld gaat worden. Nederland neemt actief deel in al deze processen waaronder ook een overleg tussen een aantal Europese landen (Verenigd Koninkrijk, Nederland, Duitsland, Zweden, Oostenrijk, Denemarken)om de onderlinge uitwisselbaarheid van tolapparatuur te stimuleren.

Dijksma (PvdA)

Is het zeker dat de Spoortunnel Delft er komt? N.a.v. verlate start 2007 (i.p.v. 2006) en looptijd MIT tot 2010 PvdA wil zekerheid dat toegezegde bedragen 2010 beschikbaar zullen zijn?

Momenteel wordt in samenwerking met de gemeente Delft een planstudie naar de spoorzone Delft uitgevoerd. In de studie zijn diverse tunnelvarianten alsmede diverse varianten voor de stedelijke ontwikkeling betrokken. Bovendien is een benuttingstudie uitgevoerd. Hiermee wordt toegewerkt naar een projectbesluit voor de spoortunnel Delft. Derhalve is nog geen sprake van een aangegane verplichting tot realisatie. De gereserveerde middelen voor de spoortunnel Delft bedragen, evenals in voorgaande begrotingen, in totaal tot en met 2010 € 310 mln. (prijspeil 2002).

Dijksma (PvdA)

Hart voor Dieren. Hoe zit het met de toekomst van dit project (per amendement vastgelegd door PvdA/VVD)?

Mijn collega's van LNV, VROM en ik beraden ons nog over een Rijksbijdrage voor het plan «Hart voor Dieren». Ik verwacht dat de minister van VROM daarover binnenkort een brief aan de Kamer zal sturen.

Dijksma (PvdA)

Kan de Minister eens informeren waarom niets gedaan wordt met de uitvinding van een Groningse werknemer tegen het probleem van de bladeren op het spoor? En hoe is de situatie in het buitenland (heb ik reeds eerder gevraagd)?

Antwoord op de eerste vraag: uw beknopte omschrijving geeft onvoldoende informatie. Vooralsnog kan de directie van de Nederlandse Spoorwegen dit bij navraag niet plaatsen. Graag ontvang ik van u informatie zodat wij hiernaar kunnen kijken. Railinfrabeheer en de Nederlandse Spoorwegen kijken hier goed naar en leren ervan. Door Railinfrabeheer wordt op dit moment Sandite (een gel met zand om de rails stroever te maken) gebruikt, een middel dat afkomstig is uit Groot-Brittannië. Het belangrijkste knelpunt is dat er momenteel onvoldoende reservematerieel beschikbaar is. Onder normale – ook herfstachtige – weersomstandigheden leek de capaciteit net voldoende. Door de extra grote uitval van treinen als gevolg van extreme weersomstandigheden komt overduidelijk naar voren dat er onvoldoende marges voor dit soort extreme omstandigheden in het materieelpark van de Nederlandse Spoorwegen zitten. In België kampt men eveneens met het probleem van gladde sporen. De gevolgen voor de spoorwegen echter blijven beperkt doordat zij de beschikking hebben over meer reservematerieel. Het spoorwegennet van België is bovendien minder druk bereden, waardoor vertragingen beter kunnen worden opgevangen. Ook in Groot-Brittannië zijn veel problemen als gevolg van bladeren op het spoor. Een aantal maatschappijen heeft hierdoor enkele dagen een andere dienstregeling moeten hanteren. In Duitsland is de situatie vergelijkbaar met die in Nederland. Er is sprake van een dalende punctualiteit doordat veel treinstellen met beschadigde wielen in de werkplaats staan. Bovendien rijden er in Nederland, in tegenstelling tot in de ons omringende landen, naar verhouding veel treinen met geïntegreerde locomotief. Deze zijn lichter dan door een aparte locomotief getrokken treinstellen. Deze laatsten vegen als het ware de rails schoon waardoor de rijstellen erachter minder last hebben van gladde rails. De lichtere treinen met geïntegreerde locomotief ondervinden meer last van gladde sporen.

Dijksma (PvdA)

Was is de reactie van de minister op de kritiek van de heer Van Vollenhoven op de beleidsbeïnvloeding van de onafhankelijke Raad voor de Transportveiligheid.

De huidige Raad voor de Transportveiligheid zal opgaan in een nieuw in te stellen Onderzoeksraad voor veiligheid. Met betrekking tot de positionering, ophanging etc. van deze nieuwe Raad is onlangs onder primaire verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van Binnenlandse zaken en Koninkrijkrelaties, het wetsvoorstel inzake de Onderzoeksraad voor veiligheid ingediend. Ik neem aan dat uw Kamer over het wetsvoorstel een verslag zal uitbrengen. Hierop zal van Kabinetswege met een nota worden gereageerd. Ik geef er de voorkeur aan dat de discussie tussen de staatssecretaris en uw Kamer over het wetsvoorstel in het kader van de parlementaire behandeling daarvan wordt gevoerd.

Dijksma (PvdA)

Wordt de spoorwegpolitie met 200 man uitgebreid?

Nee, in het kader van het Aanvalsplan Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer, dat op 17/10 jl. naar de TK is gestuurd, wordt wel voorzien in een uitbreiding van minimaal 51 fte boven op de huidige operationele formatie van 400 fte (van de 400 zijn momenteel ca. 60 fte in opleiding die de komende tijd gaan instromen). Dit gebeurt in de vorm van drie extra teams (van ten minste 17 man) tegen Veel Voorkomende Criminaliteit, naast het bestaande team op de Schiphollijnen. Deze uitbreiding wordt gedekt uit de begroting van het Korps Landelijke Politie Diensten (een onderdeel van begroting BZK). Belangrijke overwegingen daarbij waren de andere prioriteiten m.b.t. veiligheid alsmede de taakverdeling van taken tussen de spoorwegpolitie en de regiopolitie (waarbij de laatste meer dan nu op de stations worden ingezet en de eerste meer dan nu op de treinen).

Dijksma (PvdA)

Post afdekking risico`s spoorprogramma:

1) is het opnemen van deze begrotingspost niet een uitnodiging aan projectleiders en aannemers om budgetten te overschrijden?

2) is dit bedrag een uitwerking van eerdere posten onvoorzien of komt dit er bovenop?

3) waren deze overschrijdingen niet te voorzien? Zo nee, waarom niet?

4) waarom worden overschrijdingen die kennelijk zo reëel zijn niet in ramingen opgenomen.

1). Neen, projectleiders krijgen pas beschikking over extra budget indien risico`s daadwerkelijk optreden.

2/3/4). Het bedrag betreft een noodzakelijke reservering voor risico's en geen daadwerkelijke overschrijding. Het is geen uitwerking van de posten onvoorzien. Het betreft hier risico`s en dus geen scope-uitbreidingen of reeds daadwerkelijk opgetreden tegenvallers.

Dijksma (PvdA)

Heeft de minister geen plannen om Melkertbanen om te zetten in reguliere toezichthouders en conducteurs?

Er zijn al heel lang plannen om de Melkertbanen of Instroom-Doorstroom-banen voor additionele toezicht- en servicefuncties om te zetten in reguliere banen. Ook mijn voorganger heeft zich daar hard voor gemaakt richting de vorige minister van SZW (m.n. gericht op budgetoverdracht). Helaas zonder veel succes, ook al bood de budgettaire situatie van toen veel meer mogelijkheden dan nu. Dit neemt niet weg dat ik groot belang hecht aan de komst van meer reguliere en zo mogelijk ook beter gekwalificeerde toezichthouders voor tram en metro. O.a. daarvoor heb ik in het kader van het Aanvalsplan SVOV ruim 9 mln. structureel extra opgenomen (gedekt via art.7 H12). Dat is goed voor ruim 250 fte toezichthouders extra. De zogenaamde Doorstromers komen daar ook voor in aanmerking.

Dijksma (PvdA)

PSD-Platform Stedelijke Distributie vraagt om reactie op motie om rijksbetrokkenheid te handhaven (in plaats van voorgenomen stopzetting ervan).

Marktpartijen en de overheid voeren overleg over een vervolg op het Platform Stedelijke Distributie (PSD) vanaf 1.1 2003. In de voorwaarden voor voortzetting van PSD voor 2 jaar vanaf 2001 werd door minister Netelenbos gesteld dat daarna de marktpartijen de verantwoordelijkheid voor PSD zouden moeten overnemen en dat de permanente bekostiging vanuit V&W dan zou worden beëindigd. VenW heeft vanaf 1995 gedurende 7 jaar de kosten van PSD gedragen via een jaarlijkse bijdrage van € 250 000 in de vorm van een secretariaat, huisvesting en budget. De begroting van V&W voorziet niet in het voortzetten in de subsidiëring van deze activiteiten. V&W is momenteel in gesprek met PSD hoe betrokkenheid van het ministerie in vervolgactiviteiten invulling kan krijgen. Ik zal u daar op een later tijdstip over informeren. Een motie acht ik op dit moment voorbarig.

Duyvendak (GroenLinks)

Klopt het dat de verplaatsing van het rangeerterrein Venlo op de tocht staat omdat er onvoldoende geld voor is (en het nu niet mogelijk is een milieuvergunning af te geven). Hoe moet het nu verder en klopt het dat de gevraagde bijdrage van Verkeer en Waterstaat 7 jaar lang 12 miljoen euro is?

De verplaatsing van het spooremplacement Venlo naar de locatie «Trade Port Noord»(TPN) staat niet «op de tocht» omdat er onvoldoende geld is, maar omdat er naar de mening van VROM en V&W zoveel nadelen aan kleven, dat er breder gezocht moet worden naar een betere oplossing. Uit het onderzoek (in opdracht van VROM, V&W, gemeente Venlo en Provincie) is gebleken dat de uitplaatsing naar TPN serieuze nadelen heeft. Deze nadelen zijn:

(1) dat in de railinfrastructuur tussen Venlo-station en TPN (ten westen van Venlo) capacitair een knelpunt wordt gecreëerd; er komt dan namelijk enkelspoor voor het personenverkeer over een gedeelte van de spoorlijn Eindhoven – Venlo, die nu geheel dubbelsporig is;

(2) dat er forse technische risico's zitten aan de oplossing, omdat er «hightech» voor nodig is die momenteel nog geheel niet bestaat (vlak naast elkaar een spoor met Nederlandse stroom en beveiliging en een spoor met Duitse stroom en beveiliging);

(3) dat de spoorwegveiligheid en de betrouwbaarheid van het vervoers-proces (ook voor reizigerstreinen) vermindert;

(4) dat er extra doorgaand goederenverkeer door Venlo ontstaat (op de vervoersrelatie vanuit Sittard/DSM naar emplacement TPN en vandaar naar Duitsland), dus meer geluidshinder en risico's; dezelfde treinen rijden namelijk twee keer door de bebouwde kom van Venlo;

(5) dat het externe veiligheidsrisico bij Venlo-station niet verdwijnt, maar (als gevolg van het doorgaande verkeer) aanzienlijk blijft.

Over de milieuvergunning kan ik nog geen uitspraken doen. Eind november 2002 zal de gemeente de ontwerpvergunning publiceren en pas dan kan met mijn ambtsgenoot van VROM worden bekeken, wat de vervolgstappen worden.

Het bedrag van 7 maal 12 miljoen Euro dat van V&W gevraagd zou zijn herken ik niet. Overigens, het probleem is vooralsnog NIET de financiering, maar het gezamenlijk vinden van een oplossing waaraan niet zoveel nadelen kleven als hierboven aangegeven.

Nota Bene: VROM en V&W hebben zich beiden expliciet gecommitteerd aan het vinden van een oplossing voor het EV-probleem EN aan het streven naar stedelijke verbetering in Venlo. Maar de uitplaatsing van het emplacement naar TPN lijkt vooralsnog geen wenselijke oplossing daarvoor.

Duyvendak (GroenLinks)

Kostenstijging Betuwelijn en HSL-Zuid: wie is verantwoordelijk en kan er alsnog bezuinigd worden. Is er een relatie met de Bouwfraude. Wat zijn de consequenties van het vertragen van een bouw van de Betuwelijn.Hoe zit het in de verschillende varianten met de kosten en baten?

Uiteindelijk is de staat verantwoordelijk voor de afdekking van de risico's. Ik zie geen relatie met de bouwfraude. Ten aanzien van de consequenties van het vertragen van de bouw van de Betuwelijn zult u separaat worden geïnformeerd in het kader van het rentabiliteitsonderzoek. Over de mogelijke consequenties voortvloeiend uit de risico`s wil ik u in het vertrouwelijk overleg bij de bespreking van de voortgangsrapportages van HSL en Betuweroute nader informeren.

Duyvendak (GroenLinks)

Wil de minister voor de komende 2 jaar geen eisen stellen wat betreft het op tijd rijden van treinen en reizigersgroei in het contract met NS. GroenLinks vraagt de minister de kwaliteitseisen alsnog op te nemen?

Het is een hardnekkig misverstand dat wij nu geen kwaliteitseisen meer stellen. Door de contractverlenging wordt in de overgangsperiode tot de concessie onveranderd gestuurd op het herstel van de kwaliteit en op de in het contract vastgelegde voorwaarden voor het vervoer op het hoofdrailnet. Via de reguliere rapportagelijn en halfjaarlijkse monitor op het Verbeterplan wordt de naleving van het contract en de voortgang van het herstelprogramma bewaakt. Dit biedt de transparantie en de mogelijkheid om met de NS en de Tweede Kamer – indien nodig – in overleg te treden over het treffen van additionele maatregelen. Het Overgangscontract met NS is per 1 juli 2002 ongewijzigd verlengd ten opzichte van het voorgaande. Dit omdat een contractloze periode niet wenselijk was, aangezien dan geen voorwaarden voor en sturing op het hoofdrailnetvervoer meer zouden bestaan. Ik zet in op rust en herstel van de kwaliteit van het spoor, op basis van het Verbeterplan. De oorspronkelijke prestatienormen van het contract zijn onhaalbaar gebleken door de achtergebleven basiskwaliteit in het productiesysteem. Dit is ook bij de verlenging expliciet bevestigd. Hoewel het niet nieuw was, heeft dit helaas de indruk gewekt dat helemaal geen normen meer gelden. Dit is dus niet het geval. In het Verbeterplan is daarom een realistisch herstelpad uitgestippeld om in 2005 in elk geval weer de uitgangspositie van het contract te hebben bereikt. Ik heb dit alles uitgebreid toegelicht in mijn brief van 4 november jongstleden.

Duyvendak (GroenLinks)

Is de minister met GroenLinks van mening dat het experiment met de maximumsnelheid op de A13 bij Overschie moet worden uitgebreid naar de A10-west, de A16 Dordrecht-Terborgseplein, de A2 bij Maarssen, de A28 bij Zeist en de A20 door Rotterdam?

De invoering van een snelheidsbeperking kan onder voorwaarden een effectieve maatregel zijn om de geluidsoverlast en de luchtverontreiniging te beperken. De effectiviteit van de maatregel is evenwel sterk afhankelijk van de locatie. De snelheidsbeperking bij Overschie is een proef die medio mei 2002 is gestart. De effecten van de snelheidsbeperking op de A13 bij Overschie zullen gedurende een jaar worden gemeten. Als uit de definitieve evaluatie blijkt dat de snelheidsbeperking op de A13 bij Overschie in belangrijke mate bijdraagt aan de verbetering van de doorstroming, de verkeersveiligheid, de geluidsoverlast en de luchtverontreiniging kan worden bezien of een dergelijke maatregel ook op andere trajecten effectief kan zijn. Hierbij dient dan ook gekeken te worden naar de kosten en de benodigde handhavingsinspanning.

Duyvendak (GroenLinks)

Wat is de reactie van de minister op het voorstel van GroenLinks om binnen enkele jaren een zijafscherming voor bestaande vrachtauto`s te verplichten en tot die tijd te komen met een toereikende subsidieregeling?

Met de introductie van de dode hoek spiegel is het belang van de zijdelingse afscherming aanzienlijk afgenomen. Gesloten zijafscherming (met openingen tot maximaal 30 cm) is overigens op nieuwe voertuigen reeds verplicht sinds 1995. De extra winst die is te behalen met het verplichtstellen van geheel gesloten zijafscherming is volgens deskundigen van zowel de SWOV als de Europese commissie zeer gering. Gezien de geringe meerwaarde van geheel gesloten zijafscherming richt ik mijn aandacht op maatregelen die op kortere termijn een hoger effect sorteren.

Gerkens (SP)

Is de minister bereid een financiële bijdrage aan een duurzame mobiliteitsweek te verlenen?

Ik vind duurzaamheid van groot belang. In dat kader werken we naast bronbeleid ook aan bewustwording bij de burger. In dat kader moet ook de autoloze zondag worden gezien. Als een autoloze zondag echter al beperkt leeft, dan is een duurzame mobiliteitsweek op dit moment zeker een brug te ver. Meer zie ik dan in projecten als Het Nieuwe Rijden, waarin de bestuurder wordt aangeleerd dat hij met een economische wijze van rijden brandstof bespaart, wat hem of haar geld scheelt maar wat ook het milieu ten goede komt. Het financieel ondersteunen van een duurzame mobiliteitsweek zie ik daarom niet zitten. Ten aanzien van duurzame mobiliteit op lange termijn wil ik verder wijzen op de Transitie Duurzame Mobiliteit. Deze transitie heeft betrekking op bereikbaarheid, veiligheid en kwaliteit van de leefomgeving. Ik ben op dit moment doende een ronde tafel conferentie te organiseren over de transitie waar tal van externe partijen aan deel zullen nemen. Ook hier zal worden gekeken naar o.a. maatregelen aan de bron (voertuig) en op gedragsgebied.

Gerkens (SP)

Hoe denkt de minister over taxi? Is hij bereid de taxiwet te evalueren en over te gaan tot de inwerking van wettelijke regels omtrent stratenkennis, vaardigheden, veiligheid en dienstverlening, wat de Consumentenbond ook vraagt?

De taxi vervult een belangrijke functie in de ketenverplaatsing. Zoals ik u reeds eerder heb gemeld, wordt de taxiwet in 2004 geëvalueerd en worden de effecten van de wet jaarlijks gemonitored. De kwaliteit van het taxivervoer is voor mij van groot belang. Ik werk daarom, samen met de taxibranche, intensief aan de kwaliteitsverbetering van de taxi. Zo hebben we fors ingezet op een Klachtenregeling voor de reiziger en een geschillencommissie. Deze zijn 1 januari 2003 van kracht. Daarnaast spreek ik de taxibranche aan op het realiseren van een keurmerk voor taxivervoer. Verder ben ik op dit moment in overleg met de Stichting Kwaliteitsbevordering Kleinschalig Personenvervoer (SKKP), een samenwerkingsverband van werkgevers- (KNV taxi) en werknemersorganisaties (FNV bondgenoten en CNV), om te komen tot een opleiding voor de taxichauffeur. Die opleiding moet als voorwaarde voor een chauffeurspas gaan dienen. In deze opleiding wordt onder meer ingegaan op sociale vaardigheden en omgaan met de klant, het kunnen kaartlezen en/of het kunnen hanteren van een routeplanner.

Gerkens (SP)

Kan de minister uitspreken dat bij de nieuwe aanbesteding van de lijn Zutphen-Oldenzaal de conducteur niet van de trein verdwijnt, de dienstregeling niet uitgekleed wordt, en de service niet zal verminderen?

De aanbesteding van de treindienst Zutphen-Oldenzaal vindt plaats onder de verantwoordelijkheid van de regio Twente en de provincie Gelderland. Bij decentralisatie van verantwoordelijkheden over het OV bepaalt de verantwoordelijke overheid welk product hij eist. In dit geval is het dan ook de verantwoordelijkheid van Twente en Gelderland om te bepalen of zij bij de aanbesteding van de treindienst Zutphen-Oldenzaal handhaving van de conducteur op de trein eisen. Zoals u wellicht bekend is, hebben zowel Syntus als Noordned, die dit soort regionale treindiensten reeds enkele jaren exploiteren, afgezien van een vaste conducteur op de trein zonder dat dit in de praktijk tot problemen heeft geleid. Ook de invulling van de dienstregeling en de verlangde service door het personeel van de vervoerder zijn aangelegenheden die bij decentralisatie onder de verantwoordelijkheid van de decentrale overheden vallen. Ik heb overigens geenszins de indruk dat in dit geval de dienstregeling wordt uitgekleed, omdat Twente en Gelderland op het spoor juist een frequentieverhoging van de treindienst wensen en de inzet van nieuw, lichter materieel nastreven. Ik zal ter voorkoming van mogelijke onduidelijkheden ten aanzien van de positie van het personeel van de zittende vervoerder bij volgende aanbestedingsprojecten van regionaal spoorvervoer de bepalingen uit de artikelen 37 t/m 40 van de Wet personenvervoer 2000 ook expliciet van toepassing verklaren op het spoorvervoer, totdat de «Concessiewet personenvervoer per trein» van kracht wordt. Deze bepalingen regelen onder andere de rechten van de werknemers bij overgang van een concessie c.q. het recht op exploitatie van OV naar een nieuwe vervoerder. Uit een persbericht van NS heb ik bovendien begrepen dat NS zelf met haar OR op 31 oktober jl. heeft afgesproken dat de werknemers van NS op de dienst Zutphen-Oldenzaal ook na de aanbesteding in dienst kunnen blijven bij NS.

Gerkens (SP)

Hoe denkt de minister over het vervangen van de vangrails voor rail die veilig is voor motorrijders en andere maatregelen (onder andere van SWOV om verkeersslachtoffers te verminderen)?

Samen met de betrokken organisaties heeft VenW gekeken naar suggesties om autosnelwegen nog veiliger in te richten voor motorrijders. Daaruit zijn verschillende ideeën naar voren gekomen met betrekking tot de plaatsing van obstakels, lichtmasten en geleiderails. Die ideeën worden nu uitgewerkt en kunnen leiden tot het aanpassen van het wegontwerp. Daar kan ik nu echter nog niet op vooruitlopen. Naar verwachting worden voor de zomer conclusies getrokken en naar buiten gebracht.

Gerkens (SP)

Hoe staat het met de proef in Amsterdam met de anti-fietsdiefstalchip? Is de minister bereid hier nu eens haast mee te gaan maken?

Op 5 oktober werd op het Beursplein het startsein gegeven voor het «Werkprogramma fietsdiefstalpreventie 2002–2006» van Amsterdam. In dat programma neemt ook een proef met de fietstag en de registratie van fietsen een belangrijke plaats in, waardoor uitvoering wordt gegeven aan de motie Van Bommel (Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 000 XII, nr.39), die op 18 december 2001 is aangenomen. Inmiddels is het plan van aanpak voor deze proef gereed, zodat begin volgend jaar ook dit deel in uitvoering wordt genomen. Daarbij zal ook gebruik kunnen worden gemaakt – en ervaring worden opgedaan – van het dan naar verwachting operationele landelijke registratiesysteem voor gestolen fietsen, zodat afstemming tussen de landelijke aanpak enerzijds en het plaatselijke initiatief anderzijds, verzekerd is.

Gerkens (SP)

Waarom vermindert de minister de subsidies aan veiligheidsorganisaties? (zie ook SWOV)

De korting op subsidies aan veiligheidsorganisaties is een direct gevolg van de in het Strategisch Akkoord gemaakte afspraak over een subsidietaakstelling per departement. Bij de SWOV speelt daarnaast een korting, welke het gevolg is van de uitvoering van de motie Dijsselbloem c.s. van 8 november 2001 (28 000 XII, nr 38) om een extra inspanning te kunnen leveren ter verbetering van de sociale veiligheid in het OV.

Gerkens (SP)

Is de minister bereid tot het stopzetten van alle aanbestedingen totdat de Wet Personenvervoer 2000 is geëvalueerd?

Neen, ik ben hiertoe niet bereid. Hiermee zou een belangrijk uitgangspunt van de Wp2000 en het ingezette beleid namelijk openbare aanbestedingen, teneinde tot een zo goed mogelijke prijs/kwaliteitsverhouding te komen, worden verlaten; een uitgangspunt waarmee de Tweede Kamer destijds ook heeft ingestemd. Gezien de positieve ervaringen tot dusverre zie ik ook geen enkele aanleiding om met de aanbestedingen te stoppen. Sterker nog, de eerste aanbestedingen leveren «winst» in de zin van meer aanbod voor hetzelfde geld. Op basis van de evaluatie, waaraan momenteel wordt gewerkt en die eind 2004 aan de Tweede Kamer zal worden gezonden, zal worden besloten of de openbare aanbesteding voor 100% verplicht wordt gesteld.

Gerkens (SP)

Wat vindt de minister ervan dat voor een deel van het personeel van Connexxion dat overgaat naar BBA en GVU de werkplek totaal verandert evenals de reistijd tussen werk en huis, collega`s en functie-inhoud.

Zoals reeds bij de schriftelijke beantwoording (DGP/DMV/BMO/u.0202958) van eerdere vragen, met nummer 202 030 1760 ingezonden 15 oktober 2002, is aangegeven is enige verandering voor het personeel inherent aan het gekozen beleid van aanbesteding van concessies. Bij de introductie van marktwerking is echter, mede na discussie in de Tweede Kamer en op basis van de speciaal hiervoor ingestelde Commissie Laan, duidelijk rekening gehouden met de sociale aanvaardbaarheid ervan; de aanbesteding zou niet mogen leiden tot baanverlies en verlies van arbeidsvoorwaarden bij individuele werknemers. In de wet is daarom een aparte paragraaf opgenomen, die de positie van het personeel regelt bij overgang van een concessie van de ene naar de andere vervoerder. Het personeel heeft daarmee een garantie op een baan en krijgt wel een nieuwe werkgever en nieuwe collega's, maar houdt ingevolge de wet, dezelfde CAO. Ik ben dan ook van mening dat in de wet personenvervoer 2000 de gevolgen voor het personeel zorgvuldig zijn geregeld.

Giskes (D66)

Is de minister bereid zorg te dragen voor duidelijke visuele en auditieve informatie in het openbaar vervoer?

Ik onderschrijf volledig de wens dat het openbaar vervoer optimaal toegankelijk en bruikbaar is voor mensen met een functiebeperking en vindt daarom dat mensen met visuele of auditieve beperkingen moeten kunnen rekenen op informatie die voor hen toegankelijk en bruikbaar is. Vorige week heb ik samen met vertegenwoordigers van organisaties van consumenten, vervoerders en mede overheden een Intentieverklaring ondertekend waarin partijen bevestigen zich te zullen inspannen om een toegankelijk openbaar vervoer te realiseren.

Giskes (D66)

Is de minister met D66 van mening dat de PKB-procedure voor het nieuwe NVVP pas gestart moet worden als een nieuw kabinet is aangetreden? Wat denkt de minister in zijn demissionaire status nog te kunnen betekenen op dit front?

Ik wil in deze periode nog zo veel mogelijk doen ter voorbereiding van het nieuwe Nationaal Verkeers- en Vervoersplan (NVVP). Dat betekent bij voorbeeld dat ik met de andere overheden in overleg wil blijven over de mogelijk aanpak van het verkeer- en vervoerbeleid op de langere termijn. Besluitvormend zal dat niet zijn. Het uitbrengen van een nieuw deel 1 NVVP vind ik een zaak van het nieuwe kabinet.

Giskes (D66)

D66 vraagt de minister aan te geven hoe het staat met het toerusten van oversteekplaatsen met tikkers en welke inzet hij hierop wil plegen?

Rateltikkers treft men aan bij voetgangeroversteekplaatsen. Deze bevinden zich bijna uitsluitend binnen de bebouwde kom en behoren daarom tot de verantwoordelijkheid van de lokale en regionale wegbeheerders. Onlangs is op verzoek van mijn departement een publicatie verschenen over de optimale wijze waarop straten en wegen zouden moeten worden ingericht, willen zij toegankelijk en bruikbaar zijn voor mensen met een functiebeperking. Ik heb geen reden om aan te nemen dat de bevoegde autoriteiten de daarin neergelegde adviezen niet ter harte zullen nemen.

Giskes (D66)

Klopt het dat zo kort na de invoering van de nieuwe kentekens alweer nieuwe kentekens voor bijvoorbeeld caravans nodig zijn en zo ja hoe heeft het kunnen ontstaan?

Vanaf 1 september 2003 moeten alle aanhangwagens met een totaal gewicht (incl. laadvermogen) van meer dan 750 kg. een eigen kenteken hebben. Tot die tijd mogen zij het kenteken voeren van het trekkende voertuig. De noodzaak van het eigen kenteken vloeit voort uit internationale verdragen. Het eigen kenteken gaat diefstal tegen, maakt in het wegvervoer het steeds weer ophangen van een ander kenteken niet langer nodig en maakt het voor de politie eenvoudiger te controleren op technische specificaties. De invoering van het nieuwe kenteken voor de auto en de aanhangwagen kon niet gelijkgeschakeld worden. Vanwege de voordelen van het nieuwe zogenaamde GAIK-kenteken voor de auto op het gebied van fraudebestrijding, was het niet verantwoord de invoering daarvan uit te stellen totdat het eigen kenteken van de aanhangwagen geregeld zou zijn.

Giskes (D66)

Ziet de minister met D66 een taak voor de overheid in het stellen van duidelijke kwaliteitseisen en effectieve kwaliteitsborging met betrekking tot vormgevingskwaliteit van infrastructurele werken?

De vraag van D66, of ik een taak voor de overheid zie in het stellen van duidelijke kwaliteitseisen en effectieve kwaliteitsborging, kan ik bevestigend beantwoorden. De vormgevingskwaliteit wordt, naast tal van andere aspecten, betrokken in de besluitvorming over infrastructurele werken.

Van Haersma Buma (CDA)

Wat vindt de minister van het centraal vaststellen van venstertijden ten behoeve van laden en lossen in steden?

De problematiek over de venstertijden is eerder uitgebreid aan de orde geweest in de kabinetsbeslissing over de MDW operatie binnenstaddistributie. In haar brief van 2 oktober 2000 (kenmerk DGG/SW/00/006380) aan de Kamer schrijft het kabinet o.a.:« De Nederlandse binnenstadsdistributie heeft te maken met zeer uiteenlopende regulering. Regulering die op zichzelf vaak redelijk en wenselijk is, maar soms afstemming ontbeert met regulering van andere gemeenten. Daarnaast ontbeert deze regulering enige uniformiteit. Hierdoor ontstaan uiteenlopende lokale verordeningen, die knelpunten veroorzaken voor betrokken ondernemers. Het kabinet is geen voorstander van de introductie van centrale wet- en regelgeving op onderhavig terrein. Zoals de MDW-werkgroep terecht constateert vraagt regulering van binnenstadsdistributie om maatwerk. Oplossing van de geconstateerde knelpunten zal veeleer moeten voortvloeien uit intensievere regionale en lokale samenwerking». Dit standpunt dat kiest voor maatwerk en tegen centrale regulering wordt door mij onderschreven.

Van Haersma Buma (CDA)

Is het mogelijk om de verdubbeling van boetes voor asbelasting achterwege te laten of tenminste ruim uit te stellen?

De maximum toelaatbare asbelasting is al meer dan 15 jaar opgenomen in de regelgeving De handhaving op de regels voor overbelading is recent via de weeglussen in de weg geïntensiveerd. Inderdaad heb ik begrepen dat onlangs het Openbaar Ministerie in het geval van overbelading de boetes fors heeft verhoogd en bovendien is er sprake van extra verhoging van de boetes bij recidive. Voor wat betreft het beboeten en de hoogte daarvan geldt dat dit een autonome bevoegdheid van het Openbaar Ministerie is waar V&W geen zeggenschap over heeft. V&W kan dus geen antwoord geven op de vraag of er een mogelijkheid is die verhoging te beperken of terug te draaien. Wel zeg ik u toe uw zorgen voor te leggen aan mijn collega van Justitie.

Van Haersma Buma (CDA)

Kan worden gegarandeerd dat de aanrijtijden bij ongevallen niet achteruit zullen gaan bij de aanbesteding van de bergingssector en dat de files bij ongevallen niet langer worden?

Het ministerie heeft een overeenkomst met gezamenlijke verzekeraars en alarmcentrales waarbij afspraken zijn gemaakt over de kwaliteit en aanrijtijden van de in te zetten bergingsbedrijven. Daarin is een maximale aanrijtijd vastgelegd. De partijen zijn uiteraard aan deze overeenkomst gehouden. De gerealiseerde aanrijtijden worden gemonitored en vallen tot nu toe binnen de vastgelegde maximale aanrijtijden; dit blijkt ook uit de evaluatie die onlangs aan de Kamer is aangeboden.

Van Haersma (Buma CDA)

Is het mogelijk om voor schone auto`s in ieder geval het A-label te behouden (schoon en zuinig-regeling) of via de BPM te differentiëren? (schone auto`s minder BPM-plichtig, vieze auto`s meer)?

Het genoemde A-label heeft betrekking op de premie voor zuinige auto's en niet op de premie voor schone auto's. Deze premie voor zuinige auto's valt onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Financiën. Uit cijfers blijkt dat de verkoop van auto's met een A-label de eerste periode van dit jaar zijn gestegen. Belangrijke overweging bij afschaffen van de premie voor zuinige auto's was dat hierbij in belangrijke mate sprake is van zogenaamde freeriders: consumenten profiteren van de premie terwijl ze toch al van plan waren een zuinige auto te kopen. Indien zou blijken dat het koopgedrag van consumenten wel aanzienlijk wordt beïnvloed door de premieafschaffing ben ik bereid te bezien welke mogelijkheden er zijn voor herinvoering. Differentiatie van de BPM is daarbij in principe een mogelijkheid.

Van Haersma Buma (CDA)

Is het mogelijk om voor het spoor een zelfde soort spoedwet als voor wegen te maken, bijvoorbeeld voor aanleg inhaalsporen bij stations?

Zoals ik in mijn begroting heb gezegd kom ik nog dit jaar met een plan voor benutting. Daarbij zal ik ook aandacht besteden aan de ruimte die de bestaande wetten bieden om dit snel te realiseren. Daarbij wordt momenteel uitdrukkelijk nagezien hoe af te dwingen is dat deze benuttingmaatregelen in samenhang tot stand komen. Uw suggestie is dus opportuun, maar enigszins prematuur. Zonodig zal ik met een dergelijk voorstel komen.

Van Haersma Buma (CDA)

Hoeveel contracten en convenanten zijn door het vorige kabinet met de regio`s gesloten en tot welk bedrag? Hoe hard zijn deze contracten?

Het aantal convenanten dat in de afgelopen 4 jaar is gesloten bedraagt ruim 300. Dit betreft bestuurlijke overeenkomsten van uiteenlopende aard voor zowel de luchtvaart, telecom als verkeer & vervoer en water. Voor een totaaloverzicht van alle gesloten convenanten verwijs ik u naar de begroting van V&W (H XII), waar elk jaar zo'n overzicht (bijlage 10) is opgenomen. De hardheid van deze convenanten hangt af van ontbindende voorwaarden die in de tekst van het convenant zijn opgenomen.

Van Haersma Buma (CDA)

Is het mogelijk om de in gemeenten toch al actieve parkeerbeheer ook fietsen te laten controleren om te zien – via de chip – of ze gestolen zijn? De verzekering zou mee kunnen betalen.

De suggestie voor een bredere inzet van bijvoorbeeld parkeerwachters bij de handhaving zou ik graag willen laten bezien in het kader van de maatregelen zoals die zijn neergelegd in het recent uitgebrachte Veiligheidsprogramma (Ministerie van Justitie en Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, «Naar een veiliger samenleving», oktober 2002). Zoals ik u al meldde in mijn antwoord op de vragen nr. 117, 240 en 226 in de schriftelijke voorbereiding van deze begrotingsbehandeling, heb ik met mijn brief van 15 februari de Tweede Kamer uitvoerig geïnformeerd over de landelijke aanpak van fietsdiefstal. Samen met de branche wordt voortvarend gewerkt aan de uitvoering ervan. Een essentieel onderdeel daarin is een landelijke registratie van gestolen fietsen in combinatie met een effectieve identificatie van (gestolen) fietsen met een fietstag. Hoewel het overleg met mijn collega's van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie nog niet is afgerond heb ik goede hoop dat er begin volgend jaar een registratiesysteem voor gestolen fietsen zal zijn.

Klein Molekamp (VVD)

Zou de aansprakelijkheid voor wateroverlast in kelders en kruipruimtes niet wettelijk moeten worden geregeld zodat voor de burger duidelijk is waar hij moet zijn?

Ja. Daarom wordt met de ander betrokken overheden gewerkt aan een wetsvoorstel wijziging Wet op de waterhuishouding. Het doel van het wetsvoorstel is een eenduidige verantwoordelijkheidsverdeling tussen de betrokken overheden met betrekking tot het grondwaterbeheer in de bebouwde kom vast te leggen.

Van der Staaij (SGP)

Wil de minister waarborgen dat inmiddels opgedane kennis ter zake niet verdampt, maar verder wordt ontwikkeld, zodat invoering op een later, desgewenst moment mogelijk is? Is de minister bereid tot het uitvoeren van een proef met de kilometerheffing? (motie)

Bij de afronding en afbouw van de projectorganisatie Kilometerheffing is uiterst zorgvuldig omgegaan met het borgen van de opgedane kennis en ervaring. Uitgangspunt daarbij is dat de kennis en informatie zodanig is opgeslagen dat deze bij wijze van spreken onmiddellijk «uit de kast kan worden getrokken» wanneer dat in de toekomst noodzakelijk mocht zijn. In een bredere context gaat het denken door. Zowel de Raad voor Verkeer en Waterstaat als de Commissie Luteijn zullen in begin volgend jaar te verwachten adviezen ook aandacht geven aan beprijzing en het in rekening brengen van kosten aan de gebruiker. Mocht te zijner tijd toch besloten worden tot invoeren van een soortgelijke heffing, dan zal naar verwachting eenvoudiger gebruik gemaakt kunnen worden van de zich snel ontwikkelende technische mogelijkheden. Er zijn immers autonome ontwikkelingen in de auto-industrie rond ICT-toepassingen (inclusief betaalfunctie voor geleverde diensten) die ook een eventuele invoering van een kilometerheffing kunnen faciliteren.

Ten aanzien van een mogelijke proef met kilometerheffing, verwijs ik u nogmaals naar het strategisch akkoord. Daar is aangegeven dat deze kabinetsperiode geen geld wordt uitgegeven voor de voorbereiding van de invoering van een kilometerheffing. In overeenstemming hiermee zijn voor een proef met kilometerheffing in deze kabinetsperiode geen middelen gereserveerd.

Van der Staaij (SGP)

Is de volgorde van de 4 grote thema`s die centraal staan in het kabinetsbeleid – wegen, spoor, veiligheid, water – willekeurig of is het inderdaad een rangorde in prioriteitsstelling?

Dit is willekeurig en geen prioriteitsstelling.

Van der Staaij (SGP)

Ziet de minister mobiliteit als een soort absoluut recht? Graag visie op spanningsveld mobiliteit, leefbaarheid, veiligheid, schone lucht, natuur etc.

Ik zie mobiliteit zeker niet als een absoluut recht, maar wel als een zeer wezenlijke maatschappelijke activiteit, die veel aandacht en inspanning vraagt van de kant van de overheden. Dat mobiliteit een wezenlijke activiteit is blijkt wel uit de accenten die in het Strategisch Akkoord worden gelegd bij de verbetering van de bereikbaarheid. In mijn begroting – ik heb dat ook al in mijn algemeen gedeelte aangegeven – heb ik daar dan ook de prioriteit gelegd. De heer van der Staaij geeft terecht aan dat ook veiligheid, leefbaarheid, schone lucht enz. de nodige aandacht behoeven. Ik maak daarvoor ook middelen vrij. In de Memorie van Toelichting heb ik al aangegeven dat ik daarbij wel gehouden ben aan de financiële kaders en prioriteiten van het Strategisch Akkoord. Ik sta daar ook achter. Ik was zeker van plan in het komende NVVP een duidelijk antwoord te geven op de vragen die de heer van der Staaij oproept. Een antwoord waarbij een realistische afweging van wat haalbaar is en wat kan, voorop zou staan. Ik wil echter het antwoord van vandaag maar houden bij actualiteit van deze begroting.

Noot 3 (zie blz. 1087)

Overzicht exploitatiesubsidie Openbaar Vervoer (meerjarenperiode)1 bedragen x € 1 mln.

((tabel;sdu1;1.99m;171m;8))((setwid;-2;15m))((setwid;8;11m))((controw;0)) ((wrt))((rowlijn))((Tc))((Tc))((chgstyle;both;jstyle;rl))2002((Tc))2003((Tc))2004((Tc))2005((Tc))2006((Tc))2007ev ((Tr))Exploitatiesubsidie zonder groei tov 2002((Tc))(a)((Tc))1.086((Tc))1.086((Tc))1.086((Tc))1.086((Tc))1.086((Tc))1.086 ((wrt))Groei in exploitatiesubsidie((Tc))((rowlijn))(b)((Tc))((Tc))((Tc))2((Tc))21((Tc))39((Tc))57 ((Tr))((fv))Exploitatiesubsidie 2003 vóór SA en Augustusbrief((Tc))(c=a+b)((Tc))((Tc))1.086((Tc))1.088((Tc))1.107((Tc))1.125((Tc))1.143((med)) ((Tr))((wrt))Taakstellingen SA/Augustusbrief((Tc))((rowlijn))(d)((Tc))((Tc))60((Tc))90((Tc))121((Tc))134((Tc))134 ((Tr))((fv))Exploitatiesubsidie na SA/Augustusbrief((Tc))(e=c-d)((Tc))((Tc))1.026((Tc))998((Tc))986((Tc))991((Tc))1.009((med)) ((Tr))((mdit))Korting budget 2006 t.o.v. basissubsidie in 2002 (%) ((Tc))((Tc))((Tc))((Tc))((Tc))((Tc))-9%((med))((Tr))((Tr))Verlaging taakstelling((Tc))(f)((Tc))((Tc))((Tc))10((Tc))10((Tc))45((Tc))45 ((wrt))Div. instellingen efficiency kortingen((Tc))((rowlijn))(g)((Tc))((Tc))2((Tc))3((Tc))4((Tc))4((Tc))4 ((Tr))((fv))Exploitatiesubsidie na verlagen taakstelling((Tc))(h=e+f+g)((Tc))((Tc))1.028((Tc))1.011((Tc))1.000((Tc))1.040((Tc))1.058((med)) ((Tr))((mdit))Korting budget 2006 t.o.v. basissubsidie in((l)) 2002 (%) ((Tc))((Tc))((Tc))((Tc))((Tc))((Tc))-4%((Tc))((med))((Tr))((wrt))Ontschotting GDU((Tc))((rowlijn))(i)((Tc))((Tc))35((Tc))35((Tc))35((Tc))35((Tc))35 ((Tr))((fv))Mogelijke exploitatie na ontschotting((Tc))(j=h+i)((Tc))((Tc))1.063((Tc))1.046((Tc))1.035((Tc))1.075((Tc))1.093((med)) ((Tr))((mdit))Korting budget 2006 t.o.v. basissubsidie in((l)) 2002 (%) ((Tc))((Tc))((Tc))((Tc))((Tc))((Tc))-1%((Tc))((med))((endtab))

1 Exclusief toelagen toe te kennen loon- en prijsbijstellingen.

Naar boven