Aan de orde is de behandeling van:

de brief van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over het beleid voor en erkenning van verzamelplaatsen (28448, nr. 1).

De voorzitter:

Deze brief wordt in één termijn behandeld. Deze termijn is voornamelijk bedoeld om moties in te dienen. De spreektijd is één minuut.

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Ik dank u voor de gelegenheid die u ons biedt om vandaag te spreken over de brief die wij gisteren ontvingen over de dierverzamelplaatsen en de veemarkten en daarover een motie in te dienen. De tijdsdruk is groot, omdat de minister namelijk morgen aanwezig is bij de Landbouwraad. De motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende:

  • - dat na de recente MKZ-crisis stringente eisen van toepassing zijn op de dierverzamelcentra, waaronder veemarkten;

  • - dat deze eisen voor een belangrijk deel verder gaan dan de Europese wet- en regelgeving;

  • - dat aan de veemarkten en andere dierverzamelplaatsen tijd gegeven is om aan de gestelde eisen te kunnen voldoen;

  • - dat in juni 2001 de Kamer is toegezegd dat na een jaar een evaluatie van het aangescherpte nationale beleid zal plaatsvinden, waarbij ook gekeken zal worden naar de financiële haalbaarheid van de door de nationale overheid voorgeschreven aanvullende investeringen;

stelt vast:

  • - dat de toegezegde evaluatie over de gevolgen van het vorig jaar ingezette beleid nog niet is afgerond;

  • - dat de brief van de minister over de dierverzamelplaatsen veel vragen oproept;

  • - dat de Kamer hierover binnen een week met de minister van gedachten wil wisselen;

verzoekt de regering, binnen een week geen onomkeerbare beslissingen te nemen met betrekking tot de toekomst van een of meerdere dierverzamelplaatsen en markten tot het moment dat de Kamer hierover met de minister van gedachten heeft kunnen wisselen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Atsma, Van der Vlies, Van den Brink, Van Dijke, Cornielje, Teeven en Tichelaar.

Zij krijgt nr. 2(28448).

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik heb de motie expres niet medeondertekend, omdat ik vind dat de minister heel helder is. Er is een lijn getrokken die de veemarkten bekend is. Zij hebben die niet willen nakomen. Zij hebben er de voorkeur aan gegeven, allerlei commerciële activiteiten te ontplooien die niets te maken hebben met waar het bij een veemarkt eigenlijk om gaat. Zij hebben daar zelf voor gekozen en zelf het risico genomen. Ik vind de lijn van de minister uitstekend: streng, maar rechtvaardig. Zij hadden het kunnen voorkomen en daarom zal ik deze motie niet steunen. Ik sta achter het beleid van de minister.

De heer Tichelaar (PvdA):

Voorzitter. Namens de fractie van de Partij van de Arbeid heb ik de motie medeondertekend. Ik voeg daaraan toe dat wij een koppeling willen tussen de inhoud van de brief van de minister en de opvatting die door de veemarkt in Leeuwarden wordt gehanteerd. Deze opvattingen staan haaks op de antwoorden van de minister. Gezien de controlerende functie van de Kamer achten wij het belangrijk binnen een week te kunnen toetsen waaruit het grote verschil in opvatting bestaat tussen de brief van de minister en het beleid dat is ingezet door de veemarkt c.q. de eigenaar. Ik doe een klemmend beroep op de minister ons door hoor en wederhoor daartoe de gelegenheid te geven en met hem dat overleg aan te gaan. Daarna kan er een streep onder worden gezet en kunnen wij nagaan welke handelingen verricht moeten worden.

De voorzitter:

Mijnheer Van der Ham, ik sta geen interrupties toe in dit debat dat is bedoeld om moties in te dienen.

De heer Cornielje (VVD):

Voorzitter. De VVD-fractie heeft deze motie medeondertekend, niet omdat wij vooruit willen lopen op een debat volgende week. Wij hebben nu echter maar één minuut om ons standpunt uiteen te zetten. Dit is te weinig om tot een goede gedachtewisseling te komen. In het dictum van de motie wordt ook om uitstel van een week gevraagd. Wij vragen respijt aan de minister om even met hem van gedachten te kunnen wisselen. Aangezien hij morgen naar de Landbouwraad gaat, kan dit nu niet.

Wij willen ons nog niet vastleggen op de uitkomst van dat overleg, want daaraan zitten heel wat haken en ogen. Ook de gemeente Leeuwarden en de veemarkten hebben nog wat uit te leggen. In dit opzicht neigen wij ernaar de minister te volgen. Ik denk dat hij een goede lijn heeft uitgezet. Er moet echter nog het een en ander worden opgehelderd. Ik wil daarvoor graag volgende week in de gelegenheid worden gesteld. Ik hoop dat de minister ons hiervoor de ruimte wil bieden.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Mijn fractie heeft de motie van collega Atsma medeondertekend, niet om enigerlei vorm van oppositie te voeren tegenover de minister, maar vanwege een zorgvuldige besluitvorming. De tijdsdruk is groot en kreeg in de loop van vandaag scherpe contouren. Daarom hebben wij met de welwillende medewerking van het presidium dit debat zo ingericht. Ik zie dit als een procedurele ontsnapping om zorgvuldig te kunnen handelen en volgende week inhoudelijk te kunnen spreken over dit onderwerp. Wij vragen de minister om zijn beslissing een week en dus een veemarktdag op te schorten. Dit is geen kwestie van structureel gedogen, maar een incidenteel voorval. Ik behoud mij alle rechten voor voor de uiteindelijke besluitvorming.

De heer Van den Brink (LPF):

Voorzitter. Mijn fractie heeft de motie medeondertekend, omdat zij van mening is dat alle mogelijkheden moeten worden onderzocht om veemarkten als Leeuwarden open te houden. Wat de gevolgen daarvan zijn, kunnen wij met de minister bespreken als hij hierin wil toestemmen.

De heer Teeven (LN):

Voorzitter. Mijn fractie is een voorstander van het zoveel mogelijk openhouden van veemarkten. Wij willen daarover graag een goede discussie voeren in de Kamer en daarbij ook de evaluatie in beschouwing nemen. Mijn fractie zal de motie ondersteunen. Het beleid is inderdaad streng, maar over de rechtvaardigheid ervan willen wij nog met de minister van gedachten wisselen.

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Ik hoop dat ik iets meer dan één minuut spreektijd krijg, want de motie vereist natuurlijk wel enige toelichting en ook mijn standpunt vergt enige toelichting.

Vorig jaar is een pakket maatregelen ingevoerd waar de Kamer als geheel achter stond. Het doel daarvan was de beperking van de veterinaire risico's als gevolg van de MKZ-crisis en de varkenspestcrisis die daarvoor heeft plaats gevonden. Eenieder die onlangs de documentaire over de varkenspest heeft gezien, weet dat dit een zeer essentieel punt was. Dat pakket bestond uit zeer samenhangende inrichtings- en administratie-eisen en was bedoeld om de zaak gelijk te trekken met de verzamelplaatsen voor varkens. Na de varkenspest waren reeds stringente regels voor varkens bepaald.

Alle verzamelplaatsen hebben getracht, aan de eisen te voldoen. 40 verzamelplaatsen en twee veemarkten, in Utrecht en Purmerend, hebben daaraan voldaan. Aan Leeuwarden is destijds de tijd gegund om te voldoen aan de vereisten, eerst tot 1 november 2001, toen tot 1 april 2002 en ten slotte tot 1 juli 2002. De zaak is evenwel ernstiger. De veemarkt in Leeuwarden heeft zich namelijk zelf in een onmogelijke positie geplaatst, hetgeen in de brief van de advocaat erkend wordt, door op het moment van de splitsing in een commercieel en veterinair gedeelte bewust een activiteit van Domino D-day op te zetten. Deze maakte het structureel onmogelijk om de noodzakelijke verbeteringen aan te brengen. Een klap van de hamer in het aanpalende gebied van de veemarkt zou er immers toe leiden dat alle dominostenen omvielen. Er was dus sprake van een directe tegenstrijdigheid met de houding die veterinair noodzakelijk was en door de Kamer werd verlangd, en het economisch belang.

Tegen deze achtergrond lijkt het mij zinloos om te spreken over uitstel. De vraag van het evaluatiemoment, waarover de heer Atsma sprak, komt zeker aan de orde maar staat los van de vraag naar onomkeerbaarheid. Die onomkeerbaarheid heeft namelijk rechtstreeks te maken met het mogelijk maken van de erkenningseisen in de komende periode. In Leeuwarden spelen niet alleen grote maar ook kleine elementen een rol. Los van de procedure is echter het belangrijkste punt dat de regering en de Kamer voor de bredere vraag van het al dan niet gedogen staan; op welke wijze worden goede bedoelingen vertaald in resultaten? Verder is de rechtsgelijkheid van belang. Als 40 verzamelplaatsen in staat zijn om binnen een jaar aan de veterinaire eisen te voldoen, is het voor de regering en de Kamer buitengewoon moeilijk om voor één plaats een uitzondering te maken.

De voorzitter:

Ik onderbreek u omdat de motie procedureel van aard is en een reactie op dat niveau behoeft. De leden hebben niet de gelegenheid gekregen om inhoudelijke argumenten naar voren te brengen. Ik aarzel dan ook, u uw betoog te laten vervolgen omdat u te uitgebreid op inhoudelijke argumenten lijkt in te gaan.

Minister Brinkhorst:

Ik rond af op twee punten. De evaluatie komt op een later moment aan de orde, maar staat los van dit specifieke punt. Het gaat nu om de vraag of wij korte termijn economisch denken laten prevaleren boven de door de Kamer zelf gevonden grote vraag van diergezondheid. Bovendien: hoe serieus nemen wij onszelf als geachte afgevaardigden vragen stellen over maatregelen ten aanzien van de MKZ in Zuid-Korea als wij zelf geen maatregelen nemen ten aanzien van Leeuwarden?

Tegen deze achtergrond heb ik de grootst mogelijke moeite met de motie, niet omdat ik niet begrijp dat men een week wil hebben, maar omdat het in feite om een jaar gaat. In de afgelopen weken en maanden had de Kamer de gelegenheid om daarover te spreken. Ik vraag de Kamer om zich mijn positie voor te stellen: op 15 mei is besloten dat per 1 juli definitieve maatregelen zullen worden genomen. Noch door de Kamer, noch door betrokkenen is daarop gereageerd. Een week geleden heb ik pas een verzoek gekregen met een bezwaarschrift. De enige mogelijkheid om tot een nadere afweging te komen, is om de veemarkt aanstaande dinsdag niet te laten openen en volgende week daarover verder te spreken. Die situatie lijkt mij eerlijk en evenwichtig. Ik stel een veel uitvoeriger gesprek met de Kamer namelijk op prijs.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. U zegt net dat het over een puur procedurele vraag, een motie, gaat. Ik vind dat niet. Ik vind deze procedure namelijk puur principieel. Daarom steun ik ook van harte...

De voorzitter:

Dat had u al gezegd. Het is de goede gewoonte hier om niet met de voorzitter in discussie te gaan.

De heer Van der Ham (D66):

In dit geval wel, want u zegt...

De voorzitter:

U hebt het woord niet meer, mijnheer Van der Ham!

De heer Cornielje (VVD):

Bedoelde de minister nu te zeggen dat hij bereid is om volgende week met de Kamer te spreken onder de voorwaarde dat de veemarkt in elk geval op dinsdag niet doorgaat? Wilde hij zeggen dat de zaak weer openligt als wij er uitkomen met een andere beslissing voor de weken daarna? Dan moet de veterinaire markt volgende week dinsdag niet doorgaan.

Minister Brinkhorst:

Dat spreekt vanzelf. Ik heb ook de term "deëscalerende zin" gebruikt. Het lijkt meer zeer essentieel dat wij een situatie die belast wordt door het houden van de veemarkt, niet laten voortbestaan. Als die afspraken worden gemaakt, lijkt het mij dat wij op redelijke manier met elkaar spreken. De Kamer kent mijn opvattingen. Het lijkt mij onmogelijk dat de veemarkt op dinsdag aanstaande kan doorgaan, terwijl er in feite op 15 mei een maatregel was aangekondigd.

De heer Atsma (CDA):

Het lijkt nu alsof het alleen om dinsdag zou gaan. Conform de wensen van de Kamer wordt er op verschillende dagen in verschillende diersoorten gehandeld. Het gaat niet alleen om volgende week dinsdag. Ik begrijp dat de minister het dictum van de motie naast zich neerlegt omdat hij de markt dicht wil hebben.

Kan de minister aangeven welke risico's de afgelopen maanden niet zijn gelopen die de komende drie of vier dagen wel worden gelopen?

Minister Brinkhorst:

Ik heb ten principale vier argumenten gebruikt, om te beginnen de rechtsgelijkheid van de behandeling. Vervolgens is er de concurrentieongelijkheid. Een aantal verzamelplaatsen heeft mij geschreven dat men zich geschaad voelt doordat aan de veemarkt Leeuwarden niet dezelfde eisen worden gesteld. Dan is er het bestuurlijke element, dat voor regering en Kamer zwaar moet wegen. Niet voor niets heeft bij de verkiezingen het gedoogbeleid zeer centraal gestaan. Vanaf het moment dat ik aantrad heb ik gezegd dat ik geen gedoogminister ben. De Kamer is ook heel goed op de hoogte geweest. Ik ga niet in op de casuïstiek van de afzonderlijke elementen, maar het lijkt mij wezenlijk dat wij dit op een behoorlijke en zorgvuldige wijze behandelen.

Ik begrijp het procedurele element dat door een aantal geachte afgevaardigden wordt aangevoerd ook heel goed. De veemarkt zou aanstaande dinsdag niet gehouden moeten worden als wij aanstaande dinsdag een overleg hebben, dat uiteraard met open vizier moet worden gevoerd.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, morgen na de lunchpauze over de motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Sluiting 18.21 uur

Naar boven