Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 20 juni 2002 over het huurbeleid.

De heer Duivesteijn (PvdA):

Voorzitter. Ik heb mij echt verheugd op deze ontmoeting met de Kamer en de staatssecretaris. Het gaat immers over een belangrijk moment. Wij hebben met elkaar gesproken over het huurbeleid en er is een nieuwe Kamer. Dat is natuurlijk een interessant moment om te kijken hoe de vlag erbij hangt. Mede namens mijn collega Van Gent dien ik een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering per 1 juli 2002 de verouderingsaftrek stapsgewijs uit het Woningwaarderingsstelsel wil schrappen, waarmee de ruimte voor zowel de reguliere huurverhoging als voor huurharmonisatie ineens wordt vergroot;

overwegende dat de afschaffing van de verouderingsaftrek vooruitloopt op de invoering van een nieuw stelsel voor het huurprijsbeleid;

voorts overwegende dat de voorraad betaalbare woningen in een hoog tempo afneemt;

tevens overwegende dat met name de wachtlijsten om in aanmerking te komen voor een woning inmiddels een omvang dreigen aan te nemen welke wij nog slechts kennen uit de periode die werd gedomineerd door de woningnood;

spreekt als haar mening uit dat op korte termijn inzicht dient te worden verkregen in de ontwikkeling van de voorraad betaalbare huurwoningen, het bestaan en de omvang van de wachtlijsten en hoe de perspectieven voor woningzoekenden op een nieuwe woning kunnen worden verbeterd;

verzoekt de regering, de uitvoering van de voorgenomen afschaffing van de verouderingsaftrek op te schorten tot bovengenoemd inzicht is verkregen en op haar effecten kan worden beoordeeld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Duivesteijn en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10(27926).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Wij hebben in deze Kamer veel woorden gewisseld over de verouderingsaftrek en het afschaffen daarvan. De GroenLinks-fractie was van meet af aan mordicus tegen de afschaffing. Wij hebben steeds betoogd dat het afschaffen van de verouderingsaftrek gezien kan worden als een soort premie op slecht onderhoud. Als woningen goed worden onderhouden, is de verouderingsaftrek niet meer van toepassing. Het lijkt ons de wereld op zijn kop als je een premie geeft op het slecht onderhouden van woningen. Ik heb vaker gezegd dat de staatssecretaris van volkshuisvesting of wonen, zoals hij liever zegt, mede verantwoordelijk is voor een goed onderhouden woningvoorraad. Wij denken dat dit voorstel daar niet aan bijdraagt. Daarom is de door de heer Duivesteijn en mij ingediende motie nog steeds noodzakelijk, want het is een beetje shoppen zoals het uitkomt: de ene keer moeten wij kijken naar het huurbeleid op de korte termijn en een volgende keer worden er alvast stappen gezet die te maken hebben met het huurbeleid op de lange termijn. Het is gewoon een slecht voorstel.

Wij hebben deze motie ingediend na een zeer interessant debat vorige week in het algemeen overleg, omdat wij natuurlijk uitermate geïnteresseerd zijn in de visie van de nieuwe fracties in de Kamer op de verouderingsaftrek. Zij zullen toch met mij van mening zijn dat het van groot belang is om woningen op een goede manier te onderhouden? Er is hier al eerder een motie ter tafel geweest, de motie-Van Gent/Van 't Riet, waarin werd gesteld dat de afschaffing van de verouderingsaftrek alleen acceptabel is als er een uitstekend onderhoudsplan ligt en woningen op een goede manier worden onderhouden. De staatssecretaris heeft gemeend op dat punt te moeten dwarsliggen, dus lijkt het mij niet meer dan logisch om nu opnieuw een uitspraak te vragen van deze Kamer.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter. Hoewel wij het probleem erkennen van het achterstallig onderhoud, voor het aanpakken waarvan nauwelijks stimulansen bestaan, zal mijn fractie geen motie indienen. Er ligt namelijk al een motie. Mevrouw Van Gent heeft daar terecht op gewezen. Die motie is aangenomen, maar er is niets mee gedaan. Het heeft weinig zin een motie die is aangenomen, opnieuw voor te leggen met de kans dat die wordt afgewezen. Ik vraag deze staatssecretaris, of zijn opvolgers – het behoort tenslotte allemaal tot de wetsgeschiedenis – om in de toekomst zo snel mogelijk uitvoering te geven aan de motie. Mijn fractie zal de motie die tijdens dit debat is ingediend, niet steunen, onder het motto: een man een man, een woord een woord. Verleden week heeft de Kamer de staatssecretaris reeds laten weten te kunnen instemmen met de AMvB, waarmee onder meer binnen een aantal jaren de verouderingsaftrek wordt afgeschaft. Wij verkeerden destijds in de verwachting en hadden de hoop dat de minister met de twee moties, de motie-Van Gent/Van 't Riet en de motie-Van 't Riet/Van Gent, iets zou doen. Er is echter maar aan één motie uitvoering gegeven. Het uitvoeren van beide moties was geen conditio sine qua non, maar voor de fractie van D66 wel heel belangrijk. Het blijft spijtig dat het niet gebeurd is. Wij zullen de AMvB ondersteunen, maar doen een dringend beroep op de minister om meer te doen, want het is belangrijk om plannen van aanpak voor achterstallig onderhoud zo snel mogelijk het licht te doen zien en dit te stimuleren, opdat wij niet straks met elkaar constateren dat wij misschien wel betaalbare woningen hebben, maar ook heel veel achterstallig onderhoud.

De heer Hofstra (VVD):

Voorzitter. Bij het vorige agendapunt heb ik zowel collega Duivesteijn als collega Van Gent gecomplimenteerd met hun vasthoudendheid. Nu zou ik toch wat bestraffend over politiek gedram willen spreken.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Nee, helemaal niet!

De heer Hofstra (VVD):

Het huurbeleid op korte termijn wordt over vijf dagen, op 1 juli 2002, ingevoerd. Alleen al het feit dat wij nu dit overleg houden, wekt de indruk dat er nog iets gewijzigd kan en zou moeten worden. De VVD-fractie ziet dit echt niet zitten.

De heer Duivesteijn (PvdA):

Ik spreek mijn waardering uit voor de voorspelbaarheid van de heer Hofstra.

De heer Hofstra (VVD):

De VVD-fractie is uitgepraat. Wij hebben ettelijke AO's gehouden en zelfs al meer dan één VAO, inclusief dit VAO. De staatssecretaris heeft in onze ogen een goed en fatsoenlijk beleid geformuleerd. Wij zullen de motie dan ook niet steunen.

De heer Van Bochove (CDA):

Voorzitter. In de commissievergadering van verleden week hebben wij ook al aangegeven dat wij kunnen instemmen met de algemene maatregel van bestuur. Ik heb de motie nog niet tot in essentie kunnen lezen, maar er werd een opmerking gemaakt over de voorraad betaalbare huurwoningen. Daar hebben wij in het vorige debat ook al uitvoerig met elkaar over van gedachten gewisseld. De afschaffing van de verouderingsaftrek is in vorige debatten ook zeer nadrukkelijk aan de orde geweest. Wij hebben moeten vaststellen dat de sector daar, zij het moeizaam, mee heeft ingestemd. Wij moeten het uitgezette beleid dan ook serieus nemen. Dat is althans de inzet van de CDA-fractie.

De heer Duivesteijn (PvdA):

Is uw enige referentiekader de sector zelf als het gaat om het volkshuisvestingsbeleid?

De heer Van Bochove (CDA):

Nee, de sector is niet het enige referentiekader. Als je echter nadrukkelijk met elkaar spreekt over verzelfstandiging van de sector en het functioneren van de sector als maatschappelijke onderneming, moet je die sector ook serieus nemen. U neemt nu enerzijds de sector serieus , maar anderzijds komt u voortdurend met beperkende maatregelen ten aanzien van diezelfde sector. Ik bepleit – dat is in dit geval niet voor niets, want uit de uitspraken van de commissie-Vermeulen blijkt dat men, hoewel moeizaam, op één lijn is gekomen – dat wij dat punt nu maar eens uit gaan voeren. Dat is de opvatting van de CDA-fractie. De argumenten zijn zorgvuldig gewisseld. De partijen hebben zich kunnen uitspreken. Wij hebben er geen behoefte aan om nu weer nader op deze algemene maatregel van bestuur in te gaan of om de motie te steunen.

De heer Duivesteijn (PvdA):

De heer Van Bochove geeft weer geen antwoord op de vraag. Ik vroeg of de sector het enige referentiekader was voor de CDA-fractie. Hij geeft aan dat de sector hiermee ingestemd heeft. Hij vergeet dat er honderden huurderorganisaties hier bij de Kamer geprotesteerd hebben. Welke argumenten heeft de CDA-fractie behalve dit formele procedurele argument?

De heer Van Bochove (CDA):

Ik verwijs naar de opvatting van de Woonbond, die in dit traject een helder standpunt over...

De heer Duivesteijn (PvdA):

Is dat de sector?

De voorzitter:

Meneer Duivesteijn, u stelt een vraag. De heer Van Bochove gaat over zijn eigen antwoord. Het is een VAO, dus ik neem aan dat de discussie al plaatsgevonden heeft in het AO. Het lijkt mij niet zinvol het hele debat te herhalen. De heer Van Bochove geeft nu antwoord.

De heer Van Bochove (CDA):

Ik gaf aan dat de Woonbond een belangrijke vertegenwoordiger van de sector is. Ik heb in mijn eerste reactie op de interruptie van de heer Duivesteijn al aangegeven dat het niet alleen om de aspecten van de sector gaat. Wij hechten er echter wel groot belang aan. De andere elementen zijn, zoals uit mijn antwoord valt op te maken, de opvattingen van huurderorganisaties en dergelijke. Wij hechten eraan dat in het traject bij de inbreng in de commissie-Vermeulen al die partijen aan het woord zijn geweest. Zij maakten er allemaal onderdeel van uit. Men is daar tot een standpunt gekomen. Dat zint de heer Duivesteijn niet, maar wij wensen dat standpunt in dit stadium gewoon te volgen.

De heer Van As (LPF):

Voorzitter. Mevrouw Van Gent heeft om een uitspraak gevraagd. Ik heb het AO vorige week moeten missen. Wij kunnen ons vinden in het beleid dat uitgezet is door de staatssecretaris. Wij zullen de motie niet steunen.

Staatssecretaris Remkes:

Voorzitter. Ik heb er geen behoefte aan om het debat dunnetjes over te doen. Ik heb er wel behoefte aan om nog even stil te staan bij de procedure die gevolgd is. Wij hebben in december, januari een uitgebreid algemeen overleg gehad. Dat heeft tot een VAO hier in deze Kamer geleid. Vervolgens hebben wij de discussie overgedaan in april. Dat heeft weer geleid tot een VAO hier in deze Kamer. Dit is dus de derde ronde over hetzelfde onderwerp. Nu wordt mij in feite een uitnodiging gedaan tot onfatsoenlijk gedrag. Wat er met die motie ook gebeurt, ik ga niet vijf dagen voordat de nieuwe huurronde ingaat, beleid dat ruimschoots van tevoren in het land is aangekondigd opschorten. Dat is bestuurlijk in de richting van de samenleving buitengewoon onfatsoenlijk. Ik heb de behoefte om daarop te wijzen. Het kan overigens technisch niet.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De staatssecretaris noemt het onfatsoenlijk, maar het gaat ons erom dat er een fatsoenlijk beleid komt, ook als het gaat om het onderhoud van woningen die nu vallen onder de verouderingsaftrek. Dat lijkt mij uitermate fatsoenlijk, degelijk en nodig.

Staatssecretaris Remkes:

Ik heb om die reden, ook om de Kamer tegemoet te komen, toegezegd om de gebrekenregeling aan te passen. Dat was ook een belangrijk punt voor mevrouw Van Gent. De andere motie waar het hier om gaat was door deze Kamer verworpen. Naar aanleiding daarvan heb ik mij bereid verklaard om daar de opvattingen van de commissie-Vermeulen over te vragen. Ik heb in het debat steeds geprobeerd in alle nuances zo dicht mogelijk bij de Kamer te blijven. Maar dit is mij nu allemaal wat te gortig en dat heeft te maken met de kwalificaties die ik al heb gegeven.

Over de voorraad betaalbare woningen heb ik in het vorige debat al iets gezegd. De heer Duivesteijn heeft gevraagd om inzicht te krijgen in de wijze waarop de woningmarkt zich heeft ontwikkeld en wat de actuele cijfers zijn. Wat dat betreft is er samenhang met de discussie over het huurbeleid op de langere termijn. Dezerzijds is er de bereidheid om daarnaar te kijken, maar niet naar de opschortende werking. Tegen deze achtergrond moet ik aanvaarding van de motie dan ook met kracht ontraden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, volgende week over de motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven