Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Ziekenfondswet in verband met samentelling van uitkeringsvakken ingevolge de Werkloosheidswet voor de toepassing van artikel 3, eerste lid, onder a, van die wet, administratieve vereenvoudiging van de overgang van een particuliere ziektekostenverzekering naar de ziekenfondsverzekering en afschaffing van de nominale ziekenfondspremie voor personen jonger dan 18 jaar (Knelpunten Ziekenfondswet) (27586).

(Zie vergadering van 22 mei 2001.)

De voorzitter:

Ik bepaal dat er geen interrupties zullen plaatsvinden. Bijna alle woordvoerders hebben mij gezegd dat zij nu wel een einde aan de vergadering willen zien komen. Dat gaan wij met z'n allen op deze manier doen.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De heer Oudkerk (PvdA):

Waarvan acte, voorzitter. Ik dank de minister voor haar brief van 28 mei, want die was volstrekt duidelijk. Ik ben haar nog een antwoord verschuldigd op haar vraag over het amendement dat ik namens mevrouw Dankers, mevrouw Van Vliet en mijzelf heb ingediend. Zij vroeg of wij ermee kunnen instemmen dat voor de inwerkingstelling van de nieuwe regeling een paar maanden de tijd wordt genomen. Het antwoord daarop is "ja".

Wij zullen tegen het amendement van mevrouw Dankers en het amendement van mevrouw Van Blerck-Woerdman stemmen.

Over het amendement van mevrouw Hermann zal ik nader in de fractie overleggen.

Mevrouw Van Blerck-Woerdman (VVD):

Voorzitter. Het is goed dat er een korte periode tussen de eerste en de tweede termijn is geweest om nog eens de strekking van het wetsvoorstel met de ingediende amendementen te overwegen. Wat de eerste twee onderdelen betreft – de samentelling van de uitkeringsvakken en de verlichting van de administratieve lasten bij overgang van particulier naar ziekenfonds – lijkt het erop dat de gesignaleerde knelpunten worden verbeterd. Mijn conclusie is evenwel: het was nuttig, maar het heeft niet de hoogste urgentie. Het is vooral een technisch-administratieve zaak; de voordelen blijven onhelder.

Het derde onderdeel, het afschaffen van de nominale ziekenfondspremie voor jongeren onder de 18, zou onzerzijds niet op bezwaren hebben gestuit als het wetsvoorstel alleen betrekking had gehad op jongeren onder de 18 met een klein baantje. Daar ligt namelijk het probleem. Het kabinet heeft hier evenwel niet voor gekozen: het gaat om alle jongeren met of zonder baan. Als daarnaast voor deze groep het principe "blijf zitten waar je zit" had kunnen ingevoerd, dan was volgens ons het knelpunt ook opgelost. Mijn amendement om hiervoor een eenvoudige oplossing in te voeren, trek ik in, omdat dit blijkens deze week verkregen informatie toch te veel geschuif met verzekerden met zich brengt.

De voorzitter:

Aangezien het amendement-Van Blerck-Woerdman (stuk nr. 12) is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Mevrouw Van Blerck-Woerdman (VVD):

Dan kom ik op het vierde onderdeel. Door het amendement van de PvdA-fractie verdwijnen 4000 mensen uit de particuliere verzekering. Zij treden verplicht toe tot het ziekenfonds. De VVD-fractie heeft redenen om dit amendement niet te omarmen. Het is, zoals gezegd, een verplichte overgang. Het is louter en alleen een inkomenskwestie. Bij de totaalafweging bij de bespreking in mijn fractie zal ik de volgende vier elementen een rol laten spelen; dat zal ik ook in het vervolg van deze kabinetsperiode doen:

  • 1. Heft het voorliggende voorstel de bureaucratie op, neemt de wet- en regelgeving af?

  • 2. Wordt de zorg hierdoor meer via een inhoudelijke afweging en minder via een inkomensinhoudelijke afweging bekeken?

  • 3. Is sprake van de door ons gewenste versterking van het element van de nominale premie?

  • 4. Wordt het evenzeer gewenste element van keuzevrijheid in de zorg versterkt?

Bij de stelseldiscussie die nu al bezig is en zeker ook in de komende periode zal worden gevoerd, zal de VVD-fractie met name deze elementen als invalshoek nemen bij het beoordelen van voorstellen van het kabinet.

De heer Buijs (CDA):

Voorzitter. Ik kan kort zijn. Het amendement van de heer Oudkerk en mevrouw Dankers zullen wij natuurlijk steunen. Het amendement van mevrouw Hermann hangt samen met het amendement-Dankers op stuk nr. 11. Wij trekken dit amendement dan ook in.

De voorzitter:

Aangezien het amendement-Dankers (stuk nr. 11) is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De heer Buijs (CDA):

Wij hebben overwogen om terzake een motie in te dienen met onze overwegingen, omdat wij nog steeds geloven dat het een goede zaak is. Gelet op de tijdsdruk en de praktische uitvoering van een en ander, hebben wij dat evenwel nagelaten. Derhalve zullen wij het amendement-Hermann op stuk nr. 10 ondersteunen.

Mevrouw Hermann (GroenLinks):

Voorzitter. In eerste termijn hebben wij reeds gezegd dat het amendement van de leden Oudkerk, Van Vliet en Dankers over de ziekenfondsverzekering voor alimentatiegerechtigden ons zeer welkom is, omdat deze groep bij de eerdere manoeuvre geen deel heeft kunnen nemen aan het openstellen van de Ziekenfondswet voor mensen die niet verplicht verzekerd zijn, maar een laag inkomen hebben. Dat is een maatregel die wij qua opzet van het begin af aan toegejuicht hebben. Wij vonden het jammer dat daar mensen buiten vielen. Dit amendement behelst een gerichte aanpak om althans mensen met een alimentatie en een laag inkomen daaronder te brengen. Wij steunen dat van harte.

Ik dank de minister voor het feit dat zij zich heeft verdiept in ons amendement op stuk nr. 10, maar ik moet constateren dat de redenering over en weer hetzelfde blijft. De minister legt uit dat het op zichzelf allemaal geregeld is en dat het geld dus betaald wordt en de zorg verkregen kan worden. Het gaat ons evenwel om de praktische inzichtelijkheid voor de verzekerde. Als iemand tot de eerste van enigerlei maand verzekerd is en daarna dus niet meer verzekerd is bij de particuliere verzekeringsmaatschappij, maar zijn keuze nog niet heeft kunnen bepalen, zich nog niet aangemeld heeft, hulp nodig heeft en die hulp niet kan krijgen omdat hij geen bewijs van verzekering heeft, dan zit hij tussen twee stoelen. Ook al is dat door onderlinge manoeuvres van de particuliere verzekeraar en het ziekenfonds uiteindelijk wel oplosbaar, die persoon staat op dat moment met lege handen. Dat vinden wij ongewenst. De verzekering is bedoeld voor de verzekerden. Als er problemen zijn met de uitvoering, dan moeten wij de uitvoerders wellicht helpen om die zo goed mogelijk op te lossen. Dat is evenwel de volgorde die daarbij moet worden aangehouden. Wij handhaven dus het amendement op stuk nr. 10.

Mevrouw Van Vliet (D66):

Voorzitter. Ik dank de minister voor haar mondelinge en schriftelijke antwoorden. Het amendement van mevrouw Van Blerck voor de jongeren met kleine baantjes, dat inmiddels is ingetrokken, konden wij in eerste instantie goed volgen. Uit praktische overwegingen is de argumentatie van de minister evenwel doorslaggevend.

Wij hadden ook een aantal vragen over het amendement van mevrouw Hermann. De minister heeft inmiddels duidelijk gemaakt dat de gesignaleerde problematiek niet zal ontstaan. Wij zullen het amendement van mevrouw Hermann dan ook niet steunen.

Het amendement-Oudkerk c.s. inzake de alimentatiegerechtigden, dat wij mede hebben ondertekend, betekent een goede stap vooruit op de weg van gelijkberechtiging van enkele groepen waarmee nog problemen waren. Het is een goede zaak dat dit in de wetgeving opgenomen zal worden.

Minister Borst-Eilers:

Voorzitter. Ook ik kan kort zijn, met name omdat de amendementen op de stukken nrs. 11 en 12 zijn ingetrokken. In eerste termijn heb ik over die amendementen gezegd dat ik daar niet blij mee was.

Ik kom dan te spreken over het amendement op stuk nr. 8 van de leden Oudkerk, Van Vliet en Dankers. Ik heb eerder gezegd dat ik mij daar goed in kon vinden, maar dat er enige tijd voor nodig zou zijn. De heer Oudkerk heeft aangegeven dat de indieners van het amendement daar begrip voor hebben. Ik dank hun voor hun bereidheid om met dat element akkoord te gaan. Ik kan mij voorstellen dat wij ons erop richten dit onderdeel per 1 januari aanstaande in werking te laten treden. Dat moet haalbaar zijn. Ik zie de heer Oudkerk knikken. Dat komt wel voor elkaar.

Dan resteert het amendement op stuk nr. 10 van mevrouw Hermann. Dat gaat over de overgang van de particuliere verzekering naar de ziekenfondsverzekering. Zij heeft zorgen over de positie van de verzekerde en de onduidelijkheid voor hem of haar. Die zorg is vanaf het begin ook mijn zorg geweest. Ik heb een- en andermaal gezegd dat ik alleen aan het verzoek van de verzekeraars tegemoet wilde komen als zonneklaar zou komen vast te staan dat de positie van de verzekerde niet zou verslechteren. Dat heeft het College voor zorgverzekeringen in zijn analyse geconcludeerd. De verzekerde zal nooit met de rekening voor de ingeroepen zorg blijven zitten.

Ik heb in mijn reactie voorts een aantal voorbeelden genoemd, waaruit blijkt dat die positie niet verslechtert. Nogmaals, er is met de betalingen niets aan de hand. Mevrouw Hermann maakt zich voorts enige zorgen over het feit dat bij de aanvang van de ziekenfondsverzekering de particuliere verzekering wat betreft de ziekenfondsdekking is beëindigd. In de nieuwe situatie, zestig dagen na de inschrijving in het ziekenfonds en na het ontstaan van de verzekering, eindigt in het algemeen ook de dekking van de surplusverzekering. De gemaakte kosten worden echter zonder meer vergoed. Het lijkt mij dus dat dit amendement niet noodzakelijk is.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, ook hierover aanstaande woensdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Sluiting 22.16 uur

Naar boven