Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 17 mei 2001 over accijnsvrijstelling voor experimenten met biobrandstoffen zoals biodiesel en plantaardige oliën.

De heer Hofstra (VVD):

Voorzitter. In dit debat naar aanleiding van het algemeen overleg van afgelopen donderdag willen wij de staatssecretaris nog een duwtje geven om te komen tot een wat ruimhartiger accijnsvrijstelling bij het gebruik van biobrandstoffen. Ik zal dadelijk een motie indienen die ziet op de zogenaamde koudgeperste 100% plantaardige olie. Daar zitten om te beginnen duidelijk milieuvoordelen aan en bovendien bestaat daarbij geen kans op fraude, omdat een dieselmotor eerst moet worden aangepast voordat je die olie daar met succes in kunt gooien. Wij vinden dat het experiment hiermee tot 2010 moet duren, met andere woorden lang genoeg om de investeringen eruit te halen. Dit experiment moet in heel Nederland kunnen plaatsvinden, dus ook in de kwetsbare natuurgebieden waar collega Crone dadelijk nader op zal ingaan. Verder moeten voor het experiment in aanmerking komen:

  • - vaartuigen: de recreatievaartuigen en wellicht ook de beroepsvaartuigen;

  • - landbouwvoertuigen;

  • - wegverkeer: personenauto's, bestelwagens, bussen en vrachtwagens.

Tot slot merk ik op dat wij niet de indruk hebben dat dit experiment zo'n grote vlucht zal nemen dat hiervoor pompen langs de snelwegen moeten worden gebouwd. Het zal een niche op de markt blijven.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat nieuwe motorbrandstoffen kunnen bijdragen aan een intergraal verminderde milieudruk en dat het gewenst is, de ontwikkeling van dergelijke nieuwe brandstoffen te stimuleren;

overwegende dat de inzet van koudgeperste plantaardige olie als motorbrandstof een hoog milieurendement kent;

overwegende dat verschillende lidstaten van de HofstraEuropese Unie reeds een gehele of gedeeltelijke accijnsvrijstelling kennen voor (motor-) brandstoffen van biologische oorsprong;

verzoekt de regering, met voorstellen te komen voor een volledige accijnsvrijstelling voor koudgeperste plantaardige olie, als langdurig experiment. Het betreft het gebruik in, aan te passen, dieselmotoren voor de (recreatie)vaart, agrarische voertuigen en (een selectie van) voertuigen in het wegverkeer;

verzoekt de regering voorts, een dergelijk voorstel op een zodanig tijdstip te doen dat de genoemde accijnsvrijstelling per 1 januari 2002 kan worden geëffectueerd en minimaal duurt tot 2010,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hofstra, Crone, De Haan en Giskes. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32(27400 IXB).

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter. Ook wij willen de staatssecretaris wat meer politieke steun geven in dezen. Het spreekt vanzelf dat ik de motie van de heer Hofstra medeondertekend heb. Dat is de brede milieumotie. Daarin gaat het namelijk om de koudgeperste biobrandstoffen die in alle opzichten goed zijn voor het milieu. Ik wil hier dadelijk nog een motie aan toevoegen over de geraffineerde biobrandstoffen. Deze hebben aanzienlijk minder goede milieuprestaties, omdat de raffinage net zoveel CO2-uitstoot kost als daarna aan CO2-reductie bereikt kan worden. Zij hebben echter wel het grote voordeel dat zij afbreekbaar zijn en water en bodem dus minder vervuilen. Om die reden is mijn motie ook beperkt tot een kleiner experimenteergebied, vooral regionaal. Bovendien is hierbij geen wegverkeer of een selectie daarvan aan de orde. Ook op dit beperkte gebied kan echter een substantieel milieuvoordeel behaald worden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat water- en bodemvervuiling een zorgpunt is bij de recreatievaart en agrarische vaar- en werktuigen;

overwegende dat geraffineerde biobrandstoffen, wegens de snelle afbreekbaarheid, specifiek kunnen bijdragen aan een vermindering van de milieulast voor water en grond;

verzoekt de regering, met regionaal beperkte voorstellen voor een accijnsvrijstelling te komen voor geraffineerde biobrandstoffen en -smeermiddelen die alleen zal gelden voor de (recreatie)vaart en toepassingen in natuur en landbouw;

verzoekt de regering voorts, deze accijnsvrijstelling zo spoedig mogelijk in te laten gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Crone, Hofstra en De Haan. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33(27400 IXB).

De heer Crone (PvdA):

De strekking van de beide moties houden wij vast, waarbij wij het kabinet maximaal de ruimte geven om die verstandig in te vullen. Maar niet zo verstandig dat het weer heel lang gaat duren. Ik ben het eens met collega Hofstra: het heeft al wat lang geduurd, en nu moet het experiment snel ingaan, en lang duren.

Staatssecretaris Bos:

Voorzitter. Als ik in de vaart van het debat de beide moties bestudeer, concludeer ik dat zij mij de nodige vrijheid laten op een aantal modaliteiten van de voorstellen waarom wordt gevraagd. Ik constateer dat de belangrijkste strekking van de motie die als eerste ondertekenaar de heer Hofstra kent, is dat bij koud geperste plantaardige olie een voorstel tot experimenteren zowel betrekking zou moeten en mogen hebben op waterverkeer, agrarische toepassing en wegverkeer. Bij het wegverkeer wordt toegevoegd: een selectie van. Ik geloof dat dat in overeenstemming is met de voorzichtige voornemens, zoals ik die in het algemeen overleg van vorige week zelf naar voren heb gebracht. Het lijkt mij daarom dat ik met deze motie kan leven. Over de termijn die is genoemd, heb ik al eerder gezegd dat zeker op het moment dat mensen die willen meedraaien in het experiment investeringen moeten doen, een termijn moet worden gekozen die lang genoeg is om het voor hen aantrekkelijk te maken om die investeringen te doen. Al met al zie ik in de motie van de heer Hofstra voldoende aanknopingspunten om mijn best te gaan doen op dergelijke voorstellen. Met name overwegingen van kosteneffectiviteit en budgettaire doorwerking zullen natuurlijk bij mij een rol spelen bij de uiteindelijke vormgeving van een experiment in de door de heer Hofstra en de zijnen aangegeven richting.

De heer Hofstra (VVD):

Om misverstanden te voorkomen: van een selectie is natuurlijk altijd sprake, omdat het alleen maar kan gaan om die voertuigen, die een dieselmotor hebben. Dan is er nog een nadere selectie, want ze moeten zijn aangepast. In die zin geldt het lang niet voor alle auto's; daar zijn we het snel over eens. Maar het woord "ruimhartig" heb ik natuurlijk ook niet helemaal voor niets gebruikt. Ik hoop daarom dat de staatssecretaris dit punt zo invult dat al degenen die ermee aan de slag willen en daarvoor goede motieven hebben, vrij ruimhartig worden beoordeeld, en dat we geen bureaucratische regeltjes krijgen, waardoor het gebruik heel snel afneemt en nog kleiner is dan het doel dat wij willen bereiken.

Staatssecretaris Bos:

Ik zou niet durven. Maar het woord "ruimhartig" kom ik niet tegen in de tekst van de motie. De heer Hofstra heeft echter zelf gezegd dat het niet zijn bedoeling is om met deze motie aan te sturen op een netwerk van pompen langs de snelwegen voor ongeraffineerde koud geperste plantaardige olie. Maar inderdaad, zoals hij het zegt: als er iemand is die hierin geïnteresseerd is, zoals we in ieder geval al van iemand weten – hij is bereid hieraan invulling te geven met een goed afbakenbare groep voertuigen – moeten we daarmee aan de slag. Ik heb geen moeite, die handschoen in die zin op te pakken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Tot mijn genoegen bezigt de staatssecretaris in zijn reactie op de motie van de heer Hofstra het woord "kosteneffectiviteit". Dat lijkt mij namelijk kardinaal in de beoordeling van biobrandstofprojecten. Hij zei daarbij dat er een grens zit aan het budgettair beslag. Kan hij aangeven aan wat voor grens wij moeten denken? Dat is belangrijk voor de beoordeling van mijn fractie van deze motie.

Staatssecretaris Bos:

Dat kan ik niet zeggen. Dat zal namelijk afhangen van hoe wij de zaken weten af te bakenen. Ik kan wel zeggen dat in de besluitvorming van afgelopen weken en maanden in het kabinet er al voorzichtig is gesproken over de hoeveelheid middelen die wij voor volgend jaar vrij willen maken in het kader van lastenverlichting. Daarbij was geen sprake van middelen die hiervoor vrijgemaakt zouden worden. Als wij dit voorstel dus een beetje handen en voeten willen geven, betekent dat dat er een additioneel beslag moet worden gedaan op de ruimte voor lastenverlichting. Additioneel ten opzichte van hetgeen waarover wij het in het kabinet eens zijn. Dat betekent dat ik een voorstel in zal moeten brengen in de besluitvorming die in augustus plaats zal vinden. Als ik zo'n voorstel heb, zal ik dat ook doen en dan krijgt de Kamer bij het Belastingplan en de algemene financiële beschouwingen de precieze omvang daarvan in de context van het gehele pakket aan lastenverlichting te zien, met alle indicatoren, waarom is gevraagd, zoals kosteneffectiviteit.

De motie die als eerste is ondertekend door de heer Crone heeft het enkel en alleen over de geraffineerde biobrandstoffen. Ik concludeer dan ook dat het experiment waar de heer Crone om verzoekt alleen betrekking zal dienen te hebben op de vaart, met name recreatievaart en toepassingen in natuur- en landbouw en dus niet op het wegverkeer. Dat neemt een van mijn belangrijkste zorgen weg, namelijk die over het weglekeffect naar het wegverkeer met geringe milieurendementen. Dus, met de randvoorwaarden die betrekking hebben op de kosteneffectiviteit en het uiteindelijke totale budgettaire beslag van het geheel aan voorstellen, zie ik voldoende aanknopingspunten om met deze motie in de hand op zinnige wijze een voorstel aan de Kamer te doen dat straks betrokken kan worden bij de besluitvorming over het Belastingplan en bij de algemene financiële beschouwingen.

Ik voeg hier afrondend, met betrekking tot beide moties, nog één punt aan toe. Dat is dat wij bij het maken van voorstellen niet alleen rekening zullen dienen te houden met kosteneffectiviteit en budgettair beslag, maar ook met de mogelijkheden die Europa ons op dit punt biedt. Dat is echter niets nieuws, want daar heb ik eerder deze week ook al op gewezen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de ingediende moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Sluiting 17.45 uur

Naar boven