Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Karimi aan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. over het bericht dat Nederland voornemens is de hulp aan de Palestijnen op te schorten (Volkskrant, 19 mei jl.).

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. De situatie in het Midden-Oosten is buitengewoon zorgwekkend. Gevechtshelikopters en F16's worden door Israël tegen de Palestijnen ingezet, zelfmoordacties van Palestijnen kosten Israëlische burgers het leven. Het risico dreigt, dat de gehele regio in een langdurige en bloedige oorlog verzeild raakt.

Op zaterdag 19 mei verscheen in de Volkskrant een artikel over het stopzetten van Nederlandse hulp aan een aantal projecten in de Palestijnse autonome gebieden. Hierover wil GroenLinks graag opheldering.

Welke projecten c.q. programma's zijn stopgezet? Is het juist, dat het met name gaat over de bouw van de politieacademie en een trainingsprogramma voor de ordetroepen? Zo ja, wat zijn hiervoor de overwegingen geweest? Aan de ene kant wordt van Jasser Arafat verwacht op te treden tegen terroristische acties en aan de andere kant wordt hij getroffen met het opschorten van middelen om zijn politie op te leiden. Welke bewijzen zijn er, behalve de Israëlische uitlatingen dat de Palestijnse politie betrokken is bij de beschietingen? Zijn deze beschuldigingen aanleiding geweest voor het stopzetten van de projecten? Heeft Nederland die beschuldigingen nagetrokken?

Heeft de Nederlandse regering stappen ondernomen om Israël te wijzen op het feit, dat de Nederlandse hulpinspanningen door Israël teniet worden gedaan door bijvoorbeeld de afgrendelingspolitiek waardoor producten uit de Palestijnse autonome gebieden niet geëxporteerd kunnen worden en vernieling van landbouwgronden en openbare gebouwen door de inzet van militairen en materiaal plaatsvindt? Door het opschorten van de hulpgelden aan de Palestijnse autoriteiten lijkt het erop dat de slachtoffers worden bestraft en de daders vrijuit gaan. Is dat niet een verkeerd signaal? Welke inzet heeft Nederland gehad om ook handels- maatregelen in het kader van het Associatieakkoord tussen de EU en Israël te nemen tegen Israël vanwege schending van de Geneefse Conven- tie en het respect voor de mensenrechten? Welke mogelijkheden ziet Nederland om de producten uit de nederzettingen uit de Nederlandse markt te weren?

Van belang is om een internationale presentie in het conflictgebied te realiseren. De presentie zou de Palestijnse bevolking kunnen beschermen en tegelijkertijd de terroristische acties tegen de Israëlische bevolking tegen kunnen gaan. Ziet Nederland mogelijkheden om binnen de EU te pleiten voor een dergelijke internationale presentie?

Minister Herfkens:

Voorzitter. Ik wil een antwoord geven op de vragen over de hulp aan de Palestijnse gebieden. De laatste vragen zijn in hoge mate beantwoord door collega Van Aartsen. Tijdens zijn recente reis naar het Midden-Oosten heeft hij duidelijke uitspraken gedaan. Hij heeft daarover een brief aan de Kamer gestuurd die door de commissie kan worden behandeld.

Ik wil het misverstand wegnemen dat er ook maar welk project gestopt is. De essentie is dat in oktober een aantal zaken is opgeschort, enkel en alleen om veiligheidsredenen. Het heeft niets te maken met politieke overwegingen. Een van die zaken is de Gazahaven. Het consortium heeft de conclusie getrokken, dat als de kogels je om de oren vliegen, het weinig zijn heeft door te gaan met bouwen. Vanwege de veiligheid had het weinig zin door te gaan met training van de politie. Wat de politieacademie betreft kan ik zeggen dat men met dat project überhaupt nog niet was begonnen. In dat kader zijn donoren in gesprek met de Palestijnse Autoriteit over onderdelen die de Kamer bekend zijn. De Kamer heeft in het verleden zorgen geuit in verband met de wenselijkheid dat de trainingen uitsluitend voor "blauw", de civiele politie, zouden moeten zijn. Afgelopen juni hebben de donoren hierover vragen gesteld maar die brief is nog niet beantwoord. Men heeft kennelijk nu iets anders aan het hoofd. Hoe dan ook, wij hebben niets opgeschort. Domweg om veiligheidsredenen kon men in enkele gevallen niet met het project voortgaan. De dialoog over structurele hulp, zoals in het geval van de politieacademie, is domweg stilgevallen als gevolg van het crisismanagement in de huidige situatie.

Met mevrouw Karimi vinden collega Van Aartsen en ik dat men, waar wij de Palestijnse Autoriteit hulp geven omdat wij het vredesdividend willen verzilveren, met een pervers dilemma te maken krijgt. Ik doel op de situatie waarin de vrede op de lange termijn lijkt te worden geschoven en het risico dreigt dat degenen die hulp zouden moeten ontvangen, slachtoffers worden van een conflict waaraan toch ten minste twee partijen schuldig zijn, zoals Van Aartsen in het Midden-Oosten duidelijk heeft gemaakt. Daarom gaan wij door met onze hulp aan de Palestijnse gebieden. Echter, waar structurele hulp niet kan vanwege om de oren vliegende kogels of omdat de ontvanger even iets anders aan het hoofd heeft, kan men niet anders dan concluderen dat een en ander even in de ijskast moet worden gezet. Dat is overigens niet iets recents. Het is in oktober gebeurd, voor een deel niet omdat wij dat wilden maar omdat de Palestijnse Autoriteit iets anders aan het hoofd had of omdat het consortium dat de Gazahaven bouwt, terecht constateerde dat er weinig te bouwen viel. Het heeft niets te maken met wat wordt gesuggereerd, zowel in deze vragen als in deze krant, namelijk met importbelemmeringen of wat dan ook. Men kan gewoon niet aan de slag. Het spijt mij.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Minister Van Aartsen heeft tijdens zijn reis gezegd dat een besluit over de Gazahaven pas in september genomen zal kunnen worden, juist gelet op de veiligheidssituatie en het feit dat Israël de toevoer van bouwmateriaal tegenhoudt. Is het niet uw mening dat de Gazahaven móet worden opgebouwd en dat het schandalig is dat dit op het moment wordt tegengewerkt door de Israëlische regering?

Minister Herfkens:

Nogmaals, het heeft niets te maken met Israëlische belemmeringen bij het importeren van bouwmaterialen. Misschien komen wij nog eens over dit punt te spreken, maar nu gaat het domweg om de afweging van het consortium dat er niet kan worden gebouwd als de kogels om de oren vliegen. Het gaat puur om de veiligheidssituatie.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Maar als u ziet dat deze inspanningen van de Nederlandse regering teniet worden gedaan door deze "veiligheidssituatie" – het gaat natuurlijk om de handelingen die deze situatie tot gevolg hebben – dan bespreekt u deze onderwerpen toch met Israël? Heeft u de Israëlische regering daarop aangesproken?

Minister Herfkens:

Mede naar aanleiding van het inspectierapport over de hulp aan de Palestijnse gebieden hebben collega Van Aartsen en ik nog eens bevestigd dat deze hulp uiteraard gepaard moet gaan met een kritische dialoog met Israël, mede verantwoordelijkheid voor de ruimte die wij daar hebben om vredesdividend uit te betalen. Dat is het beleid van de huidige regering, absoluut. De wijze waarop collega Van Aartsen dit aan de orde heeft gesteld, heeft hij aangegeven in zijn brief van ik meen 11 mei. Vol verlangen wacht hij op een algemeen overleg met de Kamer om daarop verder in te gaan. Het lijkt mij niet juist om nu, in dit kader, te spreken over de reis die hij heeft gemaakt. Hij heeft deze zaken tijdens die reis inderdaad fundamenteel aan de orde gesteld, en wel in tamelijk kritische toonzettingen.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Onze vragen waren ook gericht aan het adres van de minister van Buitenlandse Zaken, maar die is nu in het buitenland. Ik ga ervan uit dat de minister voor Ontwikkelings samenwerking ad interim namens de minister van Buitenlandse Zaken antwoorden geeft op actuele vragen. Gisteren is er een bijeenkomst geweest tussen de EU en Israël in het kader van de Associatieovereenkomst. Ik heb daarover gericht vragen gesteld en de brief van 11 mei gaat niet in op de uitkomsten van dat overleg van gisteren. Ik heb daarbij ook gericht vragen gesteld. De brief van 11 mei geeft dus geen antwoord op de uitkomsten van de dialoog van gisteren. Ik heb gevraagd op welke manier Nederland zich heeft ingezet om handelsmaatregelen te treffen tegen Israël, omdat de Geneefse conventie en de mensenrechtenclausule van de Associatieovereenkomst worden geschonden.

Minister Herfkens:

Mij was niet meegedeeld dat het over iets anders zou gaan dan hulp aan de Palestijnse gebieden. Maar goed, die fout ligt dan bij ons en dus bij mij.

Ik weet niet wat gisteren precies is voorgevallen. Laat ik u echter verzekeren dat de problematiek van de handel, van de export van producten uit Palestijnse gebieden, een onderwerp is waarvoor Nederland zich keer op keer krachtig heeft ingezet. Wij vinden het onaanvaardbaar dat dit soort belemmeringen bestaan of dat producten onder Israëlische labels worden geëxporteerd. Nederland heeft zich keer op keer daarvoor krachtig ingezet en zich daarover uitgesproken. Wat gisteren exact in Brussel is voorgevallen, weet ik niet. Ik wist ook niet dat ik daarover nu moest spreken. Het lijkt mij echter geen enkel probleem als ik collega Van Aartsen vraag om de Kamer daarover een half A4'tje toe te sturen.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik vind het jammer dat de antwoorden op juist politieke vragen nu niet gegeven kunnen worden.

De voorzitter:

Mevrouw Karimi, u heeft opgegeven dat u wilde spreken over het bericht dat Nederland voornemens is de hulp aan de Palestijnen op te schorten. Iets anders is er ook niet met de Kamer gecommuniceerd. Niemand kon dit dus weten. U mag die vragen echter altijd stellen. Dat ben ik met u eens. Ik vind dat wij dan alsnog de minister van Buitenlandse Zaken kunnen vragen om daarop te reageren.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Dat kan. Ik wil terugkomen op de hulprelatie met de Palestijnse autoriteiten. De minister zegt dat het trainingsprogramma is stopgezet vanwege de veiligheidssituatie. Nu de veiligheidssituatie zich niet in positieve zin ontwikkelt, wil ik van de minister weten welke strategie zij volgt ten opzichte van hulp aan Palestijnse gebieden zodat wij niet telkens met het stopzetten van een project geconfronteerd worden. Op welke manier wordt dan nagedacht over hulp aan Palestijnse gebieden? Zou de minister bijvoorbeeld niet zelf willen afreizen naar de regio? Internationale presentie is belangrijk, maar dan krijgt zij ook zelf een beeld van de hulp die gegeven wordt en op welke manier die in relatie staat tot de veiligheidssituatie in de regio.

Minister Herfkens:

Het kabinet spreekt met één mond. Collega Van Aartsen is er drie weken geleden geweest. Hij heeft ook op dit terrein krachtige uitspraken gedaan richting Israël. Wij delen natuurlijk dezelfde bezorgdheid over de ratio voor het hulpprogramma aan de Palestijnse gebieden, waar iedere bodem uit dreigt te vallen. Als de bedoeling van de hulp, verwoord in de brief van 26 februari 1999, is om het vredesdividend zichtbaar en voelbaar te maken voor Palestijnen daar, sta je met lege handen als die oorlog weer uitbreekt. Dan kun je zeer weinig doen, als minister voor Ontwikkelingssamenwerking in het bijzonder en als regering en Nederland in het algemeen, om te garanderen dat de veiligheidssituatie zodanig is dat het eigen kleine project wel kan doorgaan. Wat dat betreft is het enige antwoord dat mevrouw Karimi zelf terecht ook aangeeft, dat wij de kritische toonzetting in onze dialoog, met name met Israël, een tandje hoger moeten stellen. Dat is wat collega Van Aartsen klip en klaar gedaan heeft. Je kunt niet van een consortium verwachten dat zij hun medewerkers aan de slag laten gaan als situaties niet veilig zijn. Wij lopen internationaal voorop om de situatie van humanitaire werkers te verzekeren. Dan laat je toch ontwikkelingswerkers niet dit soort risico's lopen? Wij lopen overigens wel voorop in Europa om ervoor te zorgen dat de Europese Commissie royale betalingsbalanssteun geeft om de teruggevallen economische inkomsten voor een deel te compenseren. Dat blijft natuurlijk altijd voor een deel.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik begrijp dat. Het punt is dat de minister, gezien de situatie, steeds weer geconfronteerd zal worden met de vraag hoe zij met de hulp aan Palestijnse gebieden verdergaat. Ik wil van haar weten op welke manier zij daarmee wil doorgaan, zodat wij niet steeds worden geconfronteerd met stopzetting of de overweging dat het niet uitvoerbaar is. Ik wil graag weten op welke manier de minister niet-gouvernementele organisaties denkt te steunen en op welke manier zij de economische situatie toch wil verbeteren. Graag verneem ik haar visie.

Minister Herfkens:

Als er weer oorlog uitbreekt, kun je daar ontzettend weinig met structurele hulp. Over drie projecten voeren wij overleg, maar de uitvoering ervan hebben wij helaas moeten opschorten. De rest gaat gewoon door. Zoals bekend wordt een groot deel van de hulp via niet-gouvernementele organisaties besteed. Ik kan u beloven dat u binnen een paar weken een brief krijgt over de vormgeving van de hulp aan de Palestijnse gebieden. In 1999 hebben wij gesproken over de positie van de Palestijnse gebieden op de verschillende lijsten. Wij waren daarbij ongelooflijk optimistisch en veronderstelden dat vijf jaar vredesdividend uitbetalen wel genoeg zou zijn. Nu hebben wij echter te maken met een ernstige terugval in het Midden-Oosten en wij bezinnen ons op de vraag over de toekomstige vormgeving van de hulp. Nogmaals, over een paar weken krijgt u daar een brief over. Wat er echter ook in die brief moge staan, feit blijft dat je volstrekt machteloos staat als er oorlog uitbreekt. Dan heeft het weinig zin door te gaan met het bouwen van scholen, want ze worden dan toch vernietigd.

Naar boven