Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Op verzoek van de fracties van de PvdA en de VVD stel ik voor, de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Uitvoering van de Richtlijn 98/50/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 juni 1998 tot wijziging van de Richtlijn 77/187/EEG inzake de onderlinge toepassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen (27469) wederom een week uit te stellen.

Op verzoek van enkele fracties stel ik tevens voor, de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot verklaringen van getuigen die in ruil voor een toezegging van het openbaar ministerie zijn afgelegd (toezeggingen aan getuigen in strafzaken) (26294) en over de motie-Rouvoet c.s. over informatie aan de Kamer (26294, nr. 31) van de agenda af te voeren.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mee, dat de algemene commissie voor Europese Zaken tot haar voorzitter heeft gekozen het lid Te Veldhuis.

Het woord is aan de heer De Hoop Scheffer.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Afgelopen zaterdagmiddag verscheen in NRC Handelsblad een interview met de vice-premier en minister van VWS, mevrouw Borst, waarin zij een aantal opmerkingen heeft gemaakt en beleid heeft aangekondigd over de zogenaamde pil van Drion. Dit is een belangrijk onderwerp en wij willen erover weten of datgene wat zij in dat interview heeft gezegd, geacht moet worden kabinetsbeleid te zijn, dan wel alleen een opvatting van de vice-premier en minister van VWS, als dat staatsrechtelijk al mogelijk zou zijn. Dat is de reden waarom ik de Kamer verlof wil vragen, de minister-president en de vice-premier te mogen interpelleren. Voorts zouden wij uiteraard de minister van VWS bij die interpellatie willen betrekken voor de uitlatingen die zij in het genoemd interview heeft gedaan.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De fractie van de ChristenUnie steunt dit verzoek om een interpellatie van harte. Het gaat daarbij wat ons betreft om het gehele interview en de context waarin de uitspraken gedaan zijn, en niet alleen om de uitspraken over de pil van Drion. Ik begrijp echter dat dat ook de bedoeling van de heer De Hoop Scheffer is.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ook de SGP-fractie steunt het verzoek. Wat ons betreft gaat het inderdaad zowel om de kwestie van de pil van Drion, als om de toonzetting van het interview, waardoor wij bijzonder zijn geraakt en dat wil ik hier ook uitdrukkelijk aan de orde hebben.

De voorzitter:

Mijnheer De Hoop Scheffer, omdat ik niemand heb horen zeggen dat deze interpellatie niet moet plaatsvinden, stel ik voor dat wij haar morgen houden. Dit is mede omdat de minister-president vandaag niet in het land is, waardoor het ingewikkeld wordt om hem tegelijkertijd hier het woord te laten voeren. Nu we hier allemaal zijn is het handig om het tijdstip te bespreken. Morgenvroeg is er een algemeen overleg met minister Borst over sluiting van ziekenhuizen, waarvoor nogal wat belangstelling is. Het lijkt mij daarom het beste om deze interpellatie na afloop van dat algemeen overleg te laten beginnen. Dat zou betekenen dat de interpellatie om ongeveer 13.00 uur kan beginnen. Nu weten de fracties meteen dat zij daarmee rekening moeten houden. Ik hoop dat u zo snel mogelijk de interpellatievragen bij mij inlevert.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Dat zal geschieden.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rietkerk.

De heer Rietkerk (CDA):

Voorzitter! Ik stel voor, het verslag van het algemeen overleg over landinrichting op de agenda te plaatsen.

De voorzitter:

Heeft dat haast, mijnheer Rietkerk?

De heer Rietkerk (CDA):

Nee hoor, dat heeft geen haast.

De voorzitter:

Dan denk ik dat we dat volgende week zullen doen. Ik zal de Kamer daarover later een voorstel doen.

Het woord is aan de heer Koenders.

De heer Koenders (PvdA):

Voorzitter! Sinds vorige Voorzitterweek is er een ernstige escalatie opgetreden in het Midden-Oosten, die risico's schept voor de vrede in het hele gebied. Ik vraag het kabinet, de Kamer hierover zo spoedig mogelijk een brief te doen toekomen, die is geactualiseerd op het punt van de reactie van de Amerikaanse regering op de provocatieve mortieraanval vanuit de Palestijnse gebieden op Israël. Men heeft die reactie excessief en disproportioneel genoemd. Wij zouden graag het standpunt van de Nederlandse regering op dit punt horen. Verder vragen wij om een beoordeling van de escalatie van het conflict met de Palestijnse Autoriteit en Syrië en om aan te geven, op welke wijze Nederland, maar ook de Europese Unie, bij voorkeur samen met de Verenigde Staten, uitgangspunten voor het vredesproces actief aan de orde brengt, vanwege het risico in het Midden-Oosten.

De heer Verhagen (CDA):

Als de heer Koenders bij de laatste procedurevergadering van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken was geweest, had hij geweten dat wij deze week om een brief hebben gevraagd aan de minister van Buitenlandse Zaken om ons op de hoogte te stellen van de huidige ontwikkelingen en de huidige standpunten, met name op het punt van voorkoming van escalatie. Derhalve is het verzoek, gedaan door de heer Koenders, volstrekt overbodig.

De heer Koenders (PvdA):

Ik zei ook "sinds vorige week". U weet allemaal wat er de afgelopen dagen is gebeurd. Inmiddels was er al een brief uit van de commissie, maar gezien de Amerikaanse positie en het belang van het actief vormgeven van het vredesproces lijkt het mij nu belangrijk, dat specifiek op deze punten een aanvulling van de regering komt. Vandaar dit verzoek. Ik kan mij niet voorstellen dat dit gezien het belang van de zaak nu niet aan de orde zou zijn.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Aan de minister van Buitenlandse Zaken is namens de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken gevraagd om de meest actuele situatie in ogenschouw te nemen en daarbij met name in te gaan op de rol van de VS en Europa. Derhalve is aan het verzoek reeds voldaan.

De heer Koenders (PvdA):

Ik was bij die commissievergadering. Gelet op de ernst van de situatie voeg ik er een aantal specifieke verzoeken aan toe, die van groot belang voor de gehele Kamer zouden kunnen zijn.

De heer Van Middelkoop (ChristenUnie):

Voorzitter! Ik beschouw het verzoek van de heer Koenders maar als een verzoek om de brief superactueel te laten zijn. Ik zou er nog wel de volgende opmerking aan willen toevoegen. Vanuit de Arabische wereld is de laatste dagen druk uitgeoefend op Arafat om het geweld te beëindigen. Ik zou het dan ook op prijs stellen als ook daarop zal worden ingegaan in de brief.

De heer Koenders (PvdA):

Ik sluit mij daar graag bij aan. Gezien de ernst van de situatie verzoek ik het kabinet binnen enkele dagen deze brief aan de Kamer te doen toekomen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Ik neem aan dat de minister van Buitenlandse Zaken dan zelf wel weet welke afspraken hij al met de Kamer gemaakt heeft.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Dittrich.

De heer Dittrich (D66):

Mevrouw de voorzitter! Gisteren heeft het gerechtshof te Amsterdam een uitspraak gedaan in de zaak tegen een zekere heer K. In die uitspraak heeft het gerechtshof onder andere gesteld dat de minister van Justitie de Kamer niet correct zou hebben geïnformeerd over bepaalde onderhandelingen tussen het openbaar ministerie en de desbetreffende verdachte. Ik zou graag een brief van de regering willen ontvangen vóór volgende week woensdag – op die dag is een procedurevergadering van de vaste commissie voor Justitie – waarin ingegaan wordt op met name dat aspect van het arrest van het gerechtshof, opdat de vaste commissie voor Justitie vervolgens kan beoordelen hoe verder om te gaan met de verkregen informatie.

De heer Nicolaï (VVD):

Voorzitter! De VVD-fractie kan instemmen met dit verzoek maar zou er graag nog de vraag aan willen toevoegen of de minister ook een oordeel kan geven over het functioneren van het OM en het optreden van de Tweede Kamer als het gaat om het op straat komen, zoals het hof dat noemt, van de informatie over de deal en de procedure.

De heer Kuijper (PvdA):

Voorzitter! Wij steunen het verzoek van de heer Dittrich, waarbij wij het kabinet tevens zouden willen vragen nader in te gaan op de aspecten rondom de beëindiging van de gesprekken.

De voorzitter:

Ik zit even met de vraag of de minister wel een oordeel kan hebben over de Tweede Kamer, maar ik neem aan dat men dit op Justitie wel hoort. Men gaat daar voor een deel over ons staatsrecht. Dus men zal de vraag wel op een juiste wijze beantwoorden, naar ik aanneem.

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Atsma.

De heer Atsma (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Afgelopen donderdagnamiddag was er een algemeen overleg over de mond- en klauwzeerproblematiek. Op verzoek van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij zou ik u willen vragen of het overleg hier plenair afgerond zou kunnen worden. Bij voorkeur morgen, omdat wij dan wellicht het algemeen overleg dat morgen over hetzelfde onderwerp plaatsvindt, erbij zouden kunnen betrekken, eventueel gevolgd door een stemming.

De voorzitter:

Ik begrijp u even niet. Wilt u in feite dus twee verslagen van algemeen overleggen agenderen?

De heer Atsma (CDA):

Het verzoek is om het verslag van het algemeen overleg van vorige week donderdag op de agenda te plaatsen. Aangezien er morgen in de loop van de dag nog een algemeen overleg over hetzelfde onderwerp wordt gehouden, zou het praktisch zijn om dat laatste in de planning van het tijdstip van de plenaire bespreking te betrekken.

De voorzitter:

Dan vraagt u dus om agendering van twee verslagen van algemeen overleggen.

De heer Atsma (CDA):

Dit verzoek doe ik namens de Kamercommissie. Kan het niet, dan beperk ik mij tot het verzoek om het algemeen overleg van de vorige week plenair te laten afronden.

De voorzitter:

Het wordt er niet sterker op dat u dit verzoek namens de vaste Kamercommissie doet, want die zou de procedures nog beter moeten kennen. Maar goed, wij zullen rekening houden met uw verzoek. Ik wijs de fracties er wel op dat dit dus betekent dat men kennelijk wil dat iedereen morgen na de avondpauze in huis blijft. Wij hebben morgen namelijk ook een interpellatie en nog een ander debat gepland.

De heer Weisglas (VVD):

Ik mag misschien bij uitzondering even in het openbaar met u meedenken. Ik zou mij kunnen voorstellen dat wij morgen om 10.15 uur dat VAO houden.

De voorzitter:

Dat kan niet, want dan is er al een overleg. Dat heb ik zojuist geverifieerd. Dat is het probleem.

De heer Weisglas (VVD):

Plenaire vergaderingen gaan voor, dacht ik. Daarom zou om 10.15 uur het VAO kunnen worden gehouden en kan daarna worden gestemd.

De voorzitter:

Dat is echter niet wat de heer Atsma wil. Daarom heb ik hem daarover ondervraagd. Hij wil de mogelijkheid hebben om over het tweede algemeen overleg ook een VAO te houden.

Ik zal zeggen wat ik altijd zeg na dit soort momenten, namelijk dat ik de Kamer op een later tijdstip een voorstel zal doen. Dat lijkt mij op dit moment het gepaste besluit.

De heer Van der Vlies (SGP):

Er werd hier wat laconiek gedaan, als zouden wij het AO van morgen zo nodig volgende week plenair kunnen afronden met een VAO. Ik wijs er echter op dat wij verleden week hier ook over hebben gesproken. Het gaat om een materie waarbij elke dag telt. Wij moeten daarom in staat worden gesteld om politieke conclusies te trekken, snel, desnoods binnen een dag.

De voorzitter:

Daarom heb ik zojuist ook gezegd wat ik heb gezegd. Wij zullen daar rekening mee houden. De heer Atsma is ook tevreden, zie ik, althans voorlopig.

Het woord is aan mevrouw Karimi.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter! Verleden week dinsdag is een algemeen overleg gevoerd over het Afrika-beleid. Ik verzoek u het verslag van dat algemeen overleg op de plenaire agenda te zetten. Dat heeft geen haast.

De voorzitter:

Ook daarover zal ik de Kamer later een voorstel doen. Ik zal een gewijzigd schema voor deze week rond laten delen. Ik deel de leden nu echter reeds mee dat in verband met die gewijzigde agenda het wetsvoorstel Wijziging leerplichtwet (27574) nog hedenmiddag zal worden behandeld. Het stond voor morgen op de agenda. Ik heb begrepen dat, voortvarend als wij zijn, alle woordvoerders daar al over zijn ingelicht.

Naar boven