Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | nr. 67, pagina 4482-4493 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | nr. 67, pagina 4482-4493 |
Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 4 april 2001 over MKZ.
De heer Atsma (CDA):
Mevrouw de voorzitter! De Kamercommissie had gisteren geen behoefte aan een plenair debat vandaag. Vandaar dat ik mij beperk tot het indienen van een tweetal moties, nadat ik heb gezegd dat de ontwikkelingen die vandaag tot ons zijn gekomen – de berichtgeving over nieuwe MKZ-uitbraken in het Noorden van het land – de stand van zaken een dramatische wending geven. Het betekent namelijk dat de zaak helaas niet onder controle is.
De voorzitter:
Mijnheer Atsma, ik zie dat een deel van de leden enigszins onrustig wordt. Wij hebben net met elkaar afgesproken, dat wij eerst debatteren naar aanleiding van het algemeen overleg en dat wij daarna praten over de nieuwe situatie. Laten wij proberen om die twee dingen nu even gescheiden te doen. Dat maakt het voor de minister ook wat gemakkelijker.
De heer Atsma (CDA):
Dan dien ik nu twee moties in, mevrouw de voorzitter.
De eerste motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat:
- een groot deel van het vee in de Veluwezoom en de IJsselvallei tegen mond- en klauwzeer gevaccineerd wordt;
- de Europese Commissie toestemming heeft gegeven dat de runderen onder voorwaarden na vaccinatie in leven mogen worden gehouden;
van mening dat:
- de negatieve gevolgen voor de exportpositie van het betreffende gebied ingrijpend zijn;
- alles in het werk moet worden gesteld om die gevolgen tot een minimum te beperken;
- er op dit moment onvoldoende zicht is op alle consequenties;
- het aantal MKZ-uitbraken niet beperkt blijft tot de Veluwezoom en de IJsselvallei;
spreekt uit dat in afwachting van ontwikkelingen elders in het land vooralsnog niet het besluit wordt genomen tot het op grote schaal ruimen van gevaccineerd rundvee,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Atsma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 21 (27622).
De heer Atsma (CDA):
De tweede motie heeft betrekking op een punt, dat wat ons betreft van majeur belang is. Dat betreft met name de materiële noden van getroffen ondernemers.
Deze motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat:
- de uitbraak van mond- en klauwzeer in Nederland grote gevolgen heeft, in het bijzonder voor het agrarisch bedrijfsleven;
- getroffen bedrijven en regio's toekomstperspectief moet worden geboden;
- geen enkel bedrijf ten gevolge van de MKZ-uitbraak failliet mag gaan;
- getroffen agrarische bedrijven na taxatie een bedrag uitgekeerd krijgen ter compensatie van de ruiming, dit om herstart van het bedrijf mogelijk te maken;
- een vergoeding beschikbaar komt voor de kosten van veevoer in afwachting van ruiming van de veestapel;
constaterende dat:
- agrarische gezinnen op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (BBZ) een periodieke uitkering kunnen aanvragen als tegemoetkoming voor de kosten van levensonderhoud;
- de vermogenstoets veel gedupeerde bedrijven niet in de gelegenheid zal stellen om gebruik te kunnen maken van het BBZ;
verzoekt de regering:
- de vermogenstoets achterwege te laten bij het toekennen van een bijdrage op grond van het BBZ bij problemen die verband houden met MKZ;
- een noodfonds open te stellenAtsma waarop individuele ondernemers een beroep kunnen doen ter compensatie van onvoorziene financiële tegenslagen als gevolg van MKZ,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Atsma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 22 (27622).
De heer Ter Veer (D66):
Mevrouw de voorzitter! Wij spreken hier met elkaar over de MKZ-situatie en zijn het erover eens dat die van dag tot dag en van uur tot uur kan veranderen.
De heer Atsma meldt in de eerste motie niet hoe lang hij uitstel wil. Kan hij dat stipuleren? Dat is namelijk mede bepalend voor de vraag of wij voor of tegen deze motie zullen stemmen.
De heer Atsma (CDA):
U kent de kaders van de Europese regelgeving. Volgens onze interpretatie laten die een ruimte toe van twee maanden. Wij hebben deze motie nu ingediend, omdat wij vorige week al voorzagen dat er nieuwe ontwikkelingen mogelijk waren. Vandaar dat wij hebben gezegd: laten wij vooralsnog nog niet besluiten tot ruimen in dit grote gebied. Ik vind dat elke rek die in de regeling zit, moet worden benut. Ik heb de termijn van twee maanden genoemd. Als u die wilt aanhouden, is dat wat mij betreft ook een optie, omdat wij dan wellicht beter de consequenties kunnen overzien van de stap(pen) die wij gaan zetten. U weet, dat wij liever zouden zien dat er ook op lange termijn niet wordt geruimd, maar dat laat ik op dit moment even in het midden.
De heer Waalkens (PvdA):
Voorzitter! Hoewel wij geen moties willen indienen bij dit debat, hebben wij er toch behoefte aan gebruik te maken van deze mogelijkheid om te spreken over het thema bestrijdingsplan mond- en klauwzeervirus. In de opvattingen van de Partij van de Arbeid is hierbij het veterinaire beleid leidend. Het gaat om het lokaliseren van het virus en het isoleren ervan door het ruimen van bedrijven in de getrokken cirkels. Het ruimen vindt plaats van binnen naar buiten en tegelijkertijd wordt er van buiten naar binnen gevaccineerd. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat het vaccineren van de dieren de hoogste prioriteit heeft gekregen. In het non-vaccinatiebeleid is het enten van dieren een tussenoplossing. Gelet op de kleine letters in het besluit van het Permanent veterinair comité op 3 april dat het mogelijk maakte om over te gaan op preventieve vaccinatie, en gelet op de brief die wij nadien hebben ontvangen, biedt die tussenoplossing geen reëel perspectief. Er moet een keuze gemaakt worden die er niet is, hetgeen leidt tot valse hoop. Ik heb deze conclusie eerder getrokken en daarom vind ik de motie van de heer Atsma sympathiek daar waar de uiterste mogelijkheden bekeken moeten worden om tot invulling te komen van de kleine letters. Desalniettemin trek ik de conclusie dat er geen reëel perspectief wordt geboden.
De nieuwe uitbraken van de afgelopen week waren te voorzien. Wij hebben nog een lange weg te gaan. De harde maatregelen binnen het strategisch plan zullen moeten leiden tot een gedifferentieerd beleid per compartiment.
Voor de intensieve veehouderij zal een fokverbod ingesteld moeten worden. De facto is het fokverbod reeds operationeel in de gesloten gebieden. De PvdA pleit evenwel voor een fokverbod in de compartimenten met een hoog risico voor de intensieve veehouderij.
Mijn fractie nodigt de minister uit om, in combinatie met het fokverbod, een opkoopregeling op te stellen om de welzijnsproblemen te voorkomen of te verlichten.
Veel mensen denken momenteel na over de toekomst van de gesloten gebieden en de gebieden waar geruimd wordt. Is de minister bereid een opkoopregeling op te stellen waarbij de regeling Ruimte voor ruimte van toepassing verklaard wordt? Een wijziging in het aankoopbeleid van de Dienst landelijk gebied in het kader van onder andere Ruimte voor de rivier, de uiterwaarden van de IJssel, kan perspectief bieden voor de blijvers en de wijkers.
De heer Atsma (CDA):
De heer Waalkens heeft op slechts een van mijn moties gereageerd. Het bieden van perspectief is met name een punt in mijn tweede motie. Wat is zijn reactie daarop?
De heer Waalkens sprak bij zijn beoordeling van mijn eerste motie over "valse hoop". Is hij van mening dat de minister in zijn toelichting van vorige week, zowel op televisie als in de Kamer, valse hoop heeft gewekt?
De heer Waalkens (PvdA):
Ik heb toen al gezegd dat het voorleggen van preventieve vaccinatie geen reële optie is, gezien de kleine letters in de voorwaarden bij het besluit van het Permanent veterinair comité. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen preventieve vaccinatie en "suppressive vaccination".
De heer Poppe (SP):
De heer Waalkens zegt dat het preventief enten en het in leven laten van de dieren geen perspectief biedt. Is dat een economisch standpunt of een veterinair standpunt van de Partij van de Arbeid?
Hoe ver wil de PvdA gaan, gelet op het doorzetten van de uitbraak in Nederland, met het ruimen van dieren binnen grenzen van 10 km? Hoe ver moet het komen voordat de PvdA tot de conclusie komt dat dit niet werkt en er preventief geënt moet worden?
De heer Waalkens (PvdA):
De Partij van de Arbeid zet economie niet tegenover ethiek, maar zij zet de begrippen in elkaars verlengde. De ethiek is zeker van belang bij de totale beoordeling van het verdere toekomstperspectief voor het gebied. Om die reden heb ik aan het eind van mijn inbreng een aantal suggesties gedaan om het toekomstperspectief voor het gebied zo helder mogelijk te maken. Mijn fractie zet het economisch perspectief niet naast het ethisch perspectief.
De heer Poppe (SP):
Ik sprak over de veterinaire noodzaak.
De heer Waalkens (PvdA):
De veterinaire noodzaak blijft onverkort dat er bij een uitbraak geruimd wordt. De vaccinatie is in dit verband een achtergrondmaatregel die beoordeeld moet worden als een tussenoplossing en een noodmaatregel.
De heer Poppe (SP):
De heer Waalkens zegt dus namens zijn fractie dat preventief enten nooit zal werken, ook in de toekomst niet.
De heer Waalkens (PvdA):
Dat heb ik niet gezegd. Onder het huidige non-vaccinatiebeleid hebben wij te maken met de spelregels zoals die er nu liggen.
De heer Poppe (SP):
Het betreft echter een economisch non-vaccinatiebesluit.
De heer Waalkens (PvdA):
Dat besluit is ingegeven door het veterinair beleid waarvoor gekozen is.
De heer Stellingwerf (Christen- Unie):
Ik vraag de heer Waalkens hoeveel procent van de veestapel geruimd moet zijn, voordat hij bereid is preventieve vaccinatie toe te staan.
De heer Waalkens (PvdA):
Ik kies voor het perspectief van de veehouderij. De alsvraag is in die zin niet aan de orde. Ik vind het ook niet juist ervan uit te gaan dat bijvoorbeeld driekwart van de veestapel afgeslacht moet worden, voordat wij überhaupt kiezen voor vaccinatie. Wij hebben een- en andermaal uitgesproken dat wij keizen voor een verstandig vaccinatiebeleid, nadat wij de strategie inzake de bestrijding van het mond- en klauwzeervirus hebben afgewerkt. Onder het huidige beleid zijn er weinig keuzemogelijkheden. U leest het besluit van het PVC er maar op na. Dit is geen mogelijkheid.
De heer Stellingwerf (Christen- Unie):
Ik heb geen alsvraag gesteld. Ik heb gevraagd hoeveel procent van de veestapel geruimd moet worden, voordat u besluit preventieve vaccinatie te accepteren.
De heer Waalkens (PvdA):
Natuurlijk kunnen wij preventief vaccineren, maar daarmee stellen wij het perspectief voor de hele veehouderij in de waagschaal.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Ik begrijp niet dat u zegt: er is in feite geen keuze. Er is de mogelijkheid om runderen in leven te laten. Geldt voor uw besluit om daarvoor niet te kiezen het economische argument? Waarom bent u niet bereid om de ruimte die er is, optimaal te gebruiken?
De heer Waalkens (PvdA):
Die ruimte is er voor de korte termijn. Wij zullen dan binnen de kortste keren met de kleine letters van het besluit van het PVC te maken krijgen. Als wij nu die ruimte gebruiken, komen wij over drie maanden in de situatie terecht dat wij om economische redenen de hele veelstapel moeten afslachten. Dat wil ik niet voor mijn rekening nemen en ik vind het een beetje vreemd dat u dat wel wilt.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Er is in Europa een debat gaande. Er komt meer ruimte. Waarom bent u niet bereid om als Nederland alles op alles te zetten om die ruimte te vergroten en legt u zich nu al neer bij de beslissing door Europa?
De heer Waalkens (PvdA):
Ik ben Europeaan en ik ken de internationale dimensie van de discussie. Die moet u ook kennen. Wij hebben uit Zweden berichten gekregen over het mogelijke debat dat na deze crisis gestart wordt. Zelfs mevrouw Künast, de groene Duitse minister van landbouw, heeft gezegd: er is geen sprake van dat wij het non-vaccinatiebeleid op dit moment ter discussie stellen; wij gaan er op een later moment met elkaar over spreken. Als mevrouw Vos ervoor wil strijden om het non-vaccinatiebeleid om te zetten in een vaccinatiebeleid dan gaan wij samen op, maar onder de huidige omstandigheden is preventieve vaccinatie geen reële optie.
De heer Poppe (SP):
Voorzitter! Wij weten allemaal met welke mededeling de minister na afloop van dit debatje komt. Met de huidige middelen, zo omarmd door de heer Waalkens – het ruimen, dus het afmaken van dieren – blijkt een verdere uitbraak niet tegen te houden. Mijn vragen aan de minister zijn deze. Waar ligt de grens? Tot hoever gaan wij? Hoeveel gesloten gebieden in een cirkel van 10 km moeten er in Nederland komen, voordat wij zeggen dat dit beleid niet werkt en dat preventief geënt moet worden?
Het Europees Parlement heeft een resolutie aangenomen die de Europese Commissie oproept, zich onmiddellijk opnieuw te buigen over een rigoureus non-vaccinatiebeleid van de Europese Unie. Daaruit blijkt het grote democratische gat waar wij in Europa mee te maken hebben. Een meerderheid van het Europees Parlement wil het non-vaccinatiebeleid op de helling zetten en de Europese Commissie gaat nog steeds haar gang. Daar hebben wij mee te maken. Deze ondemocratische gang van zaken is een schande.
Kan de minister duidelijk aangeven welke maatregelen precies zijn ingegeven door puur wetenschappelijk-veterinaire overwegingen en welke het gevolg zijn van de economische maatregelen die tien jaar geleden in Europa zijn genomen? Als in grote gebieden geënt wordt, is het dan uit veterinaire overwegingen noodzakelijk om te ruimen en een jaar lang alle stallen leeg te laten? Is dit een veterinaire kwestie of heeft het te maken met het politieke non-vaccinatiebeleid?
De SP-fractie is van mening, voorzitter, dat de maatregelen van de minister veel meer dan nu het geval is gebaseerd moeten zijn op veterinaire en ethische overwegingen – maatregelen uit respect voor dieren – dan op economische overwegingen. Dat is de reden waarom ik een aantal moties heb medeondertekend.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Mevrouw de voorzitter! Nederland heeft een voet tussen de deur gekregen in Europa omdat steeds meer landen menen dat er een debat moet gaan komen over het non-vaccinatiebeleid. Ook heeft Nederland de mogelijkheid gekregen om op de Veluwe 54.000 runderen in leven te laten. Uiteraard zijn daaraan beperkende gevolgen verbonden, maar die keuzemogelijkheid is er. Wij vinden het teleurstellend dat de minister en LTO hebben besloten, deze mogelijkheid niet aan te grijpen. Zij menen dat de economische gevolgen te belangrijk zijn om deze weg op te gaan. Mijn fractie is het daarmee niet eens en dient daarom een motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat:
- noodvaccinatie gericht dient te zijn op het indammen van de uitbraak van het MKZ-virus én op het voorkomen van het onnodig afmaken van gezonde dieren;
Vos- het massaal doden en vernietigen van gezonde dieren op ethische gronden dient te worden afgewezen;
voorts overwegende dat het Europees Parlement de Europese Commissie heeft opgeroepen zich onmiddellijk te buigen over het non-vaccinatiebeleid;
spreekt uit dat het (na noodvaccinatie in de daarvoor aangewezen zones) in leven laten van gezonde dieren uitgangspunt van beleid dient te zijn;
verzoekt de regering, voor dit uitgangspunt de nodige steun te verwerven binnen de Europese Unie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden M.B. Vos, Stellingwerf en Poppe. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 23 (27622).
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Voorzitter! Wij vinden dat het beleid ten aanzien van dierentuinen, kinderboerderijen en zeldzame rassen nog steeds onvoldoende is. Dit leidt tot het niet preventief vaccineren van deze dieren en, in een aantal gevallen, tot ruimen. Ook in verband hiermee dienen wij een motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Permanent Veterinair Comité het preventief vaccineren van evenhoevigen in dierentuinen alleen toestaat als in deze dierentuinen bedreigde evenhoevige diersoorten zijn en als deze dierentuinen zich binnen een straal van 25 kilometer van een MKZ-gebied bevinden;
overwegende dat het enten van alle evenhoevige dierentuindieren, hobbydieren en dieren in kinderboerderijen toegestaan moet worden, aangezien het om dieren gaat die nooit voor consumptie bestemd zullen zijn waardoor de achterliggende exportbelangen niet in het geding zijn;
overwegende dat het inenten van zeldzame dierenrassen momenteel zeer beperkt wordt toegestaan en dat deze rassen onderdeel uitmaken van ons cultureel erfgoed en een bijdrage leveren aan de biodiversiteit;
overwegende dat het mogelijk is om onder andere middels bestaande registratiesystemen te voorkomen dat genoemde dieren in de consumptieketen belanden;
verzoekt de regering:
- het preventief vaccineren van evenhoevige dieren in alle dierentuinen en kinderboerderijen toe te staan, evenals het vaccineren van hobbymatig gehouden dieren en zeldzame dierenrassen, zonder dat deze dieren vervolgens gedood moeten worden;
- deze beleidslijn te verdedigen in Europa,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden M.B. Vos, Stellingwerf en Poppe. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 24 (27622).
De heer Ter Veer (D66):
Voorzitter! Ik heb aandachtig geluisterd en meen dat mevrouw Vos vier keer het woord "eenhoevigen" heeft gebruikt. Als dat zo is, brengt mevrouw Vos een heel nieuwe variant...
Mevrouw Vos (GroenLinks):
U heeft gelijk. Het gaat om "evenhoevigen". Ik dank u voor deze correctie. Ik heb het verkeerd voorgelezen.
De heer Ter Veer (D66):
Mag ik dit gelijk toch ook de maat der dingen achten waarom ik u alvast kan melden dat ik niet voor deze motie zal stemmen?
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Dat lijkt mij op zich een merkwaardig argument, maar het zij zo.
De heer Waalkens (PvdA):
Is het u bekend dat op dit moment, onder de huidige regeling, een dierentuin op de Veluwe kan gaan enten maar dat men daar heeft besloten om niet te enten?
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Dat is mij bekend. Ik vind dit een teleurstellend besluit. Ik meen dat men deze kans zou moeten benutten. Men is van oordeel dat de regelgeving te beperkend is; jonge dieren zullen gedurende langere tijd niet mogen worden verhandeld. Men verlangt dat er op dit punt meer ruimte komt en ik denk dat op Europees niveau moet worden nagegaan of die ruimte er moet komen.
De heer Waalkens (PvdA):
Het is toch op z'n minst vreemd dat de dierentuinen nog open zijn in het gebied waar de uitbraak dicht langs komt. Bevreemdt het ook u dat die dierentuinen risico's lopen doordat ze open zijn?
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Ik ben het met u eens dat de dierentuinen zelf hun verantwoordelijkheid moeten nemen en dat het zeer verstandig zou zijn als zij de poorten sloten. Ik wil met de motie alleen aangeven, dat ik vind dat het Europees beleid te beperkend is. Er zouden meer mogelijkheden moeten worden geboden. Ik ben er duidelijk over geweest, dat er kritiek mogelijk is op de wijze waarop de dierentuinen hun verantwoordelijkheid nemen.
Ik dien nog een motie in, die als volgt luidt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat dieren die preventief gevaccineerd worden gemerkt moeten worden om zodoende te voorkomen dat deze dieren in de consumptieketen belanden;
overwegende dat het markeren plaatsvindt door middel van het maken van een snee of gat in het oor;
overwegende dat deze wijze van markeren gepaard gaat met het lijden van dieren;
verzoekt de regering:
- tot een andere, meer diervriendelijke wijze van markering over te gaan;
- toestemming te bepleiten in de EU voor deze wijze van markering,
Vos
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden M.B. Vos, Stellingwerf en Poppe. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 25 (27622).
De heer Oplaat (VVD):
Mevrouw de voorzitter! Het leek er even op dat Europa Nederland een mogelijkheid had geboden, ervoor te kiezen om alle gevaccineerde runderen in de regio Oene en de driehoek in leven te laten, met de zogenaamde beschermende vaccinatie. De minister heeft gezegd, dat het hier niet om een gemakkelijke keuze gaat. Er zijn volgens hem ernstige bezwaren van veterinaire aard aan verbonden. De mogelijkheid om de rundveestapel in leven te laten, zal van de andere kant het maatschappelijk draagvlak voor de MKZ-bestrijding versterken. Hier staat evenwel tegenover, dat de gevolgen voor het kiezen voor de beschermende vaccinatie erg ingrijpend zouden kunnen zijn, ook voor het toezichtsgebied rondom de vaccinatiezone.
Niettemin zijn de consequenties voor ons op dit moment niet te overzien. Wat betekent dit voor de boeren? Wat betekent dit voor hun inkomen? Wat zijn de financiële gevolgen? Wat is de economische schade? Hoe ziet hun toekomst er uit? Wanneer kunnen zij weer opstarten of doorstarten?
De Europese Unie heeft in ieder geval de indruk gewekt, dat de boeren in het gebied een keuze hadden. Hun koeien zouden misschien kunnen blijven leven. Maar als je de brief van gisteren goed leest, moet je je afvragen, of Europa de boeren wel een echte keuze heeft gegeven.
Inmiddels hebben collectieven van boeren uit het gebied plannen gemaakt op basis van de keuzemogelijkheid om runderen in leven te laten. De fractie van de VVD wil dat deze plannen goed worden bekeken en meegewogen door de minister. Dan pas kan het kabinet in onze ogen een goede afweging maken. Eerst moeten alle consequenties goed in beeld zijn.
Mag ik heel kort een alternatiefje neerleggen dat mij is aangereikt, maar waarvan ik de consequenties niet kan overzien? Een collectief van boeren ziet de mogelijkheid om melk te verwerken tot melkpoeder voor dierlijke consumptie in het gebied. Er staan namelijk poedertorens in het gebied. Verplaatsing van vee moet in hun ogen binnen het gebied weer mogelijk zijn. De reeds geruimde bedrijven, een vijftigtal, kunnen dan met overschotten aan vee van andere bedrijven worden opgevuld. Na twaalf maanden zou in- en uitvoer in het gebied weer mogelijk moeten zijn.
Ik besef dat dit puur een verhaal is voor de melkveehouderij, maar dat er ook een varkenstak en andere takken zijn. Het ruimen van 54.000 runderen kost ook 100 mln. gulden. De boeren vroegen of het niet verstandig is, een deel van dat geld dan in te zetten voor de leegstand in de varkenshouderij in het gebied. Nogmaals, de VVD weet niet of het kan, of het een reële optie is. Wij krijgen echter van alle kanten ideeën aangereikt. Ik geef de minister in overweging om daarnaar te kijken. Uiteindelijk zal het kabinet een beslissing moeten nemen, maar de VVD zou graag zien dat alle mogelijke alternatieven daarbij voldoende waren gewogen. Laat ik vooropstellen dat het laatste dat wij moeten doen is boeren valse hoop geven. Als er geen andere oplossing is, kan de consequentie zijn dat er gewoon geruimd moet worden, hoe erg dat ook is. Wij zijn echter verplicht, ook moreel, om elk initiatief uit het gebied goed te bekijken en op zijn waarde in te schatten. Anders zal er voor eventuele ruimingen geen draagvlak ontstaan in het gebied zelf.
Voor alle duidelijkheid: de VVD wenst zich nog niet uit te spreken voor het doden van de dieren, maar ook niet tegen het doden van de dieren. Zij wil dat het kabinet alle consequenties en alternatieven eerst in beeld brengt en dan een besluit neemt, waarna zij haar oordeel daarover zal uitspreken.
De heer Atsma (CDA):
De suggestie van de coöperatie van boeren spreekt ons zeer aan. Wij hebben maandag daarvan kennis genomen. Hoeveel tijd zou het kabinet naar uw mening moeten nemen voor het maken van een afweging?
De heer Oplaat (VVD):
Dat ligt eraan hoe snel het kabinet alternatieven zou kunnen beoordelen. Het is niet aan mij om dat te bepalen, dat is aan het kabinet.
De heer Atsma (CDA):
Denkt u dat het binnen een paar dagen mogelijk is?
De heer Oplaat (VVD):
Ik heb nu een alternatief voorgesteld en ik verwacht dat het kabinet hierover heel snel een oordeel zal kunnen vellen.
De heer Waalkens (PvdA):
Voorzitter! De VVD-fractie legt sterk de nadruk op die 54.000 runderen en de relatie met de melkveehouders. Dat is alleszins terecht, maar hoe ziet zij de andere belangen in het gebied waarom het gaat, die ook meegewogen moeten worden? De heer Oplaat heeft een rekensom gemaakt die uitkomt op 100 mln. gulden, maar ik neem aan dat hij ook kennis heeft genomen van de opsomming van de kamer van koophandel van verleden week, waarbij het onderdeel agrarische sector bij de overige deelbelangen werd ondergebracht. Wat vindt de VVD-fractie hiervan?
De heer Oplaat (VVD):
Voorzitter! Hiermee raken wij verzeild in een discussie die ik eigenlijk liever niet aanga. Ik heb gezegd dat ik de consequenties ervan ook niet kan overzien. Onze inzet is dat als door collectieven van boeren alternatieven worden aangereikt, Kamer en kabinet die eerst dienen te beoordelen alvorens tot een misschien wel vreselijke beslissing te moeten komen. De sector zelf geeft aan dat een deel van dat bedrag van 100 mln. gulden misschien kan worden ingezet voor die andere sectoren, om toch samen een poging te ondernemen om de dieren in leven te laten; een keuze die de EU min of meer heeft aangegeven.
De heer Poppe (SP):
Voorzitter! Vroeger, nog niet zo lang geleden, hielden wij dieren op grond van economische overwegingen. Nu maken wij dieren af op grond van diezelfde overwegingen. Hoe lang moeten wij daarmee doorgaan?
Verder heb ik nog een vraag over de tussenoplossing die de heer Oplaat zoekt voor het in leven houden van alleen de runderen, niet de andere dieren. Het ziet er alleszins naar uit dat het verspreidingsgebied groter wordt; het gaat niet om de vraag of er zich verdere uitbraken zullen voordoen, maar om de vraag waar die zullen optreden. Houdt de heer Oplaat dan vast aan zijn standpunt? Of komt er een moment waarop ook de VVD-fractie constateert dat het non-vaccinatiebeleid van Europa aan het kantelen is en voorstelt om toch maar het voortouw te nemen? Als er één Europees schaap over de dam is, volgen er immers meer; wij moeten preventief gaan inenten om de epidemie werkelijk in te dammen. Wanneer komt dat moment voor de heer Oplaat? Hoeveel dieren moeten er eerst nog afgemaakt worden?
De heer Oplaat (VVD):
Voorzitter! De heer Poppe schetst nu een situatie die niet aan de orde is. Dit hebben wij volgens mij al honderd keer in AO's met elkaar besproken. Zodra je in Nederland preventief gaat vaccineren, kies je voor het doden van 10 miljoen varkens en 1,5 miljoen koeien, omdat drie kwart van de dieren dan geruimd moeten worden omdat er simpelweg geen afzetmogelijkheden meer voor zijn. Die keuze maakt de VVD niet, wij willen goed overwegen of er alternatieven zijn om de dieren in leven te laten, maar nogmaals, zonder valse hoop te wekken. Als het niet kan, kan het niet en steunen wij de minister in zijn voornemens.
De heer Stellingwerf (Christen- Unie):
Voorzitter! Ik wil drie moties indienen, die ik eerst kort zal toelichten.
Ik heb de meer algemene motie van mevrouw Vos over het in leven laten van gevaccineerde dieren medeondertekend.
Verder zijn wij van mening dat het non-vaccinatiebeleid op de helling moet. Wij verzoeken de regering, binnen Europa desnoods in kleiner verband met een aantal gelijkgezinde lidstaten tot heroverweging van dit beleid te komen.
Wij vinden dat het niet uit te leggen is als wij de door Nederland bevochten mogelijkheid om de 54.000 runderen in leven te laten niet zouden gebruiken. Als wij een snelle herbevolking van de driehoek prioriteit geven boven het in leven laten van deze runderen, laten wij wederom economische overwegingen de doorslag geven. Ik zeg hiermee overigens niet dat zulke overwegingen niet van belang zouden zijn. Maar blijkbaar laten wij het kortetermijnbelang weer prevaleren. Als wij iets moeten leren van de huidige crisis, dan is het wel dat de ethiek een meer centrale plaats in de afwegingen moet krijgen. Ik stel voor, te besluiten tot het in leven laten van de runderen waarom het gaat. Zo'n besluit dient gepaard te gaan met maatregelen om de binnenlandse consumptie te stimuleren van producten, afkomstig van deze dieren, want als die niet kunnen worden afgezet, is dat besluit uiteraard ook zinloos. Daarnaast dient aan de bedrijven die tijdelijk leeg blijven, een passende schadevergoeding te worden gegeven. Dit zou kunnen door het betreffende gebied aan te wijzen als schadegebied in de zin van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen.
Voorzitter! Hoe eerder het Europese non-vaccinatiebeleid wordt afgeschaft, des te korter de periode van beperkingen zal gelden. Daar zijn wij toch allen voorstanders van, denk ik.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat:
- de uitbraak van MKZ en de gevolgen daarvan een heroverweging van het non-vaccinatiebeleid noodzakelijk maken;
- het massaal doden en vernietigen van gezonde dieren in een situatie waarin een vaccin voor handen is, op ethische gronden dient te worden afgewezen;
- de meningen over het ter discussie stellen van het non-vaccinatiebeleid tussen de diverse lidstaten vooralsnog zeer uiteenlopen;
verzoekt de regering, de mogelijkheden te onderzoeken om zo nodig tezamen met gelijkgezinde lidstaten zo spoedig mogelijk tot aanpassing van het non-vaccinatiebeleid te komen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Stellingwerf, M.B. Vos en Poppe. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 26 (27622).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat:
- de Europese Commissie Nederland in de gelegenheid stelt rundvee buiten de driehoek Zwolle/Deventer/Apeldoorn ook na vaccinatie in leven te laten;
- de van die runderen afkomstige producten vooralsnog alleen voor binnenlandse consumptie beschikbaar mogen komen en dat daarvoor bepaalde voorzieningen moeten worden getroffen;
- de beperkingen in het genoemde gebied na de beoogde opheffing van het Europese verbod tot vaccinatie weer zullen zijn opgeheven;
verzoekt de regering, de gevaccineerde runderen in leven te laten en in overleg met de Consumentenbond, het Centraal Bureau voor de Levensmiddelenhandel (CBL) en het verwerkend bedrijfsleven, zodanige maatregelen te treffen dat de binnenlandse afzet van van die dieren afkomstige producten wordt gestimuleerd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Stellingwerf, M.B. Vos en Poppe. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 27 (27622).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat:
- in het aangewezen gebied tussen Zwolle, Deventer en Apeldoorn en de overige gebieden waar noodvaccinaties hebben plaatsgevonden, in principe alle evenhoevigen moeten worden gedood en vernietigd;
- dit vergaande consequenties heeft voor de levensvatbaarheid van de betreffende bedrijven waardoor veel van deze bedrijven direct in hun voortbestaan worden bedreigd;
- ook vele aan de landbouwStellingwerf gelieerde en andere bedrijven grote schade ondervinden van de MKZ-uitbraken;
- deze schade redelijkerwijs niet als normaal ondernemersrisico kan worden aangemerkt en dat in de huidige situatie aanspraak zou moeten kunnen worden gemaakt op een bijzondere financiële tegemoetkoming;
verzoekt de regering, de aangewezen gebieden waar noodvaccinatie heeft plaatsgevonden, zo spoedig mogelijk aan te wijzen als schadegebied zoals bedoeld in de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen en deze wet van toepassing te verklaren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Stellingwerf, Van der Vlies en Poppe. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 28 (27622).
De heer Van der Vlies (SGP):
Mevrouw de voorzitter! De uitbraak van MKZ heeft geweldige gevolgen voor de samenleving. De vraag dringt zich op of wij daar eigenlijk wel tegen opgewassen zijn, bestuurlijk, bedrijfsmatig en politiek. De eerste les die de SGP-fractie trekt, is dat wij maar heel bescheiden moeten zijn en moeten erkennen dat alles mensenwerk is. De rigoureuze aanpak waarvoor de minister heeft gekozen en die hij nu toe heeft verdedigd, laat zich het best motiveren door het perspectief van beheersing van de situatie. Het is een droevige constatering te moeten vaststellen dat het daar nog niet op lijkt.
De dilemma's zijn ontzaglijk groot; voor de minister – ik zie dat en erken dat – en voor zijn staf, voor zijn ambtenaren die op de locaties het moeilijke werk moeten doen. De dilemma's zijn ook groot voor de boeren en hun organisaties. Vele ethische aspecten dringen zich op. Hoe moet je dat allemaal afwegen? De dilemma's zijn ook groot voor ons, politici. Wij moeten dat eerlijk onder ogen zien. Je hebt je eigen afwegingen, ijkpunten en beginselen, maar die laten zich moeilijk verweven met concrete oplossingen die de uitbraak effectief tegemoet kunnen treden.
De problemen zijn ook na al deze constateringen nog vele. Het gras gaat groeien, het is voorjaar. Wat gaat daarmee gebeuren? Welke consequenties zijn er op bedrijfsniveau? Wie draait er eigenlijk op voor het voederen van de dieren die na enting eigendom zijn van de overheid? Dat soort vragen moet allemaal nog beantwoord worden.
Op één punt heb ik twee weken geleden een motie ingediend, die toen werd verworpen. Daarna is het thema van die motie echter weer volop in discussie gekomen. Wij proberen, in die lijn consistent te zijn. Daarbij aanvaard ik als consequentie de morele plicht dat, als ook ik door middel van een motie pleit voor het in leven laten van geënt rundvee, er een compensatie moet zijn voor alle bedrijven die daardoor getroffen worden. Dat is de kern van de motie die ik nu indien.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering is overgegaan tot het instellen van een entingsgebied waarin alle evenhoevige dieren worden geënt;
overwegende dat de Europese Commissie de mogelijkheid heeft geboden om onder bepaalde voorwaarden rundvee langer in leven te laten;
overwegende dat er een grote kans bestaat dat binnen één jaar het non-vaccinatiebeleid in Europa op de helling komt te staan;
overwegende dat in grote aantallen ruimen van rundvee ethisch gezien uiterst bezwaarlijk is;
verzoekt de regering, bedrijven de mogelijkheid te geven om het rundvee in het noodvaccinatiegebied Noord-Veluwe in leven te laten;
verzoekt voorts, de getroffen bedrijven, bijvoorbeeld die hun stallen niet kunnen herbevolken gedurende de tijd van het in leven laten van de geënte runderen, financieel te compenseren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 29 (27622).
De heer Ter Veer (D66):
Mevrouw de voorzitter! De fractie van D66 zal niet stemmen vóór de tweede motie, ingediend door de heer Atsma, omdat wij die motie overbodig achten. Wij zullen ook niet stemmen vóór de eerste motie, omdat een termijn van twee maanden veel te lang is, zoals ik in een interruptiedebat al zei. Wij hebben vanmorgen een brief gekregen en wij zullen morgen in een AO een debat hebben over dit punt. Spoedig daarna zal er beslist moeten worden. Ik vind dat een termijn van twee maanden veel te lang is.
In het AO heeft de fractie van D66 gesproken over een fokverbod voor varkens. Ik stel het op prijs als daarover bijvoorbeeld morgen in het AO nadere mededelingen kunnen worden gedaan.
Het volgende punt betreft de nood die er is in de veehouderij. Die nood is hoog. Het is een mentale nood. De mensen zitten opgesloten op hun bedrijven en zij zien de problemen als een geweldige bedreiging op zich afkomen. Zij hebben echter ook heel praktische problemen, met mestkelders die vol zitten, met voer dat op is, enz. Ik vraag daar ook vanaf deze plaats nog eens aandacht voor. Als er gebeld wordt naar de crisiscentra, dient waar mogelijk geprobeerd te worden, met maatwerk aan deze problemen tegemoet te komen.
Er is een grote nood in de veehouderijbedrijven, in het hele land, maar met name in de gebieden die nu ingesloten zijn. De fractie van D66 heeft geconstateerd dat het buitengewoon is gewaardeerd dat de minister-president en minister Brinkhorst op bezoek zijn geweest in de getroffen gebieden. Mijn vraag is – ik doe bijna de suggestie – of het niet voor de hand ligt dat opnieuw een ministeriële delegatie een bezoek aan de getroffen gebieden brengt. Dat zou niet alleen de minister-president moeten doen, maar ook andere ministers die zeer bij de problemen betrokken zijn, zoals de minister van Binnenlandse Zaken, de minister van Economische Zaken en niet het minst de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als de verantwoordelijke voor de bijzonderebijstandsregeling.
Ten slotte hecht ik eraan, opnieuw uit te spreken dat de fractie van D66 grote waardering heeft voor de inzet en het werk van de vele ambtenaren. Ik noem met name de ambtenaren van de RVV en de AID, maar ook ander personeel. Zij behoren zich verzekerd te weten van de steun van de Kamer bij het moeilijke werk dat zij doen, en waarbij zij soms waarlijk geen geringe tegenstand ondervinden.
Minister Brinkhorst:
Mevrouw de voorzitter! Ik ben de Kamer erkentelijk voor het feit, dat wij vandaag opnieuw kunnen discussiëren over de moeilijke problematiek van het MKZ. Ik ben verder alle geachte afgevaardigden zeer erkentelijk voor de gemaakte opmerkingen. Mijn reactie wil ik in vier delen opsplitsen en daarbij een aantal specifieke vragen aan de orde stellen. De onderwerpen die ik wil behandelen zijn: de Europese dimensie, de nationale situatie en de keuzen die moeten worden gemaakt, de alternatieven, de problematiek van de welzijnsdimensie en de sociaal-economische aspecten. Ik ga er uiteraard van uit, dat het de inzet van de Kamer en het kabinet is om te komen tot een zodanige situatie, dat er voor de Nederlandse veehouderij toekomstperspectief blijft. Dat is de inzet en het uitgangspunt van ons handelen. Dat geldt voor mijzelf, de ambtenaren, voor al degenen die bij deze kwestie zijn betrokken en niet het minst voor het landbouwbedrijfsleven, met de leden waarvan ik uiteraard in zeer nauw contact sta.
Voorzitter! Alvorens op de genoemde onderwerpen in te gaan, wil ik een algemene opmerking maken. Die betreft de dilemma's. Zoals dat vaak het geval is, heeft de heer Van der Vlies die heel goed verwoord. Ik roep de Kamer op niet de discussie te voeren waarin de ethici tegenover de niet-ethici komen te staan en waarbij sommige fracties, individuen of partijen een ethische afweging maken en daarbij anderen de les lezen door te zeggen: jullie zijn onethisch of minder ethisch. Ethiek, mevrouw de voorzitter, is iets wat zich niet laat delen. Ik vind het van groot belang dat welke afweging ook wordt gemaakt, wij elkaar niet aanspreken op de graad van ethiek. Ethiek is geen koopwaar. Ethiek is niet selectief toepasbaar. Uit naam van de ethiek zijn godsdienstoorlogen gevoerd, hebben mensen elkaar de hersenpan ingeslagen en veroordeeld en verketterd. Dat is niet de wijze waarop ik politiek bedrijf en niet de wijze waarop het kabinet met deze problematiek omgaat. Men kan ervan uitgaan, dat bij al datgene wat wij doen, wij proberen tot een zo zuiver mogelijke afweging te komen. Daarbij is ethiek een buitengewoon belangrijke drijfveer. Als ik op een aantal punten posities afwijs, doe ik dat niet omdat ze onethisch zouden zijn en omdat die van ons dat juist wel zijn of omgekeerd, maar dan doe ik dat, omdat in de gegeven situatie conform de uitspraak van Max Weber dat naast de Gesinnungsethik de Verantwortungsethik belangrijk is, wij allen, politici, Kamerleden en leden van het kabinet verantwoordelijkheid dienen te dragen. Vanuit dat uitgangspunt behoren wij te handelen.
Mevrouw de voorzitter! Ik wil vervolgens iets zeggen over de Europese situatie. Het is goed dat we op de dag nadat de informele landbouwraad in Östersund heeft plaatsgevonden wij met elkaar spreken. Sommigen hebben aangegeven, dat op Europees niveau inderdaad openingen worden geboden voor een heroverweging van het non-vaccinatiebeleid dat alle lidstaten, inclusief Nederland, gedurende elf jaar met kracht hebben omarmd. In mijn wijze van zien is het niet zo, dat die lidstaten van de Europese Unie die thans nog zeer sterk vasthouden aan dat non-vaccinatiebeginsel dat uit onethische of louter economische overwegingen doen. Ik denk in dit verband aan lidstaten waarmee wij ons zeer verwant voelen: Denemarken, Zweden en Finland, de lidstaten die nu waarschijnlijk het sterkst voor het handhaven van het bestaande beleid zijn en die willen uitdragen dat er niet de wenselijkheid is van herziening van het vaccinatiebeginsel. Dat doen zij voor een belangrijk deel op grond van veterinaire overwegingen, maar uiteraard ook op grond van diergezondheidsoverwegingen, de wens om een zo hoog mogelijke diergezondheidsstatus te handhaven. Zij houden ook vast aan het bestaande beleid omdat zij destijds voor een gesloten Europese markt stonden, waarbij ik met name aan de positie van Denemarken denk. Men heeft in dat verband in belangrijke mate de diergezondheidsstatus kunnen hanteren. Daar is op zichzelf niets verkeerds mee, omdat de exportpositie werd gegarandeerd. Het is duidelijk dat een groot aantal lidstaten bereid is om het beleid te heroverwegen. Het is geen gelopen race. Dat heb ik vanaf het begin gezegd. Het helpt echter niet voor deze crisis, aangezien alle lidstaten van mening zijn dat een eventuele heroverweging pas zijn beslag zal kunnen krijgen als deze crisis voorbij is en de wetgeving is aangepast. Ik heb gisteren samen met een aantal collega's, andere collega's ervan weten te overtuigen dat die afweging een bredere zal moeten zijn dan de afweging die in het begin van de jaren negentig heeft plaatsgevonden. Ik herinner u eraan dat er toen geen discussie in de Kamer plaatsvond over dat onderwerp. Het nationale kabinet heeft er toen ook niet over gediscussieerd. Naar aanleiding van de memorie van toelichting bij de begroting voor 1992 is alleen gevraagd wat er moest gebeuren met de 6 mln. gulden die in het Vaccinatiefonds zat en niet meer nodig was, omdat was besloten tot non-vaccinatie. De toenmalige minister heeft toen besloten om sneller dan in Europees verband mogelijk zou zijn, tot non-vaccinatie over te gaan, omdat Nederland daardoor sneller een plaats kom veroveren op de Japanse markt.
Het is evident dat het klimaat in Europa en dus ook in Nederland, ten aanzien van het non-vaccinatiebeginsel geweldige ontwikkelingen heeft doorgemaakt. De gevolgen voor de interne markt zijn fundamenteel geweest op het punt van bewegingen van dieren, personen en producten. Wij hebben jarenlang geleefd met een negatieve integratie, een integratie die was gebaseerd op de afwezigheid van grenzen. Wij zijn voor een deel in gebreke gebleven als het gaat om het opbouwen van de positieve integratie: het op een zodanige wijze harmoniseren van cultuur, geschiedenis en geografie dat die negatieve integratie, uit het oogpunt van diergezondheid, milieu en consumentenbescherming, geen negatieve effecten heeft. Wij zijn nog volop met dat proces bezig.
Ik ben uitvoerig op dit punt ingegaan, omdat het thema dat tot een maand geleden slechts een enkeling, waaronder individuele boeren, zorgen baarde, in een zodanig golf van veranderingen is gekomen, dat herpositionering in Europees verband niet direct mogelijk is. Een aantal individuele lidstaten kan niet alleen een verandering van beleid tot stand brengen. Het gaat om een communautaire competentie, een gemeenschappelijke bevoegdheid, waarin alleen de Europese organen en de Europese instellingen bevoegd zijn om tot een verandering over te gaan. Er zijn nu ontwikkelingen gaande die sterk door Nederland zijn gestimuleerd om dat klimaat op te schuiven in een richting die door ons wordt gewenst. Ik heb steeds gezegd dat die heroverweging plaats zal vinden en dat dat is toegezegd door de Europese Commissie. Ik kan de Kamer mededelen dat ik de heer Byrne, commissaris van de Europese Gemeenschap, en mevrouw Windberg van het huidige voorzitterschap, heb uitgenodigd om volgende week woensdagmiddag met mij een aantal gesprekken te voeren in Nederland, zodat zij de concrete situatie kunnen zien. Kortom, ik zeg toe dat ik met alle kracht en alle inzet zal proberen om nationale en Europese perspectieven met elkaar te verstrengelen, zodat wij kunnen komen tot een aanpassing die in brede kring wordt gewenst.
Ik denk dat als er geen uitbraken waren geweest in Nederland, maar bijvoorbeeld in Spanje of Italië of Portugal, wij nu niet al vier weken zouden discussiëren over het feit dat het non-vaccinatiebeginsel zo snel mogelijk op de helling moet. Ik wil hiermee aangeven dat bij iedere lidstaat het nationale hemd nader is dan de communautaire rok. Dat geldt voor Nederland, maar ook voor andere landen. Dat betekent dat wij tot een evenwichtige afweging moeten komen die niet alleen Nederland aangaat.
De heer Poppe (SP):
Voorzitter! De minister heeft aangegeven dat er na de crisis in een aantal Europese lidstaten en instellingen ruimte is voor heroverweging van het non-vaccinatiebeleid. Het Europees Parlement heeft echter besloten, de Commissie op te roepen om onmiddellijk tot heroverweging van dit beleid over te gaan. Dat moet de minister als democraat aanspreken.
Minister Brinkhorst:
Ik vrees dat bij de heer Poppe – dit geldt van tijd tot tijd voor ons allen – de wens de vader van de gedachte is. In de resolutie van het Europees Parlement wordt niet tot een zodanige hervorming opgeroepen dat nog tijdens de crisis het non-vaccinatiebeleid wordt gewijzigd. Ik ben overigens zeer verheugd dat ook de SP het Europees Parlement als een volwaardige democratisch instelling beschouwt. Wij zijn wel dankbaar dat wij in het Europees Parlement steun hebben gekregen.
De voorzitter:
Ik wijs de Kamer en de minister erop dat het verstandig is als men zich in dit debat beperkt tot de reactie op de moties. Nieuwe feiten kunnen in het algemeen overleg van morgen aan de orde komen. Ik kan mij voorstellen dat Kamerleden vragen hebben over de mededelingen van de minister, maar daar leent zich de setting van een debat over een verslag van een algemeen overleg niet voor.
Ik zie dat de heer Oplaat nog een vraag wil stellen.
De heer Oplaat (VVD):
Mevrouw de voorzitter! U kent mijn nederigheid en loyaliteit. Ik zal mijn vragen tot morgen bewaren.
Minister Brinkhorst:
Ik meende er goed aan te doen, de Kamer iets uitvoeriger te informeren over de ontwikkelingen in Europees verband. Ik sluit dit onderwerp nu af.
In verschillende moties komt de huidige situatie in het gebied rond Oene aan de orde. Ik heb vorige week gezegd dat er na de beschikking in beginsel ruimte was voor afwegingen. Dat is geen valse hoop gebleken. Deze ruimte is mede door Nederland bevorderd, in die zin dat de Kamer al eerder sterke druk heeft uitgeoefend om openingen te creëren. Ik heb aangegeven dat ik het advies van het landbouwbedrijfsleven zeer zwaar zal laten wegen. Ik heb mij verstaan met LTO-Nederland, de Centrale organisatie voor de vleesverwerkende industrie en de zuivelsector.
De heer Oplaat heeft gesproken over de alternatieven van het landbouwbedrijfsleven. Hierbij speelt een aantal elementen een rol. In de eerste plaats brengt het in leven laten van de dieren in het desbetreffende gebied regelgeving met zich die tussen de 12 en 18 maanden van kracht moet zijn. Gedurende die tijd heeft dit gebied dus een speciale status. Het Permanent veterinair comité heeft nog een zekere marge voor de besluitvorming over de positie van Nederland na afloop van die periode. In de tweede plaats is er de veterinaire dimensie. Ik ben met de heer Waalkens van mening dat dit een zeer belangrijk uitgangspunt is. Dit aspect gaat boven alle andere overwegingen met het oog op een zo scherp mogelijke bestrijding van de MKZ-crisis.
De heer Poppe (SP):
Voorzitter! Ik heb hier veel vragen over. Dit staat in de brief die de minister naar de Kamer heeft gestuurd en die wij morgen gaan bespreken. Ik heb dus een probleem.
De voorzitter:
De minister reageert nu op de moties, mijnheer Poppe.
Minister Brinkhorst:
Op deze manier kan ik ook snel zeggen waarom ik bepaalde moties helaas niet kan ondersteunen.
De heer Oplaat (VVD):
De minister gaat in op de alternatieven die ik in mijn verhaal naar voren heb gebracht. Hij gebruikt daarbij de woorden "waarschijnlijk tegen de regels in" en "wij begeven ons misschien op een onhelder pad". Daarom vraag ik de minister deze te beoordelen op zekerheid. Als wij over een jaar tot de conclusie komen dat het misschien wel had gekund, wil ik niet verantwoordelijk zijn voor het laten doden van 54.000 runderen.
Minister Brinkhorst:
Eén ding is zeker: voor welk alternatief men ook kiest, het gebied zit ten minste volledig op slot gedurende 12 à 18 maanden. Het geheel op slot zetten heeft zware sociaal-maatschappelijke gevolgen: isolement, kaalslag en werkloosheid. Het heeft ook economische gevolgen, want de afzet van de producten, hoewel in theorie prachtig, is zeer dubieus. Zowel de melk als het vlees vergt speciale behandelingen en dat heeft weer grote gevolgen voor andere sectoren.
Bij de onzekerheden die ik noem, is één ding zeker: het op slot zetten van het gebied, het isolement, is vooral bezien vanuit het bredere afwegingsproces het meest ongewenst. Ik denk dat dit een belangrijke overweging is geweest voor LTO Nederland en de twee andere organisaties die ik net noemde. Het spreekt echter volstrekt vanzelf dat de heer Oplaat zegt dat alle alternatieven moeten worden afgewogen. Dat zal het kabinet ook doen. In mijn brief leg ik het voorlopig standpunt van de minister van LNV neer. Normaal gesproken is het mijn gewoonte om het kabinet niet met een open positie te confronteren, want ik vind dat een minister een standpunt behoort in te nemen, maar uiteraard zal kabinet als geheel een afweging maken.
Tegen die achtergrond en gelet op de veterinaire aspecten die ik heb aangegeven – zo snel mogelijk een doorbraak bereiken waardoor de MKZ-crisis voorbij is – kan ik de motie van de heer Atsma niet ondersteunen.
De heer Stellingwerf (Christen- Unie):
Gaat de minister met deze redenering niet te veel voorbij aan het principiële karakter van de opening? Is het niet een breekijzer voor het non-vaccinatiebeleid? Houdt de minister er niet te weinig rekening mee, dat die periode wel eens ingekort kan worden wanneer de zaak op Europees niveau op de helling gaat?
Minister Brinkhorst:
Nee, want in de crisisperiode zal het zeker niet op de helling gaan. Voor de gebieden buiten Oene gelden de normale regels van non-vaccinatie. Ik kom straks nog terug op de brede problematiek waarvoor wij nog staan.
Voor Oene is het dus geen oplossing, en voor de gebieden buiten Oene al helemaal niet.
De tweede motie van de heer Atsma gaat over de sociaal-economische dimensie. Over het BBZ hebben wij gesproken. Uiteraard kunnen boeren daar een beroep op doen. Het probleem is echter dat de vermogenstoets die in de wet staat, en die de Kamer dus in de wet heeft neergelegd, niet opzij kan worden gezet. Deze zal wel zo ruimhartig mogelijk worden toegepast. Dat heb ik de Kamer ook toegezegd. Hierover zal ik nog nader contact hebben met mijn collega van Sociale Zaken. Bij de behandeling van andere moties zal ik nog wat zeggen over de bredere economische problematiek. Het aannemen van de motie van de heer Atsma op stuk nr. 22 moet ik de Kamer ontraden.
Mevrouw Vos heeft drie moties ingediend. De eerste motie lijkt op de motie van de heer Atsma. Daarin gaat men er immers van uit dat indamming van de problematiek op het gebied van de diergezondheid in de huidige situatie de oplossing is. Ik moet de Kamer het aannemen van deze motie daarom ook ontraden.
De tweede motie van mevrouw Vos gaat over de dierentuinen. De motie komt niet overeen met het huidige Europees beleid op dit punt. De huidige beleidslijn biedt enige ruimte. Dat is erkend, al gaat het om niet heel veel ruimte. De betrokkenen kunnen er bovendien redelijk mee uit de voeten op het ogenblik, zoals blijkt uit de reactie van de dierentuin op de Veluwe. Ik zou de Kamer deze motie dan ook willen ontraden.
De derde motie gaat over de diermarkering.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Voorzitter!...
De voorzitter:
Nee, mevrouw Vos. Het is niet mogelijk om bij iedere motie opnieuw een debat met de minister te beginnen.
Minister Brinkhorst:
Over deze motie is dezer dagen een kort geding geweest. Het lijkt toch duidelijk dat ook in de afweging van de rechter in kort geding, die de betrokken organisatie voor dierbescherming op dit punt niet heeft gevolgd, de markering de minst dieronvriendelijke methode is. Ik zeg het op deze wijze, omdat ik het geheel met mevrouw Vos eens ben dat het markeren via het oorknippen geen prettige handeling is. Brandmerken heeft echter ook buitengewoon nadelige aspecten. Dit element is bij het non-vaccinatiebeleid nu eenmaal een belangrijke factor. Ook deze motie wil ik de Kamer dus ontraden.
De motie van de heer Stellingwerf wil ik op vergelijkbare gronden afwijzen. Ik wijs dan op de ethische overwegingen. Ik heb in mijn eerste opmerking reeds daarop gewezen. De verantwoordingsethiek is een afweging van de verantwoordelijkheid. Dat houdt in dat men niet kan zeggen dat degenen die deze motie steunen, ethisch zijn en degenen die de motie verwerpen, niet ethisch.
De volgende motie van de heer Stellingwerf is het verzoek aan de regering om de runderen in leven te laten en om in overleg met de Consumentenbond en het Centraal bureau voor levensmiddelenhandel zodanige maatregelen te treffen dat de binnenlandse afzet wordt gestimuleerd. Op het eerste aspect van het dictum heb ik al gewezen. Daarnaast denk ik dat het Centraal bureau voor de levensmiddelenhandel en het bedrijfsleven geen maatregelen kunnen treffen om de binnenlandse afzet zodanig te stimuleren dat daarmee de consumptie op grote schaal wordt gestimuleerd. De Nederlandse burger eet op dit moment eerder minder dan meer vlees. Ik denk dus niet dat deze suggestie bijdraagt tot oplossing van het vraagstuk. Ik ontraad deze motie.
De heer Stellingwerf (Christen- Unie):
Het gaat er natuurlijk om dat...
De voorzitter:
Heb ik u het woord gegeven?
De heer Stellingwerf (Christen- Unie):
Ik dacht het niet.
De voorzitter:
Heel kort, mijnheer Stellingwerf.
De heer Stellingwerf (Christen- Unie):
Ik vind dat de minister deze motie niet serieus benadert. Het gaat erom wanneer de runderen in leven worden gelaten. Als er geen consumentenvraag is, is dat natuurlijk een farce. In die situatie moet de vraag gestimuleerd worden. Ik heb begrepen dat beide organisaties ervoor in zijn om hieraan mee te werken. Dan moeten wij dit ook niet zomaar van tafel schuiven.
Minister Brinkhorst:
Mijn enige opmerking is dat ik niet vind dat het een serieuze optie is in de praktijk. Het stimuleren van de omzet van vlees is een ding. De suggestie dat men een vleesberg van zodanige omvang kan afzetten is wat anders. Dat is echter de onderliggende suggestie van de motie van de heer Stellingwerf.
De heer Stellingwerf (Christen- Unie):
Daar ben ik het niet mee eens.
Minister Brinkhorst:
De kwestie van de speciale positie van het schadegebied wil ik graag betrekken bij de verdere sociaal-economische problematiek. Ik doe daarom de heer Stellingwerf de suggestie om de motie aan te houden. Ik heb de motie net gelezen. De Wet tegemoetkoming schade bij rampen heeft een groot aantal criteria. Ik kan nu niet overzien in hoeverre het gebied aan de criteria voldoet. Het gaat bovendien om het ambtsgebied van mijn collega van Binnenlandse Zaken. Ik deel de zorg die uit de motie spreekt. Ik zou het echter betreuren als de motie aangenomen zou worden terwijl voor hetgeen de motie vraagt, in de wetgeving onvoldoende basis bestaat. Ik vraag de heer Stellingwerf dus, de motie aan te houden. Ik zal dit element meenemen bij de bredere sociaal-economische problemen waarvoor wij staan. Het kabinet moet hier ongetwijfeld op terugkomen.
Alvorens een paar vragen te beantwoorden rond de sociaal-economische zaak, kom ik bij de motie van de heer Van der Vlies. Die vraagt om de bedrijven de mogelijkheden te laten om het rundvee in leven te laten. Ook wordt er gesproken van compensatie. Ik kom terug op de compensatie en de financiële dimensie. Het element van het in leven laten van runderen is volgens de lijn van de brief die ik gisteren heb gestuurd, en die unaniem gesteund wordt door het landbouwbedrijfsleven, geen serieuze optie. Om die reden ontraad ik de motie van de heer Van der Vlies.
Ik maak twee opmerkingen aan het adres van de heer Waalkens, over de opkoopregeling en de Ruimte voor ruimte-regeling. Aan de opkoopregeling wordt gewerkt. Ik heb juist vandaag Commissaris Fischler gevraagd een welzijnsopkoopregeling te maken, enigszins analoog aan de regeling die destijds bij de varkenspest gold. In dat verband wil ik graag begin volgende week terugkomen op de kwestie van het fokverbod. Mijns inziens bestaat er inderdaad een samenhang tussen beide problemen. Ik wil die dan ook in samenhang bezien. Gelukkig is er in veel gebieden een zekere ruimte ontstaan door het "open" maken van Brabant en het gebied er omheen. Ik erken dat wij ons bewegen in de richting van een fokverbod, maar dat wil ik graag bezien in samenhang met de andere elementen die ik noemde.
De Ruimte voor ruimte-regeling lijkt mij primair een provinciaal initiatief. Het kabinet heeft een sociaal-economisch plan ingezet als handreiking aan individuele boeren om te bekijken wat de mogelijkheden voor de toekomst zijn. Daarnaast wordt mentale en sociale steun gegeven om individuele hulpvragen zo snel mogelijk op de goede plek terecht te laten komen. Tussen haakjes merk ik op, dat nog steeds het crisisnummer bestaat dat kan worden gebeld door iedere individuele boer wiens bedrijf geruimd wordt. Dat nummer heeft geen overbezette lijnen. Er is een wezenlijke verbetering ingezet op het terrein van de communicatie, naast alle onvolledigheden die ik helaas moet erkennen. Op dit punt is in ieder geval een serieuze verbetering bereikt. Mij is ook gebleken, dat degenen die na de afloop van ruimingen te woord zijn gestaan, over het algemeen zeer veel waardering hebben voor de wijze waarop de RVV op het ogenblik opereert.
Ik ben nu terug op Ruimte voor ruimte. Ik heb begrepen, dat vanmorgen in de provinciale staten van Gelderland is gesproken over het instellen van een werkgroep om de problematiek te bezien en voorstellen te doen. Ik zal hieraan graag samen met de collega van Economische Zaken deelnemen om als het ware een handreiking van rijkswege te geven op dit niveau. Ik vind het passend, dat gebiedsspecifieke kwesties in eerste aanleg worden opgepakt onder de regie van de provincie. Dat past ook in de afspraken die wij hebben gemaakt over onder andere Ruimte voor ruimte en de reconstructie. De reconstructiedimensie komt nu als het ware in een nieuw perspectief te staan als gevolg van de zeer zwaarwegende problemen waarvoor wij nu zijn gesteld. Bij die aanpak wil ik ook nog nagaan of en, zo ja, op welke wijze de financiering geput kan worden uit de middelen voor de structuurfondsen en de reconstructie.
Mevrouw de voorzitter! Ik ben hiermee aan het einde gekomen aan wat ik de Kamer in antwoord op de gestelde vragen wilde mededelen.
De heer Waalkens (PvdA):
Voorzitter! Ik heb nog een derde element ingebracht voor het bieden van perspectief, namelijk het strategisch aankoopbeleid van de Dienst landelijk gebied in het kader van Ruimte voor de rivieren.
Minister Brinkhorst:
U hebt gelijk. Ik wil dat heel graag meenemen, want ik vind het van belang, dat wij niet alleen de ruimtelijke component in de economische zin bezien, maar ook in de strategische zin.
Voorzitter! Ik ben de heer Waalkens hiervoor erkentelijk. Dat geldt trouwens in het algemeen voor de steun die uit zijn uitspraken blijkt voor de inzet van het kabinet.
Mevrouw de voorzitter! Ik wil thans overgaan tot het doen van een mededeling, waarop een aantal leden van uw Kamer reeds heeft gepreludeerd en die te maken heeft met de vraag van de heer Atsma in hoeverre de crisis onder controle is.
Zoals ik al zei, was het, toen wij de vorige week met elkaar spraken, een geweldige verheugenis dat het hele gebied in het zuiden vrij was. Dat heeft ook meteen gevolgen gehad, zowel vanuit de welzijnsdimensie als vanuit de economische dimensie en de sociale dimensie. De regering heeft besloten – en heeft daarvoor ook toestemming gekregen – om het gebied van Brabant voor deze doelstellingen op te schalen tot aan de Waal. Het is voor de provincie Gelderland een beetje onaangenaam, maar Brabant is wat groter geworden en Gelderland wat kleiner, maar dit is slechts tijdelijk. De commissarissen van de Koningin zijn het met beide punten eens. Dat betekent bijvoorbeeld dat het hele tussengebied ruimte heeft gekregen.
Tegen die achtergrond is het buitengewoon spijtig, dat ondanks alle zware preventieve maatregelen die door vele leden als draconisch zijn ervaren, maar die ik met grote overtuiging heb ingezet , vannacht bekend werd dat in Ee, gelegen in Noordoost-Friesland op één melkveebedrijf mond- en klauwzeer is geconstateerd. Het gaat om een bedrijf met uitsluitend runderen, 100 in getal. Het is een gesloten bedrijf, waar het laatste jaar geen aan- of afvoer heeft plaatsgevonden. Het bedrijf en de bedrijven eromheen worden onmiddellijk geruimd. Het toezichtsgebied is ook ingesteld. Binnen een straal van 2 km zullen alle evenhoevigen worden geruimd. Het gaat hierbij om 27 bedrijven.
Er is gesuggereerd dat er contacten met de regio Oenen zijn geweest, maar dat blijken speculatieve berichten te zijn. Op dit ogenblik is onze zorg dan ook dat wij niet precies weten wat de besmettingsbron is. De grote zekerheid was eigenlijk dat Oenen de besmettingsbron was. Dat is wat betreft Ee echter niet het geval. De tracering van de besmettingsbron is momenteel volop aan de gang en zodra er meer over bekend is, zal de Kamer op de hoogte worden gesteld.
Het nieuwste geval onderstreept nogmaals het uiterst gevaarlijke karakter van het MKZ-virus. Het blijft daarom zaak voor iedereen, niet alleen voor de sector zelf en de mensen in en rondom Oenen, om alert te blijven. Concreet betekent dit dat contacten met bedrijven zoveel mogelijk gemeden moeten worden en dat preventieve maatregelen genomen moeten worden om insleep of verdere verspreiding te voorkomen.
Ten slotte kan ik meedelen dat de Nederlandse regering besloten heeft om met onmiddellijke ingang een exportverbod in te stellen voor de zogenaamde "annex 1 producten", dus voor producten zoals vers vlees en verse melk, tenzij deze een speciale behandeling hebben gehad. De reden daartoe is gelegen in het feit dat de tracering nog niet is afgerond. Ik hoop uiteraard dat deze maatregel zo kort mogelijk van kracht kan zijn. Ik heb echter liever dat wij op dit punt zelf het initiatief nemen, dan dat een dergelijke maatregel ons wordt opgelegd, waar alle vrees voor is.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Op een later tijdstip zal over de moties gestemd worden.
Daartoe wordt besloten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20002001-4482-4493.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.