Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 15 februari 2001 over de glastuinbouw.

De heer Waalkens (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Wij hebben u gevraagd om het verslag van het algemeen overleg over glastuinbouw van 15 februari jongstleden nog eens op de agenda te zetten. Wij hebben tijdens dat overleg uitvoerig met de minister van gedachten gewisseld over de meest geschikte locatie voor het proefonderzoek binnen de glastuinbouw. Wij weten dat een van de aanbevelingen van de commissie-Peper een forse reorganisatie van het praktijkonderzoek is. Die aanbevelingen zijn ook door de Kamer overgenomen. Clustering van het praktijkonderzoek in de sierteelt en de bloementeelt is daarbij een vereiste. Wij hebben tijdens het algemeen overleg onze voorkeur uitgesproken voor een locatie buiten de Randstad, maar de minister heeft aangegeven dat zijn keuze op Bleiswijk is gevallen. Dat was voor de PvdA-fractie echter de slechtste keuze. Wij hebben nog eens gesproken met partijen binnen en buiten de Kamer en dat heeft geleid tot de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een herschikking van de proefstations voor de glastuinbouw noodzakelijk is;

constaterende dat de regering de proefstations wil concentreren op één nieuwe locatie in Bleiswijk (Zuid-Holland) en één bijlocatie in Horst (Limburg);

constaterende dat nieuwbouw in Bleiswijk substantieel duurder is dan uitbreiding van de bestaande locatie in Naaldwijk;

van mening dat er onvoldoende inhoudelijke argumenten zijn om een verplaatsing van het proefstation tegen deze kosten uit te voeren;

overwegende dat een verhuizing naar Bleiswijk de continuïteit van het onderzoek en de personeelsformatie in gevaar brengt;

overwegende dat de provinciale staten van Zuid-Holland zich hebben uitgesproken voor handhaving van het proefstation in Naaldwijk;

van mening dat de herstructurering van het Westland onverminderd moet doorgaan;

verzoekt de regering, het onderzoek te concentreren op het proefstation Naaldwijk, met als bijlocatie Horst,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Waalkens, Van Ardenne-van der Hoeven, Stellingwerf en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 81 (27400 XIV).

De heer Geluk (VVD):

De VVD-fractie heeft ervoor gekozen om de minister te volgen in zijn keuze voor Bleiswijk en wij vinden dat hij daar goede redenen voor heeft.

De voorzitter:

Is het niet verstandig dat u ook het woord vraagt?

De heer Geluk (VVD):

Ik kan het heel kort doen.

De voorzitter:

Tijdens een interruptie van de heer Waalkens vertelt u wat de mening van de VVD-fractie is.

De heer Geluk (VVD):

Heeft de heer Waalkens het bedrag van 20 mln. gulden dat LTO beschikbaar heeft gesteld vanuit de brandstofkoppeling meegenomen in zijn afweging om te kiezen voor Naaldwijk? Daarmee schiet hij toch wel een flink gat.

De heer Waalkens (PvdA):

Ik dacht dat wij in die zin ruimte maken voor de herstructurering van het Westland door dat geld specifiek daarvoor te bestemmen. Daar zijn nog tal van problemen op te lossen en een extra budget daarvoor is heel erg welkom. Dat steunt ons alleen maar in de keuze voor Naaldwijk.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! De CDA-fractie heeft de motie mede ondertekend om het onderzoek te concentreren op het proefstation Naaldwijk met als bijlocatie Horst. Zo staat het ook in het dictum. Wij hebben die motie ondertekend omdat de minister onvoldoende heeft kunnen onderbouwen wat zijn beweegredenen zijn om een nieuwe vestiging in Bleiswijk te realiseren. Hij weet ook niet wanneer hij dat doet, waar hij dat precies zal doen en met welk geld. Wij weten voorlopig alleen dat het 45 mln. gulden extra zal gaan kosten. De CDA-fractie vindt kwaliteit, continuïteit en de prijs van het allergrootste belang voor het praktijkonderzoek. De kosten daarvan komen namelijk op de schouders van de individuele tuinders terecht. De overheid trekt zich immers steeds verder terug uit het onderzoek. Al met al kan men het zich dus niet langer veroorloven om onverantwoorde uitgaven te doen. Dat is de lijn van de CDA-fractie en de reden dat wij deze motie hebben ondertekend.

In het algemeen overleg is gesproken over de financiering van de herstructurering. De minister heeft toen aangegeven dat met de extra 30 mln. gulden alle problemen rond de herstructurering van het Westland voorlopig kunnen worden ondervangen. Uit brieven is ons echter gebleken dat dit niet het geval is. Er zijn namelijk aanvragen afgewezen en de Dienst landelijk gebied heeft aanvragen voor subsidies en reconstructie verwezen naar de prullenmand. Dat mag niet gebeuren en daarom vraag ik de aandacht van de minister voor de voortgang van de herstructurering van het Westland. Verder vraag ik hem toe te zien op de besteding van die extra 30 mln. gulden voor de reconstructie en de gemeenten daarbij tegemoet te komen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter! Ook de SGP-fractie heeft de motie van de heer Waalkens ondertekend. In het algemeen overleg zijn diverse argumenten gewisseld. Ik heb in die discussie gevraagd om het oordeel van de ondernemingsraad waarop de minister zich beriep. In het bijzonder heb ik hem gevraagd naar de geleding in Naaldwijk. Deze bleek alleen in de formele zin van het woord in de ondernemingsraad te zijn vertegenwoordigd en niet het proefstation in Naaldwijk zelf te vertegenwoordigen. Een en ander ligt dus een slagje moeilijker dan ik dacht.

Er is verder een nieuw feit ontstaan door de uitspraak van provinciale staten over de voorstellen en ideeën van gedeputeerde staten. Dit, gevoegd bij onze twijfel of het wijsheid is om het proefstation te verplaatsen naar een volstrekt nieuwe locatie, Bleiswijk, heeft ons ertoe gebracht deze motie te ondertekenen. Overigens is Bleiswijk een sterke regio in deze sector en moet Bleiswijk dat zeker ook blijven, omdat dit anders zou leiden tot groot functieverlies voor het Westland.

De heer Stellingwerf (Christen- Unie):

Mevrouw de voorzitter! Het is alweer enige tijd geleden dat wij over de glastuinbouw hebben gediscussieerd. Centraal in deze discussie stond de locatie van het proefstation. Ik heb destijds klip en klaar gesteld dat mijn fractie het proefstation in Naaldwijk wil concentreren. Voor dit standpunt bestond geen duidelijke meerderheid en daarom zijn wij blij dat na een aantal gesprekken en contacten toch een meerderheid kon worden gevonden voor de door ons voorgestelde optie. Een en ander heeft geresulteerd in deze motie.

De uitspraak van provinciale staten van Zuid-Holland heeft daaraan wellicht een positieve bijdrage geleverd. Voor mijn fractie stond echter de kostenbesparingen centraal. In Naaldwijk kan nu immers door de nieuwbouw in Bleiswijk een fors bedrag minder worden geïnvesteerd. Verder vinden wij het van groot belang dat het vernieuwde proefstation de regio Naaldwijk een krachtige vernieuwingsimpuls kan geven. Het herstructurerende Westland heeft daaraan ook zeker behoefte.

Minister Brinkhorst:

Mevrouw de voorzitter! Ik ben blij dat de Kamer mij de gelegenheid geeft om nog eens in te gaan op de overwegingen die mij ertoe hebben gebracht om te kiezen voor Bleiswijk. Centraal staat voor mij dat het praktijkonderzoek een goede infrastructuur nodig heeft die krachtig en gebundeld is. De keuze voor Bleiswijk is een afgeleide van die strategische visie. Mijn keuze is namelijk zeker geen ad-hocbeslissing of een keuze tegen Naaldwijk, maar een keuze voor Bleiswijk. Een en ander is verder een uitvloeisel van mijn perceptie van de verantwoordelijkheid van Wageningen. De heer Waalkens heeft daar terecht naar verwezen.

Bleiswijk is een centraal en essentieel onderdeel van mijn strategische visie. Het gaat om de bundeling van de expertise die thans verspreid is en het gaat in heel belangrijke mate ook om de continuïteit, waarover mevrouw Van Ardenne net sprak. Het gaat evenwel om continuïteit in bredere, strategische zin, niet alleen met betrekking tot de individuele locatie. Verder gaat het om personele belangen. De holding heeft zich uitdrukkelijk unaniem uitgesproken, waarmee de continuïteit van de personeelsstructuur in hoge mate gediend is. Het betreft het structureren van een krachtig glastuinbouwgebied in een driehoek, waarvan westland, oostland en Aalsmeer de drie uitersten zijn. In dat geheel dienen nieuwe ontwikkelingen van PPS-constructies verder gestimuleerd te worden. De relatie met nieuwe bedrijven dient in dat kader bevorderd te worden. De heer Waalkens had destijds een sterke voorkeur voor Horst en in mijn afweging heb ik die plaats als bijlocatie uitdrukkelijk gehandhaafd. Ik heb toen niet gehoord dat er een sterke voorkeur bestond voor Naaldwijk. Voor mij staat vast dat Naaldwijk ook in de toekomst een heel belangrijk tuinbouwgebied zal blijven.

Mevrouw Van Ardenne stelde de kwestie van de kosten aan de orde. Deze minister is vaak verweten dat hij zuinig omgaat met publieke gelden. Ik zie daarin ook een geuzennaam: Brinkhorst de Zuinige. Tegelijkertijd is deze minister op het terrein van innovatie bereid om nieuw geld in te zetten. In zeer nauwe samenhang met de sector heb ik gesteld dat het praktijkonderzoek in de komende decennia gebaat is bij deze nieuwe som geld. Het bedraagt onder meer een niet onbelangrijk deel van de begroting van LNV. Het is voor mij evident dat de financiële kosten voor het heroptuigen van Naaldwijk, als de gelden werkelijk naar nieuwbouw gaan en niet worden gebruikt voor het oplappen van iets ouds, vergelijkbaar zijn met de kosten voor Bleiswijk. Als men spreekt over verbouw in Naaldwijk, dan komen kwesties als inkomstenderving en extra grondaankoop aan de orde. Het is evident dat met nieuwbouw die krachtige Nederlandse sector zeer gebaat is.

Tegen deze achtergrond wil ik nog een opmerking maken over de financiële herstructurering. Mevrouw Van Ardenne heeft gevraagd naar de afwijzing van de DLG-subsidie. Mijn antwoord is als volgt. Het is bekend dat ik om dezelfde strategische reden met het provinciaal bestuur van Zuid-Holland ben overeengekomen de provinciale gelden, die voor dit jaar 10 mln. gulden bedragen, met 30 mln. gulden van het rijk te matchen. De DLG heeft die aanvraag vooralsnog op formele gronden afgewezen. Uiterlijk 1 april hoop ik meer van de provincie te vernemen en zeer spoedig daarna volgt de openstelling van de infrastructuurregeling met extra geld. Die formele afwijzing is gelegen in het feit dat ik eerst absolute zekerheid wilde hebben over de mogelijkheid om met Zuid-Holland tot goede afspraken te komen. Aangezien het bijna zo ver is, is er geen enkele aanleiding om bezorgd te zijn dat de ook door mij gewenste herstructurering niet zal plaatsvinden.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

De minister refereert aan de infrastructuurregeling, maar het gaat om de reconstructieregeling. Op basis daarvan zouden de problemen uit de wereld worden geholpen met die extra 30 mln. gulden. Dat heeft hij beloofd. Nu constateren wij dat de subsidieaanvraag niet is goedgekeurd. Dat heeft niets met infrastructuur te maken, maar met reconstructie. Kan de minister dat meenemen in zijn overleg met de provincie?

Minister Brinkhorst:

Ik heb het ook niet over infrastructuur maar over herstructurering, en herstructureringsgelden lijken toch verdacht veel op reconstructiegelden. Ik zal dat evenwel allemaal mee- nemen en na 1 april krijgt de Kamer mijn reactie op dit punt.

De sector kan zich buitengewoon goed vinden in de keuze die ik heb gemaakt. Het is naar mijn gevoel evident, dat zowel uit een oogpunt van onderzoeksefficiëntie als uit een oogpunt van kostenoverwegingen Bleiswijk wordt gekozen, binnen de strategische visie. Dat is geen zaak van zomaar prestigeoverwegingen. Die mogen hier niet op het spel staan. Er zijn echter verschillende overwegingen in de motie die de regering afwijst. Zij wijst af dat nieuwbouw substantieel duurder is. Zij wijst af dat de verhuizing naar Bleiswijk de continuïteit van het onderzoek in gevaar brengt. Bovendien zei ik al dat de holding unaniem een besluit heeft genomen.

Dat de herstructurering onverminderd moet doorgaan is zeker waar. Ik heb al gezegd dat het geen keuze tegen Naaldwijk is, maar een keuze vóór Bleiswijk. Tegen die achtergrond moet ik zeggen dat mijn besluit genomen is. Ik ontraad de Kamer aanvaarding van de motie Waalkens krachtig.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij zullen op een later tijdstip over de ingediende motie stemmen.

Sluiting 14.29 uur

Naar boven