Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Hofstra.

De heer Hofstra (VVD):

Voorzitter! De VVD-fractie heeft er behoefte aan de begrotingsbehandeling van Verkeer en Waterstaat, die al in twee termijnen heeft plaatsgevonden, te heropenen. Voorzichtigheidshalve heb ik eerst de koninklijke weg bewandeld, dat wil zeggen dat ik in de commissie voor Verkeer en Waterstaat het verzoek gedaan heb een algemeen overleg te organiseren, maar daar was geen meerderheid voor te vinden. Een derde termijn is dus nog de enige mogelijkheid. Het heeft onze voorkeur deze begin volgende week te houden.

De heer Van Gijzel (PvdA):

Voorzitter! Misschien kan de heer Hofstra even toelichten waarom hij de beraadslaging wil laten heropenen en om welk onderwerp het gaat. Wij hebben bij de begrotingsbehandeling immers heel uitvoerig met elkaar gesproken.

De heer Eurlings (CDA):

Voorzitter! Ik sluit mij aan bij deze vraag. En als het de heer Hofstra mocht gaan om onderwerpen die al bij de begrotingsbehandeling besproken zijn, zou hij misschien duidelijk kunnen aangeven waarom het noodzakelijk zou zijn om er nog eens met elkaar over te spreken.

De heer Hofstra (VVD):

Voorzitter! Zoals ik al zei, hebben wij in twee termijnen over de begroting gesproken, maar de woordvoerders zullen zich herinneren dat het geen echt volwaardige tweede termijn was. Er waren van de kant van de Kamer vragen gesteld, maar de minister begon – het was al laat, ik heb er ook wel enig begrip voor – de moties van commentaar te voorzien, en zelfs nog niet eens allemaal. Wij moesten haar er nog op attent maken dat zij er nog een paar niet had behandeld. De heer Van Gijzel hoeft niet altijd naar de bekende weg te vragen, maar als hij echt het onderwerp wil weten, kan ik hem wel zeggen dat onze fractie toch nog wel enige informatie behoeft over de samenhang tussen het BOR, het bedrag van 250 mln. voor de grote steden en de wet waarom het gaat, die er al zou moeten zijn, maar die ik nog niet in mijn postvak heb aangetroffen. Die wet kunnen wij pas volgend jaar behandelen. Wij willen op dit punt nog met de minister van gedachten wisselen, met als doel zo goed mogelijk een stem te kunnen uitbrengen.

De heer Van Gijzel (PvdA):

De schrik slaat mij nu om het hart, voorzitter. Als de heer Hofstra nog nadere informatie wil hebben, dan staat het hem vrij daarom te vragen, maar de kwalificatie dat er geen goede tweede termijn is geweest, lijkt mij toch niet helemaal juist. De voorzitter van die vergadering – ik meen dat u dat was – heeft daarbij helemaal niet verboden om interrupties te plaatsen en wij konden vragen wat wij wilden. Er is een volledige tweede termijn geweest en ik vind het een beetje goedkoop om het nu over deze boeg te gooien. De heer Hofstra kan natuurlijk iets vergeten zijn, maar laat hij dat dan gewoon voor zijn eigen rekening nemen.

De heer Eurlings (CDA):

Voorzitter! Ik heb er natuurlijk geen bezwaar tegen als een collega heropening van de beraadslaging vraagt, maar ook ik vind dat er in de tweede termijn een heel goede gedachtewisseling heeft plaatsgevonden. Wij hebben ook heel breed gediscussieerd over de ontkoppeling van BOR-gelden en rekeningrijden; er is zelfs een motie die wij gezamenlijk ondertekend hebben. Wij kunnen er altijd nog een keer over praten, maar ik hoop dat een derde termijn niet tot knikkende knieën en het niet recht houden van ruggen leidt.

De voorzitter:

Ik stel voor, het verzoek van de heer Hofstra in te willigen, en ik teken hierbij aan dat de fracties een deel van hun spreektijd voor de begrotingsbehandeling aan een derde termijn zullen moeten besteden, als zij daaraan willen deelnemen. En omdat het in verband met de agenda van zowel de minister als de Kamer het het beste uitkomt, stel ik voor om deze derde termijn morgenavond te houden, zo omstreeks half negen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Eurlings.

De heer Eurlings (CDA):

Voorzitter! Wij hebben gisteren een algemeen overleg gevoerd over verkeershandhaving. Een van de voornaamste onderwerpen die daarbij aan de orde waren, was het puntenrijbewijs. Daarmee wordt de notoire hardrijder of verkeersovertreder harder aangepakt dan met alleen maar een boete. In andere landen, bijvoorbeeld Duitsland en Frankrijk, is dit rijbewijs ingevoerd. De vraag gisteren was of onze regering moet toewerken naar een puntenrijbewijs voor iedere automobilist of dat de invoering van dit rijbewijs beperkt kan worden tot beginnende bestuurders. De CDA-fractie is van oordeel dat een puntenrijbewijs over de gehele linie moet worden ingevoerd, net als in andere landen in Europa is gebeurd. Wij willen graag dat de komende tijd ideeën worden uitgewerkt om dit binnen de Nederlandse wet-Mulder in te voeren. De minister was het niet met onze lijn eens en daarom vind ik het van belang het verslag van het algemeen overleg op de plenaire agenda te zetten om juist op dit punt een uitspraak van de Kamer te krijgen.

De voorzitter:

Uw verzoek is duidelijk. Ik stel de Kamer voor, het verzoek in te willigen en ook dit onderwerp toe te voegen aan de agenda van morgenavond, aansluitend op de heropening van de begrotingsbehandeling.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Wit.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter! Mevrouw Jorritsma heeft zich afgelopen maandag in het openbaar uitgelaten over de ontwikkeling van de lonen voor volgend jaar. Zij zei dat er sprake was van een gevaarlijke ontwikkeling. Ik vraag het kabinet een brief naar de Kamer te sturen, waarin de minister van Sociale Zaken aangeeft hoe het kabinet aankijkt tegen de ontwikkeling van de lonen voor volgend jaar en ook op de langere termijn. In verband met de begrotingsbehandeling van volgende week wil ik graag dat de brief de Kamer uiterlijk vrijdag bereikt.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven