Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, dinsdag bij het begin van de vergadering te behandelen:

  • - de brief van het Presidium ten geleide van een voorstel tot wijziging van de Regeling financiële ondersteuning fracties (23686, nrs. 17 en 18).

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van 7, 8 en 9 november:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek voor gevallen van verborgen schade door letsel of overlijden (26824);

  • - het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 6 november 1997 te Straatsburg totstandgekomen Europees Verdrag inzake nationaliteit, en voornemen tot opzegging van de op 13 september 1973 te Bern totstandgekomen Overeenkomst inzake beperking van het aantal gevallen van staatloosheid (26990, R1647);

  • - het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 11 december 1997 te Kyoto totstandgekomen Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (Trb. 1998, 170 en 1999, 110) (27089, R1652).

Ik stel voor, te behandelen 9 november bij het begin van de vergadering:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de regeling van de productenaansprakelijkheid in het Burgerlijk Wetboek in verband met uitbreiding tot landbouwproducten (27051);

  • - het wetsvoorstel Tijdelijke instelling van de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming (Tijdelijke instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming) (26871);

  • - het wetsvoorstel Regeling van het conflictenrecht met betrekking tot verevening pensioenrechten bij scheiding (27049);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (arbeidsvoorwaarden sector Rechterlijke Macht 1997/99) (26947).

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van 14, 15 en 16 november:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van een aantal socialeverzekeringswetten ter verkorting van beslistermijnen bij beschikkingen op aanvraag (Wet beslistermijnen sociale verzekeringen) (27248);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 (Technische verbeteringen en aanpassingen) (27091).

Ik stel voor, te behandelen in de vergaderingen van 21, 22 en 23 november:

  • - het wetsvoorstel Toetsing van levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding en wijziging van het Wetboek van Strafrecht en van de Wet op de lijkbezorging (Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding) (26691).

Ik stel voor, aan de orde te stellen in de vergaderingen van 28, 29 en 30 november:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2001 (27400-XVI);

de gezamenlijke behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2001 (27400-XIII);

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Fonds economische structuurversterking voor het jaar 2001 (27400-D).

Op verzoek van de fractie van D66 benoem ik in:

  • - de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport het lid Bakker tot lid in plaats van het lid Lambrechts en het lid Lambrechts tot plv. lid in plaats van het lid Van 't Riet.

Op verzoek van de PvdA-fractie benoem ik in:

  • - de commissie voor de Rijksuitgaven het lid Duivesteijn tot lid in de bestaande vacature;

  • - de gemengde commissie voor de Stenografische Dienst der Staten-Generaal het lid Gortzak tot lid in plaats van het lid Rehwinkel.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Reitsma.

De heer Reitsma (CDA):

Mevrouw de voorzitter! De CDA-fractie heeft gisteren gevraagd om een debat te mogen voeren over Schiphol. Wij hebben gisteren het verzoek ingediend dat in de vorm van een interpellatiedebat te doen. Mijn fractie heeft toen ingestemd met uw suggestie, die werd ondersteund door de Kamer, dat het dan nuttig is om eerst een brief aan de minister te vragen. Die brief is inmiddels binnen. Mijn fractie heeft kennisgenomen van die brief, maar zij handhaaft het verzoek om vandaag een debat te voeren, zodat zij vandaag ook nog een motie kan indienen.

De voorzitter:

Ik wil de andere leden graag de gelegenheid geven om hierop te reageren, maar ik merk wel op dat een dergelijk plenair debat alleen vanavond zou kunnen worden gevoerd na het debat over de top van Biarritz. De leden kunnen dat in overweging nemen. Ik kan mij voorstellen dat het dit keer wel degelijk behoorlijk laat zal worden.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! Kan de heer Reitsma aangeven wat het precieze onderwerp van zijn interpellatie is? Is dat de brief die hij net heeft gekregen of kan hij het nader toespitsen?

De heer Reitsma (CDA):

Wij hebben gisteren naar voren gebracht dat wij behoefte hebben aan een debat, omdat wij de minister een aantal vragen willen voorleggen over de problematiek waarmee Schiphol in de afgelopen week is geconfronteerd. Die problematiek is nog verscherpt in beeld gebracht door uitspraken van de fractievoorzitter van de VVD. Nu er een brief ligt, willen wij die bij het debat betrekken. Ik heb gisteren al kunnen constateren dat de plenaire agenda zeer vol zit. Vandaar dat ik nu aan de Kamervoorzitter de vraag voorleg, welke mogelijkheden zij ziet om vandaag dat debat te houden, zodat de CDA-fractie in de gelegenheid wordt gesteld om een motie in te dienen.

De voorzitter:

Ik wil u in de volgende zin aanvullen. Ik put daarbij uit mijn geheugen. Uw verzoek van gisteren spitste zich toe op de vraag of de minister van plan was om haar beleid te veranderen vanwege de uitspraken van de fractievoorzitter van de VVD. Gelukkig zie ik een aantal Kamerleden ja knikken. Dat was gisteren dus het verzoek. Heb ik goed begrepen dat het verzoek, na ommekomst van de brief van de minister, een ander verzoek is geworden? Het is van belang om dit vast te stellen. Ik kan mij immers heel goed voorstellen dat er een algemeen overleg over de brief van de minister wordt gehouden. De mensen die er echt "verstand" van hebben moeten mij maar tegenspreken, maar ik zie, gezien de brief van de minister, ook niet goed de spoed van een en ander in. Ik kan mij voorstellen dat dit AO volgende week dinsdag of woensdag wordt gehouden. Het gaat nu immers meer over het beleid dat de minister in haar brief ten aanzien van Schiphol bij de Kamer heeft neergelegd. Nogmaals, ik treed niet in uw verzoek. Als u een interpellatie wilt houden, is dat uw verzoek. De Kamer zal daar vervolgens op reageren.

De heer Reitsma (CDA):

Mijn fractie heeft er behoefte aan dat er vandaag een debat wordt gehouden. Wij willen de mogelijkheid krijgen om een motie in te dienen, gezien de actualiteit van de uitspraken van de VVD-fractie buiten dit huis. Wij vinden dat de actualiteit zodanig is dat deze uitspraken in dit huis bediscussieerd moeten worden. Als de voorzitter zegt dat de Kameragenda reeds vol is en dat er voor een interpellatiedebat nauwelijks ruimte is, geeft mijn fractie het volgende uitgangspunt aan. Wij willen een debat hebben om de mogelijkheid te verkrijgen een motie in te dienen. Voor ons is best bespreekbaar om daarbij naar een andere vorm te zoeken. Dat zou een vandaag te houden algemeen overleg kunnen zijn, waarbij de gelegenheid bestaat om het verslag daarvan nog vandaag, via de nieuwe procedure, op de agenda te zetten. Daarmee valt voor onze fractie te leven.

De voorzitter:

Dat behoort, denk ik, tot de mogelijkheden. Laat dat gezegd zijn.

De heer Van Gijzel (PvdA):

Voorzitter! Het verzoek van de heer Reitsma was inderdaad zoals u dat net heeft geformuleerd. Het verzoek was of de minister op basis van de uitspraken van de heer Dijkstal reden ziet tot aanpassing van het beleid. Daarop is een brief van de minister binnengekomen. De minister deelt daarin mede daartoe geen enkele aanleiding te zien. Wat dat betreft ligt er dus geen nieuw feit. Het beleid blijft hetzelfde. De luchthaven Schiphol kan binnen zes weken op basis van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar aantekenen tegen het genomen besluit van de minister. Dat is dus een termijn van zes weken na 13 oktober. Gedurende die termijn kan de Kamer daarover vrij debatteren, als wij dat al zouden willen. Dat betekent dat er geen urgentie is. Het hoeft niet per se vandaag. Het kan ook volgende week. Gelet op de brief van de minister, kan het heel goed zijn om daarover eerst met de minister van gedachten te wisselen. Wat mijn fractie betreft is daarvoor volgende week volop gelegenheid. Wij zouden zelfs de weken daarna nog kunnen gebruiken. Het duurt immers even voordat de termijn van zes weken voorbij is. Mijn fractie stelt voor om volgende week een algemeen overleg te houden. Ik hoop dat wij daarmee aan de wens van de heer Reitsma tegemoetkomen. Op basis van dat algemeen overleg kan worden bezien of de CDA-fractie of andere fracties het noodzakelijk vinden om een motie aan de Kamer voor te leggen.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Ik heb een korte aanvulling op hetgeen de heer Van Gijzel heeft gezegd. Het lijkt mij geen interpellatie te kunnen worden, omdat er simpelweg een brief van de minister bij de Kamer ligt. Het wordt daarmee dus een debat over de brief. De vraag is vervolgens of dat een plenair debat of een debat in de commissie wordt. Als het plenair gebeurt, zal dat plaatsvinden in de randen van de nacht.

De voorzitter:

Zeg maar gerust in de nacht!

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Het wordt dan dus morgenochtend. De vraag is of dat wijs is. Ik vind het redelijk om op korte termijn te voldoen aan de wens van de CDA-fractie. Als wij het begin volgende week agenderen bij de commissie, doen wij recht aan hetgeen de CDA-fractie wenst. Een en ander is dan nog volop in de actualiteit. Wij kunnen vervolgens, als daar nog behoefte aan is, een motie tegemoetzien. Ik wil daaraan volop meewerken. Dan moeten wel snelheid en zorgvuldigheid met elkaar worden gecombineerd.

De heer Van Bommel (SP):

Ik heb de heer Reitsma de vorige keer gesteund. Ik vind dat er een volwaardig debat gevoerd moet worden. Gezien de agenda en de brief van de minister, is het echter onverstandig om dat vandaag in de vorm van een interpellatie te doen. Dat zou resulteren in een nachtelijk vluggertje. Ik heb daar geen behoefte aan. Wanneer wij er begin volgende week over debatteren, dan zou de motie die bedoeld wordt nog dezelfde dag in stemming kunnen komen. Dat zou mijn voorkeur hebben.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! Eén nachtvlucht per week lijkt mij inderdaad genoeg. Wat dat betreft steunt de VVD-fractie graag de opvatting van de drie sprekers hiervoor. Ons lijkt het in eerste instantie iets voor een algemeen overleg, maar dat is meer een zaak van de commissie.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! Ik heb net al aangegeven dat het voor de CDA-fractie, gegeven de omstandigheden van de agenda en de 24 uur op één dag, bespreekbaar is om het om te zetten in een algemeen overleg, temeer omdat u de knelpunten al had aangegeven. Dat had ik al naar voren gebracht. Wij hechten er echter waarde aan dat er vandaag een motie ingediend kan worden. Daarom doe ik toch een klemmend beroep op mijn collega's. Misschien kunnen wij daar heden verder over praten in een procedurevergadering van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat om de CDA-fractie in de gelegenheid te stellen om zo snel mogelijk – ik heb gezegd vandaag – een motie in te dienen. Dat wil ik om de volgende reden. Het gebeurt de laatste tijd verschrikkelijk vaak dat één fractie buiten dit huis een signaal afgeeft dat haaks staat op het beleid van de minister, maar dat daar vervolgens in deze Kamer nauwelijks wat mee wordt gedaan. Ik begrijp dat dit past in de strategie van fracties om zich buiten dit huis gepolariseerd te profileren. Maar waar fracties buiten dit huis een grote broek aantrekken, behoort die grote broek ook in dit parlement aangetrokken te worden.

Enfin, ik wil daar in de procedurevergadering verder over spreken. Dat lijkt mij zinvoller, want hier komen wij er ook niet uit. Op dit moment zie ik dus even af van het verzoek om een interpellatie, maar ik ga ervan uit dat de voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat heden een vergadering belegt.

De voorzitter:

Dit gehoord hebbend, lijkt het mij het beste dat de voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat, of de fungerend voorzitter, zo snel mogelijk een procedurevergadering uitschrijft om vast te stellen dat het AO gehouden moet worden. Dat is op grond van wat een aantal mensen hier heeft gezegd al bijna vast te stellen, maar ik denk dat het belangrijk is om rekening te houden met het tijdstip en de eventuele mogelijkheid om vandaag tot een VAO te komen. Het lijkt een afschuifsysteem, maar dat is het niet. Door de werkwijze die wij in de Kamer hebben, kan het nu even niet anders dan dat de vaste commissie zich daar eerst over buigt. Iedereen weet dat de heer Reitsma graag in de gelegenheid gesteld wil worden om die motie vandaag nog in te dienen. Ik denk dat wij op dit moment niet veel verder meer kunnen komen.

Het woord is aan de heer Eurlings.

De heer Eurlings (CDA):

Voorzitter! Wij zijn gisteren verontrust door nieuwe berichten rond de UMTS-veiling. Er zouden op de allereerste dag van de veiling waarschijnlijk al gesprekken tussen verschillende deelnemende partijen hebben plaatsgevonden. Dat roept veel onduidelijkheid op en veel nieuwe vragen. Wat weet de staatssecretaris op dit moment precies over de inhoud van die gesprekken? Hoe was dit soort gesprekken mogelijk binnen de opzet van de veiling? Dat is normaal gesproken absoluut niet toegestaan en niet toelaatbaar. Waarom is het nu naar de NMA doorgespeeld? Hoelang gaat het nog duren? Het roept ook vragen op over de verdere voortgang van het uitrollen van het UMTS-netwerk. Welke consequenties heeft het voor de geldigheid van de veiling als deze berichten waar blijken te zijn? Kortom, mijn fractie heeft vragen te over. Daarom vraag ik namens de CDA-fractie op zo kort mogelijke termijn een brief van de staatssecretaris, waarin op dit soort vragen een duidelijk antwoord wordt gegeven en waarin ook wordt aangegeven wat de stand van zaken is en wat de visie van de staatssecretaris is. Ik word in dit verzoek gesteund door de fractie van de PvdA.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! Ik heb een vraag aan u of via u aan de heer Eurlings. Hoe verhoudt dit verzoek zich tot het onderzoek waartoe besloten is over hetzelfde onderwerp?

De voorzitter:

Het is een voorstel van de vaste commissie, dus het gaat om een mogelijk onderzoek. Ik verzoek de heer Eurlings om kort uit te leggen wat het verschil is.

De heer Eurlings (CDA):

Het onafhankelijk onderzoek is bedoeld om een second opinion te geven over wat is gebeurd, dus als onafhankelijke visie naast die van de regering. Het is natuurlijk wel zaak om goed op de hoogte te blijven van wat er speelt en van wat de visie van de regering is, om aan het eind van het onderzoekstraject die second opinion goed te kunnen afwegen tegen de opinie van de regering. De first en second opinion van de regering gaan in het verdere proces dus hand in hand.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven