Vragen van het lid Atsma aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over de voorbereiding van de Nederlandse politie op het Europees kampioenschap voetbal.

De voorzitter:

Voordat ik de heer Atsma het woord geef, wil ik u erop attent maken dat wij gasten in ons midden hebben. Today we have in our midst the chairman of the Slovak parliament and some of his colleagues. I welcome them here and wish them a very pleasant further stay in The Netherlands.

(Applaus)

De heer Atsma (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Bijna twee weken geleden heeft de Kamer met de minister gesproken over de voorbereiding op het Europees kampioenschap. Dit overleg werd aangevraagd omdat de Kamer verschillende signalen kreeg over de wijze waarop de politie en de gemeentelijke overheden zich op het EK voorbereiden. Het antwoord van de minister was dat niemand, maar dan ook niemand zich zorgen hoeft te maken over de wijze van voorbereiding en over de uniforme aanpak.

Mevrouw de voorzitter! Het CDA wil een veilig en een feestelijk Europees kampioenschap in Nederland en België. Afgelopen vrijdag werden de resultaten van een onderzoek van het bureau Interview NSS bekend. De uitkomsten van de enquête geven de CDA-fractie aanleiding tot de volgende vragen.

1. Hoe oordeelt de minister over het gegeven dat 77,5% van de ondervraagde politiemensen zich door het eigen korps niet goed voorbereid acht op het EK?

2. Hoe serieus neemt de minister de uitkomst van het onderzoek dat 78,5% van de ondervraagde politiemensen zich niet goed tot slecht door de eigen korpsleiding geïnformeerd vindt?

3. Ruim 90% van de ondervraagden verwacht dat het EK ten koste zal gaan van andere werkzaamheden, met name van de surveillance. Is dit inderdaad het geval?

4. Hoe verklaart de minister de uitkomsten van deze enquête in het licht van zijn opmerking van veertien dagen geleden, dat er sprake is van een strakke en uniforme organisatie?

Minister De Vries:

Mevrouw de voorzitter! Wij hebben inderdaad al een aantal malen overlegd over de voorbereiding van de Nederlandse politie op het naderende EK. De genoemde enquête is gehouden onder 1500 politiemensen, waarvan er 400 hebben gereageerd. Dit waren allemaal leden van de Nederlandse politiebond. Niet alle 400 hebben overigens op alle vragen geantwoord. Dit neemt niet weg dat dit signaal voor ons aanleiding kan zijn om ons nog eens af te vragen of de voorbereiding er wel goed voor staat. Die vraag beantwoord ik onvoorwaardelijk met "ja". Ik geloof overigens niet dat ik ooit gezegd heb dat niemand zich ergens zorgen over moet maken. Overal is te merken dat de spanning oploopt, maar wij zijn voortreffelijk voorbereid.

Mijn ambtsvoorganger, de minister van Justitie en ikzelf hebben dit vele malen in de vaste commissie toegelicht. Er is gesproken over de wijze waarop de bejegeningsprofielen in de verschillende opleidingen bijeen worden gebracht. Wij hebben het gehad over de oefeningen die realiter tijdens wedstrijden hebben plaatsvonden en over het zakboekje dat veel informatie bevat. Daarnaast heeft het COT tweemaal een audit gehouden. Een en ander is uitvoerig in de commissie besproken. Mijn conclusie was dat de voorbereidingen zeer goed op schema lagen.

De heer Atsma vraagt nu hoe het kan dat een behoorlijk aantal van de politiemensen die op de enquête gereageerd hebben, niet gerust is op de voorbereiding. Ik wijs erop dat het schema doorloopt tot de dag waarop het toernooi begint. Deze enquête is tweeënhalve week geleden gehouden. Zoals de heer Atsma weet, is het niet ongebruikelijk dat op dat moment, zeker op het uitvoerend niveau, nog lang niet iedereen alle instructies heeft gehad. Politiemensen worden op de laatste dagen voor het EK geïnstrueerd. Dan weten zij precies wat zij moeten doen en waar zij rekening mee hebben te houden. Alle leidinggevenden, dus degenen tot en met het niveau van de groepschef – één op de tien agenten – zijn voorbereid op hetgeen zij zullen aantreffen. Zij weten met wie ze moeten samenwerken en zullen de komende tijd hun manschappen verder inlichten, ook over de supportersprofielen.

Ik heb er ook op gewezen dat de korpsbeheerders weten wat hen te doen staat. Dit zijn professionele bestuurders die de afgelopen maanden – dat heb ik zelf kunnen waarnemen – maar eigenlijk ook al gedurende de vier jaar dat de politievoorbereiding aan de gang is, alles hebben gedaan om ervoor te zorgen dat het EK straks goed verloopt. Ik heb uiteraard regelmatig contact met de meest betrokken korpsbeheerders. Wij zien elkaar aanstaande donderdag weer. De signalen en gegevens die wij dan met elkaar kunnen uitwisselen, geven mij alle vertrouwen dat zij aan de voorbereiding al het nodige hebben gedaan.

Het Nederlands politieproject Euro 2000 heeft een inventarisatie gemaakt. Het is bekend dat daarvoor een speciale organisatie is opgezet. Het onderzoek onder de politieprojectleiders wijst uit dat de voorbereidingen politiebreed gereed zijn, zij het dat er nog gebrieft moet worden over allerlei nieuwe ontwikkelingen. Dat onderzoek heeft dit weekend plaatsgevonden. Op verschillende manieren is informatie overgedragen. Er zijn nieuwsbrieven, presentaties, werkoverleg, enz. Alle dienstplannen zijn kenbaar gemaakt. Vlak voor de wedstrijden zal dat overal herhaald worden. Zo gaat dat nu eenmaal in het operationele politieveld. Natuurlijk zijn de korpsen van de speelsteden uitvoeriger geïnformeerd dan de korpsen van de niet-speelsteden, die onder begeleiding ondersteuning en bijstand leveren.

Het komt mij dus voor dat op de kwaliteit van de voorbereiding, die al vier jaar duurt, eigenlijk niet moet worden afgedongen. Die kwaliteit lijkt mij voortreffelijk. Ik zie de enquête als een signaal waaruit blijkt dat de laatste dagen de puntjes op de i gezet moeten worden, niet meer en niet minder. De verantwoordelijke portefeuillehouder van de Raad van hoofdcommissarissen heeft overigens dezer dagen een brief naar al zijn collega's verstuurd met de strekking "wij zijn er nu bijna, zet je nog even schrap om ervoor te zorgen dat wij aanstaande zaterdag, als het toernooi in Brussel begint, en zondag, als het in Nederland wordt voortgezet, helemaal gereed staan". Ik moet aannemen dat dit het geval zal zijn. Aan de hand van de gegevens waarover ik beschik en die de afgelopen jaren door een grote inspanning van politiemensen tot stand zijn gebracht, vertrouw ik er dan ook op dat wij het toernooi met een goed voorbereid politiekorps tegemoet kunnen treden, opdat problemen rond de openbare orde tot het minimum zullen worden gereduceerd.

De heer Atsma (CDA):

Ik wil de minister vooral dankzeggen voor de uitvoerige beantwoording van de vragen die ik heb gesteld. Het is volstrekt helder dat de minister aangeeft dat de puntjes nog op de i moeten worden gezet. Het lijkt mij dan ook reëel dat dit wordt uitgesproken. Tegelijkertijd ben ik de minister erkentelijk voor het feit dat hij in deze Kamer klip en klaar aangeeft dat de voorbereiding van de politie op het EK naar zijn mening op geen enkele wijze ter discussie staat. Ik denk dat wij daar met z'n allen blij om moeten zijn. Wij willen een veilig en vooral feestelijk EK. Als de minister de Kamer een- en andermaal verzekert dat de voorbereiding goed is, dan moet je dat ook als zodanig oppikken. Ik hoop dat wij de minister daar na het veilig en feestelijk verlopen EK aan kunnen houden.

De heer Middel (PvdA):

Voorzitter! Het valt de fractie van de PvdA op dat de toonzetting van de CDA-fractie bij de voorbereiding van Euro 2000 vriendelijker wordt naarmate het voetbaltoernooi dichterbij komt. Wij zijn daar zeer verheugd over. Desalniettemin hebben wij geconstateerd dat met name de heer Atsma namens de CDA-fractie de afgelopen weken buitengewoon veel kritiek heeft gehad op die voorbereidingen. Die zouden niet goed zijn, of niet deugen. Ook na de diverse debatten, waarin de minister die kritiek heeft weerlegd, bleef het CDA doorgaan.

Ik heb het antwoord van de minister en de reactie van de heer Atsma daarop nu gehoord. Vindt de heer Atsma nu inderdaad dat de voorbereidingen op Euro 2000 goed geregeld zijn? Of zijn er toch nog zaken die volgens het CDA anders moeten? Dan wil ik die graag nu horen.

De heer Atsma (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Ik wil met alle plezier vooral op dat laatste punt ingaan. De heer Middel zegt dat de toonzetting van het CDA anders is. Het CDA heeft anderhalf jaar geleden voor het eerst gezegd dat wij een feestelijk, een veilig en vooral oranjegekleurd EK willen hebben. Dat herhalen wij tot de laatste dag van het toernooi. Hij kan ons daarom niet op welke wijze dan ook verwijten dat onze toonzetting anders is.

In mijn reactie heb ik gezegd dat ik verbijsterd ben over de uitkomsten van de enquête die afgelopen vrijdag bekend zijn geworden. Voorzover ik mij dat herinner, betekent "verbijsterd zijn" volgens het groot woordenboek van Van Dale "versteld staan". Ik stond inderdaad versteld van de uitkomsten van de enquête, omdat die haaks staan, zoals de minister heeft aangegeven, op hetgeen hij anderhalve week eerder in de Kamer heeft gezegd. In die zin is er niks mis met mijn reactie. Als de heer Middel vindt dat mijn toonzetting nu ander is, dan komt dat omdat ik de minister heb gehoord en ik de minister graag hoor zeggen dat de voorbereiding in optima forma verloopt.

Als de heer Middel vraagt of ik nog commentaar op sommige punten heb en of ik nog aanleiding zie opmerkingen te hebben over de organisatie, dan is dat zeker het geval. Hij weet dat, maar heeft het misschien niet goed gehoord. Ik wil ze op zijn verzoek nog wel een keer noemen.

Als ik op onderdelen nog kritisch ben, dan heeft dat te maken met het feit dat de heer Middel, toen de vraag was of er een wettelijke meldplicht voor hooligans zou moeten komen, onmiddellijk linksomkeert maakte. Het heeft er ook mee te maken dat toen het ging om een strenge en stevige aanpak van de zwarte handel de VVD rechtsomkeert maakte. Over die punten maak ik mij zorgen. Die zorgen zijn niet van vandaag of gisteren, zij zijn zelfs van vanmiddag. Tot op dit moment kun je links en rechts kaarten op de zwarte markt kopen. Daar maken wij ons zorgen over en wij niet alleen.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Mijn stem doet vermoeden dat Nederland al Europees kampioen is. Mag ik de minister zo verstaan dat hij de enquête te weinig representatief vindt om er conclusies aan te verbinden?

Minister De Vries:

Nee, ik heb er meer over gezegd, bijvoorbeeld dat slechts een klein deel van de mensen geantwoord heeft op de enquête. Het is niet verbazingwekkend dat politieagenten die straks in de executieve dienst moeten optreden, ten tijde van de enquête nog zeggen dat zij nog niet genoeg weten en dat zij nog niet helemaal zijn voorbereid. Het is normaal dat op dit niveau van werkzaamheden de briefings over het operationeel optreden soms tot op de laatste dag plaatsvinden. Iedereen die leidinggevend is, het hele management tot en met de groepschefs, is veel meer betrokken bij de algemene planning. Zij zullen samen met de manschappen, naarmate het toernooi dichterbij komt, de actuele situatie onder ogen zien in de verschillende steden. Die situatie kan per stad verschillen. De laatste informatie over supportersbewegingen en uit het binationale politiecentrum zal dan bekend zijn. Het verbaast mij dus niets dat men twee, drie weken voor het toernooi zegt nog niet helemaal klaar te zijn.

Het is overigens misschien ook van belang, op te merken dat tijdens het EK de politiesterkte in Nederland zich een procent of tien boven het normale niveau zal bewegen. Van die 10% boven het normale niveau wordt maar 2% voor bijstand ingezet. Andere politiecapaciteit is dus beschikbaar voor eventualiteiten die elders in het land kunnen optreden. Tijdens het EK zullen wij waarschijnlijk veel meer politiemensen op straat zien dan gebruikelijk is. Ook de normale politiezorg tijdens het EK is echt gegarandeerd.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

De kritische kanttekening van de minister over de representativiteit van het onderzoek is dan op zichzelf niet relevant. Het onderzoek is twee, drie weken voor het begin van het EK gehouden. De minister zegt dat het onderzoek een signaal is om de puntjes op de i te zetten. Hoe wil hij zich daarvan vergewissen? Wil hij het signaal van die enquête donderdag in het gesprek met de korpsbeheerders aan de orde stellen, opdat hij zich ervan vergewist dat daadwerkelijk de puntjes op de i gezet worden en wij inderdaad dat mooie en feestelijke Europees kampioenschap krijgen? Ik hoop dat hij over vier weken dan net zo praat als ik!

Minister De Vries:

Uit de enquête blijkt overigens dat 34% van deze agenten denkt dat Nederland kampioen zal worden. Ik vind dat aan de lage kant.

De heer Rosenmöller heeft helemaal gelijk. De projectorganisatie op mijn departement doet niets anders dan dag in dag uit alle signalen over alle aspecten van dit gebeuren oppikken en bekijken wat daarmee gedaan kan worden. Ik vermeldde zo-even al dat de Raad van hoofdcommissarissen zichzelf nog eens gealerteerd heeft en gezegd heeft: mensen, over een week is het zover, laten wij de laatste week nog eventjes de puntjes op de i zetten. Dat doen wij natuurlijk overal. Wanneer ik donderdag met de burgemeesters van de speelsteden spreek, zullen wij zeker hierover spreken, maar men kan ervan uitgaan dat wij, wat het bestuurlijke gedeelte betreft en ook wat mij betreft, van het begin van het toernooi tot het eind op scherp zullen staan om overal adequaat te kunnen reageren als dat nodig is.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter! Het ligt niet aan de microfoon en ook ik heb niet gefeest, maar ook mijn stem laat het vandaag een beetje afweten. Ik hoop dat de minister mij een beetje kan verstaan. Op de valreep, een week voordat het feest kan gaan beginnen, is het natuurlijk logisch en normaal dat er toch nog vragen opkomen. Ook ik wil nog een paar vragen stellen en ik heb ook een verzoek aan de minister.

Wij hebben altijd aangenomen dat de extra inzet niet ten koste zou gaan van de reguliere politiezorg, maar wij hebben toch berichten ontvangen dat nogal wat dorps- en wijkbureaus tijdens de weken van het EK dicht moeten. Graag een reactie van de minister.

Uit een bericht in Trouw van vanochtend blijkt dat er geen wettelijke basis is om sommige hooligans uit Engeland bij de grens tegen te houden of een uitreisverbod te geven. Ik dacht dat dat wel de bedoeling was. Ook op dit punt krijg ik graag een reactie van de minister. Blijkt dat nu pas of was dat al eerder bekend?

Tot slot een verzoek met betrekking tot de Amsterdamse politie. In bijna alle steden kan de politie beschikken over steekwerende vesten. Het is mij gebleken dat de politie daar graag over beschikt. De Amsterdamse politie wil die vesten echter niet verstrekken. Kan de minister, opdat de politie zich ook in Amsterdam veiliger voelt, de aanwijzing geven dat ook daar de politieagenten de beschikking moeten krijgen over een steekwerend vest?

Minister De Vries:

Op dat laatste punt, waarover ik vanochtend hoorde, zal ik mij eerst moeten oriënteren op de precieze situatie.

Over de reguliere politiezorg heb ik zojuist het een en ander gezegd. Er is in het hele land 10% meer sterkte op de been dan normaal. Van die 10% extra wordt maar 2% ingezet voor assistentie en bijstand aan de politie in de regio's. In de kranten hebben inderdaad berichten gestaan over de sluiting van politiebureaus. Daar is echt geen sprake van; er is geen sprake van sluiting in de regio's Brabant-Zuidoost en Gelderland-Midden. Daar vervallen wel een aantal spreekuren en sommige aanlooppunten. Dat gaat om twee uur per week in een buurtcentrum of in een gemeentehuis van een dorpskern, maar alle bureaus zijn normaal open. Rotterdam-Rijnmond sluit wel een aantal bureaus, maar niet in het centrum en bij de Kuip. Men beoogt daarmee zoveel mogelijk mensen op straat te hebben, maar de basispolitiezorg is daar zonder meer gewaarborgd. Wat de regio Brabant-Zuidoost betreft: vanuit 18 bureaus wordt de basispolitiezorg uitgevoerd; die bureaus blijven normaal open. Wel zullen een aantal spreekuren op steunpunten voor die bureaus vervallen. Zo kan ik nog een hele tijd doorgaan. Er is dus geen sprake van dat in het land politiebureaus dichtgaan en dat er geen agent te vinden is, want de basispolitiezorg is, ook door het grote aantal agenten, absoluut gewaarborgd.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van den Berg.

Mevrouw Kant (SP):

Sorry voorzitter, maar...

De voorzitter:

Ik moet op de tijd letten, want hierna komt nog een vragenronde.

Mevrouw Kant (SP):

Ja, maar ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag over de steekwerende vesten.

De voorzitter:

Jawel, daar is de minister zijn antwoord nota bene mee begonnen.

Mevrouw Kant (SP):

Dat is mij dan ontgaan.

De heer Van den Berg (SGP):

Voorzitter! De minister heeft zijn toezegging over de garanties voor de basispolitiezorg herhaald. Wij houden daar onze zorgen over. Die zorgen zal hij niet geheel kunnen wegnemen, want ook hij kan niet alles voorspellen wat er de komende tijd zal gebeuren. Ik heb echter nog wel een vraag. Ook in de politiewereld blijken grote zorgen te bestaan over wat er na het EK moet gebeuren. Alle verloven zijn opgeschort, er zijn extra mensen ingezet en er ontstaat een enorm stuwmeer aan verlofdagen die allemaal opgenomen moeten worden. Kan de minister ook in de periode na het EK de basispolitiezorg zodanig garanderen dat die overal op het vereiste niveau blijft? Ook vooraanstaande politiemensen hebben daar heel grote zorgen over. Een van die mensen heeft zelfs gezegd dat wij een jaar met de gevolgen van de EK geconfronteerd zullen blijven worden.

Minister De Vries:

Mevrouw de voorzitter! Iedereen die de besluitvorming en de voorbereidingen van de afgelopen vijf jaar heeft meegemaakt, zal zich gerealiseerd hebben dat de komende tijd een zwaar beroep op de politie zal worden gedaan. Natuurlijk leidt dat hier en daar tot de noodzaak om verlofschema's aan te passen. Daar zijn verschillende regelingen voor verzonnen. In sommige regio's doet men het zus en in andere regio's doet men het zo. Dat is ook de autonomie van de korpsen: zij mogen dat allemaal zelf regelen. Ik denk dat ik de heer Van den Berg met een gerust hart kan zeggen dat de basispolitiezorg ook na het EK tot in lengte van jaren gewaarborgd zal zijn.

Naar boven