70ste vergadering

Dinsdag 18 april 2000

14.00 uur

Voorzitter: Van Nieuwenhoven

Tegenwoordig zijn 140 leden, te weten:

Van den Akker, Albayrak, Apostolou, Van Ardenne-van der Hoeven, Arib, Atsma, Augusteijn-Esser, Bakker, Van Baalen, Balemans, Balkenende, Barth, Van Beek, Belinfante, Van den Berg, Biesheuvel, Bijleveld-Schouten, Blaauw, Van Blerck-Woerdman, Blok, De Boer, Van Bommel, Buijs, Bussemaker, Van de Camp, Cherribi, De Cloe, Cornielje, Crone, Dankers, Van Dijke, Dijksma, Dijkstal, Dijsselbloem, Dittrich, Van den Doel, Duijkers, Duivesteijn, Eurlings, Feenstra, Geluk, Van Gijzel, Giskes, Gortzak, De Graaf, De Haan, Halsema, Hamer, Harrewijn, Van Heemst, Hermann, Herrebrugh, Hessing, Hillen, Hindriks, Van der Hoek, Hoekema, Van der Hoeven, Hofstra, De Hoop Scheffer, Kalsbeek, Kamp, Kant, Karimi, Klein Molekamp, Van der Knaap, Koenders, Kortram, Kuijper, Lambrechts, Leers, Luchtenveld, Marijnissen, E. Meijer, Th.A.M. Meijer, Melkert, Van Middelkoop, Mosterd, Niederer, Van Nieuwenhoven, Noorman-den Uyl, Oedayraj Singh Varma, Örgü, Oudkerk, Van Oven, Passtoors, Patijn, Poppe, Rabbae, Ravestein, Rehwinkel, Reitsma, Remak, Van 't Riet, Rietkerk, Rijpstra, Rosenmöller, Ross-van Dorp, Rouvoet, Santi, Scheltema-de Nie, Schimmel, Schoenmakers, Schreijer-Pierik, Schutte, Smits, Snijder-Hazelhoff, Spoelman, Van der Staaij, Van der Steenhoven, Stellingwerf, Stroeken, Swildens-Rozendaal, Terpstra, Timmermans, Udo, Valk, Ter Veer, Te Veldhuis, Vendrik, Verbugt, Verburg, Verhagen, Visser-van Doorn, Van der Vlies, O.P.G. Vos, Voûte-Droste, De Vries, Waalkens, Wagenaar, Van Walsem, Weekers, Weisglas, Van Wijmen, Wijn, Wilders, De Wit, Witteveen-Hevinga, Van Zijl en Van Zuijlen,

en de heren Hermans, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Pronk, minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mevrouw Jorritsma-Lebbink, vice-minister-president, minister van Economische Zaken, de heren Vermeend, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van Boxtel, minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid, mevrouw J.M. de Vries, staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, en de heer Hoogervorst, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De voorzitter:

Herdenking

Ik deel aan de Kamer mede, dat zijn ingekomen berichten van verhindering van de leden:

Zijlstra en Nicolaï, wegens ziekte, de gehele week;

Van der Hoek, wegens bezigheden elders, alleen voor de avondvergadering.

Deze berichten worden voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Geachte medeleden.

Op Prinsjesdag 1998, nu anderhalf jaar geleden, hadden 63 van onze leden een kortere parlementaire ervaring dan zes maanden. Eén van de nieuwe leden was Philippe Brood. Afgelopen donderdagochtend reisde Philippe Brood, zoals op iedere Kamerdag, met de trein van zijn geliefde woonplaats Leiden naar Den Haag. Hij praatte in een goede stemming met een aantal collega's en fractiemedewerkers. Op het Binnenhof werd een foto van hem gemaakt. Hij maakte grapjes op het VVD-secretariaat. Om tien uur, in zijn werkkamer, begaf zijn hart het. Toegewijde en deskundige hulp, onder meer van onze medewerkers en onze collega Siem Buijs, mocht niet meer baten. Om circa kwart voor elf overleed hij. In het harnas. Vijfendertig jaar oud, of beter: jong. Heel kort daarna was de grauwe ochtend tot in alle hoeken van het Kamergebouw doorgedrongen.

Het inburgeringsproces verloopt hier snel. Ieder van ons voelt de spanning tussen enerzijds idealen en ambities en anderzijds praktische mogelijkheden. Wij ondergaan allen de wisselvalligheid van onze agenda en van de politieke actualiteit. Maar niet ieder van ons kon daar met zoveel plezier mee leven als Philippe Brood dat leek te doen. In zijn maidenspeech op 5 november 1998 heeft hij dat zelf geformuleerd. Ik citeer: "Iedere gemeenschap kent haar initiatieriten. Riten stellen individuen in staat om in een gemeenschap te worden opgenomen. De rite vormt de verbinding tussen verleden, heden en toekomst."

In die toespraak heeft hij ook direct principieel het probleem aangekaart waar hij sindsdien vaak op terug is gekomen, de juridisering van onze samenleving. Terugdenkend aan mijn eigen ervaringen met Philippe Brood en teruglezend in Handelingen en verslagen van algemene overleggen van de commissies onderwijs en justitie valt het mij op hoezeer een verdere politieke loopbaan voor hem voor de hand lag. Die duidelijkheid zat in de vorm en zeker in de inhoud. In beide opzichten zette hij een traditie voort die in zijn partij eerder door mensen als Geertsema en Annelien Kappeyne werd belichaamd, allebei Leidenaren, net als hij. De vorm was die van plezier in het debat, soms zelfs plezier in het vooral niet toedekken van meningsverschillen. Sommigen moesten daaraan wennen. De vorige minister van BZK toonde zich bijvoorbeeld in een overleg over leeftijdsdiscriminatie op 22 april vorig jaar "onaangenaam getroffen door de toonzetting in het betoog van de heer Brood", maar in tweede termijn bleken beide heren elkaar toch weer goed te kunnen vinden.

Dat zal wel met de inhoud te maken hebben gehad. Daarover zei Philippe in een overleg op 24 november vorig jaar dat "de politiek vereist dat men zicht heeft op het dagelijkse leven van de burgers en dat men weet waaraan zij prioriteit geven. De politiek moet nu eenmaal concurreren met andere maatschappelijke verschijnselen waarvoor de burger interesse heeft of, vanwege zijn werk, moet hebben. In tegenstelling tot fabrikanten die precies weten wat de wensen van de kopers zijn, weet de politiek weinig over de motivatie en de prioriteitsstelling van de kiezer bij het verdelen van zijn tijd over de verschillende activiteiten."

Philippe Brood had de gave om grote lijnen tevoorschijn te laten komen, ook als het ging over kleinere kwesties. Vaak legde hij een verband met de kwaliteit van rechtspraak en wetgeving of met de Grondwet. Overigens meende hij dat zulke aspecten beter gediend waren met verstandige planning van commissievergaderingen dan met lange spreektijden of interrupties.

Brood was een geweldig goed debater, onder meer winnaar van het vorig jaar gehouden debatingtoernooi voor jonge Kamerleden. Vaak wordt geklaagd over het gebrek aan flitsende debatten in de Kamer. De inbreng van Philippe Brood vormde daar steeds een der uitzonderingen op. Zijn optreden was "to the point", humoristisch, relativerend en vaak verrassend.

Wij voelen allen, in welke sector wij ons ook bewegen, dat de komende jaren een discussie nodig is over de vraag wat de burger van de overheid mag verwachten of wat de overheid aan de burger moet bieden. In die discussie zullen wij het moeten doen zonder de inbreng van Philippe Brood.

Wij wensen zijn familie en vrienden, en zijn fractie en haar medewerkers de kracht toe om met de herinnering aan zijn aanstekelijke persoonlijkheid verder te gaan.

Ik geef het woord aan de vice-minister-president, mevrouw Jorritsma.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Mevrouw de voorzitter! Nu u vandaag in de Kamer stilstaat bij het overlijden van Philippe Brood, wil ik graag namens het kabinet ook een paar woorden spreken.

Het bericht van het overlijden van Philippe afgelopen donderdag in dit huis kwam echt als een grote schok en niet alleen voor zijn fractiegenoten, maar voor alle collega's in dit huis. Ook uit de vele reacties van buiten de Tweede Kamer, bijvoorbeeld uit VVD-kring en uit zijn woonplaats Leiden, blijkt dat Philippe Brood met zijn scherpe geest, zijn humor, zijn deskundigheid en zijn betrokkenheid op ontzettend veel mensen indruk heeft gemaakt. Zijn overlijden betekent dan ook voor velen een heel groot verlies.

Philippe was een man van deze tijd, een vooruitstrevend liberaal met oog voor de eisen die de moderne tijd aan ons stelt. Twee weken geleden nog stelde hij samen met een collega Kamervragen aan de minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid over de bereikbaarheid van het kabinet via het internet. Ook op het terrein van het hoger onderwijs, een ander onderdeel van zijn portefeuille als Kamerlid, gaf hij er blijk van voortdurend vooruit te kijken. Zo wees hij begin dit jaar in een vurig pleidooi op de noodzaak, in het onderwijs meer rekening te houden met de internationalisering van de maatschappij.

Ook kenmerkend voor Philippes werk als Kamerlid was dat hij een echte jurist was. U noemde al, mevrouw de voorzitter, de aandacht voor de juridisering van de kwaliteit van de wetgeving. Het medewetgever zijn was voor hem echt een essentieel onderdeel van zijn werk. Hij sprak daar zelf in een artikel van zijn hand in de Staatscourant als volgt over: "Het daadwerkelijk vormgeven van een democratie vergt niet alleen meeslepende gedachten, maar ook ambtelijke arbeid". Die ambachtelijke arbeid – en dat konden wij allemaal aan hem zien – verrichtte hij met veel plezier, met verve en ook met grote deskundigheid.

Het feit dat Philippe een uitstekende debater was, is al gememoreerd. Ik weet dat ook de minister-president dat mocht ervaren bij de behandeling van de begroting van Algemene Zaken vorig jaar, toen hij door Brood stevig werd ondervraagd over zijn coördinerende verantwoordelijkheid voor de eenheid van het regeringsbeleid.

Ondanks het feit dat hij van woorden hield en ook uitstekend kon spreken, was Philippe bepaald geen man van grote woorden. Visies ontvouwen vond hij meer romantische fratsen. Hij was een man van het woord, maar het moest wel ergens toe leiden.

Philippe Brood was niet in de eerste plaats Kamerlid. Hij was volksvertegenwoordiger in de ware zin van het woord. Daar was hij zich niet alleen voortdurend bewust van, maar hij gedroeg zich er ook naar. Zo waren zijn contacten in zijn woonplaats Leiden uitstekend en niet alleen met partijgenoten. Hij probeerde in zijn werk steeds een verbinding te leggen tussen hetgeen mensen beweegt en zijn rol als medewetgever.

Philippe Brood is veel te jong overleden. Het was een politiek talent. Zijn loopbaan is afgebroken, terwijl zij zo veel mooie beloften inhield. U hebt daar iets over gezegd, mevrouw de voorzitter. Veel belangrijker is dat zijn dierbaren, zijn familie en zijn vrienden hem moeten missen. Namens het kabinet wil ik gevoelens van medeleven en deelneming uitspreken aan hen die Philippe intens missen en verdriet daarover hebben. Moge de grote waardering van velen binnen en buiten dit huis voor zijn persoon en voor zijn werk, zijn familie en zijn vrienden bij het dragen van dit verlies tot steun zijn.

De voorzitter:

Ik verzoek u enkele ogenblikken stilte in acht te nemen.

(De aanwezigen nemen staande enkele ogenblikken stilte in acht.)

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven