Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragen van het lid Van Bommel aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, over de vervangingsproblematiek in het basisonderwijs in Amsterdam.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter! De basisscholen in Amsterdam-Zuidoost hebben aangekondigd volgende week leerlingen naar huis te sturen, als zij geen invalleerkrachten kunnen vinden. Deze week losten die scholen dat probleem nog op door klassen samen te voegen, door remedial teachers voor de klas te zetten en door interne begeleiders als groepsleerkracht op te laten treden. Dat is op zich niet de bedoeling, want remedial teachers en interne begeleiders zijn ingehuurd voor extra ondersteuning aan leerlingen met een achterstand. In Amsterdam-Zuidoost is dat bijzonder hard nodig. Er wonen veel nieuwkomers en er zijn veel leerlingen die met een taalachterstand aan het basisonderwijs beginnen. Die extra ondersteuning valt nu weg. Scholen kunnen niet meer de zorg bieden die de leerlingen nodig hebben en waar zij ook recht op hebben. Dat is een onaanvaardbare situatie en ik denk dat het voor het eerst is dat schooldirecteuren volmondig erkennen dat zij niet kunnen voorzien in de zorg waarin zij zouden moeten voorzien.

De scholen in Amsterdam-Zuidoost willen met hun actie een noodsignaal afgeven. Gezien de situatie, maar vooral gezien het hoge aantal leerlingen met een achterstand in Zuidoost, is dat begrijpelijk. Wat gaat de minister met dat noodsignaal doen? Om hierover duidelijkheid te krijgen, leg ik de minister de volgende vragen voor.

1. Wat gaat de minister ondernemen om te voorkomen dat er in Amsterdam-Zuidoost volgende week honderden, misschien wel meer dan duizend leerlingen niet naar de klas kunnen, omdat er geen leerkracht beschikbaar is?

2. Heeft de minister wel zicht op de omvang van de problematiek in Amsterdam-Zuidoost? Weet hij bijvoorbeeld hoeveel invalleerkrachten de scholen daar tekortkomen en hoeveel klassen er straks geen les kunnen krijgen?

3. Is de minister van mening dat er voldoende aandacht is voor leerlingen met een taalachterstand, als die extra beschikbare hulpkrachten worden ingezet als invalleerkrachten, zoals nu het geval is op veel scholen in Amsterdam?

4. Is de minister bereid om gericht aandacht te besteden aan het tekort aan invallers op achterstandsscholen en wil hij ervoor zorgen dat die scholen als eerste een beroep kunnen doen op invalleerkrachten? Wat vindt de minister bijvoorbeeld van de suggestie om in Amsterdam te komen tot één vervangerspool onder de verantwoordelijkheid van de inspectie die invalleerkrachten met voorrang kan plaatsen op achterstandsscholen?

Minister Hermans:

Voorzitter! Het is duidelijk dat er in Amsterdam-Zuidoost problemen zijn met het vinden van vervangers in het basisonderwijs. Dat heeft heel wat negatieve publiciteit opgeleverd. De aandacht is gevestigd op het feit dat het lerarentekort en zeker het vervangingstekort fors is. Dat is met name in het primair onderwijs in de grote steden het geval. De problematiek in Amsterdam-Zuidoost wordt door een cumulatie van factoren veroorzaakt.

Naar aanleiding van de eerste vraag merk ik op dat de gemeente in dezen een grote verantwoordelijkheid heeft. Ik wijs erop dat Utrecht, Rotterdam en Den Haag met de aanpak waar zij voor kiezen veel meer effect sorteren dan Amsterdam.

Ik heb geen inzicht in het precieze aantal invalkrachten. Wel heb ik geconstateerd dat daar een probleem is en dat men probeert op allerlei manieren vervanging te zoeken. Ik heb er begrip voor dat er problemen zijn ontstaan, maar ik heb er geen begrip voor dat men de leerlingen naar huis stuurt. Ik vind de reactie van de kant van de politiek daarop terecht. Tevens vind ik dat men een andere methode zou moeten vinden. Een belangrijk element is dat de Kamer een motie heeft aangenomen om extra gelden beschikbaar te stellen voor scholen met dergelijke problemen. Die budgetten zijn beschikbaar vanaf 1 mei. Voor de scholen waar wij nu over spreken, gaat het om een budget van 1,3 mln. Dit bedrag kan men inzetten om specifieke problemen inzake invalkrachten op te vangen.

De vraag of ik een soort pool wil vormen bij de inspectie om achterstandsscholen extra te voorzien, beantwoord ik met nee. Het lijkt mij dat deze zaak in gemeentelijk verband moet worden georganiseerd en dat moet worden gekeken naar voorbeelden in andere steden. Ik meen dat hetgeen er ligt, voldoende mogelijkheden moet kunnen bieden. Ik zal nu niet uitweiden over allerlei maatregelen die wij genomen hebben – op 30 maart vindt hierover een algemeen overleg plaats – om dat tekort zoveel mogelijk te verminderen en te voorkomen dat het verder zal escaleren. Hier gaat het specifiek om de aanpak waarbij vanaf mei, conform de motie-Melkert, extra gelden beschikbaar zijn gesteld. Dat is in dezen een bedrag ter grootte van 1,3 mln. Ik heb laatst een artikel gelezen waarin een van de schoolhoofden in Amsterdam-Zuidoost zei: met een half miljoen gulden zijn we klaar. Men krijgt dus bijna drie keer zo veel. Ik ben dus heel benieuwd naar de concrete maatregelen die op dit punt worden genomen in Amsterdam.

Nogmaals: het naar huis sturen van leerlingen vind ik de slechtste methode om dit onder de aandacht te brengen. Ik meen dat het onder de aandacht van de politiek is gebracht. De minister en de Kamer hebben daarover gesproken en daarvoor geld beschikbaar gesteld. Dat geld komt eraan. Het lijkt mij het beste om langs die weg de oplossing te zoeken. Dat moet niet gebeuren via een dergelijke actie, die naar mijn mening de kwaliteit van het onderwijs niet ten goede komt.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter! Het antwoord van de minister is eigenlijk een beetje dubbel. Enerzijds erkent hij dat er in Amsterdam-Zuidoost een bijzonder probleem aan de orde is. Door een cumulatie van factoren is in Amsterdam-Zuidoost een bijzonder tekort aan invallers en zouden extra maatregelen genomen moeten worden. Anderzijds wordt de scholen verweten dat zij een verkeerde manier gebruiken om de aandacht te vestigen op hun probleem. Ik denk dat de scholen in Amsterdam weinig met deze reactie kunnen. De gemeente Amsterdam, waarnaar wordt verwezen, kan er ook weinig mee. Dat geldt zeker wanneer de minister aangeeft dat het in andere gemeenten beter gaat. In dat geval zou de centrale overheid moeten wijzen op goede voorbeelden en op methoden die wel werken. De minister laat in feite de bal volledig in Amsterdam liggen. Dat vind ik jammer en ik vind dat hij daarmee de zaak tekortdoet.

Over de extra middelen die beschikbaar zijn, kan ik alleen maar zeggen dat wij hopen dat ze zo snel mogelijk op de juiste plek terechtkomen. Dat betekent dat de positie van de invalleerkracht versterkt moet worden: reiskostenvergoeding, kinderopvang. Laten wij hopen dat al die maatregelen die nog door de Kamer behandeld moeten worden, snel gestalte kunnen krijgen.

Ten slotte vraag ik mij af of de minister wel zicht heeft op wat er exact gebeurt in Amsterdam-Zuidoost. Juist omdat invalleerkrachten niet beschikbaar zijn en remedial teachers en interne begeleiders nu gewoon als groepsleerkracht werken, is het probleem daar onzichtbaar gemaakt. Om dat probleem in volle omvang zichtbaar te maken, voeren de scholen in Amsterdam actie. Daarom vind ik dat deze minister meer zou moeten doen om dat probleem op de korte termijn op te lossen.

Minister Hermans:

Voorzitter! Het ontkennen van iets wat daadwerkelijk aanwezig is, lijkt mij niet de allerbeste weg. Het is ook helemaal niet dubbel. Het is zeker geen verwijt aan de scholen. Ik heb alleen gezegd dat ik deze methode van onder de aandacht brengen, niet de juist methode vind.

Als specifieke zaken moeten gebeuren, wat is dan de rol van de rijksoverheid, van de scholen zelf en van de gemeente? Het is te eenvoudig om te zeggen dat de centrale overheid dat maar even moet oplossen. Dat kan de centrale overheid niet even oplossen. Wij kunnen wel voorwaarden creëren op grond waarvan door de scholen maatregelen kunnen worden genomen. Dat is gebeurd in nauw overleg tussen Kamer en kabinet. Er zijn extra gelden beschikbaar gesteld voor specifieke situaties. De heer Van Bommel noemt ze zelf: reiskostenvergoeding, kinderopvang, een specifieke oplossing voor het probleem van de vervanger. Voor de scholen in Amsterdam-Zuidoost – ik zeg het even uit mijn hoofd; op de laatste 100.000 gulden kunt u mij niet vangen – gaat het om een bedrag van bijna 1,3 mln. per jaar om specifiek daar wat aan te doen. De budgetten komen er dus en ik ben het met de heer Van Bommel eens dat dat ze er zo snel mogelijk moeten komen. Maar ik denk niet dat de problemen worden opgelost door ze op het bordje van de minister te deponeren. Zo werkt het helaas niet.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Ik wil graag terug naar de kern van het probleem: het ziekteverzuim. Het probleem is dat er voor zieke leerkrachten onvoldoende vervangers kunnen worden gevonden. Mijn vraag aan de minister is wat hij gaat doen aan het ziekteverzuim als zodanig. Dat los je niet op met extra geld, want het heeft voornamelijk te maken met menskracht. Het ziekteverzuim leidt tot steeds meer problemen en vervangingskosten, terwijl bij het vervangingsfonds een tekort van 70 mln. wordt verwacht. Mijn vraag aan de minister is wie voor dat tekort opdraait. Het tekort mag niet over de scholen worden versleuteld, want wat dan met de ene hand wordt gegeven, wordt met de andere hand teruggehaald. Dat kan natuurlijk niet.

De voorzitter:

Het onderwerp wordt nu wel heel erg breed. De vragen gingen over Amsterdam-Zuidoost en ik heb begrepen dat de vaste commissie nog deze maand met de minister overlegt over de totale problematiek. Ik wil de minister en eventuele andere vragenstellers verzoeken bij het onderwerp van de vragen te blijven.

Minister Hermans:

Voorzitter! De aanpak van het ziekteverzuim kan inderdaad een belangrijke bijdrage leveren aan de oplossing van de problemen. In het overleg met de Kamer in december vorig jaar heb ik aangekondigd medio maart met maatregelen te zullen komen. Ik zal nog een brief sturen naar de Kamer ten behoeve van het algemeen overleg over "Maatwerk voor morgen". Vooruitlopend daarop kan ik nu reeds melden dat ik wil komen met een verhoging van de vergoeding voor de Arbo-contracten, te weten de eerste twee jaar jaarlijks 15 mln. Ten aanzien van de reïntegratie van langdurig zieken denk ik aan een bedrag van ongeveer 15 mln., verspreid over een periode van drie jaar. Op dit moment wordt overlegd met Sociale Zaken en Werkgelegenheid over een bijdrage van dit departement. De maatregelen zullen worden uitgewerkt in een brief aan de Kamer.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter! Ik ben blij dat de minister heeft gezegd dat het naar huis sturen van kinderen het allerlaatste is wat wij zouden moeten willen en dat wij alle instrumenten moeten benutten om dat te voorkomen. De Kamer heeft de minister al eens gevraagd of hij de vervangingsregelingen niet aantrekkelijker kan maken door middel van bijvoorbeeld toeslagen. Dat geldt natuurlijk niet alleen voor de situatie in Amsterdam. Verder roep ik in herinnering de mogelijkheid om ADV-dagen te verzilveren. Dat zou de druk van de ketel halen. Ik ben benieuwd of dat instrument in Amsterdam en elders wordt benut.

Minister Hermans:

Voorzitter! Mevrouw Lambrechts haalt een punt aan dat ook mij zeer na aan het hart ligt, te weten een verruiming van de mogelijkheid om ADV-dagen te verzilveren. Het is u bekend dat ik momenteel CAO-gesprekken voer met de onderwijsvakorganisaties. Ik vind dit een belangrijk onderwerp, want het biedt de mogelijkheid om de capaciteit op scholen te verruimen. Daarnaast zou het heel goed zijn als scholen de financiële mogelijkheden kregen om beter te kunnen inspelen op specifieke situaties waarin vervanging gewenst is. Ten aanzien van achterstandssituaties hebben wij dat inmiddels al opgepakt en ik denk dat het van groot belang is al die elementen bij elkaar te brengen en te voorkomen dat kinderen naar huis moeten worden gestuurd. Dat zou het meest slechte scenario zijn. Er zijn nu eenmaal vervangingsproblemen en onze maatregelen zijn erop gericht om de effecten daarvan zo klein mogelijk te doen zijn.

Mevrouw Barth (PvdA):

Voorzitter! Ik ben blij met de toezegging van de minister over het ziekteverzuim. Wij kunnen daar inderdaad volgende week over verder praten.

Mijn fractie is ontzettend geschrokken van het torenhoge ziekteverzuim in Amsterdam-Zuidoost. Dat verzuim is maar liefst drie keer zo hoog als elders in het land. Zijn er meer van dit soort "piekgebieden"? Is de minister bereid om onderzoek te laten doen naar het ontstaan van deze pieken en naar de mogelijkheden voor de rijksoverheid om hierop gericht in te spelen? Wat vindt de minister verder van de suggestie van de regio om door naschoolse opvang te voorkomen dat kinderen op straat gaan zwerven als er geen docenten beschikbaar zijn?

Minister Hermans:

Voorzitter! Ik meen dat er elders in het land geen "piekgebieden" zijn die lijken op het piekgebied in Amsterdam-Zuidoost. Ik zal echter proberen om zo mogelijk voor het overleg van 30 maart hierover nadere informatie te geven. Ik zal daarbij de vraag betrekken of het mogelijk is een nadere analyse te geven van het ontstaan van dit probleem. Het is echter nu al duidelijk dat hier sprake is van een cumulatie van problemen die zich specifiek op scholen in Amsterdam-Zuidoost voordoen.

Ik vind ieder initiatief uitstekend dat op lokaal niveau wordt genomen om te voorkomen dat kinderen naar huis worden gestuurd of over straat gaan zwerven. Ik heb al aangeven dat er voorbeelden van "best practices" zijn in Utrecht, Rotterdam en Den Haag. Ik hoop dan ook dat lokale overheden samen met de scholen dit soort initiatieven daadwerkelijk ter hand willen nemen. Het moge duidelijk zijn dat de budgetten die specifiek hiervoor beschikbaar zijn gesteld, groot genoeg zouden moeten zijn om de lokale overheden en scholen in staat te stellen een aantal van die problemen daadwerkelijk aan te pakken.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Het is bekend dat men noch in de zorg noch in het onderwijs mensen voor de lol naar huis stuurt. Het probleem is klaarblijkelijk niet meer te behappen. Zo hoorde ik vanmiddag nog dat 15 docenten van een school in Geuzeveld in de Amsterdamse wijk Bos en Lommer ziek thuis zitten en dat de kinderen van die school daarom noodgedwongen naar huis zijn gestuurd. Dit laat nog maar eens zien dat het probleem gigantisch groot is.

De minister noemt maatregelen waarmee het hoofd kan worden geboden aan dit probleem. Een en ander neemt niet weg dat er klaarblijkelijk een kloof gaapt tussen de praktijk in Amsterdam en de toekomstplannen die wij met de minister bespreken. Onze voorstellen zijn niet afdoende om een aantal praktische, bijna institutionele problemen op te lossen. Dat is de reden dat ik de minister vraag naar deze mensen toe te gaan om van hen zelf te horen welke concrete voorstellen zij hebben. Zij hebben namelijk ook zelf plannen ontwikkeld. Deze plannen uit Amsterdam-Zuidoost kunnen wellicht worden gebruikt om lessen te trekken die ook voor andere scholen nuttig kunnen zijn. Verder geeft dit de scholen in Amsterdam-Zuidoost het gevoel dat ook op pijnlijke momenten naar hen wordt geluisterd.

Minister Hermans:

Voorzitter! Er zal ongetwijfeld een kloof zitten tussen de praktijk en de debatten die in de Kamer worden gevoerd. Ik heb echter al aangegeven dat in dit deel van Amsterdam sprake is van een specifieke situatie. De problemen die zich hier voordoen, doen zich niet in die omvang voor in andere delen van Nederland. De uitgaven van het vervangingsfonds zijn naar schatting – mevrouw Van der Hoeven vroeg hier ook naar – tientallen miljoenen hoger. Het afgelopen jaar is er dus veel meer "vervangingsgeld" geclaimd dan was ingeschat. Voor de vervangingsproblemen in het hele land wordt dus wel degelijk een oplossing gezocht.

Als er plannen naar voren worden gebracht, zal mijn ministerie die onderzoeken op de vraag of zij specifieke elementen bevatten die om overheidsbeleid vragen. Ik wijs er echter op dat in Utrecht, Rotterdam en Den Haag oplossingen zijn gevonden voor de cumulatieproblemen, die nog niet in Amsterdam worden toegepast. Men zou dus kunnen onderzoeken in hoeverre elementen van "best practices" in Amsterdam kunnen worden ingezet. Ik wil dit probleem niet "nationaliseren", maar ik ben zonder meer bereid om te bezien of mijn ministerie daarbij assistentie kan verlenen.

Naar boven