Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rabbae.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Mijn fractie wil u verzoeken het verslag van het algemeen overleg over schooluitval op de plenaire agenda te zetten, omdat mijn fractie voornemens is enkele uitspraken aan de Kamer voor te leggen.

De voorzitter:

Ik neem aan dat daartegen geen bezwaar bestaat. Op een later tijdstip zal ik hierover een voorstel doen.

Het woord is aan de heer Harrewijn.

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Voorzitter! Eerst wil ik u vragen om het verslag van het algemeen overleg over de Ziektewet, de WAO en de reïntegratie van afgelopen donderdag op de agenda van de Kamer te zetten. Aangezien het mij daarbij gaat om iets dat het najaarsoverleg betreft en deze week de voorbereidende besprekingen daarover zijn begonnen, vind ik het prettig als dat nog deze week kan, bijvoorbeeld donderdag.

De voorzitter:

Ik neem aan dat ook daartegen geen bezwaar bestaat.

Mevrouw Giskes (D66):

Ik heb geen bezwaar tegen het op de agenda plaatsen van het verslag van dit algemeen overleg, maar een behandeling deze week stuit wel op praktische bezwaren. Misschien geldt dat voor meer fracties.

Mevrouw Verburg (CDA):

Dat klopt, voorzitter. Dat heeft te maken met het feit dat een aantal woordvoerders voor dit dossier op werkbezoek is in Denemarken.

De voorzitter:

Ja, mijnheer Harrewijn, dat wordt een moeilijk probleem.

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Kan het dan zo snel mogelijk, bijvoorbeeld volgende week dinsdag? Dan zijn ze weer terug.

De voorzitter:

Dat zal ik in welwillende overweging nemen.

Het woord is opnieuw aan de heer Harrewijn.

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Gisteren hoorden wij op de radio – en wij zagen het ook op Teletekst – dat CNV bij gemeenten een onderzoek heeft verricht naar de Wet voorziening gehandicapten, de kinderopvang en de bijzondere bijstand. Ik zou Voorzittergraag een brief ontvangen met daarin een reactie van de regering op dat onderzoek. Ik vraag dat hier vooral met het oog op het resultaat van het onderzoek naar de kinderopvang, omdat die verontrustend leek. Op 25 oktober hebben wij een notaoverleg over zorg en arbeid en daarbij kan dit een relevant gegeven zijn. De procedurevergadering is pas volgende week en ik geef de regering toch graag de tijd om het even te bestuderen. Bovendien wordt haar reactie in het reces verspreid. Wij willen graag zo spoedig mogelijk aan het werk.

De voorzitter:

Dat is overduidelijk.

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van der Steenhoven.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Eind vorige week is een rapport uitgekomen van de Raad voor verkeer en waterstaat over de toekomst van het goederenvervoer in Nederland. Wij hebben in de procedurevergadering van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat afgesproken dat alle zaken die betrekking hebben op Nederland distributieland bij de begroting aan de orde zullen worden gesteld. Om dat goed te kunnen doen, willen wij beschikken over een brief van het kabinet over dit rapport. Op deze wijze kunnen wij een en ander terdege bespreken bij de behandeling van de begroting van Verkeer en Waterstaat. Ik verzoek dus om een brief van het kabinet met een inhoudelijke reactie op dit rapport, te verschijnen vóór de behandeling van de begroting.

De heer Van Bommel (SP):

Ik wil dit verzoek graag steunen. Het is immers een belangrijke wijziging met betrekking tot het kabinetsbeleid over de mainports. Kan in de reactie ook expliciet ingegaan worden op de perspectieven voor de grote projecten, zoals Schiphol, de tweede Maasvlakte en de Betuwelijn?

De voorzitter:

Ik heb de neiging om te denken dat die andere belangrijke onderwerpen sowieso bij de schriftelijke vragenronde voor de begroting aan de orde zouden kunnen zijn.

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Koenders.

De heer Koenders (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Ik vraag de aandacht voor de situatie in Tsjetsjenië. Wij hebben vorige week een spoedoverleg gehad met de minister van Buitenlandse Zaken over de zaak. Inmiddels zijn er meer dan 110.000 vluchtelingen en is gas en elektriciteit afgesloten voor de provincie Tsjetsjenië. Wij hebben vorige week in het overleg afgesproken dat er opnieuw sprake moet zijn van een positiebepaling van Nederland, uiteraard in het internationale kader, afhankelijk van de inschatting van de proportionaliteit van het geweld. Het lijkt mij duidelijk dat daar inmiddels veel meer over te zeggen is. Ik verzoek de regering dan ook om in het licht van de positie van Nederland in de OVSE, de Europese Unie en in de NAVO partnership for peace, een positie te betrekken en de Kamer daarover in te lichten.

De heer Hoekema (D66):

Mijn fractie steunt dit verzoek graag.

De voorzitter:

Mijnheer Hoekema, er is een nieuwe regel die inhoudt dat dit niet meer hoeft. Als u niets zegt, gaan wij ervan uit dat u het steunt.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Mijn fractie steunt het verzoek. Wij willen van de regering ook horen of er consequenties zijn voor het beleid ten aanzien van de financiële ondersteuning van de voormalige Sovjet-Unie.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Verhagen.

De heer Verhagen (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Vorige week heeft het debat over de Staat van de Europese Unie plaatsgevonden. Daarbij zijn tal van moties ingediend. Over een motie die ik in eerste instantie samen met de collega's van de PvdA en D66 en in tweede instantie alleen heb ingediend, is nogal wat onduidelijkheid gerezen. Het gaat dan met name over de exacte teksten van de top van Keulen waarop ik mij heb beroepen. Ik wil in verband daarmee vragen om de stemmingen op dit punt uit te stellen tot volgende week, zodat bezien kan worden of er meer helderheid kan komen, met name van Buitenlandse Zaken.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Ik voel mij een beetje aangesproken. Ik was vorige week immers de aanstichter van de sores waarmee de heer Verhagen nu wordt geconfronteerd. Ik begrijp echter niet helemaal wat de heer Verhagen nu van de minister verlangt om hem uit de problemen te helpen.

De heer Verhagen (CDA):

Ik zit niet in de problemen. De minister zit in de problemen. De heer Van Middelkoop is een groot voorvechter van het gebruik van de Nederlandse taal in het Nederlandse parlement. De minister citeerde de besluiten van Keulen in het Engels. In mijn tekst staat het exacte woordgebruik van de officiële stukken die de Kamer heeft gekregen na de top van Keulen. In het verslag van het voorzitterschap inzake de besluitvorming van Keulen is er sprake van een autonome Europese capaciteit. Bij de grondbeginselen wordt gesteld dat dit vereist is voor een werkelijke uitbouw van het GBVB. Dus ik denk dat er nog wel wat uit te leggen valt.

De voorzitter:

Maar wij moeten het nu procedureel houden. U doet het verzoek om de stemmingen over dit onderwerp aan te houden. Als een fractie dat verzoekt, is de Kamer geneigd aan dat verzoek te voldoen. Als het inhoudelijke debat over dit punt moet worden gevoerd, moet de beraadslaging worden heropend. Dat zien wij volgende week wel. Ik stel op dit moment voor, de stemmingen over dit onderwerp aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Verhagen.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Ik zal graag van het kabinet horen of besluitvorming heeft plaatsgevonden over het consulaat in Melbourne en, zo ja, of het ons daarvan op de hoogte wil stellen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rouvoet.

De heer Rouvoet (RPF):

Voorzitter! Vorige week is de plenaire afronding geweest van het algemeen overleg over het terugkeerbeleid en de brief over Iran. Bij die gelegenheid heb ik een motie ingediend op stuk nr. 475 inzake de problematiek van de Iraanse bekeerlingen. Na dit plenaire debat zijn er ontwikkelingen geweest die voor mij en de medeondertekenaar, collega Van der Staaij, aanleiding zijn om deze motie aan te houden en de procedure voor de verdere behandeling van de motie in de vaste commissie voor Justitie te bespreken. Mij dunkt dat over de andere moties inzake het algemeen overleg over het terugkeerbeleid wel vandaag gestemd kan worden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Rouvoet stel ik voor, zijn motie (19637, nr. 475) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven