Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragen van het lid Eurlings aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, over de OV-kaart voor studenten.

De heer Eurlings (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Vanmorgen is Nederland opgeschrikt door het bericht in De Telegraaf dat de OV-studentenkaart na 2002 op de helling gaat. Dit bericht heeft in de afgelopen uren tot veel commotie geleid in het land; de verbazing en het ongenoegen zijn groot.

Ook de fractie van het CDA is negatief verrast en zij wil graag weten hoe juist dit bericht is. Nu hebben wij uit de krant begrepen dat het kabinet aanstaande vrijdag een standpunt over de toekomst van de OV-studentenkaart gaat innemen. Op deze kabinetsafweging kunnen wij in de Kamer niet vooruitlopen. Maar het is wel zaak dat de feiten waarop het kabinet en de minister de afweging zullen baseren, juist zijn. Vandaar dat ik de minister de volgende vragen zou willen voorleggen.

1. Is de kop van het artikel dat de minister afschaffing van de OV-studentenkaart overweegt, juist of is de inhoud van het artikel juist waarin staat dat dit slechts één van verscheidene opties is?

2. Waarom is niet, zoals in de conceptbegroting van OCW bijlage 3 als toezegging van de minister is opgenomen, het IBO-onderzoek inclusief het standpunt daarover voor de zomer naar de Kamer toegezonden en kiest de minister er nu voor om dat uit te stellen totdat een definitief kabinetsstandpunt over de toekomst van de OV-studentenkaart?

3. De Telegraaf stelt dat de OV-kaart sinds de invoering in 1991 een zeer beperkt milieueffect heeft opgeleverd. Is dat volgens de minister juist?

4. Is in de conceptbegroting rekening gehouden met de toch al langer in het bezit van de minister zijnde variant uit het IBO-onderzoek? Ik bedoel hiermee de minimale en de maximale variant.

5. Blijft bij de nog volgende standpuntbepaling in het kabinet, aanstaande vrijdag, hoe dan ook het principe gelden dat eventuele opbrengsten uit een ander contract terugvloeien naar de student?

6. Is het in het artikel genoemde bedrag van 680 mln. juist of gelden de in de conceptbegroting staande lagere bedragen na 2000? Ik noem bijvoorbeeld een bedrag in de meerjarenplanning van 575,9 mln. in 2004.

Minister Hermans:

Mevrouw de voorzitter! Het is ook mij duidelijk geworden dat er enige commotie is ontstaan over het bericht dat vandaag in De Telegraaf stond. Laat ik er maar dit over zeggen: de kop en het artikel dekken elkaar niet en één van de twee lijkt aardig bij de waarheid te zitten.

Het lijkt mij onjuist om vanwege een publiciteit die heeft plaatsgevonden, de discussie om te draaien en hier in de Kamer eerst te discussiëren voordat ik dat in het kabinet heb gedaan. Dat zou ook heel vreemd zijn, want dan zou ik niet namens het kabinet spreken, hetgeen geen juiste gang van zaken zou zijn.

De feiten waarop wordt afgewogen, staan in het IBO-onderzoek. Belangrijk daarbij is de afweging van de vraag in hoeverre het effect van de invoering in 1991 heeft geleid tot de doelstelling van reductie van de milieubelasting. Dat staat ook in het artikel en dat is op zichzelf juist. Vanwege het aantal kilometers dat fors is toegenomen en vanwege het feit dat de milieubelastende uitstoot van auto's is afgenomen, lijkt dat effect veel geringer zo niet tot nul te zijn gereduceerd ten opzichte van de verwachtingen in 1991. Dat is een afweging die het kabinet vrijdag moet maken.

De Kamer zal het met mij eens zijn dat het standpunt van het kabinet en de resultaten van het IBO – het interdepartementaal beleidsonderzoek – het beste gelijktijdig naar de Kamer worden gezonden, en ik hoop dat de komende week ook te kunnen doen.

Er zijn inderdaad minimale en maximale varianten in omloop. Ik ben het eens met het principe om de opbrengst terug te laten vloeien naar de student, maar de verschillende mogelijkheden zullen natuurlijk wel goed worden bekeken.

In de meerjarenraming is sprake van een daling van het bedrag, dat beschikbaar is voor een OV-kaart. Dat heeft te maken met een resultaat van de besluitvorming in het regeerakkoord om ook de OV-kaart onder prestatiebeurs te brengen. Daardoor is er sprake van relevante en niet-relevante uitgaven met een daling tot en met 2003. Daarna zullen de uitgaven een stijging te zien geven. Het moge duidelijk zijn dat het kabinet zodanige financiële middelen in de totale meerjarenraming op tafel heeft liggen, dat ook op basis van het huidige contract na 2003 een nieuwe OV-kaart kan worden uitgegeven. Er zijn dus geen financiële redenen om af te zien van een eventuele verlenging van de OV-kaart.

Over de andere pro's en contra's wil ik eerst komende vrijdag in het kabinet een afweging maken alvorens daarover de Kamer nader te informeren.

De heer Eurlings (CDA):

Voorzitter! We hebben op zichzelf begrip voor het feit dat wij hier niet op de standpuntbepaling en de discussie binnen het kabinet mogen vooruitlopen, maar het is wel zaak dat die afweging op basis van goede feiten wordt gemaakt. Om die reden heb ik de vraag naar de milieuvoordelen van de OV-studentenkaart zo nadrukkelijk gesteld.

Gezien het gemiddeld gigantisch toegenomen autogebruik en de constatering in De Telegraaf, dat bij studenten een beperkte afname is te zien, kun je je namelijk afvragen of in feite niet heel veel voordeel wordt geboekt. Anders was het autogebruik van de studenten wel meegegroeid met dat van de rest van Nederland. Ik hoop dat de minister daar wat verder op wil ingaan, want het is van belang om die ontwikkelingen naast elkaar te zetten. Zo wijzen onderzoeken uit dat in Duitsland en Engeland studenten drie keer zoveel autobezit hebben dan in Nederland en dat hangt niet alleen samen met de grotere afstanden aldaar.

Voorzitter! Wat betreft het principe of het geld terugvloeit naar de student, vraag ik of de minister heeft bezien wat de reële inkomenseffecten voor de gemiddelde student zullen zijn als deze dadelijk geen OV-studentenkaart zal hebben maar ƒ 100 of ƒ 130 per maand terugkrijgt. Is dat geen gigantische verslechtering? Ik hoop dat die afweging nadrukkelijk naar voren komt en dat de minister daarop wil reageren.

Het standpunt van de CDA-fractie is genoegzaam bekend. Ik vind het jammer dat wij op dit moment de discussie moeten voeren omdat het in de krant komt. Je vraagt je af of het een proefballon is. Uit de beantwoording in eerste termijn liet de minister het woord "lekkage" vallen en dat leek toch geen proefballon te zijn. Maar als het een lekkage is, vraag ik de minister wat hij gaat doen om dit soort dingen in de toekomst tegen te gaan.

Minister Hermans:

Voorzitter! Ik kan de Kamer meedelen dat wij op basis van goede argumenten tot afwegingen zullen komen van de pro's en contra's van het al dan niet voortzetten van de OV-studenten- kaart na 2003. Ik heb zojuist al aangegeven dat het milieueffect van de toename van het gebruik van auto's in algemene zin en door het grotere aantal kilometers, veel minder groot is zo niet tot nul is gereduceerd ten opzichte van de verwachtingen in 1991. Het moge duidelijk zijn dat daar ook factoren van ruimtelijke ordening, mobiliteit en het dichtslibben van mobiliteit een rol bij spelen. Alle factoren uit het IBO-rapport liggen ook op tafel. Ik zeg nogmaals dat de afweging op basis van goede argumenten en een goed onderbouwde studie zal worden gemaakt.

Ik heb aangegeven dat er in het licht van de reële inkomenseffecten voor studenten een aantal opties mogelijk zijn. Het is mij ook bekend dat, als er sprake zou zijn van teruggave van geld aan studenten, dit inkomenseffecten kan hebben. Dit zijn allemaal afwegingen die meetellen bij de uiteindelijke beslissing die het kabinet op dat punt zal moeten nemen. Er is geen sprake van een proefballon. Er is ook geen sprake van dat ik hier vandaag per se over zou moeten spreken. De heer Eurlings heeft mij vragen gesteld. Ik ben natuurlijk bereid om die inlichtingen te verschaffen die ik op dit moment kan verschaffen, ook conform de verhouding die ik met het kabinet heb.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Ik heb drie vragen aan de minister.

In het regeerakkoord staat vermeld dat het kabinet een aantal opties ten aanzien van de OV-jaarkaart zou bestuderen. Is de minister voornemens om ons de opties voor te leggen, alvorens een besluit te nemen over deze zaak?

Volgens De Telegraaf komt de minister met een voorstel dat per 1 januari 2003 zou ingaan. Dit kabinet is echter missionair tot de verkiezingen in 2002, als het tenminste zo lang duurt. Bestaat er daarom geen strijdigheid met de constitutioneel gebruikelijke gang van zaken dat een kabinet niet over zijn eigen politieke graf heen regeert?

Tot slot wil ik weten of de bedragen die in De Telegraaf vermeld zijn, juist zijn. Daar is sprake van ƒ 100 tot ƒ 130 extra voor de studenten. Zijn die bedragen per week, per maand of per jaar bedoeld?

Minister Hermans:

Voorzitter! In het regeerakkoord staat dat er verschillende opties en varianten zullen worden voorgelegd. Dat zal ook gebeuren. Het kabinet zou echter geen knip voor de neus waard zijn, wanneer het behalve die verschillende opties en varianten niet zelf een voorstel zou voorleggen. In het IBO-rapport staan de verschillende mogelijkheden en opties die er zijn. Ik wil daarover nadrukkelijk een kabinetsstandpunt neerleggen, zodat ook heel duidelijk is wat de wens van het kabinet is.

De tweede vraag van de heer Rabbae was, om het kort samen te vatten, of ik niet over mijn politieke graf heen regeer. Ik wijs erop dat mijn voorganger ook een conceptcontract had liggen dat ik één dag na mijn aantreden heb getekend. Dat was het contract om de OV-kaart te verlengen tot en met 2002. Ik denk dat het niet meer dan juist is dat een kabinet ervoor zorgt dat de handelingen worden verricht die noodzakelijk zijn om te komen tot een eventueel nieuw contract dan wel tot andere opvattingen over de gang van zaken vanaf 1 januari 2003. Het kabinet dat tot mei 2002 zit, zal dus de voorbereidingen moeten treffen voor beantwoording van de vraag wat er na 1 januari 2003 gaat gebeuren. Het kan best zijn dat het besluit daarover uiteindelijk door een nieuw kabinet wordt genomen naar aanleiding van de onderhandelingen, zoals die nog onder de verantwoordelijkheid van dit kabinet zijn gevoerd.

Ik denk dat vrij snel uit te rekenen is wat het betekent, wanneer het contract niet zou doorgaan. In het licht van de totale kosten die te maken hebben met de vervoerscapaciteiten, praten wij dan over bedragen van ƒ 100 tot ƒ 130 per maand. Dat zijn opties en mogelijkheden die voorliggen. Zoals ik net al zei, heb ik met het kabinet een van die opties als prioriteit voorgelegd. Dat is niet specifiek deze optie, maar een van de verschillende opties uit het IBO-rapport.

De heer Wijn (CDA):

Voorzitter! Mijn collega Eurlings zei net: óf dit is een proefballon óf er is gelekt vanuit het ministerie van OCW; hoe komt zo'n stuk anders in de krant? De minister zei daarop: neen, dit is geen proefballon. Dan is er dus blijkbaar gelekt, want het is van tweeën één. Mijn vraag aan de minister is wat hij daaraan gaat doen.

Wij zijn er inmiddels allemaal achter – dat is ook toegegeven tijdens de behandeling van de begroting van Onderwijs vorig jaar – dat de Partij van de Arbeid en de VVD nogal flink in de clinch zijn geweest. De VVD wilde de selectie door de universiteiten zelf laten verrichten en wilde ook van de OV-jaarkaart af. Wij hebben toen gezegd dat het CDA de OV-jaarkaart wil vasthouden. De Partij van de Arbeid wilde dat toen ook. Het lijkt nu dat minister Hermans de suggestie van D66 voor een soort midterm review van het regeerakkoord wil overnemen. Wil de minister af van de OV-jaarkaart, en pleit hij eigenlijk voor een soort openbreken van het regeerakkoord, omdat hij bij de formatie niet zijn zin heeft gehad, en dat zo alsnog wil bereiken?

Minister Hermans:

Voorzitter! De suggestie van de heer Wijn dat hier sprake zou zijn van een lekkage? Ik weet het niet. Het betrokken stuk komt zoals bekend in een interactief proces – het beleid van de staatssecretaris en mij komt tot stand na overleg met het veld – in grote aantallen naar het departement, ter voorbereiding van de ministerraad. Ik kan daarom niet zeggen waar het lek vandaan komt. Ik werp in ieder geval de suggestie verre van mij dat het lek in het ministerie van OCW is ontstaan. Zeven maanden geleden waren wij al op de hoogte van de ideeën die leefden, waarbij ik denk aan het IBO-rapport.

Voorzitter! Wat de vraag betreft, in hoeverre sprake is van een politieke verhouding tussen Partij van de Arbeid en VVD over loting en OV-jaarkaart, verwijs ik naar de tekst van het regeerakkoord en de opmerkingen die door de heer Rehwinkel zijn gemaakt. Ik zie daarbij een aantal opvattingen die niet allemaal met elkaar sporen, wat ook zo hoort tussen verschillende politieke partijen. Dat betekent dat het kabinet moet regeren en daarover een standpunt moet innemen. Ik zal dat standpunt komende vrijdag in de ministerraad verdedigen; daarna kom ik daarmee naar de Kamer. Ik ben op dit moment niet in een positie om even aan te geven dat het al of niet noodzakelijk is het regeerakkoord open te breken. Zeker op dit punt lijkt mij dat geen zaak waarvoor enige aanleiding bestaat.

Naar boven