Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 27 januari 2000 over het asielbeleid.

De heer Dittrich (D66):

Mevrouw de voorzitter! Onlangs heeft de staatssecretaris van Justitie een overeenkomst met de KLM gesloten. Die overeenkomst roept grote vragen op bij de fractie van D66. Volgens artikel 6 van de Vreemdelingenwet is een vervoerder strafbaar indien hij vreemdelingen zonder de benodigde papieren op het grondgebied van Nederland brengt. Daarop staat maximaal zes maanden hechtenis of een geldboete. Je zou zeggen dat de wet voor iedereen geldt, zonder aanziens des persoons. Je zou dus zeggen dat ook de KLM onderworpen is aan de wet. Toch staat in de overeenkomst dat de KLM de komende jaren een bepaald aantal ongedocumenteerde vreemdelingen op Nederlands grondgebied kan brengen: 2000 in het jaar 2000, 1900 in het jaar 2001, ruim 1000 in het jaar 2002 en ruim 200 in 2003. Blijft de KLM binnen deze quota, dan wordt er in de praktijk niet aan strafrechtelijke handhaving door het openbaar ministerie gedaan. Met andere woorden, de wet geldt niet in volle omvang voor de KLM, maar wel voor andere vervoerders, want daar is geen overeenkomst mee gesloten. Ik wil derhalve de volgende motie indienen en doe dat mede namens mijn collega Wijn.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de KLM als gevolg van de door haar met de staatssecretaris gesloten overeenkomst de komende jaren grote aantallen ongedocumenteerde vreemdelingen het Nederlands grondgebied kan binnenbrengen zonder dat het openbaar ministerie vervolging zal instellen wanneer die aantallen binnen de met de staatssecretaris afgesproken quota blijven en er aan een aantal andere voorwaarden is voldaan;

overwegende, dat ingevolge artikel 6 Vreemdelingenwet de KLM geen ongedocumenteerde vreemdelingen op Nederlands grondgebied mag brengen;

verzoekt de staatssecretaris de gesloten overeenkomst met de KLM te heroverwegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dittrich en Wijn. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 496 (19637).

De heer Dittrich (D66):

Een ander onderdeel van het algemeen overleg ging over de opvang van vluchtelingen. Ook op dat punt is de fractie van D66 het niet eens met de regering. Ik wil derhalve de volgende motie voorlezen, die wordt ingediend mede namens de collega's Wijn en Halsema.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de regering de uit te nodigen vluchtelingen wil opvangen in de reguliere opvang;

overwegende, dat uitgenodigde vluchtelingen tot op heden door de stichting Centrale opvang vluchtelingen (COV) in Apeldoorn gedurende de eerste maanden van hun verblijf tot hun uitplaatsing naar gemeenten categoriaal worden opgevangen en begeleid;

verzoekt de regering ook in de toekomst uitgenodigde vluchtelingen categoriaal op te vangen en daarbij gebruik te maken van de daarbij opgebouwde deskundigheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dittrich, Wijn en Halsema. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 497 (19637).

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter! Daarbij past tot slot nog de opmerking dat de staatssecretaris op vragen vanuit de Kamer had toegezegd geen onomkeerbare beslissingen en stappen te ondernemen met betrekking tot de afbouw van de COV. Door de aankondiging inzake de stopzetting van de subsidie heeft hij dat in de ogen van mijn fractie wel gedaan. Dat vinden wij een onjuiste gang van zaken.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter! Beoogt de heer Dittrich met zijn motie het in stand houden van de stichting COV of wil hij dat het personeel zoveel mogelijk wordt overgenomen door het COA, zoals de staatssecretaris tijdens het algemeen overleg heeft gezegd?

De heer Dittrich (D66):

Het gaat de fractie van D66 erom dat uitgenodigde vluchtelingen op een goede manier worden opgevangen en begeleid. Of dat formeel via de stichting COV gaat of formeel onder het COA valt, maakt mij eigenlijk niet eens zoveel uit. Als de expertise, de deskundigheid, de begeleiding en alles daaromheen maar gewaarborgd blijven! Ik denk zelf dat de stichting COV op dit punt een heel goede geschiedenis heeft opgebouwd. Wat mijn fractie betreft, was het dus niet nodig geweest om dat af te bouwen.

De heer Middel (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! De PvdA-fractie wil naar aanleiding van het algemeen overleg twee punten aan de orde stellen, in de eerste plaats de centrale opvang van vluchtelingen. Wij hebben vorige week uitgebreid gedebatteerd over het hoe en waarom van de verandering van de quotumregeling; voor de PvdA-fractie blijft er één punt van zorg: mensen die hier via die regeling komen, zijn uitgenodigde vluchtelingen, krijgen dus de A-status en moeten niet in de AZC-tredmolen terechtkomen. Zij moeten gewoon zo snel mogelijk inburgeren. Daarvoor is geen aparte voorziening nodig, maar wel een specifieke behandeling van deze mensen, die zich immers onderschei den van de asielzoekers. Die toezegging krijg ik graag van de staatssecretaris.

Ook over het convenant met de KLM is al veel gezegd. Vorige week konden wij praten over een artikeltje uit de krant; nu hebben wij gelukkig een brief. Waarom was die brief er vorige week overigens niet? Dan was het immers veel makkelijker gegaan. Vorige week, toen wij die brief dus nog niet hadden, hebben wij gesproken van "onzedelijk", "schandalig", "klassenjustitie" en "precedentwerking". De ongerustheid is nog niet helemaal weg, want waarom is dat convenant nou eigenlijk nodig? Ook in het huidige beleid mogen de KLM en andere maatschappijen immers geen mensen zonder papieren of met valse papieren vervoeren. Wat is eigenlijk de meerwaarde van het convenant? Dat blijkt niet uit de brief. Geef eens duidelijk aan wat er nu gebeurt wat zonder convenant niet zou gebeuren. Wat is de betekenis van het convenant als geen beroep kan worden gedaan op de daarin geregelde verplichtingen, zoals artikel 8.7 van het convenant stelt? Wat is de precedentwerking? In het milieubeleid bestaan gedoogvergunningen, maar wat zeg je tegen iemand die een boete vanwege een verkeersovertreding niet betaalt? Die persoon kan immers misschien verwijzen naar deze deal met de KLM.

Met betrekking tot de bevoegdheid van het OM willen wij graag weten wat er precies geregeld is met het college van procureurs-generaal. Blijft het OM bevoegd tot strafrechtelijke handhaving? De via de staatssecretaris door de minister gedane toezegging heeft immers rechtsgevolgen. Juristen onder ons verwijs ik naar het tweede Menten-arrest. Wij blijven het trouwens vreemd vinden dat de KLM in cassatie is gegaan. Waarom ga je in cassatie als je zo'n mooie deal met de overheid sluit? Dan moet je toch alleen maar deemoedig schuld bekennen omdat je het altijd verkeerd hebt gedaan?

De heer Dittrich (D66):

Op het punt van de COV vraag ik de heer Middel of hij de motie van de fracties van D66 en het CDA steunt. Daarin staat immers dat mensen niet in een AZC moeten worden opgevangen.

De heer Middel (PvdA):

Volgens mij was de heer Dittrich even weg; anders had hij mij gehoord en had hij deze vraag niet hoeven te stellen. Ik gun de heer Dittrich zijn gebruikelijke moties, maar wij hebben uitdrukkelijk gezegd dat wij geen aparte voorziening willen. Wij willen een aparte behandeling van de uitgenodigde vluchtelingen. Zij moeten dus niet in de AZC-tredmolen terechtkomen en zij moeten niet maanden wachten voordat zij uitgeplaatst worden; zij moeten zo snel mogelijk ingeburgerd worden, want op het moment dat zij hier komen, hebben zij in wezen de A-status en mogen zij blijven.

De heer De Wit (SP):

Mevrouw de voorzitter! Ook ik heb twee punten. De stichting COV is een belangrijke voorziening en moet in stand blijven, omdat het gaat om uitgenodigde vluchtelingen van wie aanstonds duidelijk is dat zij een A-status hebben en die onmiddellijk in een apart traject voor inburgering terechtkomen. Dat moet zo blijven en wij vinden dat de stichting COV dat traject zou moeten verzorgen. Ik heb de heer Dittrich al gevraagd wat hij beoogt, maar het punt blijft dat, als dit niet door de stichting COV wordt gedaan, in ieder geval een aparte voorziening en een aparte opvang met inburgering in stand moeten blijven.

Een bezwaar onzerzijds tegen de voorstellen van de regering betreft het quotum. Ook op dat punt is er sprake van een verslechtering. Volgens het voorstel van de staatssecretaris wordt het quotum immers 500 inclusief gezinsherenigers, terwijl het quotum 500 exclusief gezinsherenigers was. In dat opzicht is het voorstel van de regering niet in lijn met eerdere discussies in deze Kamer, die zelfs over een verdubbeling van het quotum heeft gesproken.

Het volgende punt betreft de overeenkomst met de KLM. Ook onze fractie verwondert zich over de inhoud van het contract. Ten eerste kent de KLM de wet en in het bijzonder de Vreemdelingenwet. Ten tweede krijgt de KLM een uitzonderingspositie. Er zijn in het verleden 277 processen-verbaal uitgedeeld, maar nu komt er een overgangsperiode van drie jaar waarin eigenlijk in strijd met de wet kan worden gehandeld. Wij steunen de motie van de heer Dittrich derhalve.

De heer Kamp (VVD):

Mevrouw de voorzitter! Ondanks de wet met betrekking tot ongedocumenteerden vraagt nog steeds ruim 80% van de asielzoekers asiel aan zonder over geldige identiteits- en reisdocumenten te beschikken. Schiphol is een van de grootste gaten in de grens en de KLM is daar de belangrijkste vervoerder. Het is een ernstige zaak dat de KLM een lange tijd niet aan haar verplichtingen op grond van artikel 6 van de Vreemdelingenwet heeft voldaan. De VVD-fractie is daarom verheugd dat de door de Koninklijke marechaussee opgemaakte processen-verbaal tot een veroordeling hebben geleid. Deze veroordelingen zijn natuurlijk niet het doel. Ons doel is dat de KLM geen ongedocumenteerden meer aanvoert. Daarvoor is meer nodig dan processen-verbaal. Daar is de volledige inzet van de KLM voor nodig. Ook moet de samenwerking tussen de KLM en de Nederlandse overheid zodanig worden georganiseerd, dat de KLM ook in staat is om dit voor elkaar te krijgen.

De staatssecretaris heeft met de KLM afgesproken om het aantal ongedocumenteerden, vergeleken met de huidige situatie, in twee jaar tijd tot nul terug te brengen. Dat is een goede afspraak en de VVD-fractie acht deze van groot belang. Intussen blijven voor het openbaar ministerie de mogelijkheden bestaan om, wanneer noodzakelijk, vervolging in te stellen, omdat de processen-verbaal van de Koninklijke marechaussee opgemaakt blijven worden. De VVD-fractie heeft daarom geen behoefte aan de motie.

Wij vragen de staatssecretaris wel of dezelfde inhoudelijke resultaten, in die periode dat het convenant loopt, ook bij de andere vervoerders op Schiphol gerealiseerd kunnen worden. Wat heeft hij gedaan om dat te bewerkstelligen?

De nieuwe invulling die de staatssecretaris wil geven aan het contingent over uitgenodigde vluchtelingen – wij spreken niet meer over asielzoekers, maar over mensen die zo snel mogelijk geïntegreerd moeten worden in de Nederlandse samenleving en niet met andere dingen hoeven worden lastiggevallen – heeft de instemming van de VVD-fractie. Die instemming betreft ook de opvang door het COA. De VVD-fractie heeft daarom ook op dit punt geen behoefte aan een motie.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Ik heb drie punten. In de schriftelijke behandeling heeft een Kamermeerderheid van D66, CDA, PvdA en GroenLinks de staatssecretaris verzocht geen Dublinclaim te leggen als dit zou leiden tot de scheiding van gezinsleden. De staatssecretaris zie hier welwillend tegenover te staan, maar zich gebonden te voelen aan het bereiken van Europese afspraken hierover. Mijn fractie heeft hiervoor begrip, maar beschouwt het als een misverstand als gedacht wordt dat het Dublinverdrag geen ruimte laat om het gezinsleven intact te laten. Artikel 3, lid 4, laat die ruimte juist wel. Een wijziging die nodig is kan – in afwachting van de Europese afspraken die in het algemeen traag tot stand komen – worden bereikt door de vreemdelingencirculaire te wijzigen. Hierover dien ik een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat het scheiden van gezinsleden op grond van het Dublinverdrag een onwenselijke situatie is die spanning met artikel 8 EVRM teweegbrengt;

overwegende, dat Europese afspraken om deze scheidingen te voorkomen de voorkeur verdienen, maar deze vooralsnog uitblijven;

verzoekt de regering in afwachting van Europese afspraken de vreemdelingencirculaire aan te passen, zodat het belang van de gezinseenheid een zelfstandige grond wordt voor de toepassing van artikel 3, lid 4, van het Dublinverdrag,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Halsema. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 498 (19637).

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Wij hebben gesproken over Sierra Leone. Er ligt een advies van de UNHCR dat op wonderlijke wijze uit het ambtsbericht is gevallen. Het advies luidt dat moet worden afgezien van gedwongen uitzettingen zolang mensen niet in veiligheid en waardigheid kunnen terugkeren. Vandaag bereikte ons een gelijkluidend advies van Amnesty International. Vanmorgen heeft mijn fractie telefonisch contact gezocht met Artsen zonder grenzen, na lezing van hun alarmerende rapport over de situatie in Sierra Leone. De Nederlandse directeur die zojuist uit Sierra Leone is teruggekeerd, bericht dat zeer regelmatig incidenten plaatsvinden in Freetown, van roof tot beschietingen en martelingen. Het ontwapeningsprogramma loopt absoluut niet, de meeste rebellen lopen nog gewapend rond. Rebellenleiders hebben zich daarbij in Freetown gevestigd. Ook hierover wil ik een motie indienen.

Voorzitter: Weisglas

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de situatie in Sierra Leone zeer zorgelijk is, het vredesakkoord regelmatig wordt geschonden en het ontwapeningsprogramma nauwelijks wordt uitgevoerd, waardoor de situatie in Freetown nog zeer precair is en het risico op mensenrechtenschendingen groot;

overwegende, dat de UNHCR heeft geadviseerd uitgeprocedeerde asielzoekers tijdelijk bescherming te bieden totdat terugkeer in veiligheid en waardigheid mogelijk is;

verzoekt de regering uitgeprocedeerde asielzoekers uit Sierra Leone uitstel van vertrek te verlenen totdat de situatie zodanig is gestabiliseerd dat terugkeer in veiligheid en waardigheid mogelijk is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is ingediend door het lid Halsema. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 499 (19637).

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Tot slot wil ik opmerken dat de staatssecretaris mij niet voldoende heeft overtuigd op het punt van het terugbrengen van het quotum vluchtelingen. Nog geen twee jaar geleden was een Kamermeerderheid voor verdubbeling van het quotum vluchtelingen. Ook het kabinet reageerde toen zeer positief. Mijn fractie kondigt bij dezen aan dat wij alsnog de motie-Sipkes in stemming brengen. Die wordt in zoverre gewijzigd, dat zij mede wordt ondertekend door de heer Dittrich.

De voorzitter:

Betekent dit dat deze motie wordt geacht te zijn ingediend tijdens dit VAO-debat? Moet zij in stemming komen bij de stemmingen over de overige moties die hier zijn ingediend?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Als dat mogelijk is wel, maar ik heb van de griffie begrepen dat deze motie een week later in stemming komt. Dan zal de gewijzigde motie worden rondgedeeld.

De heer Wijn (CDA):

Voorzitter! De heer Dittrich heeft zojuist twee moties ingediend. De CDA-fractie heeft deze beide medeondertekend. Het dictum van de eerste motie over de verplichting van de KLM spreekt voor zich. Wij zijn tegen die overeenkomst. Sinds oktober 1992 zijn de verplichtingen voor luchtvaartmaatschappijen aangescherpt. De KLM heeft zich niet volledig aan die wet gehouden. Nu, in 2000, wordt een overeenkomst getekend waardoor de KLM nog drie jaar lang de wet mag blijven overtreden. Dat is niet goed en het is een signaal dat het overtreden van de wet wordt getolereerd. Graag vernemen wij van de staatssecretaris hoe wordt omgegaan met andere luchtvaartmaatschappijen en hoeveel procent van de ongedocumenteerden in 1999 via deze maatschappij ons land is binnengekomen.

Ik kom nu op de motie inzake de opvang van uitgenodigde vluchtelingen. De vluchtelingen die wij uitnodigen nadat de Verenigde Naties ze hebben voorgedragen, krijgen allen de A-status. Zij kunnen daarom het beste meteen aan de integratie beginnen en moeten snel worden doorgeplaatst naar een woning. Als zij in een AZC worden opgevangen, komen zij in een omgeving met mensen die meestal al langere tijd in de opvang zitten, die nog onzeker zijn over de uitkomst van hun procedure en waarvan de meesten uiteindelijk niet in Nederland mogen blijven. De wetenschap dat de uitgenodigde vluchtelingen al wel een status hebben en op korte termijn een woning krijgen toegewezen, kan gevolgen hebben voor de onderlinge bejegening op het centrum. Voor uitgenodigde vluchtelingen is dat een ongewenste situatie gezien hun verleden van veelal traumatische ervaringen en langdurig verblijf in opvangkampen. Bovendien heeft het activiteitenaanbod in asielzoekerscentra een andere oriëntatie dan de specifieke programma's van het opvangcentrum in Apeldoorn. Uitgenodigde vluchtelingen moeten zo snel mogelijk kunnen beginnen met hun integratie in de Nederlandse samenleving. Daarom is voor deze categorie een aparte opvang gewenst. Daarnaast moeten zij zo snel mogelijk naar een woning worden doorgeplaatst.

De heer Rouvoet (RPF):

Mijnheer de voorzitter! Ik spreek mede namens de heer Van der Staaij.

Ik ga in op een punt waarover ik in het algemeen overleg al uitvoerig heb gesproken, te weten de kwestie van de Iraanse bekeerlingen. In de motie van de heer Van der Staaij en mijzelf op stuk nr. 475 wordt specifiek ingegaan op de risico's die Iraanse bekeerlingen lopen als zij worden teruggestuurd. Deze risico's houden verband met het feit dat in Iran nog altijd de doodstraf staat op geloofsovergang en geloofsafval.

Over deze kwestie hebben wij twee brieven van de staatssecretaris ontvangen. In deze brieven, gedateerd 6 oktober en 12 januari, is hij op een zorgvuldige wijze ingegaan op deze kwestie. Ik spreek mijn waardering daarvoor dan ook uit. De kern van zijn brief van 12 januari is dat uitsluitend bekeerde moslims die hun geloofsovergang actief in de openbaarheid uitdragen, rekening dienen te houden met ernstige vormen van repressie. De discussie spitst zich dan ook toe op de vraag wat moet worden verstaan onder de woorden "actief uitdragen in de openbaarheid". Het algemeen overleg heeft tot meer helderheid geleid. Ik heb daar van de staatssecretaris begrepen dat christenen in Iran, volgens hem, hun geloof openlijk kunnen beleven – hij doelt dan op het bezoek van kerkdiensten –, maar dat een en ander niet geldt voor het uitdelen van bijbels, evangelisatiecampagnes en dergelijke.

Met alle spijt en alle zorg die wij voelen, omdat anderen in fundamentalistisch-islamitische landen niet dezelfde mate van godsdienstvrijheid genieten die wij in het Westen kennen, kunnen wij deze redenering van de staatssecretaris volgen. Niettemin is de kwestie belangrijk genoeg om een Kameruitspraak over deze, vanuit het oogpunt van de fundamentele mensenrechten, extra kwetsbare groep te vragen. Daartoe dien ik mede namens de heer Van der Staaij de volgende motie in. Ik trek overigens tegelijkertijd de motie op stuk nr. 475 in. Dat lijkt mij namelijk de meest voor de hand liggende route.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Rouvoet/Van der Staaij (19637, nr. 475) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van oordeel, dat "bekeerlingen" uit landen als Iran als een bijzondere risicogroep moeten worden aangemerkt;

spreekt als haar mening uit dat bij de beoordeling van de asielaanvraag van bekeerde moslims vast moet komen te staan dat zij bij eventuele terugkeer naar Iran hun nieuwe geloof op dezelfde wijze kunnen belijden als de overige niet-moslims in Iran,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rouvoet en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 500 (19637).

Staatssecretaris Cohen:

Voorzitter! Ik begin met de kwestie van de KLM. Ik combineer een aantal vragen van de heer Middel met een deel van het dictum van de motie van de heren Dittrich en Wijn. Ik reageer ook op de vraag van de heer Middel wat het convenant toevoegt. Er is sprake van verschillende categorieën waarop dat convenant betrekking heeft. Als het al gaat over grote aantallen ongedocumenteerden, dan gaat het vooral over een aantal personen van wie het maar zeer de vraag is of daarop de strafwet van toepassing is. Er zit een categorie bij waarvan het zeker is dat daarop de strafwet niet van toepassing is. De KLM bindt zich wel om aantallen terug te brengen. Er zit een categorie bij waarop de strafwet alleen van toepassing is wanneer de zorgplicht van de KLM onvoldoende is. Het convenant brengt met zich mee dat de staat gehouden is om de KLM expertise te verschaffen. Het gaat dan met name om het kunnen doorgronden van de vraag of sprake is van onechte paspoorten of visa. De zorgplicht van de KLM wordt dan groter. Zonder dit convenant is de zorgplicht van de KLM kleiner. Zonder dat de strafwet van toepassing is, komen er meer ongedocumenteerden binnen. Met het convenant wordt de zorgplicht van de KLM groter. Naarmate de expertise van de KLM beter wordt, zal de strafwet meer van toepassing zijn. Kortom, het convenant voegt op die punten het nodige toe aan de strafrechtelijke bepalingen.

De heer Dittrich (D66):

Hoe valt dit te rijmen met het protocol bij het convenant (artikel 1.3)? Het gaat dan over de eerste twee categorieën, de hoofdcategorieën die ook in artikel 6 van de Vreemdelingenwet worden aangehaald. Er staat: "Bij overschrijding van de norm zal in alle zaken verdere vervolging plaatsvinden of een schikking worden aangeboden." Met andere woorden: als de quota niet worden overschreden, zal die vervolging niet plaatsvinden.

Staatssecretaris Cohen:

Het loopt per categorie. Van de eerste twee is hoe dan ook sprake van verwijtbaarheid van de kant van de KLM. Door dit convenant zullen de aantallen ongedocumenteerden aanzienlijk sneller aflopen.

De heer Dittrich (D66):

In artikel 6 verbiedt de Vreemdelingenwet iets. Moet de regering dan een overeenkomst sluiten waarin voor een aantal jaren quota worden toegestaan? Wat is dan de werking van de wet?

Staatssecretaris Cohen:

Mede door de aanwezigheid van de wet is dit convenant mogelijk. Er is sprake van een toevoeging. Het gaat mij bij de werking van de wet er niet om dat er veel boetes worden uitgedeeld. Het is gebaseerd op de motie-Rijpstra. In het eerste dictum gaat het om het terugbrengen van aantallen ongedocumenteerden. Verder is sprake van het middel dat wordt toegepast. In die zin voegt het het nodige toe.

De heer Dittrich (D66):

U geef hiermee dan toch te kennen dat ondanks het feit dat het volgens de wet niet mag, toch een afspraak kan worden gemaakt, waardoor gedurende een aantal jaren grote aantallen worden teruggebracht.

Staatssecretaris Cohen:

Het grootste deel gaat over zaken waarbij het zeer de vraag is of de KLM op basis van die strafrechtelijke bepaling daarvoor aansprakelijk gesteld kan worden.

De heer Dittrich (D66):

Maar als het gaat over de categorieën I en II zijn wij het erover eens dat er sprake is van verwijtbaar handelen, hetgeen tot strafoplegging kan leiden. Dat is gebeurd, want de KLM is in hoger beroep tot boetes veroordeeld van ƒ 1500 per vreemdeling.

Staatssecretaris Cohen:

Dat klopt. Er staat ook niet voor niets in het convenant dat dit de positie van het OM onverlet laat. Het OM kan op dat punt dus doen wat het wil. Het OM heeft kennisgenomen van het convenant. Het OM, dat de mogelijkheid heeft daarin eigen beleid te voeren, heeft gezegd: dit lijkt ons een goede manier om het doel van de wet te bereiken. Ook dat is niet nieuw. Het gebeurt ook op andere terreinen.

De heer Dittrich (D66):

Het is niet juist dat het OM kan doen wat het wil. Onder 1.3 op pagina 2 van het protocol staat heel duidelijk dat alleen bij overschrijding van de norm verder vervolgd zal worden. Dit impliceert dat, als de in de overeenkomst afgesproken quota niet overschreden worden, het OM niet tot vervolging overgaat. Anders is er geen overeenkomst nodig.

Staatssecretaris Cohen:

In het memorandum of understanding staat dat het convenant de bevoegdheid van het OM tot strafrechtelijke handhaving onverlet laat.

De heer Kamp (VVD):

Kan de staatssecretaris bevestigen dat het OM in vrijheid heeft kunnen besluiten om dit vervolgingsbeleid in te stellen?

Staatssecretaris Cohen:

Uiteraard. Het OM is wat dit betreft natuurlijk baas over zichzelf.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb hierover nog een vraag die in het overleg niet is beantwoord. Wat gebeurt er als een ongedocumenteerde vreemdeling verschijnt aan de toegangspoort van de KLM en om asiel vraagt?

Staatssecretaris Cohen:

Dat is uitgebreid beschreven in het op een na laatste deel van de brief.

Voorzitter! Dan is gevraagd: waarom de KLM wel en andere maatschappijen niet? Ik zou zeggen: hoe meer van dit soort afspraken ik met andere maatschappijen kan maken, hoe liever het mij is, om de eenvoudige reden dat daarmee het doel van die strafbepaling het beste gerealiseerd zal worden. Het voegt meer toe. Vanwege de meerwaarde die het convenant biedt, denk ik dat betere resultaten te boeken zijn met andere maatschappijen dan geboekt kunnen worden zonder zo'n convenant.

Ik kom tot de vraag van de heer Middel, wat precies is geregeld met het college van procureurs-generaal. Daar is niets mee geregeld. Dat college heeft het convenant gezien en gezegd, als ik het goed begrepen, dat dit een goede manier is om het opportuniteitsbeginsel van het OM vorm te geven.

De heer Middel (PvdA):

Dit betekent dat de PG's werden geconfronteerd met een convenant dat al gesloten was.

Staatssecretaris Cohen:

Nee. Het convenant is, als ik mij niet vergis, vorige week getekend. Het concept is, meen ik, in een overlegvergadering in december aan de orde geweest.

Dan kom ik tot de laatste vraag van de heer Middel. Die ging over het niet in cassatie gaan.

De heer Middel (PvdA):

Daarvoor heb ik nog een vraag gesteld, namelijk: blijft het OM bevoegd tot strafrechtelijke handhaving? Ik heb erop gewezen dat het tweede Menten-arrest uitspreekt dat een uitspraak van de minister rechtsgevolgen heeft.

Staatssecretaris Cohen:

Naar mijn gevoel wel. In ieder geval was het de opzet van het convenant om de bevoegdheid van het OM onverlet te laten.

De heer Middel (PvdA):

Als je zo'n belangrijke overeenkomst sluit, moet die juridisch zuiver zijn. De vraag van onze fractie is of dit het geval is, gegeven het tweede Menten-arrest.

Staatssecretaris Cohen:

Ik ga ervan uit dat dit het geval is. Als het niet klopt, dan kom ik hierop terug.

Dan kom ik bij het cassatieberoep. De KLM bestrijdt de rechtmatigheid van het opleggen van de boete, eerst in beroep en nu in cassatie. Dit mag, het is onderdeel van de Nederlandse rechtsorde om dat te doen. Het instellen van het cassatieberoep staat los van de gesprekken die sedertdien met de KLM zijn gevoerd over eventuele sluiting van het convenant. Met het convenant beoogt de staat vanuit het besef dat samenwerking met de KLM daartoe het beste middel is, de aanvoer van niet of onjuist gedocumenteerde vreemdelingen sterk terug te dringen. Daaraan heeft de KLM zich, ongeacht de uitkomst van het cassatieberoep, door middel van de ondertekening van het convenant gecommitteerd.

De heer Middel (PvdA):

Er zijn afspraken met de KLM gemaakt, ook op grond van het feit dat een veroordeling heeft plaatsgevonden. Het is dan een rare zaak dat de KLM als gesprekspartner alsnog in cassatie gaat. Dat is toch buitengewoon onfatsoenlijk? De Kamer kan u niet vragen om ervoor te zorgen dat de cassatie wordt ingetrokken, maar op zich getuigt dit gedrag van een merkwaardige mentaliteit. Bent u dat met ons eens?

Staatssecretaris Cohen:

Ik zei al dat tijdens het gesprek met de KLM het punt van de cassatie niet aan de orde is geweest.

De heer Middel (PvdA):

Dat was de vraag niet.

Staatssecretaris Cohen:

De KLM heeft de mogelijkheid om dat rechtsmiddel te hanteren.

De heer Middel (PvdA):

Voelt u zich als verantwoordelijke namens de overheid in deze gespreksronde die tot het convenant leidde niet een beetje bedonderd door deze houding van de KLM?

Staatssecretaris Cohen:

Nogmaals, ik meen dat het convenant meerwaarde heeft boven hetgeen wij nu hebben. Ik ben er daarom blij om dat wij het convenant afgesloten hebben. Het staat de KLM vrij om daarna, om welke reden dan ook, nogmaals de kern van de strafbepaling te bekijken.

De heer Middel (PvdA):

Stel, dat de KLM het in laatste instantie wint. Wat zijn daarvan de consequenties voor dit convenant?

Staatssecretaris Cohen:

Geen, het convenant is namelijk gesloten.

Dit betekent dat ik aanvaarding van de motie van de heren Dittrich en Wijn op dit punt ontraad.

Er is een motie ingediend op stuk nr. 497 over de uit te nodigen vluchtelingen. De regering wordt verzocht ook in de toekomst uitgenodigde vluchtelingen categoriaal op te vangen. Het gaat om het woord "categoriaal". Ik voel daar niet voor. De heer Dittrich zei in zijn verdediging van de motie dat het om een goede opvang gaat. Ik ben ervan overtuigd dat die goede opvang, ook rekening houdend met degenen waarom het gaat, uitstekend door het COA verzorgd kan worden.

De heer Dittrich (D66):

Inderdaad gaat het mij om een goede opvang, maar niet in een regulier asielzoekerscentrum. Het gaat mij erom dat alle uitgenodigde vluchtelingen bij elkaar komen. Het is namelijk een ander type vluchteling dan degenen die in een AZC zitten. Zoals wij weten, zitten daar allerlei typen mensen die in verschillende fasen van de procedure verkeren door elkaar.

Staatssecretaris Cohen:

Door het andere systeem dat gevolgd wordt, komen groepen niet meer op een gelijk moment binnen. Dat maakt het al veel lastiger. De heer Middel zei dat de uitgenodigde vluchtelingen niet terecht mogen komen in een AZC-tredmolen. Dat ben ik met hem eens. De gedachte is dat de betrokken uitgenodigde vluchtelingen voor een periode van drie maanden in een AZC terechtkunnen. Natuurlijk kunnen ze daar gebruik maken van de inmiddels opgebouwde expertise van de COV. Ik heb gezegd dat er een inspanningsverplichting is om de betrokkenen in dienst te laten treden, dus dat zij aan werk komen, ook bij de COA's, omdat zij hun expertise kunnen gebruiken. Dit geldt niet alleen voor de uitgenodigde vluchtelingen, maar bijvoorbeeld ook voor andere statushouders. Het COA heeft zeker de eerste drie maanden de mogelijkheden om hen op een goede manier voor te bereiden op integratie in Nederland. Ik zeg toe dat dit kort moet zijn, niet langer dan drie maanden. In die tijd moet het mogelijk zijn om hun een reguliere plaats in de Nederlandse samenleving te geven.

De heer Wijn (CDA):

De vraag is niet of het COA de opvang verzorgt. Het punt is dat uitgenodigde vluchtelingen een A-status hebben. Er moet dus zo snel mogelijk begonnen worden met hun integratie. Als de terugkeernotitie helemaal geïmplementeerd is, gaan straks de AZC's andere programma's brengen, die veel meer op terugkeer gericht zijn en dus veel minder op integratie in de Nederlandse samenleving. Er zou juist meteen met de integratie begonnen moeten worden van deze heel specifieke groep van uitgenodigde vluchtelingen. Daarom moeten zij ook als heel aparte categorie worden opgevangen.

Staatssecretaris Cohen:

Voor asielzoekers die net zijn binnengekomen, gelden de dagstructureringsprogramma's. Een belangrijk deel van die programma's is overigens wel degelijk gericht op kennismaking met de Nederlandse samenleving en de Nederlandse taal. Die elementen kunnen dus uitstekend worden gebruikt. Ik ben het volkomen met de heer Wijn eens, als hij zegt dat de uitgenodigde vluchtelingen geen programma's moeten krijgen die op terugkeer gericht zijn. Nogmaals, de eerste drie maanden dat zij in de AZC's zijn, moeten zij programma's krijgen die gericht zijn op integratie in de Nederlandse samenleving. Dat houdt taallessen in en lessen over hoe de Nederlandse maatschappij in elkaar zit. Daarna moet er zo snel mogelijk worden overgegaan tot integratie en uitplaatsing naar reguliere woningen.

De heer Wijn (CDA):

Doen zij even niks als in het dagstructureringsprogramma het onderwerp "terugkeer" aan de orde is? Of komt daarvoor een vervangende dagstructurering?

Staatssecretaris Cohen:

Het lijkt erop dat de heer Wijn het idee heeft dat er klasjes zijn in de dagstructureringsprogramma's, maar dat is niet zo. Er zijn verschillende programma's. Voor een deel zijn die gericht op terugkeer, als dat aan de orde is. De programma's gericht op terugkeer zijn natuurlijk niet van toepassing op de uitgenodigde vluchtelingen. Ik denk dat het COA, die deze nieuwe taak krijgt, zijn uiterste best zal doen om rekening te houden met de bijzondere positie van deze vluchtelingen. De daar aanwezige expertise zal mijns inziens vergroot worden, als meer mensen van de COV daarbij ingeschakeld kunnen worden. Volgens mij kan dat goed gaan lopen.

Dit betekent dat ik ook aanvaarding van deze motie van de heer Dittrich ontraad.

Voorzitter! Mevrouw Halsema heeft een motie ingediend over de gezinshereniging en het Dublinverdrag. Ik heb ook in het algemeen overleg erkend dat het mogelijk is om af te wijken van deze verplichting ingevolge het Dublinverdrag. Mijn argument om hiervan niet af te wijken, is dat ik juist in dit verband de Europese afspraken van belang acht. Ik herhaal dat ik mij daarvoor inspan. Ik zeg zelfs toe dat ik dat in de komende tijd in het bijzonder doe, juist met het oog op dat belang.

Als Nederland nu dit deeltje van het Dublinverdrag niet toepast, worden daardoor de mogelijkheden veel kleiner om Europese afspraken te maken. De andere landen zullen reageren: als je daar toch naast gaat staan, waarom zouden wij dan nog die afspraak maken? De Nederlandse onderhandelingspositie zal dan dus verslechteren. Juist om die reden ben ik niet voor de motie van mevrouw Halsema. Ik ontraad dus aanvaarding van die motie.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De staatssecretaris zegt opnieuw dat het mogelijk is om van het Dublinverdrag af te wijken. Dat is juist het punt: je hoeft daar niet van af te wijken. Ik wil de redenering van de staatssecretaris dan ook even volledig omdraaien. Bij de onderhandelingen geef je als land door de vreemdelingencirculaire te veranderen – dat is het enige wat nodig is – namelijk het signaal af dat je het zeer belangrijk vindt. Je ondermijnt hiermee niet je positie, maar je versterkt je positie!

Staatssecretaris Cohen:

Ik ben het daar fundamenteel mee oneens. Ik geloof daar helemaal niets van. De ervaring die ik op dat gebied heb, is ook niet zodanig dat ik nu kan zeggen dat die redenering tot resultaat zal leiden.

Voorzitter! Wat Sierra Leone betreft, heeft mevrouw Halsema mij in een moeilijke positie gebracht door met een aantal argumenten te komen die ik niet ken. Ik meen dat ik die argumenten ook niet kan kennen, omdat zij op heel recente zaken berusten. Ik denk dan ook dat ik er het beste aan doe om op dit ogenblik niets te zeggen over de motie op dit punt. Ik zal de informatie die ik net van mevrouw Halsema heb gehoord, nader bezien. Vervolgens zal ik op zeer korte termijn een reactie geven op deze motie.

Waar het gaat om de motie van mevrouw Sipkes inzake de quota, kan ik niet veel anders zeggen dan dat ik aanvaarding ervan ontraad. Dat volgt evenwel al uit de brief die door mijn collega van Buitenlandse Zaken aan de Kamer is gezonden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dit oordeel had ik wel verwacht. Ik ben bereid om de motie inzake Sierra Leone aan te houden, totdat ik meer van u gehoord heb. Ik wil echter wel weten of de uitzettingen niet hervat worden, voordat wij hier meer over weten. Het lijkt mij logisch dat u daarmee wacht.

Staatssecretaris Cohen:

Ik begrijp dat u dat vindt. Dat betekent dat ik op zeer korte termijn aan de Kamer zal berichten wat mijn oordeel over die motie is. Ik neem aan dat de moties volgende week in stemming komen. Ik zal mijn best doen om daarvóór bericht te sturen.

Ten slotte kom ik op de motie van de heer Rouvoet en de heer Van der Staaij. Het is een beetje de vraag hoe ik die moet lezen. Op zichzelf begrijp ik de redenering wel. Ik zou er echter niets voor voelen, wanneer de motie zou betekenen dat in ieder individueel geval vast moet komen te staan dat een bekeerde moslim bij eventuele terugkeer naar Iran zijn nieuwe geloof op dezelfde wijze kan belijden als de overige niet-moslims in Iran. Als ik de motie zo mag lezen, dat in het ambtsbericht van Buitenlandse Zaken duidelijk moet zijn dat dit in het algemeen het geval is, dan denk ik dat je het op die manier moet doen. Daarmee wordt naar mijn gevoel dan ook recht gedaan aan datgene wat ik eerder betoogd heb.

De heer Rouvoet (RPF):

Voorzitter! Ik zal hier nog even naar kijken. Ik begrijp dat het de staatssecretaris gaat om de formulering dat het moet komen vast te staan. Het gaat er echter wel om dat het bij het indienen van een asielverzoek en het doen van het vluchtrelaas een relevante factor is of betrokkene in een groep zit die zijn geloof in Iran op een normale wijze kan belijden, dus net als anderen van die geloofsovertuiging in dat land. Je kunt het dus niet helemaal veralgemeniseren. Ik zal evenwel nadenken over de formulering die de staatssecretaris heeft aangereikt. Wellicht kan de motie op dat punt gewijzigd worden. Ik heb wel uit de woorden van de staatssecretaris afgeleid dat hij begrijpt waarom ik deze motie alsnog heb ingediend, gehoord zijn betoog in het algemeen overleg.

Staatssecretaris Cohen:

Ik ben de heer Rouvoet daar erkentelijk voor. Ik meen ook dat wij een goede discussie met elkaar gevoerd hebben op dit punt. Als de motie bedoelt dat het mogelijk moet zijn om in het land van herkomst te leven zoals degenen met een minderheidsgeloof daar over het algemeen leven, dan komt dat redelijk overeen met de redenering die ik heb gehouden.

De heer Kamp (VVD):

Heb ik het goed begrepen dat u, als u spreekt over het ambtsbericht over Iran, dan doelt op het algemene ambtsbericht over Iran?

Staatssecretaris Cohen:

Dat klopt.

De heer Middel (PvdA):

Voorzitter! Ik heb nog een laatste vraag. Er is iets wat mij gewoon niet lekker zit en dat wil ik hier naar voren brengen. Wij hebben net gediscussieerd over het convenant tussen de KLM en de overheid. Ik moet zeggen dat de PvdA de regering in dit opzicht volledig vertrouwt. Het vertrouwen in de KLM is echter wat minder. In dit verband kom ik nog even terug op de cassatie, want de KLM zou kunnen winnen. Ik heb de staatssecretaris hier een vraag over gesteld die nog niet voldoende beantwoord is. In het convenant staat onder punt 8.7 dat op de in het convenant geregelde verplichtingen in rechte over en weer geen beroep kan worden gedaan. Dat kan ik niet anders interpreteren dan dat de KLM elk moment in staat is – dus ook op het moment waarop wij niet hoeven te "dokken" – zich terug te trekken uit dit convenant. U heeft gezegd dat dat juist vanwege het convenant niet kan, maar blijkens het convenant kan er in rechte over en weer geen beroep op worden gedaan. Waar hebben wij het nu eigenlijk over?

Staatssecretaris Cohen:

De eerste zin van artikel 8.7 luidt dat partijen zich voor de duur van het convenant verbonden achten aan de afspraken die daarin zijn vastgelegd. Zij zijn dus gebonden.

De heer Middel (PvdA):

Als dat zo is, waarom dan het tweede deel van dit punt?

Staatssecretaris Cohen:

Dat gaat een stapje verder: je kunt op die verplichting in rechte geen beroep doen. Maar dat doet niets af aan de gebondenheid van beide partijen aan elkaar.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Sluiting 17.16 uur

Naar boven