Aan de orde zijn de eindstemmingen over de wetsvoorstellen Wet inkomstenbelasting 2001 (Belastingherziening 2001) (26727) en Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 (26728).

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

De heer Reitsma (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Tijdens de laatste algemene politieke beschouwingen heeft de voorzitter van de CDA-fractie, Jaap de Hoop Scheffer, helder aangegeven dat het CDA in de discussie over het belastingplan het kabinet constructief tegemoet wilde treden. Wij zijn overtuigd van het belang dat een dergelijke omvangrijke belastingherziening in de samenleving draagvlak moet hebben. Wij zijn ook overtuigd van de noodzaak om het oude belastingsysteem aan te passen. Ik noem een betere controle door verdere vereenvoudiging. Die doelstelling ondersteunen wij. Vanwege het draagvlak, niet alleen in het parlement maar vooral ook in de samenleving, hebben wij keer op keer gepleit voor voldoende ruimte in de behandeling om hieraan recht te doen. Nog steeds hebben wij zorgen over de vraag of straks zal blijken dat het voldoende is geweest.

Kritiek had de CDA-fractie ook op de inhoud van de belastingherziening 2001. Die kritiek komt voort uit het principe dat wij als christen-democraten recht willen doen aan de mens en zijn onderlinge relaties. Ik doel op aandacht voor gezinsdraagkracht, de kosten voor het opvoeden van kinderen, vrijwilligerswerk en de zorg voor anderen. Het kabinet ging naar onze mening te veel uit van het individu. Een individu bovendien dat vooral fiscaal wordt gewaardeerd als hij of zij betaalde arbeid verricht. Alle niet-werkenden worden te gemakkelijk op één hoop gegooid. Voor ons staat voorop dat mensen daarin vooral zelf een keuze moeten kunnen maken. De overheid dient zich daarbij neutraal op te stellen, ook in de belastingwetgeving.

Ook met het oog op de toekomst, baarden de voorstellen van het kabinet ons zorgen. Gelet op de invloed van Europa en van de technologische ontwikkelingen vinden wij dat deze wijziging van het belastingstelsel – hoe ingrijpend ook – slechts een tussenstap is naar verdere wijziging.

De betrouwbare overheid is voor ons een belangrijk punt, een overheid die recht doet aan mensen die verplichtingen zijn aangegaan. De eerbiedigende werking schoot in de eerste voorstellen volstrekt tekort. Ook nu nog maken wij ons hierover zorgen.

Aan de hand van deze hoofdpunten van kritiek hebben wij de afgelopen maanden deelgenomen aan de behandeling van de belastingherziening. Op basis van deze hoofdpunten hebben wij ook ons eindoordeel gevormd.

Ik stel vast dat het gezin en de zorg voor de kinderen een belangrijk onderdeel van het debat hebben uitgemaakt en mede door de publiciteit hoger op de politieke agenda zijn gekomen.

De voorzitter:

Ik zie tot mijn schrik dat de heer Reitsma nu een nieuwe volle bladzijde opslaat. Ik zou hem willen vragen die zoveel mogelijk samen te vatten.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! Ik zal dat proberen, maar mijn fractie hecht eraan dat in deze stemverklaring onze afweging voor de andere fracties, maar ook voor de buitenwereld helder is.

De toegezegde kindernotitie vormt hiervan een voorbeeld. Ook is er een vorm van kinderkorting geïntroduceerd. Onze wens voor een partnerstelsel is echter geen werkelijkheid geworden. Wel is de discussie over de vlaktaks gestart. Dit is een systeem waarvan bekend is dat een partnerstelsel overbodig wordt. Deze discussie kan echter niet worden gevoerd zonder dat daarbij een draagkrachtverdeling tot uitgangspunt wordt. Inkomensafhankelijke regelingen kunnen niet worden afgeschaft, zonder dat daarvoor een alternatief wordt geboden. Dit alternatief heeft de CDA-fractie reeds geboden in haar plan "De moeite waard". De gedachten hierover maken onderdeel uit van de motie die betrekking heeft op de kindernotitie.

Rechtvaardigheid speelt ook een rol bij de vermogensrendementsheffing. Deze doet naar onze opvatting nog steeds geen recht aan de werkelijke draagkracht. De Kamer heeft dit gelukkig onderkend en het is dan ook terecht dat nu een evaluatie is toegezegd.

Voorzitter! Er is gelukkig ook verbetering gebracht in de positie van mensen met een middeninkomen of een deeltijdbaan en van de ouderen. De CDA-fractie heeft zich hardgemaakt voor deze verbeteringen. Verder zijn noodzakelijke verbeteringen in de pensioenopbouw in de Kamer gerealiseerd. Ook op andere onderdelen hebben wij kunnen reken op een constructieve houding van het kabinet, in het bijzonder van de staatssecretaris van Financiën.

Is het CDA nu tevreden? Nee, dat is zij niet, maar zij erkent wel dat er belangrijke verbeteringen in de belastingherziening zijn aangebracht. Verbeteringen die voor onze fractie de doorslag geven om te kiezen voor een breed draagvlak. Dit geldt echter niet voor de voldoende eerbiedigende werking bij langlopende verplichtingen die burgers zijn aangegaan. Op dit punt maken wij een aantekening. Afgezien daarvan zal de CDA-fractie straks voor de beide wetsvoorstellen stemmen.

Mevrouw De Vries (VVD):

Voorzitter! Het lijkt mij nuttig dat ik een stemverklaring afleg. Wij hebben een grote klus geklaard en de VVD-fractie wil haar waardering uiten voor de professionaliteit van de Kamer, maar ook van de heren Zalm en Vermeend. Het is goed te zien dat het een bijzonder duo is. Zij zaten namelijk samen op een tandem en dachten allebei dat zij voorop zaten. Ik denk echter toch dat de staatssecretaris iets meer fietservaring heeft. Hoe het ook zij, deze staatssecretaris en minister zullen de geschiedenis ingaan als de grondleggers van een nieuw belastingstelsel: de Wet inkomstenbelasting 2001. Verder verdienen natuurlijk ook de ambtenaren van het ministerie van Financiën een groot compliment.

Voorzitter! Met dit wetsvoorstel wordt bereikt dat het verschil tussen werken en niet-werken wordt vergroot. Dat is absolute winst en wat de VVD-fractie betreft is het eind dan ook nog niet in zicht. Er is een enorme tariefsverlaging gerealiseerd. De dalende lijn van 72% via 60% naar 52% zien wij graag doorgezet. Het mooiste wat ons kan overkomen, is inderdaad de flat tax. Dat zou namelijk de eenvoud van het belastingstelsel ten goede komen. Meer individualisering, meer vergroening en een verdere verschuiving van directe naar indirecte belastingen zijn doelstellingen die allemaal zijn gerealiseerd.

De vermogensrendementsheffing is een opmerkelijk element van deze nieuwe wet. Het voorgestelde percentage van 30 is goed, net zoals het percentage van 4. Vermogen moet in de toekomst niet zwaarder worden belast.

Voorzitter! Al met al is er genoeg reden voor de VVD-fractie om voor het wetsvoorstel te stemmen.

De voorzitter:

Omdat de heer Marijnissen verhinderd is, zal de heer De Wit namens de SP-fractie een stemverklaring afleggen.

De heer De Wit (SP):

Mijnheer de voorzitter! De Kamer staat op het punt de voorgestelde belastingherziening aan te nemen. Deze herziening voldoet op vier wezenlijke punten niet aan de wensen van de SP-fractie.

Ten eerste zijn wij het niet eens met de besteding van 5 mld. van de collectieve middelen aan lastenverlichting. Dit geld is waarlijk beter te besteden.

Ten tweede vinden wij het onjuist dat onder het nieuwe regime hoegenaamd geen sprake is van nivellering, hoewel de groeiende tegenstelling in de samenleving daartoe alle aanleiding geeft.

Ten derde is het voor mijn fractie onverteerbaar dat door middel van de vermogensrendementsheffing geen eerlijke belasting wordt opgelegd aan hen die hun geld verdienen door speculatie op de beurs.

Ten vierde vinden wij dat er een kans verloren is gegaan om iets te doen aan de exorbitante hypotheekrenteaftrek voor de rijken.

Voorzitter! De minister heeft tijdens het debat opgemerkt dat degenen die het nieuwe belastingstelsel beter vinden dan het huidige voor moeten stemmen. Het kost de SP-fractie geen enkele moeite om toe te geven dat deze herziening een aantal verbeteringen bevat ten opzichte van de huidige situatie. Een en ander neemt echter niet weg dat mijn fractie, ondanks de woorden van de minister, op grond van de vier door mij genoemde punten tegen het wetsvoorstel zal stemmen.

De heer Bos (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! Ik zal u niet langer in spanning houden: de PvdA-fractie zal voor de nieuwe Wet inkomstenbelasting stemmen. Wij doen dat niet eens zozeer omdat wij daarover afspraken hebben gemaakt in het regeerakkoord, goede afspraken overigens, maar vooral omdat wij sinds het regeerakkoord de voorstellen op zoveel punten hebben kunnen verbeteren. Er is een debat gevoerd; er is geluisterd naar geluiden uit de samenleving en er zijn verbeteringen gerealiseerd. Ik denk daarbij aan de middeninkomens, de ouderen, de mensen met kleine banen, de mensen met kapitaalverzekeringen, de mensen die zelf voor een pensioen moeten sparen en vooral ook de gezinnen met kinderen. Voor al deze mensen zijn verbeteringen gerealiseerd.

Mijnheer de voorzitter! De nieuwe Wet inkomstenbelasting is beter dan de oude. Het is dus een stap in de goede richting en, zoals het zondige reformisten betaamt, dan zetten wij die stap, hoe bescheiden die stap ook mag zijn in verhouding tot onze idealen. Ik kan het ook op een andere manier zeggen. Wij hebben ons vorige week laten gaan in het citeren van oude, wijze liberalen uit de 19de eeuw. Die had je toen namelijk nog. Om de kern van onze afweging nog eens op een andere manier weer te geven citeer ik nog eenmaal Goeman Borgesius die zich, vandaag op de dag af 110 jaar geleden, op 3 februari 1890 afvroeg: "Wie zal loochenen dat het gebied der belastingen wel het laatste is waarop de volmaaktheid te bereiken valt." In Paarse traditie beantwoorden wij deze liberale vraag met een "socialistische klassieker": en toch beweegt het.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! De SGP-fractie heeft zich consciëntieus beraden op haar stemgedrag bij het onderhavige wetsvoorstel. Mijn fractie ziet terug op een constructief debat. Gedurende de wetsbehandeling zijn mede op ons verzoek aanmerkelijke verbeteringen aangebracht in de inkomenseffecten van het belastingregime voor bijvoorbeeld de middeninkomens, de ouderen en deeltijders. Ook zijn er belangrijke toezeggingen gedaan omtrent de positie van gezinnen, het zogenaamde kinderpakket, de gemoedsbezwaarden, de zorgtaken voor gehandicapten en chronisch zieken, de agrarische sector en oudere ondernemers die hun bedrijf staken. Wij betuigen hiervoor onze erkentelijkheid aan de bewindslieden.

Wij erkennen ook dat het nieuwe stelsel ten opzichte van het nu bestaande bepaalde verbeteringen bevat ten aanzien van de breedte van de grondslag en een evenwichtige drukverdeling, verbeteringen die nodig zijn om het draagkrachtbeginsel rechtvaardiger toe te passen en om de tarieven beter te doen afgestemd zijn op de internationale context. Het belastingstelsel wordt meer dan nu ingezet als beleidsinstrument om goede doelen te bevorderen zoals arbeidsparticipatie en vergroening.

Voorzitter! Tot nu toe noemde ik pluspunten van de voorliggende voorstellen, maar er zijn ook forse minpunten. Deze concentreren zich rondom wat ik samenvat onder het thema individualisering en economische zelfstandigheid. Hoezeer ook hier en daar het huishoudensinkomen nog vigeert, de leidende gedachte is toch de individualisering met daarin een partnerbegrip en een bejegening van het alleenverdienerschap die wij niet kunnen harmoniëren met onze principiële opvattingen in dezen. Enkele in dit opzicht ook voor ons belangrijke amendementen van de heer Schutte haalden helaas de eindstreep niet.

De balans opmakend, moet ik u, voorzitter, namens de SGP-fractie doen weten dat wij in onze afweging uiteindelijk hebben besloten om tegen de wet te stemmen, nadat wij vaststelden dat het niet wel doenlijk is om onze principiële lijn voldoende eerlijk en helder zichtbaar te maken in het stemmen tegen enkele daarvoor in aanmerking komende artikelen van de wet, iets wat wij serieus hebben overwogen. Als de wet straks is aanvaard, zullen wij wel voor de invoeringswet stemmen. Immers, als de meerderheid van de Kamer de wet aanvaardt, moet deze correct worden ingevoerd en willen wij ons aan die verantwoordelijkheid in de dan ontstane situatie niet onttrekken.

De heer Schutte (GPV):

Mijnheer de voorzitter! De Wet inkomstenbelasting 2001 heeft bij de fracties van het GPV en de RPF geen onverdeeld enthousiasme opgeroepen. De noodzaak van nieuwe wetgeving staat vast, de huidige wetgeving maakt het sommige groepen belastingplichtigen te gemakkelijk hun belastingplicht te ontduiken. Dat mag geen overheid accepteren. De wet heeft ook zekere verdiensten uit een oogpunt van vereenvoudiging, vergroening en verschuiving van belastingdruk van directe naar indirecte belastingen. Daar staan belangrijke bezwaren tegenover. De doelstellingen van individualisering en bevordering van emancipatie zijn oneigenlijke fiscale doelstellingen die ook gemakkelijk afbreuk doen aan het draagkrachtbeginsel. De schriftelijke en mondelinge behandeling van het wetsvoorstel hebben echter met name ook op dit punt geleid tot een aantal belangrijke verbeteringen. Ik denk hierbij aan de mede door ons voorgestelde amendementen om rekening te houden met de aanwezigheid van kinderen in een gezin. Ook op andere terreinen, zoals dat van de oudedagsvoorziening, de waardebepaling van onroerend goed bij overlijden en de kosten van scholing heeft de behandeling tot belangrijke verbeteringen geleid. Andere door ons gewenste verbeteringen hebben het niet gehaald, maar dat lot delen wij met de meeste andere fracties. Voor ons eindoordeel is van belang dat met deze wet het kwaad van de belastingontduiking beter zal kunnen worden bestreden, de behandeling van de wet tot belangrijke verbeteringen heeft geleid en de verdere individualisering van het belastingstelsel uiteindelijk binnen de perken is gebleven. Onder deze omstandigheden willen onze fracties niet weglopen voor onze medeverantwoordelijkheid voor het nieuwe stelsel en zullen wij beide wetsvoorstellen steunen, in de wetenschap dat op tal van punten het laatste woord nog niet gezegd is.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter! De Wet inkomstenbelasting 2001 en de bijbehorende invoeringswet bevatten een aantal belangrijke verbeteringen ten opzichte van de huidige Wet op de inkomstenbelasting 1964. De introductie van het boxenstelsel en van het stelsel van heffingskortingen spreekt de fractie van GroenLinks aan. Het nieuwe boxenstelsel vormt een belangrijke poging om te komen tot een bestendiger systeem en de introductie van de heffingskortingen kan gezien worden als een erkenning van het feit dat de Nederlandse inkomstenbelasting haar progressieve herverdelende intentie tot op heden onvoldoende waarmaakt. De fractie van GroenLinks verleent dan ook graag politieke steun aan deze onderdelen van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Minder waardering kan zij opbrengen voor de politieke prijs die hiervoor betaald schijnt te moeten worden. De invoering van de nieuwe wet gaat gepaard met een lastenverlichting die ook historisch gezien van een unieke omvang is – bijna 6 mld. – en ook hier is nog steeds geen absolute grens gesteld. Dat bedrag is mede zo hoog uitgevallen als gevolg van het bijzonder robuust gebleken uitgangspunt: iedereen, maar dan ook iedereen in Nederland moet er behoorlijk en als het even kan in gelijke mate op vooruitgaan. De fractie van GroenLinks volgt deze hoeksteen van deze belastingherziening niet. Er kleven een aantal bezwaren aan deze belastingherziening.

In de eerste plaats verhoudt de omvang van genoemde lastenverlichting zich bijzonder slecht tot de grote budgettaire tekorten die zich in de collectieve sector aftekenen. Daar legt GroenLinks al jaren en ook vandaag de eerste politieke prioriteit.

In de tweede plaats is de fractie van GroenLinks van oordeel dat op inkomensherverdeling geen taboe behoort te rusten. Het is in het fiscale stelsel uitgerekend de inkomstenbelasting die vanuit het perspectief van herverdeling en draagkracht beoordeeld kan en moet worden. Dit wezenlijke aspect van de inkomstenbelasting is de afgelopen maanden goeddeels genegeerd. De winst van de introductie van de heffingskortingen is effectief ongedaan gemaakt door een scherpe afname van de progressiviteit van de tariefstructuur in box I. Op inkomenspolitiek terrein wordt met deze belastingherziening dan ook zeker geen vooruitgang geboekt. Een verslechtering van de inkomensverhoudingen valt te noteren waar het de verhouding tussen betaald werkenden en mensen met een uitkering betreft. Dat is doelbewust en naar onze opvatting onnodig kabinetsbeleid. Ten aanzien van de vermogensverhoudingen in Nederland moet geconstateerd worden dat door de belastingherziening 2001 rijk en bezittend Nederland niet alleen een aanmerkelijk lager belastingtarief in de schoot geworpen krijgt, maar dat ook omvangrijke vermogensrendementen evenals vandaag de dag buiten de heffing blijven, vooral waar risicovol wordt geïnvesteerd.

In de derde plaats tracht het kabinet met deze omvangrijke algemene lastenverlichting en passant de vorige oorlog te winnen, die tegen de werkloosheid. De belastingherziening 2001 bevoordeelt alle betaald werkenden met een zeer kostbare arbeidskorting waar gerichte financiële stimulansen om betaald te werken niet alleen beduidend minder kostbaar, maar ook veel effectiever kunnen zijn. Vanuit het perspectief van de arbeidsmarkt zal de winst van de herziening dan ook bescheiden zijn en tegen hoge kosten.

Ten slotte, voorzitter, heeft de fractie van GroenLinks grote moeite met het feit dat de gewenste verschuiving van belasting op arbeid naar belasting op vermogen goeddeels uitblijft. De bescheiden meeropbrengst van de introductie van de vermogensrendementsheffing is in dat opzicht een teken aan de wand. Aan de fluwelen behandeling van het eigen eerste huis wordt geen eind gemaakt. Dit betekent ook dat er geen einde komt aan de knagende onrechtvaardigheid dat de minister van Financiën het meeste geld bijpast als het gaat om huishoudens die er toch al warmpjes bij zitten.

Voorzitter! U hoort het al. Ook zondige reformisten komt het toe af en toe nee te zeggen. De fractie van GroenLinks zal tegen beide wetsvoorstellen stemmen.

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter! "Als fiscalist en socialist", zijn woorden die regelmatig vielen de vorige week en ook de periode daaraan voorafgaand. Voor de zekerheid heb ik het nog maar eens even aan de dokter gevraagd: het is niet besmettelijk en je hoeft je er ook niet voor te schamen. Als sociaal-liberaal is D66 tot de conclusie gekomen dat wij een heel goed politiek debat hebben gevoerd over de belastingherziening 2001.

Naast wat al in het wetsvoorstel zat, zijn er nog veel wezenlijke aanpassingen aangebracht. De inkomenseffecten voor de middeninkomens zijn, voorzover daar een probleem was, aardig verbeterd. De arbeidskorting zal bij de eerste verdiende gulden worden toegepast. In de sfeer van de pensioenopbouw is veel meer mogelijk dan aanvankelijk werd beoogd. Dit alles zijn flinke verbeteringen. Bovendien, en dat vond D66 belangrijk, is een cruciale verandering opgetreden in de houding van de overheid ten opzichte van verschillende huishoudensvormen in Nederland. Ook uit de stemverklaring van de andere partijen blijkt dat op dit punt sprake is van een omwenteling in het denken daarover. D66 prijst zich gelukkig dat dit een van de resultaten is van deze belastingherziening. Het zal u dan ook niet verbazen dat wij uiteindelijk voor zullen stemmen.

Mijn fractie constateert dat er veel achterstallig onderhoud is verricht met het wetsvoorstel. Wij zijn blij dat er meer bijgedragen zal worden door degenen die geacht worden dat naar de afgesproken redelijkheid te doen. Ontduiken is bijna niet meer mogelijk en ook dat is winst.

Wij constateerden al tijdens de behandeling dat het wetsvoorstel sporen van haastwerk vertoont. Dat geldt ook voor de behandeling zelf. Wij menen echter dat dit onvermijdelijk is bij zo'n groot project als dit. Dit haastwerk mag natuurlijk niet iedere dag vertoond worden, maar hier is het goed afgelopen. Wij hebben al vele complimenten geuit aan het adres van de bewindslieden en de medewerkers van het ministerie van Financiën. Ik eindig met een compliment aan de medewerkers van het commissiebureau financiën in deze Kamer en van het bureau wetgeving.

In stemming komt wetsvoorstel 26727.

De voorzitter:

Ik stel voor, de door de regering voorgestelde wijzigingen op stuk nr. 121 aan te brengen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, D66, de VVD, het CDA, het GPV en de RPF voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt wetsvoorstel 26728.

De voorzitter:

Ik stel voor, de door de regering voorgestelde wijzigingen op stuk nr. 36 aan te brengen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, D66, de VVD, het CDA, het GPV, de RPF en de SGP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

De aanwezige leden van de fractie van het CDA wordt aantekening verleend, dat zij geacht wensen te worden tegen hoofdstuk 2, artikel I, onderdelen AJ t/m AN te hebben gestemd.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven