Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 1 september 1999 over het ontwerp-Speelautomatenbesluit.

De heer Schutte (GPV):

Voorzitter! Het Nederlandse kansspelbeleid heeft vanouds een tweeslachtig karakter. Mensen moeten een gokje kunnen wagen, maar het moet niet te gek worden. Goede doelen, de schatkist voorop, zijn de grootste profiteurs. Politie, verslavingszorg en vooral de betrokken gezinnen krijgen de rekening gepresenteerd en die is hoog. Het staat vast dat de speelautomaten de grootste risicofactor vormen. Daarom mogen zo ook niet meer voorkomen in cafetaria's en clubgebouwen. Dat hierdoor de afzet van speelautomaten vermindert, ligt voor de hand, maar dat is dan ook een vermindering na een explosieve groei in het verleden. Van die groei hebben wij de rekening gepresenteerd gekregen in de vorm van een omvangrijke gokverslaving en criminaliteit. Het zou dan ook het paard achter de wagen spannen zijn om de verminderde afzetmogelijkheden te willen compenseren. Toch is de regering dat voornemens in het ontwerp-Speelautomatenbesluit 1999. Via productdifferentiatie moet een bredere doelgroep naar de bijna 3000 speelautomatenhallen in Nederland worden getrokken. Als dat lukt, wordt een grotere groep mensen dan tot nu toe blootgesteld aan het risico van gokverslaving. Ik laat hierbij maar in het midden welke verslavingdeskundigen gelijk hebben: zij die zeggen dat het spelen met meer mensen tegelijk een rem op bovenmatig gokken betekent en zij die beweren dat het een stimulans vormt.

De eerste verantwoordelijkheid van de overheid met betrekking tot gokken is niet om ervoor te zorgen dat het bedrijfsleven een goede boterham verdient aan andermans zwakheden, maar het voeren van een goed preventiebeleid rond gokken. Ik wil deze keuze door middel van de volgende motie aan de Kamer voorleggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

kennisgenomen hebbende van het ontwerp-Speelautomatenbesluit 1999, dat onder meer voorziet in de mogelijkheid van productdifferentiatie in speelautomatenhallen;

overwegende, dat met de voorgestelde mogelijkheid van productdifferentiatie wordt beoogd de speelautomatenhallen aantrekkelijk te maken voor een bredere doelgroep;

overwegende, dat dit niet past in een beleid gericht op het voorkomen van gokverslaving en -criminaliteit;

nodigt de regering uit het ontwerp-Speelautomatenbesluit 1999 voor wat betreft de voorgestelde mogelijkheid van productdifferentiatie te heroverwegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schutte, Van den Berg, Rouvoet en De Wit. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29 (24557).

De heer Buijs (CDA):

Voorzitter! In het algemeen overleg is uitgebreid gedelibereerd over het speelautomatenbesluit. Ik heb daar naar voren gebracht dat wij het in het verleden gevoerde debat niet moeten overdoen. Ik heb kennis genomen van de opvattingen van de heer Schutte over productdifferentiatie. In wetenschappelijke kring lopen de opvattingen hierover uiteen. Als wij opnieuw moeten gaan delibereren over dit besluit dan betekent dit een behoorlijke vertraging. Het is mogelijk dat de goede dingen die in het Speelautomatenenbesluit zijn opgenomen – het tegengaan van de gokverslaving – teniet worden gedaan. Wij willen dat niet verder vertragen. Wij zijn zeer pragmatisch en zeggen: laat dit algemeen besluit nu doorgaan. Wij kunnen onze steun niet verlenen aan de motie van de heer Schutte.

De heer De Wit (SP):

Mevrouw de voorzitter! Wij kennen in ons land 30.000 tot 60.000 verslaafden. Driekwart van hen heeft de verslaving opgedaan achter de speelautomaten. Het ontwerpbesluit is van verschillende kanten door deskundigen bestreden omdat het de mogelijkheid in zich houdt dat er nog meer verslaafden zullen komen. In het ontwerpbesluit is productdifferentiatie neergelegd. Dat betekent elektronische roulettetafels, koppeling van automaten, meer inworp en een hogere winst. Kennelijk is de opvatting dat het in de gokhallen gevarieerder moet. Waarom? Wie heeft daarom gevraagd? Wat is de bedoeling? Door wie is de overheid op dit idee gebracht? Door wie is het kabinet overtuigd om het besluit in deze zin op te stellen? Waarom wordt er een aanlokkelijker aanbod in gokhallen gemaakt? Waarom is dat noodzakelijk?

De verschillende argumenten die vorige week aan de orde zijn geweest om het besluit te verdedigen gaan mank. Dat kansspeelautomaten in laagdrempelige inrichtingen niet meer zijn toegestaan is winst. Waarom geven wij die winst weg door een gevarieerder aanbod te bieden in de gokhallen? Het argument van de leeftijdsgrens van 18 jaar maakt geen indruk op de fractie van de SP, omdat jonge mensen vanaf 18 jaar blijkbaar wel verslaafd mogen raken. Wij vinden dat het ontwerpbesluit moet worden aangepast in de zin van de motie van de heer Schutte. Ik heb mijn steun aan die motie gegeven.

De heer Van den Berg (SGP):

Mevrouw de voorzitter! Er is een breed gedragen verontrusting over het ontwerpbesluit inzake de speelautomaten. Die verontrusting komt echt niet alleen uit de hoek van de partijen die tot nu toe aan het woord zijn geweest. Ook de commissie van toezicht voor de kansspelen spreekt over 300 minicasino's. Er komen ook tal van geluiden uit de wereld van de verslavingszorg. Het stelt ons diep teleur dat zo gemakkelijk om niet te zeggen bagatelliserend met die bezwaren en geuite problemen wordt omgegaan. Ik moet constateren dat ook in dit dossier de commercie het weer wint van de ethiek. Dat het CDA – het was mij niet ontgaan dat het zich vaak zeer pragmatisch opstelt – dit in dit dossier zo expliciet verwoordt, stelt ons te meer teleur.

Voorzitter! Onze fractie heeft grote moeite met het ontwerp Speelautomatenbesluit. Er is sprake van een breder aanbod, een meer gedifferentieerd aanbod. Ik roep in herinnering dat driekwart van de verslaafden de verslaving heeft opgelopen door middel van automaten. Het is een onomstreden feit. Daarom kan mijn fractie onmogelijk de argumentatie delen, dat dit besluit juist een verbetering in de strijd tegen gokverslaving zou kunnen opleveren. Mijn fractie dringt met klem aan op wijziging van het ontwerp Speelautomatenbesluit. Zij heeft zich daarom van harte aangesloten bij de zojuist door collega Schutte ingediende en nader gemotiveerde motie.

De heer Geluk (VVD):

Voorzitter! De VVD kan instemmen met het voorstel van de regering. Er wordt inhoud gegeven aan de motie-Korthals c.s. over differentiatie van speelautomaten, die eerder door de Kamer is aangenomen. Er wordt helderheid geboden aan de exploitanten. De drempel gaat duidelijk omhoog. De leeftijdsgrens voor het gebruikmaken van speelautomaten gaat van 16 naar 18 jaar. Dat zal de verslaving aanmerkelijk kunnen terugdringen. Financiële stromen kunnen worden gecontroleerd, wat erg belangrijk is. Er zijn een goede monitoring en een evaluatie in het besluit opgenomen. Derhalve kunnen wij geen steun geven aan de motie-Schutte.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Als je Geluk heet, moet je natuurlijk even het woord voeren bij dit onderwerp.

Ik ben niet van plan om het algemeen overleg van de vorige week helemaal over te doen. Men zal begrijpen dat ik de motie van de heren Schutte, Van den Berg, Rouvoet en De Wit ontraad. Het zou van enige inconsistentie in dit huis getuigen indien nadat, mede door een door een grote meerderheid in de Tweede Kamer aanvaarde motie, productdifferentiatie ontstaan is, een omgekeerde motie wordt aangenomen. Het zou toch raar zijn als dat op enige support vanuit de regering kon rekenen.

Overigens ben ik ervan overtuigd dat dit ook op inhoudelijke gronden heel onwenselijk is.

De heer Schutte (GPV):

Ik wil even iets rechtzetten. Met de motie wordt niet beoogd om productdifferentiatie onmogelijk te maken. Het gaat om de voorgestelde productdifferentiatie. Ik begrijp best dat de regering gehouden is om uitvoering te geven aan de motie van de heer Korthals van destijds. Het gaat om de wijze waarop dat gebeurt.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Ik heb het met een iets andere klemtoon gelezen. Je kunt ook lezen dat het gaat om de voorgestelde mogelijkheid tot productdifferentiatie. Daar ben ik het niet mee eens. Dat had de heer Schutte de vorige week, tijdens het algemeen overleg, al begrepen.

Ik kan mij geheel aansluiten bij de motivering van de heer Buijs, dat een nog grotere vertraging zeer ongewenst is. De dingen die wij allen niet willen zouden dan gewoon doorgaan. Ik vind het van groot belang dat het ontwerpbesluit snel wordt ingevoerd. Wij zullen daar onze uiterste best voor doen.

De heer De Wit sprak over 30.000 verslaafden, waarvan een heel groot percentage gokverslaafd is. Het LADIS, het Landelijk alcohol en drugs-infosysteem, laat zien dat er het vorig jaar zo'n 5000 gokverslaafden waren. Gelukkig loopt dat aantal met hoge percentages terug.

Het viel mij op dat de heer Van den Berg sprak over breed gedragen verontrusting. Ik wil dat bestrijden, gelet op de wijze waarop de problemen zijn doorgesproken met de koepelorganisaties en met allerlei organisaties die zich ook met verslavingszorg bemoeien. De verontrusting wordt bepaald niet breed gedragen. De uitdrukking verbaast mij te meer omdat er in de advisering in het geheel niets van gebleken is.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, op een nader te bepalen tijdstip over de motie stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven