Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | nr. 100, pagina 5763-5768 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | nr. 100, pagina 5763-5768 |
Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.
Vragen van het lid Leers aan de minister-president, over het verschil tussen de uitlatingen van de minister-president, afgelopen vrijdag, over de noordtak van de Betuwelijn en het interview dat minister Netelenbos van Verkeer en Waterstaat in het dagblad De Gelderlander over dit onderwerp heeft afgegeven.
De heer Leers (CDA):
Voorzitter! Afgelopen week liet de minister van Verkeer en Waterstaat ons via een interview in het dagblad De Gelderlander weten dat wat haar betreft de aanleg van de noordtak van de Betuwelijn niet meer nodig is. Om haar twijfels kenbaar te maken, koos de minister zeer bewust voor een interview, met daar bovenop nog een persbericht, in de regionale krant De Gelderlander. Omdat, zoals zij zei, insprekers over de noordoostelijke verbinding met groot ongeduld wachten op een reactie, leek het haar niet nodig om nog langer haar twijfels over de aanleg van die noord-oostverbinding te verhullen.
Voorzitter! Inmiddels is echter duidelijk geworden dat de opvattingen van minister Netelenbos privé-gedachten zijn die beslist nog niet door het hele kabinet worden gedeeld. Het staat namelijk, zoals de minister-president zelf verklaarde, nog allerminst vast dat de noordtak er inderdaad niet komt. Pas medio oktober zal, naar wij begrepen hebben, het kabinet zich daarover definitief uitspreken. De minister-president heeft de uitspraken van minister Netelenbos dan ook bekritiseerd – kritiek die voor mevrouw Netelenbos op haar beurt weer aanleiding was om op te merken dat ministers niet altijd met een plakker op de mond hoeven rond te lopen.
Nu zou ik u, minister-president, willen uitnodigen dat inderdaad vandaag hier niet te doen en u verzoeken om in ieder geval helder te maken waar de regering nu staat inzake de noord-oosttak van de Betuwelijn. Daartoe wil ik u vijf vragen stellen.
1. Klopt het dat u niet op de hoogte was van de twijfels van de minister van Verkeer en Waterstaat over de noordtak en ook niet van het interview wist? Is het juist dat het kabinet nog niet besloten heeft de aanleg ervan af te blazen?
2. De minister van Verkeer en Waterstaat heeft ons de afgelopen week een brief gestuurd: wat moeten wij nu met die brief? Wat is de status ervan? Is het een kabinetsvoorstel of is het privé-post van mevrouw Netelenbos?
3. Als een van de redenen voor haar twijfel noemde de minister de afgenomen belangstelling van Duitse zijde voor de noordtak, maar van Duitse zijde hebben wij nu juist vernomen dat dit helemaal niet waar is. Wat is er nu wel waar? Heeft u, minister-president, contact gehad met de Duitse regering hierover? En welke conclusie is getrokken?
4. Er is vaak kritiek, niet altijd ten onrechte, op de regie met betrekking tot het regeringsbeleid, maar in dit geval bent u er meteen op ingesprongen en daar willen we u voor prijzen. Maar hoe staat het nu precies met de eenheid van het regeringsbeleid? Het beeld is nu uiterst verwarrend. Wat moeten de mensen die in dat deel van het land met de Betuwelijn te maken gaan krijgen, er nu van denken? Zij hebben toch recht op duidelijkheid, zo menen wij.
5. Minister Netelenbos heeft nogal gepikeerd gereageerd op het feit dat de minister-president haar in het openbaar heeft teruggefloten en zij heeft geantwoord dat ministers niet altijd met een plakker op hun mond hoeven rond te lopen. Nu neem ik ook aan dat het niet de bedoeling is van de minister-president, dat hij haar een spreekverbod wil opleggen. Wij zouden daar overigens als oppositie ook tegen zijn. Maar gaat u, minister-president, nu wel weer de leiding op u nemen in dit dossier? Kunt u er in ieder geval voor zorgen dat er op de kortst mogelijke termijn duidelijkheid komt over het kabinetsstandpunt, in ieder geval nog vóór het overleg tussen de Kamer en minister Netelenbos?
Minister Kok:
Mijnheer de voorzitter! Ik ben de heer Leers buitengewoon dankbaar voor het feit dat hij mij de gelegenheid geeft om hier enige toelichting te geven op de stand van zaken rondom dit belangrijke onderwerp. Zoals de heer Leers memoreerde heeft de minister vorige week in een interview uitdrukking gegeven aan haar twijfels over de vraag of die noord-oostverbinding er zou moeten komen. Die twijfels zijn mede gebaseerd op inzichten die de minister heeft op basis van de resultaten van de inspraakprocedure. Daar is breed gebruik van gemaakt en daar komt natuurlijk een bepaald beeld uit naar voren.
Op de eerste vraag van de heer Leers of ik expliciet van die twijfels op de hoogte was, kan ik antwoorden dat ik dat niet was. Maar ik zou zeker in de komende weken via de reguliere kanalen die daarvoor zijn op weg naar de ministerraad, van de inzichten en twijfels van de minister van Verkeer en Waterstaat op de hoogte zijn gekomen.
Dat er interviews worden gegeven, is natuurlijk aan de orde van de dag. Dat geldt voor alle bewindslieden en niet alleen voor bewindslieden. Natuurlijk heeft men daar de ruimte, de vrijheid en ook de plicht om in het kader van de transparantie alles naar voren te brengen waarvoor belangstelling bestaat. Maar dit punt betreft een onderdeel waarover het kabinet als zodanig nog geen beslissing heeft genomen – ik houd nu niet precies de volgorde van de vragen aan – want dat zal, volgens de brief die mevrouw Netelenbos naar de Kamer heeft gestuurd, medio oktober gebeuren. Die standpuntbepaling zal natuurlijk alle hier relevante aspecten betreffen.
De heer Leers vroeg mij wat er moet gebeuren met de brief die de minister naar de Kamer heeft gestuurd. Er bestaat geen privé-post als het gaat om het verkeer van bewindslieden met de LeersKamer. De minister heeft hier dus volledig in haar verantwoordelijkheid als minister van Verkeer en Waterstaat gehandeld. Zij geeft daarin heel precies aan – ik heb de brief een- en andermaal gelezen en herlezen – wat een aantal van haar overwegingen zijn. Zij benadrukt daarin ook de twijfels die zij heeft, en de hoge bedragen die Kokhiermee gemoeid zouden zijn. Zij geeft ook aan dat wat vermijdbaar zou zijn, ook werkelijk zou moeten worden vermeden. Vervolgens geeft zij een aantal consequenties en overwegingen daarbij. Het is dan ook aan de Kamer te beoordelen wat de Kamer met die brief wil. De minister is natuurlijk beschikbaar om er met de Kamer over te spreken.
Ik zou mij kunnen voorstellen dat de Kamer ook belangstelling heeft voor de vraag hoe het kabinet verder gaat. Ik heb aan de minister, die trouwens niet als enige bij dit dossier is betrokken, gevraagd om een aantal aspecten op een rij te zetten zodat wij in de komende weken in een van de eerstvolgende ministerraden over dit onderwerp verder kunnen spreken. Ik kan mij immers voorstellen dat de periode tot half oktober, waarin een voortdurende onzekerheid hierover zal zijn, echt een beetje te lang is.
Bij het voorbereiden van een notitie voor de raad zal de minister natuurlijk ook de kwestie van de positie en de stellingname van de Duitse bondsregering maar ook van de Duitse deelstaatregering Noordrijn-Westfalen, een plaats geven. Zo zullen wij in de komende weken dit proces vervolgen. Ik zal dit uiteraard als minister-president met grote aandacht volgen.
Natuurlijk neem ik niet de leiding van dit dossier over, want dat is helemaal niet nodig. De verantwoordelijke bewindslieden zijn daar zelf uiteraard als eersten mans en vrouws genoeg voor. Maar ik zal samen met de ministers zorgen voor voldoende tempo zodat, nadat de minister een aantal van haar twijfels nu naar voren heeft gebracht, er in de loop van deze maand spoedig meer duidelijkheid komt over de vraag waartoe het kabinet terzake besluit.
De heer Leers (CDA):
Voorzitter! Ik dank de minister-president voor zijn antwoorden. Ik heb goede nota genomen van zijn uitspraak dat er nog geen kabinetsbesluit is genomen over het wel of niet doorgaan van de noordtak. Ik begrijp ook dat het kabinet de twijfels van mevrouw Netelenbos nog niet heeft overgenomen. Zij spreekt dus, als zij een brief aan de Kamer stuurt, niet namens het kabinet, wat toch als eerste zou moeten gebeuren. Ik denk dat het pas zin heeft met minister Netelenbos te debatteren over een standpunt als wij zeker weten dat dat ook het standpunt van de regering is. De minister-president kan niet in het midden laten waar wij uiteindelijk terechtkomen: bij mevrouw Netelenbos of bij de opstelling van het kabinet.
Voorzitter! Over de procedurele kant van dit dossier moet ik zeggen dat ik antwoorden van de minister-president toch wel wat teleurstellend vind. Een regeringsbesluit dat met veel pijn en moeite, ook door de Kamer, is genomen, dreigt te worden teruggedraaid via een interview. Niet via een helder besluit in het kabinet, niet via overleg met de Kamer, maar via een interview. Ik vind dat de methode die de minister van Verkeer en Waterstaat heeft gehanteerd door op deze wijze te communiceren, eerder schade heeft doen ontstaan dan heeft bijgedragen aan een helder standpunt en een helder begrip. Ik herhaal hier nog eens dat het CDA vindt dat de mensen recht hebben zo spoedig mogelijk te weten, wat hen boven het hoofd hangt. Je kunt ze daar niet maanden op laten wachten, zeker niet na alle verwarring die door de uitspraken van minister Netelenbos zijn ontstaan.
Minister Kok:
Voorzitter! Het kabinet heeft inderdaad over dit onderwerp nog geen besluit genomen, en het heeft ook nog geen voorstellen ontvangen. De vraag van de heer Leers of het kabinet de twijfels van de minister wel of niet heeft overgenomen, kan nog niet worden beantwoord. Er ligt in het kabinet tot op de dag van vandaag geen stuk voor waarin precies wordt uitgewerkt, aan wie twijfels en overwegingen zijn voorgelegd. Het moment van al of niet de opvattingen van de minister daarover delen, is nog niet aangebroken. Dat neemt niet weg dat de minister het volste recht heeft, zeker wanneer de Kamer daarom vraagt, een aantal aspecten aan de Kamer voor te leggen die verband zouden houden met een eventueel besluit om niet tot aanleg over te gaan. Dat heeft de Kamer gevraagd, en dat heeft zij in de brief neergelegd. In staatsrechtelijke zin en in politieke zin is dat altijd een brief waarin zij ook handelt namens het kabinet. Er is geen privé-correspondentie van een bewindspersoon met de Kamer. De heer Leers kan haar daarop aanspreken op de wijze en de momenten waarop hij dat wil, en dan zal zij net als ik dat hier doe aangeven, dat naast die toelichting op een aantal overwegingen een finaal oordeel van het kabinet over het al of niet doorgaan nog niet kan worden gegeven.
Voorzitter! Ik kan, vrees ik, de teleurstelling van de heer Leers niet wegnemen. Hij zegt dat minister Netelenbos het voornemen om tot aanleg van deze tak te komen, nu heeft teruggedraaid via een interview. Die woorden wil ik niet overnemen. Het is niet teruggedraaid via een interview. Wel heeft zij in dat vraaggesprek aangegeven dat 5 mld. een enorme smak geld is. Verder heeft zij aangegeven dat zich ontwikkelende inzichten laten zien dat die aanleg mogelijk vermijdbaar is. Vervolgens heeft zij een aantal overwegingen gegeven die aan die twijfel illustratie geven. Hoe men daarover verder ook mag denken, zij heeft dat op een transparante en open wijze gedaan. De regering zal dus als regering in volledige overeenstemming met de minister in de komende weken zorgen dat onduidelijkheid over de toekomst van dit geheel niet langer blijft bestaan dan nodig is. Maar ik vraag begrip voor het feit dat, juist om al die samenhangen goed met elkaar in verband te brengen, natuurlijk een aantal weken nodig is. Dat is heel logisch, wij gaan dat niet afraffelen.
De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):
Voorzitter! Het zal de minister-president niet ontgaan zijn dat er al geruime tijd een indringend debat in de samenleving plaatsvindt over nut en noodzaak van de Betuwelijn. In die zin lijkt het mij van een minister van Verkeer te prijzen dat zij deelneemt aan dat debat en haar opvattingen ventileert, bijvoorbeeld over de hoeveelheid geld die met de Betuwelijn gemoeid is en met onderdelen van de Betuwelijn. Is het dan ook geen goede zaak dat de minister van Verkeer deelneemt aan dat debat en haar opvattingen daarover naar buiten brengt?
Minister Jorritsma van Economische Zaken heeft wel eens gezegd dat als dit soort grote projecten na een aantal jaren uitgevoerd gaat worden, er eigenlijk een opportuniteitstoets zou moeten worden gehouden, om te kijken of het project nog wel voldoet aan de doelstellingen die zo'n project heeft meegekregen. Zou het niet goed zijn als het kabinet naast dat debat in de samenleving over nut en noodzaak van de Betuwelijn en gehoord hetgeen in de samenleving plaatsvindt, ook in de politiek – de partij van de minister-president heeft de afgelopen dagen ook gezegd dat er misschien weer een goed onderzoek moet komen naar de milieueffecten van de Betuwelijn – het voortouw neemt om zo'n onderzoek in gang te zetten?
Minister Kok:
Voorzitter! Is het geen goede zaak dat de minister een actieve bijdrage levert aan het maatschappelijk debat en de maatschappelijke meningsvorming? Dat is zonder enige twijfel zo. De betekenis van die bijdrage is natuurlijk nog groter naar de mate waarin duidelijker posities zijn bepaald in de raad over een onderwerp waarover enige twijfel bestaat. Vandaar dat er nu aanleiding is tot deze vragen.
De tweede vraag betreft een opportuniteitstoets of iets anders, dat tot nadenken uitnodigt over de vraag of wij door moeten gaan met de Betuwelijn. De minister heeft op 2 september een brief gestuurd naar de Kamer, waarin zij geen enkele twijfel laat bestaan over de noodzaak van de aanleg van de Betuwelijn. Dat zegt zij, zoals altijd, namens het gehele kabinet. De Betuweroute is nodig. Als ik zie hoe de congestie op de weg toeneemt, ook in het vrachtverkeer, en wat er nodig is om de ontwikkeling van Rotterdam als mainport verder te ondersteunen, kan de conclusie geen andere zijn dan dat de aanleg van de Betuweroute echt van vitaal belang is, ook voor de economische ontwikkelingsmogelijkheden van de mainport Rotterdam en dus van Nederland. Ik denk dat het belangrijk is om af te maken wat wij ons hadden voorgenomen, namelijk de Betuwelijn aanleggen, in plaats van bij iedere biels een nieuwe maatschappelijke tussenronde te organiseren.
De heer Van Bommel (SP):
Voorzitter! De minister-president heeft met zijn reactie op de uitlatingen, gedaan in het interview in De Gelderlander door minister Netelenbos, eigenlijk gezegd dat de minister van Verkeer en Waterstaat voor haar beurt heeft gesproken, omdat het nog in het kabinetsberaad aan de orde moet komen. De fractie van de SP heeft liever een minister die voor haar beurt spreekt, dan een minister die helemaal niets zegt. Wat dat betreft zouden wij deze cultuur binnen het kabinet juist willen toejuichen. Ik heb wel een vraag aan het adres van de minister-president. Hij heeft vanaf het begin van dit kabinet gezegd dat de Betuweroute er komt. In de regeringsverklaring zei hij al: de Betuweroute komt er; daar is toe besloten. Daarbij werd steeds uitgegaan van het verdrag van Warnemünde, een overeenkomst met Duitsland die uitgaat van de noordtak, de hoofdroute en de zuidtak. Wij zijn blij dat die noordtak niet ter discussie komt te staan, maar betekent dat, wat het kabinet betreft, dat het hele verdrag van Warnemünde ter discussie komt te staan?
Ik heb ook een vraag aan het adres van de heer Feenstra van de PvdA, die in de media de uitlating heeft gedaan dat er nu, gezien de laatste rapporten, breder onderzoek gedaan moet worden naar de milieugevolgen. Houdt die uitspraak in dat, wanneer die gevolgen negatief zijn, wat de PvdA betreft de principiële vraag weer ter discussie komt te staan?
De voorzitter:
Ik laat de vragen toe, maar wijs, ook voor volgende vragenstellers, op het precieze onderwerp van vandaag: de uitlatingen van de minister-president en van de minister van Verkeer en Waterstaat. Over de details van het onderwerp zal de commissie aanstaande donderdag een algemeen overleg voeren.
Minister Kok:
Voorzitter! Mede in aanmerking nemend de opmerking die u zojuist maakte, meen ik dat de vragen over het verdrag van Warnemünde inhoudelijk door de minister van Verkeer en Waterstaat zouden kunnen worden beantwoord.
De heer Schutte (GPV):
Mijnheer de voorzitter! De minister van Verkeer en Waterstaat heeft gemeend haar persoonlijke twijfels in deze gevoelige politieke zaak publiek te moeten maken. Mijn vraag aan de minister-president is: wordt daarmee niet een druk gelegd op het nog noodzakelijke overleg in het kabinet om op inhoudelijke gronden te komen tot een beslissing? Wordt daarmee dan niet het risico gelopen dat als het kabinet inderdaad op inhoudelijke gronden beslist, de desbetreffende minister politiek gezichtsverlies kan lijden? Vindt de minister-president het een acceptabele wijze van werken als individuele ministers hun persoonlijke twijfels over zaken die nog niet in het kabinet besproken zijn openbaar maken of niet?
Minister Kok:
Voorzitter! De heer Schutte heeft het twee maal over "persoonlijke twijfels". Ik wil daar een korte opmerking bij plaatsen. Het zijn twijfels van beleidsmatige aard van een bewindspersoon over een onderwerp waar zij als geen ander in de achterliggende reeks van maanden mee is geconfronteerd als beleidsverantwoordelijke. Ik wijs op de inspraakprocedure en de reacties van de kant van de bevolking en van belanghebbenden daarop. Dit komt allemaal samen bij de minister van Verkeer en Waterstaat en de minister van VROM. De minister van Verkeer en Waterstaat heeft in dit interview bepaald geen twijfels naar voren gebracht die van een andere aard zijn – van een meer persoonlijke aard – dan de voorlopige beleidsmatige beoordeling waartoe zij komt. Ja, het is altijd een kwestie van smaak en soms ook van toevallige omstandigheden hoe ver een bewindspersoon daarin gaat. Ik denk dat men mij moeiteloos iedere week naar de Kamer zou kunnen halen voor uitspraken die bewindslieden doen en die heen reiken over de grenzen van wat bestaand kabinetsbeleid is. Maar dit is natuurlijk een onderwerp dat buitengewoon gevoelig ligt, dat al jarenlang een grote mate van gevoeligheid met zich draagt en waar ook een groot verrassingseffect aan verbonden is. Dat zal de minister van Verkeer en Waterstaat ook niet zijn ontgaan. Ik heb daar uiteraard uitgebreid met haar over gesproken, ook vandaag nog. Zij is er zich volledig van bewust dat het feit dat zij deze uitspraken heeft gedaan vooruitlopend op een standpunt bepaling van het kabinet, niet mag betekenen dat dit een bovennatuurlijk gewicht krijgt in de door het kabinet te maken afweging. Iets anders is dat in een kabinet natuurlijk altijd het oordeel van een vakminister, of van enkele vakministers op een bepaald terrein heel zwaar weegt. Je moet wel heel bijzondere overwegingen hebben om daarvan af te wijken. Daarom is het zo belangrijk dat de minister van Verkeer en Waterstaat een- en andermaal, zowel in het interview als in de brief, heeft gesproken over twijfels en overwegingen en dus geen definitieve woorden in de mond heeft genomen.
De voorzitter:
Ik geef graag alsnog de gelegenheid aan de heer Feenstra om de eerder gestelde vraag van de heer Van Bommel te beantwoorden, met excuses voor de volgorde van beantwoording.
De heer Feenstra (PvdA):
Voorzitter! De heer Van Bommel is blijkbaar ook enthousiast over het maatschappelijke debat. Hij stelde mij daar een vraag over. Mij is in het maatschappelijk debat opgevallen dat er grote vraagtekens worden geplaatst bij de milieuwinst van deze investering. Als je echter alle rapporten op een rij zet, geven die aan dat er een grote milieuwinst is te behalen. Het meest optimistisch daarover zijn de gegevens die wij van het departement krijgen. Maar ook de RIVM-cijfers, die wij in december gepresenteerd hebben gekregen, gaan uit van een grote milieuwinst. Het meest kritische rapport op dit punt, van het Centrum voor energiebesparing – waar ik trouwens veel waardering voor heb – gaat ook uit van een grote milieuwinst. Ik verwijs naar de verzurende bijdrage van het spoor, die ondanks alle innovaties in het goederenverkeer over de weg, nog altijd eminent beter is. Ik denk dat het een bijdrage is aan het objectiveren van het maatschappelijk debat als al die punten nog eens worden uitgeschreven. Willen wij de Betuwelijn aanleggen, dan zullen wij er namelijk niet mee geholpen zijn als wij onvoldoende op de hoogte zijn van deze cijfers en deze dus onvoldoende benutten in het maatschappelijk debat.
De heer De Hoop Scheffer (CDA):
Voorzitter! De minister-president constateert volstrekt terecht dat een bewindspersoon geen persoonlijke twijfels heeft – als zij die al heeft, mag zij deze zeker niet op genoemde wijze etaleren – maar beleidsmatige twijfels. Dat maakt de zaak overigens wel ernstiger. Ik ben dan ook blij dat de minister-president hier helder zijn mening uiteenzet. De uitspraken van mevrouw Netelenbos resulteren echter in onzekerheid en onduidelijkheid in Duitsland en onrust in Gelderland. Je zult maar in Zutphen wonen en de aankondiging krijgen dat de treinen misschien door de stadskom zullen rijden. Ik noem ook onzekerheid in Flevoland. Het zal je maar overkomen dat je in Almere-Buiten of in de Muziekwijk dichtbij het spoor woont waarlangs ook containers worden vervoerd.
Hoe omschrijft de minister-president het beeld dat is overgekomen op de mensen naar aanleiding van het interview met mevrouw Netelenbos? Je kunt hen toch niet nog lange tijd in onzekerheid laten over hetgeen er zal gebeuren? Ik zag beelden van een mevrouw die op de grond stond waar eens haar huis had gestaan. Er moet toch snel helderheid komen?
Minister Kok:
Voorzitter! Natuurlijk hebben de uitspraken de onzekerheid vergroot over het al dan niet doorgaan van een en ander. Ik wijs er overigens op dat ook in de achterliggende periode de tracékeuze nog niet is gemaakt. Voor de vele duizenden die aan de inspraak hebben deelgenomen of daarbij betrokken zijn, geldt dat zij niet weten welke kant de bal op zal rollen. Omdat er meer tijd zit tussen de publieke uitspraken en de besluitvorming in het kabinet komt er voor een beperkte periode nog enige onduidelijkheid bij. Dat is dan ook precies de overweging om, in overleg met de minister, te besluiten, de periode tot de totstandkoming van een standpuntbepaling in te korten. Bezien moet worden op welke wijze de komende weken benut kunnen worden om alles op een rij te zetten. Dat geldt ook ten aanzien van de opmerkingen inzake de houding van de Duitse bondsregering en haar beoordeling bezien in het licht van eerdere overleggen en afspraken. Er wordt snel een eind gemaakt aan de onzekerheid en onduidelijkheid. Ik ben dan ook geneigd, het allemaal ook weer niet zwaarder te maken dan het is. Er is even enige commotie, maar de tijd die nodig is voor de totstandkoming van een afrondend oordeel is beperkt en overzichtelijk.
Mevrouw Giskes (D66):
Voorzitter! Ik vat de woorden van de minister-president als volgt samen. Het kabinet deelt de beleidsmatige twijfels van minister Netelenbos en onderschrijft in principe de door haar voorgestelde oplossingen, gebaseerd op genoemde twijfels. Tegelijkertijd is het kabinet van mening dat vanwege de ontstane situatie de voorstellen versneld beoordeeld moeten worden. Mag daaruit worden afgeleid dat de minister-president betwijfelt of de gang van zaken verstandig is? Hoe is het mogelijk dat een van de andere ministers heeft uitgesproken, het zeer eens te zijn met de uitspraken van minister Netelenbos?
Minister Kok:
Voorzitter! Mevrouw Giskes heeft mijn betoog samengevat. Ik ben dan al snel geneigd om dat nog een keer zelf te doen. Zij heeft gevraagd of het kabinet de beleidsmatige twijfels van mevrouw Netelenbos deelt. Het kabinet is nog niet in de positie geweest om daarover te spreken, omdat er nog geen stuk ten behoeve van de ministerraad heeft voorgelegen. Ik heb reeds aangegeven dat de huidige gang van zaken aanleiding is voor een zekere versnelling in de afronding van het kabinetsberaad.
Mevrouw Giskes heeft gevraagd of er reden is, te betwijfelen of de gang van zaken wel zo verstandig is geweest. Ik ben reeds ingegaan op de volgorde. Het is beter om eerst een besluit te nemen en om vervolgens te communiceren in plaats van andersom. Voor het overige heb ik geen enkele reden om ook maar enigszins te twijfelen aan de correctheid en de gewetensvolheid waarmee minister Netelenbos dit werk doet, ook ten aanzien van dit belangrijke onderwerp. Ik heb het volste vertrouwen in de wijze waarop zij hieraan een vervolg geeft. Dat ook andere bewindslieden zich hierover uiten, ach, het seizoen is weer begonnen en de microfoons staan aan. Wij moeten ons hoofd er maar goed bijhouden en zo snel mogelijk in de Kamer communiceren over het oordeel van het kabinet. Ik hoop dat de rust dan weer snel zal zijn wedergekeerd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-19981999-5763-5768.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.