Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Interimwet ammoniak en veehouderij (verlenging; einde legalisering) (26370).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Wij danken de minister voor de zorgvuldige beantwoording van onze vragen en de verstrekte informatie in de nota naar aanleiding van het verslag. Toch roept het onderhavige wetsvoorstel de nodige vragen bij ons op.

Voorzitter! Een verkiezingsbelofte wordt gebroken. Ik citeer uit het regeerakkoord: "Het ammoniakbeleid zal uitsluitend worden gebaseerd op het emissiespoor". Wij bespreken vandaag een wetsvoorstel dat voorziet in een verlenging van de Interimwet ammoniak en veehouderij. Dat betekent dus een expliciete verlenging van het depositiebeleid. Dat betekent ook dat aan de motie-Meijer, die indertijd door een grote Kamermeerderheid gesteund is, nog geen gehoor wordt gegeven door de minister. Dat was nagenoeg twee jaar geleden. Moeten wij nu berusten in het feit dat nog geen goed ammoniakbeleid is ontwikkeld?

Voorzitter! In de praktijk komen heel veel belangrijke en gecompliceerde wetten vrij snel tot stand. Waarom is het kabinet er dan nog niet in geslaagd om binnen vijf jaar tijd nieuw ammoniakbeleid te formuleren? Waarom is er uiteindelijk niks gedaan met projecten in Friesland – de minister kent deze – en in Brabant om te komen tot emissiebeleid?

Voorzitter! Reeds bij de aanvang van de Interimwet ammoniak en veehouderij, in 1994, was duidelijk dat deze wet vijf jaar zou gelden. De wet was bedoeld om een standstill te bereiken met betrekking tot de ammoniakdepositie, om legalisatie mogelijk te maken. De wet is dus in het leven geroepen om een einde te maken aan de gedoogsituatie. Wat gaat er nu gebeuren met de bedrijven die na 26 augustus 1999 niet in het bezit zijn van een geldige vergunning? Aan verlenging van de Interimwet ammoniak en veehouderij is onder de huidige omstandigheden helaas niet meer te ontkomen. Een verlenging van tweeënhalf jaar echter lijkt de CDA-fractie wel heel erg lang. Om die reden heeft de CDA-fractie vooralsnog een motie voorbereid.

Voorzitter! Zonder de ammoniakreductieplannen, de ARP's, kan de Interimwet ammoniak en veehouderij niet voor een reductie van de ammoniakuitstoot zorgen. De reductie wordt juist door de ARP's bereikt. Wij zijn dus afhankelijk van goede regionale initiatieven.

De heer Oplaat (VVD):

Mevrouw Schreijer zegt dat zij een motie heeft voorbereid voor verlenging van de Interimwet ammoniak en veehouderij. Daarmee ondergraaft zij haar eigen verhaal, namelijk dat wij zo snel mogelijk naar emissie toe moeten. Een verlenging betekent immers dat wij doorgaan op het depositiespoor. Dat is nu net wat de regering niet wil, getuige het regeerakkoord.

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Als de heer Oplaat straks de moties van mijn kant hoort, zal hij horen dat het precies gaat om wat hij hier nu naar voren brengt.

Voorzitter! Wij zijn afhankelijk van goede regionale initiatieven. Om reden van die ARP's wordt dus de Interimwet ammoniak en veehouderij nu eigenlijk ook verlengd. Het gaat echter met die ARP's helemaal niet zo goed. Eerst waren er problemen in Noord-Brabant. Die zijn inmiddels opgelost. Nu zit Limburg in de problemen. Limburg zelf zegt dat het om slechts één woordje gaat in de hele wet. Het gaat volgens mij om artikel 8 van de wet. Deze week nog is bekend geworden dat de Raad van State een streep heeft gezet door een deel van het ARP voor de Gelderse Vallei. De Raad van State acht het ARP in strijd met de interim-wet. De ontstane situatie is slecht voor boer en milieu. Hoe schat de minister de ernst van deze problemen in? Heeft hij al een oplossingsrichting in gedachten om tegemoet te komen aan de bezwaren van de Raad van State? Er moet snel een oplossing komen. Is de ingediende reparatiewet daarvoor toereikend? Ook op dit punt overwegen wij een motie in te dienen.

De problemen rond de ammoniakreductieplannen maken meer dan duidelijk dat met de grootste spoed nieuw ammoniakbeleid op basis van het emissiespoor tot stand moet worden gebracht. Spoed is vooral geboden in verband met de reconstructiewet. Daar voorzien wij de grootste problemen. Als die wet gebaseerd moet worden op depositiebeleid, hoe moet die dan van de grond komen?

De vergunningverlening op het platteland verloopt moeizaam, niet alleen omdat de stankrichtlijn nog niet is aangepast, maar ook omdat een ondernemer in Nederland voor zijn bedrijfsuitoefening een scala aan vergunningen moet hebben, waarvoor verschillende aanvraag- en beslissingstrajecten moeten worden doorlopen. De CDA-fractie is van oordeel dat gewerkt moet gaan worden aan een nieuw, eenvoudig, klantvriendelijk systeem voor vergunningverlening. Het draagvlak is daarvoor groeiende, de tijd is daarvoor rijp. Een van de ambities van dit kabinet is het terugdringen van de administratievelastendruk voor het bedrijfsleven. Daar is tot op heden op het gebied van de vergunningverlening nog niet veel van terechtgekomen, zoals iedere ondernemer zal kunnen bevestigen. De CDA-fractie pleit voor het verrichten van een grondige studie naar mogelijkheden voor integrale milieuvergunningen, waarbij meer vergunningstypen onder één noemer worden gebracht. Is de minister bereid zich samen met het CDA hiervoor in te zetten en daarover na te denken?

De heer Ter Veer (D66):

Voorzitter! Nu mevrouw Schreijer kennelijk aan het eind van haar betoog is gekomen, zou ik haar willen vragen of het voor het historisch besef en de geschiedschrijving toch niet terecht zou zijn als ook zij zou erkennen dat deze wet waar zij nu zo tegen fulmineert, een product is van PvdA en CDA en dat toen al de VVD en D66 daartegen de grootst mogelijke bezwaren hebben geuit. De VVD heeft er zelfs in beide Kamers tegen gestemd en D66 in één. Het is altijd goed als het CDA tot inkeer komt, maar het erkennen van het medeouderschap van die wet is het op dit moment toch wel waard om even gememoreerd te worden.

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Voorzitter! Ik ben de heer Ter Veer zeer erkentelijk voor zijn opmerking. Ik weet heel goed hoe het in het verleden is gegaan, maar ik weet ook heel goed hoe het vervolgtraject is geweest. Daarom sprak ik ook over de moties van de heer Meijer die Kamerbreed zijn ingediend en ondersteund.

De heer Oplaat (VVD):

Voorzitter! Met enige verbazing heeft de VVD-fractie kennisgenomen van de inbreng van het CDA. Vandaag staat geagendeerd de wijziging van de Interimwet ammoniak en veehouderij die resulteert in een verlenging en een eind van de legalisering. Waarom belast de CDA-fractie de plenaire agenda onnodig met dit soort zaken? De politiek correcte weg zou naar mijn mening zijn geweest dat tijdens een procedurevergadering om een algemeen overleg was verzocht over de problemen die zich voordoen met deze interim-wet, bijvoorbeeld de ARP's van Limburg. Ook wij delen de zorg daarover, maar vinden het niet gepast om dat hier aan de orde te stellen. Als mevrouw Schreijer in een procedurevergadering om een algemeen overleg had gevraagd, had de VVD dat verzoek ongetwijfeld ondersteund.

Het dreigen met een motie om over te stappen van depositiebeleid naar emissiebeleid is natuurlijk overbodig. Een regeerakkoord loopt in principe voor vier jaar en wij zijn nog niet aan het eind van de periode.

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Voorzitter! Ik ken de heer Oplaat al heel lang en misschien kent hij Dika in Markelo ook. Daar stonden wij voor de eerste keer naast elkaar en toen pleitte hij ook al heel duidelijk voor een goed beleid voor de toekomst. Dat staat ook in zijn verkiezingsprogramma en in het regeerakkoord. Daarop heb ik vanmorgen geduid.

De heer Oplaat (VVD):

Of wij elkaar persoonlijk kennen is hier niet aan de orde. Natuurlijk ken ik Dika ook. Ik ben er vroeger zelfs vaak geweest.

De voorzitter:

Voor mijn informatie: is Dika een persoon of een instantie?

De heer Oplaat (VVD):

Het is een prachtige, grote discotheek in Markelo, waar ik nu een beetje reclame voor moet maken.

De voorzitter:

Dan ga ik het onderwerp langzamerhand buiten de orde verklaren.

De heer Oplaat (VVD):

Het is nog sterker: ik stond niet naast mevrouw Schreijer, ik stond pal tegenover haar. Ook de VVD-fractie stond pal tegenover mevrouw Schreijer, toen nog een van de woordvoerders van een landbouworganisatie. De VVD heeft tegen de Interimwet ammoniak en veehouderij gestemd en tegen het depositiebeleid, waar haar partij – de heer Ter Veer refereerde eraan – vóór heeft gestemd. Zij gaat nu een beetje tekort door de bocht. Haar partij is er verantwoordelijk voor en niet de mijne. Wij waren tegen.

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Het was een heel grote manifestatie in Dika, in februari 1993. In Ambt Delden werd de vergunningverlening door de wet geblokkeerd. Waarom maak ik een opmerking aan het adres van de heer Oplaat over die bijeenkomst? De heer Oplaat is vervolgens in de Kamer terechtgekomen. Hij heeft al een tijd de gelegenheid gehad om een goede wet voor te bereiden en uit te voeren. Hoever is de VVD daar nu mee? Waarom duurt het zo lang?

De heer Oplaat (VVD):

Ik heb graag dat u achteraf oordeelt. Ik zit net een jaar in de Kamer. In het regeerakkoord staat dat wij van het depositiebeleid af willen en een emissiebeleid willen. De hoffelijkheid gebiedt dan toch te zeggen dat wij nog drie jaar te gaan hebben. Wij hebben nog drie jaar de tijd om dit tot een goed einde te brengen. Ik ga graag nog een keer met u een biertje drinken in Dika.

Voor vandaag is geagendeerd de wijziging van de Interimwet ammoniak en veehouderij, een wijziging die resulteert in een verlenging en een einde van de legalisering. Oorspronkelijk was dit onderwerp geagendeerd als hamerstuk. Echter, de fractie van het CDA had er behoefte aan om deze wetswijziging plenair te behandelen. Wij hebben met belangstelling en enige verbazing kennisgenomen van de inbreng.

De fractie van de VVD heeft ook moeite met het voorliggende wetsvoorstel, met name met het verdwijnen van de legaliseringsparagraaf. Wij hadden het graag anders gezien. Echter, het belang van een snelle behandeling van dit wetsvoorstel, zoals aangegeven door de Vereniging van Nederlandse gemeenten, woog voor de fractie van de VVD uiteindelijk zwaarder. Om die reden hadden wij ons in eerste instantie dan ook teruggetrokken van de behandeling van het wetsvoorstel.

Wij zijn er voorstander van het probleem aan de orde te stellen bij de invoering van het nieuwe emissiebeleid. Mevrouw Schreijer mag dan volop meedoen. De VVD-fractie roept het kabinet op het wetsvoorstel met de grootst mogelijke voortvarendheid af te handelen, opdat op 26 augustus 1999 geen juridisch vacuüm ontstaat. De VVD-fractie gaat derhalve akkoord met de voorliggende wetswijziging.

Minister Pronk:

Voorzitter! Ik dank beide geachte afgevaardigden voor hun inbreng en een van hen voor de naar ik begrijp van ganser harte gegeven steun voor het wetsvoorstel op zichzelf. Laat ik eerlijk zijn, ik betreur zelf ook dat ik het heb moeten indienen. Er wordt een wet verlengd die op 26 augustus zou moeten aflopen, maar wanneer dat gebeurt, ontstaat er een juridisch vacuüm. Dat kan niemands bedoeling zijn. De Interimwet ammoniak en veehouderij vervalt dan van rechtswege. Wij beogen met het wetsvoorstel niets meer en niets minder dan om de looptijd van de interim-wet te verlengen, om tegelijkertijd zo snel mogelijk te kunnen werken aan het juridisch vormgeven van het nieuwe ammoniakbeleid, dat zal zijn gebaseerd op het emissiespoor. Dat blijkt wat meer tijd te kosten dan wij aanvankelijk hadden voorzien. Voor de concentratiegebieden is het nieuwe ammoniakbeleid het vorig jaar in nauwe samenspraak met provincies, gemeenten en de andere betrokken partijen op hoofdlijnen uitgewerkt. De hoofdlijnen staan beschreven bij het wetsvoorstel over de reconstructie van concentratiegebieden. Over de vormgeving van het nieuwe ammoniakbeleid buiten de concentratiegebieden vindt nog steeds overleg plaats. Mijn nieuwe ambtgenoot van LNV en ik kunnen hierover met de Kamer verder spreken bij de behandeling van de reconstructiewet. Beide sprekers dringen op haast aan. Wij geven inderdaad prioriteit aan dit punt, maar ik wijs erop dat het nieuwe ammoniakbeleid wijziging nodig maakt van een aantal landbouw- en milieuwetten. Ik streef ernaar dat deze wetten begin 2000 bij de Kamer zijn ingediend, zodat ze in 2001 in werking kunnen treden. Om een vacuüm te voorkomen, stellen wij voor de expiratiedatum van de interim-wet van 26 augustus 1999 te verlengen tot uiterlijk 1 januari 2002. Voor een viertal wetten heeft dit consequenties op het gebied van milieu en dat vereist meer tijd dan wij hadden voorzien.

De heer Oplaat (VVD):

De minister zegt dat in deze regeerperiode het emissiebeleid kan ingaan. Ik ga ervan uit dat wanneer dit beleid in werking treedt, de Interimwet ammoniak veehouderij vervalt.

Minister Pronk:

Absoluut. In de memorie van toelichting is zelfs sprake van "zoveel eerder als mogelijk".

Mevrouw Schreijer maakte een algemene opmerking over een zo klantvriendelijk mogelijk systeem van vergunningen waarbij gewerkt wordt aan een vermindering van de administratieve lasten. Inderdaad storen marktpartijen zich eraan dat voor allerlei facetten van het beleid steeds een afzonderlijke vergunning moet worden aangevraagd. In het kader van deregulering van de marktwerking, wetgevingskwaliteit en decentralisatie van beleid werk ook ik aan een integraal systeem voor milieuvergunningen.

Mevrouw Schreijer sprak nog over een aantal specifieke regionale problemen. Met betrekking tot Renswoude heeft de Raad van State een uitspraak gedaan die wellicht een probleem kan opleveren. Wij kennen deze uitspraak echter nog niet. Evenals de geachte afgevaardigde hebben wij de informatie alleen maar uit publicaties over de uitspraken. Ik stel vast op grond van de informatie die ik heb gekregen, dat die uitspraak alleen betrekking heeft op de specifieke methode uit het ammoniakreductieplan van de gemeente Renswoude. De Raad van State achtte die methode in strijd met de interim-wet. Er zijn andere methodes denkbaar, zo is mijn algemene antwoord op de desbetref fende vraag van de geachte afgevaardigde. Ik denk aan de methode van de opschortende voorwaarden en die van de uitgestelde inwerkingtreding. Die methodes zijn in beginsel goed bruikbaar en die zijn eerder door de Raad van State geaccepteerd. De geachte afgevaardigde heeft gevraagd of ik oplossingsrichtingen zie; die meen ik bij dezen te hebben aangegeven.

Hiermee meen ik te zijn ingegaan op de vragen die direct te maken hebben met het wetsvoorstel. Ik hoop dat de Kamer kan instemmen met dit wetsvoorstel tot verlenging van de interim-wet. Dan kunnen wij daarover zo spoedig mogelijk in de Eerste Kamer spreken. Dan kan een en ander tijdig zijn beslag krijgen. De desbetreffende datum wordt dan gehaald en zo kan er geen vacuüm ontstaan. Ik heb bij dezen publiekelijk mijn toezegging herhaald om hard te werken aan de opvolger van de huidige wet.

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Voorzitter! Ik dank de minister hartelijk voor de antwoorden, ook op mijn vragen die misschien niet direct met dit wetsvoorstel te maken hadden. Toch hadden die te maken met veel bezorgdheid in het land. Ik ken natuurlijk het protocol van deze Kamer, maar af en toe ben ik toch nog een beetje ondernemer en derhalve praktisch. Als er iets meegenomen kan worden, doe ik dat. Zo zit ik ook een beetje in elkaar.

De voorzitter:

Zolang de voorzitter u niet vraagt om niet in een bepaalde richting verder te gaan, blijft u binnen het protocol, zoals u het noemt. Ik heb u dat ook niet gevraagd. Naar mijn oordeel bent u dus binnen de orde gebleven; anders had u dat eerder gehoord.

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Bijzonder dank hiervoor.

Voorzitter! Zes jaar geleden ging de Interimwet ammoniak en veehouderij met name over het legalisatiebeleid van veel bedrijven. Ik kijk nu ook naar de heer Oplaat. Toen hadden wij niets anders voorhanden en daarom hebben wij ervoor gekozen. Intussen kijken wij wel naar een ander traject. Nogmaals, de minister heeft heel duidelijk aangegeven dat hierover zo snel mogelijk een wetsvoorstel naar de Kamer komt, waarvoor onze hartelijke dank. Ook gaat het hierbij om verschillende wetten.

Ik heb geïnformeerd naar de verschillende vergunningverleningen, die tot nu toe vooral zijn gebaseerd op milieuwetgeving en niet op integrale milieuvergunningen. Van de minister heb ik begrepen dat hij meedenkt over een klantvriendelijk systeem voor de toekomst. Namens de CDA-fractie kan ik zeggen dat wij daar bijzonder blij om zijn, gezien het feit dat heel veel bedrijven in met name de provincie Gelderland daar al mee bezig zijn. Zo werkt de provincie Gelderland in dat verband samen met de milieuorganisaties, de AID en de waterleidingmaatschappijen. Hierover zal ik de minister straks wat informatie aanreiken, waaruit blijkt dat dit in de praktijk bijzonder goed werkt.

Ik heb eraan gedacht om moties in te dienen, maar de antwoorden van de minister waren bijzonder goed. Ik dien dus geen moties in. Wel zullen wij de ontwikkelingen scherp volgen en mocht evenwel toch blijken dat bepaalde procedures niet snel verlopen, met name in Limburg, dan zal ik daarop in eerste instantie in een AO en vervolgens in deze Kamer zeer zeker terugkomen.

Minister Pronk:

Voorzitter! Ik stel het altijd zeer op prijs de mogelijkheid te hebben om regelmatig met mevrouw Schreijer in discussie te zijn. Haar grensverkennend optreden wordt ook door mij zeer gewaardeerd. Ook stel ik het zeer op prijs dat deze discussie het mogelijk heeft gemaakt af te zien van het indienen van de desbetreffende motie. Nu ging het louter over een procedurele aangelegenheid, maar ik ben gaarne bereid met haar en de overige geachte afgevaardigden en samen met mijn collega van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij regelmatig en intensief te discussiëren over de inhoud van het beleid.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

Het wetsvoorstel wordt, na goedkeuring van de onderdelen, zonder stemming aangenomen.

Naar boven