Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 21 april 1999 over de opvang van etnische Albanezen uit Kosovo.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Ik wil naar aanleiding van het algemeen overleg van gisterenmiddag in dit plenaire debatje nog drie afrondende opmerkingen maken.

De fractie van GroenLinks vindt dat wij, gelet op de brief die wij begin deze week van het kabinet hebben ontvangen over de mogelijkheid om vluchtelingen uit Macedonië op te vangen, toch een wat ruimhartiger beleid moeten voeren. Ik heb begrepen dat collega Middel de Kamer een uitspraak daarover zal voorleggen. Gezien de ernst van de situatie, het feit dat een aantal andere landen een ruimhartiger gebaar heeft gemaakt, de traditie die Nederland heeft en het feit dat wij betrokken zijn bij die militaire interventie, denken wij dat dit een ruimhartiger beleid alleszins rechtvaardigt.

Net als gisteren vraag ik aandacht voor de situatie in Albanië. Die is weliswaar anders dan in Macedonië maar in humanitaire zin zeker niet minder nijpend. Ik heb de regering gevraagd de vluchtelingen die in Albanië terecht zijn gekomen op een vergelijkbare manier te behandelen als de vluchtelingen die in Macedonië zijn. Omdat dit niet positief is beantwoord, leg ik de Kamer de volgende motie voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de regering heeft besloten om een aantal etnische Albanezen uit Kosovo vanuit Macedonië tijdelijk in Nederland op te vangen;

overwegende, dat hierbij voorrang wordt verleend aan personen die medische verzorging behoeven die ter plaatse niet kan worden geboden alsmede aan personen met familie in Nederland;

van oordeel, dat deze eerste stap positief moet worden beoordeeld, maar een ruimhartiger beleid wenselijk is;

van oordeel, dat in Albanië de opvang van honderdduizenden vluchtelingen tot een humanitaire noodsituatie heeft geleid;

verzoekt de regering ook een aantal etnische Albanezen uit Kosovo vanuit Albanië tijdelijk in Nederland op te vangen op een vergelijkbare wijze als dat men daartoe voor Macedonië heeft besloten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rosenmöller. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 258 (22181,19637 ).

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Gisteren is de visumregeling in het algemeen overleg ook aan de orde gesteld. De vraag is of die moet worden beperkt tot familie in de eerste graad of zou je daar soepeler mee moeten omgaan? Wij denken dat de huidige situatie in de landen rondom Kosovo een soepeler beleid rechtvaardigt. Daarvoor pleiten ook civiele organisaties en ook de UNHCR. Gisteren heb ik nog gerefereerd aan de speech van mevrouw Ogata van 6 april jl. in Genève waarin zij sprak over non-separation of families. Ik refereer bovendien aan uitspraken van het Rode Kruis en belangrijke mensen die er de afgelopen tijd geweest zijn. Dat alles brengt mij tot de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de regering middels een versoepelde visumregeling de mogelijkheid creëert voor gevluchte Kosovaren om naar hun in Nederland verblijvende familieleden te reizen;

overwegende, dat het criterium van gezinsleden in de eerste graad een te beperkt criterium is voor de huidige nood van de gevluchte Kosovaren;

tevens overwegende, dat gezien de situatie in vluchtelingenkampen spoed en flexibiliteit is geboden bij de toepassing van deze visumregeling;

verzoekt de regering de visumregeling uit te breiden tot tweedegraads familieleden en soepelheid te betrachten met betrekking tot de derdegraads familieleden voor zover het huidige familieverband dat vereist, en de procedure hiertoe snel en flexibel te laten verlopen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rosenmöller. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 259 (22181,19637 ).

De heer Kamp (VVD):

Als de tweedegraads familieleden deel uitmaken van een gezin, is het dan de bedoeling dat hun gezin met hen naar Nederland komt, buiten de normale procedures om?

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

In de motie wordt gevraagd om daarmee een bepaalde mate van soepelheid te betrachten. Het is dus niet uitgesloten.

De heer Kamp (VVD):

Tweedegraads familieleden zijn iets anders dan gezinsleden. U zegt dat de tweedegraads familieleden ook naar Nederland moeten kunnen komen. Zo'n tweedegraads familielid kan een broer of zuster zijn en zal vaak een eigen gezin hebben. Moet dat gezin van zo'n tweedegraads familielidRosenmöller volgens u ook naar Nederland komen?

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

In de motie gaat het om het betrachten van soepelheid, juist jegens de groep waaraan u refereert. Dat is logisch, want mevrouw Ogata van de UNHCR sprak op 6 april over non-separation of families. Als je de UNHCR beleidsmatig een richtinggevende rol wilt geven en je een dergelijk pleidooi op je laat inwerken, moet je daaraan gehoor geven. Ik heb geprobeerd om dat in deze motie te verwoorden.

De heer Kamp (VVD):

Een praktijksituatie: de jongste zoon uit een groot Kosovaars gezin heeft in Nederland een partner en woont hier al een aantal jaren. In uw visie moeten diens ouders, grootouders, broers en zusters, met hun gezinnen, allemaal buiten de normale procedure om naar Nederland kunnen komen.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

U gebruikt de verkeerde woorden. U spreekt van "moeten". Dat staat nergens. Ook de UNHCR spreekt van een vrijwillige regeling. Ik kan dit voorbeeld dan ook niet ondersteunen.

De heer Kamp (VVD):

Ik zei niet "moeten", maar "moeten kunnen". Als uw motie wordt uitgevoerd, moeten al deze personen dus naar Nederland kunnen komen?

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Uw vraag toont aan dat het gevaarlijk is om in casuïstiek te vervallen. Dat doe ik dan ook niet. Wij weten allemaal wat tweedegraads is en wat het betekent om soepelheid jegens de derdegraads familieleden te betrachten, zeker als het gaat om het niet uit elkaar halen van gezinnen. U weet heel goed wat gezinnen zijn. Als deze motie wordt aangenomen, kan men daarmee goed uit de voeten.

Wij spreken heel veel over de militair-strategische kant van deze interventie. Deze oorlog heeft geleid tot een geweldige vluchtelingenstroom. Wij weten allemaal waar de verantwoordelijkheden liggen. Nederland geeft geld en zet militairen in, die echt nodig zijn voor een verbetering van de situatie aldaar. Voor een ruimhartiger opvang, op twee punten toegespitst, moet ook een consensus mogelijk kunnen zijn. Hiermee continueren wij een Nederlandse traditie, dus het lijkt mij echt een goede zaak.

De heer Middel (PvdA):

Voorzitter! Vanochtend kreeg de Kamer een brief waarin de regering meedeelt dat Kosovaren die in Nederland zijn en naar Nederland komen, een voorwaardelijke vergunning tot verblijf krijgen. De PvdA vindt dat een heel goede zaak. Natuurlijk delen wij ieders mening dat vluchtelingen zoveel mogelijk in de regio moeten worden opgevangen, omdat wij Milosevic zelfs niet de illusie moeten geven dat hij zijn zin krijgt bij zijn etnische schoonmaak. De mensen moeten dus zo snel mogelijk terug naar Kosovo, maar ons politieke gelijk moeten wij niet proberen te halen over het hoofd van de mensen die daar in de meest ellendige omstandigheden zitten. Mensen die daar weg moeten, moeten dus naar Europa omdat Europa medeverantwoordelijk is. Hetzelfde geldt voor Nederland. Als deze mensen zich in ons land bevinden, moeten zij in staat zijn om hun leven weer op te pakken, zodat zij weer een perspectief krijgen. De voorwaardelijke vergunning tot verblijf dient daarvoor, die hebben wij vijf jaar geleden niet voor niets ingesteld. Wij gaan er dus van uit dat de nieuwe regeling niet alleen geldt voor de mensen die nog naar Nederland komen, maar ook voor de 5000 mensen die hier al zijn. Dit betekent ook dat deze mensen in gemeenten worden gehuisvest en alles kunnen doen wat VVTV'ers kunnen doen. Heeft de staatssecretaris al contact gehad met de gemeenten over de bijdrage die zij hieraan moeten leveren?

Nu mijn tweede punt. Nederland doet in vergelijking met de meeste andere Europese landen veel aan asiel- en vluchtelingenbeleid. De PvdA vindt dat een goede zaak en dit moet dan ook zo blijven. Tegelijkertijd constateren wij dat de instroom van asielzoekers te hoog is, omdat te veel mensen een asielverzoek doen die daarop eigenlijk geen recht hebben, de zogenaamde mensen met economische motieven. De nieuwe Vreemdelingenwet zou de procedures helderder moeten maken en moeten leiden tot een kleinere instroom. Tegelijkertijd dreigt volgens sommigen het gevaar dat dit voordeel teniet wordt gedaan door grote groepen mensen uit Kosovo. De PvdA is van mening dat dit gevaar gewoon onder ogen moet worden gezien. Trouwens, het is geen gevaar; het is gewoon een noodzaak. Wij moeten echter ook bereid zijn daar consequenties uit te trekken. Wij willen nu ruimhartig zijn tegenover de Kosovaren. Daar is een breed draagvlak voor, zeker ook gezien de dagelijkse beelden op tv. Er gaat een golf van mededogen door Nederland en er is een gevoel van: laten we alsjeblieft wat doen. Als over een aantal weken of maanden dit gevoel van mededogen echter is weggeëbd omdat men eraan gewend raakt – je vraagt je af hoe je hier ooit aan kunt wennen, maar zo gaat dat nu eenmaal in de publieke opinie – dan moet dezelfde Kamer – wij zullen dat zeker doen – die nu zegt dat Nederland ruimhartiger moet zijn, niet tegen de staatssecretaris zeggen: ja, maar nu zitten wij met heel veel mensen in de opvang en met heel veel VVTV'ers in gemeenten. Als wij nu ruimhartig zijn, moeten wij ook de consequentie aanvaarden dat dit meer mensen betekent. Dan moeten wij daar straks niet over zeuren. Daar moeten wij de staatssecretaris dan niet op aanspreken. In dit verband herinner ik aan wat vijf jaar geleden gebeurde na het zien van de beelden van concentratiekampen in Bosnië. Dat was anno 1994, in deze eeuw nog. Toen ging er – gelukkig – ook een golf van mededogen door Nederland. Er ontstond toen bijna zoiets als een actie: neem een Bosniër in huis. Welnu, er kwamen veel Bosniërs. Dat hebben wij ook zelf gewild. Na een aantal jaren zie je dan echter toch dat sommige fracties in de Kamer zeggen: maar nu moeten ze weer weg. Dát moet niet worden herhaald.

De heer Verhagen (CDA):

In voorgaande debatten hebt u duidelijk betoogd dat de huidige militaire operatie ten doel heeft om een situatie te creëren waarin de Kosovaren weer veilig in Kosovo kunnen leven. Zegt u nu dat de Kosovaren niet terug zouden moeten als over een bepaalde tijd de militaire acties succesvol zijn en de Kosovaren in vrede en veiligheid terug kunnen naar Kosovo?

De heer Middel (PvdA):

Neen, ik zeg dat je mensen in eerste instantie bescherming en onderdak moet bieden. Mensen moeten hun leven kunnen hervatten. In de brief die wij vanochtend van de regering kregen, staat dat de VVTV wordt verleend met toepassing van artikel 15 van de Vreemdelingenwet. Dat betekent dat men het eerste jaar van het verblijf in Nederland geen asielverzoek kan indienen. Althans, als men het doet, wordt het gewoon niet in behandeling genomen. Dat betekent dat er sowieso een jaar is waarbinnen mensen terugkeren als de situatie ter plekke zodanig verbetert – en dat hopen wij natuurlijk allemaal – dat dit ook mogelijk is. Men kan derhalve sowieso niet gaan procederen voor een A-status.

De heer Verhagen (CDA):

Neen, maar u wekt de suggestie alsof de Kamer, of bepaalde fracties daarin, ten aanzien van de Bosniërs een standpunt zou hebben ingenomen dat haaks staat op het bieden van bescherming. Het tegendeel is waar. De fracties hebben steeds gesteld dat de Bosniërs hier bescherming moesten kunnen krijgen en dat zij terug konden indien de situatie het toeliet. Dát is het debat geweest.

De heer Middel (PvdA):

Er zijn toen twee fouten gemaakt. Voor een ervan zijn wij zelf medeverantwoordelijk. Toen die gruwelijke situatie zich in Bosnië afspeelde, hebben wij als Kamer ingestemd met het voorstel van de regering om die mensen – het waren er een kleine 20.000 – een A-status te verlenen. Dat is collectief gebeurd, in strijd met de regels van de wet. Wij waren daar mede voor verantwoordelijk. Als je op dat moment die verantwoordelijkheid neemt, kun je later niet zeggen dat die A-status moet worden ingetrokken. Ik wil voorkomen dat wij nu weer een soortgelijke discussie krijgen. Als de Kamer nu tegen de regering zegt dat wij ruimhartiger moeten zijn en dat wij meer mensen moeten opnemen die dat nodig hebben en die dat ook willen, dan moeten wij over een paar maanden of over een jaar niet tegen diezelfde regering zeggen: ondanks alles – een nieuwe Vreemdelingenwet enz. – zitten wij toch nog met gigantisch veel mensen in de VVTV en in de opvang. Dat zijn dan de Kosovaren en daar hebben wij zelf mee ingestemd. Dát heb ik willen aangeven.

De heer Verhagen (CDA):

Het is toch buitengewoon cynisch dat wij nu dit soort discussies moeten voeren ten behoeve van mensen die onze bescherming nodig hebben, omdat er blijkbaar nog steeds te veel mensen in de opvang zitten die ten onrechte hier een beroep doen op een asielstatus.

De heer Middel (PvdA):

Ik wil geen zaken door elkaar halen. Ik wil gewoon dat wij ruimhartiger zijn. Eventuele bezwaren van de regering daartegen – in de zin van: dat kan de Kamer nu wel zeggen, maar hoe wordt daar over een tijdje over geoordeeld – wil ik voor een deel proberen weg te nemen door nu al uit te spreken – en ik hoop dat andere fracties mij daarin volgen – dat wíj over een paar maanden niet zullen gaan zeuren dat het met de aantallen mensen in de VVTV en in de opvang een beetje anders is gelopen dan we hadden verwacht in verband met de nieuwe Vreemdelingenwet. Dat is dan een gevolg van die vreselijke crisis in Kosovo. Dát is mijn betoog.

De heer Verhagen (CDA):

Als er buiten de Kosovaren gerekend, nog steeds te veel mensen in de opvang zitten die geen recht hebben op een asielstatus, dan zal die discussie gevoerd blijven worden. Dat moet u niet proberen weg te schuiven omdat wij nu over Kosovaren spreken. De Kosovaren hebben onze bescherming nu nodig, maar dat wil niet zeggen dat wij niet meer kunnen spreken over de 50.000 asielverzoeken waarmee wij worden geconfronteerd.

De heer Middel (PvdA):

Dat zeg ik ook niet. Ik heb zelfs de schijn niet gewekt en ik heb zelfs de suggestie niet gegeven. We wachten met smart op de terugkeernotitie van het kabinet, zodat we spijkers met koppen kunnen slaan. Wij vinden dat meer mensen moeten worden opgevangen. Als de regering zegt: dat kun je nu wel zeggen, maar over een paar maanden zitten we wel met grote aantallen, dan zeg ik nu alvast: daar zul je van ons geen gezeur over horen. Immers, als je nu zegt dat je ruimhartig bent, moet je dat over een paar maanden ook zijn. Dat is mijn verhaal.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter! Ik denk dat ik in ieder geval voor mijn begrip deze vraag moet stellen. Het is toch zo dat, als de situatie in Kosovo weer veilig is en mensen weer terug zouden kunnen keren om hun land op te bouwen, ook de PvdA vindt dat de opvang in Nederland tijdelijk is geweest en dat een voorwaardelijke vergunning tot verblijf zou kunnen worden ingetrokken en mensen gestimuleerd kunnen worden om terug te keren?

De heer Middel (PvdA):

Dat spreekt vanzelf. Wij hebben niet voor niets de VVTV ingesteld, juist met die bedoeling: drie keer één jaar, en als het dan nog een puinhoop is in het land van herkomst, komt de permanente status in zicht. Dat geldt ook in de nieuwe systematiek van de Vreemdelingenwet.

Voorzitter! Ik heb een motie over dit punt, wetende dat we in Europees verband moeten proberen samen te werken met de UNHCR, maar dat we in ieder geval, hopelijk in dat kader en als het moet los daarvan, onze eigen verantwoordelijkheid moeten nemen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de Nederlandse regering inmiddels bereid is 2000 vluchtelingen uit Kosovo, verblijvende in Macedonië, op te nemen;

overwegende, dat de situatie dermate ernstig is dat de Nederlandse regering zich bereid moet verklaren ruimhartig vluchtelingen op te nemen en zich daarbij niet moet beperken tot het genoemde aantal van 2000, de op dit moment inmiddels gerealiseerde opvangcapaciteit en de opname van vluchtelingen uitsluitend uit Macedonië;

verzoekt de regering op afzienbare termijn substantieel meer vluchtelingen uit Kosovo in Nederland op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Middel en Dittrich. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.Middel

Zij krijgt nr. 260 (22181,19637 ).

De heer Middel (PvdA):

Voorzitter! Mijn laatste punt heeft betrekking op iets waar verschillende collega's tegenaan gelopen zijn: Kosovaren in Nederland die hun familieleden willen helpen en de mensen hier naartoe willen laten komen, die inmiddels een visum hebben. Er is weinig voorlichting; er is een gigantische bureaucratie. Er is al toegezegd dat het een en ander veranderd en verbeterd zou worden, maar dit is niet voldoende. In het overleg zei de minister van Buitenlandse Zaken dat op zijn departement een telefoonnummer beschikbaar wordt gesteld dat mensen kunnen bellen. Dan vraag ik me af: wat doe je na kantoortijd en in het weekend? Om daar nu voor eens en voor altijd duidelijkheid over te krijgen, wil ik de volgende motie aan de Kamer voorleggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat in Nederland wonende Kosovaren bereid zijn hun gevluchte en in nood verkerende familieleden uit Kosovo tijdelijk te willen opnemen in Nederland;

overwegende, dat in dezen op een adequate, niet bureaucratische wijze informatie en hulp moet kunnen worden geboden aan familieleden over de wijze waarop zij familie snel naar Nederland kunnen halen;

overwegende, dat op dit moment onvoldoende hulp en informatie beschikbaar is en het beschikbaar stellen van een enkel telefoonnummer niet voldoende is;

verzoekt de regering zowel in Nederland als in Macedonië en Albanië steunpunten in te richten waar adequate en snelle informatie en hulp kan worden verstrekt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Middel. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 261 (22181,19637 ).

De heer Kamp (VVD):

Mijnheer de voorzitter! Was de heer Middel aan het eind van zijn betoog?

De heer Middel (PvdA):

Ja, ik wachtte op u.

De heer Kamp (VVD):

Ik heb in het begin één zin van hem niet meegekregen en er niet de aandacht aan kunnen geven die die zin ongetwijfeld verdiende. Begrijp ik het goed dat er op dit moment, naar zijn informatie, 5000 Kosovaren zijn in Nederland?

De heer Middel (PvdA):

Nee, volgens mijn informatie, maar die heb ik uit doorgaans zeer betrouwbare bron, zijn er 5000 Kosovaren die in de afgelopen periode hier naartoe gevlucht zijn en waarover wij in het najaar 1998 gesproken hebben in verband met de vraag of die een VVTV moesten krijgen. Toen hebben wij besloten het een voorlopige uitstel van vertrekregeling te laten zijn, totdat duidelijk zou worden hoe de internationale interventie uit zou pakken. Dat is punt één. Het gaat over 5000 mensen die op dit moment als verblijfstitel alleen maar uitstel van vertrekregeling hebben. Die zouden dus volgens de brief van de regering onder de VVTV gaan vallen en in de gemeenten gehuisvest kunnen worden. Zij zitten nu in de opvangcentra. Daarnaast zijn er, zo heb ik begrepen, 10.000 mensen die oorspronkelijk uit Kosovo afkomstig zijn, maar dat "oorspronkelijk" kan jaren geleden zijn, zodat men inmiddels allang tot Nederlander genaturaliseerd is. Dat zijn mensen met een reguliere verblijfsvergunning of verblijfstitel.

De heer Kamp (VVD):

Dat begrijp ik. Volgens uw informatie gaat het in totaal om 15.000 Kosovaren in Nederland. Als gesproken wordt over eerste- of eventueel tweedegraads familie, praten we dus over de eerste- en tweedegraads familie van die 15.000 personen?

De heer Middel (PvdA):

Nee, van die 10.000.

De heer Kamp (VVD):

Alleen van die eerste 10.000?

De heer Middel (PvdA):

Ja, want u weet dat bij de VVTV er geen recht op gezinshereniging is. Dat is juist voor veel mensen met een VVTV reden om een A-status aan te vragen. In de brief van de regering van hedenmorgen wordt nu juist artikel 15 genoemd om te voorkomen dat dit gebeurt. Het gaat om 10.000 mensen.

De heer Kamp (VVD):

Wij praten dus over eerste- en tweedegraads familieleden van 10.000 Kosovaren die op dit moment in Nederland verblijven?

De heer Middel (PvdA):

Ja.

De heer Kamp (VVD):

Dat is duidelijk.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter! Het algemeen overleg van gisteren heeft duidelijk gemaakt dat er voor de regering op dit moment geen limiet is aan het aantal Kosovaren dat in Nederland opgevangen gaat worden. Het in de brief van het kabinet genoemde aantal van 1000 à 2000 zou immers de indruk kunnen wekken dat er wel sprake is van een limiet. Dat zou slechts een druppel op een gloeiende plaat zijn.

Naar onze mening moet er sprake zijn van opvang op ruimhartige wijze, zeker met het oog op de humanitaire ramp die zich op dit moment voltrekt. Worden er al voorbereidingen getroffen, bijvoorbeeld door COA, om meer dan 2000 vluchtelingen in Nederland op te nemen, zodat deze mensen meteen kunnen worden opgevangen?

Wij zijn het eens met het verlenen van de VVTV-status. De fractie van de SP heeft daarvoor in het verleden ook gepleit. Ik heb echter wel een vraag over de brief van vanochtend van de staatssecretaris. Artikel 15e is immers slechts toepasbaar als er sprake is van buitengewone omstandigheden. Neemt de staatssecretaris nu reeds aan dat die buitengewone omstandigheden er zijn, of komt dit aan de orde wanneer het aantal vluchtelingen dat hierheen komt zo groot is, dat in Nederland inderdaad gesproken kan worden van buitengewone omstandigheden?

Voorzitter! De fractie van de SP ondersteunt vooralsnog de keuze die het kabinet maakt voor de opvang van Kosovaren afkomstig uit Macedonië. Aan de ene kant vinden wij het een pragmatisch keuze omdat het kabinet daartoe reeds voorbereidingen heeft getroffen en een missie heeft gestuurd. Aan de andere kant kunnen wij ons voorstellen dat Macedonië gekozen wordt vanuit strategisch belang en ter voorkoming van destabilisatie in de regio. Op dit moment onderschrijven wij het standpunt van de regering terzake.

Ik zou de staatssecretaris willen vragen over de opvang contact te houden met de UNHCR. Ik neem echter aan dat het kabinet dit vanzelfsprekend doet.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Het algemeen overleg van gisteren heeft duidelijkheid geschapen over het aanbod dat de Nederlandse regering heeft gedaan aan de UNHCR. Dat betreft allereerst de toezegging dat het aanbod geen absolute bovengrens inhoudt. De staatssecretaris heeft gisteren aangegeven dat de getallen 1000 en 2000 zich met name richten op de opvang die op dit moment beschikbaar is en gerealiseerd wordt aan het einde van de week, doch dat er geen sprake is van een absolute bovengrens. Indien uit het overleg met de UNHCR blijkt dat er sprake moet zijn van aanvullende maatregelen, dan is de regering daartoe bereid. Vandaar dat de fractie van het CDA op dit punt tevreden is met de toezeggingen van de regering. Zoals reeds opgemerkt tijdens het AO, is naar onze mening dit aanbod terecht gedaan.

De CDA-fractie heeft steeds gesteld dat Nederland bereid moet zijn hier mensen op te vangen die niet adequaat kunnen worden opgevangen in de regio zelf. Het gisteren geherformuleerde aanbod is voor ons in ieder geval een indicatie dat de staatssecretaris bereid is de daartoe benodigde stappen te zetten.

In het algemeen overleg werd duidelijk dat Dublinclaims gesteld worden, maar dat met een beroep op de uitzonderingsregeling al wel opvang wordt geboden, dus ondanks het feit dat nog geen besluit is genomen over het honoreren van de claim. Dit is voor ons van essentieel belang geweest, zoals ik gisteren al in het algemeen overleg duidelijk heb gemaakt. Tegelijkertijd hechten wij eraan dat de Dublinclaims wel degelijk gesteld worden om daarmee andere lidstaten te kunnen blijven bewegen om te komen tot Europese afspraken. Indien andere Europese lidstaten niet kunnen worden aangesproken op hun verantwoordelijkheden op dit terrein, is de kans op een Europese regeling vrijwel uitgesloten. Ik hoor graag dat de staatssecretaris in Europees verband zal blijven streven naar Europese afspraken over de verdeling.

Voorzitter! In het algemeen overleg bleven nog enkele punten onduidelijk. Ik noem allereerst de status, waarover wij vanochtend overigens een brief hebben gekregen. De CDA-fractie stemt ermee in dat het voorliggende besluit – VVTV onder gelijktijdige toepassing van artikel 15e, tweede lid, van de Vreemdelingenwet – gaat gelden voor de Kosovaren. Als er een groep is die tijdelijke opvang en bescherming in Nederland nodig heeft, dan is het wel deze groep. Wij praten over een situatie waarin zich een oorlog voltrekt, waarin zich een humanitaire ramp aftekent. Het is evident dat juist voor deze groep opvang en bescherming moet worden geboden. Als die niet in de regio geboden kan worden, moet die in Nederland geboden worden.

Tegelijkertijd hebben wij natuurlijk wel enige ervaring opgedaan. Het CDA pleit wel degelijk voor het ruimhartig toepassen. Maar als de situatie in Kosovo veilig is, moet worden zekergesteld dat deze mensen kunnen terugkeren. Ik verkrijg graag van de staatssecretaris antwoord op de volgende vragen. Hoe voorkomt hij dat wij in een situatie komen als die met de Bosniërs? Hoe garandeert hij dat er wel degelijk sprake is van terugkeer als de situatie dat toelaat? En in hoeverre biedt artikel 15e voldoende mogelijkheden om juridische procedures te voorkomen?

De heer Middel (PvdA):

Voorzitter! Als mensen terug kunnen keren, moet dat natuurlijk gebeuren. Daar hebben wij het al over gehad. Maar een VVTV geldt voor maximaal drie jaar. Wij hopen natuurlijk dat de huidige situatie voor Kosovo geen drie jaar gaat duren. Maar is de heer Verhagen met mij van mening dat het vanzelf spreekt dat de mensen over drie jaar niet hoeven terug te keren als dat niet kan?

De heer Verhagen (CDA):

Zoals u weet, is de CDA-fractie voorstander van een tijdelijke bescherming voor de duur van vijf jaar. Wij zullen onze stappen op dat terrein blijven voortzetten. Ik neem aan dat wij hierop binnenkort in het kader van de discussie over de nieuwe Vreemdelingenwet terugkomen.

De heer Middel (PvdA):

Dat is de vraag niet. Wij hebben nu een VVTV-beleid voor drie jaar. Wij weten dat het CDA en de VVD daar vijf jaar van willen maken. U heeft dat samen meermalen geprobeerd, maar dat is niet gelukt, gelukkig. Dit betekent dat er nu nog een VVTV-beleid voor drie jaar geldt. U heeft zich akkoord verklaard met het principe van VVTV. Mijn vraag is of u dat principe overeind wilt houden, ook ten aanzien van de Kosovaren.

De heer Verhagen (CDA):

Als wij akkoord gaan met het verlenen van de VVTV-status aan de Kosovaren die in Nederland komen, dan betekent dat dat wij het geldende VVTV-beleid overnemen. Ik heb daarbij nadrukkelijk gezegd dat situaties als met de Bosniërs moeten worden voorkomen. Ik heb daarom ook nadere vragen gesteld over artikel 15e. Als de Vreemdelingenwet wordt gewijzigd en een asielprocedure op basis van artikel 15e wordt opgeschort, is er een andere situatie. Maar daar hoor ik graag meer over.

Voorzitter! Ik wil tot slot namens de fractie van het CDA een motie indienen, omdat het ons buitengewoon heeft teleurgesteld dat de inspanningen sec gericht blijven op Macedonië.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de Nederlandse regering heeft besloten een aantal etnisch Albanezen uit Kosovo vanuit Macedonië tijdelijk in Nederland op te vangen;

van mening, dat het aanbod aan de UNHCR zich niet zou moeten beperken tot vluchtelingen verblijvend in Macedonië;

spreekt uit dat de regering in overleg met de UNHCR moet bezien aanvullende opvang aan te bieden voor personen die medische verzorging behoeven die ter plaatse niet kan worden geboden en die op dit moment in Albanië verblijven,Verhagen

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Verhagen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 262 (22181,19637 ).

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter! Gisteren hebben wij in het algemeen overleg met de staatssecretaris gesproken over het aantal op te nemen Kosovaren. Wij hebben dat gedaan aan de hand van een brief waarin stond dat de regering 1000 plaatsen in gereedheid heeft gebracht. Het aantal opvangplaatsen zou kunnen oplopen tot 2000. De D66-fractie heeft de afgelopen weken steeds gezegd dat een ruimhartig opvangbeleid gevoerd moest worden. Dat is de reden geweest dat ik de motie van collega Middel heb medeondertekend. In die motie wordt gepleit voor een ruimhartige benadering en dat betekent dat meer dan 2000 mensen opvang geboden zou moeten worden.

Ik wil hierbij onderstrepen dat het volgens D66 om tijdelijke opvang zou moeten gaan. In dit debat gaat het overigens alleen over de opvang in Nederland. Met nadruk zeg ik dat de Nederlandse regering het nodige doet op het punt van militaire inzet, financiële ondersteuning van de UNHCR en betalingsbalansondersteuning van Macedonië. Dat zijn goede prestaties.

Vanmorgen hebben wij een brief ontvangen over het geven van de voorwaardelijke vergunning tot verblijf. D66 ondersteunt de lijn die de regering kiest. Ik onderstreep dat een voorwaardelijke vergunning tot verblijf ingetrokken kan worden als de beletselen voor terugkeer naar het land van herkomst, in dit geval Kosovo, zijn opgeheven. Dat staat in artikel 12a van de Vreemdelingenwet. We moeten hier dus niet de indruk wekken dat als mensen met een voorwaardelijke vergunning naar Nederland komen, zij hier definitief zullen blijven.

Voorzitter! Gisteren hebben wij ook gesproken over een soepele toepassing van het visumregime. De staatssecretaris heeft aangekondigd die soepele toepassing te willen kiezen voor mensen die hier familie in de eerste graad hebben. De fractie van D66 vindt dat iets te beperkt. Wij denken met name aan grootouders die familie in Nederland hebben en die thans in de opvangkampen zitten. Voor hen zou een soepele visumregeling van toepassing moeten zijn, maar zij behoren tot familieleden in de tweede graad. Daarom wil ik op dit punt een motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de regering de visumregeling tijdelijk heeft versoepeld voor etnisch Albanese vreemdelingen uit Kosovo, van wie familie in de eerste graad al in Nederland woonachtig is;

overwegende, dat het wenselijk is tijdelijk eenzelfde beleid te voeren ten aanzien van familieleden in de tweede graad;

verzoekt de regering de visumregeling eveneens tijdelijk te versoepelen voor etnisch Albanese vreemdelingen uit Kosovo, die familie in de tweede graad zijn van reeds met een verblijfsvergunning in Nederland woonachtige Kosovaren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het leden Dittrich en Middel. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 263 (22181,19637 ).

De heer Van der Staaij (SGP):

Mijnheer de voorzitter! In het algemeen overleg heb ik gisteren al verwoord dat de SGP-fractie het kabinetsbesluit om een groep etnisch Albanezen tijdelijk in Nederland op te vangen, van harte steunt. Na overleg met de UNHCR is vast komen te staan dat, gelet op de massale vluchtelingenstromen van ook weer het afgelopen weekeinde, er behoefte is aan aanvullende opvang buiten de regio, zeker voor mensen die medische voorzieningen nodig hebben. Vooropstaat dat hierbij zich een gemeenschappelijke taak voor de Europese landen voordoet. De inspanningen zullen dan ook voortdurend gericht moeten zijn op het maken van Europese afspraken. Het ontbreken van die afspraken ontslaat Nederland echter niet van de plicht om zijn verantwoordelijkheid te nemen.

Voorzitter! Op drie discussiepunten van het AO van gisteren wil ik nog ingaan. In de eerste plaats wil ik iets zeggen over de vraag of de aanvullende opvang in Nederland beperkt moet blijven tot de vluchtelingen uit Macedonië. De SGP-fractie staat sympathiek tegenover de wens die in een aantal moties tot uitdrukking is gebracht en die inhoudt dat ook tijdelijk opvang geboden zou moeten worden aan kwetsbare groepen vluchtelingen uit Albanië. Ik heb van de kant van de regering nog geen overtuigende argumenten gehoord waarom dit op grote bezwaren zou stuiten. Misschien wil de staatssecretaris hierover nog iets zeggen.

Een tweede discussiepunt is de status van de Kosovaren die in Nederland worden opgevangen. Inmiddels hebben wij begrepen dat het kabinet een VVTV-beleid zal voeren voor Kosovaren. Wij hebben ons eerder positief uitgelaten over pogingen om een noodstatus in het leven te roepen, maar ik moet vaststellen dat die weg niet is bewandeld. De SGP-fractie erkent dat binnen de bestaande wetgeving een VVTV het meest voor de hand ligt om een tijdelijke bescherming gestalte te geven en verzet zich daarom niet tegen dit besluit.

Ik heb nog vragen over het doorprocederen. In hoeverre valt te verwachten dat vanuit de groep Kosovaren die naar Nederland komt met succes een beroep op de A-status kan worden gedaan, ook nadat de termijn van opschorting is verlopen? Kan dit niet een doorkruising betekenen van de bedoeling van tijdelijke opvang? Mijns inziens is de beste garantie voor een breed draagvlak voor ruimhartige opvang dat ook de tijdelijkheid van de opvang voldoende gewaarborgd is. Hoe staat het overigens met de Kosovaren die niet op uitnodiging naar Nederland komen? Om welke aantallen gaat het tot nu toe? Zal de instelling van VVTV-beleid nog gevolgen hebben voor deze aantallen?

De SGP-fractie kan zich vinden in de door het kabinet gekozen gedragslijn om de verruiming van de visaregeling te beperken tot de familieleden in de eerste graad. De argumenten voor uitbreiding tot de tweede graad hebben ons voorshands niet overtuigd. Ik neem aan dat juist bij de groep vluchtelingen die op uitnodiging naar Nederland komen in brede zin zal worden gekeken naar de mogelijkheden van familiehereniging.

De heer Kamp (VVD):

Voorzitter! De VVD-fractie is zeer bezorgd over en voelt een grote medeverantwoordelijkheid voor de opvang van de ongeveer 1,8 miljoen etnische Albanezen die in Kosovo in de verdrukking zijn gekomen. Wij zijn positief over de Nederlandse inspanningen om hen zoveel mogelijk tegemoet te komen en over de Nederlandse opstelling in de Europese Unie.

Wij vinden dat Nederland die medeverantwoordelijkheid moet waarmaken. Wij nodigen de regering uit om de UNHCR te adviseren volledige duidelijkheid te verschaffen. Hoeveel mensen kunnen zij daar menswaardig opvangen? Hoeveel mensen kunnen zij niet opvangen? Laat hen alsjeblieft aangeven hoeveel vluchtelingen uit Kosovo moeten worden opgevangen in ieder individueel land van de Europese Unie. Daar zal ook voor Nederland een aantal uitkomen. Wij zijn van mening dat Nederland naar aanleiding van dat verzoek van de UNHCR, waarvan wij hopen dat het komt, in de Europese Unie alle andere landen moet aanspreken op hun verantwoordelijkheid en zelf ongeclausuleerd ja moet zeggen op dat verzoek.

De heer Middel (PvdA):

Voorzitter! Dat klinkt buitengewoon sympathiek. Betekent dit dat eerdere kanttekeningen van de heer Kamp over het aantal asielzoekers in Nederland vergeleken met andere landen, over de dichtheid van de bevolking en dergelijke hiermee zijn verdwenen? Zegt hij op voorhand ja, als de UNHCR bijvoorbeeld zegt dat Nederland 30.000 mensen moet opnemen?

De heer Kamp (VVD):

Wat ik nu heb gezegd, heb ik precies zo gezegd tijdens de vier vorige debatten over Kosovo. Nederland heeft een medeverantwoordelijkheid die wij evenredig moeten dragen. Als er een beroep door de UNHCR wordt gedaan waarbij dat geheel wordt geschetst, dan moet Nederland zijn aandeel daarin dragen. Wat de discussie betreft over de Vreemdelingenwet en over het asielprobleem, vind ik alles best. Maar op de gebeurtenissen in Kosovo moet door de Europese gemeenschap zodanig worden gereageerd dat iedereen die daar in de verdrukking komt menswaardig wordt opgevangen.

De heer Middel (PvdA):

Dat ben ik met u eens, maar ik bespeurde een verruiming van het VVD-standpunt. Dat hoopte ik althans; ik vraag u dat te bevestigen. U hamerde inderdaad eerst op de evenredigheid. Nu zegt u: als de UNHCR zegt dat Nederland zoveel moet opnemen, dan doen wij dat. Is dat een onverkort en onvoorwaardelijk ja wat de VVD betreft?

De heer Kamp (VVD):

Het zal de heer Middel niet zijn ontgaan dat ik heb aangegeven dat ik het van belang vind dat de UNHCR het probleem in zijn totaliteit schetst, dat vertaalt naar de individuele Europese landen en dan een beroep doet op die landen. Dat is die evenredigheid. Voor het aandeel van Nederland moet daarop ja worden gezegd. Datzelfde verhaal heb ik steeds gehouden. Verruiming was niet mogelijk, omdat wij voor de hele groep Albanezen in Kosovo medeverantwoordelijkheid voelen.

Voorzitter! In Kosovo worden honderdduizenden mensen niet individueel vervolgd, maar categoriaal verdreven. De bedoeling van degene die dat doet, is het realiseren van het definitieve vertrek van die groep. Terecht heeft Nederland in de Europese Unie aangedrongen op één Europese juridische benadering van die hele groep. Nu dat niet is gelukt, denken wij dat Nederland een juridische benadering moet kiezen die niet te veel afwijkt van die van de andere EU-landen. Wij vinden dus dat met een noodwet voor deze groep moet worden vastgesteld dat opvang wordt geboden, dat procedures zijn uitgesloten en dat terugkeer moet zijn verzekerd. Wij vragen het kabinet, naar aanleiding van de brief die wij vanmorgen ontvingen, of bij verlening van een voorwaardelijke verblijfsvergunning de mogelijkheid bestaat om tegen het intrekken dan wel het niet verlengen van die voorwaardelijke verblijfsvergunning te zijner tijd eerst bezwaar en daarna beroep aan te tekenen. Is het mogelijk om, als te zijner tijd de opvang wordt beëindigd, daartegen bezwaar en beroep aan te tekenen? Is het mogelijk om, als uithuiszetting volgt, bezwaar en beroep aan te tekenen? Kan, als de definitieve uitzetting onder dwang wordt aangekondigd, bezwaar en beroep worden aangetekend? Kan, als de discretionaire bevoegdheidstoepassing wordt gevraagd en geweigerd, bezwaar en beroep worden aangetekend?

De heer Middel (PvdA):

Ik ga niet in op uw laatste vragen, want die vormen een discussie op zich. Maar in de brief van de staatssecretaris staat toch heel nadrukkelijk: één jaar geen verdere procedures? Kan de VVD gewoon akkoord gaan met het op die manier opvangen van mensen, zonder verdere mitsen en maren? Dit komt toch tegemoet aan uw eigen opstelling?

De heer Kamp (VVD):

Of tegemoet wordt gekomen aan onze opstelling, zal blijken uit het antwoord van de staatssecretaris. Wij hebben uit die brief begrepen dat het mogelijk is te voorkomen dat geprocedeerd wordt vanuit de voorwaardelijke verblijfsvergunning naar een A-status. Ik heb tien andere mogelijkheden genoemd waartegen mogelijk geprocedeerd kan worden: eerst in bezwaar en daarna in beroep. Ik hoor graag van de staatssecretaris of de door mij aangekondigde procedeermogelijkheden zijn uitgesloten dan wel bestaan.

Voorzitter! Wij stemmen in met wat gisteren door de bewindslieden is gezegd over het niet toepassen van de visumvoorwaarden voor eerstegraads familieleden van in Nederland verblijvende Kosovaren. Dat zal grote gevolgen kunnen hebben, omdat inmiddels duidelijk is geworden dat het om 10.000 per- sonen gaat, waarvan de eerstegraads familie zonder toepassing van de visumvoorwaarden naar Nederland zou kunnen komen. Als daarvoor de tweede graad van toepassing is, wil ik van de staatssecretaris een indi- catie hebben om hoeveel personen het in totaliteit zal gaan.

De heer Rouvoet (RPF):

Voorzitter! De fracties van RPF en GPV hebben, evenals vele andere fracties in dit huis, voortdurend het belang benadrukt van opvang in de regio, ook in verband met een signaal richting Milosevic. Tegelijkertijd is duidelijk dat je niet eindeloos kunt blijven zeggen dat, ook als de nood blijft stijgen en de crisis voortduurt, dit het laatste woord is. Verantwoordelijkheid nemen betekent ook dat je moet kunnen erkennen dat er meer nodig is, waaraan je je niet kunt en wilt onttrekken, overigens zonder het uitgangspunt van opvang in de regio los te laten. Dat leidt tot opvang hier, waarvoor de regering heeft gekozen, en wel op uitnodiging. Daarvoor de hartelijke steun van onze fracties.

Voorzitter! Wij vinden dat, gelet op de situatie waarover wij praten, geen "kruidenieren" past over de evenredigheid in relatie tot andere landen. Het gaat om onze verantwoordelijkheid en onze invulling daarvan. Ik kan het niet beter onder woorden brengen dan in de motie van de collega's Middel en Dittrich is verwoord, wat leidt tot een dictum, waarin staat dat substantieel meer vluchtelingen naar Nederland moeten worden uitgenodigd. Ik zal dat van harte steunen.

Voorzitter! Wat de juridische basis betreft, bepleiten onze fracties crisisopvang, ook in verband met het genoemde signaal. Maar ook dat argument is hier niet onbeperkt houdbaar. De situatie in Albanië en Macedonië is zodanig, dat dit moet worden gezet tegenover de overweging dat Milosevic zich überhaupt iets zou aantrekken van wat de EU-landen doen voor gevluchte Kosovaren. Een VVTV-status ligt dan voor de hand, want die is er speciaal voor bedacht. Toepassing van artikel 15e, tweede lid, Vreemdelingenwet, onderstreept wat ons betreft het bijzondere van de situatie, wat het voor ons toch tot een vorm van crisisopvang maakt, zonder dat daarvoor een noodwet noodzakelijk is. Wij kunnen ons vinden in die gedachtegang.

Voorzitter! De motie die is ingediend over de Kosovaren uit Albanië vinden wij sympathiek. Daartegenover staat de overweging van de regering, dat de in etnische zin explosieve situatie in Macedonië deze keus noodzakelijk maakt, terwijl voor Albanië wellicht veel beter kan worden ingezet op het instrument van de begrotingssteun. Ik wacht op dat punt de reactie van de regering af. Wat de visumverlening betreft, heb ik enige aarzeling over de ingediende moties. Ik moet nog overtuigd worden door de staatssecretaris als het gaat om onze eventuele steun daaraan.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Staatssecretaris Cohen:

Mijnheer de voorzitter! Op een drietal onderwerpen zijn mij vragen gesteld: de VVTV, de aantallen vluchtelingen die opgenomen worden en de kwestie van de visa in eerste, tweede en derde graad.

In de eerste plaats ga ik in op de VVTV. Ik heb de Kamer vanmorgen een brief geschreven, waarin het besluit van de regering om daartoe over te gaan is medegedeeld. Dat is een ingrijpende maatregel die naar het oordeel van de regering noodzakelijk is. In de brief is tevens medegedeeld dat het verblijf in Nederland zo lang als noodzakelijk is mag duren en dat het punt van terugkeer ook voor de regering belangrijk is. De heer Verhagen heeft gevraagd of er een garantie is dat er sprake zal zijn van terugkeer. Die garantie is er. De regering stelt zich daarachter en ik hoop dat de Kamer de regering op dat punt zal steunen.

De heer De Wit heeft in het kader van artikel 15e gevraagd of er sprake is van buitengewone omstandigheden. Ik vind eerlijk gezegd dat ik niet veel woorden nodig heb om dat duidelijk te maken. Gegeven de huidige situatie is er op dit ogenblik al sprake van buitengewone omstandigheden. Alleen al het feit dat wij op zeer korte termijn ten minste 2000 mensen in Nederland verwachten, maakt dat die omstandigheden er zijn. Gedurende de periode waarin artikel 15e van toepassing is, zal er geen sprake zijn van doorprocederen naar de A-status. De heer Kamp heeft in dit verband gevraagd naar de te volgen procedures en hij heeft er verschillende opgesomd. Gegeven de huidige wettelijke systematiek is niet uitgesloten dat die mogelijkheden er zijn. Zoals bekend is dit ook reden om over te gaan naar nieuwe wetgeving. Volgens de huidige wetgeving past het om nu over te gaan naar de VVTV.

Er is ook gevraagd naar de samenhang met de nieuwe wet. Daar valt op dit ogenblik nog niets over te zeggen. Die nieuwe wetgeving is er nog niet. Er ligt een voorstel bij de Raad van State en er valt op geen enkele manier te voorspellen hoe de Raad van State zal adviseren. Dus het is niet verstandig om daar op dit ogenblik al iets over te zeggen.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Dittrich wil interrumperen. Ik zal die interruptie niet toestaan en ik zal ook verder geen interrupties toestaan, omdat ik meen dat de argumenten genoeg gewisseld zijn gisteren. De staatssecretaris gaat verder met zijn antwoord.

Staatssecretaris Cohen:

Dan kom ik bij het tweede punt, de kwestie van de aantallen. Ik heb gisteren uitgelegd hoe de regering tot die aantallen gekomen is. Daaruit volgt dat het aantal van 2000 geen maximum is. Gegeven de omstandigheden in Kosovo kan er ook geen bovengrens vastgesteld worden. Gisteren is de regering opgeroepen om de situatie daar van dag tot dag te volgen. Dat zal de regering ook doen. Zij zal de ontwikkelingen volgen in Europees verband, ook al heeft dat tot dusverre nog niet opgeleverd wat zij graag gerealiseerd had willen zien. Maar juist omdat dit nog niet het geval is, zal zij de situatie van dag tot dag blijven volgen en beoordelen.

Op dat punt heeft de heer Kamp gezegd dat de UNHCR volledige duidelijkheid moet verschaffen. Het zou mooi zijn als dat zou kunnen. Ook de UNHCR heeft natuurlijk in de omstandigheden aldaar – waarschijnlijk nog sterker dan wij ons kunnen realiseren – te maken met de hectiek van het moment. Die hectiek is enorm. Dat zal er heel goed toe kunnen leiden dat de door mij en de heer Kamp gewilde duidelijkheid niet altijd verschaft kan worden. Als die niet verschaft kan worden, betekent dat wij zonder die duidelijkheid zullen moeten handelen. Ons handelen zal daarbij natuurlijk gericht zijn op de Europese samen- hang, zonder de eigen verantwoordelijkheid van Nederland te laten lopen. Dat kan niet anders. Het is overigens duidelijkheid dat Nederland de eigen verantwoordelijkheid heeft genomen.

Voorzitter! Dit brengt mij op het derde punt, de kwestie van de visa. Het is bekend dat de regering heeft gezegd dat bij eerstegraads familieleden een soepeler regeling toegepast zal worden. De heer Kamp heeft gevraagd wat deze verruiming betekent in aantallen mensen. Dat is niet goed te voorspellen. Het is bekend dat er ongeveer 10.000 Kosovaren in Nederland zijn. Die zijn in de gelegenheid om een visum aan te vragen. Als het gaat om eerstegraads en tweedegraads familieleden, gaat het daarmee om zeer aanzienlijke aantallen. Het is een gegeven dat de regering de toestand van het ogenblik en de ontwikkeling daarvan bepaald niet goed kan overzien. Dat maakt dat de regering op dit moment zegt dat niet overgegaan moet worden tot uitbreiding. Ik ontraad ook de moties die op dat punt ingediend zijn. Ik kan mij hooguit voorstellen dat, omdat de ontwikkelingen op het ogenblik onduidelijk zijn, de moties aangehouden worden. Dit geldt voor de motie ingediend door de heren Dittrich en Middel en a fortiori voor de motie van de heer Rosenmöller.

Voorzitter! Het laatste punt betreft de vraag of wij ook opvang in de richting van Albanië moeten steunen. De heer Rouvoet heeft in zijn bijdrage precies de argumenten gegeven die de regering hierbij gebruikt. Gegeven de in politieke zin meer explosieve situatie in Macedonië richt de regering zich daar meer op. Dat betekent niet dat er geen opvang in Albanië moet zijn. Mijn collega van Buitenlandse Zaken heeft dat gisteren ook gezegd. Hij heeft gezegd dat wij ons in de richting van Albanië veel meer moeten richten op begrotingssteun en geldelijke steun. De hulp kan aldaar dan beter verricht worden. Dit brengt met zich dat ik de motie van de heer Rosenmöller op dit punt ontraad.

De motie van de heer Verhagen spreekt van de situatie waarin de UNHCR een oproep aan Nederland doet om ook in de richting van Albanië wat te doen. Daarbij betrekt hij de opstelling van de regering, waarin gesteld wordt dat de UNHCR wat ons betreft belangrijk is. Ik kan mij dan ook voorstellen dat wij in dat geval ons beleid op dit punt wijzigen. In de motie is sprake van "overleg met de UNHCR". Ik ga ervan uit dat de UNHCR ons in dit geval oproept om op dit punt iets te doen.

Ik loop de moties nog eens na. De motie van de heer Rosenmöller ten aanzien van Albanië ontraad ik.

Ook de motie ten aanzien van de soepelheid bij tweedegraads en derdegraads familieleden ontraad ik.

De motie van de heren Middel en Dittrich beschouw ik, in het licht van wat ik daar gisteren over heb gezegd, als hetgeen de regering van plan is te doen als dat nodig is.

De heer Middel heeft ook een motie ingediend over de posten en steunpunten in Macedonië en Albanië. Die motie is naar mijn gevoel overbodig. In Nederland heeft Buitenlandse Zaken inmiddels een informatiepunt. Bij de IND komt er een informatielijn. De steunpunten waar de motie om vraagt in Macedonië en Albanië zijn de aldaar reeds aanwezige posten. Bij die posten kan men een visum aanvragen. De post in Skopje wordt daartoe versterkt. De post in Tirana is al versterkt. Kortom, het in de motie gevraagde is reeds gebeurd. Daarmee is deze motie overbodig.

De heer Middel (PvdA):

Voorzitter! Ik heb deze motie vooral ingediend om te benadrukken dat er ook in Den Haag een bereikbaar informatiepunt moet zijn. De staatssecretaris zegt impliciet toe dat dit gebeurt en dat het niet alleen binnen kantooruren maar ook daarbuiten bereikbaar zal zijn voor Kosovaren in Nederland. Als dat inderdaad het geval is, trek ik de motie in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Middel (22181, 19637, nr. 261) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Cohen:

Voorzitter! Omdat het het departement van Buitenlandse Zaken betreft, kan ik niet zeggen in hoeverre de uitbreiding die de heer Middel geeft aan de motie, terecht is.

De voorzitter:

Voor de orde moet ik opmerken dat deze motie nu formeel van de agenda is afgevoerd.

De heer Middel (PvdA):

Ik kan de motie natuurlijk aanhouden, maar dat is gezien het onderwerp en het spoedeisende karakter een beetje onzin. De motie blijft wat mij betreft ingetrokken. Ik mag niet interrumperen, maar ik wil hieraan wel toevoegen dat het een oproep is om in Den Haag een steunpunt te realiseren dat volop bereikbaar is en dat zich niet beperkt tot de kantooruren. Dat is mijn punt.

Staatssecretaris Cohen:

Dat is helder.

Voorzitter! Ten slotte wil ik ingaan op de vraag van de heer Middel over de invoering van de VVTV. Dat is een ingrijpende operatie die nogal wat betekent voor de gemeenten. Ik zal dan ook een oproep doen aan de gemeenten om zeer actief mee te werken aan het beschikbaar stellen van woningen ten behoeve van de opvang van diegenen voor wie de VVTV gaat gelden. Vele gemeenten hebben mij hier overigens al naar gevraagd en ook de bereidheid daartoe uitgesproken.

De voorzitter:

Ik begrijp dat u uw oordeel nog moet geven over de motie-Verhagen op stuk nr. 262.

De heer Verhagen (CDA):

De staatssecretaris wilde zijn oordeel over deze motie geven toen de heer Middel zijn motie introk. Hij heeft zijn zin echter niet afgemaakt en ik hoor graag het oordeel van de regering over de motie op stuk nr. 262.

Staatssecretaris Cohen:

Dat is de motie waarin staat dat als de UNHCR aangeeft dat er ook wat in Albanië moet worden gedaan, de regering iets moet doen. De regering kan goed met deze motie leven.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, vandaag na de lunchpauze over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven