Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragen van het lid Reitsma aan de staatssecretaris van Financiën, over de problemen voor vrijwilligersorganisaties als gevolg van vennootschapsbelasting.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! Uit vele hoeken en gaten van Nederland bereiken ons signalen dat de belastingdienst een soort heksenjacht houdt – zo wordt het althans ervaren – op de sportverenigingen en vrijwilligersorganisaties om belastingcenten binnen te krijgen. Het CDA vindt dat een slechte zaak. Onze partij wil juist vrijwilligers en verenigingen stimuleren om activiteiten te organiseren. De samenleving heeft deze vrijwilligers hard nodig, want zij zijn het cement van onze samenleving. Nu worden acties zoals het verzamelen van oud papier of kleding en oliebollenacties van verenigingen gefrustreerd door de belastingdienst, doordat er een blauwe envelop in de brievenbus komt van muziekverenigingen, zangverenigingen, sportclubs, hockeyclubs en noem maar op. Zij worden geconfronteerd met een aanslag vennootschapsbelasting, inkomstenbelasting of BTW. Zij worden al geconfronteerd met de ecotaks, het schenkingsrecht en noem maar op. De regering wil toch niet de kip met de gouden eieren slachten? Daarom heb ik de volgende vragen aan de staatssecretaris.

Kan de staatssecretaris uit de doeken doen waarom de belastingdienst momenteel nogal wat sport- en vrijwilligersorganisaties natrekt en met onverwachte aanslagen verrast, die soms vier of vijf jaar teruggaan?

Realiseert de staatssecretaris zich dat hierdoor een forse aanslag wordt gedaan op de belangrijke vrijwilligers? Dat is toch slecht voor het organiseren van de vele activiteiten die wij zo belangrijk vinden.

Denkt de staatssecretaris dat er straks nog wel een penningmeester beschikbaar zal zijn voor welke vereniging dan ook? Immers, zij worden straks ook privé aansprakelijk gesteld als de fiscus bij hen op de stoep staat en de kas leeg is.

Is de staatssecretaris bereid om die aanslagen over de afgelopen jaren in te trekken, oplossingen aan te bieden en op zo kort mogelijke termijn om de tafel te gaan zitten met de sport- en de vrijwilligersorganisaties om desnoods via een convenant afspraken te maken dat de fiscus hen niet meer lastig valt?

Voorzitter! Om het vrijwilligerswerk te stimuleren – het CDA heeft er wel vaker op aangedrongen – vragen wij de staatssecretaris om de onbelaste vrijwilligersvergoeding te verhogen van ƒ 1400 naar ƒ 2000.

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! Van een heksenjacht is mij absoluut niets bekend. Ik vraag de heer Reitsma om mij alle problemen te melden die hij blijkbaar kent. Ik wil ze graag op mijn bureau hebben, zodat ik er persoonlijk naar kan kijken. Daartoe ben ik gaarne bereid, dus ik houd mij aanbevolen voor al die problemen die zich zouden voordoen. De belastingdienst past gewoon de wet toe, zoals gebruikelijk.

Vervolgens wijs ik de heer Reitsma erop dat ik in antwoord op een vraag van de heer Marijnissen al heb aangekondigd dat ik bereid ben om problemen op te lossen, voorzover er al problemen zouden zijn, en daarbij zeker rekening te houden met de maatschappelijk ongewenste effecten, als die zich al zouden voordoen.

Zoals eerder is gemeld, zit ik al met de sportorganisaties rond de tafel om te kijken hoe het zit met de belastingheffing en het verenigingsleven. Ik streef er daarbij ook naar om afspraken te maken.

De heer Reitsma vraagt naar de bekende weg. Hij weet dat wij in de Kamer uitvoerig hebben gesproken over de vergoedingsregeling voor het vrijwilligerswerk en dat de Kamer met dat bedrag heeft ingestemd.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! Ik vind de beantwoording van de staatssecretaris wat teleurstellend. Hij straalt een beetje uit dat wij hier al eens over gesproken hebben en dat het z'n gangetje wel zal lopen. De staatssecretaris moet zich echter goed realiseren dat wij regelmatig via de krant of in contacten met sportverenigingen en vrijwilligersverenigingen te horen krijgen dat de belastingdienst weer een actie voert en alles napluist. Hier en daar worden zelfs aanslagen opgelegd voor vier à vijf jaar terug, terwijl die verenigingen goed werk gedaan hebben en het geld aan goede doelen besteed hebben. Zij hebben het geld daar dus niet voor. Ik vind dat de staatssecretaris daar wat alerter op moet zijn.

Het is mij wat te gemakkelijk om te zeggen: wij moeten de wet toepassen. Ik ben van mening dat de geest van de wet toegepast moet worden. Daarbij moeten wij ervoor kiezen dat vrijwilligersorganisaties en sportorganisaties die activiteiten verrichten, het geld gebruiken voor goede doelen en er niet op uit zijn om winst te maken, niet belast worden. Daarom doe ik een dringend beroep op de staatssecretaris om hier in de Kamer de toezegging te doen dat hij de aanslagen die al bij vele organisaties zijn ingediend, voorlopig opzij zal leggen en zal proberen om een passende oplossing te zoeken, zodat het vrijwilligerswerk niet gefrustreerd wordt. Verder doe ik een dringend beroep op hem om in overleg met de verenigingen, de koepels en de sportorganisaties tot een convenant te komen waarin geregeld wordt dat de fiscus die organisaties niet meer achter de broek zal zitten, omdat zij dit niet kunnen hebben.

Tot slot vraag ik de staatssecretaris of hij niet van mening is dat het vele geld dat verenigingen vaak moeten steken in het aantekenen van bezwaar en beroep tegen deze belastingaanslagen – vaak moeten zij professionele deskundigen inhuren, hetgeen handenvol geld kost – veel beter aan het verenigingsleven besteed kan worden.

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! Ik dacht dat mijn antwoord helemaal niet teleurstellend was. In antwoord op vragen van de heer Marijnissen – de heer Reitsma had dit kunnen weten, want die antwoorden zijn al bij de Kamer binnengekomen – heb ik aangegeven dat ik bereid ben om naar oplossingen te zoeken als er knelpunten zijn. Ik herhaal mijn uitnodiging aan de heer Reitsma om mij de gevallen waar die knelpunten optreden, te geven. Als ik die heb, zal ik ze persoonlijk beoordelen in het licht van de huidige wetgeving. Mocht de huidige wetgeving knelpunten opleveren, dan ben ik gaarne bereid om die op te lossen.

Ik kom dan op de vraag over het voorkomen van procedures. Ik ben er voorstander van dat procedures en conflicten zoveel mogelijk worden voorkomen. Niemand wordt daar immers beter van. De belastingdienst streeft er ook naar – dat is het beleid – om conflicten te voorkomen.

Voorzitter! Ik meen dat ik buitengewoon tegemoetkomend heb geantwoord.

De heer Marijnissen (SP):

Mevrouw de voorzitter! Ik ben blij dat ook het CDA van mening is dat het allemaal niet kan wat die verenigingen wordt aangedaan. Laat ik daar nu verder geen woorden aan vuil maken.

Ik wil de staatssecretaris nog wel bedanken voor zijn antwoorden. Hij schrijft namelijk dat hij bereid is om, zo nodig, regelingen te treffen die recht doen aan de bijzondere situatie bij verenigingen en stichtingen, opdat maatschappelijk ongewenste effecten worden voorkomen. Welaan, dat is volgens mij precies wat iedereen wil. Nu zei de staatssecretaris zojuist aan het adres van het CDA: geef mij concrete voorbeelden. De vragen die ik gesteld heb, betroffen evenwel een concreet voorbeeld. Misschien kan de staatssecretaris van de gelegenheid gebruik maken om eens iets over dat concrete voorbeeld te zeggen. Is hij inderdaad van mening dat hetgeen in Nijmegen en Beuningen gebeurd is, eigenlijk niet door de beugel kan?

De staatssecretaris zegt dat hij met voorstellen zal komen en dat hij nader naar een en ander zal kijken. Onder het motto "vertrouwen is goed, maar controle is beter" is mijn vraag tot slot of wij hier nog iets van te horen krijgen en, zo ja, wanneer.

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! Ik dank de heer Marijnissen voor zijn waardering aan mijn adres. Het antwoord is: zo spoedig mogelijk. De Kamer zal daarvan op de gebruikelijke wijze op de hoogte worden gesteld. In reactie op het door de heer Marijnissen aan de orde gestelde geval kan ik niet meer antwoorden dan het volgende. Op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen geldt de geheimhoudingsplicht voor individuele belastingplichtigen. Maar ik kan de heer Marijnissen verzekeren dat dit goed afloopt.

Mevrouw Dankers (CDA):

Voorzitter! De staatssecretaris zei dat hij zich graag persoonlijk bemoeit met door ons aangereikte concrete zaken. Ik geef hem het compliment dat hij dat ook inderdaad doet, iets wat ikzelf een aantal keren heb ervaren. Toch blijft het iedere keer opnieuw de kop opsteken. Ik herinner mij 1996-1997: Helmond, Laarbeek, Noord-Limburg, vorig jaar de brief van burgemeester Welschen van Eindhoven over de verenigingen aldaar, en nu is het weer Nijmegen. In mijn ogen zijn het dus geen incidenten. Moet het nu iedere keer neerkomen op het persoonlijk bij de staatssecretaris aankaarten om in concrete gevallen te kunnen voorkomen dat vervelende zaken ontstaan? Is hij het met mij eens dat als je de instructies ziet over de behandeling van BTW, vennootschapsbelasting en schenkingsrecht, mensen haast zowel belastingdeskundige, jurist als notaris moeten zijn om te zien hoe zij het regelen in hun verenigingen? Gaat dat niet te ver voor gewone mensen, zoals de staatssecretaris en ik, die in verenigingen bezig zijn? Wil de staatssecretaris met een beleidsmatige notitie komen, waarin hij aangeeft hoe de vrijstellingsregeling gehanteerd zal worden? Op deze manier blijven wij in mijn ogen namelijk vervallen van het oud papier in de lege flessen, en wie weet wat wij nog meer tegen zullen komen.

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! Ik dank de geachte afgevaardigde voor het compliment. Ik kan meevoelen met de strekking van haar betoog. Aan het adres van de heer Marijnissen heb ik al gezegd dat ik bereid ben zo spoedig mogelijk te inventariseren waar knelpunten optreden en met oplossingen aan te komen. Dat ligt in de lijn van de vraag.

Mevrouw De Vries (VVD):

Voorzitter! Ziet de staatssecretaris een tegenstrijdig belang inzake het stimuleren van vrijwilligerswerk en het heffen van vennootschapsbelasting? Is hem bekend om hoeveel navorderingsaanslagen het eigenlijk gaat? De VVD-fractie is dat namelijk niet bekend. Gaat het in die gevallen om daadwerkelijke concurrentievervalsing of structurele winsten? Wij hebben natuurlijk ook onze jurisprudentie en onze wetgeving. Aan de heer Reitsma van het CDA wil ik vragen of hij in feite zegt überhaupt een wetswijziging te willen, want in feite wordt gezegd dat dit soort organisaties eigenlijk geen belasting moeten betalen, ook al drijven zij in fiscale zin een onderneming.

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! Mevrouw De Vries geeft exact aan waar het hier om gaat: er wordt gekeken of onder meer sprake is van handelingen in het economisch verkeer, waarbij concurrentievervalsing een rol speelt. Hierover is uitgebreide jurisprudentie van de Hoge Raad, die inderdaad in de praktijk wordt getoetst. Dit kan ertoe leiden dat de belastingdienst op grond van de jurisprudentie en de wettelijke regeling tot de conclusie komt dat sprake is van belaste winsten. Die procedure speelt in een aantal gevallen een rol, waarbij aanslagen in het geding zijn. Het is mij niet bekend hoeveel aanslagen er zijn opgelegd. Ik ben in ieder geval voornemens dat in het kader van mijn toezegging te inventariseren.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! Mevrouw De Vries kiest net de verkeerde invalshoek. Het gaat om sport- en andere verenigingen, die allemaal bezig zijn met bepaalde acties om wat geld te verzamelen om hun eigen activiteiten te kunnen betalen. Dat zijn allemaal verenigingen die geen winstoogmerk hebben. Dat is heel helder. In die zin lijkt mij discussie niet noodzakelijk over de vraag of de wet moet worden gewijzigd. Volgens mij biedt de bestaande wet voldoende ruimte om te voorkomen dat deze verenigingen de belastinginspecteur op het dak krijgen, als de staatssecretaris die wil maar uitstraalt en het beleid daarop richt. Mocht de wet wel belemmeringen met zich brengen – maar dat lijkt mij niet het geval – dan roep ik de staatssecretaris en de fractie van de VVD op de wet zo te wijzigen dat verenigingen niet worden geconfronteerd met welke vorm van belasting dan ook. Dat geldt voor de vennootschapsbelasting, maar naar mijn mening ook voor de BTW en de inkomstenbelasting. Wij weten allemaal waar wij het over hebben: de voetbalclub, de hockeyclub, de zangvereniging, noem maar op, die oud papier verzamelen of oliebollenacties houden. Het is van de zotte dat dit soort verenigingen last van de fiscus heeft.

De voorzitter:

En dat allemaal in antwoord op de vraag van mevrouw De Vries!

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter! In 1996 hadden wij het over de harmonie- en de fanfareverenigingen. Zij hadden ook last van verschillende soorten belastingaanslagen. Ik ben er ongelukkig mee dat dergelijke verenigingen kennelijk niet precies weten waar zij aan toe zijn en iedere keer in de problemen komen. Is het niet wenselijk om eens een goede brochure te maken, zodat verenigingen van tevoren weten hoe het zit en hoe je belasting eventueel kunt vermijden zonder die te ontduiken? Dan krijgt het draagvlak van het overheidsbeleid bij de burger weer eens een duwtje in de goede richting.

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! Er is een prima brochure die telkens wordt geactualiseerd. Nu wordt een nieuwe actualisatie voorbereid. Wij doen op dat punt veel aan voorlichting. Ik heb al in een eerder antwoord gezegd dat ik eraan werk om juist voor die organisaties nog meer helderheid en eenvoud te verschaffen, waar mogelijk binnen de grenzen van de wettelijke regeling. Daar zal ik de Kamer binnenkort verslag van doen.

Mevrouw Remak (VVD):

Voorzitter! Ik heb nog een paar vragen aan de staatssecretaris. Is er sprake van een tegenstrijdig belang tussen het stimuleren van vrijwilligerswerk en het heffen van vennootschapsbelasting? Deze vraag is net gesteld door mevrouw De Vries, maar daarop heeft zij nog geen antwoord gekregen. Is er sprake van een aanscherping van het beleid?

Dan heb ik nog een vraag aan het CDA. Er wordt aangegeven dat op vrijwilligerswerk geen belasting moet worden geheven. Stel dat er sprake is van concurrentievervalsende activiteiten. Moet daarop dan nog steeds geen belasting worden geheven, ook niet als er winst wordt gemaakt?

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! In antwoord op vragen van mevrouw De Vries heb ik aangegeven dat als er sprake is van vormen van activiteiten in het economisch verkeer waarbij concurrentievervalsing optreedt, de wet en de jurisprudentie hierover duidelijk zijn. In zoverre hoeft het niet te betekenen dat er een tegenstelling is tussen vrijwilligerswerk en het op een bepaald moment heffen van vennootschapsbelasting. Dat kan voorkomen indien er sprake is van een vorm van concurrentievervalsing. Zo luidt de huidige regeling.

Er is geen sprake van een aanscherping van het beleid. De wet is ook niet gewijzigd op dit punt. De jurisprudentie is bekend. Op dit moment wordt dus gewoon het beleid uitgevoerd. Als dat problemen oplevert, ben ik bereid daarvoor oplossingen aan te dragen.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! Het verbaast mij dat de VVD-fractie niet de vrijwilligers op de voorgrond plaatst. Zij doen het goede werk. Wij hebben hen nodig in de Nederlandse samenleving. Zij vormen het cement van de samenleving. Anders zouden het veel duurder worden om dingen te organiseren. De VVD-fractie plaatst hen niet op de voorgrond, maar stelt de vraag of hierbij geen sprake is van concurrentie. Bijna alle activiteiten die de vrijwilligersorganisaties verricht, zijn niet concurrerend. De bedoeling is alleen het verzamelen van wat geld, zodat zij hun activiteiten – de sport en dergelijke – kunnen organiseren. Bovendien zijn er heel veel stichtingen in Nederland die helemaal geen winstoogmerk hebben, maar toch wat geld moeten verzamelen voor goede doelen. Voor de fractie van het CDA komt de vrijwilliger in eerste instantie aan de orde. Er zijn voldoende regels om te waken tegen concurrentievervalsing. Daar zit niet het probleem. Ik neem aan dat de VVD-fractie er ook moeite mee heeft dat de gewone vrijwilligersorganisaties, die met niemand concurreren, op dit moment in feite door de fiscus worden gepakt.

Naar boven