Noot 1 (zie blz. 6361)
De commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven heeft de eer het
volgende te rapporteren.
In handen van de commissie zijn gesteld, behalve de geloofsbrief van de
heren R. J. Goedbloed te Huizen en J. J. Lagendijk te Haarlem, de volgende
missives van de voorzitter van het Centraal Stembureau voor de verkiezing
van de leden van het Europees Parlement:
een afschrift van zijn besluit van 17 augustus 1998, waarbij in de vacature
ontstaan door het ontslag van de heer G. M. de Vries te 's-Gravenhage, wordt
benoemd verklaard tot lid van het Europees Parlement de heer R. J. Goedbloed
te Huizen.
een afschrift van zijn besluit van 1 september 1998, waarbij in de vacature
ontstaan door het ontslag van mevrouw N. van Dijk te Sittard, wordt benoemd
verklaard tot lid van het Europees Parlement de heer J. J. Lagendijk te Haarlem.
Uit de bij de geloofsbrief gevoegde stukken blijkt, dat zij de vereiste
leeftijd hebben bereikt. Voorts blijkt uit een verklaring van de benoemden,
dat zij geen betrekkingen bekleden welke onverenigbaar zijn met het lidmaatschap
van het Europees Parlement, terwijl aan de commissie ten aanzien van hen niet
is gebleken van enige omstandigheid welke hun Nederlanderschap in twijfel
zou moeten doen trekken, noch van enige omstandigheid, ten gevolge waarvan
zij op grond van artikel 54 der Grondwet van het kiesrecht uitgesloten zouden
zijn.
De commissie stelt derhalve vast dat R. J. Goedbloed en J. J. Lagendijk
op grond van de nationale bepalingen tot lid van het Europees Parlement kunnen
worden toegelaten.
De commissie stelt voor dit te berichten aan de voorzitter van het Europees
Parlement en aan de benoemden.